• No results found

De rol van emotioneel redeneren op basis van angst en walging bij het in stand houden van smetvreesklachten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van emotioneel redeneren op basis van angst en walging bij het in stand houden van smetvreesklachten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 De Rol van Emotioneel Redeneren op basis van Angst en Walging

bij het in stand houden van Smetvreesklachten Bente Steentjes

Studentennummer: 10358587 Universiteit van Amsterdam Begeleider: Johan Verwoerd Aantal woorden: 6280

Aantal woorden abstract: 156 Datum: 27-05-2016

(2)

2 Abstract

Emotioneel redeneren is een proces waarbij mensen hun gevoelens gebruiken om hun disfunctionele gedachten te bevestigen. In deze studie werd onderzocht of smetvreesklachten in stand worden gehouden door emotioneel redeneren op basis van angst en walging. Er was gebruik gemaakt van een studentensample (N = 382). Een SH conditie (n = 82; PI ≥ 14) en een SL conditie (n = 99; PI ≤ 1) werden met elkaar vergeleken. Er werd gebruik gemaakt van een emotioneel redeneer taak en een smetvreesvragenlijst. De emotioneel redeneer taak bestond uit 10 scenario’s waarbij men moest aangeven in hoeverre zij de situatie

ziekteverwekkend vonden. Uit de resultaten bleek dat deelnemers die hoog scoorden op smetvrees gebruik maakten van de emotie walging wanneer sociale situaties een dreiging bevatten om ziek te worden. De conclusie was dat bij mensen met smetvrees emotioneel redeneren op basis van walging met name naar voren kwam in sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken.

(3)

3 De Rol van Emotioneel Redeneren op basis van Angst en Walging

bij het in stand houden van Smetvreesklachten

De Obsessieve-Compulsieve stoornis (OCS) is een veelvoorkomende stoornis. 1,1% tot 1,8% van de wereldbevolking heeft last van klachten van een OCS (Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders(DSM), 5th ed., American Psychiatric Association, 2013). Een OCS wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van obsessies en compulsies. Obsessies zijn repetitieve en aanhoudende dwanggedachten, dwangvoorstellingen of

impulsen. Ze zijn ongewild en veroorzaken bij de meeste mensen opvallende lijdensdruk of angst. Compulsies zijn repetitieve dwanghandelingen of dwangmatige psychische activiteiten waartoe de betrokkene zich gedwongen voelt in reactie op een obsessie (DSM-V, APA, 2013).

Effectieve behandelingen.

Er bestaan twee effectieve behandelingen voor mensen met OCS. De eerste en meest gebruikte behandeling is exposure met responspreventie. Exposure stelt iemand bloot aan zijn of haar angst en zorgt ervoor dat de angst via gewenning vermindert. Respons preventie is gericht op het verminderen van rituelen (Vandereycken, Hoogduin & Emmelkamp, 2008). Een voorbeeld hiervan is dat iemand met smetvrees zijn handen niet mag wassen nadat hij een deurklink heeft aangeraakt. 60% tot 85% van de OCS patiënten laat een afname van

symptomen zien na deze behandeling. Uit onderzoek is gebleken dat deze verbetering gemiddeld vijf jaar behouden blijft (Grant, 2014). De tweede behandeling is cognitieve therapie. Deze therapie richt zich op het leren identificeren en corrigeren van disfunctionele gedachten over een gevreesde situatie. Cognitieve therapie leert patiënten om de angst en compulsies te verminderen door het identificeren van automatische en onrealistische

(4)

4 80% van de patiënten laat verbetering zien, hoewel er veel uitval van patiënten is gedurende deze behandeling (20-30%) (Grant, 2014).

Subtypes.

Onderzoekers suggereren dat er verschillende subtypes bestaan bij een OCS. De subtypes uit verschillende onderzoeken zijn besmetting/schoonmaken, checken, verzamelen en symmetrie/ordenen (McKay, Abramowitz, Calamari, Kyrios, Radomsky, Sookman, Taylor & Wilhelm, 2004). Compulsies die voorkomen bij besmetting/schoonmaken zijn wassen en schoonmaken. Compulsies die voorkomen bij verzamelen, symmetrie/ordenen en checken zijn verzamelen, ordenen, herhalen, checken en tellen. (McKay et al., 2004). Het subtype besmetting/schoonmaken wordt ook wel smetvrees genoemd. In een studie van 560 mensen met OCS, had de helft van de deelnemers het subtype smetvrees (Rachman, 2004). De huidige these zal zich focussen op het smetvreestype van OCS.

Smetvrees.

Smetvrees is een intens en aanhoudend gevoel van vervuiling, geïnfecteerd zijn of bedreiging als resultaat van contact, direct of indirect, met een persoon, plaats of object waarvan wordt gedacht dat het vuil, onzuiver, besmettelijk of schadelijk is (Rachman, 2004). Er zijn vier bronnen van besmetting, namelijk verontreinigde stoffen (ontlasting), schadelijke stoffen (chemicaliën), mentale vervuiling (‘vieze’ herinneringen) en besmettelijke vervuiling (contact met besmettingshaarden zoals bacteriën en andere ziekteverwekkers). Contact met deze bronnen zorgt voor angst en gaat vaak samen met een vuil gevoel. Dit zorgt ervoor dat iemand gaat onderzoeken hoe deze besmetting verwijderd kan worden. Meestal gaat iemand dan compulsief schoonmaken, in een poging om de verontreiniging weg te halen en om de dreiging van besmetting te verminderen of te verwijderen. Het gevoel van besmetting kan ook tot vermijdingsgedrag leiden en pogingen om besmetting te voorkomen (Rachman, 2004). Smetvrees gaat gepaard met verschillende negatieve emoties zoals walging, angst en

(5)

5 schaamte (Rachman, 2004). De negatieve emoties waar dit onderzoek zich op gaat focussen zijn de emoties walging en angst.

Walging.

Walging is een basis emotie door Darwin gedefinieerd als een weerzinwekkend gevoel, in eerste instantie in relatie met smaak en in tweede instantie als een gevoel dat opgeroepen wordt door middel van geur, aanraking of zicht (Woody & Teachman, 2000). De functionele rol van walging is het bieden van bescherming en is bedoeld er voor te zorgen dat ziektes vermeden worden en er geen contact is met besmette stimuli (Woody & Teachman, 2000). Er bestaan zeven verschillende domeinen die walging kunnen opwekken. Dit zijn voedsel, dieren, lichaamsproducten, seks, dood, hygiëne en verminking van het lichaam (Woody & Teachman, 2000). Wanneer iemand met een van deze domeinen in aanraking komt kan er walging optreden. Deze domeinen kunnen onderverdeeld worden in twee subtypes van walging (Rozin, Haidt & McCauley, 2000; aangehaald in Mckay & Moretz, 2009). Het eerste subtype is core disgust, dit zijn stimuli die een gevaar zijn voor besmetting. De domeinen die hier bij horen zijn voedsel, dieren en lichaamsproducten. Het tweede subtype is Animal

reminder disgust, stimuli die mensen herinneren aan hun dierlijke instincten. De domeinen die

hier bij horen zijn seks, dood, hygiëne en verminking van het lichaam (McKay & Moretz, 2009). In een aantal onderzoeken is naar voren gekomen dat walging een belangrijke rol speelt bij smetvrees (Tsao & McKay, 2004; Moretz & McKay, 2008; Deacon & Olatunji, 2007). In het onderzoek van Olatunji, Sawchuk, Lohr en de Jong (2004) wordt ook

onderscheid gemaakt in de zeven walgingdomeinen. Het resultaat hiervan is dat mensen met een hoge mate van smetvrees op alle domeinen hoger scoren dan de mensen met een lage mate van smetvrees.

(6)

6

Angst.

Angst is net als walging een basis emotie. Het is een reactie op de waarneming van onmiddellijk of toekomstig gevaar (Woody & Teachman, 2000). Angst wordt

gekarakteriseerd door sympathische arousal, neiging tot ontsnappen/vermijden en cognitieve

appraisals over bedreiging of gevaar (Woody & Teachman, 2000). Angst zorgt ervoor dat

men het gevoel van gevaar wil verminderen door middel van vermijding of door

terugtrekking. Door de vermijding of terugtrekking vermindert in eerste instantie de angst maar op de lange termijn wordt de angst versterkt (Woody & Teachman, 2000). In het onderzoek van Cisler, Reardon,Williams en Lohr (2006) werd onderzocht of angst sensitiviteit (AS) en walging sensitiviteit (WS) onafhankelijk van elkaar smetvrees kon voorspellen. Dit werd in dit onderzoek gevonden. Uit bovenstaand onderzoek kan geconcludeerd worden dat ook angst sensitiviteit smetvrees instant houdt.

Appraisals.

Iedereen ervaart in een bepaalde mate angst of walging, maar dit wordt niet bij

iedereen pathologisch. De ontwikkeling van pathologische angst en/of walging kan uitgelegd worden aan de hand van appraisals (Teachman, 2006). Er bestaan primaire en secundaire

appraisals. De primaire appraisals laten opvattingen zien over de waarschijnlijkheid en

consequenties van het naderende gevaar. Dit is gebaseerd op de eerste reactie op de stimuli, een voorbeeld met de emotie walging is “ Je raakt de roltrap aan, deze voelt plakkerig aan, dus ik kan mogelijk besmet worden”. De secundaire appraisals weerspiegelen het ingeschatte vermogen om met het geobserveerde gevaar om te gaan. Een voorbeeld hiervan is “Je raakt de roltrap aan, deze voelt plakkerig aan, ik kan besmet raken en kan dit niet tegen gaan waardoor ik ziek zal worden”. De secundaire appraisals bevatten de opvattingen over iemands

vermogen om met de besmetting om te gaan, opvattingen over of de walgingreactie zal verdwijnen en opvattingen over de verschrikkelijke consequenties om besmet te raken en

(7)

7 daardoor de emotionele controle te verliezen (Teachman, 2006). De primaire appraisal is de normale reactie op bijvoorbeeld een walging stimulus, een voorbeeld hiervan is “dat object is vies”. De secundaire appraisals onderscheiden de normale van de pathologische reactie op bijvoorbeeld walging, een voorbeeld hiervoor is “dat object is zo vies, dat kan nooit meer schoon worden” (Teachman, 2006).

Emotioneel redeneren.

De secundaire appraisals zorgen ervoor dat mensen met smetvrees disfunctioneel gaan redeneren. Hierdoor zijn deze mensen meer geneigd om op basis van hun emoties te

redeneren en catastroferen. Emotioneel redeneren is een proces waarbij mensen hun

gevoelens gebruiken om hun disfunctionele gedachten te bevestigen (Verwoerd, van Hout & de Jong, 2016; Arntz, Rauner & van den Hout, 1995). Wanneer iemand op basis van de emotie angst redeneert, trekt een persoon de invalide conclusie dat het gevoel van angst gevaar impliceert. “Ik voel me angstig, dus moet er gevaar dreigen, in plaats van “Er dreigt gevaar, dus is het logisch dat ik me angstig voel”(Arntz et al., 1995). In het onderzoek van Arntz et al. (1995) werd deze redeneringvorm onderzocht bij mensen met een angststoornis. Hierbij werd gebruik gemaakt van een scenario-methode. Er waren 16 scenario’s, vier situaties (spinnen, drukke lift, sociale interactie en oversteekplaats) met vier verschillende reacties (objectief veilige informatie en geen angstige respons, objectief veilige informatie en een angstige respons, objectief gevaarlijke informatie en een niet angstige respons, een objectief gevaarlijke informatie met een angstige respons). De deelnemers moesten de scenario’s beoordelen op hoe gevaarlijk zij de situatie vonden. Uit de resultaten bleek dat angstpatiënten het gevaar niet alleen op basis van objectief gevaar afleiden maar ook op basis van een subjectieve angstrespons. Het effect van de angstrespons informatie van de

angstpatiënten was niet situatie specifiek. Als er binnen objectief veilige situaties op basis van walging geredeneerd wordt dan zal de reactie zijn “Als ik walging voel opkomen, dan heb ik

(8)

8 grote kans om besmet te raken”(Verwoerd, de Jong, Wessel & van Hout, 2013). Verwoerd et al. (2013) onderzocht deze redeneringvorm. Hierbij werd ook gebruik gemaakt van de scenario-methode. Bij dit onderzoek werd gebruik gemaakt van 32 scripts, verdeeld over 4 versies die bestonden uit 8 verschillende scenario’s, 2 keer besmettinggevaar met een walgingrespons, 2 keer besmettinggevaar zonder een walgingrespons, 2 keer zonder besmettinggevaar met een walgingrespons en 2 keer zonder besmettinggevaar zonder een walgingrespons. Na elk scenario moesten de deelnemers aangeven hoe gevaarlijk ze de situatie vonden, wat het besmettingsgevaar was en hoe ziekteverwekkend het was. Uit de resultaten bleek dat op ziekteverwekkend hoog gescoord werd wanneer er een walgingrespons was toegevoegd door deelnemers die hoge scores hadden op smetvrees. Hieruit kon

geconcludeerd worden dat walging gerelateerd emotioneel redeneren een rol speelt bij smetvrees. Als mensen onterecht de gevoelens van angst en walging interpreteren als een signalering van gevaar of ziekte, hierbij gebruik makend van de emotionele reactie in plaats van de objectieve omgevingsinformatie, dan zullen ze in een vicieuze cirkel belanden (Verwoerd et al., 2016).Hierdoor zullen verschillende alledaagse situaties zoals het nemen van de roltrap uiteindelijk vermeden worden.Uit het onderzoek van Verwoerd et al. (2016) bleek dat zowel walging- en angst gerelateerd emotioneel redeneren een rol speelt bij de angst om over te geven. Hierbij speelde zowel angst als walging een rol, maar de angst voor

overgeven werd het sterkst gedreven door walging.

Huidig onderzoek.

Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat emotioneel redeneren op basis van walging en/of angst een rol speelt bij verschillende stoornissen. Of emotioneel redeneren op basis van angst ook een rol speelt bij smetvrees is nog onvoldoende onderzocht. We weten dat

emotioneel redeneren op basis van walging een rol speelt bij smetvrees binnen een

(9)

9 2013). Het is interessant om nog eens te controleren of emotioneel redeneren op basis van walging een rol speelt bij smetvrees. Daarnaast is het ook van belang om te kijken of er misschien nog meer emoties een rol spelen bij smetvrees. Daarom wordt in deze studie de rol van emotioneel redeneren op basis van angst en walging bij het in stand houden van

smetvrees klachten onderzocht.

Verwachtingen.

Gebruikmakend van eenzelfde scenario-methode als in het onderzoek van Verwoerd et al. (2013) werd verwacht dat personen met hoge scores op smetvrees bij het beoordelen van alledaagse smetvrees-gerelateerde situaties (e.g., een zojuist schoongemaakt publiek toilet bezoeken) de kans om ziek te worden zouden overschatten als er aan de situaties een angst- of walgingrespons was toegevoegd. Personen met lage scores op smetvrees zouden dit redeneerpatroon naar verwachting niet of in minder sterke mate laten zien. Binnen het onderzoek werd ook gekeken naar verschillende typen situaties waarin de emoties werden ervaren. De situaties die bekeken waren zijn individuele situaties, sociale situaties met de suggestie om zelf besmet te raken en sociale situaties waar de kans aanwezig was om anderen te besmetten. Er wordt verwacht vooral verschillen in emotioneel redeneren te vinden in situaties waar de kans aanwezig is dat de persoon zelf besmet kan raken.

(10)

10 Methode

Deelnemers

Van de 443 deelnemers die begonnen aan de vragenlijst zijn er uiteindelijk 61 verwijderd. Deze deelnemers zijn verwijderd wegens onrealistisch snel afronden van de vragenlijst of vanwege missende gegevens. De 382 overgebleven deelnemers hebben de vragenlijst goed afgerond. Wel was van 7 deelnemers de data aangepast om de extreme waarden op scenario’s te verminderen en ze toch met de analyse mee te kunnen nemen omdat ze verder geen verdachte uitkomsten hadden.

Van de 382 deelnemers die meededen aan het onderzoek deden 89 deelnemers mee aan het onderzoek volgens een georganiseerde testzitting via de Universiteit van Amsterdam met eerste jaar psychologiestudenten. De andere 293 deelnemers hebben mee gedaan via een online link. Dit waren psychologiestudenten maar ook vrienden, familieleden of kennissen van de onderzoekers zelf. De deelnemers waren tussen de 16 en de 60 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 20.97 en een standaardafwijking van 4.26.Door een fout in het opzetten van het onderzoek is de vraag naar sekse niet toegevoegd in de vragenlijst. Materialen

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een online afname via het programma van Qualtrics Labs. Inc. Software van de Qualtrics Research Suite Copyright ©2016. Dit

programma is gespecialiseerd in het maken van online vragenlijsten. Voor deelnemers die mee doen aan het onderzoek is Qualtrics een geschikt programma. Zij kunnen de vragenlijst maken op elke beschikbare op internet aangesloten computer en op de tijd die de deelnemer zelf koos. Proefpersonen kregen via een link toegang tot het onderzoek dat bestond uit het beoordelen van 10 scenario’s en het invullen van een smetvreesvragenlijst.

(11)

11

De emotioneel redeneer taak.

Scenario’s. De scenario’s zijn gevormd in lijn met de scenario’s van Verwoerd et al.

(2013; zie ook Arntz et al., 1995). Deelnemers kregen tien scenario’s gepresenteerd met alledaagse gebeurtenissen die objectief ongevaarlijk zijn maar relevant voor mensen die hoog scoren op smetvrees. Deze tien scenario’s werden aangevuld met een walgingrespons, een angstrespons, een schuldrespons1 of een neutrale respons (hierbij is geen emotie toegevoegd). De walgingrespons, angstrespons en neutrale respons kwamen drie keer voor en de

schuldrespons één keer. Er werd ook nog onderscheid gemaakt binnen deze scenario’s of het ging om een individuele situatie (3 scenario’s), een sociale situatie met suggestie om zelf besmet te raken(SSZ) (3 scenario’s) of een sociale situaties waar kans om anderen te

besmetten aanwezig was(SSA) (4 scenario’s)(voor de verschillende scenario’s zie de bijlage). Al deze tien scenario’s zijn in vier versies gezet. Elke versie bestond uit deze tien scenario’s, de toegevoegde respons wisselde. Bij de ISZ en SSZ wisselde de walgingrespons, de

angstrespons en de neutrale respons. Bij de SSA wisselden alle vier responsen elkaar af. Dus in de eerste versie stond bijvoorbeeld bij scenario 1 de walgingrespons en bij de tweede versie stond bij scenario 1 de angstrespons. De reden dat er gebruik is gemaakt van meerdere versies is dat de emotionele reacties hierdoor doorgewisseld konden worden over de verschillende scenario’s en de effecten van de inhoud van de verhaaltjes op de beoordeling geen rol te laten spelen.Binnen elke versie werden de scenario’s aangeboden op verschillende pagina’s en in

random volgorde. Elk scenario werd gevolgd door zeven 100 mm visueel analoge schalen

(VAS), waarop aangegeven kon worden in hoeverre de situatie op een bepaalde manier werd ingeschat. De VAS ‘ziekteverwekkend’ is gebruikt als afhankelijke variabele. De schaal is van 0 tot 100 waarbij 0 = totaal niet en 100 = volkomen. De zes andere VAS zijn als

(12)

12 opvulling gebruikt om de hypothese achter het onderzoek niet te onthullen. De volgende voorbeeld items laten een SSZ scenario zien, telkens gevolgd door een andere respons.

Scenario zonder emotionele respons: Je gaat vandaag naar het zwembad. Je kleedt je

om en vervolgens ga je onder de douche staan. Daarna ga je het zwembad in, waar het

behoorlijk druk is. Je ziet vervolgens iemand anders zonder te douchen het zwembad in

springen. Je realiseert je dat dit vaker voorkomt en zwemt vervolgens verder.

Scenario met walgingrespons: Je gaat vandaag naar het zwembad. Je kleedt je om en

vervolgens ga je onder de douche staan. Daarna ga je het zwembad in, waar het behoorlijk

druk is. Je ziet vervolgens iemand anders zonder te douchen het zwembad in springen. Je

realiseert je dat dit vaker voorkomt en zwemt vervolgens verder. Je voelt walging opkomen.

Scenario met angstrespons: Je gaat vandaag naar het zwembad. Je kleedt je om en

vervolgens ga je onder de douche staan. Daarna ga je het zwembad in, waar het behoorlijk

druk is. Je ziet vervolgens iemand anders zonder te douchen het zwembad in springen. Je

realiseert je dat dit vaker voorkomt en zwemt vervolgens verder. Je voelt angst opkomen.

Emotioneel redeneren werd bepaald door de score op ziekteverwekkend voor de neutrale respons te vergelijken met de score op ziekteverwekkend voor de angst respons en de walging respons.

Smetvreesvragenlijst

De Nederlandse vertaling van de smetvrees-subschaal van de padua inventory (PI; Burns, Formea, Sternberger & Lee, 1996; Van Oppen, Hoekstra & Emmelkamp, 1995) is gebruikt om smetvrees te meten. De subschaal bestaat uit 10 items met een 5-punt-Likert-schaal lopend van 0 (nooit/helemaal niet) tot 4 (zeer vaak). Een totaalscore kan gevormd worden door alle scores van de items bij elkaar op te tellen. Er kan een maximale score van 40 punten en een minimale score van 0 punten gehaald worden. Een score van 40 betekent dat iemand ernstige last heeft van smetvrees terwijl iemand met een score van 0 geen last heeft van

(13)

13 smetvrees. Een voorbeeld van een item is “Ik heb het gevoel dat ik vieze handen krijg als ik met geld in aanraking kom”, hierbij is 0 = nooit/helemaal niet, 1=hoogst zelden,

2=soms/nogal, 3=vaak en 4=zeer vaak. De interne consistentie van de PI was in dit onderzoek .91 en was weergegeven met een Cronbach’s alpha. Dit betekent dat de test betrouwbaar was.

Groepsindeling.

De deelnemers werden verdeeld over twee condities. Dit werd gedaan door middel van de Padua Inventory (Burns et al., 1996; Van Oppen et al., 1995; aangehaald in Verwoerd et al. 2013). De deelnemers die hoog scoorden op de PI (de hoogste 20%) werden in de smetvrees hoog(SH) conditie geplaatst en de deelnemers die laag scoorden op de PI (de laagste 20%) werden in de smetvrees laag(SL) conditie geplaatst. De SH conditie bestond uit 82 deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 22.20 en een standaardafwijking van 6.24. De SL conditie bestond uit 99 deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 20.45 en een

standaardafwijking van 3.93. De deelnemers die gemiddeld op de PI scoorden werden niet meegenomen in het onderzoek, dit waren 201 deelnemers.

Pilot

Voor de selectie van de 10 scenario’s hebben we een pilot afgenomen van de vragenlijst om te testen of de geselecteerde scenario’s gebruikt konden worden voor de uiteindelijke vragenlijst. Aan deze trial deden 16 mensen mee. Er werd gekeken naar de score op ziekteverwekkend, deze score mocht niet te hoog zijn omdat de scenario’s dan te heftig beoordeeld waren. Hieruit bleek dat er vier scenario’s aangepast moesten worden zodat deze scenario’s minder heftig waren en objectief veiliger beoordeeld konden worden. Het doel was dat bij de scenario’s die uiteindelijk gebruikt zouden worden in de definitieve vragenlijst geen objectieve dreiginformatie te vinden was.

(14)

14 Procedure

In een testzitting voor eerstejaars psychologiestudenten werd deze vragenlijst afgenomen. De psychologie studenten kregen gedurende een bepaalde tijd verschillende vragenlijsten op het scherm van een laptop te zien, waaronder deze. De mensen die zich door middel van sociale media hadden aangemeld konden door het klikken op een link de

vragenlijst ook invullen.

Wanneer de vragenlijst via de link geopend was werd er begonnen met een informed

consent formulier dat op de eerste pagina zichtbaar was. Hier moest toestemming gegeven

worden om de gegevens uiteindelijk te kunnen gebruiken in het onderzoek. Hierna kwamen basisvragen zoals “wat is uw woonsituatie” en “hoe oud bent u?”. Deze vragen doorliep iedereen. Deelnemers kregen een informatiescherm te zien over de scenario’s, waarin werd vermeld wat de deelnemers te wachten stond en dat ze zich de scenario’s zo goed mogelijk moesten inbeelden om het vervolgens te beoordelen. Na deze uitleg werden de deelnemers

random verdeeld over de vier versies van de emotioneel redeneer taak. Nadat de deelnemers

alle 10 scenario’s ingevuld hadden kregen ze de Padua Inventory vragenlijst te zien, deze was bij iedereen hetzelfde. Hierna was het onderzoek afgelopen en kon de deelnemer nog

aangeven verder geïnformeerd te willen worden. Als diegene dit wilde kon het email adres achtergelaten worden en zou door middel van een debriefing informatie toegestuurd worden. De deelnemer was in totaal tussen de 6 en 10 minuten bezig met het invullen van de totale vragenlijst.

Data analyse plan

Voor de analyse werd er een onderscheid gemaakt tussen drie situaties, individueel, sociale met suggestie om zelf besmet te raken en sociale met verhoogde kans om anderen te besmetten. Dit is gebruikt voor drie mixed ANOVA’s. Er werd gekeken naar de VAS rating van ziekteverwekkend als afhankelijke variabele. De smetvrees scores (hoog/laag) werden gebruikt als between subject factor met 2 categorieën. De emotierespons werd gebruikt als

(15)

15

within subject factor. Hier werd gebruik gemaakt van 3 categorieën namelijk de emoties

angst, walging en neutraal. Wanneer er een significant hoofdeffect over de condities

gevonden wordt kan dit betekenen dat de twee condities van elkaar verschilden en dus correct gekozen waren. Wanneer er een significant hoofdeffect voor emotie gevonden wordt kan dit betekenen dat de score op ziekteverwekkend verschilden over de emoties. Wanneer er een significant interactie effect wordt gevonden dan kan dit een indicatie geven dat de condities verschilden in het beoordelen van de verschillende emoties.

(16)

16 Resultaten

Over alle situaties werden de gemiddelde score en de bijbehorende

standaardafwijkingen berekend, zie Tabel 1. Er waren in totaal drie mixed ANOVA’s uitgevoerd. Over de individuele situaties, de sociale situatie met suggestie om zelf besmet te raken(SSZ) en sociale situaties waar kans om anderen te besmetten(SSA) aanwezig was. De assumpties voor de mixed ANOVA’s moesten gecheckt worden. De assumpties die horen bij een mixed ANOVA zijn de normaliteit, sphericiteit en gelijke variantie. Voor normaliteit werd skewness en kurtosis gebruikt, deze viel voor zowel de hoge als de lage smetvreesgroep voor de verschillende scenario’s tussen de -2 en de 2 wat geen tot slechts een beperkte afwijking van normalitiet inhoud. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat deze assumptie niet geschonden was. Voor sphericiteit werd de Mauchly’s test gebruikt, de uitkomst voor deze analyse bij alle drie de mixed ANOVA was p > 0.05 dus aan deze assumptie was voldaan bij de drie mixed ANOVA’s. Voor gelijke variantie werd de Levene’s test gebruikt, deze was significant voor alle groepsvergelijkingen dus aan deze assumptie was niet voldaan. Individuele groepsvergelijkingen via onafhankelijke t-toetsen werden aangepast door de gecorrigeerde versie equal variances not assumed te kiezen.

(17)

17 Tabel 1

Gemiddelde scores en bijbehorende standaardafwijking (tussen haakjes) op ziekteverwekkend

opgesplitst voor de verschillende responsen (neutraal, walging en angst) en type scenario

(individuele situaties, SSZ en SSA) en apart weergegeven voor smetvrees hoog en smetvrees

laag.

Respons

Type scenario Neutraal Walging Angst

Individuele situaties Smetvrees laag 21,24(23,73) 22,36(25,09) 19,32(20,72) Smetvrees hoog 54,61(29,11) 47,57(30,18) 54,54(27,56) SSZ Smetvrees laag 10,51(14,77) 12,41(17,90) 15,19(19,22) Smetvrees hoog 31,57(27,50) 48,09(28,68) 42,01(28,01) SSA Smetvrees laag 30,59(29,77) 30,61(28,22) 29,81(25,58) Smetvrees hoog 60,06(29,82) 56,72(27,38) 54,76(30,53)

Noot: SSZ: Sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken en SSA: Sociale situaties

waar de kans om anderen te besmetten aanwezig was.

Individuele situaties

De eerste mixed ANOVA werd uitgevoerd over de scores voor ziekteverwekkend in de individuele situaties. De resultaten lieten een hoofdeffect zien voor conditie F(1,177) = 97.93, p < .001. Dit geeft aan dat tussen de twee condities, de scores op ziekteverwekkend verschilden. De SH conditie beoordeelde de situaties als meer ziekteverwekkend dan de SL conditie. De gemiddelde score van de SH conditie was 52.24 met een standaardafwijking van 22.77 en de gemiddelde score van de SL conditie was 20.97 met een standaardafwijking van 19.51. De resultaten toonden geen hoofdeffect aan voor emotie, F(2,354) = 1.15, p = 0.32. De score op ziekteverwekkend was niet verschillend over de emoties. De resultaten lieten verder een significant interactie-effect tussen de emoties en de condities zien, F(2,354) = 3.59, p = .03. Het effect dat de SH conditie hoger scoort op situaties met emotie dan op situaties zonder emotie werd hier niet gevonden. Het lijkt er op dat in deze situatie waarbij walging is

(18)

18 toegevoegd de hoog scorende conditie een lagere score op ziekteverwekkend heeft dan bij de neutrale respons. Bij angst lijkt er geen verschil te zijn met de neutrale respons. Zie Figuur 1.

Figuur 1.

Gemiddelde scores op ziekteverwekkend in individuele situaties voor de SL en SH conditie.

Uit Figuur 1 kan er gesuggereerd worden dat er in de SH conditie en de SL conditie geen gebruik wordt gemaakt van emotioneel redeneren. Er is geen gebruik gemaakt van emotioneel redeneren op basis van angst en er is ook geen gebruik gemaakt van emotioneel redeneren op basis van walging. Er kwam wel een significant interactie effect naar voren daarom is het van belang om dit toch verder te onderzoeken. Dit werd gedaan met een

independent t-test. Eerst zijn de scores van de neutrale respons afgetrokken van de walging-

en angstrespons. De afhankelijke variabelen waren het emotioneel redeneren op basis van walging(ERW) en het emotioneel redeneren op basis van angst(ERA). De onafhankelijke variabelen waren de twee condities. Er werd gekeken bij equal variances not assumed vanwege de assumpties die geschonden waren. Hieruit bleek dat bij ERW het verschil niet significant was t(151) = 1.97, p = 0.051. Dit betekent dat er geen verschil gevonden is in

0 10 20 30 40 50 60

neutraal walging angst

sc or e o p zi ek tev er w ek ken d respons

Emotioneel redeneren in individuele situaties

smetvrees laag conditie smetvrees hoog conditie

(19)

19 ERW tussen de SH conditie en de SL conditie is individuele situaties. Bij ERA was het

verschil niet significant t(152) = 0.49, p = 0.62. Dit betekent dat ook hier geen duidelijk verschil werd gevonden in ERA tussen de SH conditie en de SL conditie. Als dit vergeleken wordt met figuur 1 komt dit overeen met de resultaten die gevonden is in de independent

t-test. Het interactie effect kan verklaart worden doordat in de SH conditie de score op

ziekteverwekkend lager was wanneer de emotie walging is toegevoegd in vergelijking met neutraal. Bij de SL conditie zie je de score van ziekteverwekkend iets omhoog gaan wanneer de emotie walging was toegevoegd in vergelijking met neutraal. De resultaten zijn niet in overeenstemming met de verwachting dat mensen met smetvrees in individuele situaties meer gebruik maken van emotioneel redeneren dan mensen zonder smetvrees.

Sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken.

De tweede mixed ANOVA werd uitgevoerd over de scores in de sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken. Hier werd eveneens een hoofdeffect gevonden voor de conditie F(1,176) = 109.32, p < 0.001. Dit geeft aan dat tussen de twee condities de score op ziekteverwekkend verschilden. De SH conditie beoordeelde de situaties als meer

ziekteverwekkend dan de SL conditie. De gemiddelde score van de SH conditie was 40.56 met een standaardafwijking van 20.77 en de gemiddelde score van de SL conditie was 12.70 met een standaardafwijking van 14.66. De resultaten toonden ook een hoofdeffect voor emotie F(2,352) =13.53, p < 0.001, wat verder werd gekwalificeerd door de significante interactie tussen emotie en de conditie, F(2,352) = 7.59, p < 0.001 (zie Figuur 2).

(20)

20 Figuur 2.

Gemiddelde scores op ziekteverwekkend in sociale situaties met suggestie om zelf besmet te

raken voor de SH en SL conditie.

Uit figuur 2 kan er gesuggereerd worden dat bij de scenario’s waar een angst- of walgingrespons was toegevoegd dit tot een hogere inschatting van ziekteverwekkend leidde binnen de SH conditie. Het toevoegen van de emoties lijkt binnen de SL conditie geen effect op te leveren. Het was relevant om dit verder te onderzoeken, dit werd gedaan met een

independent t-test. Dit werd op dezelfde manier toegepast als bij de individuele situaties.

Hieruit bleek dat bij ERW het verschil significant was t(109) = 3.51, p < 0.001, hetgeen betekent dat er een duidelijk verschil werd gevonden in ERW tussen de SH conditie en de SL conditie in de sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken. Bij ERA was het verschil niet significant t(121) = 1.45, p = 0.151. Dit betekent dat er geen duidelijk verschil werd gevonden in ERA tussen de SH conditie en de SL conditie in de SSZ. De resultaten zijn deels in overeenstemming met de verwachtingen. De verwachting dat ERW een rol zou spelen bij mensen met smetvrees in SSZ werd bevestigd door de resultaten. De verwachting

0 10 20 30 40 50

neutraal walging angst

sc or e o p ziek tev er w ek ken d respons

emotioneel redeneren in sociale situaties met suggestie

om zelf besmet te raken

smetvrees laag conditie smetvrees hoog conditie

(21)

21 dat ERA een rol zou spelen in SSZ bij mensen met smetvrees werd niet bevestigd door de resultaten.

Sociale situaties waar de kans om anderen te besmetten aanwezig was.

De derde mixed ANOVA werd uitgevoerd over de scores in de sociale situaties waar kans om anderen te besmetten aanwezig was. De resultaten toonden een hoofdeffect aan voor de conditie F(1,179) = 71.51, p < 0.001. Dit geeft aan dat tussen de twee condities de score op ziekteverwekkend verschilden. De SH conditie beoordeelde de situaties als meer

ziekteverwekkend dan de SL conditie. De gemiddelde score van de SH conditie was 57.18 met een standaardafwijking van 21.27 en de gemiddelde score van de SL conditie was 30.33 met een standaardafwijking van 21.26. De resultaten toonden geen hoofdeffect aan voor emotie, F(2,358) = 0.77, p = 0.47. De score op ziekteverwekkend was niet verschillend over de emoties. Er bleek uit deze resultaten dat hier geen interactie-effect gevonden was, F(2,358) = 0.46, p = 0.63. Dit is weergegeven in Figuur 3.

Figuur 3.

Gemiddelde scores op ziekteverwekkend in de sociale situaties waar kans om anderen te

besmetten aanwezig was voor de SL en SH conditie. 0 10 20 30 40 50 60 70

neutraal walging angst

sc or e o p ziek tev er w ek ken d respons

Emotioneel redeneren in de sociale situaties waar kans

om anderen te besmetten aanwezig was

smetvrees laag conditie smetvrees hoog conditie

(22)

22 Uit Figuur 3 blijkt dat er in de SH conditie en de SL conditie geen gebruik werd

gemaakt van emotioneel redeneren. De resultaten zijn niet in overeenstemming met de verwachting dat mensen met smetvrees in sociale situaties, waar kans om anderen te

besmetten aanwezig was, meer gebruik maken van emotioneel redeneren dan mensen zonder smetvrees.

(23)

23 Discussie

In dit onderzoek werd de rol van emotioneel redeneren op basis van angst en walging bij het in stand houden van smetvreesklachten onderzocht. Er werd een effect gevonden in SSZ bij emotioneel redeneren op basis van walging. In de andere situaties, individuele en SSA, werd emotioneel redeneren niet gevonden. Dit betekent dat men alleen op basis van walging redeneert in sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken. Deelnemers die hoog scoorden op smetvrees, interpreteerden de situatie met smetvrees relevante, maar niet bedreigende informatie waarbij de emotie walging was toegevoegd, als meer

ziekteverwekkend dan wanneer de emotie walging niet was toegevoegd. Uit de resultaten bleek ook dat er consistent in alle drie types situaties een significant verschil was gevonden tussen de twee condities op de score ziekteverwekkend. De smetvrees hoog conditie scoorde significant hoger dan de smetvrees laag conditie.

Deze resultaten bevestigen één van de verwachtingen, namelijk de verwachting dat in de sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken de deelnemers in de SH conditie een hogere gevaarschattinghadden op ziekteverwekkend dan de deelnemers in de SL conditie met de walging respons. De overige verwachtingen zijn niet uitgekomen. Dit resultaat sluit aan bij het onderzoek van Verwoerd et al. (2013). Dat onderzoek toonde ook aan dat

emotioneel redeneren op basis van walging een rol speelde bij smetvrees. Dat wordt door dit onderzoek nog een keer bevestigd. Dit onderzoek keek niet alleen naar emotioneel redeneren op basis van walging maar ook naar emotioneel redeneren op basis van angst, wat op basis van het onderzoek van Arntz et al. (1995) een rol zou kunnen spelen bij verschillende

stoornissen. Emotioneel redeneren op basis van angst is door dit onderzoek niet bevestigd. Uit dit onderzoek bleek dat dit geen rol speelt. Dit onderzoek richtte zich ook nog op

verschillende situaties namelijk de individuele situaties, sociale situatie met suggestie om zelf besmet te raken en sociale situatie met de kans om anderen te besmetten. Dit onderscheid is in

(24)

24 eerder onderzoek niet gemaakt. Deze informatie zorgt ervoor dat er specifieker onderzoek gedaan kan worden naar de rol van emotioneel redeneren op basis van walging. Er hoeft namelijk alleen nog maar gekeken te worden naar sociale situaties met suggestie om zelf besmet te raken.

Een verklaring voor het feit dat emotioneel redeneren op basis van walging alleen in deze situatie gevonden was, kan zijn dat men alleen in een SSZ waarbij de emotie walging was toegevoegd, gebruik maakte van emotioneel redeneren. Het zou zo kunnen zijn dat met name in sociale situaties de walgingrespons ervoor zorgde dat men gebruik gaat maken van de secundaire appraisals waardoor men disfunctioneel ging redeneren (Teachman, 2006). Deze mensen lieten de emotie walging waarschijnlijk een grotere rol spelen dan de objectieve omgevingsinformatie. Er is in de overige situaties geen bewijs gevonden dat de deelnemers op basis van emoties redeneerden. De deelnemers zouden op basis van objectieve

omgevingsinformatie kunnen redeneren. In vervolgonderzoek kan hier verder op ingegaan worden door gebruik te maken van niet alleen objectief veilige situaties maar ook van objectief onveilige situaties. In het onderzoek van Arntz et al. (1995) is dit onderscheid gemaakt. Hierdoor kan er definitief geconcludeerd worden of deelnemers gebruik maken van de objectieve omgevingsinformatie.

Een andere verklaring is dat de scenario’s misschien niet correct gekozen zijn waardoor er bij de SSZ wel een resultaat gevonden is en bij de rest niet. De scenario’s zijn door de onderzoekers zelf geselecteerd en gevormd. Bij de scenario’s met de situaties met de suggestie om zelf besmet te raken is misschien eerder walging te verwachten dan dat er angst te verwachten is. Bij de andere scenario’s kan het zijn dat er helemaal geen walging of angst bij de deelnemers opgeroepen werd waardoor dit ook geen rol kon spelen. De pilot liet zien dat er hoog gescoord werd op de scenario’s, die vervolgens door de onderzoekers zijn

(25)

25 er afwijkend gescoord werd op de scenario’s. In vervolg onderzoek is het dus van belang dat er een goed pilot onderzoek wordt afgenomen en dat de scenario’s beter gecheckt en

geselecteerd worden.

Dit onderzoek heeft verschillende beperkingen waar in vervolgonderzoek op in gegaan kan worden.In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een scenario methode om emotioneel redeneren te meten. De ecologische validiteit van deze methode kan in twijfel getrokken worden. Het kan namelijk zo zijn dat men in het normale leven heel anders reageert dan wanneer iemand een situatie moet inbeelden en dan aan de hand daarvan moet aangeven hoe ziekteverwekkend de situatie is (Parkinson & Manstead, 1993). In het onderzoek van Olatunji en Armstrong (2009) werd gebruik gemaakt van een publiek toilet taak waarbij de deelnemers zelf een publiek toilet in moesten. Vervolgens moesten de deelnemers daar verschillende plekken aan raken. Dit is een voorbeeld waarbij de onderzoekers een situatie opzochten waarbij de deelnemer gerichte taken moesten uitvoeren. Voor vervolgonderzoek zou dit een goede manier zijn om de mensen niet de situaties te laten inbeelden via een computerscherm maar het ze echt te laten ervaren.

Er werd in dit onderzoek ook gebruik gemaakt van een online-taak. De deelnemers konden deze taak overal doen waar zij wilden en ze mochten er zo lang over doen als zij wilden. Dit kon tot gevolg hebben dat de deelnemers er een dag over konden doen of ze konden met de taak beginnen, halverwege stoppen en een op een later tijdstip de taak

hervatten. Ze konden de taak ook thuis uitvoeren waarbij de omgevingsfactoren niet gestuurd werden. Hierop is niet gecontroleerd. Dit kan voor veel afleiding zorgen. Ook kon afleiding ervoor zorgen dat de deelnemer zich niet kon herinneren hoe de taak in zijn werking ging omdat ze de instructies waren vergeten. Om hierop te controleren zou er gebruik gemaakt kunnen worden van een gecontroleerde omgeving. De deelnemer komt dan naar bijvoorbeeld

(26)

26 het Lab en maakt daar de taak. Zo kan de omgeving gecontroleerd worden, zal er geen

afleiding plaats vinden en moet de deelnemer de taak ook in één keer af maken.

Uit dit onderzoek bleek dat emotioneel redeneren op basis van angst geen rol speelde bij smetvrees. In het onderzoek van Verwoerd et al. (2016) bleek dat angst alleen in overlap met walging een rol speelden bij de angst om over te geven. Hieruit blijkt dat angst wellicht geen rol speelde bij deze stoornissen. Uit onderzoek van Rachman (2004) bleek dat schaamte een belangrijke emotie is bij smetvrees. Misschien wordt er in situaties wel gebruik gemaakt van emotioneel redeneren op basis van schaamte. Naar de emotie schaamte in combinatie met emotioneel redeneren is nog weinig onderzoek gedaan maar omdat het een belangrijke emotie is bij smetvrees zou dit een rol kunnen spelen. In vervolgonderzoek kan er dus op de emotie schaamte ingegaan worden. Hierdoor zal duidelijk worden of emotioneel redeneren op basis van schaamte een rol speelt bij het in stand houden van smetvrees.

De condities, smetvrees hoog en smetvrees laag, zijn geselecteerd door de PI. De deelnemers waren niet officieel gediagnosticeerd met smetvrees. Voor de klinische implicatie is het verstandig om dit onderzoek te doen bij mensen die officieel gediagnosticeerd zijn met smetvrees. Wanneer daaruit blijkt dat emotioneel redeneren op basis van walging ook een rol speelt bij mensen met de diagnose smetvrees kan daar op ingegaan worden bij de

behandeling. Een behandeling die ervoor zorgt dat emotioneel redeneren op basis van walging verminderd wordt. In het onderzoek van Lommen, Engelhard, Van den Hout en Arntz (2013) moesten mensen met een angst voor spinnen elke keer afleiden of ze met een gevaarlijke of veilige situatie te maken hadden op basis van de aanwezigheid of afwezigheid van objectieve informatie en ze moesten de emotionele reactie negeren. Uit de resultaten bleek dat

emotioneel redeneren op basis van angst was afgenomen en ook de angst voor spinnen was afgenomen. Dit zou ook van nut kunnen zijn bij de behandeling van smetvrees.

(27)

27 Emotioneel redeneren op basis van walging blijkt een rol te spelen bij het in stand houden van smetvreesklachten. De score op ziekteverwekkend gaat omhoog in sociale situaties metde suggestie om zelf besmet te raken wanneer walging is toegevoegd. Er is een goede kans dat het verminderen van emotioneel redeneren, iets toe kan voegen aan de huidige behandelingen.

(28)

28 Reflectieverslag

De feedback die ik elke keer op mijn verslagen heb gekregen heb ik zo goed mogelijk aangehouden. Zo heb ik verbeterd waar het beter moest en ook wanneer dit een keer was aangegeven heb ik geprobeerd het in mijn hele verslag op dezelfde manier neer te zetten. Soms wanneer de feedback niet helemaal duidelijk was voor mij heb ik naar verduidelijking gevraagd via de mail, hierna was het vaak duidelijk en wist ik wat er van mij verwacht werd. De manier van feedback vond ik erg fijn er werden suggesties gedaan en er waren ook momenten waarop ik echt zelf moest nadenken hoe ik het verhaal beter kon maken. Het project is voor mij goed verlopen in het begin, ik had al snel een plan en wist waar ik heen wilde en hoe ik daar heen wilde. Ook had ik al snel heel veel artikelen waar ik veel aan had. Dus het zoekproces was bij mij goed verlopen. Wat verder nog goed verlopen was, was het onderzoek doen zelf. We hadden al snel erg veel deelnemers verzameld die de vragenlijst correct invulden. Dus de vragenlijst zat ook goed in elkaar. Deze vragenlijst moesten we zelf in elkaar zetten in het programma Qualtrics. Dit verliep naar mijn mening ook goed. Wat minder verliep in dit project was voor mij de presentatie, hierop had ik voor mijn gevoel niet goed gepresteerd omdat de zenuwen een te grote rol speelde. Hierdoor heb ik het onderzoek niet kunnen presenteren als dat ik in mijn hoofd had.

Een sterk punt van mijn onderzoeksverslag is voor mij de resultaten. De grafieken zitten goed in elkaar en er is duidelijk te zien wat er gebeurd. Verder zijn de resultaten die uit de SPSS analyse kwam goed opgeschreven en heb ik zelf ook begrepen wat er met de resultaten bedoeld wordt. Een ander sterk punt is dat uit dit onderzoek een significant resultaat is gevonden, we hebben een specifiekere situatie bekeken en daaruit kwam een resultaat. Dit is voor dit onderzoek heel goed maar voor vervolg onderzoek is het ook een heel goed

uitgangspunt. Een zwak punt van mijn onderzoeksverslag is voor mij de discussie, die vond ik lastiger te schrijven dan dat ik had gedacht hierdoor had ik eigenlijk weinig tijd om echt goede punten te formuleren. Ik was hier in het begin ook bij mezelf aan het speculeren in plaats van dat ik keek naar andere onderzoeken wat daar in gebeurden. Dit is naar mijn mening na de feedback wel iets verbeterd al merkte ik daar nog wel moeite mee te hebben. Met de ethische aspecten is in dit onderzoek goed omgegaan, er was een aanvraag gedaan bij de ethische commissie. De ethische commissie had ons voorstel goedgekeurd. Verder hebben we de deelnemers ook ingelicht over wat ze te wachten stond bij het onderzoek en

aangegeven dat wanneer ze niet door wilden gaan met het onderzoek ze ten alle tijden konden stoppen.

(29)

29 Literatuurlijst

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed., text rev.) Washington, DC: Autor.

Arntz, A., Rauner, M., & van den Hout, M. (1995). 'If I feel anxious, there must be danger': Ex-consequentia reasoning in inferring danger in anxiety disorders. Behaviour Research and Therapy, 33(8), 917-925.

Burns, G. L. K., Formea, S. G., Sternberger, G. M., & Lee, G. (1996). Revision of the Padua Inventory of obsessive-compulsive disorder symptoms: distinctions between worry, obsessions, and compulsions. Behaviour Research and Therapy, 34, 163-173.

Cisler, J. M., Reardon, J. M., Williams, N. L., & Lohr, J. M. (2007). Anxiety sensitivity and disgust sensitivity interact to predict contamination fears. Personality and Individual Differences, 42, 935–946.

Deacon, B., & Olatunji, B. O. (2007). Specificity of disgust sensitivity in the prediction of behavioral avoidance in contamination fear. Behaviour Research and Therapy, 45, 2110–2120.

Grant, J. E. (2014). Obsessive-Compulsive Disorder. The new england journal of medicine, 7, 646-653.

Lommen, M. J. J., Engelhard, I. M., van den Hout, M. A., & Arntz, A. (2013). Reducing emotional reasoning: An experimental manipulation in individuals with fear of spiders. cognition and emotion, 27, 1504-1512.

McKay, D., Abramowitz, J. S., Calamari, J. E., Kyrios, M., Radomsky, A., Sookman, D., Taylor, S., & Wilhelm, S. (2004). A critical evaluation of obsessive–compulsive disorder subtypes: Symptoms versus mechanisms. Clinical Psychology Review, 24, 283–313.

(30)

30 McKay, D., & Moretz, M. W. (2009). The intersection of disgust and contamination

fear. In B. Olatunji, & D. McKay (Eds.), Disgust and its disorders: Theory,

assessment, and treatment implications (pp. 211-227). Washington, DC, US: American Psychological Association.

Moretz, M. W., & McKay, D. (2008). Disgust sensitivity as a predictor of obsessive- compulsive contamination symptoms and associated cognitions. Journal of Anxiety Disorders, 22, 707–715.

Muris, P., Mayer, B., & Bervoets, S. (2010). Listen to your heart beat and shiver! An experimental study of anxiety-related emotional reasoning in children. Journal of Anxiety Disorders, 24, 612–617.

Olatunji, B. O., & Armstrong, T. (2009). Contamination fear and effects of disgust on distress in a public rest room. Emotion, 9, 592-597.

Olatunji, B. O., Sawchuk, C. N., Lohr, J. M., & de Jong, P. J. (2004). Disgust domains in the prediction of contamination fear. Behaviour Research and Therapy, 42, 93–104. van Oppen, P., Hoekstra, R. J., & Emmelkamp, P. (1995). The structure of obsessive

compulsive symptoms. Behaviour Research and Therapy, 33, 15-23.

Parkinson, B., & Manstead, A. S. R. (1993). Making sense of emotions in stories and social life. Cognition and Emotion, 7, 295-323.

Teachman, B. A. (2006) Pathological disgust: In the thoughts, not the eye, of the Beholder.

Anxiety, Stress, and Coping, 19(4), 335-351

Tsao, S. D., & McKay, D. (2004). Behavioral avoidance tests and disgust in contamination fears: distinctions from trait anxiety. Behaviour Research and Therapy, 42, 207–216. Rachman, S. (2004). Fear of contamination. Behaviour Research and Therapy, 42, 1227–

1255.

(31)

31

psychopathologie, Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Verduijn, N. J. C., Vincken, M. J. B., Meesters, C. M. G., & Engelhard, I. M. (2015). Emotional Reasoning in Acutely Traumatized Children and Adolescents: An Exploratory Study. J Child Fam Stud, 24, 2966–2974.

Verwoerd, J., van Hout, W., & de Jong, P. J. (2016). Disgust- and anxiety-based emotional reasoning in non-clinical fear of vomiting. Journal of Behavior Therapy and

Experimental Psychiatry, 50, 83-89.

Verwoerd, J., de Jong, P. J., Wessel, I. & Van Hout, W. J. P. J. (2013). “If I feel disgusted, I must be getting ill": Emotional reasoning in the context of contamination fear.

Behaviour Research and Therapy, 51, 122-127.

Woody, S. H., & Teachman, B. A. (2000). Intersection of disgust and fear: normative and pathological views. Clinical Psychology: Science and Practice, 7, 291-311.

(32)

32 bijlage.

Verschillende typen scenario’s Individuele situaties

1. Voordat je naar bed gaat zet je de wekker op je mobiele telefoon. Deze leg je vervolgens onder je kussen. Als je wilt gaan slapen, realiseer je je opeens dat je de telefoon vandaag meerdere keren hebt laten vallen, waaronder ook een keer op de grond van een wc.

2. Je bent op het station en wacht op de trein. Omdat je nog een kwartier moet wachten besluit je om op een bankje te gaan zitten. Als je eenmaal zit merk je een vieze zurige geur op en zie je dat het bankje vies is.

3. Je zit in de tram. De volgende halte is de halte waar jij uit moet stappen. Je staat op en loopt naar de uitgang. Je bent de enige die bij deze uitgang staat en moet op het knopje drukken om de deur te openen. Wanneer je het knopje indrukt voelt het plakkerig aan. Sociale situaties met de suggestie om zelf besmet te raken

1. Je gaat een taartje eten met vrienden in een café, jullie bestellen allemaal een ander taartje. Wanneer de bestelling wordt gebracht, nemen jullie allemaal tegelijk een hapje van je eigen taartje. Een van de vrienden vindt het taartje dat jij hebt gekozen er wel heel erg lekker uitzien en neemt met zijn vork een hapje zonder te vragen of dit goed is.

2. Je gaat vandaag naar het zwembad. Je kleedt je om en vervolgens ga je onder de douche staan. Daarna ga je het zwembad in, waar het behoorlijk druk is. Je ziet

vervolgens iemand anders zonder te douchen het zwembad in springen. Je realiseert je dat dit vaker voorkomt en zwemt vervolgens verder

3. Je bent bij een vriendin op bezoek. Ze zit met haar harige kat op schoot en geeft het dier een aai. Vervolgens pakt ze met haar handen een koekje en geeft het aan jou. Sociale situaties met de kans om anderen te besmetten

1. Je gaat vandaag op vakantie, voordat je gaat inchecken ga je naar de wc. Als je klaar bent, zie je dat er geen zeep meer is om je handen te wassen. Zo dadelijk gaat de vlucht vertrekken, je loopt daarom weg zonder je handen te wassen.

2. Vanavond komen een paar vrienden langs om bij je te eten. Je voelt je vandaag niet zo lekker, maar neemt toch een hap om te proeven of het eten goed op smaak is.

Vervolgens leg je de lepel waarmee je had geproefd terug in de pan.

3. Je haalt drankjes voor je vrienden bij de bar. Je ziet dat de barman de drankjes schenkt in glazen van andere gasten, zonder dat hij de glazen heeft gewassen. Je geeft de drankjes aan je vrienden.

4. Je moet voor een evenement 50 pasteitjes maken (aanleveren). Je hebt er precies 50. Je bent de pasteitjes in een bak aan het regelen op aanrecht in de keuken. Er vallen er een aantal op de grond. Je pakt ze op en zet deze ook in de bak om het vervolgens af te geven voor het evenement.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zowel de werkelijke kosten voor het onderhoud als de kosten voor energie zijn afgezet tegen de landelijke PO en VO Benchmark van ICSadviseurs. Deze benchmark bevat gegevens van

Voor nieuwe schulden die onder dit scenario worden aangegaan, geldt dat de belastingplichtige moet kunnen aantonen dat een lening is aangegaan voor aanschaf, verbetering of

Onder de huidige OESO-voorstellen zouden naast de spelers die geautomatiseerde digitale diensten leveren echter ook de veel bredere groep van zogenoemde ‘consumer-facing

- De afdelingsleider leerlingzaken wordt geïnformeerd door de mentor wanneer er sprake is van langdurige afwezigheid van een leerling (10 dagen). In samenspraak met het

The UTP Directive raises funda- mental issues of competition law and market regulation, such as exploitative and exclusionary practices in the context of economic dependence,

Such energy flexible manufacturing systems can achieve different development levels of energy flexibility: energy demand flexibility, balanced energy self-sufficiency and real

SANS South African National Standards SMPS Switch Mode Power Supply SVC Static VAR Compensator TDD Total Distortion Demand THD Total Harmonic Distortion VSD Variable

Verder zal de invoering van Passend Onderwijs een groter beroep doen op de nevenruimten in de school, zullen mogelijke extra financiele middelen kunnen leiden tot verlaging van