• No results found

Zelfcontrole bij restrained eaters : waarom falen zo makkelijk is

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfcontrole bij restrained eaters : waarom falen zo makkelijk is"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BACHELORTHESE

SOCIALE PSYCHOLOGIE AFDELING PSYCHOLOGIE

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Zelfcontrole bij Restrained Eaters

Waarom Falen Zo Makkelijk Is

Floor H. van der Hoek

Universiteit van Amsterdam

Begeleider:

D. Becker

Universiteit van Amsterdam

Bachelorthese

Datum: 26 juni 2014

Collegekaartnummer: 10190252 Aantal woorden: 7462

(2)
(3)

Inhoudsopgave p. 3

Inleiding p. 4

Het Mechanisme Zelfcontrole p. 5

De Invloed van Interne en Externe Factoren op Zelfcontrole p. 9

Huidige Strategieën voor Restrained eaters p. 17

Conclusies en discussie p. 22

Onderzoeksvoorstel p. 24

Literatuurlijst p. 30

(4)

Elke dag moet iedereen impulsen weerstaan om niet toe te geven aan alledaagse verleidingen, om zo het leven te leiden wat men persoonlijk verlangt of wat er sociaal van hen wordt verwacht. Voor veel mensen is ongezond eten zo’n verleiding en dit brengt ernstige gevolgen met zich mee. Zo bleek uit cijfers van het CBS (2014) dat iets meer dan 56% van de Nederlandse bevolking matig tot ernstig overgewicht heeft in tegenstelling tot 27% begin jaren 80. Het mechanisme dat hierachter schuilt is zelfcontrole. Zelfcontrole is

verantwoordelijk voor het gedragen op de manier in overeenstemming met de normen en waarden van individuen, met de verwachtingen van de sociale en voor het behalen van lange-termijndoelen (Baumeister, Vohs & Tice, 2007). In deze paper wordt er onderscheid gemaakt tussen zelfcontrole en zelfregulatie. Waar zelfregulatie een automatische respons kan zijn, zoals het reguleren van lichaamstemperatuur, is zelfcontrole een bewuste respons welke moeite kost (Baumeister et al, 2007). Men reguleert en controleert bewust zijn gedachtes, gevoelens en gedrag (Inzlicht & Gutsell, 2007).

Ondanks goede voornemens is het vrijwel onmogelijk consistent impulsen aan verleidingen te controleren. Jezelf niet altijd kunnen beheersen is vast bekend bij velen, zoals toch snoepen terwijl men zich voorneemt te lijnen. Dit kan kleine gevolgen hebben zoals af en toe snoepen, maar ook serieuze gevolgen met grote impact. Hierdoor wordt gebrek aan

zelfcontrole gelinkt aan serieuze gedrags- en controle-impulsproblemen zoals chronisch overeten met als gevolg overgewicht. Dit controle-impulsprobleem is een groeiend probleem in vele delen van de wereld tegenwoordig. In dit literatuuroverzicht zal er eerst worden ingegaan op het mechanisme zelfcontrole, hoe het werkt en waarom het vaak faalt.

Vervolgens wordt dit gekoppeld aan een van de grootste controle-impuls problemen van deze tijd: overgewicht.

(5)

Het Mechanisme Zelfcontrole

Verschillende theorieën over zelfcontrole zijn de revue gepasseerd de afgelopen jaren. Een van de meest invloedrijke en empirische ondersteunende theorieën is het limited resource

model van Baumeister, Heatherton en Tice (1994). De belangrijkste aanname hiervan is dat

zelfcontrole resources kost. Zelfcontrole kan gezien worden als een spier welke door gebruik vermoeid raakt en daardoor tijdelijk uitgeput is (self-regulatoy depletion) waardoor men verminderde zelfcontrole ervaart. Er is dus sprake van een limited resource die door het gebruiken van zelfcontrole, om een impuls te controleren en te weerstaan tijdelijk op kan raken waardoor toekomstige zelfcontrole slechter wordt. Bandura (1977) beschreef een ander mechanisme wat kan helpen bij het halen van doelen, namelijk self-efficacy. Dit is het van vertrouwen van iemand op zijn eigen bekwaamheid om succesvol een taak of doel te behalen. Er zou gedacht kunnen worden dat dit interacteert met zelfcontrole aangezien dit mechanisme ook een belangrijke rol speelt voor het behalen van doelen. Maar uit zijn onderzoek bleek dat

self-efficacy geen effect had op zelfcontrole en lage self-efficacy niet leidde tot minder

zelfcontrole.

Volgens het Strenght Model van Baumeister et al. (2007) zijn er een paar aannames die bepalen hoe sterk zelfcontrole is met betrekking tot de limited resource. Ten eerste kan net als een spier ook zelfcontrole vergroot worden door oefening, wat in de toekomst ervoor kan zorgen dat er langer gedaan kan worden met de limited resource. Ten tweede speelt de verwachting van verdere inspanningen in de nabije toekomst ook een rol. Als dit het geval is, zal men de huidige prestatie van zelfcontrole inkorten. De derde aanname is dat wanneer een individu in een staat van ego-depletion is, er toch nog sprake kan zijn van zelfcontrole als het gaat om een zeer belangrijk doel te behalen. Al deze aannames gaan er vanuit dat zelfcontrole

(6)

van een en dezelfde resource komt ongeacht op wat voor soort stimuli men zelfcontrole op moet uitoefenen.

Inzlicht en Gutsell (2007) keken naar de invloed van zelfcontrole op ons neurale netwerk. Door hier naar te kijken probeerden ze meer bewijs te vinden over de bron van zelfcontrole en het werkt volgens de aannames van het limited resource model. Ze gingen er vanuit dat duale-procesmodellen hier een rol in speelden. Duale-procesmodellen gaan uit van het idee dat een stimulus op twee manieren verwerkt kan worden: onbewust en automatisch of bewust en gecontroleerd. Ze gingen ervan uit dat deze modellen een discrepantie ontdekken tussen de bedoelde respons (verleiding weerstaan) en de werkelijke respons als men

zelfcontrole moet uit oefenen. Procesmodellen beschrijven hoe het gewenste gedrag geïmplementeerd wordt en het conflicterende gedrag geïnhibeerd. Als er zo’n conflict is geconstateerd kan dit gemeten worden door middel van elektro-encefalogram (EEG), dit meet elektrische potentiaalverschillen in de hersenen. De deelnemers in de studie kregen

documentaires te zien over dieren leed. Deelnemers in de emotiegroep werd gevraagd alle emoties te onderdrukken tijdens het bekijken van de documentaires terwijl deelnemers in de controlegroep werd aandachtig de film te bekijken. Hierna moesten alle deelnemers de Stroop

task maken, een veelgebruikte taak voor zelfcontrole metingen. Het bleek dat deelnemers in

de emotiegroep een zwakkere error related negativity (ERN) vertoonden op latere pogingen van zelfcontrole dan de controle groep. Dit betekent dat het neurale systeem minder gevoelig is na het uitoefenen van zelfcontrole om discrepanties te ontdekken tussen acties en doelen en hierdoor minder zelfcontrole kan uitvoeren. Dit ondersteunt het limited resource model door bewijs te leveren dat het neurale netwerk ‘uitgeput’ kan raken door zelfcontrole en zo minder gevoelig is. Maar wat is deze limited resource van zelfcontrole?

(7)

Gaillot, Baumeister, DeWall, Maner, Plant, Tice en Brewer (2007) steunde het idee van een limited (energy) resource en dachten dat glucose in ons bloed deze resource was, wat bekend staat als de brandstof voor het menselijk brein. In hun onderzoek werden deelnemers random verdeeld over twee condities. In de zelfcontrole-conditie keken deelnemers een film over een vrouw zonder geluid waar af en toe een woord rechtsonder in beeld kwam. De deelnemers werd gevraagd hier niet naar te kijken en wanneer ze dit toch deden, zij zo snel mogelijk zich weer op de vrouw moesten richten. De deelnemers in de controle-conditie hoefden alleen de film aandachtig te bekijken. Voor en na het onderzoek werd glucosewaarde van de deelnemers gemeten. Uit de resultaten bleek dat de glucosewaarde bij de deelnemers in de zelfcontrole-conditie was verminderd maar niet bij de controle-conditie. In de volgende experimenten doorliepen deelnemers dezelfde procedure als bij het eerste experiment met aanvulling dat deelnemers na het kijken van de film de Stroop taks moesten doen.

Zelfcontrole-conditie deelnemers presteerden slechter op de Stroop taks dan controle-conditie deelnemers. Lagere glucosewaarde was verantwoordelijk voor verminderde zelfcontrole op tweede zelfcontrole taak. De laatste studie zocht een causaal verband tussen zelfcontrole en glucose waardes. Deelnemers kregen net als bij de vorige onderzoeken dezelfde film te zien met dezelfde instructies, afhankelijk van de conditie. Na het kijken van de film kregen deelnemers limonade met glucose of zonder. Om de glucose de tijd te geven om in het bloed opgenomen te worden werd gevraagd een controlevragenlijst in te vullen. Hierna moesten de deelnemers de Stroop task maken. Wanneer de glucosewaarden waren gemanipuleerd na het uitoefenen van zelfcontrole, door limonade met glucose te drinken, presteerden deelnemers niet slechter op de Stroop task in tegenstelling met de andere deelnemers. Er was geen sprake van verminderde zelfcontrole. Zij concludeerden dat het falen van zelfcontrole (deels)

afhankelijk is door te weinig glucose.

(8)

Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom een dieet volhouden zo lastig is. Tijdens een dieet is er sprake van een verminderde calorie-inname om zo gewicht te kunnen verliezen. Hierdoor wordt er minder glucose geproduceerd wat zorgt voor verminderde zelfcontrole, welke nodig is om het lange-termijndoel te behalen (Gaillot et al., 2007).

Vohs en Heatherton (2000) waren geïnteresseerd waarom mensen die op dieet zijn moeite hebben met het bereiken van hun doel en vaak na het behalen van het doel terugvallen. De deelnemers waren allemaal restrained eaters: mensen met overgewicht die er niet in slagen om dit gewicht te verliezen. Zij hebben twee doelen, op korte termijn genieten van lekker eten en op lange termijn het onder controle houden van hun gewicht (Stroebe, Papies & Aarts, 2008), welke met elkaar conflicteren. De deelnemers keken een neutrale film terwijl een overvolle schaal met M&M’s naast de deelnemers gezet werd (hoge verleiding) of aan de andere kant van de kamer (lage verleiding). Na de film vulden zij een vragenlijst in over hun stemming en vervolgens werd hen gevraag een ingesloten-figuurtaak te doen. Dit waren 16 complexe geometrische tekeningen waar een figuur verstopt in zat. 12 van deze figuren waren onoplosbaar omdat zij lijnen mistte. De onderzoekers deelde de deelnemers mee dat ze op de deur moesten kloppen als alle taken hadden waren, ze wilden stoppen of het opgaven.

Volharding werd gemeten aan de hand van het aantal minuten dat de deelnemers de taak probeerde. Het bleek dat deelnemers met grote verleiding slechter presteerde en sneller opgaven dan deelnemers met lagere verleiding bij de ingesloten-figuurtaak. Zelfcontrole uitoefenen op één doel (het niet eten van de M&M’s) zorgde voor verminderde zelfcontrole op een ander doel of het zelfde gebied. Dit bleek ook uit vervolg onderzoek waar dezelfde manipulatie plaats vond als bij het eerste onderzoek, alleen werd na het kijken van de film gevraagd ijs te proeven en beoordelen. Het bleek dat de deelnemers in de hoge verleiding-conditie meer ijs aten dan deelnemers in de lage verleiding-verleiding-conditie. Hieruit kan

(9)

geconcludeerd worden dat restrained eaters minder zelfcontrole hebben voor toekomstige verleidingen nadat zij eerder zelfcontrole hebben geuit.

Aan de hand van bovenstaande onderzoeken is een globaal beeld geschetst over het mechanisme zelfcontrole. Het is waarschijnlijk om aan te nemen dat er nog meer factoren tijdens het alledaagse leven zelfcontrole kunnen beïnvloeden. In de volgende deelvraag wordt daarom gekeken hoe zelfcontrole werkt in interactie met interne en externe invloeden. In de tweede deelvraag wordt er specifiek gekeken naar huidige strategieën voor restrained eaters. Deze proberen het lange-termijndoel van gewichtsverlies voorrang te geven aan het korte-termijndoel van lekker eten maar door het groeiende aantal mensen met overgewicht lijkt het erop dat de strategieën nog niet optimaal. Na deze deelvragen wordt er geprobeerd vanuit het mechanisme zelfcontrole antwoord te geven waarom falen bij restrained eaters zo makkelijk is. In de hoop om met deze kennis in de toekomst een optimale strategie te ontwikkelen waardoor restrained eaters verleden tijd zullen zijn.

De Invloed van Interne en Externe Factoren op Zelfcontrole

In deze paragraaf wordt er gekeken of verschillende interne en externe factoren interacteren met het limited resource model en op deze manier ook invloed hebben op

zelfcontrole. Door te kijken naar deze factoren kan er hopelijk een breder begrip ontstaan over de werking van zelfcontrole en kan dit in de toekomst wellicht worden toegepast bij een groep die hier duidelijk moeite meeheeft heeft, restrained eaters. Eerst wordt er gekeken naar interne factoren, dit zijn factoren binnen een individu en welke ook kunnen verschillen per individu. Hierna wordt er gekeken naar externe factoren, dit zijn factoren buiten het individu maar in de sociale omgeving.

(10)

Fisbach en Shah (2005) keken of het hebben van een lange-termijndoel impliciet (onbewust) invloed had op het vermijden van verleidingen en het benaderen van doelen. De onderzoekers verwachtten dat individuen met een lange-termijndoel een sterkere automatische benadering tot doelen en sterkere vermijding tot verleidingen hadden dan mensen zonder lange-termijndoel. Individuen zonder lange-termijndoel zouden een sterkere automatische benadering hebben tot verleidingen. Ook werd er verwacht dat de sterkte van de verleiding ook een rol speelde. Hoe groter de verleiding, hoe groter het goal conflict en hoe lastiger de verleiding te weerstaan. Zij stelde dat mensen met effectieve zelfcontrole een sterkere automatische benadering hebben tot doelen en vermijding tot verleidingen dan mensen met ineffectieve zelfcontrole, bij hen zou het tegenovergestelde waar zijn.

Om te of kijken of deze hypotheses klopten lieten zij de deelnemers een doel

opgegeven wat zij nastreefden wat positief is op lange termijn maar negatief op korte termijn en een verleiding wat negatief is op lange termijn maar positief op korte termijn. De controle conditie moest iets op geven wat voor hen zowel geen doel als verleiding was. Alle

deelnemers moesten een taak uitvoeren waar ze met behulp van een joystick woorden gerelateerd aan hun verleiding, doel of aan geen van beide naar zich toe moesten trekken (benaderen) of van zicht af moesten duwen (vermijden). Het bleek dat deelnemers met doelen sneller woorden gerelateerd aan doelen trokken en gerelateerd aan verleidingen sneller weg duwde, vergeleken met de controle conditie. In een volgende taak waren er verschillende sterkte verleidingen. Ook hier kregen deelnemers woorden te zien gerelateerd aan hun doel of verleiding en werkte ze met hetzelfde joystickprincipe. De resultaten lieten zien dat effectieve zelfcontrollers snellers trokken bij woorden gerelateerd aan hun doel dan ineffectieve

zelfcontrollers. Ook bleek dat bij effectieve zelfcontrollers een sterkere verleiding zorgde voor een kortere reactietijd van het wegduwen van de joystick, terwijl dit bij ineffectieve

(11)

zelfcontrollers zorgde voor een langere reactietijd. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat individuele verschillen in het hebben van lange-termijndoelen invloed heeft in hoeverre men doelen benaderd en verleiding vermijdt. Daarnaast blijkt ook dat de sterkte van een verleiding invloed kan uitoefenen op zelfcontrole en alleen voor effectieve zelfcontrollers sterke verleidingen gunstig zijn in het nastreven van lange termijn doelen.

Dit onderzoek probeert vermijding en toenaderingen door middel van een joystick te achterhalen. Het is echter de vraag of het in de echte wereld ook zo werkt. Het volgende onderzoek kijkt niet naar doelen maar naar verleidingen, namelijk of mentale representaties van verleidingen invloed hebben op zelfcontrole.

Fujita en Han (2009) dachten dat er individuele verschillen zijn tussen subjectieve mentale representatie die mensen maken van events. Verschillende mensen zouden andere verleidingen aantrekkelijker vinden, focussen op andere aspecten van verleidingen en hierdoor een ander beeld van de verleiding hebben. Zij stellen dat mensen kijken naar primaire en relevante factoren of naar secundaire en irrelevante factoren. Dit heeft gevolgen voor verdere oordelen, beslissingen en gedrag. Er werd verwacht dat wanneer mensen naar primaire en relevante factoren kijken verleidingen worden geassocieerd met negativiteit wat leidt tot meer zelfcontrole. Mensen die kijken naar secundaire en irrelevante factoren hebben deze associatie niet waardoor ze minder zelfcontrole vertonen. Zo kan een chocoladereep gezien worden als een ongezonde snack of als een heerlijke traktatie.

In hun onderzoek deden deelnemers mee aan drie experimenten waar mentale

representaties werden gemanipuleerd en verleidingen, een snoepreep of een appel door middel van de Implicit Association Test (IAT) de sterkte mat tussen de associaties en de valentie. Alle deelnemers kregen het onderwerp ‘’Onderhouden van goede persoonlijke relaties’’.

(12)

Deelnemers werd gevraagd ‘waarom’ ze goede relaties onderhielden, vervolgens gaven ze antwoord en werd wederom gevraag ‘waarom’ ze dat dan wilden (primaire en relevante factoren). Er werd zo vier keer doorgevraagd. Andere deelnemers werd gevraagd ‘hoe’ ze goede relaties onderhielden (secundaire en irrelevante factoren). Ook hier werd vier keer doorgevraagd. Aan het eind van het onderzoek konden deelnemers kiezen uit een appel en snoepreep als bedankje. Er werd verwacht dat deelnemers welke in de primaire en relevante factor conditie zaten vaker een appel zouden kiezen dus meer zelfcontrole zouden uitoefenen. Uit de resultaten bleek dat alle verwachtingen uitkwamen. Uit dit onderzoek kan

geconcludeerd worden dat door het veranderen van mensen hen subjectieve mentale

representatie van verleidingen zij de verleiding eerder associëren met negatieve aspecten en daardoor meer zelfcontrole uitoefenen zonder bewuste besluitvorming welke resource of energie kost. Dit zou een belangrijk individueel verschil kunnen zijn en een rol kunnen spelen bij het mislukken van afvallen bij mensen. Maar deze bevinden bieden hoop, want zoals dit onderzoek liet zien is het mogelijk om mensen te laten focussen op primaire en relevante factoren waardoor ze meer zelfcontrole kunnen uitoefenen zonder dat dit hun limited

resources verbruikt.

Als laatste interne factor werd er gekeken naar de invloed stemming op zelfcontrole. Voorgaande onderzoeken spreken elkaar tegen. Er zijn onderzoeken die stellen dat een positieve stemming wordt gezien als einddoel van gedrag en keuzes. Als men een positieve stemming bereikt voordat ze het einddoel hebben promoot dit geen verdere acties om het einddoel te behalen, vooral niet als verdere acties de positieve stemming in gevaar kunnen brengen. Positieve stemming zou zorgen voor minder zelfcontrole, want het einddoel is niet meer belangrijk (Handely, Lassiter, Nickell & Herchenroeder, 2004, aangehaald in Fishbach & Labroo, 2007). Andere onderzoeken beweren dat een positieve stemming zorgt dat mensen

(13)

meer geïnteresseerd zijn in self-improvement goals, zoals gewichtsverlies, wat zorgt voor meer zelfcontrole (Ragghunathan & Trope, 2002, aangehaald in Fisbach et. al). Fishbach en collega’s stelden dat het krijgen van meer of minder zelfcontrole door een positieve

stemming, in vergelijking met een negatieve of neutrale stemming afhankelijk is van wat voor soort goal beschikbaar is, een self-improvement goal of een mood-managment goal. De hypothese die hieruit volgt is dat een positieve stemming zorgt voor meer zelfcontrole als een

self-improvement goal beschikbaar is en voor minder zelfcontrole als een mood-managment goal beschikbaar is. Zes studies keken wat de relatie tussen stemming en de prestatie op

zelfcontrole taken als verschillende goals beschikbaar werden gemaakt. Uit de resultaten bleek dat de hypothese werd bevestigd en dat deelnemers met een positieve stemming meer een self-improvement doel achterna gingen terwijl of negatieve stemming juist zorgde voor vermijding van zo’n doel. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een interne factor als stemming invloed heeft of mensen een goal achterna gaan en dus meer zelfcontrole vertonen. Zelfcontrole bij een doel als gewichtsverlies (self-improvement goal) zal het grootst zijn wanneer men in een positieve stemming is en dit doel beschikbaar wordt gemaakt en er ook voor zorgt dat de positieve stemming behouden kan worden.

De hierboven besproken interne factoren kunnen dus invloed uitoefenen op de hoeveelheid zelfcontrole die men bezit. Er wordt nu gekeken wat voor externe factoren ook invloed hebben op zelfcontrole. We leven in een sociale wereld met veel interactie, wellicht wordt zelfcontrole hier ook door beïnvloed.

Hofmann, Baumeister, Forster & Vohs (2012) waren naast interne factoren ook

geïnteresseerd in externe factoren op zelfcontrole, zoals de aanwezigheid van anderen en in de omgeving. Ze lieten de deelnemers een week een beeper dragen waarop hen zeven keer per dag op random tijdstippen dingen werd gevraagd. Vragen of ze binnen het afgelopen half uur

(14)

verleidingen hadden ervaren, wat voor soort verleiding, of ze deze hadden weerstaan, waar ze waren en er andere mensen in de buurt waren. Uit de resultaten bleek dat er sprake was van individuele verschillen in de frequentie dat mensen verleidingen rapporteerden. Daarnaast bleek ook dat wanneer de deelnemers alcohol ophadden zij eerder aan verleidingen toegaven en dus minder zelfcontrole vertoonde. Ook bleek dat de aanwezigheid van andere zorgde voor een verminderd gevoel van een goalconflict als er een verleiding was en hierdoor meer

zelfcontrole uitte. Als laatste bleek dat mensen meer goalconflict ervoeren als ze op werk waren en minder als ze thuis waren maar dat ze meer zelfcontrole uitte op werk of andere publieke ruimtes dan thuis. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat externe factoren als omgeving en de aanwezigheid van anderen ook invloed hebben op zelfcontrole. Zo blijkt het dat men meer zelfcontrole kan uitoefenen als zij in de aanwezigheid zijn van andere mensen, ook al is er een kans dat zij meer goalconflict ervaren. Dit zou wellicht kunnen komen doordat mensen meer impulsen krijgen in het bijzijn van andere mensen, omdat de omgeving complexer wordt en men hierdoor meer conflicten zou kunnen ervaren (collega’s die aan het snoepen zijn). Maar omdat men zich aan de sociale normen wilt houden om bijvoorbeeld geen gezichtsverlies te lijden de verleidingen beter kan weerstaan en meer zelfcontrole laat zien. Dat men thuis minder zelfcontrole uit kan wellicht komen doordat niemand kan zien wat je doet en minder druk voelt je te gedragen naar de norm.

Uit dit onderzoek bleek dat men in bijzijn van andere meer zelfcontrole had, alleen waren hun goals niet bekend gemaakt aan deze anderen. Het volgende onderzoek kijkt of men ook meer zelfcontrole ervaart als andere wel van hun goal af weten omdat mensen op dieet dit vaak vertellen om zo minder verleidingen te krijgen.

Gollwitzer, Sheeran, Michalski en Seifert (2009) onderzochten of het bekend maken van intenties, ook wel een goal, zorgt voor meer toenadering naar dit goal en zo tot meer

(15)

zelfcontrole tijdens een conflict. De hypothese was dat wanneer iemands intentie publiekelijk werd dit zorgde voor een kloof tussen intentie en daadwerkelijke gedrag. Dit zou komen doordat mensen vaak pas hun goal publiekelijk maken wanneer zij zich onvolledig voelen door eerder te hebben gefaald. Zij hopen dat wanneer het goal publiekelijk is, zij meer erkenning ontvangen van anderen. Om dit te onderzoeken lieten ze deelnemers hun intentie opschrijven. In de social-reality conditie werden deze intenties gelezen in het bijzijn van andere studenten terwijl dit in de controle conditie niet het geval was. Een week later werd gevraag in hoeverre deelnemers iets hadden gedaan met de intenties die zij hadden

opgeschreven. Uit de resultaten bleek dat deelnemers waarvan de intentie niet gelezen was vaker iets hadden gedaan om hun goal te realiseren dan deelnemers waar de intentie wel was gelezen. In lijn met dit onderzoek is het voor restrained eaters (mensen die ook eerder hebben gefaald) wellicht verstandig om hun doel niet publiekelijk te maken omdat zij al eerder

hebben gefaald.

‘’’Morgen is er weer een dag’’ wordt vaak gebruikt wanneer men tijdelijk een goal opgeeft en toegeeft aan verleidingen met de gedachte dat morgen verder wordt gewerkt aan het goal. De laatste externe factor waar gekeken naar wordt is het effect van framing van toekomstige keuzes op zelfcontrole. De hypothese van Khan en Dhar (2007) was dat wanneer een huidige keuze in combinatie werd gegeven met een serie soortgelijke keuzes voor in de toekomst dit ervoor zorgt dat men minder zelfcontrole heeft tijdens het maken van de huidige keuze, dan wanneer men alleen de huidige keuze krijgt. Om dit te onderzoeken deden zij een aantal experimenten. In de eerste conditie werd deelnemers een keuze voorgelegd, gezonde vs. ongezonde snack maar werd ook de mededeling gegeven dat zij volgende week dezelfde keuze mochten maken. In de andere conditie kregen zij alleen de keuze tussen een gezonde vs. ongezonde snack nu. Het bleek dat deelnemers in de eerste conditie vaker kozen voor een

(16)

ongezonde snack dan deelnemers uit de tweede conditie. Volgens de onderzoekers kwam dit doordat men zich minder schuldig voelt toe te geven aan een verleiding omdat mensen optimistisch zijn dat zij in de toekomst niet zullen kiezen voor de verleiding. Hieruit kan geconcludeerd worden dat mensen minder zelfcontrole hebben als ze geframed worden met soortgelijke keuzes voor in de toekomst. Het is voor restrained eaters dus extra belangrijk om ongezonde eetkeuzes geïsoleerd te framen.

Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat zelfcontrole niet een op zichzelf staand mechanisme is maar interacteert met interne en externe factoren. De interne factoren waren lange-termijndoelen, subjectieve mentale representaties en stemmingen. Het is belangrijk om een duidelijk lange-termijndoel te hebben en dat herhaalde activatie van dit doel belangrijk is voor meer zelfcontrole. Daarnaast bleek dat het mogelijk was dat wanneer de subjectieve mentale representatie van verleidingen geassocieerd werden met negativiteit, dit ook zorgde voor meer zelfcontrole. Ook bleek dat een positieve stemming zorgt voor het sterker achterna gaan van een self-improvement doel en voor meer zelfcontrole. De eerste externe factor was de aanwezigheid van anderen. Het bleek dat wanneer er meer mensen in de buurt waren men meer zelfcontrole laat zien, ook al ervaren ze meer goalconflict. Daarnaast bleek ook dat het niet publiekelijk maken van het goal zelfcontrole kan vergroten. Als laatste bleek het van belang dat men niet het idee moesten hebben dat zijn in de toekomst dezelfde soort keuzes konden maken met eten, hierdoor zou ze namelijk eerder toegeven aan verleiding en minder zelfcontrole laten zien. Het is belangrijk om hier rekening mee te houden als we kijken naar een groep die hier moeite mee heeft: restrained eaters. In de volgende paragraaf wordt er gekeken naar strategieën voor hen tijdens goalconflicts.

(17)

Huidige Strategieën voor Restrained Eaters

In deze deelvraag wordt er specifiek gekeken naar een aantal strategieën en waarom deze wel of niet werken bij restrained eaters. Restrained eaters hebben zoals eerder

besproken twee doelen die met elkaar conflicteren (Stroebe, Papies & Aarts, 2008). Dit is het

goal conflict model of eating. Bij restrained eaters wordt de beloning van het

lange-termijndoel tijdelijk minder belangrijk dan beloning van het korte-termijn doel als zij in aanmerking komen met verleidingen. Signalen van ongezond eten zijn er in overvloed. Volgens Stroebe en collega’s zorgen deze signalen ervoor dat de cognitieve beschikbaarheid aan lekker eten wordt vergroot en daardoor het lange-termijndoel van afvallen inhibeert en zelfcontrole verminderd. Als uitgangspunt stellen zij dat restrained eaters gevoeliger zijn voor signalen van ongezond eten dan niet-lijners. In combinatie met de theorie van limited

resources zou dit betekenen dat restrained eaters veel van hun resources gebruiken om deze

signalen te weerstaan maar vroeg of laat toch sneller uitgeput raken. Dit kan een reden zijn waarom het restrained eaters zelfcontrole kost om toch het lange-termijn doel voorrang te geven. Er wordt gekeken in hoeverre de huidige strategieën om gewicht te verliezen rekening houden hiermee.

Kitsantas (2000) keek naar de rol van zelfcontrole strategieën en de perceptie van efficacy voor het succesvol behalen van het doel gewichtsverlies. Ze stelde dat

self-efficacy wel een rol speelt bij het kiezen van zelfcontrole strategieën en het volhouden hiervan

(Dennis & Goldberg, 1996, aangehaald in Kitsantas) in tegenstelling met het onderzoek van Baumeister en collega’s (1994). Er werd verwacht dat men koos voor een strategie die zou helpen het goal te behalen en waar men van dacht de kwaliteiten te bezitten om deze strategie uit te voren, de subjectieve self-efficacy. Tijdens het onderzoek werden de deelnemers op de volgende dingen gemeten: er werd door een vragenlijst achterhaald welke strategieën

(18)

deelnemers gebruikten, als dit het geval was. Voorbeelden waren goal setting, self monitoring (aandacht schenken aan aspecten van wenselijk en onwenselijk gedrag) en time managment (plannen wanneer er aan de goals wordt gewerkt). Vervolgens werd hun self-efficacy gemeten op de eerder gekozen strategieën door middel van een vragenlijst waar ze op een tien punten schaal konden aangeven in hoeverre zij zelf vonden dat ze goed waren in de strategie. In de laatste meting werd gevraagd naar tevredenheid met lichaamsgewicht en werden ze gewogen. De deelnemers werden verdeeld in drie groepen: restrained eaters, succesvolle ex-lijners en niet-lijners, deze laatste groep had een gezond gewicht. Uit de resultaten bleek dat niet-lijners en succesvolle ex-lijners veel meer strategieën gebruikten dan restrained eaters, er was geen verschil tussen de niet-lijners en de ex-lijners. Ook hadden deze groepen hogere self-efficacy dan de restrained eaters. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat self-efficacy voor

restrained eaters wellicht toch een rol kan spelen bij het vasthouden aan een strategie en

daarmee meer zelfcontrole kunnen uitoefenen. Daarnaast is het wellicht mogelijk voor restrained eaters om ex-lijners te worden als zij leren gebruik maken van deze verschillende strategieën en hier een hogere self-efficacy in krijgen.

Het vorige onderzoek laat zien dat lage self-efficacy wellicht toch een probleem kan zijn voor restrained eaters. Ze gebruiken minder strategieën die de kans van succes juist vergroten. In het onderzoek wordt niet duidelijk gemaakt hoe het komt dat

restrained eaters minder self-efficacy in de strategieën hebben. Het zou kunnen komen dat

men door de herhaaldelijke confrontatie met falen minder vertrouwen krijgt of zijn restrained

eaters mensen die sowieso verminderd vertrouwen hebben in hun eigen kwaliteiten? Dit zou

in vervolg onderzoek achterhaalt moeten worden. Het volgende onderzoek kijkt naar een andere strategie voor restrained eaters.

(19)

Kroese, Evers en de Ridder (2009) probeerden te achterhalen of de counteractive

control theory (CCT) ook werkt voor restrained eaters. Deze theorie stelt dat verleidingen

niet het termijndoel inhiberen maar juist gedrag promoot wat ervoor zorgt dat het lange-termijndoel wordt behaald. De verleiding zorgt dat men het lange-lange-termijndoel herinnert en zo zelfcontrole vergroot. Restrained eaters worden in de echte wereld in verleiding gebracht door onze voedselrijke omgeving. Als deze theorie zou kloppen zou dit betekenen dat

restrained eaters juist meer zelfcontrole hebben in zulke situaties waardoor afvallen een stuk

makkelijker zou moeten zijn.

Het onderzoek was de eerste die deze theorie testte bij restrained eaters. Tijdens het eerste experiment testte ze wat voor effect de perceptie van slecht maar verleidelijk eten had op hun gewichtsverliesdoel. De deelnemers kregen of twee dezelfde foto’s van een

chocoladetaart of een bloem te zien welke ze vervolgens moesten bestuderen en een verschil moesten zoeken. Op deze manier zorgde de onderzoekers ervoor dat de deelnemers

aandachtig de foto’s bekeken. Hierna werd de deelnemers gevraagd hoe belangrijk hun doel was om gewicht te verliezen. Het bleek dat deelnemers die de chocoladetaartfoto hadden bestudeerd hun doel belangrijker vonden dat de deelnemers uit de bloemfoto-conditie. Dit laat zien dat restrained eaters door het zien van een verleiding hun doel belangrijker gaan vinden. In het tweede experiment werd er gekeken of dit effect ook zorgde voor gezonder gedrag. Nieuwe deelnemers deden dezelfde taken als in het eerste experiment alleen werd hen aan het eind van het experiment op gewezen dat ze uit een box een snack mochten kiezen als

bedankje. Er was keuze uit een gezonde snack, meergranenkoek of een ongezonde snack, een chocoladekoek. Uit de resultaten bleek dat ook hier dat de deelnemers hun doel belangrijker vonden als zij met de verleiding waren geprimed en dat zij vaker voor de gezonde snack kozen als ze de chocoladetaartfoto hadden bekeken dan de bloemfoto. Uit deze resultaten zou

(20)

geconcludeerd kunnen worden dat verleidingen voor restrained eaters leiden tot het

belangrijker vinden van hun doel en daardoor ook gedrag vertonen waardoor ze dichterbij hun doelt komen.

Hoewel deze bevindingen er gunstig zouden zijn vond later onderzoek van Papies, Stroebe en Aarts (2008) dat dit alleen gold voor succesvolle-lijners en niet voor restrained

eaters. Restrained eaters zijn gevoeliger voor de hedonistische aspecten van eten wat hun goal van lekker eten voorrang geeft over gewichtsverlies, tenzij ze geprimed werden met hun

dieetdoel. Dan konden zij verleidelijk eten ook zien volgens de CCT. Het volgende onderzoek keek naar een strategie welke gebruikt maakt van het primen van het dieetdoel. Een ander punt van kritiek is dat dit onderzoek een meergranenkoek als een gezonde snack ziet. Dit is wellicht gezonder dan een chocoladekoek maar dat maakt het nog niet gezond. Het volgende onderzoek maakt hier beter onderscheid in.

Wood, Conner, Sandler, Godin en Sheeran (2013) keken of het stellen van vragen over iemand zijn intenties over gezond eten ervoor zorgt dat iemand zich gaat gedragen naar deze intenties. Uit eerder onderzoek was namelijk gebleken dat het vragen naar intenties een positieve invloed heeft op heeft op gezond eten (Levav & Fizsimons, 2006, aangehaald in Wood et al.) door het Question-behaviour effect (QBE). In dit onderzoek probeerde ze te achterhalen wat het achterliggende proces hiervoor is en veronderstelde dat dit kwam door attitude toegankelijkheid. Tijdens het experiment werden de deelnemers random verdeeld over drie condities, de ‘gezond eten intentie’-conditie en twee controle condities, intentie voor internetgebruik en woordenpuzzels. Bij de intentie condities werd gebruik gemaakt van QBE. Er moesten negen vragen beantwoord worden over intenties over gezond eten of computergebruik. In de woordenpuzzel-conditie moesten de deelnemers een woordenpuzzel oplossen. Hierna werd bij alle deelnemers een attitudetoegankelijkheid-test afgenomen. Zij

(21)

moesten gezonde, ongezonde en neutrale woorden over eten bestempelen als goed of slecht. Vervolgens moesten de deelnemers een Stroop task maken. Als laatste werd het gedrag gemeten van de deelnemers door de food choice paradigm (FCP). Deelnemers mochten na afloop kiezen tussen verschillende gezonde snacks (fruit) en ongezonde snacks

(chocoladerepen en chips) zonder dat iemand dit zag. Het bleek dat mensen in de ‘gezond eten intentie’-conditie meer intenties hadden, wat in de attitude taak ook zorgde voor

verhoogde toegankelijkheid, in vergelijking met de andere twee condities. Ook kozen zij bij de FCP vaker voor een gezonde snack dan een ongezonde snack in vergelijking met de andere condities. Dit is in tegenstelling met de bevindingen van Gollwitzer en collega’s (2009), welke vonden dat men minder zijn goal achterna ging nadat intenties publiekelijk waren. Door te kijken naar beide onderzoeken zou de conclusie getrokken kunnen worden dat het verwoorden van intenties tegenover jezelf zorgt voor een positief effect, door meer

toegankelijkheid tot deze attitude en passend gedrag oproept. Maar dat het verwoorden van intenties tegenover anderen zorgt voor een negatief effect omdat men zich minder gedraagt naar zijn intenties.

In deze paragraaf werd er gekeken naar een aantal strategieën die meehelpen antwoord geven op de vraag waarom falen voor restrained eaters zo makkelijk is. Hieruit bleek dat

restrained eaters minder self-efficacy ervaren en hierdoor minder zelfcontrole vertonen.

Volgens de counteractive control theory kunnen verleidingen juist werken als versterker van zelfcontrole maar uit onderzoek van Papies en collega’s (2008) bleek dit alleen bij

succesvolle-lijners zo te zijn. Wel bleek dat het hielp restrained eaters te vragen over hun intenties voor hun lange-termijndoel, mits zij dit alleen tegenover zichzelf verwoorden en het niet publiekelijk werd. Dit zou de toegankelijkheid voor de attitude vergroten waardoor men eerder gedrag gaat vertonen in overeenstemming met de intentie. Uit deze paragraaf kan

(22)

geconcludeerd worden huidige strategieën voor restrained eaters nog niet optimaal zijn waardoor het lastig is het lange-termijndoel te behalen.

Conclusies en discussie

Dit literatuuroverzicht probeert inzicht te geven over de relatie tussen zelfcontrole en

restrained eaters en waarom zij falen hun lange-termijndoel te behalen. Een van de meest

gebruikte strategieën tegen overgewicht is een dieet. Het idee hierachter is restraining: het beperken van calorie-inname of van bepaald soort voedsel. Het houdt echter weinig rekening met het vergroten van zelfcontrole. De conclusies zullen hiermee verbonden worden om aan te geven waarom dit geen optimale strategie is voor restrained eaters.

Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat zelfcontrole ook interacteert met verschillende interne en externe factoren welke invloed hebben op zelfcontrole. Zo bleek dat het hebben van een lange-termijndoel ervoor zorgt dat men eerder verleidingen uit de weg gaat en doelen nastreeft. Mensen die een dieet volgen hebben een lange-termijndoel (afvallen) waardoor restraining aan deze eis voldoet. Het bleek dat door het veranderen van mentale representatie van verleidingen men deze associeert met negatieve aspecten en daardoor meer zelfcontrole ervaart (Fujita en Han, 2009). Restraining veranderd niet deze mentale

representaties waardoor restrained eaters deze blijven zien zoals ze deden, waardoor men minder zelfcontrole ervaart. Een van de belangrijkste punten waarom restrained eaters sneller falen, is dat zij gevoeliger zijn voor hedonistische aspecten van eten waardoor ze bij elke verleiding meer zelfcontrole uitoefenen dan anderen (Papies, Stroebe en Aarts, 2008). Dit is een vicieuze cirkel omdat dit ervoor zorgt dat ze ook eerder de beperkte resource van zelfcontrole verbruiken en sneller toegeven aan de verleiding en het goal niet behalen. Het

(23)

veranderen van mentale representaties zou dit wellicht kunnen veranderen. Daarnaast houdt

restraining ook geen rekening met stemming van restrained eaters. Het bleek dat zij eerder

hun lange-termijndoel achterna gaan als zij in een positieve stemming zijn en als deze behouden kan worden. Een optimale strategie zou moeten proberen men in een positieve stemming te brengen en te behouden. Daarnaast bleek dat men meer zelfcontrole ervaart op werk dan thuis tijdens goal conflicten. Een strategie zou hier rekening mee moeten houden. Belangrijk is dan wel dat het niet publiekelijk is gemaakt dat men op dieet is, dit zal namelijk zorgen voor verminderde zelfcontrole, maar goal intenties zouden wel duidelijk gemaakt moeten worden naar zichzelf. Dit verhoogt namelijk de zelfcontrole. De manier waarop keuzes geframed worden kan mensen ook eerder laten falen. Als restrained eaters weten dat zij in de toekomst soortgelijke keuzes moeten maken is er sprake van verminderde

zelfcontrole. Bij een strategie als restraining weet men dat ze de komende weken of maanden een aantal keer per dag voor de keuze staan tussen gezond en ongezond eten. Hierdoor is het voor hen zo makkelijk om te denken dat ze de gezonde keuze naar het volgende beslismoment kunnen uitstellen. Het bleek dat restrained eaters ook minder self-efficacy toonden dan

mensen met (inmiddels) een gezond gewicht (Kitsantas, 2000). De optimale strategie voor

restrained eaters zal de self-efficacy van hen moeten verhogen om zo voor meer zelfcontrole

te zorgen.

De factoren die besproken worden lijken invloed uit te oefenen op zelfcontrole bij

restrained eaters maar dit betekend niet dat dit de enige factoren zullen zijn. Het blijft nodig

om ook andere factoren te onderzoeken om tot een compleet beeld te komen. Naast de al eerder geleverde kritiek bij de onderzoeken is het een probleem bijna alle onderzoeken zich afspelen in labsetting. In de echte wereld moet men constant verschillende keuzes maken en zijn er misschien wel meerdere taken tegelijk die zelfcontrole vereisen. Het geeft wellicht een

(24)

te simpele weergave van de werkelijkheid. Vervolg onderzoek moet restrained eaters volgen in hun echte leven om te achterhalen welke factoren van invloed zijn op hun zelfcontrole en welke strategieën echt werken.

Het aantal mensen met overgewicht blijft groeien en een oplossing is nog niet in zicht. Het is van belang dat er een nieuwe strategie wordt gevormd die meer rekening houdt met de interactie tussen zelfcontrole en interne- en externe invloeden en de huidige strategieën voor

restrained eaters.

Onderzoeksvoorstel

Inleiding

In dit literatuuroverzicht zijn op basis van verschillende onderzoeken een aantal conclusies getrokken waarom zelfcontrole voor restrained eaters zo lastig is. Hierdoor falen zij vaak in het behalen van hun lange-termijndoel, namelijk afvallen. Het mechanisme

zelfcontrole is bekeken vanuit het limited resource model van Baumeister, Heatherton en Tice (1994). Volgens dit model kost zelfcontrole resources welke beperkt zijn. Ze stellen dat zelfcontrole gezien kan worden als een spier welke door gebruik vermoeid raakt. Door herhaald gebruik zal deze tijdelijk uitgeput raken waardoor men niet meer in staat is deze efficiënt te gebruiken. Op zo’n moment ervaart men verminderde zelfcontrole en zal men eerder toegeven aan verleidingen. Bij restrained eaters is dit ook het geval. Alleen hebben

restrained eaters volgens Stroebe en collega’s (2008) twee doelen die met elkaar conflicteren.

Dit wordt het goal conflict model of eating genoemd. Zij willen graag lekker (ongezond) eten en daarnaast willen ze ook overgewicht verliezen. Wanneer er verleidingen zijn wordt de

(25)

beloning van het lange-termijndoel tijdelijk minder belangrijk dan beloning van het korte-termijn doel. Dit komt doordat restrained eaters gevoeliger zijn voor de hedonistische aspecten van eten. In combinatie met de theorie van limited resources (Baumeister et al. 1994) betekend dit dat restrained eaters hun resources gebruiken om deze signalen te

weerstaan maar daardoor sneller vallen voor latere verleidingen. Een belangrijke conclusie die hieruit volgt is dat het volgen van een dieet niet genoeg is voor restrained eaters om hun doel te behalen en daardoor falen. Dit komt doordat een dieet er geen rekening mee houdt dat

restrained eaters gevoeliger zijn voor hedonistische aspecten van eten. Dit heeft invloed op

hoeveelheid zelfcontrole. Daarnaast houdt het geen rekening met interne en externe factoren die ook invloed hebben op zelfcontrole. Er moet een strategie ontworpen worden die

restrained eaters verleidelijk eten anders laten inzien en hun meer vertrouwen geven in hun

eigen kwaliteiten om af te vallen. Dit volgt uit het onderzoek van Fujita en Han (2009) waaruit bleek dat restrained eaters andere mentale representaties hadden over verleidingen dan mensen met gezond gewicht maar dat deze mentale representaties veranderd kunnen worden. Ook bleek dat men eerder een goal achterna ging als zij in een positieve stemming waren (Fishbach & Labroo, 2007). Daarnaast bleek dat restrained eaters minder strategieën gebruiken en ook verminderde self-efficacy hebben (Kitsantas, 2000). Ook bleek dat wanneer

restrained eaters hun intenties naar zichzelf duidelijk maakten dit zorgde voor meer

zelfcontrole (Wood, Conner, Sandler, Godin en Sheeran, 2013). In dit onderzoek worden twee factoren onderzocht om te kijken of hierdoor zelfcontrole bij restrained eaters wordt vergroot. Zo kan er een kleine stap worden gemaakt om een effectievere methode te ontwikkelen die afvallen makkelijker maakt.

Er zijn twee hypotheses opgesteld. De eerste hypothese luidt, dat restrained eaters meer zelfcontrole zullen ervaren als hun mentale representaties van verleidingen zich

(26)

focussen op negatieve aspecten hiervan. De tweede hypothese luidt dat restrained eaters meer zelfcontrole zullen ervaren als zij meer self-efficacy krijgen in verschillende afval strategieën en zij hierdoor meer strategieën zullen toepassen.

Methode Deelnemers

In dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van 50 mannen en vrouwen die overgewicht hebben, met een BMI tussen de 25-30. Deelnemers moeten minimaal 3 jaar overgewicht hebben en moeten eerdere pogingen hebben gedaan om gewicht te verliezen en nog steeds gewicht willen verliezen (restrained eaters). Daarnaast zullen er 20 mannen en vrouwen meedoen met een gezond gewicht, met een BMI tussen de 18-25. Dit is de controle groep. Alle deelnemers ontvangen een 50 euro per maand voor hun deelname.

Procedure en Materialen

Deelnemers zullen zes maanden lang gevolgd worden. Tijdens de eerste bijeenkomst worden alle deelnemers individueel getest en op verschillende dingen en hierna ingelicht over het onderzoek. Ten eerste wordt bij iedereen het gewicht gewogen en de BMI berekend. Daarna wordt door middel van de IAT gemeten wat hun mentale representaties zijn voor verschillende verleidingen (baseline). Hier kunnen voorderingen mee worden vergelijken. Hierna wordt gekeken wat hun self-efficacy is voor verschillende strategieën die ingezet kunnen worden bij gewichtsverlies door middel van een vragenlijst gebaseerd op het werk van Zimmerman en Martinez-Pons (1986; 1988, aangehaald in Kitsantas, 2000).

Strategieën als goal setting, self monitoring en time managment. Deelnemers moesten op een tien punten schaal aangeven in hoeverre zij dachten dat ze deze strategie beheersten en daarna 26

(27)

schriftelijk aangeven waarom wel of niet. Vervolgens wordt het elektronische programma uitgelegd waar de deelnemers de komende weken hun opdrachten op krijgen en maken. Als eerste opdracht wordt hen gevraagd op te schrijven wat hun gewichtsverlies doel is. Na de eerste ontmoeting krijgen alle deelnemers wekelijks opdrachten die self-efficacy vergroten en de deelnemers laten focussen op de negatieve aspecten van verleidingen om zo mentale representaties hiervan te veranderen. Self-efficacy wordt vergroot door mensen uitdagende doch haalbare opdrachten te geven ten opzichte van hun gewichtsdoel (Bandura, 1977). Voorbeelden als: stel voor jezelf een doel wat je deze week behaald wilt hebben over het weerstaan van verleidingen (goal setting) of plan wanneer en waar je deze week gaat sporten (time managment). Door eigen succes ervaringen wordt de self-efficacy vergroot (Bandura, 1977). Naarmate het onderzoek vordert worden de opdrachten steeds uitdagender. In het elektronische programma is een online dagboek wordt deelnemers gevraagd voorderingen bij te houden 2 keer per week. Deelnemers weten niet dat onderzoekers dit ook kunnen bekijken. Verleidingen worden gekoppeld aan negatieve aspecten door middel van verschillende opdrachten Voorbeelden zijn oefeningen waar deelnemers de ingrediënten van verleidingen moeten ‘ontleden’ en opzoeken waarom deze ingrediënten slecht zijn voor je gezondheid en gewicht. Zie onderzoek Fujita en Han (2009) voor ‘waarom’ vragen. Ook dit soort opdrachten vullen ze online zodat de onderzoekers de voorderingen kunnen bekijken. Daarnaast krijgen de deelnemers informele documentaires die (o.a) de negatieve aspecten van ongezond eten aan kaarten. Een keer per twee maanden worden alle deelnemers opnieuw gewogen en hun BMI berekend. Daarnaast maken zij dezelfde vragenlijst over hun self-efficacy voor de strategieën en wordt gegeten door middel van de IAT wat hun mentale representaties zijn van verleidingen. Elke avond krijgen deelnemers voor het slapen gaan een automatische bericht waar zij moeten aangeven of ze vandaag ongezond hebben gegeten en wat. Na een half jaar

(28)

wordt er gekeken of restrained eaters door de opdrachten meer self-efficacy hebben gekregen, verleidingen koppelen aan negatieve mentale representaties, minder ongezond eten en hun gewicht en BMI is verlaagd. De controle groep wordt gebruikt om te kijken of dit alleen bij

restrained eaters zorgt voor verbetering of ook bij mensen met gezond gewicht en om uit te

sluiten dat andere factoren niet van invloed waren tijdens het onderzoek.

Toetsing

- ANOVA (one-way): toetsen van verschil tussen groepen (controle conditie vs. restrained

eaters conditie). Tussen condities

- ANOVA: toetsen verschillen binnen elke conditie (controle en restrained eaters) na elk meet moment. 4 meet momenten in totaal.

Verwachte resultaten

Er wordt verwacht dat restrained eaters in de loop van het onderzoek verleidingen zullen koppelen aan negatieve aspecten in plaats van de positieve aspecten op korte termijn (lekker eten). Hierdoor ervaren ze meer zelfcontrole als zij in aanraking komen met zo’n verleiding en zullen ze minder ongezond hebben gegeten. Dit leidt tot gewichtsverlies zonder dat de deelnemers op dieet zijn geweest. Daarnaast wordt verwacht dat deelnemers meer

self-efficacy hebben gekregen in verschillende strategieën voor gewichtsverlies door de

opdrachten. Hierdoor zullen ze deze opdrachten meer toepassen en zal dit leiden tot meer gewichtverlies. Aan het eind van het onderzoek zullen restrained eaters gewicht hebben verloren en dichterbij hun gewichtsdoel zijn gekomen zonder dat zij een dieet hebben gevolgd en zich moesten restrainen.

Implicaties

(29)

Dit onderzoek toets slechts twee aspecten die volgens het hierboven beschreven literatuuroverzicht invloed hebben op zelfcontrole bij restrained eaters. Hierdoor zullen de verwachtingen niet zo optimaal zijn als wanneer er een strategie wordt ontwikkeld waar alle factoren in worden verwerkt. Maar dit zal de eerste stap zijn. Als blijkt dat de hypotheses kloppen van dit onderzoek zal vervolg onderzoek nieuwe factoren kunnen toevoegen om zo tot een optimale strategie te komen. Daarnaast is het een intensief onderzoek voor de

deelnemers om te volgen. Hierdoor verwachten de onderzoekers een grotere drop-out. Het is van belang om genoeg deelnemers te selecteren vanaf het begin zodat eventuele drop-outs het onderzoek niet schaden.

(30)

Literatuurlijst

Bandura, A. , Self-efficacy: Toward a Unifying Theory of Behavioral Change. Psychological

Review 1977, Vol. 84, No. 2, 191-215l

Baumeister, R.F., Heatherton, T.F. & Tice, D.M. Losing control: How and why people fail at self-regulation. San Diego, CA: Academic Press, 1994.

Fishbach, A., Labroo, A.A. Be better of be merry: how mood affects self-control. Journal of

Personality and social psychology, 2007.

Fischbach, A., & Shah, J.Y. Self-control in action: implicit dispositions toward goals and

away from temptations. Journal of personality and social, 2006.

Fujita, K., & Han, H.A. Moving beyond deliberative control of impulses. The effect of

construal levels on evaluative associations in self-control conflicts. Pyschological

Science, 2009.

Gailliot, M.T., Baumeister, R.F., DeWall, N.C., Maner, J.K., Plant, A.E., Tice, D.M., Brewer L.E., & Schmeichel, B.J. Self-Control Relies on Glucose as a Limited Energy Source: Willpower is More than a Metaphor. Journal of Personality and Social Psychology,

2007.

Gollwitzer, P.M., Sheeran, P., Michalski, V., Seifert, A.E. When intentions go public: does

social reality widen the intention-behaviour gap? A.E. 2009.

(31)

Hofmann, W., Baumeister, R.F., Förster, G., & Vohs, K.D. Everyday temptations: an Experience sampling study of desire, conflict and self-control. Journal of

Personality and social psychology, 2012.

Inzlicht, M., & Gutsell, J.N. Running on empty: neural signals for self-control failure.

Psychological Science, 2007.

Khan, U., & Dhar, R.. Where there is a way, is there a will? The effect of future choices on

self-control. Journal of experimental psychology: general, 2007.

Kitsantas, A. The role of self-regulation strategies and self-efficacy perceptions in successful

weight loss maintenance. Psychology and Health, 2000.

Kroese, F.M., Evers, C., & Ridder, de, D.T.D. How chocolate keeps you slim. The effect of food temptations on weight watching goal importance, intentions, and eating behavior.

Appetite, 2009.

Muraven, M., & Baumeister, R.F. Self-regulation and depletion of limited resources: Does self-control resemble a muscle? Psychological Bulletin, 2000.

Muraven, M., Tice, D.M., & Baumeister, R.F. Self-Control as Limited Resource: Regulatory Depletion Patterns. Journal of Personality and Social Psychology, 1998.

Stroebe, W., Mensink, W., Aarts, H., Schut, H., & Kruglanski, A.W. Why dieters fail: Testing the goal conflict model of eating. Social Psychology, 2008

Vohs, K.D., & Heatherton, T.F. Self-Regulatory Failure: A Resource-Depletion Approach.

Psychological Science, 2000.

Wood, C., Conner, M., & Sandberg, T. Why does asking questions change health behaviours? 31

(32)

The mediating role of attitude accessibility. Psychology and Health, 2014. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81177NED&D1=14,26, 39-43&D2=0-12,33-38&D3=0&D4=l&HD=130129-1607&HDR=G3,G2,T&STB=G1 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/ /2012/2012-3651-wm.htm 32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom kan op basis van tabel 8 worden gesteld dat er geen relatie is tussen de hoogte van niet controlevergoedingen in verhouding tot de totale vergoedingen en de kwaliteit van

Het resultaat van het voort­ gezette onderhandelingsproces is tenslotte dat de te transfereren hoeveelheid 3000 eenheden zal zijn en dat de interne verrekenprijs zal liggen

This study explored the usefulness of a concept for screening emotional eaters with three of the six subscales of the Difficulties in Emotion Regulation Scale Short Form

Chapter 4 Automatic Approach Tendencies towards High and Low Caloric Food in 47. Restrained Eaters: Influence of Task-Relevance

Results indicated that (1) food cues did not diminish the attentional blink in restrained eaters when presented as second target; (2) specifically restrained eaters showed

The effect found in AN patients is, however, even more pronounced than for restrained eaters in a negative mood: Whereas restrained eaters showed a reduced approach bias compared

Results indicated that (1) food cues did not diminish the attentional blink in restrained eaters when presented as second target; (2) specifically restrained eaters showed

In dit onderzoek is gekeken op welke wijze mensen die door een groeistoornis klein blijven geholpen kunnen worden een gezond gewicht te bereiken en te behouden.. Dit onderzoek