• No results found

Opbrengst en opname van gras bij verschillende mengsels en zaaizaadhoeveelheden = Yield and intake of grass with different mixtures and seed rates

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opbrengst en opname van gras bij verschillende mengsels en zaaizaadhoeveelheden = Yield and intake of grass with different mixtures and seed rates"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

l . L

). , ,

P~OEFSTATT~R

M O R

DE

R U N D V E & % ~ ~ ; .

-

-

mJENqOiWEmJ

EN

P W E N M O - U D E W

@"a;.

Opbrengst

en

opname van

gras

(2)

Lelystad

OPBRENGST EN OPNAME VAN GIIAS B I J VERSCHILLEWE

m N G S E L S EN ZABIZMDWOEVEELWEDEN

Yield and intake of grass with

different mixtures and seed r a t e s

Summary in English

Ing. G . J . Remmelink

Redactie : ing. L. Pelser

(3)
(4)

INHOUD blz.

INLEIDING

l . OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK

1.1. Objecten 1.2. Aanleg 1.3. Bemesting 1.4. Beweiding 1.5. Opbrengstbepaling 1.6. Monsterverwerking 1.7. Botanisch onderzoek 2 e KESULTATEN 2.1. Droge-stofopbrengst

2.2. Droge-stofopname bij beweiding 2.3. Voederwaarde van het gras 2.4. Botanische samenstelling

3 . BESPREKING RESULTATEN

4 . CONCLUSIES

(5)

TABLE OF CONTENTS

Introduction

1. RESEARCH MIXTURES AND SEED RATE

1.1. Treatments 1.2. Lay-out 1.3. Fertilising 1.4. Grazing 1.5. Yield measuring 1.6. Sample handling 1.7. Botanica1 research 2. KESULTS

2.1. Dry matter yield

2.2. Dry matter intake by grazing 2.3. Feeding value of the grass 2.4. Rotanical composition

3 DISCUSSLON

4 . CONCLUSIONS

APPENDICES

(6)

INLEIDING

Voor de inzaai van blijvend grasland worden veelal BG-mengsels gebruikt. Engels raaigras vormt de basis in de BG-mengsels. Daarnaast kunnen andere

grassen en klaver zijn opgenomen. In tabel 1 is de samenstelling van BG5 en BG3

vermeld (1). Dit zijn twee mengsels die het meest van elkaar verschillen.

Tabel 1 Samenstelling van de grasmengsels BG5 en BG3 in procenten (1)

...

Soort of type in mengsel BG5 BG3

---.---

Engels raaigras weidetype 3 3 50

Engels raaigras laat hooitype 2 3 5 O

Beemdlangbloem weidetype 7

Beemdlangbloem hooitype 7

Timothee weide- of tussentype 7

Timothee hooitype 7

Veldbeemdgras 3

Witte weideklaver 3

Witte cultuurklaver b O

Benodigde hoeveelheid zaaizaad per ha (kg)/

amount of seed needed per ha (kg) 30 2 5

---

Species or type in mixture * ) BG5 BG 3

---

Table 1 Composition of the grass mixtures BG5 and BG3 in percent (l)

-

* ) Por translation grass species see summary.

Als voordelen van een mengsel met verschillende soorten worden wel genoemd ( 4 )

-

grotere ziekteresistentie;

-

grotere winterhardheid;

-

betere aanpassing aan wisselende omstandigheden;

-

betere spreiding van de opbrengst over het seizoen.

Ook na inzaai van een mengsel met verschillende soorten zoals BG5, komt naar verhouding veel Engels raaigras in het grasbestand voor. Wat dit betreft is het gebruik van mengsels met veel soorten niet zo zinvol. Toch wordt vanuit de praktijk de klacht gehoord dat BG3 minder goed door het vee wordt gevreten dan bijvoorbeeld BG5. Dit berust op de waarneming dat, als er een keuzemogelijkheid is, het vee de voorkeur geeft aan een grasbestand waarin verschillende soorten voorkomen. Dat hoeft nog niet te betekenen dat wanneer er geen keuze mogelijk is er van een eenvoudig mengsel minder wordt opgenomen.

(7)

ook de dichtheid van het grasbestand (met name van Engels raaigras), een rol kunnen spelen bi j de smakelijkheid ervan. Wanneer gelijke hoeveelheden BG3 en BG5 gezaaid worden, bevat BG3 meer Engels raaigras dan BG5.

In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek dat uitgevoerd werd op het

ROC te Cranendonck (zandgrond). Het doel van het onderzoek was na te gaan wat de

invloed van het grasmengsel en de hoeveelheid zaaizaad is op de opbrengst, opname en botanische samenstelling. In zeven proeven werden vier verschillende objecten met elkaar vergeleken. Het onderzoek was gericht op vergelijking van de verschillende objecten. Doordat o.a. de bijgroei tijdens de beweiding niet werd gemeten kon het exacte niveau van de opname niet worden berekend.

Onder "opname" wordt in dit rapport dan ook verstaan de afname aan droge stof per ha bij beweiding. Dit is de droge-stofopbrengst bij inscharen minus de hoeveelheid weiderest bij uitscharen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de jaren 1979 tot en met 1981. Van een aantal proeven is ook in 1982 en 1983 de botanische samenstelling bepaald.

Van de resultaten van dit onderzoek is een samenvatting verschenen in PR-publikatie nr. 24.

(8)

1. OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK

1.1. Objecten

De aanduiding van de objecten is met de omschrijving vermeld in tabel 2. Ook de hoeveelheid Engels raaigras die voorkomt in een bepaalde hoeveelheid van een mengsel is aangegeven.

Tabel 2 Object, mengsel, hoeveelheid zaaizaad en aandeel Engels raa.igras per ob ject

...

Ob ject Mengsel Hoeveelheid Hoeveelheid

zaaizaad (kg) Engels raaigras (kg)

...

Treatment Mixture §eed rate (kg) Rate of perennial

ryegrass (kg) ---.---

Table 2 Object, mixture, ~ e e d rate and quantity of perennial ryegrass per ob ject

Bij object B werd 4 5 kg BG5 gezaaid. Hiervan was 25 kg Engels raaigras. dit

was evenveel als bij object C. De grootste hoeveelheid zaaizaad per mengsel is

15 kg meer dan in het algemeen geadviseerd wordt. Dit is gedaan om de praktijkmening dat meer zaad minder risico en een hogere opbrengst geeft, te toetsen. De rassen van Engels raaigras waren in BG5 dezelfde als in B G 3 .

De proef werd zeven maal herhaald. In de loop van 1979 zijn vier proeven aangelegd voor gebruik in datzelfde jaar. In het najaar van 1979 is voor gebruik in 1980 nog een perceel ingezaaid. In het voorjaar van 1980 zijn de twee laatste proeven ingezaaid. In tabel 3 zijn o.a. de inzaai-data van de verschillende proeven vermeld. In tegenstelling tot de praktijk zijn de meeste proefpercelen in het voorjaar ingezaaid. Dit is gedaan om ze zo spoedig mogelijk daarna in hetzelfde jaar te kunnen beweiden.

1.2. Aanleg

De grondbewerking was bij alle proeven en alle objecten gelijk. Nadat de oude zode was doodgespoten werd er geploegd en da.arna werd een zaaibed gemaakt. Vervolgens werd ingezaaid met de vlaszaaimachine. Deze was vooraf per mengsel en per zaaizaadhoeveelheid afgedraaid op de gewenste hoeveelheid.

(9)

Op vijf van de zeven proeven kon kunstmatige beregening worden toegepast. Vooral na de inzaai is hiervan regelmatig gebruik gemaakt. Proef 7 is na de eerste inzaai op 15 april ondanks wekelijks beregenen toch nog verdroogd, zodat deze opnieuw moest worden ingezaaid.

Chemische onkruidbestrijding was ongewenst i.v.m. de kans op beschadiging van de klaver. In een aantal proeven is het onkruid (vnl. melde) in een vroeg stadium getopt met een Agria motormaaier.

1.3. Bemesting

De bemesting met stikstof werd uitgevoerd volgens de normen voor beweiding. Vóór de eerste, tweede en derde snede werd 80 kg stikstof per ha gestrooid. Vóór de vierde en vijfde snede 60 kg en voor de zesde en volgende 40 kg stikstof per

ha. Alles werd in de vorm van KAS 26 % gegeven.

In het voorjaar werd de stikstof voor de eerste snede gestrooid omstreeks o

T-som 200 C. Voor de volgende sneden werd de stikstof direct na het bloten en

ruimen van het perceel gegeven. Na half september werd geen stikstof gestrooid. De fosfaat- en kalibemesting werd in het voorjaar gegeven aan de hand van grondonderzoek. Dit grondonderzoek was bedrijfsmatig uitgevoerd met het oog op herinzaai. In de bouwvoor (0-20 cm) kwam 2,5

-

4,5 % humus voor en de pH varieerde van 4,5 tot 5,3. Het PAL-getal varieerde van vrij laag tot voldoende

(22-40). Het K-getal was laag tot voldoende (10-22).

1.4. Beweiding

Beweiding heeft per proef plaatsgevonden met vier groepen pinken die per groep eenzelfde totaalgewicht hadden. De leeftijd varieerde, mede afhankelijk van het tijdstip van beweiden tussen 1 en 1,5 jaar (lichaamsgewicht 300

-

400 kg). Het aantal dieren per object varieerde per proef van vier tot acht. Dit kwam door verschil in oppervlakte van de objecten tussen de proeven. Ook moest soms een weekend worden overbrugd. In het algemeen werd de beweidingsperiode zo kort mogelijk gehouden. Toewijzing van een bepaald object aan een bepaalde groep pinken vond plaats door loting.

Er werd ingeschaard wanneer er naar schatting 1700 kg droge stof per ha aanwezig was. Om de beweiding rond te zetten moest bij opeenvolgende beweidingen deels in een vroeger en deels in een later stadium worden beweid. Als er geen proefperceeltjes beweid konden worden liepen de pinken in één koppel op praktijkpercelen.

Bi j het vaststellen van het tijdstip van inscharen werd gekeken naar het object met de hoogste opbrengst. Ter voorkoming van onder de draad doorvreten werd voor het inscharen rondom elk object een strook weggemaaid.. Bij het

(10)

uitscharen moest bij alle objecten nog een goed maaibare rest aanwezig zijn. D e beweidingsduur was meestal 3-4 dagen. Na elke beweiding werd gebloot en werd het blootsel afgevoerd.

Het was de opzet om de proefpercelen uitsluitend voor beweiding met de koppels pinken te gebruiken. Het ging vooral om het eerste jaar na inzaai. Omdat de eerste snede van proef 3 te zwaar was geworden is deze voor voederwinning gemaaid. In vier proeven hebben ook in het tweede jaar na inzaai beweidingen plaats gevonden. Tabel 3 geeft de verdeling van de beweidingen van de verschillende sneden per proef en per jaar weer.

Tabel 3 Overzicht van de inzaaidata en van de na inzaai beweide sneden per proef en per jaar

Proef Inzaaidatum Sneden in

1979 1980 1981 Totaal aantal

---

I 10-05-1979 le t/m 4e 4 II 15-05-1979 le t/m 4e le en 2e 6 111 ! 5-05-1979 2e t/m 4e 3 TV 12-07-1979 Ie t/m 3e Ie en 2e 5 V 02-10-1979 le t/m 4e 4 V 1 15-04-1980 le t/m 4e le en 2e 6 VIT 22-05-1980 le t/m 4e le en 2e 6 ---.---.--- Sotaal/total 14 16 4 3 4

Experi- Date of 1979 1980 1981 Total

ment sowing number

...

Table 3 Survey of the sowing date and the after reseeding grazed cuts per ex- periment and per year

1.5. Opbrengstbepaling

Voor de bepaling van de droge-stofopbrengst en de droge-stofopname werden voor inscharen en na uitscharen tien stroken van ca. acht meter lengte uitgemaaid. In 1979 werd dit voor inscharen gedaan met een Agria motormaaier met een maaibreedte van 1,20 m. Daarna werd met een cirkelgazonmaaier binnen elke

strook een strook van 0,53 m breedte uitgemaaid. Na uitscharen was de

hoeveelheid gras geringer en daarom werd dan alleen met de gazonmaaier gemaaid. De bedoeling van het gebruik van de gazonmaaier, met een maaihoogte van ca. 3 cm, was om het gras dat tijdens de beweiding beneden de Agria maaihoogte van ca. 4,5 cm werd getrapt na het uitscharen voor een deel toch als resten te meten. De hoeveelheid onder de maaihoogte getrapt gras kon bij deze opzet niet worden berekend omdat na uitscharen niet eerst met de Agria werd gemaaid. Bovendien

(11)

kwam in de monsters van de gazonmaaier veel zand voor, waardoor de monsterverwerking werd bemoeilijkt. In 1980 en 1981 werd daarom voor inscharen en na uitscharen alleen met de Agria gemaaid, behalve bij twee beweidingen in 1980, waarbij zowel voor inscharen als na uitscharen met de Agria en de gazonmaaier werd gemaaid. Dit laatste werd gedaan om het effect van de gazonmaaier op het niveau van de berekende droge-stofopname te meten.

De gemaaide stroken lagen diagonaalsgewijze over het perceel verdeeld. Na het uitscharen werden stroken parallel aan de inschaarstroken gemaaid. Het gemaaide gras werd verzameld, gewogen en er werd een monster gestoken voor droge-stofbepaling. De lengte van de gemaaide stroken werd gemeten.

Na het bepalen van de hoeveelheid resten werd er gebl.oot, het blootsel verwijderd en opnieuw bemest.

1.6. Monsterverwerking

In de monsters van het gras dat met de Agria was gemaaid werd het gehalte aan droge stof, zand en as bepaald. Evenzo in de monsters van het gras dat met de gazonmaaier was gemaaid.

Per object zijn er mengmonsters gemaakt, samengesteld uit de monsters afkomstig van de tien stroken. Deze zijn geanalyseerd op ds, zand, as, re, re en hieruit berekend werden vre en VEM.

1.7 Botanisch onderzoek

Voor de eerste keer beweiden werd per proef van ieder object een grasmonster genomen voor botanische analyse ( d r o o g g e w i c h t s p r o c e n t e n ) . Omdat in de eerste snede nogal wat onkruiden (tot ca. 25 % ) voorkwamen is in proef I en LT ook van de tweede weidesnede een monster genomen. De eerste snede van proef LIL werd gemaaid. Uit deze snede is geen monster voor botanisch onderzoek genomen, wel uit de tweede snede, die beweid werd.

Ook in de volgende jaren zijn er van de eerste sneden monsters voor botariiscli onderzoek genomen, voorzover de proeven nog voor beweiding gebruikt werden of orider praktijkgebruik in goede staat gebleven waren. In 1980 is van

proef I en 111 niet de eerste maar de tweede snede bemonsterd. Tabel 4 laat zien

wanneer de monsters in de verschillende proeven genomen zijn.

Vanaf 1982 zijn van proef I11 en IV geen monsters meer genomen. Bij proef I11 was het praktijkgebruik voor de vier objecten niet gelijk geweest. In proef IV kwamen teveel open plekken voor. In 1983 zijn alleen van de proeven I en 11 nog monsters genomen. De proeven V 1 en VII waren in het najaar van 1982 door herinzaai verloren gegaan. In proef V kwamen te veel open plekken voor,

(12)

Label 4 Tijdstippen van bemonstering voor botanisch onderzoek Jaar 1 9 7 9 1 9 8 0 1 9 8 1 1 9 8 2 1 9 8 3 Proef

...

I 29-06 1 ) 04-06 3 ) 14-04 28-04 20-04 19-07 2 ) I I 06-07 1 ) 02-05 14-04 28-04 20-04 26-07 2 ) 111 02-08 2 ) 04-06 3 ) 14-04 I V 17-08 1 ) 02-05 1.0-04 V 02-05 1 ) 10-04 28-04 V Z 02-07 1 ) 10-04 28-04 V I I 24-07 1 ) 10-04 28-04 ----*--- Experiment Year 1 9 7 9 1 9 8 0 1 9 8 1 1 9 8 2 1 9 8 3

Table 4 Dates of sampling for botanical analysis

I) eerste snede na inzaaienlfirst cut after reseeding 2) tweede snede na inzaaienlsecond cut after reseeding

(13)

2 . RESULTATEN

2 . 1 . Droge-stofopbrengst

I n totaal is 35 maal met de Agria motormaaier de droge-stofopbrengst bepaald. 3 4 naal voor inscharen en 1 maal voor voederwinning. In bijlage l zijn de zandvrije opbrengsten van iedere bepaling per object weergegeven.

In tabel 5 zijn de gemiddelde droge-stofopbrengsten per proef vermeld.

Tabel 5 Zandvrije droge-'stofopbrengst van BG5 en BG3 bij twee zaaizaadhoeveel- heden (kg per ha)

Ob ject Verschillen

proef ~~~~~l signifikant

sneden 25 kg 4 5 kg 2 5 kg 4 0 kg indien groter

BG5 BG5 BG 3 BG 3 dan _ - _ - _ - - - _ _ _ _ - _ - _ 1 _ _ _ _ - - l e - m - - - I 4 1 1 5 1 a 1 4 7 5 b 1 0 3 0 a 1 4 5 0 b 2 8 3 I I 6 1679 1 7 7 2 1 6 3 0 1 6 3 8 2 4 3 I I I 4 1 7 5 1 1 9 8 4 1 6 8 9 2015 4 4 1 I V 5 1 7 8 4 1 7 9 0 1 7 4 2 1 6 7 4 1 9 1 V 4 1812 b 1 6 4 1 ab 1 6 1 5 a 1 6 9 8 ab 1 7 6 V I 6 1 4 3 8 1 3 7 0 1 4 2 7 1 4 8 8 1 5 4 V11 6 1497 1 5 1 8 1 5 2 5 1 4 7 0 1 8 5 Totaal 3 5 1584 ab 1637 b 1 5 2 9 a 1 6 1 7 ab 9 3 ---_---__1-____-____p---.--- 25 kg 4 5 kg 2 5 kg 4 0 k g Differences BG5 BG5 BG3 BG3 significant g .p ~~~b~~ if greater

peri- of Ob ject t han

ment cuts

_________-____-_-__---

Table 5 Sandless dry matter yield of BG5 and BG3 at two ~ e e d rates ( k g per ha)

a,b) Ongelijke Letters (horizontaal) geven significante verschillen aan ( P

<

0 , 0 5 )

a,b) Unequal letters (horizontal) indicate significant differences (P

<

0 , 0 5 )

Uit tabel 5 blijkt dat in proef I de grootste hoeveelheden zaaizaad een significant hogere opbrengst hebben gegeven dan de kleinste hoeveelheden. In proef V heeft 25 kg BG5 meer droge stof gegeven dan 25 kg B G 3 . Dit is waarschijnlijk een toevalligheid omdat bij de grootste hoeveelheden zaaizaad het effect tegensteld was. In de andere proeven waren er geen significante verschillen. Uit het gemiddelde van de droge-stofopbrengsten van de zeven proeven blijkt dat 4 5 kg BG 5 een significant hogere opbrengst heeft g<egeven dan

(14)

25 kg BG3.

Omdat de objecten zijn opgebouwd uit zowel mengsels als

zaaizaadhoeveelheden is ook per mengsel en hoeveelheid zaaizaad getoetst. Hieruit bleek dat er geen betrouwbare invloed van de mengsels op de droge stofopbrengst was. In tabel 6 zijn de droge-stofopbrengsten uitgesplitst naar hoeveelheid zaaizaad.

Tabel 6 Zandvrije droge-stofopbrengst bij twee zaaizaadhoeveelheden, gemiddelde van BG5 + BG3 (kg per ha)

Proef Aantal Hoeveelheid zaaizaad Verschillen

me t ingen

...

significant

25 kg 40 of 45 kg indien groter dan

...

I 8 1090 a 1463 b 140 I I 12 1655 1705 129 111 8 1720 a 1999 b 201 L V 1 O 1763 1732 103 V 8 1713 1669 124 V I 12 1432 1429 8 6 V11 12 1511 1494 9 2 Totaal 70 1577 a 1.627 b 50 __1-_-__111_1-_0---

Experi-- Number of 25 kg 40 of 45 kg Di£ ferences

ment measurements significant

Seed rate if greater

than

Table 6 Sandless dry matter yield at two seed rates, average of BG5 + BG3

a,b) Ongelijke letters (horizontaal) geven significante verschillen aan (P

<

0,05)

a,b) Unequal letters (horizontal) indicate significant differences (P

<

O,05)

(15)

Uit tabel 6 blijkt dat er in proef I een duidelijk verschil in droge-stofopbrengst was onder invloed van de hoeveelheid zaaizaad. Ook de verschillen in proef 111 bleken significant te zijn. I n tegenstelling tot de verschillen cussen de objecten, bleken in proef V de verschillen tussen de hoeveelheden zaaizaad niet betrouwbaar te zijn. Gemiddeld over alle proeven bleek meer zaaizaad een positieve invloed op de droge-stofopbrengst te hebben.

Uit verdere toetsing is gebleken dat er geen interactie tussen het mengsel en de hoeveelheid zaaizaad was.

2.2. Droge-stofopname bij beweiding

Gegevens over de beweidingsperioden op de verschil.lende proefpercelen en het betreffende aantal pinken zijn in bijlage 2 gegeven.

D e opname van de hoeveelheid gras per ha werd berekend door de hoeveelheid droge stof na het uitscharen af te trekken van de hoeveelheid droge stof die voor het inscharen aanwezig was. In 1979 was dit voor inscharen de hoeveelheid droge stof die met Agria -k gazonmaaier was verzameld en na uitscharen de hoeveelheid die met alleen de gazonmaaier was gemaaid. In 1980 en 1981 was het uitsluitend de hoeveelheid droge stof die met de Agria was gemaaid.

D e aldus berekende- en in kilogrammen per ha uitgedrukte droge-stofopname (excl. bijgroei) staat in bijlage 3. Bi j de uitvoering van de eerste beweiding op het eerste perceel waren er problemen bij het meten van de hoevelheid weiderest. Van deze beweiding is de droge-stofopname dan ook niet bekend.

In tabel 7 zijn de droge-stofopnamen per proef samengevat. Per proef gezien zijn er tussen de objecten kleine verschillen die echter niet significant zijn. Over het geheel gezien is de droge-stofopname voor de verschillende objecten gelijk geweest.

Uit de gegevens van 1979 kon het effect van het maaien met de gazonmaaier nier worden berekend omdat na uitscharen alleen de gazonmaaier werd gebruikt. In 1980 is bij de beweidingen 18 en 19 zowel voor inscharen als na uitscharen met de Agria en met de gazonmaaier gemaaid. Hieruit kon wel het effect van de tweede maaigang op de droge-stofopname worden berekend. Bet resultaat is in tabel 8 gegeven.

(16)

Tabel 7 Opname gras (excl. bijgroei) bij beweiding met pinken in 1979 t/m 1 9 8 1 (kg zandvrije droge stof per ha)

Ob ject Verschillen

Proef Aantal

...

significant

bewei- 2 5 k g 4 5 k g 25 kg 40 kg indien groter

dingen BG5 BG 5 BG3 BG3 dan

...

I 3 1042 1094 1043 1059 232 I X 6 1167 1177 1108 1115 239 111 3 1292 1256 1265 1339 407 I V 5 1312 1315 1366 1319 2 3 9 V 4 1230 1129 1218 1246 286 V I 6 1100 1053 1075 1102 17 1 VXI 6 1055 1153 1020 1096 231 Totaal 33 1164 1166 1147 11 7 2 7 8 ---.--- 25 kg 45 kg 25 kg 40 kg Differences

Ex- Number BG5 BG5 BG 3 BG3 significant

peri- of i f greater

ment grazings Ob ject t han

---

Table 7 Intake of grass (excl. accumulation) by grazing with yearling heifers

in 1979 up to and i n c l u d i n g l 9 8 1 (kg sandless dry matter per ha)

Geen der verschillen is significant/none of the differences are significant.

Label 8 Het effect van het maaien met de gazonmaaier (G), nadat met de Agria

(A) gemaaid was,bij in- en uitscharen,op de berekende opname(excl.bij- groei)aan droge stof per ha(kg).Tussen ( ) de standaardafwijking (SE)

Bewei- Snede Maai- Ob ject

ding na inzaai methode 25 kg 45 kg 25 kg 40 kg

---

Grazing Cut after Mowing 25 kg 45 kg 25 kg 40 kg

number after method BG 5 BG5 BG 3 BG3

reseeding Ob ject

Table 8 Effect of mowing with the lawnmower(G),after mowing with the Agria (A),

at the start and the end of grazing,on the calculated intake (excl. accu- mulation) of dry matter per ha(kg).Between ( ) the standard deviation (SZ)

(17)

Uit tabel 8 blijkt dat het resultaat van het namaaien met de gazonmaaier niet éénduidig was. In beweiding 1 8 werkte deze correctie zowel positief als negatief uit. Bij beweiding 19 werd de droge-stofopname bij alle objecten aanzienlijk verlaagd. Dat de droge-stofopname bij de laatstegenoemde beweiding in grote lijn wat meer verlaagd werd dan bij de eerstgenoemde beweiding is aannemelijk. Bij beweiding van de tweede snede na inzaai mag worden aangenomen dat de zode minder gesloten is dan bij beweiding van de zesde snede na inzaai, waardoor gemakkelijker gras in de zode k a n worden getrapt. D e standaardafwijking bij de gecorrigeerde waarden is nog wat hoger dan bij de niet gecorrigeerde waarden.

Aangezien slechts twee beweidingen op deze manier zijn uitgevoerd, wordt niet verder op deze problematiek ingegaan.

Het zandgehalte in de monsters van de gazonmaaier bleek per monster (strook) sterk te varieren. Op zich was de bepaling ervan per strook dan ook wel juist. Door de hoogte van de zandgehaltes (tot 8 0 % in de droge stof) gaf de bemonstering in het laboratorium problemen, waardoor het exacte percentage zandvrije droge stof minder nauwkeurig was aan te geven. Daarom i.s in 1980 en 1981 voor het bepalen van de droge-stofopname de gazonmaaier niet meer als systeem gebruikt.

2.3. Voederwaarde van het gras

D e bijlagen 4 t/m 6 geven een overzicht van de chemische samenstelling en de berekende voederwaarde in het aangeboden gras in 1979 t/m 1981.

In tabel 9 zijn per snede de gemiddelden van de berekende voederwaarden vermeld.

Door verschillen in droge-stofopbrengst en door verschillende tijdstippen in het seizoen varieert de chemische samenstelling en de berekende voederwaarde in de bijlagen 4 t/m 6 sterk. Door per snede te middelen is in tabel 9 de variatie in voederwaarde geringer geworden. Opvallend zijn de gemiddeld hoge VEM-waarden in de eerste snede na inzaai, ondanks het feit dat deze meestal pas in juli werd beweid. Doordat de vijfde snede na inzaai voor een belangrijk deel uit voorjaarsgras bestond heeft dit gras ook een hoge VEM-waarde. Het gehalte aan vre is hier aan de lage kant, wat mogelijk het gevolg is van het schrale weer in het voorjaar. Duidelijke invloeden van de hoeveelheid zaaizaad en het mengsel op de voederwaarde waren niet aanwezig.

(18)

Tabel 9 Gemiddelde berekende voederwaarde in het aangeboden weidegras (boven ca. 4,5 cm) per snede na inzaai (gvre en V E M per kg zandvrije droge stof

Snede na Ob ject Aantal

inzaai

...

proeven

25 kg BG5 45 kg BG5 25 kg BG3 40 kg BG3

vre VEM vre V E M vre VEM vre V E N

...

1 246 1055 245 1041 251 1049 244 1033 6

*

2 233 995 233 982 236 977 229 970 6

**

3 240 992 238 984 232 987 2 3 7 981 7 4 190 981 197 993 192 963 193 982 7 5 160 1031 157 1008 143 1020 147 1015 4 6 206 1001 198 984 181 973 192 9 7 2 3 ---.--- Cut dcp V E M dcp V E M dcp V E M dcp V E M Number of af ter

---

---w ---d-- - - - w - - - ex- reseeding 25 kg BG5 45 kg BG5 25 kg BG3 40 kg BG3 periment~

---

Ob ject

Table 9 Average calculated feeding value in the offered pasture grass (above about 4 , 5 cm) per cut after receeding (g dcp and V E M per kg of sandless dry matter)

*

Van één proef is de eerste snede niet beweid/from one experiment the first cut has not been grazed.

**

Van é C n proef zijn van de tweede snede geen cijfers bekendjthere are no figures from the second cut of one experiment

2.4. Botanische samenstelling

In de bijlagen 7 t/m 11 zijn de resultaten van de botanische analyses per jaar vastgelegd.

Bij de botanische samenstelling gaat het niet alleen om de situatie na het (her-)inzaaien, maar ook om die in de jaren erna. In tabel 10 zijn de resultaten van BG5 van de eerste vier proeven gedurende drie jaren samengevat. In de laatste kolom is aangegeven in welke verhouding de verschillende grassoorten in 1979 zijn gezaaid (op basis van het duizendkorrelgewicht).

(19)

Tabel 10 Botanische samenstelling (G % ) in het jaar van inzaai 1979, èèn e n twee jaar na inzaai met BG5 (gemiddelde proeven I t/m IV)

...

1379 1980 1981 Samenstelling

----q--- BG5 ( % ) op basis

Kg zaad 25 45 25 45 25 45 van het duizend-

korrelgewicht

---_-_---

Engels raaigras 86 89 87 91 94 95 2 8 Beemdlangbloem 2 2 1 2

-

l 7 Timothee 5 3 7 4 2 1 3 2 Veldbeemd -

-

-

-

-

14 Witte klaver 4 3 4 2 1 1 19 Overige soorten 3 3 1 L 3 2

-

---."--- Kg ~ e e d 25 45 25 45 25 45 Composition BG5

---e-

--

---m-... mixture ( % ) based

1979 1980 1981 on the weight of

thousend seeds ----*---

Table 10 Rotanical composition in the year of reseeding and one and two years after reseeding with BG5 mixture (average of experiments "í to TV). For translation grass species sec summary

G % = drooggewichtsprocenten/percent dry weight

Uit tabel 1 0 blijkt dat er bij de RG5-objecten na het inzaaien relatief veel. Engels raaigras voorkwam. Na twee jaar is dit percentage nog iets toegenomen. Van beemdlangbloem en veldbeemd is erg weinig of niets in de grasmat teruggevonden. Van timothee en klaver was in het begin wel wat meer aanwezig, maar in de twee jaar daarna is hun aandeel teruggelopen. De overige soorten waren na inzaai hoofdzakelijk onkruiden, maar na twee jaar kwam er ook wat straatgras en ruwbeemdgras voor. De hoeveelheid zaaizaad bleek geen duidelijk invloed te hebben op het meer of minder voorkomen van verschillende soorten.

In dezelfde periode is ook van de BG3-objecten de botanische samenstelling gevolgd (zie tabel 11).

(20)

Tabel 11 Botanische samenstelling (G % ) in het jaar van inzaai 1979, één en twee jaar na inzaai met BG3 (gemiddelde proeven I t/m IV)

1979 1980 1981 Samenstelling ---e- ---m--- BG3 ( % ) K g z a a d 25 40 25 40 25 40 .----.---.--- Engels raaigras 96 98 98 98 97 97 100 Overige soorten 4 2 2 2 3 3

-

...

Kg ~ e e d 25 40 25 40 25 40 Composition ---m--- - - - m - BG3 mixture ( % ) 1979 1980 1981

...

Table 11 Botanica1 composition in the year of reseeding and one and two years after reseeding with BG3 mixture (average of experiments I to IV). For translation grass species see summary

G %

-

drooggewichtsprocenten/percent dry weight

De BG3-objecten bestonden voor meer dan 95 % uit Engels raaigras. Voor de rest

waren het niet gezaaide soorten zoals straatgras, muur en ruwbeemd.

Het verloop van de botanische samenstelling van de drie laatst ingezaaide proeven is voor BG5 in tabel 12 en voor BG3 in tabel 13 te zien (gemiddelden proeven V, Vï., VII).

Tabel 12 Botanische samenstelling (G%) in het jaar van inzaai 1980 l), één en twee jaar na inzaai met BG5 (gemiddelde proeven V, V1 en VIT)

Kg zaad 2 5 4 5 2 5 45 2 5 4 5 ---.--- Engels raaigras 7 7 83 7 5 8 1 7 O 7 l Beemdlangbloem

-

-

1 - 1

-

Timo thee 12 9 9 8 4 4 Veldbeemd

-

-

-

Witte klaver 2 3 4 3 6 6 Overige soorten 9 5 1 l 8 19 19 ---.-

Table 12 Botanica1 composition in the year of reseeding and one and two years after reseeding with BG5 mixture (average of experiments V, V1 and

VIX). For translation grass species see summary.

(21)

1) Proef V was reeds in het najaar van 1979 ingezaaid, maar in 1980 voor het eerst beweid en bemonsterd.

Experiment V was already in autumn 1979 reseeded, but in 1980 for the first time grazed and sampled.

Uit tabel 12 blijkt dat ook in de drie laatste proeven van beemdlangbloem en veldbeemd bijna-, respectievelijk helemaal niets werd teruggevonden. De percentages timothee en witte klaver bleken ook hier lager te zijn dan op basis van de gezaaide hoeveelheid verwacht mocht worden. Het aandeel timothee bleek vooral in het eerste jaar (1980) gemiddeld wel wat hoger te zijn dan in het eerste jaar (1979) in de eerste vier proeven (tabel 10).

Opvallend is de stijgende tendens van het percentage klaver in tegenstelling tot de dalende tendens in de eerste vier proeven (tabel 10). Ook de percentages overige soorten, in dit geval voornamelijk straatgras en ruwbeemdgras, waren in de laatste proeven hoger en namen in de tijd zelfs toe. Hierdoor bleef het aandeel Engels raaigras in de eerste twee jaren ca. 10 % lager en in het derde jaar zelfs ca. 20 % lager. Wordt de hoeveelheid Engels raaigras vergeleken met de gezaaide hoeveelheid dan blijkt deze eerste altijd nog meer te zijn dan de laatste. Waarschijnlijk hebben de weersomstandigheden vanaf het moment van inzaai een aanzienlijke invloed gehad op de ontwikkeling van de percentages van de verschillende grassoorten en klaver.

Tabel 13 Botanische samenstelling (G % ) in het jaar van inzaai 1980 l), Gén en twee jaar na inzaai met BG3 (gemiddelde proeven V, V 1 en VIL)

Kg zaad 2 5 4 O 2 5 4 O 2 5 40

---

Engels raaigras 9 1 9 2 8 7 8 8 7 5 7 9 Overige soorten 9 8 13 12 2 5 2 1 ---,---.--- Kg seed 2 5 4 O 2 5 4 O 2 5 40

Table 13 Botanical composition in the year of reseeding and one and two years after reseeding with BG3 mixture (average of experiments V, V1 and VII). For translation grass species see summary.

G % = drooggewichtsprocenten/percent dry weight.

(22)

Tabel 13 laat zien dat ook op de BG3-objecten de percentages Engels raaigras lager waren dan op de BG3-objecten in de eerste van vier proeven (tabel 11). Evenals bij de BG5-objecten (tabel 12) verminderde de hoeveelheid raaigras in de tijd. Dit was bij BG3 zelfs iets sterker, waardoor het percentage overige soorten wat hoger werd dan bij BG5. Het aandeel Engels raaigras was bij de grootste hoeveelheid zaaizaad steeds het grootst. De verschillen zijn echter te klein om van een positieve invloed van meer zaaizaad te spreken. Ook bij BG5 was er in de laatste drie proeven geen duidelijke positieve invloed van meer zaaizaad op de botanische samenstelling aanwezig (tabel 12).

Van proef I en I1 is ook de botanische samenstelling in het derde en vierde jaar na inzaaien bepaald. Deze resultaten zijn vastgelegd in de bijlagen 10 en 11. Deze resultaten moeten worden vergeleken met die van de betreffende

proeven in de bijlagen 7 t/m 9. Dan blijkt dat de percentages timothee in het

derde en vierde jaar verder afnemen. Klaver heeft zich dan nog goed kunnen handhaven.

(23)

3 . BESPREKING RESULTATEN

Wanneer de percentages Engels raaigras bij de BG5-objecten worden vergeleken met die bij de BG3-objecten dan blijken de verschillen niet groot te zijn. In het eerste en tweede jaar was er bij BG5 ca. 10 % Engels raaigras minder aanwezig. De verschillen zijn in ieder geval niet zo groot als op basis van de gezaaide hoeveelheid verwacht mocht worden. Zeker na twee seizoenen van gebruik leek de botanische samenstelling van de BG5-objecten veel op die van de BG3-objecten. Ook de invloed van 20 kg extra zaaizaad was in dit verband nihil. Het is dan ook niet vreemd dat er geen aantoonbare verschillen in droge-stofopname bij beweiding (excl. bijgroei) zijn gevonden. In feite zijn er twee grasbestanden met ongeveer dezelfde botanische samenstelling met elkaar vergeleken.

Doordat de botanische samenstelling van BG5 en BG3 veel op elkaar leek kon op grond hiervan ook weinig verschil in droge-stofopbrengst worden verwacht. Alleen een grotere standdichtheid bij de grootste hoeveelheid zaaizaad zou een grotere droge-stofopbrengst tot gevolg kunnen hebben. Bij var~antieanalyse bleek echter dat er slechts in twee van de zeven proeven betrouwbare verschil- len waren. Er zijn in het veld geen spruittellingen gedaan voor bepaling van de standdichtheid. De droge stofopbrengsten geven alleen maar een indicatie van de dichtheid.

In dit onderzoek is de opname van de verschillende objecten met pinken bepaald. Deze dieren kunnen in vergelijking met melkkoeien wel wat minder kies- keurig zijn, maar in deze proef is er voor gezorgd dat het aanbod van weidegras steeds voldoende was. Er werd uitgeschaard voordat op één of meer objecten het gras op was.

In de praktijk wordt niet na iedere beweiding gebloot. I n deze proef werd dat wel gedaan om eenzelfde uitgangssituatie te hebben voor een volgende bewei- ding. Dit wil niet zeggen dat er bij een volgende beweiding geen bossen zijn ontstaan. Ook gebloot land geeft een onregelmatige hergroei door mest en urine van eerdere beweidingen.

De beweiding was gericht op vergelijking van de verschillende objecten. D e hoeveelheid gras die tijdens de beweiding bijgegroei is, werd niet gemeten. In verband met te grote hoeveelheden zand in de gewasmonsters gaf het gebruik van een cirkelgazonmaaier (stoppelhoogte ca. 3 cm) geen nauwkeuriger meting van de opname dan het gebruik van alleen een Agria motormaaier (stoppelhoogte ca. 4,5 cm). Door deze twee faktoren (bijgroei, maaihoogte) was het niet mogelijk om de exacte opname per dier per dag te berekenen. De opname is daarom uitgedrukt in droge-stofafname per ha. Dit is de hoeveelheid droge stof bij inscharen minus

(24)

de hoeveelheid droge stof in de weiderest bij uitscharen, waarbij geen rekening is gehouden met de bijgroei tijdens de beweidingsperiode.

De voederwaarde van het gras bleek niet te worden befnvloed door mengsel en hoeveelheid zaaizaad en had als zodanig geen invloed op de opname van de hoeveelheid droge stof bij beweiding.

Vijf van de zeven proeven zijn in het voorhaar (aprillmei) ingezaaid. Dit had als voordeel dat de meeste beweidingen al in datzelfde jaar konden worden uitgevoerd. In de praktijk wordt meestal in augustus/september ingezaaid, waar- na het gebruik van die percelen in het jaar daaropvolgend pas goed op gang komt. Het is de vraag of inzaai in de herfst ongunstiger voor Engels raaigras en gunstiger voor de andere gezaaide soorten zou zijn. Het percentage klaver na herfstinzaai (proef 4 en 5) was lager dan na voorjaarsinzaai. Het percentage timothee was na herfstinzaai in de eerste twee jaren iets hoger, maar in het derde jaar niet.

Het onderzoek is uitsluitend op één locatie op zandgrond uitgevoerd. De resultaten hebben geen aanleiding gegeven om het onderzoek ook op andere grondsoorten uit te voeren.

Boogerkamp (3) vergeleek op 3 0 praktijkpercelen een monocultuur van Engels raaigras (vergelijkbaar met BG3) met BG5, waarin toen ook nog 3 % ruwbeemd voorkwam* Van de monocultuur werd 25 kg en van BG5 30 kg per ha ingezaaid. Deze hoeveelheden zijn overeenkomstig het huidige praktijkadvies. D e percelen werden hoofdzakelijk beweid. D e resultaten waren als volgt.

D e monocultuur van Engels raaigras maakte een wat polliger indruk dan BG5. Bij BG5 vulden ruwbeemd en witte klaver de grasmat wat meer op. Er was echter geen verschil in percentage niet gezaaide soorten tussen de monocultuur en BG5. I n het eerste jaar kwam 5 tot 10 % witte klaver voor op de BG5 percelen. Dit gold ook voor timothee. Het vee vertoonde vaak een duidelijke voorkeur voor deze objecten en weidde de grasmat veeal beter af. Na 5 jaar waren de percentages witte klaver en timothee gedaald tot ca. 2 %.

I n de proef op Cranendonck werd bij uitsluitend beweiden geen polliger grasbestand bij BG3 waargenomen. De hoogte en het verloop van de percentages timothee en klaver kwamen goed overeen met die in de proef van Boogerkamp, afgezien van een toename van klaver op een aantal percelen op Cranendonck. I n

tegenstelling tot de proef van Hoogerkamp kon het vee op Cranendonck niet kiezen tussen de verschillende objecten. In de praktijk heeft het vee meestal ook geen keus tussen verschillende grasbestanden.

Ennik (2) vond door l % meer witte klaver globaal 1 % meer droge-stofopbrengst. In de proef op Cranendonck kon bij de manier waarop de proef was opgezet geen betrouwbaar verschil in droge-stofopbrengst tussen een

(25)
(26)

4 . CONCLUSIES

-

In dit onderzoek zijn geen betrouwbare verschillen in opname van droge stof (excl. bijgroei), bij beweiding met pinken, van BG5 en BG3 gevonden. Evenmin tussen verschillende zaaizaadhoeveelheden van deze mengsels.

-

In twee van de zeven proeven werd door 15 kg extra zaaizaad te gebruiken een significant hogere droge-stofopbrengst verkregen.

-

Er was géén significant verschil in droge-stofopbrengst tussen de beide mengsels.

-

In de proeven kwam na de inzaai van een mengsel met veel soorten (BG5) relatief veel Engels raaigras voor. Afhankelijk van de gebruiksomstandig- heden kan het na enkele jaren nagenoeg allemaal Engels raaigras zijn.

-

Veldbeemd en beemdlangbloem bleken na het inzaaien met een complex mengsel

(27)

SAMENVATTING

B i j h e t g e b r u i k van m e n g s e l s v o o r d e i n z a a i van b l i j v e n d g r a s l a n d i s e n e r z i j d s e e n v e r s c h u i v i n g o p g e t r e d e n n a a r m e n g s e l s met m i n d e r s o o r t e n . A n d e r z i j d s worden opmerkingen g e h o o r d d a t e e n m o n o c u l t u u r van E n g e l s r a a i g r a s

(BG3) minder goed d o o r h e t v e e wordt g e v r e t e n dan s a m e n g e s t e l d e m e n g s e l s z o a l s BG5 e n B G 1 1 .

Daarom z i j n op p r o e f b o e r d e r i j Cranendonck z e v e n p r o e f v e l d e n , v n l . i n h e t v o o r j a a r , i n g e z a a i d met de m e n g s e l s BG5 e n BG3. Van BG5 werd 25 e n 4 5 kg p e r ha g e z a a i d , van BG3 25 e n 4 0 kg p e r ha. Gedurende de j a r e n 1979 t o t e n met 1981 werden, b i j u i t s l u i t e n d beweiden met p i n k e n ( 3 3 m a a l ) , d e d r o g e - s t o f o p b r e n g s t e n opname a a n d r o g e s t o f ( e x c l . b i j g r o e i ) van d e z e m e n g s e l s e n twee Iioeveelheden z a a i z a a d v e r g e l e k e n . Ook werd d e o n t w i k k e l i n g van de b o t a n i s c h e s a m e n s t e l l i n g g e d u r e n d e de j a r e n na h e t i n z a a i e n g e v o l g d .

V e r o n d e r s t e l d werd d a t meer z a a i z a a d e e n h o g e r e d r o g e - s t o f o p b r e n g s t zou geven. D i t was s l e c h t s i n twee van d e z e v e n proeven h e t g e v a l . De g e b r u i k t e mengsels gaven g e e n v e r s c h i l i n d r o g e - c t o f o p b r e n g s t t e z i e n .

Het b l e e k d a t de m e n g s e l s BG5 e n BG3 e v e n goed werden g e v r e t e n . De g e z a a i d e h o e v e e l h e i d z a a d was h i e r o p n i e t v a n i n v l o e d .

Uit d e b o t a n i s c h e a n a l y s e s b l e e k d a t op d e BG5-percelen E n g e l s r a a i g r a s d i r e c t na d e i n z a a i a l s t e r k domineerde. Twee j a a r na d e i n z a a i was op e e n a a n t a l van d e z e p e r c e l e n h e t a a n d e e l E n g e l s r a a i g r a s nog toegenomen. Op e n k e l e was h e t i e t s afgenomen d o o r u i t b r e i d i n g van n i e t g e z a a i d e s o o r t e n z o a l s s t r a a t g r a s e n ruwbeemd. Veldbeemd e n beemdlangbloem z i j n z o goed a l s n i e t waargenomen. Timothee e n k l a v e r maakten c a . 1 -10 % van h e t b e s t a n d u i t ; op e e n e n k e l e u i t z o n d e r i n g n a , h e t meest i n h e t e e r s t e g e b r u i k s j a a r . Het p e r c e n t a g e n i e t g e z a a i d e s o o r t e n op d e BG3-percelen kwam r e d e l i j k goed o v e r e e n met d i e op de HG5-percelen. Voor d e r e s t kwam u i t e r a a r d a l l e e n E n g e l s r a a i g r a s v o o r .

U i t de l i t e r a t u u r b l e e k d a t p e r c e l e n , i n g e z a a i d met v e r g e l i j k b a r e m e n g s e l s d i e h o o f d z a k e l i j k werden beweid, e e n z e l f d e b o t a n i s c h e s a m e n s t e l l i n g hadden a l s i n d e proeven op Cranendonck.

(28)

SUMMARY Wlth t h e u s e of m i x t u r e s f o r r e s e e d i n g o f permanent g r a s s l a n d t h e r e a p p e a r s t o be a s h i f t i n g t o w a r d s m i x t u r e s w i t h l e s s s p e c i e s on t h e o n e hand. On t h e o t h e r hand t h e r e a r e r e m a r k s h e a r d t h a t a m o n o c u l t u r e of p e r e n n i a l r y e g r a s s (BG3) i s e a t e n l e s s good by c a t t l e t h a n m i x t u r e s c o n t a i n i n g more s p e c i e s s u c h a s BG5 and B G 1 1 . T h e r e f o r e a t t h e e x p e r i m e n t a l f a r m Cranendonck s e v e n e x p e r i m e n t a l f i e l d s w e r e r e s e e d e d ( m a i n l y i n s p r i n g ) w i t h t h e m i x t u r e s BG5 and BG3. From BG5 25 a n d 45 kg s e e d p e r h a were sown, from BG3 2 5 and 40 kg p e r ha.

From 1979 up t o 1981 a c o m p a r i s o n was made of t h e d r y m a t t e r y i e l d and i n t a k e o f d r y m a t t e r by g r a z i n g y e a r l i n g h e i f e r s ( e x c l u d e d h e r b a g e a c c u m u l a t i o n d u r i n g g r a z i n g ) of t h e s e m i x t u r e s and s e e d - r a t e s . A l s o t h e development of t h e b o t a n i c a 1 c o m p o s i t i o n d u r i n g t h e y e a r s a f t e r r e s e e d i n g was f o l l o w e d .

I t was e x p e c t e d t h a t more s e e d would g i v e a h i g h e r d r y m a t t e r y i e l d . T h i s was o b s e r v e d o n l y i n two of t h e s e v e n e x p e r i m e n t c . The u s e d m i x t u r e s d i d n ' t show a d i f f e r e n c e i n d r y m a t t e r y i e l d .

I t t u r n e d o u t t h a t t h e m i x t u r e s BG5 and BG3 were e a t e n e q u a l l y w e l l . The s e e d r a t e had no i n f l u e n c e on t h i s .

I h e b o t a n i c a l a n a l y s e s showed t h a t on t h e BG5 p a r c e l s p e r e n n i a l r y e g r a s s a l r e a d y dominated s t r o n g l y d i r e c t a f t e r r e s e e d i n g . Two y e a r s a f t e r r e s e e d i n g on a number of t h e s e p a r c e l s t h e p o r t i o n of p e r e n n i a l r y e g r a s s had i n c r e a s e d f u r t h e r . On a few i t h a d d e c r e a s e d due t o e x p a n s i o n of unsown s p e c i e s cuch a s a n n u a l meadowgrass and r o u g h c t a l k e d meadow g r a s s . Smooth s t a l k e d meadow g r a s s a n d meadow f e s c u e were h a r d l y o b s e r v e d . Timothy and c l o v e r formed a b ó u t 1-10 % o f t h e sward, w i t h a £ew e x c e p t i o n s , m a i n l y i n t h e f i r s t y e a r o f u s e . The p e r c e n t a g e of unsown s p e c i e s on t h e BG3 p a r c e l s were conform t o t h o s e on t h e BG5 p a r c e l s . F o r t h e r e s t i t was n a t u r a l l y p e r e n n i a l r y e g r a s s o n l y .

L i t e r a t u r e e x p r e s s e d t h a t p a r c e l s , r e s e e d e d w i t h c o m p a r a b l e m i x t u r e s which had b e e n g r a z e d m a i n l y , had t h e Same b o t a n i c a l c o m p o s i t i o n a s i n t h e e x p e r i m e n t s a t Cranendonck.

(29)

Dutch, Latin and English names of grass species and grass types, mentioned in this report.

___1___1_______1_-_---

Dutch name Lat in name English name

----e*---- ----.--e=-- ---e-

Engels raaigras weidetype Lolium perenne Perennial ryegrass pasture

type

Engels raaigras laat hooi- Lolium perenne Perennial ryegrass late hay

type type

Rcemdlangbloem weidetype Festuca pratensis Meadow fescue pastuce type

Huds.

Beemdlangbloem hooitype Festuca pratensis Meadow fescue hay type

Huds.

Timothee weide- of tussen- Phleum pratense Timothy pasture or inter-

tY Pe mediate type

Timothee hooitype Phleum pratense Timothy hay type

Ve ldbeemdgras Poa pratensis Smooth stalked meadow grass

Witte weideklaver Trifolium repens White clover

Witte cultuurklaver Trifolium repens White clover

Overige soorten Other (unsown) species

_1___________1_____---

LITERATUUR

1. Anoniem.

59e Beschrijvende Rassenlijst voor Landgebouwgewassen 1984. Leiter-Nijpels Maastricht, 1984. pag. 72-109.

2. Ennik, G.

De bijdrage van witte klaver aan de opbrengst van grasland.

Landbouwkundig Tijdschriftlpt 94 (1982) nr. 10-363.

3. Hoogerkamp, M.

Changes in productivity of grassland with ageing. Proefschrift, Wageningen 1984.

(30)

Bijlage 1 Zandvrije droge-stofopbrengst (ds) en standaardafwijking (SZ) in 1 9 7 9 t/m 1 9 8 1 (kg per ha)

...

Beweiding Datum Proefnr. Snede na O b ject

inzaai

...

2 5 kg BG5 4 5 kg BG5 2 5 kg BG3 4 0 kg BG3

--- ---

---

d s SZ ds S Z d s S X d s S X

___________________---

1 9 7 9 1 30-06 I 1 5 9 3 32 1 0 2 4 6 4 504 5 2 1026 5 4 2 06-07 II l 1 4 8 2 1 0 3 1 7 9 0 9 4 1 3 9 0 87 1 2 3 8 9 4 Voederw. 16-07 111 1 2904 1 0 8 3327 8 7 2615 1 0 9 3520 9 7 3 20-07 I 2 6 5 1 49 1 1 5 1 6 1 590 3 7 1 2 6 6 62 4 27-07 I1 2 732 6 2 6 5 1 4 2 659 5 1 6 7 8 4 9 5 09-08 I11 2 1 0 8 0 4 0 1 0 1 0 7 7 949 5 6 1 0 9 9 5 3 6 17-08 I V 1 8 6 7 5 5 1 1 2 0 9 1 8 2 8 2 2 9 7 1 1 0 8 7 22-08 I1 3 1 1 4 1 1 0 2 1 1 3 1 5 8 1 0 0 0 7 2 987 1 0 0 8 31-08 I 3 1 3 3 9 4 8 1447 39 1222 29 1 3 7 5 3 2 9 04-09 I11 3 1 2 6 0 107 1 4 4 6 46 1 2 3 5 7 8 1 2 1 5 5 0 1 0 07-09 I V 2 1 5 6 6 3 2 1552 5 4 1437 1 0 0 1312 7 3 l l 19-09 I1 4 1847 5 5 1 8 4 6 8 0 1 9 4 4 7 1 1 9 6 1 4 4 1 2 09-10 I V 3 1832 5 8 1 8 1 2 67 1 7 1 0 6 7 1667 4 l 1 3 15-10 I 4 2020 9 1 2279 9 1 1802 7 4 2133 9 1 1 4 22-10 111 4 1 7 6 0 1 4 5 2152 6 4 1 9 5 8 1 0 2 2226 7 9

v

I I I V 11

v

I V

v1

v

V I I

v 1

v

v

I v11

v

I

v11

V I I

(31)

Vervolg bijlage 1 Zandvrije droge-stofopbrengst (ds) en standaardafwijking (SZ) in 1 9 7 9 t / r n 1 9 8 1 (kg per h a )

Bewe iding Dat urn Proefnr. Snede na O b j e c t

inzaai

---

ds S Z d s S X ds S 2 ds S X

---

1 9 8 1 3 1 24-08 VII 5 2025 L68 2272 1 0 0 1 9 3 1 9 9 1969 9 8 3 2 01-05 V I 5 1909 1 2 2 1 7 4 3 6 O 2006 93 2114 8 7 3 3 22-05 VII 6 1 8 5 3 4 3 1 8 6 3 6 9 1 9 8 3 3 3 1979 5 O 34 25-05 V I 6 2147 45 1 9 3 4 59 2014 92 2178 5 6 Gemiddeld 1 5 8 4 7 8 1637 70 1 5 2 9 69 1 6 1 7 7 3 ---.---

(32)

Bijlage 2 Beweidingsnummer, beweidingsperiode, proefnummer, snede na inzaai, aantal pinken en aantal pinKaagen

...

Beweidingnr. Periode Proef nr. Snede na inzaai Aantal pinken Aantal pinkdagen

...

5 8 8 (vanaf 1 6 1 0 5 4 ) 8 8 8 8 8 6 8 8 8 8 7 4 7

(33)

Bijlage 3 Grasopname (excl. bijgroei) bij beweiding met pinken in 1 9 7 9 t/m 1 9 8 1 en de standaardafwijking (SX) van deze per object gemeten waarde (kg zandvrije droge stoE per ha)

Beweidingnr. Proefnr. Snede na inzaai Ob jeet

---

--- ----w--- d s SX ds S X ds S X d s S E

---

1 I 1

*

*

*

*

2 II L 1145 1 1 9 1 4 2 6 9 3 1 2 0 8 1 3 8 1 1 7 8 9 4 3 I 2 326 6 8 426 9 4 485 5 1 40 1 7 8 4 I I 2 570 8 1 402 5 6 602 6 9 534 9 6 5 III 2 1 3 6 8 5 3 1 1 4 6 5 5 952 6 3 1 1 2 3 6 2 6 I V 1 9 6 8 4 8 1 2 5 8 9 1 9 9 3 3 4 1 1 3 4 1 3 0 7 I I 3 922 6 9 8 0 8 1 O0 9 1 9 1 3 5 665 1 5 5 8 I 3 1 1 3 5 9 3 1 1 3 4 66 1 2 2 3 3 1 1 2 0 3 6 9 9 111 3 1077 1 2 4 1 0 7 3 1 0 7 1087 4 9 1 0 0 8 5 3 1 0 I V 2 1 1 8 0 7 5 1222 8 4 1 0 6 3 L28 950 8 4 11 I I 4 1 4 1 1 6 0 1 4 3 1 9 0 1 5 3 5 8 5 1 6 0 1 7 8 1 2 I V 3 1 5 4 8 9 9 1567 9 0 1647 1 4 0 1 5 5 9 6 7 1 3 I 4 1 6 6 5 8 0 1 7 2 2 1 2 3 1 4 2 0 126 1574 9 2 1 4 I I I 4 1 4 3 0 1 8 3 1 5 5 0 1 3 7 1 7 5 7 1 2 6 1 8 8 5 1 3 2 1 5 V 1 939 8 9 778 4 O 1057 46 950 3 7 1 6 I I 5 1469 8 7 1319 66 9 2 3 8 7 1 1 6 8 1 2 2 17 I V 4 1 2 0 0 7 9 1 0 8 4 1 7 0 1 3 7 6 1 1 2 1287 1 2 6 1 8 I1 6 1 4 8 3 7 5 1 6 7 6 1 1 3 1 4 5 9 9 9 1 5 4 6 1 2 6 1 9 V 2 1 6 9 9 274 1 6 6 4 183 1 9 1 7 1 2 6 1966 6 2 2 0 I V 5 1662 1 4 3 1 4 4 4 1 3 2 1 7 5 0 9 7 1 6 6 3 1 5 3 2 1 V I 1 934 5 8 759 9 2 6 9 1 1 4 1 662 7 5 2 2 V 3 8 2 1 1 4 6 8 1 6 9 3 6 4 0 67 622 8 8 2 3 V I I 1 1 3 9 8 6 0 1 3 2 3 3 3 1 2 5 5 9 5 1 3 1 5 1 1 6 24 V I 2 1522 114 1 3 0 3 9 6 1 5 5 0 1 0 1 1334 2 2 3 25 V 4 1 4 6 2 9 3 1 2 5 9 5 2 1 2 5 6 8 4 1447 1 7 8 26 V I 3 709 4 7 795 6 8 6 0 0 7 1 797 52 2 7 V I I 2 1 1 7 5 5 7 1 2 4 2 3 8 9 8 3 6 8 9 9 8 7 1 2 8 . V I 4 3 9 5 6 2 4 2 1 4 6 447 5 1 4 1 8 37 2 9 V 1 1 3 639 4 5 55 l 4 2 5 9 5 6 6 740 5 6 3 0 V 1 1 4 745 7 2 926 7 9 769 1 0 5 9 3 5 7 1 3 1 V I I 5 1 6 2 5 1 6 9 1 8 8 4 1 2 9 1 3 7 9 52 1486 1 4 9 3 2 V 1 5 1 4 1 3 1 0 4 1 3 7 8 6 7 1 4 9 4 8 2 1 5 5 1 9 6 3 3 V 1 1 6 747 1 2 8 9 9 3 1 0 7 1 1 3 9 9 4 1 1 0 0 1 6 6 3 4 V I 6 L624 L48 1 6 6 4 7 5 1670 9 7 1 8 4 8 93 Gemiddeld 1 1 6 4 9 7 1 1 6 6 88 1147 8 8 1 1 7 2 1 0 0

...

(34)

B i j l a g e 4 Chemische s a m e n s t e l l i n g e n berekende voederwaarde i n h e t w e i d e g r a s van b 9 7 9 Beweidingnr. Datum Ob j e c t G r a m e n p e r k i l o g r a m

---_---

Liiehtdroge s t o f I ) Z a n d v r i j e d r o g e s t o f zand a s r e r C v r e VEM

...

(35)

vervolg bijlage 4 Chemische samenstelling en berekende voederwaarde in het weidegras van 1979

Beweidingnr. Datum Ob ject G r a m e n per kilograa

Luchtdroge stof 1) Zandvrije droge stof

--- ---

zand a s r e r C vre VE:4

---

1 O 07-09 25 kg BG5 145 132 307 199 257 975 45 kg BG5 194 13 5 316 200 266 977 25 kg BG3 297 121 325 207 273 992 40 kg BG3 200 13 7 308 207 258 955 19-09 25 kg BG5 40 89 274 211 220 984 45 kg BG5 3 1 7 6 268 22 1 214 985 25 kg BG3 64 7 8 252 224 199 963 40 kg BG3 5 7 8 2 264 2 17 2 11 985 09-10 25 kg BG5 105 98 296 214 248 1026 45 kg BG5 85 136 281 203 235 973 25 kg BG3 114 108 284 207 237 1019 40 kg BG3 7 5 100 272 215 225 1013 15-10 25 kg BG5 17 9 1 2 50 222 203 1002 45 kg BG5 4 5 90 252 241 205 977 25 kg BG3 3 5 8 5 259 234 212 933 40 kg BG3 125 9 2 240 243 194 950 22-10 25 kg BG5 4 5 86 223 217 17 7 1004 45 kg BG5 29 9 1 229 219 183 989 25 kg BG3 24 89 2 17 232 172 967 40 kg BG3 2 7 90 23 1 222 184 989

*

= geen cijfers bekend 1) bevat max. 5 % vocht

(36)

Bijlage 5 Chemische samenstelling en berekende voederwaarde in het weidegras van 1 9 8 0

Beweidingnr. Datum Ob jeet Grammen per kilogram

---

Luchtdroge stof I) Zandvrije droge stof

zand a s r e rc vre VEM

...

1 5 02-05 2 5 kg BG5 1 2 7 8 2 0 1 1 8 4 1 5 6 1 0 5 4 4 5 kg BG5 2 O 6 9 232 1 8 8 1 8 5 1 0 8 1 2 5 kg BG3 9 6 8 204 1 8 7 1 5 8 1069 4 0 kg BG3 18 6 7 226 1 9 3 1 7 9 1 0 6 6 1 6 06-05 2 5 kg BG5 6 7 3 1 9 1 206 1 4 6 1 0 2 4 4 5 kg BG5 8 7 7 1 8 4 2 2 3 1 4 0 9 7 9 2 5 kg BG3 2 1 66 1 6 3 1 9 1 1 1 9 1 0 4 3 4 0 kg BG3 7 7 2 1 7 0 1 9 8 1 2 6 1 0 1 9 1 7 12-0 5 2 5 kg BG5 4 78 1 3 7 1 9 3 9 5 1 0 0 6 4 5 kg BG5 1 O 7 5 131 1 8 9 8 9 1 0 2 2 25 kg BG3 11 7 7 1 3 0 1 9 6 8 8 1 0 0 6 4 0 kg BG3 1 4 8 1 1 2 3 1 8 9 8 1 1 0 1 4 1 8 3 0-0 5 25 kg BG5 9 7 8 2 3 1 2 4 3 1 8 5 972 4 5 kg BG5 8 8 1 220 2 5 1 174 952 2 5 kg BG3 1 0 8 1 1 9 6 2 6 1 1 5 1 9 1 7 4 0 kg BG3 11 8 4 202 264 1 5 7 909 04-06 25 kg BG5 1 8 8 3 202 245 1 5 7 946 4 5 kg BG5 2 6 6 5 1 9 9 258 1 5 3 9 4 7 2 5 kg BG3 2 5 8 3 202 250 157 939 4 0 kg BG3 1 8 7 5 208 250 1 6 3 954 09-06 25 kg BG5 9 107 232 249 1 8 7 9 2 0 4 5 kg BG5 7 i 0 4 2 2 8 2 5 5 1 8 3 906 25 kg BG3 11 1 0 3 227 262 1 8 2 906 4 0 kg BG3 9 1 0 6 2 1 9 266 17 5 8 9 1

___________________---

(37)

Vervolg bijlage 5 Chemische samenstelling en berekende voederwaarde in het weidegras van 1980

Beweidingnr. Datum Ob ject Grammen per kilograiii

---

Luchtdroge stof l) Zaridvri je droge stof

---

(38)

Vervolg bijlage 5 Chemische samenstelling en berekende voederwaarde in het weidegras van 1980

Beweidingnr. Datum Ob ject G r a m e n per kilogram

...

Luchtdroge stof l ) Zandvrije droge stof

...

zand as re rc vre VEN

...

30 13-10 25 kg B65 69 1 0 8 272 187 219 999 45 kg BG5 46 9 4 271 1 9 3 217 1007 25 kg BG3 3 0 9 2 273 197 219 1007 40 kg BG3 4 2 9 1 257 199 204 986

...

(39)

Bijlage 6 Chemische samenstelling e n berekende voederwaarde in het weidegras van 1 9 8 1

Beweidingnr. Datum Ob ject Grammen per kilograin

---.---

Luchtdroge stof l ) Zandvrije droge s t o f

---

---

zand a s re r C vre VE3f

---

(40)

Bijlage 7 Botanische samenstelling (G%) in 1979 na inzaai met BG5 en BG3

...

Proef I I I I11 IV

...

---

---

---

Datum Kg zaad

...

BG5 Engels raaigras 56 86 78 95 73 54 88 8 4 95 95 83 8 1 Beemdlangbloem 3 3

-

-

1 4 2 4 4 2 2 2 Timothee 9 4 7 1 6 1 O 4 4

+

1 8 6 Veldbeemd

+

t-

-

-

+

+

+

+

-

-

-

-

Witte klaver 8 4 1 O 4 3 4 3 4 1 1 2 3 Overige soorten 24 3 5

+

17 28 3 4

+

1 5 8

...

BG3 Engels raaigras 8 9 9 O 95 98 9 1 9 O 9 7 9 7 9 7 9 9 9 3 9 8 Overige soorten 11 10 5 2 9 10 3 3 3 1 7 2 G I = drooggewichtssprocenten

1) = eerste snede na inzaaien

2) = tweede snede na inzaaien

+

= minder dan 0,5 I aanwezig

(41)

Bijlage 8 Botanische samenstelling (G % ) in 1980 na inzaai met BG5 en 3G3 in 1979 (I t / m V) en i980 (VI en V I L ) Proef Da turn Kg zaad BG5 Engels raaigras Beemdlangbloem 1 L 9 - - 5 5

-

- - - - Timothee 3 1 4 4 3

+

L 7 9 l8 19 ? 3 3 5 5 Veldbeemd 1 - - - t t t

-

- t -

-

- Witte klaver 12 5 l 2 1 l 2 1 l l 4 8 L

+

Overige soorten 1

+

3 4

+

-P-

+

I 15 4 1 O 9 1 2

---

BG3

-

Engels raaigras 9 9 9 8 9 6 9 7 9 7 9 8 9 9 ?O0 8 5 8 5 9 0 93 9 7 9 7

Overige soorten 1 2 4 3 3 2 1

-

15 15 1 O 7 3 3

---

G % = drooggewichtsprocentsn

1) = eerste snede na inzaaien

2) = tweede snede in 1980

+

= minder dan 0,5 % aanwezig - = niet aanwezig

(42)

Bijlage 9 Botanische samenstelling (G %) in 1981 na inzaai met BG5 en BG3 in 1979 (I t/m V) en 1980 (V1 en VII)

...

Proef I 11 I11 IV V V I V11 Datum 14-04 14-04 14-04 10-04 10-04 10-04 10-04

i

Kg zaad 25 45 25 45 25 4 5 25 4 5 25 45 2 5 4 5 2 5 45

...

BG5 Engels raaigras 85 90 97 95 97 9 8 9 6 9 7 74 78 69 8 3 8 1 8 1 Beemdlangbloem

-

-

-

3 1 1

+

+

+

-

2

-

1

+

Timothee 3

+

2 1

+

+

2 3 12 14 7 3 7 7 Veldbeemd

+

t t t t

-

t

+

+

+

+

+

+

-

Witte klaver 5 4 1

+

+

-

+

-

1 t 7 6 4 ,2 Overige soorten 7 6

+

1 2 1 2

+

13 8 15 8 7

i

O

...

BG3

-

Engels raaigras 98 98 99 98 93 9 6 9 8 96 86 83 9 3 92 8 1 8 9 Overige soorten 2 2 1 2 7 4 2 4 14 17 7 8 19 1 1 ---$--- G % = drooggewichtsprocenten

+

= minder dan 0,5 % aanwezig

(43)

Bijlage l0 Botanische samenstelling ( G %) in 1982 na inzaai met B G 5 en BG3 in 1979 ( I , I1 en V ) en 1983 ( V 1 en V I I ) Proef Datum Kg zaad B G 5 Engels raaigras Beemdlangbloem -

-

- - 1 - 2

+

Timothee 1 -

+

I 1 7 7 2 5 3 V e ldbeemd f t - t - -

+

+

+

+-

Witte klaver 7 3 3

+

2 2 9 12 8 4 Overige soorten L 1 10 8 8 11 18 2 5 20 2 1 l8

---

BG3 Engels raaigras k 9 3 9 3 99 7 3 8 1 7 L 7 7 8 O 7 8 Overige soorten A 7 7 1 2 7 1 9 2 9 23 20 2 2

...

G = drooggewichtsprocenten

+

= minder dan 0,5 % aanwezig - = niet aanwezig

(44)

Bijlage 11 Botanische samenstelling (G Z ) in 1983 na inzaai met BG3 en BG3 in 1979

...

Proef I I I Datum Kg zaad BG5 Engels raaigras 83 8 2 87 8 7 Beemdlangbloem

-

-

-

-

Timothee

+

-

+

-

Veldbeemd

+

1 1 1 Witte klaver 6 8 5 3 Overige soorten 11 9 7 9

...

BG3 Engels raaigras Overige soorten 22 7 5 14

...

G = drooggewichtsprocenten

+

= minder dan 0,5 Z aanwezig

(45)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In zijn inleiding legt Prak uit wat historici fascineert in de zeventiende-eeuwse Republiek: de economische en culturele bloei, de sociale structuur, waarin niet meer de adel maar

Bij het op zaaivoor ploegen van een perceel aardappelland op zavelgrond werd de grond goed gekeerd en voldoende verkruimeld.. Het geploegde land kwam goed vlak

zonder dat het bouwplan op de bedrijven grote wijzigingen onderging en zonder dat het produktieniveau per ha per gewas is gedaald. De daling van de werkgelegenheid is o.m.

Niet alleen in de tomatenplanten zoals ontvangen van de NVWA, maar ook in de tomatenplanten die in het onderzoek in maart 2015 zijn besmet is bij elke toetsing t/m 9 november

De aanpak bestond uit een bootcamp met daarin een Lean Starup aanpak voor het opzetten van een eigen bedrijf of initiatief waarbij het in het echt (de praktijk) ging over kansen

De komende jaren wordt binnen het fietsprogramma extra geïnvesteerd in snelle, veilige en comfortabele fietsverbindingen, in meer en veilige stallingen in de binnenstad,

De machinist sloopwerk maakt de sloopmachine en/of combinatie van sloopmachine en aanhangwagen en hulp- of uitrustingsstukken klaar voor het rijden over de (openbare) weg waarbij

Vakkennis en vaardigheden Competentie en component(en) Prestatie-indicator • *K: = kennis van • *V: = vaardig in • K: de interne procedures en veiligheidsvoorschriften •