• No results found

Effectonderzoek Sta Sterk Training tegen pesten voor kinderen van 6 tot 18 jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effectonderzoek Sta Sterk Training tegen pesten voor kinderen van 6 tot 18 jaar"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Effectonderzoek Sta Sterk Training tegen pesten

voor kinderen van 6 tot 18 jaar.

Masterscriptie orthopedagogiek Ontwikkelings- en Opvoedingsproblemen Universiteit van Amsterdam M. Boersma Studentnummer: 11288442 Mevr. Dr. M. (Mirjana) Majdandžić Mevr. L.S. (Brechtje) de Mooij Amsterdam, juli 2017

(2)

Effectonderzoek Sta Sterk Training tegen pesten

voor kinderen van 6 tot 18 jaar.

Naam student: Miranda Boersma Adres: Waterpas 13 Woonplaats: Dronten Telefoon: 06 - 28072675 Studentnummer: 11288442 E-mailadres: Mirandaa_1985@hotmail.com Onderwerp: Effectonderzoek Sta Sterk Training tegen pesten voor kinderen van 6 tot 18 jaar. Voorlopige tijdsplanning: startdatum: december 2016, geplande einddatum: 30 juni 2017 Toewijzing aan leerstoelgroep: OOP (Orthopedagogiek)

Begeleider: mevr. dr. M. (Mirjana) Majdandžić
 Tweede beoordelaar: mevr. L.S. (Brechtje) de Mooij

(3)

Inhoudsopgave

Abstract p. 4

Samenvatting p. 4

Inleiding p. 6

- Wat is pesten p. 6

- Verschillende manieren van aanpak van pesten p. 7

- Sta Sterk Training p. 12

Methode p. 15 - Deelnemers p. 15 - Procedure p. 16 - Maten p. 16 - Data-analyse p. 19 - Programma integriteit p. 19 Resultaten p. 20

- De effecten van de Sta Sterk Training p. 20

- De effecten van de Sta Sterkt Training op gevoelens p. 21

Discussie p. 22 - Samenvatting resultaten p. 22 - Aanbevelingen p. 26 - Beperkingen p. 27 - Conclusie p. 29 Dankwoord p. 29 Literatuur p. 30

(4)

Effect study of the “Sta Sterk Training” against bullying in children aged 6-18 years Abstract

At the request of the "Omgaan met Pesten" foundation, a study was conducted into the effectiveness of the anti-bullying program "Sta Sterk Training". The program is intended for victims of bullying and children who are less resilient at the age of 6 to 18 years. Participants were 30 children and their primary caregivers. Digital questionnaires were filled out by the primary caregiver before and after the Sta Sterk Training. Measures included: body language in normal situations, body language in bullying situations, social information processing, social skills, assertiveness, internalization, feelings, coping strategies, experience of competence and social worries. Repeated measures-ANOVAs showed that the Sta Sterk Training significantly improved body language in bullying situations, social concerns, assertiveness, communication, social involvement, internalization, feeling angry and feeling confident. The Sta Sterk Training did not significantly affect body language in normal situations, or feeling sad or fearful. The Sta Sterk Training seems to be an effective

intervention to increase resilience by the victims. The training seems a well-applicable and effective intervention against the effects of bullying. Research on the long-term effects and studies using a control group are necessary to confirm the findings of this research.

Samenvatting

Op verzoek van de stichting “Omgaan met Pesten” is er onderzoek gedaan naar de

effectiviteit van het anti-pestprogramma de “Sta Sterk Training”. Het programma is bedoeld voor slachtoffers van pesten en kinderen die minder weerbaar zijn in de leeftijd van 6 tot 18 jaar. De data van 30 primaire opvoeders is gebruikt om de effectiviteit van de Sta Sterk Training te onderzoeken. Er is gebruik gemaakt van digitale vragenlijsten die door de primaire opvoeder zijn ingevuld voor en na de Sta Sterk Training. Maten zijn:

lichaamshouding in normale situaties, lichaamshouding in pestsituaties, sociale informatieverwerking, sociale vaardigheden, assertiviteit, internalisatie, gevoelens,

copingstrategieën, competentiebeleving en sociale zorgen. Uit de RM-ANOVA bleek de Sta Sterk Training een significant positief effect te hebben op lichaamshouding in pestsituaties, sociale zorgen, assertiviteit, communicatie, sociale betrokkenheid, internalisatie, zich boos voelen en zich vol zelfvertrouwen voelen. De Sta Sterk Training had geen significant effect op lichaamshouding in normale situaties, zich gewoon, verdrietig of angstig voelen. De Sta

(5)

Sterk Training lijkt dus effectief op de gedragingen die de weerbaarheid bij het kind

vergroten. De training lijkt op het eerste gezicht een goed toepasbare en werkzame interventie tegen de gevolgen van pesten. Onderzoek naar langere termijneffecten en onderzoeken die gebruik maken van een controlegroep zijn nodig om de bevindingen van dit onderzoek te bevestigen.

Key words: Bullying, victimization, body language, social information processing, coping strategies, social competence

Trefwoorden: pesten, victimisatie, lichaamstaal, sociale informatieverwerking, copingstrategieën, sociale vaardigheden

(6)

Effectonderzoek Sta Sterk Training tegen pesten voor kinderen van 6 tot 18 jaar Wat is pesten

Begin 2017 is Nederland opnieuw tweemaal opgeschrikt door een kind dat zelfdoding pleegde met als waarschijnlijke aanleiding pesten. Cijfers van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) laten een toename van 35% aan zelfdodingen zien in 2015 in vergelijking met 2014 bij kinderen in de leeftijd van 10 tot 15 jaar (Praktikon, 2016). Het is mogelijk dat pesten een van de factoren is die zelfdoding kunnen hebben beïnvloed. In 2016 geeft 10% van de

Nederlandse basisschoolleerlingen aan weleens gepest te zijn. Van deze 10% geeft 8% aan maandelijks gepest te worden en 3% wekelijks. Binnen het voortgezet onderwijs in Nederland geeft ruim 8% aan weleens gepest te zijn; 3% maandelijks en 5% wekelijks

(http://www.nji.nl). Het is begrijpelijk dat pesten een belangrijk onderwerp is geworden van de maatschappelijke bezorgdheid en wetenschappelijk onderzoek. Vele onderzoeken tonen aan dat pesten een vernietigende uitwerking kan hebben op de ontwikkeling van kinderen (Hinduja & Patchin, 2010; Monk & Smith, 2006; Schreier et al., 2009). Het blijkt dat pesters en pestslachtoffers al op de leeftijd van 4 jaar geïdentificeerd kunnen worden (Monks & Smith, 2006). Een vroegtijdige en effectieve interventie is dus onontbeerlijk. In dit onderzoek wordt gekeken of de Sta Sterk training helpend is bij de weerbaarheid tegen pesten voor kinderen tussen de 6 en 18 jaar.

Pesten is een vorm van agressie die wordt gekenmerkt door het herhaaldelijk en systematisch misbruik maken van macht (Cook, Williams, Guerra, Kim, & Sadek, 2010; Vreeman & Carroll, 2007). Bij pesten kan zowel gebruik gemaakt worden van fysieke, verbale, relationele als internetagressie. Slachtoffers van pesten worden door hun

leeftijdsgenoten als fysiek en psychologisch zwakker gezien (Vreeman & Carroll, 2007). Slachtoffers van pesten zien zichzelf ook niet instaat zich te verweren (Vreeman & Carroll, 2007). Er is enig bewijs dat jongens meer fysiek pesten en meisjes meer relationeel (Smith, Talamelli, Cowie, Naylor, & Chauhan, 2004). Pesten onderscheidt zich van plagen doordat er bij pesten een machtsverschil is tussen pester en slachtoffer. Bij plagen wisselen deze rollen evenredig. Pesten wordt als een subtype van agressief gedrag gezien waarbij de pesters herhaaldelijk het machteloze slachtoffer aanvallen, vernederen of buitensluiten (Salmivalli, 2010).

De gevolgen van pestgedrag zijn zeer ernstig. Het is bekend dat victimisatie (het tot slachtoffer gemaakt worden) gerelateerd is aan een verminderd zelfvertrouwen, lichamelijke klachten, verminderde academische prestaties, slaapproblemen, enuresis, angstproblemen,

(7)

psychotische symptomen en zelfdoding (Cook et al.,2010; Hinduja & Patchin, 2010; Vreeman & Carroll, 2007). Niet alleen de slachtoffers van pesten maar ook de pesters zelf en de

kinderen die zowel pesten als gepest worden hebben een verhoogd risico op depressieve symptomen en zelfdodingsgedachten (Vreeman & Carroll, 2007). Adolescenten met een pestverleden hebben minder zelfvertrouwen, voelen zich meer sociaal afgewezen, sociaal geïsoleerd, buitengesloten en hebben een lagere sociale status dan adolescenten zonder pestverleden (Vreeman & Carroll, 2007). Veel adolescenten hebben psychische hulp nodig voor deze gevolgen van het pestverleden. Deze hulp was in veel gevallen mogelijk niet nodig geweest wanneer er bijtijds handvatten waren aangereikt om kinderen weerbaar te maken tegen pesten. Handvatten kunnen aangereikt worden in antipestprogramma’s. Echter is de effectiviteit van de meeste antipestprogramma’s nog niet empirisch bewezen, enkel goed onderbouwd.

Verschillende manieren van aanpak van pesten

Er zijn verschillende visies op de aanpak van pesten en de gevolgen van pesten. De meest recente studies richten zich voornamelijk op een systemische aanpak tegen pesten. Ze zien pesten als een systemisch probleem met verschillende oorzaken op zowel individueel niveau, groepsniveau als schoolniveau (Kärnä et al., 2011; Smith, Schneider, Smith & Ananiadou, 2004; Ttofi & Farrington, 2011; Smith, 2004). Onderzoek heeft aangetoond dat behandeling een groter effect heeft wanneer het kind wordt omringd door kinderen zonder problemen dan wanneer het kind wordt omringd door gelijkgestemden (Swearer, Grills, Haye, & Cary, 2004). De systemische aanpak richt zich dus op de groep als geheel. De groep, meestal de klas, bepaalt namelijk wie pester is en wie slachtoffer (Salmivalli, 2010). Zo blijkt uit onderzoek van Kärnä et al. (2011) naar de KiVa training onder ruim 8000 kinderen tussen de 10 en 12 jaar dat negen maanden na de training er nog significante verbetering was op zeven van de elf afhankelijke variabelen, waaronder door zichzelf of door leeftijdsgenoten aangegeven victimisatie en zelfgerapporteerd pesten. Andere interventies richten zich

voornamelijk op de pester, wiens externaliserende gedrag meestal snel gesignaleerd wordt en als storend wordt ervaren (Ykema, 2002). De Rots en Water training richt zich op het

verminderen van grensoverschrijdend gedrag, zelfbeheersing, zelfreflectie en zelfvertrouwen door middel van psycho-fysieke oefeningen. De kwantitatieve resultaten bleken de hypothese dat agressie afnam na de Rots en Water training niet te ondersteunen (Lee, 2006). Uit de kwalitatieve resultaten van ditzelfde onderzoek bleek echter dat de leerlingen onderling wel een afname van agressie en verbetering in het gedrag bemerkten bij de andere leerlingen na de

(8)

training (Lee, 2006).

Slechts enkele interventies richten zich op de kinderen die slachtoffer zijn van pesten. Deze interventies benadrukken het belang van het beschermen van slachtoffers, het betrekken van primaire opvoeders en het wegnemen van het schuldgevoel bij de slachtoffers (Whitted & Dupper, 2005). Kinderen die gepest worden laten vaak depressieve of angstige symptomen zien. Het aanleren van alternatieve copingvaardigheden kan helpen om ervoor te zorgen dat het kind minder of helemaal niet meer gepest wordt (Swearer et al., 2004). De Social Skills Training (SST) is ontworpen voor kinderen die slachtoffer zijn van pesten (Gresham, 1998). Het hoofddoel van deze training is het aanleren van sociale vaardigheden aan de

pestslachtoffers. Fox en Boulton (2003) hebben onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze training bij kinderen tussen de 9 en 11 jaar. Hierbij is een significant effect gevonden in de toename van eigenwaarde van de experimentele groep ten opzichte van de controlegroep, zowel direct na de training als drie maanden na de training (Fox & Boulton, 2003). Een verhoogde eigenwaarde is een beschermingsfactor tegen pesten (Egan & Perry, 1998). Ondanks dat veel empirische studies de systemische aanpak ondersteunen kiest niet iedere school voor een bewezen effectief antipestprogramma, maar wel wordt er bijna op iedere school gepest (Berger, 2007). De keuze voor een systemische aanpak tegen pesten wordt door de school gemaakt. Ook is niet ieder antipestprogramma toegesneden op de individuele karaktereigenschappen van het kind. Het is dus veelbelovend om naar de

interventies te kijken die de aanpak tegen pesten op individueel niveau aanpakken. Ondanks dat de schuld van het pesten niet bij het slachtoffer ligt kan een aanpak op het niveau van het slachtoffer mogelijk wel effectief zijn (Berry & Hunt, 2009). Lang werd er gedacht dat het een kwestie is van pech hebben als je slachtoffer wordt van pesten. Onderzoek heeft echter aangetoond dat slachtoffer worden van pesten wordt voorspeld door verschillende factoren (Hodges & Perry, 1999). Uit longitudinaal onderzoek blijkt dat kinderen met internaliserende problemen zoals angst, snel huilen, verdriet tonen en zich sociaal terugtrekken eerder

slachtoffer worden van pesten (Hodges & Perry, 1999). De signalen die zij uitzenden laten zien dat zij zich niet kunnen verweren bij een eventuele aanval, en dus gemakkelijke

doelwitten zijn (Hogdes & Perry, 1999). Pesters kiezen slachtoffers uit waarbij hun kans op toename van aanzien en macht het grootst is (Hodges & Perry, 1999). Er zijn aanwijzingen dat individuele trainingen kinderen weerbaarder kunnen maken tegen pestgedrag en

pestervaringen significant doen afnemen (Berry & Hunt, 2009).

(9)

meer en andere aspecten bij het leren omgaan met pesten. Zo is er de Fysiek-mentale weerbaarheidstraining die zich richt op jongeren van 12 tot en met 18 jaar waar wordt gewerkt aan zelfbeeld, zelfcontrole en opkomen voor jezelf in vier kernmethodes: beweging, stilte, individuele feedback en groepsinteractie (http://nji.nl, Fysiek-mentale

weerbaarheidstraining, 2017). Deze training is nog niet erkend door de commissie van het Nederlands Jeugdinstituut aangezien de onderbouwing en de aanpak nog onvoldoende zijn uitgewerkt. Daarnaast besteed de fysiek-mentale weerbaarheidstraining, volgens het NJI, te weinig aandacht aan de (eventuele) negatieve gevolgen van de training zelf.

Een andere individuele training is Plezier op School (Faber, Verkerk, van Aken, Lissenburg, & Geerlings, 2006). Dit is een zomercursus voor kinderen die van de basisschool overgaan naar het voorgezet onderwijs. Plezier op school richt zich, net als de Sta Sterk Training, op kinderen die worden gepest of afgewezen. Door middel van cognitieve gedragsinterventies worden zowel cognities, emoties als gedrag aangepakt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende methodieken die protocollair zijn vastgelegd. Een Randomized Controlled Trial (RCT) laat zien dat Plezier op School effectief is in het verhogen van de zelfwaardering volgens de deelnemers zelf en het verminderen van internaliserende problemen volgens de ouders (Faber et al., 2006). Plezier op School richt zich echter op een zeer beperkte doelgroep, alleen kinderen die overgaan van het

basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs.

Rots en Water is een programma dat zich naast het slachtoffer ook richt op de pester (Ykema, 2002). Het is een training voor kinderen van 4 tot 18 jaar. De training leert hoe kinderen zich moeten verdedigen maar leert ook inzicht te krijgen in eventueel eigen

grensoverschrijdend gedrag. De training wordt zowel aan slachtoffer als aan pester gelijktijdig gegeven. De Rots en Water training is nog niet opgenomen in de databank effectieve

jeugdinterventies van het NJI. De training wordt momenteel door het NJI beoordeeld op geschiktheid en bevindt zich hierdoor in de opnameprocedure. Dit betekent dat de interventie nog niet is beoordeeld door de erkenningscommissie. Het erkenningstraject bestaat uit het aanmelden, beschrijven, beoordelen en publiceren van interventies. Rots en Water is aangemeld en is bezig met het schrijven van een interventie op het werkblad.

Daarnaast zijn er nog de assertiviteitstraining, sociale vaardigheidstraining en weerbaarheidstrainingen. Dit zijn trainingen voor kinderen van alle leeftijden en worden in vele vormen aangeboden (Sharp & Cowie, 1994; Barbero, Hernández, Esteban, & García, 2012; Alvord & Grados 2005). De assertiviteitstraining heeft als doel het leren bewaken van

(10)

je grenzen. Zo is de assertiviteitstraining als onderdeel gebruikt in het Sheffield Project (Sharp & Cowie, 1994). Het Sheffield Project is een pestbestrijdingsprogramma waarbij kleine groepen leerlingen les kregen in assertiviteit (Sharp & Cowie, 1994). Hen werd geleerd hoe ze moesten reageren op pestsituaties en hoe ze hulp van derden konden inroepen. Na deze

training hadden de leerlingen meer zelfvertrouwen en betere copingstrategieën. Daarnaast gaf 68 procent van de deelnemers aan minder gepest te worden (Sharp & Cowie, 1994). Deze positieve verbeteringen bleken tot in het volgende schooljaar aangehouden (Sharp & Cowie, 1994).

Sociale vaardigheden blijken eveneens een bijdrage te kunnen leveren aan het verminderen van pestgedrag. Barbero et al. (2012) beschrijven in hun review van 32

antipestprogramma’s dat kinderen sociale vaardigheden aanleren een significante verandering in victimisatie bewerkstelligt. Sociale vaardigheden helpen het slachtoffer om adequaat te reageren op pestgedrag. Wel bleken meisjes hier meer van te profiteren dan jongens (Barbero et al., 2012). Sociale vaardigheidstraining is met name effectief bij jongere kinderen waarbij de cognitieve vaardigheden nog niet optimaal ontwikkeld zijn vanwege hun natuurlijke ontwikkelingsproces (Vreeman & Carroll, 2007).

Weerbaarheid heeft eveneens met het gedrag van het slachtoffer te maken. Een kind dat weerbaar is kan zichzelf verdedigen in risicovolle situaties en kan weerstand bieden tegen stress en tegenslag (Rutter, 2006). Weerbaarheidstraining richt zich, in tegenstelling tot de sociale vaardigheidstraining, meer op cognitieve en emotionele processen (Greenberg, 2006). The Alvord-Baker Social Skills Group Model is een interventie die zich richt op de

weerbaarheid bij kinderen. Het betreft een integratieve aanpak waar zowel kinderen als hun ouders aan deelnemen om de weerbaarheid van de kinderen te ontwikkelen en te verbeteren (Alvord & Grados, 2005). Deze integrale aanpak helpt bij het ontwikkelen en verbeteren van de weerbaarheid (Alvord & Grados, 2005).

Samenvattend kan gesteld worden dat de individuele interventies werkzaam lijken te zijn in de eigenschappen die zij willen verbeteren. In sommige gevallen is dit een enkele eigenschap, in andere gevallen is de doelgroep te specifiek. Daarnaast zijn niet alle interventies empirisch sterk onderbouwd. Een training die bovenstaande eigenschappen behelst en zich op een bredere doelgroep richt is de Sta Sterk Training.

De Sta Sterk Training richt zich op kinderen van 6 tot 18 jaar die slachtoffer zijn van pesten of die verminderd weerbaar zijn. De aspecten waar de Sta Sterk Training zich op richt zijn: een sterkere lichaamshouding, assertiviteit, betere copingstrategieën, betere interpretatie

(11)

van sociale informatie, gevoelens, internalisatie en sociale vaardigheden. Het blijkt uit de literatuur dat training op lichaamshouding (Eisler, Miller, & Hersen, 1973), assertiviteit (Kochenderfer-Ladd & Pelletier, 2008), copingvaardigheden (Smith et al., 2004), interpretatie van sociale informatie (Runions, Shapka, Dooley, & Modecki, 2013) en sociale vaardigheden (O’Brennan, Bradshaw, & Sawyer, 2009) een positief effect kan hebben op minder gepest worden. Kinderen die worden gepest hebben meestal geen sterke lichaamstaal. Een sterke lichaamshouding omvat: rechtop staan, een gezichtsuitdrukking passend bij de boodschap overgebracht wordt en rustig, luid en duidelijk stemgebruik (Eisler et al., 1973). Assertiviteit zorgt ervoor dat kinderen niet gepest worden doordat zij voor zichzelf opkomen

(Kochenderfer-Ladd & Pelletier, 2008). Kinderen die assertief zijn geven bij pesters aan dat zij hun eigen problemen moeten oplossen en vertellen slachtoffers dat ze voor zichzelf moeten opkomen (Kochenderfer-Ladd & Pelletier, 2008). Door het veranderen van de copingvaardigheden kan het slachtoffer ontsnappen uit de slachtofferpositie (Smith et al., 2004). Dit is echter leeftijdsafhankelijk. Zo blijkt dat het vertellen aan de docent of hulp krijgen van een vriend het meest werkzaam bij 5 en 6-jarigen en dat terugvechten en

weglopen op deze leeftijd averechts werkt (Smith et al., 2004). Bij 12 en 13-jarigen lijkt het nonchalant weglopen het meest effectief en het hulpeloos opstellen of de tegenaanval inzetten contraproductief (Smith et al., 2004). Over het algemeen genomen worden zelfredzaamheid en probleemoplossend vermogen, gevolgd door afstand nemen en het zoeken van sociale steun als meest effectief gezien tegen pestgedrag (Smith et al., 2004). Het internaliseren (problemen binnen jezelf houden), en externaliseren (problemen afreageren in de buitenwereld), zijn de minst effectieve strategieën (Smith et al., 2004).

Kinderen met een pestverleden zien in de sociale interactie vaak eerder tekenen van vijandige bedoelingen en dubbelzinnige provocatie wat zorgt voor een grotere kans om gepest te worden (Runions et al., 2013). Deze misverstanden kunnen vijandige reacties uitlokken bij het kind met het pestverleden wat weer negatieve invloed heeft op de sociale interactie (Runions et al., 2013). Het juist interpreteren van sociale informatie is dus eveneens

belangrijk om uit de slachtofferrol te komen. Kinderen die worden gepest hebben meestal ook beperkte sociale vaardigheden ontwikkeld wat als een negatieve spiraal werkt tegen pesten. Kinderen die worden gepest worden meestal gezien als buitenbeetjes die sociale situaties vermijden. Door deze vermijding worden zij beperkt in het oefenen van sociale vaardigheden wat hen sociaal onhandig maakt. Dit kan weer leiden tot gepest worden (O’Brennan et al., 2009). Alle bovenstaande vaardigheden worden binnen de Sta Sterk Training gecombineerd.

(12)

Tot op heden is er geen empirisch onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de Sta Sterk training. De Sta Sterk training is enkel theoretische goed onderbouwd

(http://www.nji.nl, Sta Sterk Training, 2017). In dit onderzoek werd gekeken of het toepassen van de Sta Sterk training positief samenhangt met de kernvaardigheden die de training beoogt te versterken: lichaamshouding, assertiviteit, copingvaardigheden, interpretatie van sociale informatie en sociale vaardigheden. Verwacht wordt dat kinderen die deelnemen aan de Sta Sterk training zich weerbaarder voelen, meer zelfvertrouwen hebben en beter omgaan met lastige (pest)situaties en mogelijk minder gepest gaan worden in de toekomst.

Sta Sterk training

De Sta Sterk training is een acht tot tien weken durend antipestprogramma dat

ontwikkeld is voor kinderen tussen de 8 en 16 jaar die verminderd weerbaar of slachtoffer zijn van pestgedrag. De training duurt acht weken voor kinderen onder de 8 jaar en tien weken voor kinderen van 8 jaar en ouder. Daarnaast is er een verkorte Sta Sterk Training die zes weken duurt. De trainingen worden gegeven in groepen, of desgewenst individueel, bestaande uit slachtoffers. In de praktijk nemen ook jongere kinderen deel aan de training. De training richt zich op het ontwikkelen van aspecten die betrekking hebben op de sociale omgang met anderen: een sterkere lichaamstaal, assertiviteit, betere copingstrategieën, interpretatie van sociale informatie en sociale vaardigheden (Henderson, 2012). Dit zijn eveneens de aspecten waar dit onderzoek zich op heeft gericht. In hoeverre heeft de Sta Sterk training invloed op bovenstaande vaardigheden meteen na de training. De training biedt eveneens oudertrainingen aan. Door deze vaardigheden aan te leren is het de bedoeling dat kinderen zich weerbaarder voelen, meer zelfvertrouwen krijgen en dat zowel kinderen als primaire opvoeders beter weten met lastige (pest)situaties om te gaan (Henderson, 2012).

Lichaamstaal. Lichaamstaal is de belangrijkste basis van de Sta Sterk training.

Lichaamstaal bestaat uit lichaamshouding, stemgebruik en gezichtsuitdrukking. Lichaamstaal brengt 93% van de boodschap over (Mehrabian & Ferris, 1967). Tijdens de Sta Sterk training leren kinderen te oefenen met lichaamstaal doormiddel van de stoplichtmethode. Het stoplicht wordt als metafoor gebruikt. Kinderen krijgen een groen, oranje of rood hesje. Hierbij staat groen voor niet weerbaar, oranje voor weerbaar en rood voor te weerbaar. Kinderen die door pesters worden gezien als fysiek minder weerbare kinderen worden eerder gepest dan andere kinderen (Hodges & Perry, 1999). Hieronder wordt alleen lichamelijk zwak gezien, geen uiterlijke kenmerken zoals het dragen van een bril, te zwaar zijn of klein zijn (Card & Hogdes, 2008). Het doel van de Sta Sterk training is om kinderen weerbaarder te laten

(13)

overkomen door het onder andere aanleren van een open houding, rustige gelaatstrekken en een vast en resoluut stemgebruik.

Assertiviteit. Binnen de Sta Sterk training is assertiviteit eveneens een van de aspecten waar de training zich op richt. Assertief zit tussen sub-assertief en agressief gedrag in.

Kinderen die zich sub-assertief gedragen houden rekening met de grenzen van anderen maar niet met de grenzen van zichzelf. Kinderen die agressief gedrag vertonen houden wel

rekening met hun eigen grenzen maar niet met de grenzen van de ander. Kinderen die

assertief reageren houden rekening met zowel hun eigen grenzen als de grenzen van de ander. Kinderen met depressieve en angstige kenmerken worden door pesters gezien als

sub-assertief, zij zullen niet een tegenaanval inzetten (Hodges & Perry, 1999). Kinderen die weinig zelfvertrouwen hebben tonen eveneens sub-assertief gedrag (Egan & Perry, 1998) Wanneer kinderen wel assertief zijn voorspelt dit een kleinere kans op victimisatie (Card & Hodges, 2008). Kinderen die slachtoffer zijn van pesten trekken zich over het algemeen sneller terug. Deze kinderen kunnen profiteren van het aanleren van alternatieve manieren hoe om te gaan met pestgedrag. Het blijkt dat kinderen die zich terugtrekken in plaats van rustig reageren een grotere kans hebben weer gepest te worden (Swearer et al., 2004). In de Sta Sterk training wordt kinderen geleerd om op een assertieve manier te reageren op

pestsituaties.

Copingvaardigheden. Binnen de Sta Sterk training wordt kinderen ook geleerd hoe om te gaan met hun eigen gevoelens. Het doel is om de neerwaartse spiraal van het steeds slechter voelen een halt toe te roepen. De Sta Sterk training richt zich erop dat kinderen inzicht krijgen in hun eigen emoties en wat deze emoties kan beïnvloeden. Binnen de Sta Sterk training worden onder andere ontspanningsoefeningen en het formuleren van helpende gedachten aangeleerd. Kinderen die zich nadat ze worden gepest hulpeloos opstellen in plaats van te doen alsof het hen niet raakt hebben een grotere kans om weer gepest te worden

(Swearer et al., 2004). De Sta Sterk training heeft als doel dat kinderen zich niet meer laten overspoelen door emoties maar deze emoties op tijd herkennen en deze op een constructieve manier weten te hanteren.

Sociale informatieverwerking. Binnen de Sta Sterk training is de sociale

informatieverwerking ook een aspect. Minder weerbare kinderen blijken minder goed instaat een situatie adequaat te beoordelen. Zij interpreteren een situatie soms als onnodig vijandig. Crick en Dodge (1994) hebben sociale informatieverwerking (SIP) beschreven in zes

(14)

van sociaal relevante informatie, (2) interpretatie van deze informatie, (3) ophelderen van het doel voor de specifieke situatie, (4) probleemoplossende mogelijkheden bedenken, (5) probleemoplossende mogelijkheid kiezen en (6) uitvoering (Crick & Dodge, 1994). Hoe kinderen dit proces doorlopen heeft invloed op het sociaal functioneren. Dit proces gaat zowel bij pesters als bij slachtoffers vaak verkeerd. Slachtoffers van pesten zien negatieve aspecten van SIP als overmatig negatief of vijandig en verwachten negatieve uitkomsten uit sociale situaties (Luebbe, Bell, Allwood, Swenson, & Early, 2010). Door deze negatieve bril worden kinderen angstiger en laten meer depressieve symptomen zien waardoor ze weer als

gemakkelijk slachtoffer door pesters worden geïdentificeerd. Het doel van de Sta Sterk training is dat kinderen leren informatie beter te interpreteren door informatie over pesten en omgang met anderen te verstrekken. Ze leren dat hun eigen visie niet altijd klopt.

Sociale vaardigheden. Het laatste aspect uit de Sta Sterk training zijn de sociale vaardigheden. Tijdens de training worden sociale vaardigeden aangepakt wanneer kinderen zich de bovenste vier aspecten van de Sta Sterk training hebben eigengemaakt. Dit is

essentieel omdat kinderen die zijn gepest of minder weerbaar zijn al vroeg te maken hebben gekregen met sociale exclusie en hierdoor hun sociale vaardigheden minder hebben kunnen ontwikkelen. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat het enkel aanleren van sociale vaardigheden niet effectief is (Vreeman & Carroll, 2007). Wel worden sociale vaardigheden als onderdeel van antipesttrainingen als effectief gezien (Cook et al., 2010; Barbero et al., 2012). Kinderen die zich sociaal niet vaardig voelen hebben het gevoel dat ze buitengesloten worden, dat andere kinderen een hekel aan hun hebben en hebben over het algemeen geen vrienden (Egan & Perry, 1998). Dit kan zorgen voor depressieve en angstige gevoelens. Deze gevoelens kunnen zorgen voor een nederige opstelling naar leeftijdsgenoten wat een

mogelijke oorzaak kan zijn dat ze slachtoffer worden van pestgedrag. Het bevorderen van sociale vaardigheden is effectiever dan het negeren van provocaties (Barbero et al., 2006). Sociale vaardigheden worden binnen de Sta Sterk training aangeleerd in een spelvorm in contact met andere kinderen.

Samenvattend was het doel van deze studie om de effectiviteit van de Sta Sterk training te onderzoeken. We maakten hierbij gebruik van vragenlijsten die zowel bij primaire opvoeders als bij kinderen van 9 jaar en ouder zijn afgenomen. De vragenlijsten beoogden de verschillende aspecten van de Sta Sterk training te meten: lichaamstaal, assertiviteit,

copingvaardigheden, sociale informatieverwerking en sociale vaardigheden. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van genormeerde instrumenten. Hierdoor zijn bovenstaande aspecten

(15)

gemeten met de volgende constructen: lichaamstaal in normale en in pestsituaties, sociale betrokkenheid, communicatie, assertiviteit, internalisatie, sociale zorgen en sociale vaardigheden. In het onderzoek is er voor elk deelaspect bekeken hoe effectief de training was. Er werd verwacht dat kinderen die hadden deelgenomen aan de Sta Sterk training, na de training een significante verbetering laten zien op: lichaamstaal in normale en in pestsituaties, sociale betrokkenheid, communicatie, assertiviteit, internalisatie, sociale zorgen en sociale vaardigheden ten opzichte van de voormeting. Op deze manier wilden we inzicht krijgen in de vraag of de training effectief is en welke deelaspecten significant bijdragen aan deze

effectiviteit.

Methode Deelnemers

Voor dit effectiviteitsonderzoek zijn 44 kinderen (44% meisjes, 49% jongens, 6% onbekend) en primaire opvoeders geworven uit Nederland die zich hebben aangemeld voor de Sta Sterk training. De kinderen zijn door acht Sta Sterk trainers geworven verspreid over Nederland. Wanneer een trainer interesse had in deelname aan het onderzoek werden informatiebrieven en toestemmingsformulieren voor de deelnemende ouders aan hen uitgereikt. Dit onderzoek vormt een eerste deel van een effectiviteitsstudie die in totaal een jaar gaat duren. De kinderen die deelnamen aan dit onderzoek waren allemaal minimaal 6 en maximaal 18 jaar oud tijdens het eerste meetmoment (T0). Het eerste meetmoment vond plaats in de week voor de start van de training. Direct na de zes tot tien weken durende training volgde het tweede meetmoment (T1). Een half jaar nadat de training is afgelopen volgt wederom een nameting (T2), deze meting werd niet meegenomen in dit onderzoek. De training werd voornamelijk in groepen aangeboden maar in sommige gevallen ook

individueel. Er is eveneens een verkorte Sta Sterk training gegeven, van zes weken, aan zeven kinderen onder de 8 jaar. Deze resultaten zijn ook meegenomen in het onderzoek. Kinderen werden uitgesloten van de Sta Sterk training wanneer ze niet in staat zijn om in groepen te functioneren, de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, onvoldoende gemotiveerd zijn of wanneer er sprake is van een andere overheersende (psycho)problematiek. Deelnemers kregen geen beloning voor deelname aan het onderzoek. Bij T0 hadden 39 ouders de vragen ingevuld (95%). Als reden voor uitval werd aangegeven dat deelname te tijdrovend zou zijn. Bij T1 hadden 30 deelnemers de vragenlijst ingevuld (73%). Bij het overgrote deel van de deelnemers heeft de biologische ouder de vragenlijst ingevuld (93.3%). Uiteindelijk werd

(16)

alleen de data meegenomen waarvan zowel de voor- als de nameting aanwezig was (n = 30). Het aantal jongens en meisjes was bijna evenredig verdeeld (53% meisjes en 47% jongens). Bij het eerste meetmoment was de gemiddelde leeftijd van het kind 7.6 jaar (SD=2.24, range 4-12), op het tweede meetmoment 7.9 jaar (SD=2.01, range 5-12). De gemiddelde leeftijd van de primaire opvoeder was 40.50 jaar (SD=5.78, range 34-65) op het eerste meetmoment en op het tweede meetmoment 40.96 jaar (SD=5.84, range 34-65).

Procedure

Data voor dit onderzoek is verzameld in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 juni 2017. Bij zowel het eerste meetmoment als het tweede meetmoment werden primaire opvoeders en kinderen van negen jaar en ouder gevraagd digitaal de vragenlijsten in te vullen. De vragenlijsten van het eerste meetmoment waren identiek aan de vragenlijsten van het tweede meetmoment. Alle deelnemers van de Sta Sterk training waren door de Sta Sterk trainers gevraagd te participeren in het onderzoek. De Sta Sterk trainers waren benaderd door Margo Henderson, oprichtster OmgaanPesten en werkt voor de Stichting Omgaan met Pesten. Maten

Lichaamstaal. Lichaamstaal van de kinderen werd gemeten met 15 zelf ontwikkelde items over de lichaamshouding van het kind in zowel normale als pestsituaties. Deze werd zowel door het kind als door de primaire opvoeder ingevuld op een 6-punts Likertschaal (van 1 = nooit, tot 5 = altijd met 6 = weet ik niet). Een voorbeeld van een vraag: “In normale situaties (zonder pesten of ruzie) met andere kinderen sta/loop ik rechtop: met een rechte rug met mijn schouders naar achteren” of “Bij pesten of ruzie met andere kinderen spreek ik met luide en duidelijke stem”. Voor de betrouwbaarheid is de Cronbach’s alpha berekend. Voor de lichaamstaal in normale situaties was de Cronbach’s alpha op de voormeting .74 en op de nameting .77. Voor de lichaamstaal in pestsituaties was de Cronbach’s alpha in de

voormeting .73 en in de nameting .76. Dit is een goede interne consistentie.

Sociale informatieverwerking en vaardigheden. Sociale informatieverwerking en vaardigheden van de kinderen werden gemeten met de subschalen communicatie en sociale betrokkenheid uit de vertaalde Social Skills Improvement System (SSIS) (Elliot & Gresham, 2008; van den Heuvel, Bodden, & Miers, 2016). De subschaal communicatie bestond uit 6 items en de subschaal sociale betrokkenheid bestond uit 7 items. Beide subschalen zijn zowel door primaire opvoeder als door het kind beantwoord op een 4-punts Likertschaal (van 1= niet waar, tot 4 = helemaal waar). Een voorbeeld uit de vragenlijst over communicatie is “Ik kijk mensen aan als ik tegen ze praat”. Een voorbeeld uit de vragenlijst over sociale

(17)

betrokkenheid is “Ik vraag anderen of ze dingen/activiteiten met me willen doen”. In eerder onderzoek naar de SISS was de Cronbach’s alpha van communicatie voor de ouder .96 en voor het kind .95, en voor sociale betrokkenheid voor de ouder .85 voor het kind .76 (Gresham, Elliott, Vance, & Cook, 2011). In dit onderzoek was de Cronbach’s alpha van communicatie .72 op de voormeting en .69 op de nameting. De alpha van sociale

betrokkenheid was .90 op de voormeting en .85 op de nameting.

Assertiviteit. Assertiviteit van de kinderen was gemeten met de subschaal assertiviteit uit de vertaalde SSIS (Elliot & Gresham, 2008; van den Heuvel et al., 2016). Deze subschaal bestaat uit zeven items die zowel door de primaire opvoeder als door het kind beantwoord werden. Hierbij is gebruik gemaakt van een 4-punts Likertschaal (van 1= niet waar, tot 4 = helemaal waar). Een voorbeeld uit deze vragenlijst is “Ik zeg leuke dingen over mezelf zonder op te scheppen”. De antwoordmogelijkheden op deze vragen waren “niet waar”, “een beetje waar”, “waar”, “helemaal waar”. Gresham et al. (2011) vonden in hun onderzoek voor assertiviteit een Cronbach’s alpha door de basisschoolleeftijd .80 en voor middelbaar

onderwijs .75. In dit onderzoek was de Cronbach’s alpha op de voormeting van .76 en op de nameting .77, wat vergelijkbaar is en wijst op een goede interne consistentie.

Internalisatie. Om internalisatie bij de kinderen te meten is er gebruik gemaakt van de subschaal internaliseren uit de vertaalde SSIS (Elliot & Gresham, 2008; van den Heuvel et al., 2016). Deze subschaal bestaat uit 10 items die zowel door de primaire opvoeder als door het kind beantwoord werden. Hierbij is gebruik gemaakt van een 4-punts Likertschaal (van 1= niet waar, tot 4 = helemaal waar). Een voorbeeld uit deze vragenlijst is “Ik denk dat er slechte dingen gaan gebeuren met me’. De antwoordmogelijkheden op deze vragen waren “niet waar”, “een beetje waar”, “waar”, “helemaal waar”. De Cronbach’s alpha van de subschaal internalisatie uit de SISS is voor de ouder .85 en voor het kind .85 in voorgaande onderzoeken (Gresham et al., 2011). De Cronbach’s alpha bij dit onderzoek was .70 bij de voormeting en .62 bij de nameting, wat acceptabel is.

Gevoelens. De gevoelens van kinderen in sociale situaties zijn gemeten door vijf zelf ontwikkelde items over gevoelens op een 6-punts Likertschaal (1 = nooit, tot 5 = altijd met 6 = weet ik niet). Een voorbeeld van een vraag: “Als je op school bent, hoe vaak voel jij je dan verdrietig?”. Hierbij is ook gekeken hoe vaak een kind zich bang, boos, gewoon of vol zelfvertrouwen voelt. Van deze vragen is geen betrouwbaarheid berekend omdat de analyses zijn uitgevoerd op item-niveau. De voormeting is met de nameting vergeleken om te zien in hoeverre bepaalde gevoelens zijn toegenomen of afgenomen na de Sta Sterk Training. Er is

(18)

gekeken in hoeverre negatieve gevoelens zoals angst, verdriet en boosheid zij afgenomen en positieve gevoelens zoals zich vol zelfvertrouwen voelen zijn toegenomen. Deze vragen werden zowel door de primaire opvoeder als door het kind ingevuld.

Copingstrategieën. Hoe kinderen met (lastige) situaties omgaan werd bij kinderen gemeten door middel van 16 zelf ontwikkelde items op een 6-punts Likertschaal (1=nooit, tot 5 = altijd met 6 = weet ik niet). Er werd gevraagd naar een situatie waarin een kind zich rot voelde, en een situatie wanneer een ander kind onaardige dingen doet of zegt. Aan het kind werden verschillende reacties op elke situatie voorgelegd. Een voorbeeld uit deze vragenlijst is “Als ik me rot voel dan vertel ik het aan iemand anders”. Deze vragenlijst werd enkel door het kind ingevuld. Doordat er niet voldoende kinderen hebben deelgenomen om conclusies te trekken is de maat niet meegenomen in het verdere onderzoek.

Competentiebeleving. Voor de competentiebeleving van kinderen op het gebied van sociale acceptatie, fysieke verschijning en gevoel van eigenwaarde hebben we gebruik gemaakt van de competentie belevingsschaal voor kinderen (CBSK; Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & ten Brink, 1997). Uit de CBSK zijn de subschalen sociale acceptatie, fysieke verschijning en gevoel van eigenwaarde afgenomen (Veerman et al., 1997). Deze vragenlijst is alleen bij de kinderen afgenomen. De antwoordmogelijkheden op deze vragen waren voor elk van de twee schaaluiteinden “helemaal waar” of “beetje waar”. De hoogste waarden betekenden een hogere competentie op de gebieden. Een voorbeeld uit de vragenlijst sociale acceptatie is “Sommige kinderen vinden het moeilijk om vrienden te maken (=ene schaaluiteinde) maar andere kinderen vinden het best makkelijk om vrienden te maken (=andere schaaluiteinde)”. Een voorbeeld uit de vragenlijst fysieke verschijning is “Sommige kinderen zijn tevreden over hoe ze er uit zien maar andere kinderen zijn niet tevreden over hoe ze er uit zien”. Een voorbeeld uit de vragenlijst om gevoel van eigenwaarde te meten is “Sommige kinderen zijn tevreden met zichzelf als persoon maar andere kinderen zijn vaak niet tevreden met zichzelf als persoon”. De CBSK laat in eerdere onderzoeken een voldoende consistentie zien. Cronbach’s alpha’s liggen tussen .73 en .83 (van der Bergh, 1999). Doordat er niet voldoende kinderen hebben deelgenomen om conclusies te trekken is de maat niet meegenomen in het verdere onderzoek.

Sociale zorgen. Sociale zorgen zijn gemeten met de vertaalde Social Worries

Questionnaire Spence (SWQ) bestaande uit 13 items waarvan negen items gebruikt werden in dit onderzoek in verband met de leeftijd (Spence, 1995). De antwoordmogelijkheden zijn verdeeld over een 3-punts Likertschaal (0=niet waar, tot 2 = meestal waar). Een voorbeeld uit

(19)

deze vragenlijst is “Ik maak me zorgen over spreken voor een groep volwassenen, of ik vermijd het”. Deze vragenlijst is zowel bij de primaire opvoeder als bij het kind afgenomen. De SWQ laat in eerdere onderzoeken een hoge mate van interne consistentie zien, alpha .85 (Russell, Sofronoff, Russell, & Sofronoff, 2005). De Cronbach’s alpha van dit onderzoek was .87 bij de voormeting en .70 bij de nameting wat wijst op een goede interne consistentie. Data-analyse

Statistische analyses zijn uitgevoerd met Statistical Package for the Social Sciences (SPSS, versie 22.0). De onderzoeksvraag of de Sta Sterk training effectief is werd beantwoord door middel van een repeated measures analysis of variance (RM-ANOVA), om te

onderzoeken of deelnemende kinderen volgens hun moeder significant verschillen op de nameting (T1) ten opzichte van de voormeting (T0) op de variabelen: lichaamstaal in normale en in pestsituaties, sociale betrokkenheid, communicatie, assertiviteit, internalisatie, sociale zorgen en sociale vaardigheden.

Programma integriteit

Alle trainers van de Sta Sterk training hebben een opleiding tot Trainer Omgaan met Pesten gevolgd. De opleiding bestaat uit drie weekenden, een testdag en een terugkomdag. De opleiding wordt aangeboden in Driebergen en wordt begeleid door twee docenten. Mensen die Sta Sterk trainer willen worden zijn allemaal minimaal in het bezit van een HBO-diploma, hebben ruime werkervaring of aanvullende opleidingen, hebben ervaring in het opleiden, trainen of zelf hulpverlenen en zijn communicatief zeer vaardig. Wanneer de trainer

gecertificeerd is zal de trainer daarnaast jaarlijks aan bepaalde eisen moeten voldoen. Iedere trainer moet jaarlijks een Sta Sterk Training individueel, in groepsverband of thema-avond organiseren en een verenigingsdag die jaarlijks twee keer wordt georganiseerd bezoeken. Tijdens deze dag worden er inhoudelijke workshops gegeven. Op de trainingen zelf vindt naast bovenstaande geen controle meer plaats.

Resultaten

De effecten van de Sta Sterk Training

Om de effecten van de Sta Sterk Training te analyseren is er een RM-ANOVA uitgevoerd en is er bekeken in hoeverre de gemiddelden van de voormeting en de nameting significant van elkaar verschilden. Tabel 1 geeft een overzicht van de gemiddelden van alle maten op de voormeting en de nameting.

(20)

Tabel 1

Gemiddelden, Standaarddeviaties en Verschillen Tussen de Voormeting en de Nameting op de Gemeten Variabelen van de Sta Sterk Training

Voormeting Nameting M SD M SD F p Lichaamstaal in normale situaties 3.84 0.50 3.90 0.51 0.68 .417 Lichaamstaal in pestsituaties 3.40 0.64 3.95 0.90 9.49 .005 Sociale zorgen 1.86 0.54 1.52 0.33 20.99 <.001 Assertiviteit 2.37 0.58 2.69 0.43 8.70 .006 Communicatie 2.59 0.51 2.85 0.40 7.11 .013 Sociale betrokkenheid 2.47 0.72 2.76 0.56 7.37 .011 Internalisatie 1.70 0.44 1.41 0.30 21.41 <.001

Wat betreft lichaamstaal bleek uit de RM-ANOVA dat kwaliteit van de lichaamstaal in normale situaties niet significant verschilde tussen T1 en T0 (zie Tabel 1); de lichaamstaal van het kind in gewone situaties zoals beoordeeld door de opvoeder, is niet significant

verbeterd na de Sta Sterk Training. In tegenstelling tot lichaamstaal in normale situaties bleek lichaamstaal in pestsituaties wel significant te verschillen tussen T1 en T0 (zie Tabel 1); de lichaamstaal in pestsituaties van het kind zoals beoordeeld door de opvoeder, is significant verbeterd na de Sta Sterk Training.

Ook op de gebieden van sociale zorgen, assertiviteit, communicatie, sociale

betrokkenheid en internalisatie bleken uit de RM-ANOVA significante verschillen tussen T1 en T0 (zie Tabel 1); de sociale zorgen van het kind namen significant af, de assertiviteit, communicatie en sociale betrokkenheid van het kind zijn significant verbeterd en er is een afname van internaliserend gedrag waargenomen volgens de beoordeling van opvoeder na het volgen van de Sta Sterk Training.

De effecten van de Sta Sterk Training op gevoelens

Om de effecten van de Sta Sterk Training op gevoelens te analyseren is er een RM-ANOVA per gevoel uitgevoerd en is er bekeken in hoeverre de gemiddelden van de

voormeting en de nameting significant van elkaar verschilden. Tabel 2 geeft een overzicht van de verschillende gemiddelden van de voormeting en de nameting met betrekking tot de

(21)

Tabel 2

Gemiddelden en Standaarddeviaties voor de Verschillen Tussen de Voormeting en de Nameting op de Subschaal Gevoelens van de Sta Sterk Training

Voormeting Nameting M SD M SD F p Gewoon 3.76 0.51 3.79 0.41 0.14 .712 Verdrietig 2.79 0.68 2.62 0.68 1.71 .202 Bang 2.41 0.78 2.28 0.75 0.79 .380 Boos 2.86 1.03 2.48 0.74 5.12 .032 Vol zelfvertrouwen 2.79 0.77 3.21 0.62 12.60 .001

Wat betreft gevoelens bleek uit de RM-ANOVA dat het zich gewoon voelen, zich verdrietig voelen en zich bang voelen niet significant verschilden tussen T1 en T0 (zie Tabel 2). Dit betekent dat, volgens de opvoeder, kinderen zich even gewoon, verdrietig en bang voelden na de Sta Sterk Training als ervoor.

Wat betreft de gevoelens van zich boos en vol zelfvertrouwen voelen bleek uit de RM-ANOVA dat deze wel significant verschilden tussen T1 en T0 (zie Tabel 2). Volgens de opvoeder voelden kinderen zich minder boos en meer vol zelfvertrouwen na de Sta Sterk Training.

Discussie Samenvatting resultaten

Dit onderzoek is de eerste evaluatie van de effectiviteit van de Sta Sterk training voor kinderen tussen de 6 en 18 jaar. De resultaten laten zien welke aspecten binnen de Sta Sterk training effectief zijn. Op basis van eerder onderzoek en op basis van wat de training wil bereiken werd verwacht dat de interventie een positief effect had op het versterken van de lichaamstaal, assertiviteit, copingvaardigheden, sociale informatieverwerking en sociale vaardigheden. De effectiviteit is door middel van een voormeting, voor de start van de training, en een nameting direct na afloop van de zes tot tien weken durende training onderzocht om hiermee een eerste indruk te krijgen van de effectiviteit.

Ten eerste is er gekeken naar lichaamshouding in normale situaties en pestsituaties. Uit de resultaten bleek dat de training geen effect lijkt te hebben op de lichaamshouding in

(22)

normale situaties maar wel significant verbeterd is in pestsituaties, volgens het oordeel van de opvoeder. Mogelijk komt dit doordat kinderen in normale situaties al een adequate

lichaamshouding hadden en deze alleen in pestsituaties inadequaat was. Dit was ook terug te zien in de resultaten van dit onderzoek. De gemiddelde lichaamshouding in normale situaties lag voor de start van de Sta Sterk Training al hoger dan de gemiddelde lichaamshouding in pestsituaties. Tijdens de Sta Sterk Training wordt er psycho-educatie gegeven over de lichaamshouding en wordt dit elke week door middel van huiswerkopdrachten geoefend. Wanneer een kind gepest wordt kan het zich lichamelijk klein gaan maken of juist extreem agressief reageren (Hodges & Perry, 1999). Beide reacties kunnen een toename in pesten teweegbrengen. Zoals Hodges en Perry (1999) al aankaartten kiezen pesters slachtoffers uit waarvan zij denken te kunnen ‘winnen’. Dit zien pesters aan de lichaamshouding van de slachtoffers. De training blijkt een specifieke gedragsverandering teweeg te hebben gebracht in de lichaamshouding van slachtoffers in pestsituaties. In de psycho-educatie worden kinderen zich bewust gemaakt van deze non-verbale houdingen. Met name het spelelement binnen de Sta Sterk Training kan hierin essentieel zijn. Zo blijkt uit onderzoek dat leren door middel van spel leidt tot grotere sociale, emotionele en academische prestaties en tot creatieve en fantasierijke oplossingen voor problemen (Honeyford & Boyd, 2015).

Op het gebied van assertiviteit werd ook een significant effect gevonden. Kinderen die deelnamen aan de Sta Sterk Training waren na de training significant assertiever; zij laten meer zien hoe zij zich voelen, vragen meer hulp en durven vaker aan te geven wanneer zij niet goed worden behandeld. De training richt zich op duidelijk en verstaanbaar taalgebruik

waarin duidelijk de grenzen worden aangegeven. Dit komt wekelijks terug in de les en in de huiswerkopdrachten. Bij kinderen die gepest worden blijken de sociale vaardigheden, waaronder assertiviteit, vaak minder goed ontwikkeld (Swearer et al., 2004). Zij laten

hierdoor minder vaak zien hoe zij zich voelen, vragen minder hulp en durven minder vaak aan te geven wanneer zij niet goed worden behandeld. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het verzwijgen van pestgedrag zelden het probleem oplost (Hunter & Borg, 2006). Het direct confronteren van de pester blijkt eveneens contraproductief te werken (Kochenderfer-Ladd & Skinner, 2002). Pesten kan er op korte en op langer termijn voor zorgen dat kinderen in toenemende mate moeite krijgen met het aangeven van grenzen en wensen (Hugh-Jones & Smith, 1999). Uit onderzoek blijkt dat een toename in assertiviteit een afname in victimisatie voorspelt (Card & Hodges, 2008). Mogelijk geldt dit ook voor de kinderen die de Sta Sterk Training hebben gevolgd.

(23)

Daarnaast is er gekeken naar communicatie. In dit onderzoek is tevens een significant effect gevonden voor communicatie. Kinderen die deelnamen aan de Sta Sterk Training waren na de training significant communicatief vaardiger. Zij konden, volgens de visie van opvoeder, beleefder en socialer interacteren met anderen dan voor de Sta Sterk Training. De training richt zich op het congruent krijgen van communicatieaspecten zoals woordkeuze en intonatie. Dit wordt gedaan door middel van rollenspel en huiswerkopdrachten. Het onderdeel communicatie is een essentieel aspect van de Sta Sterkt Training. Kinderen die moeite hebben met communiceren raken vrienden kwijt doordat zij niet weten wat te zeggen in

ongestructureerde situaties (Lindsay, Dockrell, & Mackie, 2008). Door kinderen op jonge leeftijd adequate communicatievaardigheden aan te leren kan pesten worden tegengegaan. Hiermee worden de negatieve gevolgen van pesten op oudere leeftijd voorkomen. De toename in communicatieve vaardigheden kan samenhangen met de toename in assertiviteit. Doordat kinderen hebben geleerd op een beleefde en sociale manier te interacteren kunnen zei mogelijk ook gemakkelijker hun grenzen en wensen aangeven. Uit een posthoc toets bleek inderdaad dat er een significante correlatie bestaat tussen communicatie en assertiviteit. Deze correlatie werd zowel op de voormeting (r = .74, p < .001) als op de nameting (r = .60, p = .001) gevonden.

De sociale betrokkenheid van het kind is ook gemeten in het huidige onderzoek. Met sociale betrokkenheid wordt de manier van contact maken en onderhouden met andere kinderen bedoeld. De sociale betrokkenheid is significant toegenomen na de Sta Sterk Training: kinderen die hebben deelgenomen aan de Sta Sterk Training mengen zich meer in sociale relaties. In de training wordt ervan uitgegaan dat de meeste deelnemers door sociale uitsluiting minder kansen hebben gekregen om sociale vaardigheden te oefenen. Binnen de training wordt er geoefend met het maken van een praatje, feedback geven, starten van een gesprek, vragen om mee te spelen, het vragen om hulp en het bieden van hulp. Een andere mogelijke verklaring voor de toename in sociale betrokkenheid is dat kinderen tijdens de training zien dat ze niet de enige zijn die in een moeilijke pestsituatie zitten en hierdoor meer oog krijgen voor de mensen om zich heen. Doordat ze zich minder alleen voelen gaan ze mogelijk gemakkelijker nieuwe vriendschappen aan. Kinderen die gepest worden voelen zich vaak alleen staan en eenzaam (Storch & Masia-Warner, 2004). Deze training laat zien dat er meer mensen zijn die gepest worden. Een derde verklaring van de toename in sociale

betrokkenheid kan zijn dat kinderen na de training meer zijn gaan durven en daardoor eerder op mensen durven af te stappen en hierdoor hun sociale kring vergroten.

(24)

Vervolgens is er gekeken naar de sociale zorgen. Ook bij dit aspect is er een

significante verbetering opgetreden. Kinderen hebben volgens hun opvoeder minder sociale zorgen na het volgen van de Sta Sterk Training, zoals minder angst voor sociale situaties, presentaties geven of op een andere manier in de belangstelling staan. De training pakt sociale zorgen aan door middel van exposure en huiswerkopdrachten. Zo maakt de training gebruik van rollenspellen zodat de deelnemers de verschillende rollen kunnen oefenen en bewuster worden van de verschillen tussen de rollen. Het huiswerk wordt gebruikt om de koppeling te maken van wat er is geleerd naar het dagelijks leven. Deze combinatie van cognitieve herstructurering en exposure door middel van huiswerkopdrachten blijkt ook uit eerdere onderzoeken effectief (Mattick, Peters, & Clarke, 1990). Kinderen die gepest zijn of worden gepest ontwikkelen veelal angst voor sociale situaties (O’Brennan et al., 2009). Ze treden sociale situaties tegemoet met het idee afgewezen te gaan worden (O’Brennan et al., 2009). Hierdoor gaan ze mogelijk negatieve gedachten ontwikkelen, wat hen ook in het latere leven in de weg kan zitten (Clark, 2005). Wanneer de sociale angst niet op tijd wordt aangepakt kan dit leiden tot een negatief zelfbeeld, het vermijden van sociale en nieuwe situaties en

eenzaamheid (Storch & Masia-Warner, 2004). Het leren omgaan met sociale situaties, zoals het geven van een presentatie of op een andere manier in de belangstelling staan, is daarom van grote meerwaarde. Dit benadrukt het belang van het onderdeel sociale zorgen in de Sta Sterk Training. De afname in sociale zorgen kan leiden tot meer mogelijkheden tot het ontwikkelen van sociale vaardigheden, wat vervolgens weer kan leiden tot betere assertiviteit en communicatieve vaardigheden.

Bij internalisatie zijn ook significante effecten gevonden. Kinderen waren, volgens de visie van opvoeder, voor de Sta Sterk Training meer geneigd problemen te internaliseren dan na de training. Kinderen kunnen zich angstig en verdrietig voelen wanneer ze slachtoffer zijn van pesten (Swearer et al., 2004). Internalisatie zorgt voor een grote mate van last (Hodges & Perry, 1999). Internalisatie wordt zowel als oorzaak als gevolg van pesten gezien doordat kinderen die gepest worden zich vaak terugtrekken, maar dat kinderen die zich terugtrekken ook als gemakkelijk slachtoffer worden gezien door pesters (Hogdes & Perry, 1999). Het verminderen van internaliseren door middel van de Sta Sterk Training kan dus zowel de bron als het gevolg van pesten aanpakken. Met name meisjes hebben de neiging om problemen te internaliseren (Barbero et al., 2012). Vervolgonderzoek zou eventuele sekseverschillen binnen dit construct kunnen onderzoeken om te kijken of dit meer werkzaam is gebleken voor

(25)

onderzoeken. Daarnaast is het mogelijk dat met de Sta Sterk Training de symptomen van angst- en depressie zijn aangepakt. Kinderen met angst- en depressieklachten vertonen namelijk ook een hoge mate van internalisatie (Luebbe et al., 2010).

Ten slotte is er gekeken naar de gevoelens van kinderen. Negatieve gevoelens zoals angst en verdriet hangen samen met internalisatie (Hodges & Perry, 1999). De training had volgens de opvoeders geen significant effect op het zich normaal, verdrietig en angstig voelen. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten is dat dit gevoelens zijn die zich meestal binnen het kind afspelen en voor de buitenstaander moeilijk waarneembaar zijn (Cappadocia, Weiss, & Pepler, 2012). De resultaten zijn gebaseerd op de informatie van de opvoeders, en mogelijk zijn deze internaliserende gevoelens moeilijk waarneembaar voor hen. Daarnaast werd er specifiek naar gevoelens in de schoolsituatie gevraagd, en aangezien de opvoeder hier niet bij aanwezig is kan zij dit niet direct waarnemen. Ondanks deze beperking hebben primaire opvoeders wel een duidelijk verschil geobserveerd bij hun kinderen op het gebied van boosheid en zich vol zelfvertrouwen voelen. De boosheid is volgens de primaire opvoeders afgenomen. Een mogelijke oorzaak is dat kinderen zich tijdens de Sta Sterk Training beter hebben leren uiten. Hierdoor kroppen zij gevoelens niet meer op waardoor er minder sprake is van woede of boosheid. Woede en boosheid is gemakkelijker waarneembaar voor de primaire opvoeder omdat dit meestal naar buiten gericht is. Een mogelijke andere verklaring is dat de kinderen na de Sta Sterk Training minder boosheid ervaren omdat ze meer handvatten hebben gekregen om met lastige situaties om te gaan. Daarnaast is het

zelfvertrouwen, volgens de visie van opvoeder, toegenomen. Doordat kinderen meer

zelfvertrouwen hebben durven ze zichzelf meer te laten zien. Dit toegenomen zelfvertrouwen kan tot de afname van boosheid en internaliserende problemen hebben geleid.

Belangrijk is te vermelden dat een sterke lichaamshouding, assertiviteit, sociale betrokkenheid en sociale vaardigheden allemaal vaardigheden zijn die kinderen met sociale angst- en depressieklachten minder beheersen (Luebbe et al., 2010). Het is dus mogelijk dat de Sta Sterk Training ook effectief is voor kinderen met sociale angst- en depressieklachten en hierdoor breder ingezet kan worden. In deze training wordt het vermijding van de

confrontatie tegengegaan, wat ook een werkzaam bestanddeel is in de cognitieve gedragsbehandeling van angst- en depressie bij kinderen (Luebbe et al., 2010).

Samenvattend tonen de resultaten aan dat de Sta Sterk Training een positief effect heeft op lichaamshouding in pestsituaties, sociale zorgen, assertiviteit, communicatie, sociale betrokkenheid, internalisatie, zich boos voelen en zich vol zelfvertrouwen voelen. Er is geen

(26)

significant effect gevonden op de lichaamshouding in normale situaties en op gevoelens van verdriet, angst en zich normaal voelen. Daarnaast zijn competentiebeleving en

copingstrategieën niet meegenomen omdat deze vragenlijsten enkel bij het kind zijn

afgenomen en hier te weinig data van is verzameld ten tijde van dit onderzoek. Mogelijk heeft het assertiever worden en het gebruik maken van een passende lichaamshouding ervoor gezorgd dat het zelfvertrouwen bij de kinderen is toegenomen. Het toegenomen

zelfvertrouwen kan voor een vermindering van sociale zorgen en een toename van heldere communicatie hebben gezorgd (Eisler et al., 1973). Positief aan dit onderzoek is dat de resultaten suggereren dat er geen sprake lijkt te zijn van sensibilisatie rondom het pesten. Aangezien er voornamelijk positieve effecten zijn gevonden en geen effecten op

lichaamshouding in gewone situaties en de gevoelens verdriet, angst en zich gewoon voelen. Bij sensibilisatie zouden meer negatieve effecten kunnen worden gevonden doordat het kind zich mogelijk meer bewust is van hoe erg het pesten is en wat het fout doet in de interactie met anderen (Coolen, Krol, De Bruyn, van Dormael, & Pelzer, 2003). Door de vragenlijsten bij aanvang van de Sta Sterk Training zouden primaire opvoeders en kinderen op ideeën kunnen worden gebracht (Coolen et al., 2003).

Beperkingen

Het onderzoek kent enkele beperkingen. Alle data is verkregen uit vragenlijsten die door primaire opvoeders zijn ingevuld. Het is echter niet waarschijnlijk dat ouders volledig op de hoogte zijn van het pesten bij hun kind (Cappadocia et al., 2012). Ouders zijn niet altijd aanwezig bij de pestsituaties, bij oudere kinderen juist steeds minder (Charach, Pepler, & Ziegler, 1995). Daarnaast kan er bij de analyse sprake zijn geweest van de gebruikelijke nadelen van studies gebaseerd op rapportage door derden (Cappadocia et al., 2012). Er kan een bias zijn ontstaan door sociaal wenselijkheid of aandachtbias (Brownfield & Sorenson, 1993). Een andere beperking is dat de door de kinderen zelf ingevulde vragenlijsten niet zijn meegenomen, terwijl kinderen zelf waarschijnlijk een goede bron zijn met betrekking tot hun eigen gedragsverandering. Ten tijde van dit onderzoek waren er echter te weinig kinderen die vragenlijsten op beide meetmomenten hadden ingevuld. Hierdoor konden de

competentiebeleving en copingstrategieën van kinderen niet worden onderzocht. Ondanks deze beperkingen lijkt een vragenlijst ingevuld door primaire opvoeder een valide manier om dit gevoelige onderwerp te onderzoeken. De primaire opvoeder heeft het meeste zicht op veranderingen bij het eigen kind, hoe summier deze ook zijn.

(27)

Een derde beperking is dat er geen gebruik gemaakt is van een controlegroep (Moher, Schulz, & Altman, 2001). Hierdoor is het moeilijk te bepalen of de gevonden resultaten samenhangen met de interventie. Het is mogelijk dat de gevonden veranderingen zich spontaan hebben ontwikkeld. Dit onderzoek had te weinig deelnemers om deze in twee verschillende groepen te verdelen. Ook vonden de aanvragers van dit onderzoek het niet wenselijk om te werken met een wachtlijstgroep omdat ze de kinderen niet wilden laten wachten op hulp. Daarnaast is er in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen kinderen die fysiek worden gepest en kinderen die relationeel worden gepest. Mogelijk zou een sterkere lichaamshouding meer effect hebben op fysieke agressie en assertiviteit op relationele agressie.

Op methodologisch gebied waren er ook enkele beperkingen. Ten eerste was er sprake van een relatief kleine onderzoeksgroep (n=30) waarbij verandering is gemeten via

beoordeling van de opvoeders. Ondanks deze kleine onderzoeksgroep is er toch een

significant effect gevonden op veel variabelen. Dit onderzoek wordt voortgezet waardoor er in de komende maanden extra data verzameld kan worden. Daarnaast is de leeftijdsrange van de deelnemende kinderen van dit onderzoek 5 tot en met 12 jaar, terwijl de Sta Sterk Training is bedoeld voor kinderen tussen de 6 en 16 jaar. Hierdoor kunnen de conclusies uit de

resultaten slechts bij een beperkt leeftijdsbereik gegeneraliseerd worden. Aanbevelingen

Met dit onderzoek is getracht inzicht te krijgen in de effectiviteit van de Sta Sterk Training. Toekomstig onderzoek zou meer duidelijkheid moeten geven over deze effectiviteit waarbij gekeken moet worden of het pesten daadwerkelijk afneemt na de training. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van meerdere bronnen. Naast de visie van primaire opvoeders kan ook de visie van het kind en de leerkracht worden meegenomen. Wellicht wordt er dan ook een significant effect gevonden op de gevoelens angst en verdriet omdat deze gevoelens zich binnen het kind afspelen en hierdoor minder zichtbaar zijn voor derden. Het kind, en mogelijk de leerkracht, kunnen informatie geven of het pesten ook daadwerkelijk is afgenomen of gestopt. Het kind weet zelf het beste hoe het zich voelt en of het pesten is afgenomen. De informatie van de docent kan daarnaast waardevol zijn omdat deze informatie kan bieden over de situatie op school, waar het pesten meestal plaatsvindt (Cullerton-Sen, & Crick, 2005).

Een tweede aanbeveling is om gebruik te maken van een RCT in het

vervolgonderzoek naar de effectiviteit van de Sta Sterk Training. Hierbij zou gebruik gemaakt kunnen worden van de 22 item tellende checklist van de Consolidated Standards of Reporting

(28)

Trials (CONSORT) (Moher et al, 2001). Randomisatie tussen behandeling en een

controlegroep is het meest krachtige en robuuste bewijs tegen biases (Peto, Collins, & Gray, 1995)

Daarnaast zou vervolgonderzoek zich kunnen richten op de effectiviteit van de Sta Sterk Training bij adolescenten. Dit onderzoek heeft de effectiviteit onderzocht van de training bij kinderen van 4 tot 12 jaar, dit terwijl de Sta Sterk Training voor kinderen tot en met 16 jaar is. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek is om te kijken of de training ook effectief is voor internetpesten. Mogelijk zorgt het toegenomen zelfvertrouwen, assertiviteit en communicatie ook voor weerbaarheid in de digitale wereld.

Tot slot zou er een kosten-baten analyse van het antipestprogramma kunnen worden uitgevoerd om uit te zoeken hoeveel kosten er op langer termijn worden bespaard door de trainingen. Hierbij zou ten eerste gekeken moeten worden wat pesten de maatschappij kost (Francisca, van Steensel, Dirksen, & Bögels, 2013). Daarvoor is het relevant om meer inzicht te verkrijgen in de redenen voor het aanvragen van psychische hulp en het gebruik van psychische hulp door de kinderen die worden en zijn gepest en hun families (Francisca et al., 2013). Deze informatie kan helpen om een schattig te maken in hoeverre zorgkosten bespaard kunnen worden wanneer pesten effectief wordt behandeld. Er worden mogelijk minder zorgkosten gemaakt doordat er minder hulp nodig is voor angstproblemen, depressieve klachten, medische en psychologische problemen. Het is mogelijk dat na het volgen van de training kinderen zich ook op de lange termijn beter ontwikkelen, wat minder

maatschappelijke zorgkosten met zich mee zou kunnen brengen. De totale zorgkosten kunnen door effectieve trainingen met behandelprotocollen substantieel afnemen (Francisca et al., 2013). Als uit onderzoek blijkt dat de Sta Sterk Training inderdaad effectief is voor het verminderen van de gevolgen van pesten verdiend het de aanbeveling dat de Sta Sterk Training bekostigd wordt door de overheid, waardoor hij niet alleen toegankelijk is voor kinderen waarvan de ouders de kosten financieel gezien kunnen dragen. Daarnaast zal het ook de overheid in de toekomst geld besparen. Voor zover bekend is er nog nooit een kosten-baten analyse uitgevoerd van de Sta Sterk Training.

Conclusie

Op basis van dit onderzoek kan de conclusie worden getrokken dat voor de

deelnemende kinderen de Sta Sterk Training effectief is gebleken. Er kan gesteld worden dat de Sta Sterk training een positief effect had op de lichaamshouding in pestsituaties, sociale zorgen, assertiviteit, communicatie, sociale betrokkenheid, internalisatie, zich boos voelen en

(29)

zich vol zelfvertrouwen voelen. Het is van groot belang dat de gevolgen van pestgedrag worden herkend en behandeld. Hoewel meer onderzoek nodig is lijkt de Sta Sterk Training een goed toepasbare en werkzame interventie voor slachtoffers van pestgedrag.

Dankwoord

Wij zijn alle kinderen en primaire opvoeders die hebben deelgenomen aan dit onderzoek erg dankbaar evenals de Sta Sterk trainers in Nederland die deze mensen voor ons hebben geworven.

(30)

Literatuur

Alvord, M. K., & Grados, J. J. (2005). Enhancing resilience in children: A proactive approach. Professional Psychology: Research and Practice, 36(3), 238. doi: 10.1037/0735-7028.36.3.238

Barbero, J. A. J., Hernández, J. A. R., Esteban, B. L., & García, M. P. (2012). Effectiveness of antibullying school programmes: A systematic review. Children and Youth Services Review, 34, 1646-1658. doi: 10.1016/j.childyouth.2012.04.025

Berger, K. S. (2007). Update on bullying at school: Science forgotten? Developmental Review, 27(1), 90-126. doi: 10.1016/j.dr.2006.08.002

Berry, K., & Hunt, C. J. (2009). Evaluation of an intervention program for anxious adolescent boys who are bullied at school. Journal of Adolescent Health, 45(4), 376-382. doi: 10.1016/j.jadohealth.2009.04.023

Brownfield, D., & Sorenson, A. M. (1993). Self‐control and juvenile delinquency: Theoretical issues and an empirical assessment of selected elements of a general theory of crime. Deviant Behavior, 14(3), 243-264. doi: 10.1080/01639625.1993.9967942

Cappadocia, M. C., Weiss, J. A., & Pepler, D. (2012). Bullying experiences among children and youth with autism spectrum disorders. Journal of Autism and Developmental Disorders, 42(2), 266-277. doi: 10.1007/s10803-011-1241-x

Card, N. A., & Hodges, E. V. (2008). Peer victimization among schoolchildren: Correlations, causes, consequences, and considerations in assessment and intervention. School Psychology Quarterly, 23(4), 451. doi: 10.1037/a0012769

Charach, A., Pepler, D., & Ziegler, S. (1995). Bullying at School: A Canadian Perspective. Education Canada, 35 (1), 12-18.

Clark, D. M. (2005). A cognitive perspective on social phobia. The Essential Handbook of Social Anxiety for Clinicians. Manhattan: John Wiley & Sons

Cook, C. R., Williams, K. R., Guerra, N. G., Kim, T. E., & Sadek, S. (2010). Predictors of bullying and victimization in childhood and adolescence: A meta-analytic

investigation. School Psychology Quarterly, 65-83. doi: 10.1037/a0020149

Coolen, J. A., Krol, N. P., De Bruyn, E. E., van Dormael, J., & Pelzer, H. J. (2003). Vragen rond hulpvragen. Kind en Adolescent, 24(2), 58-65. doi: 10.1007/BF03060877

(31)

Cullerton-Sen, C., & Crick, N. R. (2005). Understanding the effects of physical and relational victimization: The utility of multiple perspectives in predicting social-emotional adjustment. School Psychology Review, 34(2), 147.

Egan, S. K., & Perry, D. G. (1998). Does low self-regard invite victimization? Developmental Psychology, 34(2), 299. doi: 10.1037//0012-1649.34.2.299

Eisler, R. M., Hersen, M., & Miller, P. M. (1973). Effects of modeling on components of assertive behavior. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 4(1), 1- 6. doi:10.1016/0005-7916(73)90030-X

Ekman, P., & Friesen, W. V. (1982). Felt, false, and miserable smiles. Journal of Nonverbal Behavior, 6(4), 238-252. doi: 10.1007/BF00987191

Elliott, S. N., & Gresham, F. M. (2008). The SSIS ASSIST: Scoring, interpretation, and report writing program. Bloomington, MN: Pearson Assessments.

Faber, M., Verkerk, G., van Aken, M., Lissenburg, L., & Geerlings, M. (2006). Plezier op school: sterker naar de brugklas. Kind & Adolescent Praktijk, 5(1), 31. doi:

10.1007/BF03059577

Fleuren, M. A. H., Keer, M., & Paulussen, T. G. W. M. (2014). Adviesrapport meten van het gebruik van de JGZ-richtlijnen. Leiden: TNO.

Fox, C., & Boulton, M. (2003). Evaluating the effectiveness of a social skills training (SST) programme for victims of bullying. Educational Research, 45(3), 231-247. doi: 10.1080/0013188032000137238

Fysiek-mentale weerbaarheidstraining. In Nederlands Jeugd Instituut. Geraadpleegd op 28 mei 2017, van http://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-

Jeugdinterventies/Niet-erkend/Fysiek-mentale-Weerbaarheidstraining

Francisca, J., van Steensel. A., Dirksen, C.D., & Bögels, S. M. (2013). A cost of illness study of children with high-functioning autism spectrum disorders and comorbid anxiety disorders as compared to clinically anxious and typically developing children. Journal of Autism and Developmental Disorders, 43(12), 2878. doi: 10.1007/s10803-013- 1835-6

Greenberg, M. T. (2006). Promoting resilience in children and youth. Annals of the New York Academy of Sciences, 1094(1), 139-150. doi: 10.1196/annals.1376.013

Gresham, F. M. (1998a). Social skills training with children: Social learning and applied behavior analytic approaches. In T. S. Watson & F. M. Gresham (Eds.), Handbook of Child Behavior Therapy. New York: Plenum Press.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The owner of the vital-sign monitoring (VsM) application service has designed an architecture of independent service providers, and translated requirement R1 into a set of assump-

5.2 De uitkomsten van het empirisch onderzoek De univariate regressieanalyse toont in tabel 5 positieve en significante verbanden tussen de onafhankelijke vari- abele samenwerken

• De overheid kan een bedrag ter grootte van 3% tot 5% van het nationaal inkomen (in 2016 is dit € 21 tot € 35 miljard) per jaar aan geld scheppen, waar ze publieke uitgaven mee

Maar omdat ook in dit debat de angst voor veranderingen door de conservatieven stevig is gevoed, dreigt alles te verworden tot ’ too little, too late’. Het waren niet voor niets

Geen best practice, maar heldere afspraken en toevoegen aan instrumentarium zijn wenselijk Stem uw keuzes af op

Een derde van de vrouwen (34) neemt veel meer deel aan de samenleving volgens het STA-team, 42% (44) neemt een klein beetje meer deel en een kwart (28) neemt niet meer deel aan

De eerste belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat samenwerken van ondernemers met buitenstaanders, met betaalde buitenstaanders en met professionele buitenstaan-

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te