• No results found

Oorzaken van verschillen in de resultaten van akkerbouwbedrijven in het Zuidwestelijk zeekleigebied : 1964/65 t/m 1966/67

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oorzaken van verschillen in de resultaten van akkerbouwbedrijven in het Zuidwestelijk zeekleigebied : 1964/65 t/m 1966/67"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J . B e u m e r

OORZAKEN VAN VERSCHILLEN IN DE RESULTATEN VAN

AKKERBOUWBEDRIJVEN IN HET ZUIDWESTELIJK ZEEKLEIGEBIED

(1964/'65 t / m 1966/'67)

I n t e r n e nota no. 196

U" *i

A p r i l 1974

^•

lc

°*

A

" » 3 3=

1 2

MI6. 1374

%

g U i U Ï T H * * ,

Landbouw-Economisch Instituut

(2)

INHOUD

Biz.

HOOFDSTUK I

O P Z E T VAN HET ONDERZOEK 5

§ 1. Inleiding 5

§ 2 . De in het onderzoek opgenomen bedrijven 5

§ 3 . De gekozen variabelen 7

§ 4 . De c o r r e l a t i e m a t r i x 9

HOOFDSTUK II

HET LEZEN, INTERPRETEREN EN

ILLUSTREREN VAN DE ASPECTENTABEL 10

§ 1. Het lezen en i n t e r p r e t e r e n van een

a s p e c t e n t a b e l 10

§ 2 . I l l u s t r a t i e van de a s p e c t e n m e t b e

-drijfsgegevens 12

HOOFDSTUK III

DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

§ 1. De bedrijfsoppervlakte

§ 2 . Intensiteit

Bewerkingskosten

Het verband t u s s e n de o p b r e n g s t p r i j

-zen van t a r w e en a a r d a p p e l e n en het

b e d r i j f s r e s u l t a a t

Het verband t u s s e n de k g - o p b r e n g s t e n

van a a r d a p p e l e n , suikerbieten en t a r w e

en het b e d r i j f s r e s u l t a a t

Het bouwplan

Veehouderij

§ 3 .

§ 4 .

§ 5 .

§

13

13

16

17

20

25

32

38

HOOFDSTUK IV

DE VERSCHILLEN IN KOSTEN,

OPBRENGST-PRIJZEN, KG-OPBRENGSTEN EN BOUWPLAN

VAN JAAR TOT JAAR OP DE ONDERZOCHTE

BEDRIJVEN 41

SAMENVATTING EN VERGELIJKING MET RESULTATEN VAN

VROEGER ONDERZOEK

44

Bijlagen

1 Gemiddelde en standaardafwijking

2 C o r r e l a t i e m a t r i x

3 Bedrijfsgegevens

4 Aspectentabel

50

51

59

74

(3)

TABELLEN

Biz.

Tabel 1 Bedrijfsgegevens over het aspect

bedrijfs-oppervlakteverschillen 14

M

2 Bedrijfsgegevens over het aspect intensiteit 15

" 3 Bedrijfsgegevens over het aspect arbeidskosten 18

" 4 Bedrijfsgegevens over het aspect werk door

derden 21

" 5 Bedrijfsgegevens over het aspect werktuigkosten 22

" 6 Bedrijfsgegevens over het aspect kg-prijs tarwe 23

" 7 Bedrijfsgegevens over het aspect kgprijs a a r d

-appelen 26

" 8 Bedrijfsgegevens over het aspect kg-opbrengst

aardappelen 27

" 9 Bedrijfsgegevens over het aspect kg-opbrengst

suikerbieten 30

" 10 Bedrijfsgegevens over het aspect kg-opbrengst

tarwe 31

" 11 Bedrijfsgegevens over het aspect bew. eenheden

tarwe in % van de totale b.e. marktb. gewassen 34

" 12 Bedrijfsgegevens over het aspect bew, eenheden

gerst in % van de totale b.e. marktb. gewassen 35

" 13 Bedrijfsgegevens over het aspect bew. eenheden

suikerbieten in % van de totale b.e. marktb.

ge-wassen 36

" 14 Bedrijfsgegevens over het aspect bew. eenheden

aardappelen in % van de totale b.e. marktb.

ge-wassen 39

" 15 Bedrijfsgegevens over het aspect veehouderij 40

" 16 De samenhang van de kg-opbrengsten (1964/'65

t/m 1966/'67) van aardappelen, suikerbieten en

tarwe, waarbij het gemiddelde op 100 is gesteld

(uitgedrukt in correlaties) 42

" 17 De samenhang van de scores (van 1964/65 t / m

1966/67) van enkele aspecten (uitgedrukt in

(4)

HOOFDSTUK I

O P Z E T VAN HET ONDERZOEK

§ 1 . I n l e i d i n g

De akkerbouwbedrijven geven in het a l g e m e e n wat betreft de b e d r i j f s

-voering een g r o t e verscheidenheid van mogelijkheden te z i e n . Binnen een

bepaald gebied, b e s t a a n n a a s t g r o t e v e r s c h i l l e n in bouwplan en b e d r i j f s

voering ook g r o t e v e r s c h i l l e n in b e d r i j f s r e s u l t a a t . Met behulp van f a c

-t o r a n a l y s e i s in 1966 over de j a r e n l 9 6 1 / ' 6 2 -t / m 1 9 6 3 / ' 6 4 , nagegaan

welke factoren in het Zuidwestelijk Zeekleigebied van invloed zijn g e

-w e e s t op deze v e r s c h i l l e n in b e d r i j f s r e s u l t a a t . Van dit onderzoek i s in

n o v e m b e r 1967 in de s e r i e studies (no. 56) een v e r s l a g v e r s c h e n e n .

Over de j a r e n 1 9 6 4 / ' 6 5 t / m 1966/'67 i s nu een zelfde onderzoek n a a r

de oorzaken van v e r s c h i l l e n in b e d r i j f s r e s u l t a a t v e r r i c h t . Dit onderzoek

i s g e b a s e e r d op 74 L E I - b e d r i j v e n .

§ 2 . D e i n h e t o n d e r z o e k o p g e n o m e n b e d r i j v e n

Evenals bij het v o r i g e onderzoek liggen de 74 onderzochte bedrijven

in het Zuidwestelijk Zeekleigebied en wel in de consulentschappen B a

-r e n d -r e c h t , Goes en Zevenbe-rgen. Het zijn bed-rijven die alle gedu-rende

de j a r e n van het onderzoek ( l 9 6 4 / ' 6 5 t / m 1966/'67) bij het LEI in a d m i

n i s t r a t i e w a r e n . Het zijn e c h t e r niet dezelfde bedrijven, a l s bij het v o r i

-ge onderzoek w a r e n b e t r o k k e n . De oppervlakte van de onderzochte

bedrij-ven v a r i e e r d e van 23 t / m 51 ha.

De verdeling over de oppervlaktegroepen was a l s volgt:

Opper via ktegroep Aantal bedrijven

in ha

2 0 - 2 5 7

25 - 30 19

30 - 35 15

35 - 40 15

40 - 45 11

4 5 - 5 0 6

5 0 - 5 5 1

(5)
(6)

§ 3 . De g e k o z e n v a r i a b e l e n

Om een vergelijking met het vorige onderzoek mogelijk te maken,

zijn voor dit onderzoek dezelfde kengetallen genomen als voor het

onder-zoek over de jaren 1961/'62 t / m l963/'64.

Deze kengetallen zijn alle ontleend aan de bedrijfsboekhouding. Helaas

waren geen aanvullende gegevens beschikbaar betreffende zwaarte van

de grond, zaai- en pootdata, persoonlijke eigenschappen van de boer enz.

Daarmede zijn uiteraard de mogelijkheden van het onderzoek sterk

be-perkt. De bedrijfsboekhouding is immers in eerste instantie gericht op

de registratie van de resultaten van de bedrijfsvoering, maar verschaft

slechts geringe en globale informatie over de omstandigheden waaronder

en de wijze waarop deze resultaten tot stand zijn gekomen. Op grond van

de beschikbare gegevens kon dan ook in het algemeen slechts worden

aangegeven langs welke weg de bedrijfsresultaten werden beihvloed (bv.

via de hoogte van de kg-opbrengsten of opbrengstprijzen van bepaalde

gewassen; via de hoogte van de bewerkingskosten) maar er konden

wei-nig concrete aanwijzingen worden gegeven over de uiteindelijke oorzaken

van de waargenomen verschillen. Hierover konden in het algemeen

slechts veronderstellingen worden gemaakt en is slechts door nader

on-derzoek op basis van aanvullende gegevens meer kennis te verkrijgen.

Hiervoor zal een meer gedetailleerde registratie van de

produktieom-standigheden en het bedrijfsgebeuren nodig zijn, waarbij directe

waarnemingen op de te onderzoeken bedrijven niet zullen kunnen worden g e

-mist.

Een toelichting op de belangrijkste kengetallen volgt hieronder.

a. Bewerkingseenheden

Bij de opbouw van de meeste kengetallen is gebruik gemaakt van

be-werkingseenheden. Bewerkingseenheden zijn verhoudingsgetallen voor

de genormaliseerde omvang van de noodzakelijke bewerking per eenheid

(per ha, per dier) van de verschillende bedrijfsonderdelen en gewassen.

Opstelling van de bewerkingseenheden van alle op een bedrijf

voorkomen-de gewassen en bedrijfsonvoorkomen-dervoorkomen-delen geeft dus een vergelijkenvoorkomen-de indruk

van de hoeveelheid werk die moet worden verzet voor de uitvoering van

het bedrijfsplan en het beslag op arbeid en werktuigen, dat hiervoor

on-der normale omstandigheden noodzakelijk i s .

b. Bedrijfsomvang

Als maat voor de bedrijfsomvang van een akkerbouwbëdrijf wordt in

het algemeen de bedrijfsoppervlakte gebruikt. Behalve de

bedrijfsopper-vlakte is bij dit onderzoek tevens het totale aantal bewerkingseenheden

per bedrijf (de bewerkingsomvang) als kengetal voor de bedrijfsomvang

gebruikt, waarbij dus ook rekening wordt gehouden met de intensiteit van

het bouwplan.

(7)

c. Intensiteit

Als maatstaf voor de intensiteit van het bedrijfsplan is gebruikt het

aantal bewerkingseenheden'per hectare.

d. Samenstelling van het bedrijfsplan

De kengetallen voor het karakteriseren van de samenstelling van het

bedrijfsplan zijn gebaseerd op de procentuele aandelen van afzonderlijke

bedrijfsonderdelen en gewassen in het totale aantal bewerkingseenheden

per bedrijf (bewerkingsaandeel).

e. Bewerkingskosten

Onder bewerkingskosten wordt verstaan de som van arbeidskosten,

kosten van werktuigen en trekkracht en kosten van werk door derden.

Voor een zo goed mogelijke vergelijking van het niveau van de

bewer-kingskosten op bedrijven van verschillende grootte en met verschillend

samengesteld bouwplan zijn de bewerkingskosten uitgedrukt per

bewer-kingseenheid.

De arbeidskosten zijn de som van betaalde en berekende

arbeidskos-ten (vergoeding voor handenarbeid van boer en meewerkende gezinsleden).

De werktuigkosten omvatten behalve de kosten van werktuigen en t r e k

kers ook de op deze bedrijven van ondergeschikte betekenis zijnde p a a r

-dekosten.

f. Het opbrengstniveau van de gewassen

Het opbrengstniveau van de gewassen is gemeten aan de hoogte van de

brutogeldopbrengst per ha. Van de belangrijke gewassen zijn bovendien

de kg-opbrengsten (tarwe, aardappelen, suikerbieten) en de

opbrengst-prijs (tarwe, aardappelen) in het onderzoek betrokken.

g. Bedrijfsresultaten

Als maatstaven voor het bedrijfsresultaat zijn gehanteerd het

netto-overschot per bedrijf en het netto-netto-overschot per bewerkingseenheid. Het

netto-overschot per bedrijf is behalve van de verhouding tussen kosten

en opbrengsten ook afhankelijk van de bedrijfsomvang.

Ten einde een zuiverder beeld te hebben van de

rentabiliteitsverschil-len tussen bedrijven van verschilrentabiliteitsverschil-lende omvang, is ook het

netto-over-schot per bewerkingseenheid in het onderzoek betrokken.

Voorts is als aanduiding voor het rendement van afzonderlijke

be-drijfsonderdelen nog gewerkt met het saldo van opbrengsten minus

di-recte kosten per 100 bewerkingseenheden.

Voor de marktbare gewassen is dat de bruto-opbrengst van marktbare

gewassen verminderd met de kosten van zaaizaad en pootgoed, kunstmest,

chemische middelen, rente omlopend kapitaal, keuringskosten en

omzet-belasting.

Het saldo veehouderij is opgebouwd uit bruto-opbrengst van rundvee,

varkens en paarden verminderd met de voerkosten.

(8)

De overige kengetallen spreken voor zichzelf. Alle in de factoranalyse

betrokken kengetallen zijn o.a. vermeld in bijlage 1, waarin het

gemid-delde en de standaardafwijking zijn gegeven.

Daarnaast zullen bij de bespreking van de factoranalyse nog andere

kengetallen worden gebruikt indien daarmede een duidelijker beeld kan

worden verkregen van de resultaten van de factoranalyse en hun

achter-gronden.

§ 4 . De c o r r e l a t i e m a t r ix

De correlatiematrix (bijlage 2) geeft aan hoe elk kengetal samenhangt

met elk van de andere kengetallen. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in

de correlatiecoëfficiënt. De correlatiecoëfficiënt van twee kengetallen

staat op de kruising van de rij en de kolom, die met deze kengetallen

correspondeert. De hoogte van de correlatiecoëfficiënt geeft de mate aan,

waarin twee kengetallen met elkaar samenhangen. Bij een

correlatiecoëfficiënt 1 is de samenhang volledig. Dit is b.v. het geval voor de c o r r e l a

-tie (mate van samenhang) van een kengetal met zichzelf, zoals blijkt uit

de diagonale elementen van de matrix. Indien er geen enkele samenhang

is, dan is de correlatiecoëfficiënt gelijk aan 0. Het teken voor de c o r r e

-latiecoëfficiënt geeft de richting van de samenhang aan. Indien het teken

positief (+) is, dan hebben de desbetreffende kengetallen de neiging om

tegelijk hoge of tegelijk lage waarden aan te nemen. Indien het teken

ne-gatief (-) is, dan gaat een hoge waarde voor het ene kengetal in het

alge-meen gepaard met een lage waarde voor het andere.

Alle variabelen zijn vermeld in de correlatiematrix (bijlage 2). Deze

tabel is het uitgangspunt voor de factoranalyse, die erop gericht is deze

correlatiematrix in een geconcentreerde en meer inzicht gevende

vorm samen te vatten.

Ook met behulp van de correlatiematrix kunnen we ons al enigszins

oriënteren omtrent de samenhangen in het materiaal. We vinden dan b.v.

dat er tussen bepaalde variabelen een positieve, geen, of een negatieve

correlatie bestaat. Zo blijkt o.a. dat er in 1964/'65 een positieve c o r r e

latie is tussen het nettooverschot en het gemiddelde saldo van de markt

-bare gewassen. Een goed rendement van de akkerbouwgewassen gaat dus

gepaard met een hoog netto-overschot. Daarentegen is het aandeel van de

veehouderij negatief gecorreleerd aan het netto-overschot. Ook zien we

dat de bewerkingskosten negatief gecorreleerd zijn aan het

netto-over-schot. Een relatief grote omvang van de veehouderij en hoge

bewerkings-kosten per bewerkingseenheid gaan dus samen met een lager

netto-over-schot.

Aan de hand van de correlatiematrix kan evenwel moeilijk worden

nagegaan in hoeverre drie of meer variabelen in één complex onderling s a

-menhangen of in een vlechtwerk van verschillenden complexen. E r

ont-staat dus geen duidelijk beeld van de verbanden tussen de variabelen. Met

de factoranalyse is dit wel mogelijk. De correlatiematrix wordt daardoor

tot een beknoptere vorm teruggebracht en de factoren, die de

samenhan-gen tussen de afzonderlijke variabelen bepalen, worden duidelijker

zicht-baar.

(9)

HOOFDSTUK II

HET LEZEN, INTERPRETEREN EN ILLUSTREREN VAN DE A S P E C

-TENTABEL

§ 1. H e t l e z e n e n i n t e r p r e t e r e n v a n e e n a s p e c t e n t a b e l

Zoals in het voorgaande r e e d s is gezegd, i s het moeilijk een c o r r e l a

-t i e m a -t r i x zodanig -te lezen, da-t e r een duidelijk beeld on-ts-taa-t van he-t

verband t u s s e n de v a r i a b e l e n .

De factoranalyse geeft nu een g e c o m p r i m e e r d e w e e r g a v e

(aspecten-tabel) van de c o r r e l a t i e m a t r i x .

In deze aspectentabel wordt dus het e s s e n t i ë l e van de c o r r e l a t i e m a

-t r i x n a a r voren gehaald.

Aan de hand van deze a s p e c t e n t a b e l (bijlage 3) w a a r i n de r e s u l t a t e n

van het onderzoek zijn neergelegd, zal worden ingegaan op de wijze

waaop de r e s u l t a t e n van een factoranalyse worden w e e r g e g e v e n .

Het aantal bewegingspatronen, die de v e r s c h i l l e n van de w a a r g e n o m e n

v a r i a b e l e n kunnen v e r k l a r e n , is gelijk aan het aantal a s p e c t e n . Deze b e

-wegingspatronen kunnen worden g e ï n t e r p r e t e e r d , a l s te zijn v e r o o r z a a k t

door een (niet g e m e t e n en op de a c h t e r g r o n d werkende) "schaduw v a r i a

-b e l e " .

De "schaduwvariabeleh" zijn onafhankelijk van e l k a a r . De c o r r e l a t i e s

t u s s e n de oorspronkelijke en de waargenomen v a r i a b e l e n staan v e r m e l d

in de kolommen van de a s p e c t e n t a b e l . I e d e r e aspectenkolom belicht een

samenhang t u s s e n een aantal v a r i a b e l e n en geeft d a a r d o o r een inzicht in

de bedrijfsvoering. De getallen geven aan op welke wijze en in welke m a

te de variabelen aan het a s p e c t gebonden zijn. De getallen, die b i n d i n g s

p e r c e n t a g e s worden genoemd, geven aan welk p e r c e n t a g e van de v a r i a n

-t i e l ) v a n e e n v a r i a b e l e aan e i k a s p e c -t i s gebonden. De v a r i a n -t i e is een

m a a t voor de spreiding, die een v a r i a b e l e v e r t o o n t . Een hoog b i n d i n g s

-p e r c e n t a g e in een be-paalde kolom wil dus zeggen, dat een groot deel van

de v e r s c h i l l e n in deze v a r i a b e l e van bedrijf tot bedrijf samenhangt met

het desbetreffende a s p e c t . Een a s p e c t geeft dus aan hoe een aantal v a r i a

-belen de neiging heeft om gezamenlijk te v e r a n d e r e n . De aspecten, die

zijn afgeleid van de c o r r e l a t i e m a t r i x , geven bewegingspatronen aan v o l

-gens welke de variabelen gezamenlijk en in onderlinge afhankelijkheid

v e r a n d e r e n . Met behulp van de factoranalyse i s de c o r r e l a t i e m a t r i x

ont-bonden in een b e p e r k t aantal van dergelijke bewegingspatronen.

Het a c h t e r het getal v e r m e l d e teken geeft de richting aan waarin een

v a r i a b e l e zich ten opzichte van de overige v a r i a b e l e n in dezelfde kolom

beweegt. Variabelen met gelijke tekens bewegen zich in dezelfde r i c h t i n g .

1) Bij factoranalyse wordt het totaal van de v e r s c h i l l e n van een v a r i a b e

le uitgedrukt in de v a r i a n t i e . De v a r i a n t i e i s gelijk a a n de k w a d r a a t

-som van de afwijkingen van het g e m i d d e l d e .

(10)

Men kan ook per kolom alle tekens omkeren, omdat volgens het

bewe-gingspatroon zowel een beweging in positieve als in negatieve richting

mogelijk is. Bij de oppervlakte cultuurgrond en de bewerkingseenheden

per bedrijf staan in aspectenkolom 1 van 1964/'65 r e s p . 85 en 53 , bij

de kosten vreemde arbeid 23 , bij de totale bewerkingseenheden markt

-bare gewassen 60 bij het netto-overschot per bedrijf 9 .

Dit betekent, dat de bedrijfsgrootte, de kosten vreemde arbeid, de b e

-werkingseenheden marktbare gewassen en het netto-overschot per

drijf de neiging hebben in dezelfde richting te veranderen; de grotere

be-drijven hebben meer kosten vreemde arbeid, meer bewerkingseenheden

marktbare gewassen per bedrijf en een iets hoger netto-overschot per

bedrijf. Nu kunnen zoals gezegd ook alle getallen van de aspectenkolom

van een tegengesteld teken worden voorzien, de plustekens worden

min-tekens en omgekeerd. Dan lezen we dat de kleinere bedrijven minder

kos-ten vreemde arbeid, minder bewerkingseenheden marktbare gewassen

per bedrijf en een iets lager netto-overschot per bedrijf hebben.

Een aspectenkolom houdt niet meer in dan de constatering van

derge-lijke verbanden; het is dus een complex van met elkaar samenhangende

variabelen.

Een verschillend teken (+ en -) in dezelfde kolom van de

aspectenta-bel duidt op een tegengestelde beweging.

In kolom 2 (1964/'65) zien we bijvoorbeeld dat een intensiever

bouw-plan (bewerkingseenheden per ha: 91 ) samen gaat met een geringer

aan-deel voor de granen (33 ). Omgekeerd zal dus bij een minder intensief

bouwplan het aandeel van de granen groter zijn.

Men moet dus bij de in de aspectentabel vermelde getallen niet

den-ken aan hoeveelheden of bedragen. Het zijn verhoudingsgetallen, die

aan-geven welk deel van de spreiding in een kengetal in het aspect gevangen

wordt. Des te lager het getal is, een des te kleiner gedeelte van de v e r

-schillen in een kengetal met het aspect samenhangt. Een stip ( . ) wijst

erop dat het gedeelte van de spreiding, dat aan het aspect gebonden is, te

verwaarlozen is en het kengetal niet op het in het aspect gevangen

bewe-gingspatroon reageert.

Zo zien we in de aspecten 3 en 5 dat de verschillen in werktuigkosten

en werk door derden in 1964/'65 weinig invloed hebben gehad op het

be-drijfsinkomen.

Met behulp van de aspecten is het dus mogelijk de wijze, waarop de

verschillende kengetallen op eikaars veranderingen reageren, zichtbaar

te maken. De aspecten zijn daarbij zodanig gekozen, dat een zo helder

mogelijk beeld ontstaat van de krachten, die de onderlinge samenhangen

tussen de kengetallen bepalen.

In de laatste kolom is vermeld in hoeverre de variabelen in totaal aan

de aspecten zijn gebonden, voor de kg-prijs van tarwe is dit in 1964/'65,

95%. Indien wij de mate waarin een variabele aan de aspecten gebonden

is de meerzame variantie noemen, dan is voor deze variabele een m e e r

-zame variantie van 95% en een een-zame variantie van 5%.

De eenzame variantie is dat deel van de variantie, dat niet is gebonden

aan een van de aspecten. Mogelijk hangt deze eenzame variantie samen

met variabelen die niet in het onderzoek betrokken zijn.

(11)

§ 2 . I l l u s t r a t i e v a n d e a s p e c t e n m e t b e d r i j f s g e g e v e n s

Indien wij de samenhangen tussen de variabelen binnen een aspect a l

-leen in de vorm van correlaties bezien, is het moeilijk zich een

voorstelling daarvan te vormen. Een duidelijker beeld ontstaat indien de s a

-menhangen tevens kunnen worden weergegeven aan de hand van de

oor-spronkelijke aan de boekhouding ontleende bedrijfsgegevens.

Om dit te bereiken zijn steeds voor elk aspect de bedrijven

gerang-schikt naar de rangorde, die zij volgens dit aspect innemen. Vervolgens

zijn op grond van deze rangschikking steeds drie groepen gevormd. De

eerste groep bedrijven neemt een lage positie in volgens de rangorde van

het aspect, de tweede groep een middenpositie en de derde groep omvat

de bedrijven, die volgens het aspect een hoge positie innemen.

Uit vergelijking van de gemiddelde cijfers van deze groepen komt nu

hetzelfde bewegingspatroon naar voren als uit de bindingspercentages

van de aspectenkolom, maar nu in vorm van rechtstreeks aan de

boek-houdingen ontleende cijfers.

De met een ', gemerkte bindingspercentages wijken niet significant

(P = 5%) van nul af.

(12)

HOOFDSTUK III

DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

§ 1 . D e b e d r i j f s o p p e r v l a k t e

Aspect 1 van de a s p e c t e n tabel geeft een beeld van de invloed van de

bedrijfsoppervlakte (1) op de s a m e n s t e l l i n g van het bedrijfsplan en de

kosten en o p b r e n g s t e n . Opmerkelijk i s de g e r i n g e samenhang t u s s e n de

bedrijfsoppervlakte en de m e e s t e overige v a r i a b e l e n . De v e r s c h i l l e n t u s

-sen de b i n d i n g s p e r c e n t a g e s van de oppervlakte (1) aan dit a s p e c t w a r e n

voor de in het onderzoek betrokken j a r e n s l e c h t s g e r i n g . De b i n d i n g s p e r

-c e n t a g e s w a r e n voor de j a r e n 1 9 6 4 / ' 6 5 t / m 1966/'67 r e s p . 85, 88 en 74%.

Het gemiddelde over deze d r i e j a r e n was 81%. Aan dit a s p e c t w a r e n 53,

39 en 30% van de v e r s c h i l l e n in het a a n t a l bewerkingseenheden p e r b e

-drijf gebonden. De r e s t e r e n d e v e r s c h i l l e n in bewerkingsomvang hangen

s a m e n met de v e r s c h i l l e n in de intensiteit van het bouwplan en komen bij

a s p e c t 2 aan de o r d e . Dit zelfde geldt voor de totale bewerkingseenheden

m a r k t b a r e g e w a s s e n . De bedrijfsomvang gemeten in bewerkingseenheden,

w e r d op deze bedrijven, die v a r i e e r d e n van 23 t / m 51 ha, dus s l e c h t s ten

dele bepaald door de bedrijfsoppervlakte, die intensiteit was in deze j a

r e n van i e t s m e e r betekenis a l s bepalende factor voor de b e w e r k i n g s

omvang. V e r d e r zien we dat e r geen belangrijke v e r s c h i l l e n in i n t e n s i

-teit (aantal b . e . per ha (31) bestonden t u s s e n bedrijven van v e r s c h i l l e n d e

o p p e r v l a k t e . Op de onderzochte bedrijven w e r d dus een g e r i n g e r e o p p e r

vlakte in het algemeen niet g e c o m p e n s e e r d door een i n t e n s i e v e r e b e

-drijfsvoering, hoewel uit de bedrijfsgegevens valt op te maken, dat de

k l e i n e r e bedrijven de l a a t s t e 2 j a a r wat i n t e n s i e v e r zijn geworden. B e

-houdens een kleine verschuiving van g e r s t n a a r t a r w e in het l a a t s t e j a a r

w a r e n e r geen n o e m e n s w a a r d i g e v e r s c h i l l e n in het bouwplan die s a m e n

-hingen m e t de b e d r i j f s o p p e r v l a k t e .

De bewerkingskosten p e r 100 be (7) w a r e n op de g r o t e r e en k l e i n e r e

bedrijven vrijwel gelijk. Opvallend i s e c h t e r dat in elk van de j a r e n de

bewerkingskosten op de t u s s e n g r o e p hoger w a r e n dan op de k l e i n e r e en

g r o t e r e bedrijven. Dit was een gevolg van hogere a r b e i d s k o s t e n p e r 100

bewerkingseenheden.

In de s a m e n s t e l l i n g van de bewerkingskosten bestonden o v e r i g e n s , b e

houdens een hoger p e r c e n t a g e betaalde arbeid (9) bij toenemende b e

-drijfsomvang, geen belangrijke m e t de bedrijfsomvang samenhangende

v e r s c h i l l e n . Het procentuele aandeel van de veehouderij in de totale b e

-werkingseenheden v e r s c h i l t weinig t u s s e n bedrijven van v e r s c h i l l e n d e

g r o o t t e . Bij het saldo m a r k t b a a r gewas p e r 100 bewerkingseenheden

m a r k t b a r e g e w a s s e n komen ook weinig v e r s c h i l l e n n a a r v o r e n . Eveneens

i s dit het geval met de k g o p b r e n g s t e n en de o p b r e n g s t p r i j z e n . Het n e t t o

o v e r s c h o t p e r 100 bewerkingseenheden en p e r ha geeft in geen van de j a

-r e n t u s s e n de g-roepen g -r o t e v e -r s c h i l l e n te z i e n . Uit het feit dat n a a -r m a t e

(13)

n

-o a

l tiO !

SP.

S

ai vo oo - ^ t - rH 0 0 r H <N o as i n oo o CD o co o m CM co 0 0 ,-H C i CN c o r H CM r H t - H O ) N M CM CM CO CO OS CM - t f * m i-i en eg co

o -^ oo m eg oo

c- -^ eg co co eg

c i i-H as co co •<tf r-t o t-t m GO CO rj<

^ ir: to

i + i CO r t1 i -O i CD t > C i r H eg • * eg co os CO r H « r H O

3 3

CD r H O ï O-j r H r H CO CO 0 0 0 0 O i

„ " eg m irt

j co m ^ r H * *

t - eg

eg • * co ^ eg CD

eg eg

o ao t o G C

3 *3

c o r H e n e g c o o e g e g t o 0 0 t - r H m - ^ o t > r-H c o e g o o r - t c i e g c o 0 0 OS CO CD CO 0 0 CM 0 0 CO CM r H OS CO r H ^ ^ ^ CM 0 0 CM CO r H O OS M H ^ * ^ * J " o-> -r« co eg i~t - ^ CM CD CO O l CO C ä ^ ^ - a a r H co" m C0fc CO m r H CD m o • ^ o oo m CO 1-t CM CM r H CM CO 1-t m 0 0 r H r H OS r H 0 0 r H r H CO

o

1-< 0 0 CM r H CO CM r H CO CD m

^

r H CD "HH O CO •*# CD r H ^ CM eg co m eg co on CO 0 0

-tf

CO I D eg CO CO m m m eg co OJ CO r H ° ° + t CO r H 2 r H CM CO r H CM CO O r H CM

eg eg eg

CMco o co co co co co I-H eg co - ^

c

01 U)

o

M

a

ca

J 3

a>

<o

•s-È

.e

c

0)

Z

S

•s

ai

S

s

-2

X !

2- S

o . Ol 01 jS

.8

3 ca f ) . *H —

5=

Ü

ai

o

a

to to O O

S

ai a>

& is

m ai zs . s OÏ co o o > o H H O M •S M a ja*

Sis

»s

m"

to — « • to to - f > a c ca S tu

es is .2 is s»

° a ai ai » t ö bc C M ^3 ^ — . o - . * «s - £ -Q * X 01 X O i t * « h 3 ! H . ^ S H ho ca ca ca t o c s > w J J C . •-• j a ca * j

s

m

-e

cd ? o> M a V i .

* - §

13 «

d •

s *

01

c

5

01 O

Ä â

1

o

.e

^ ^ S 3J S :^

H m

ffl t ô - œ Z Z Z

a

c

a> a a m • o c-i ca to C Ü 01 -t-> CO hfl C <u h J2 O. O ca J 2 h ai a ai X I

S

3 CO to bfl C O h .a a o h0 ca j = h a

>

ca

s

to hl) C 01 u . n a o

&

14

(14)

•a

i bo " i T 3

IJS

o

2;

r H CM 0 0 as rH co Lß r H CD Lß CO r H T H r H CM OS CM CO OS 0 5 i ß CM OS r H CM 0 0 OS

iß in -^

N ffi N

m o « n

O l CM CO 0 0 i-H CM O ï CD I ß CM r H CO CO t > CD - CO r H CM C I GO r H CM 0 0 a s CO r H CM CO CO 0 0 CM CO a s t-H C M tf O t > l ß l ß CM CO ß CO O O CO CO TJ« " CO r H CM CO OS CO r H CM CO l ß •D C O

>-3 • o 1) a

3

' e u x: c a hn c Si C3 u p.

a

c

en bo a u x i c 0) a>

5

Ü

o o h ai u . c d> • a eu

(-.

o o V X 3 O O i-H EU a e» o co hfl C u a>

fi

ai ai a x i s * a ai r i en hn C ai

fi

ai Ml tu X> C ai

fi'

© O rH f-CÜ a c CD CD J *

s

S ^

tH 2

ffiWW^HHO^

o o

Lß CM OS Lß r H

I +

CD CO CM Lß as t -t - TP

£

E

fi * "rt

r H CM CD i ß i ß tr-ac © co ( M CO C -I -I - r - ^ oo as O r H CM CO Lß r H Lß O r H CD j»

as oo as

CO Lß c o , _ , r H OS l ß Lß ,_, r H r H -TjH " r H CO CD CM a s c o a s l ß CD Lß CD CD r H l ß Lß Lß a s ^ Lß r H 0 0 CM CO r H O OS OS r H CM CD o o r H Lß ' CD CM * CM l ß CM CO CO CO CO CO

ü o

a ri

fi *

a

a

a

c

.s! ^

c

>

ai

fi

«

ai

P5

c

aj r/l CO cO

fi

M

^

es

g

eu • a c S en > ts ° ai c bu h M a> ^ bfj es

»e

m

E^ C ai ai a. bc rt o • a Î 3 IH M a es

«E

m

^ c c: ai —i co

"S §

es

3co eä

b

„•Ë

pq c«

h

s: c a> a>

i

X ! u

«

H

CD CG ai bfj

f ^

S a

u »

g *

ai

P3

JS

>

C 01 tu J3 a) c > ai • C .

• JS

a

m

ai

a

2 Z Z &

c o o ^ J (ƒ) hn C a> tH JJ a o hn

^

3

co ^ J co hn r i ai u X I a o hfl

«

S-^^

co hn c a> u X a o hn

W

a> • o t i o r i

>

J i

h

fi

w

15

(15)

de bedrijven groter zijn en de kosten en opbrengsten per 100

bewerkings-eenheden en per ha vrijwel gelijk blijven volgt dat het netto-overschot

per bedrijf evenredig toeneemt met de oppervlakte. Dit blijkt ook uit de

aspectentabel en uit de vergelijking van de bedrijfsgegevens.

Samengevat komt het er dus op neer, dat er geen belangrijke

verschil-len in bouwplan, bewerkingskosten, kg-opbrengsten en -prijs en

netto-overschot per ha of bewerkingseenheid bestonden tussen bedrijven met

verschillende oppervlakte. Hieruit blijkt dus dat binnen het onderzochte

bedrijfsgroottetraject, de grotere bedrijven hun grotere bedrijfsomvang

niet door een efficiëntere bedrijfsorganisatie hebben weten uit te drukken

in een hoger bedrijfsresultaat per 100 bewerkingseenheden of per ha 1).

§ 2. I n t e n s i t e i t

De intensiteit is gemeten naar het aantal bewerkingseenheden per ha

(3). Deze variabele is voor + 90% aan aspect 2 gebonden. We zien uit dit

aspect, dat het mogelijk is, via intensivering, de produktieomvang van

het bedrijf in bewerkingseenheden (2) aanmerkelijk te vergroten.

De hieruit resulterende verschillen ia bewerkingsomvang zijn voor de

jaren 1965/'66 en 1966/'67 iets groter dan die welke met verschillen in

oppervlakte (gemiddeld 34,50 ha, standaardafwijking 7,30 ha)

samenhan-gen, dat blijkt uit vergelijking van aspecten 1 en 2. Beide aspecten binden

ongeveer een even groot deel van de verschillen in het aantal

bewerkings-eenheden per bedrijf. De bewerkingskosten per ha zijn, als gevolg van

het intensievere bouwplan, uiteraard aanmerkelijk hoger, maar de b e

-werkingskosten per bewerkingseenheid zijn vrijwel gelijk. De inzet van

arbeid, werktuigen en werk door derden was op deze bedrijven dus in

grote lijnen in overeenstemming met de intensiteit van het bouwplan. Aan

de kostenkant resulteerden daardoor over het geheel genomen nauwelijks

voordelen uit de intensievere bedrij f sopz et. Alleen de overige kosten per

bewerkingseenheid w.o. de kosten voor grond en gebouwen zijn lager,

doordat deze worden verdeeld over een groter aantal

bewerkingseenhe-den, maar dit is in het kader van de totale kosten van weinig betekenis.

Ook hier valt op dat overeenkomstig de constatering ten aanzien van de

middelgrote bedrijven ook de bedrijven met een gemiddelde intensiteit

steeds hogere bewerkingskosten per 100 bewerkingseenheden hebben.

Niet alleen de arbeidskosten maar ook de kosten van werk door derden

(5 en 6, bijlage 3, I e vervolg) blijken in elk jaar hoger te zijn. Dit is

waarschijnlijk de oorzaak van het lagere netto-overschot per 100

be-werkingseenheden (22) in deze tussengroep.

Het effect op de opbrengstenkant is vooral afhankelijk van de

rentabiliteitsverhouding tussen de verschillende gewassen. Indien er geen v e r

-schil zou bestaan tussen de rentabiliteit per bewerkingseenheid van de

verschillende gewassen zou, de vrijwel gelijke kosten in aanmerking g e

-nomen, het netto-over s.c hot per bewerkingseenheid voor intensieve en

extensieve bedrijven gelijk zijn. De intensievere bedrijven zouden dan

1) Bij de verdere mechanisatie en vergroting van de oppervlakte per

man zal de invloed van de bedrijfsoppervlakte groter kunnen zijn.

16

(16)

wel een hoger netto-overschot voor het gehele bedrijf hebben, maar

uitsluitend als gevolg van de grotere bewerkingsomvang. In ongunstige j a

-ren met een negatief netto-overschot zou uiteraard ook het verlies naar

evenredigheid groter zijn. In de praktijk kan echter de rentabiliteit van

de verschillende gewassen van jaar tot jaar uiteenlopen. Zo zien we dat

in 1964/'65 met aardappelen, die in alle 3 jaren voor 50 a 60% aan dit

aspect gebonden zijn, relatief ongunstige resultaten zijn behaald. In 1965/

'66 en 1966/'67 waren deze resultaten gunstiger hoewel in het laatste

jaar er geen enkele samenhang van dit aspect met het netto-overschot

per 100 bewerkingseenheden aanwezig was. Het bindingspercentage was

0. Ook uit het gemiddelde over deze 3 jaren blijkt, dat de intensievere

bedrijven geen beter resultaat hebben behaald dan de extensievere b e

-drijven. Alleen het netto-overschot per bedrijf is voor de bedrijven met

een grotere oppervlakte aardappelen, dat ten koste ging van de

opper-vlakte tarwe en gerst, hoger wat echter uitsluitend een gevolg is van de

grotere bewerkingsomvang.

Met betrekking tot de opbrengsten van de gewassen (kg- en prijs)

kwam uit het onderzoek naar voren dat de meer intensieve bedrijven

steeds een iets hogere prijs realiseerden voor de aardappelen. Ten

aan-zien van de kg-opbrengsten van aardappelen was het beeld wisselend

zon-der duidelijke verschillen. De geldopbrengsten van aardappelen per

hec-tare hebben op de intensievere bedrijven, vooral gemiddeld over drie

jaren gezien, de neiging iets hoger te zijn, maar de met de intensiteit s a

-menhangende verschillen zijn relatief klein. De afwijking wordt

kenne-lijk veroorzaakt door bedrijven met van jaar tot jaar wisselende

inten-siteit.

Tussen de groepen bedrijven is in de jaren 1964/'65 en 1965/'66

wei-nig verschil in kg-opbrengsten suikerbieten en tarwe per ha. In 1966/'67

werden op de intensievere bedrijven + 6 000 kg suikerbieten en + 400 kg

tarwe per ha minder geoogst.

Samengevat komt het er dus op neer, dat de intensievere bedrijven,

wat betreft de hoogte van de kosten, niet in een veel gunstigere positie

verkeerden, dan de extensievere bedrijven omdat bij een gelijke

rentabi-liteit van intensieve en extensieve gewassen de winst en het verlies

even-redig met de grotere produktieomvang toenemen. Van jaar tot jaar

wor-den de verschillen in rentabiliteit tussen intensieve en extensieve

bedrij-ven vooral bepaald door de rentabiliteitsverhouding tussen de gewassen.

De intensief gevoerde bedrijven zijn daarbij sterk afhankelijk van de

uit-komsten vandeaardappelverbouw, die van jaar tot jaar sterk kunnen

wisselen, als gevolg van fluctuaties in de kg-opbrengsten en prijzen.

§ 3 . B e w e r k i n g s k o s t e n

De verschillen in hoogte en opbouw van de bewerkingskosten worden

in de aspecten 3, 4 en 5 weergegeven. De verschillende componenten van

de bewerkingskosten zullen afzonderlijk worden behandeld.

a. Arbeidskosten (aspect 3)

De bedrijven met hogere arbeidskosten per bewerkingseenheid (6)

(17)

«

H

18

c-CD C D t o C S

4=

-^

CD " - V ,

-tf

C D O S r H

S

O

t

-\

co

CD OS C D « 3

m

CD O S r H ITS CD

"tf

C D O S T H CO C CD

>

CD

to

CD

te

CO

:?

u

T3

Ü

H

H H •—t 1

1

a g

C fi S

.— .-. CD J3 - a a CO

c

CD

>

eu

bo eu bo CG

u

•a

.g

K

1—4

H

> — • «

< a g

c c J

• - H — CD

•a ~o a.

CO

>

CO bo CD bo • ï ï

:^?

v<

ts

Ü

y

i—«

K

•—'

c

c s

• M >~* Cy J 2 - C 0 . co c CD

eu

bo

eu bo Co («H

:^

u

T3

r

H

r—!

1—1

H H 1

i S? S

C3 cl JJT

x ^ a

O

CO CM^ O C O CO

° i

-^r

CO

as

c-co

1

c-^

r H t >

o*

C O Ol 0 0 C O C O T t * C D C O C O 1 C M C M C O O l O C O 0 0 •^

co~

CO CD O 0 0 CO 1

as

t

-o

r H C O T f CM^ CO CO

o

C -co

1

CO

^

ö o u

u

3

B

* 3 ü cd

W

r H C O

1-4

r H CO T"H UO CO I—1 1 <—1 CD CM

T

~

i

C

-co

T H

^

• ^ r H 1 CD * H CO

*-'

C -CM r H O

•«*

i—1 1 CO CO CO r H CO CM !—I

o

C O |—t

+

1 - 1 CO cd X <D

a

c

a>

X) a> c CD CD CO b O

c

»H CD CU

m

CO CO CM t ß r H CN r H l O CM

<*

• ^ C M C M C M C M Oi i n C M 1 C O C M C M C M C M C M C M

fc-•^ CM 1 • ^

^

CM CM CO r H CM C -T t * CM 1

-tf

* - f

X

C

CD (D CD X O O CD

a

c

CD Ö3 0

X

r-i

1

c eu 1 bo 3

1

«

s>

T H

"^

CM O CD CM 0 0 CO CM

*

«tf

t r -C M C D 0 0 C M O i C O C M

+

CO CM L ß CM CO

c-CM CO

"#

CM

+

r H CM r-i CM C -CM CM r-i CM

%

l O X *

c

CD CD

£

o o T-H CU

a

c

eu

T 3

m

•v O

o

" O eu 0 0 CD LO

uo

CO • ^ LO • ^

co

+

t r

-os

CM

as

m

co

co

-**

1

0 0 CM CO

+

^

as

CD CD LO r-i

co

*tf

0 0 CO

co

+

t r

-as

CM

c^-i n

o

CO

-*

CO CO CO

+

i n O S C D

c

CD CD

S

o o u CD

a

CD ce

1

i

<

CM

-#

O t H O i - H

as

co

co

0 0

+

co

t

-o

r H i H r H O . • * O ) t -C M 0 0

+

co

c-o

-*

o

r H CD CM

as

as

CM 0 0

+

co

CD CO

o

o r H O t -0 -0 r H

as

c-+

r H C—

o

J2 C CD CD Bt CD X ! O O r H U CD

a

c

CD

«

O CD O

H

0 0

o

C O C D t -C M t

-co

co

m

o

CO

,_,

o

CO

o

C

-co

CM OS CM CO C -CM r H

•^

CO t r

-as

CM r H CD CM CO CM CO X

a

Ö CD CO O r W X ! ü c 3 U CD t -C CD 1 0 )

S-as

^~i CO • ^ CO CO

o

CM CO CO

"tf

CO CO 0 0 CO CM

^

CO i H CO CO CM

•^

CO CD CO CO

,_,

C O C M C -t &g-t; C M C D t -C M

X

u

CD

a

Ö CD CD

!-O O CD

(5

O LO C~

o

CD LO CO CD

*•*

O S C O C t -0 -0

m

as

CD

"tf

CO

t

t r -O • ^

m

t -C D • * I r -i n

c-CM

m

m

CO

"*

cd X

u

<u

a

c

O J * to

'S

<

c-co

o

c-^

r H

o

CM r H r H CD 0 0 CO r-\ t r C -C M J-< r H CO r H r H C -CD CO T~^

as

m

r H r H O t t—*

*"*

•^

CO CO CD CD O r H • < * CO

o

w

CO X

u

CD

a

Ö CD O Cfi hO C

!5

CD r i CD X ! CD

o

H

0 0 CM CO CM O C O t -1-^ CO -t-r H CM

m

CO CM CM CO 0 0

o

CO

+

as

o

CM CO i n r H CO

as

o

CO

+

CM CM O CO CM O CO t H CO

*

0 0 X CJ < D CD o o t - H U CD

a

c

CD t o O M CD

.SP

"E

CD

>

o

m

•^

as

-*

o

m

i i-t

•^

^

m

•^

CM TP

m

^

as

•^

j-t

m

CD

•*

^

m

co

m

i r H

as

c

a>

Ul

o

xT

CD

o

CD

c

en

>

£

cd

>

C CD

to

O

M

as

r H

as

-—i r H CM

%

O C M t -i - H r H CM 4 r H CM r H CM CM CM 1 r H O CM

as

i - H

as

T H

«

o

1-1

X

c

CD CD •s eu

o

" = c c ">

« S

>

w

m

.S bo

g xi

5 «

eu"

S

cd

r H r H

as

o

r H

CM O y-i

as

+

r H O

as

o

%

as

as

CM 1 r H r H

X*

c

CD <D

0

eu

•o c

f a

5

m ça co > cd c eu

.2

bD CU ^ i bo c« eu' E

m

t > r H O CM

co

CM 1 r H t >

"*

CM lO CM 1

co

CD r H C -t - H i n C M 1

^

CO

os

o

CM

*

CM f - H X

c

CD CD

£

eu o eu • a

>

.S S

eu eu a bo o- .

.S -o

cd h cd cd

pq

C D C O C M t - C O C M C M T f C M

+

^ •

C - C O CM C D C M CM C O C M CM

+

r H » 0 0 CM CM C- co CM r H • - * C M - r I

o m

,H

m m

CM

m -<-^

CM

o m

CM

+ 1

i n r H co •-* r H r H

X

CD CD eu eu

"S »

• " eu eu .£> c

-cd 'S

> o

^ C eu c c: eu T3 eu "-1 co „ co e co £ co

| H gg

S bD c bß

ï . .s .

CD X ! - D r * -Ü « "O •co a j > cd CD ^ CD ^ PQ PQ

o

as

co

o

0 0

o

•^

o

CM

m

«tf

l C -1-i

o

o

•^

co

o

m

C M T î4 O O

as

"tf

i r H C O O •*

m

co

o

t > 0 0

co

o

CD CO

-*

1 CM r H O 0 0 m co

o

as

co.

o

- H

co

•^

i 0 0 t

-^

c

CD

«

co

1

xT

M ta

£

x'

c

CD CD CD X CD

TS

C

H

C -CO

co

as

o

as

i C -0 -0 0 0 CM

as

o

as

i 0 0 C D 0 0 C M

as

o

as

i

-*

CD 0 0

co

as

as

i C D 0 0

rH

X*

CD CD CD X CD

73

o

CD

xs

Ö ci

>

CD b Û X * H c d

e

CD*

PQ

! N r H CD

•^

+

C M T J * r H r H t

-co

+

^

r î * r-\ r H CD CO

+

CM

"tf

r H r H CD

•^

+

T f C M

as

^

X*

- C CD CD

S

CD 7d

O

CD T 3 C

a

>

B

X * CD CD

>

CD*

pq

o

m

CD

o

CD CD r H O C -CD r H 1 r H O CO CO r H O O

m

r H O

-^

m

rH

<•

o

co

c-r H O O 0 0 r H O CD C -r H 1 r H O CD C D r H O

m

t -r H O t -CD i - i CM t > r H

as

C r -OS

m

+

co

co

CM C--r-i

*#

0 0 CO

co

+

C r -• ^

^

m

m

os

t > • ^

+

•*

co

T p

co

T H •*

as

0 0

co

+

*

O CM

X*

C CD CD o o

eu

a..

S

8

-Sx

S H

0 c

73

0 3

os

rt

CM c eu eu

s'

O o u CD

a

x'

CD CD

>

O

«

C M t > C M 0 0

co

"-*

o

o

m

i

as

CM OS

c—

r H r H CO CM

m

c-co

1

os

r H 0 0

o

co

os

m

•^

•^

m

i

as

r H

m

•^

co

m

c-m

co

C D i n l

os

CM CM

x'

C CD CD

i*

CD O o r H H 03

a

o

X o co H CD

>

O

o

CD

2

co

os

co

co

CD

m

CM

m

CD

%

o

c-CM C— CM

co

co

CM

.m

os

CM

•^

^

c—

C D t r -i o t

-*

r H 0 0 •* T H

as

C D C M O t r

-ed

X H CD

a

0 X o co H V

>

0 1

o

• z ;

o

o

as r H r H O O

•^

as

T-i

o

o

CD CM 1 O CO

o

o

co

co

o

o

y-i y-* r H O O CM O CM 1 r H CM O

o

co

co

o

o

co

CM CM O

o

0 0 0 0 CM 1 O CM O

o

o m

1-1

o

o

t r

-co

CM O

o

o

co C M CO CM CO CM

S

M CD CL O X u w M CD

>

O

o

"CD

£

CM

,_,

CD CM C

CO CM

c-#

CM r H

m

»

m

co

X*

Ö CD CD

£

E

CU " c d

o

CU

•a

c

cd

>

_c

c

CU T 3 U CU • a 1 1

o

o

>

J«!

u

eu

is

eu

m"

(18)

hebben in het algemeen geen lagere kosten van werktuigen en werk door

derden (4 en 5) en omgekeerd. Er komt dus niet naar voren dat verlaging

van arbeidskosten gepaard gaat met hogere kosten van werktuigen en

loonwerk.

De middengroep toont echter weer een wat afwijkend beeld. Deze

on-derscheidt zich over het algemeen door iets lagere werktuigkosten en

hogere kosten van werk door derden; er werd dus in deze groep

kenne-lijk in sterkere mate gekozen voor loonwerk in plaats van eigen

mechanisatie. Verder is opmerkelijk dat op de bedrijven met de laagste a r

-beidskosten relatief meer werk voor derden wordt verricht.

De bedrijven met hogere arbeidskosten zijn verder kleiner (1) en de

veehouderij is relatief van meer betekenis (19) en levert ook relatief

betere resultaten op (21). Ook hebben de bedrijven met hogere

arbeids-kosten in de akkerbouwsector iets meer suikerbieten en minder

aardappelen (12 en 13) wat gepaard gaat met een iets lagere intensiteit. Het b e

-treft echter allemaal relatief kleine verschillen.

De bedrijfsresultaten; zowel per bewerkingseenheid als per bedrijf

(22 en 23) tonen ten slotte een ongunstige invloed van hogere

arbeidskos-ten die niet worden gecompenseerd door hogere opbrengsarbeidskos-ten of lagere

niveaus van andere kosten. Het verschil in netto-overschot per bedrijf

bedraagt ten slotte uitgaande van het driejaarsgemiddelde ruim 12 500

gulden per jaar.

b. Werk door derden (aspect 4)

In tegenstelling met het aspect arbeidskosten, zien we bij een indeling

van de bedrijven naar de hoogte van de kosten van werk door derden wel

een compensatie door verlaging van andere kosten.

Bij een ongeveer gelijk niveau van arbeidskosten (6) gaan hogere

kos-ten van werk door derden (5) gepaard met lagere koskos-ten van werktuigen

per bewerkingseenheid (4). Dit gaat echter niet zo ver dat hoge kosten

van loonwerk in alle gevallen volledig gecompenseerd worden door

lage-re werktuigenkosten. In het algemeen is de compensatie onvoldoende en

gaan relatief hoge loonwerkkosten mede doordat ze niet leiden tot

bespa-ring op arbeidskosten, gepaard met hogere bewerkingskosten.

Tussen de intensiteit (b.e. per ha) en het werk door derden, is geen

samenhang van enige betekenis. De bedrijfsgegevens geven aan, dat op

de bedrijven met veel loonwerk het areaal aardappelen in 1964/'65 g r o

-ter was. Het gemiddelde over deze 3 jaren geeft ech-ter praktisch geen

verschillen in bouwplan te zien. Ook in het saldo marktbaar gewas (20) is

tussen bedrijven met veel of weinig loonwerk weinig verschil.

Uit dit aspect komt dus naar voren dat bedrijven met veel loonwerk

ondanks de lagere werktuigkosten toch noch hogere bewerkingskosten

hebben wat bij een gelijk bouwplan en een gelijk saldo marktbaar gewas

per 100 b.e. tot een lager bedrijfsresultaat hééft geleid, zowel per 100

b.e. als per ha als per bedrijf. In vergelijking met de verschillen in a r

-beidskosten is de invloed op de bedrijfsresultaten echter gering.

c. Werktuig- en trekkrachtkosten (aspect 5)

In aspect 4 (werk door derden) hebben we gezien dat + 36% van de

(19)

schillen in werktuigkosten samenhangt met de v e r s c h i l l e n in w e r k door

d e r d e n . Uit a s p e c t 5 (werktuig- en trekkrachtkosten) blijkt dat 54% van

de v e r s c h i l l e n in werktuigkosten geen samenhang heeft met w e r k door

derden en a r b e i d s k o s t e n . Hoge werktuigkosten houden dus s o m s verband

m e t minder loonwerk en omgekeerd (aspect 4), m a a r vaak staat de

hoog-te van de werktuigkoshoog-ten volkomen los van a r b e i d s k o s t e n of koshoog-ten van

loonwerk en blijkt er dus niets van verhoging van werktuigkosten met a l s

doel b e s p a r i n g op arbeid en loonwerk (aspect 5).

In het bouwplan is n a a r m a t e de werktuigkosten p e r b e w e r k i n g s e e n

-heid hoger zijn, de verbouw van a a r d a p p e l e n l a g e r .

Opmerkelijk i s v e r d e r de samenhang t u s s e n eigen werktuigen en de

k g - o p b r e n g s t t a r w e , welke in alle 3 j a r e n voorkomt. Het v e r s c h i l in kg

t a r w e p e r ha over deze 3 j a r e n , t u s s e n bedrijven met hoge en lage w e r k

tuigkosten is + 400 kg per ha ten gunste van bedrijven met hoge w e r k

-tuigkosten.

§ 4 . H e t v e r b a n d t u s s e n d e o p b r e n g s t p r i j z e n v a n t a r w e

e n a a r d a p p e l e n e n h e t b e d r i j f s r e s u l t a a t

In deze p a r a g r a a f zal worden nagegaan, wat de invloed van v e r s c h i l l e n

in de opbrengstprijzen van t a r w e en a a r d a p p e l e n op het b e d r i j f s r e s u l t a a t

i s . De daarbij g e h a n t e e r d e prijzen zijn de brutoprijzen, die bij verkoop

werden v e r k r e g e n . Alleen de d i r e c t met de verkoop samenhangende k o s

-ten (commissie etc.) zijn hierop in mindering g e b r a c h t , m a a r e r i s geen

aftrek toegepast voor de kosten van drogen, bewaren, afleveren en s o r

-t e r e n (aardappelen), die onder w e r k door d e r d e n zijn v e r a n -t w o o r d .

a . De o p b r e n g s t p r i j s van t a r w e (aspect 6)

De v e r s c h i l l e n in t a r w e p r i j s kunnen samenhangen met vochtgehalte,

kwaliteit en tijd van aflevering. De afzonderlijke invloed van deze f a c t o

-r e n is e c h t e -r niet nagegaan. De p -r i j s v e -r s c h i l l e n , w a a -r v a n 50 a 70% doo-r

dit a s p e c t worden v e r k l a a r d , zijn niet g r o o t . T u s s e n g r o e p I en III b e

-d r a a g t het p r i j s v e r s c h i l gemi-d-del-d over -de j a r e n 1964/'65 t / m 1966/'67

f 1,80 p e r 100 kg of + 5%. Dit betekend dus, d a t i n d i e n de v e r d e r e o p

-b r e n g s t e n en kosten, zowel wat -betreft hoeveelheden a l s prijzen gelijk

zijn, een hogere o p b r e n g s t p r i j s van t a r w e in een b e t e r b e d r i j f s r e s u l t a a t

zal worden teruggevonden. Het effect van de v e r s c h i l l e n in t a r w e p r i j s i s

e c h t e r r e l a t i e f onbelangrijk ten opzichte van dat van a n d e r e factoren.

Dit heeft e r t o e geleid, dat bij vergelijking van de groepen, de invloed van

dit p r i j s v e r s c h i l op het b e d r i j f s r e s u l t a a t niet duidelijk n a a r v o r e n komt

en wordt overschaduwd d o o r a n d e r e v e r s c h i l l e n in kosten en opbrengsten

t u s s e n de d r i e g r o e p e n . In 1965/'66 komt dit duidelijk n a a r voren, hier

was het p r i j s v e r s c h i l t u s s e n g r o e p I en III f 2 , - p e r 100,kg terwijl het

n e t t o - o v e r s c h o t p e r 100 b . e . in beide groepen gelijk i s . In 1 9 6 4 / ' 6 5 en

l 9 6 6 / ' 6 7 i s het p r i j s v e r s c h i l t u s s e n g r o e p I en III f 2,50. Dit komt n e e r

op een hoger n e t t o - o v e r s c h o t p e r 100 b . e . van r e s p . f 4 0 , - en f 3 0 , - . Het

werkelijke v e r s c h i l t u s s e n g r o e p I en III i s r e s p . f 8 6 , - en f 1 5 0 , - . Het

m e e r d e r e n e t t o - o v e r s c h o t p e r 100 b . e . moet dus een gevolg zijn g e w e e s t

20

(20)

N

e

I Q co " 1 * co Ui G

>

bii 0» bo u T l v • O 1-1 r H CO CO C7S CO l O Cjï X M CO ^ N A; H N N ^ Tt* i - t Cn i H LO CD CO LO H i-H i-H C M C M C D C O

I +

CM O l J 3 T I Q

S-3 à

o

Cn CO O ï l O CO C l CD * i-H H CO i < O l N CO CO CO LO H N I M T ^ Cft c o CM CO C O CO CD IM eo oo ao CM CO 00 r-* O ï CO ( M l O CM CO CM i-t 3 CO •J i-H "i ira J 1-H 5 CM 3 l O M CD 4 - O ) CO

•<*

O CM

o

o

CM 0 0

o

o

i H C -i—1 O o co CM CM 1 CM O O i - i O O 0 0 CO i—1 O

o

0 0 i - H C M ira CM C M CO CM 0 0 ira CM

t -CM C i CM CM CM CM CM CO

*

co w co r H CO CO C75 C i CO CD ira en ira ira CM c o co I-H ira C M oo uo ira co C M ira < H en en co C M co ira «H

ai ira ira T H ao ira en i—i

C M t - * T t * 0 0 C 0 C M C O C M C M * T-t r H CO .-H CM CM T - I CO " H N M • * O ï 0 0 O CD CO 0 0 CM CM O i c - o a i e n C M c o ira C M C M CO T ^ CO CO C - O b - " t f o o CM C M ira OS r H i H i - f O ï e n CM 0 0 O i CM c o o o ira o e o I H ira r H CM 0 0 t-H i H t -co ira ira c o

i +

c o t -c o C M ira

co en m

c CD ai ai

x

c

CD CD

S

?

Ü

a> M bc 3

' s

o

CO as k i

«

a . c Cl • a eu in CD

it

ai c 0) CG

s

«

s-XI 11 c ai M) 3 f-l

£

*

£

©

h

O

c

CD •O k l ai • a Si

S

ai ai

5

O

o

CD C l CD W

^

k i

<

X ! O 01 c ai co o . M 0) o H c ai CQ O

£

2

o es k l

3

ai k i - u C ai hlï 3

S

k l

&

as k i ai

c

CD TS k l ai • a k i

•a

u

&

al k i ai

c

CD C0 X • o F-4

<

s

S

ai

ai

ai .£ ™

CD

•a c

e »

a

m 01 J 2

g? Ü

.S t *

0 1 ca

ol > al

0> k l bo os

H

o m

C »

._ m

s «

3 is

CD CD O . b c

o- .

,2 -°

T 3 - H k i S OS k i

ai «

m'

J = e CD CD

s

01 o o k l CD X i C CD ai

£

ai X ! o o

•-*

al x :

c * f

T J ^ - . - j C 03. T 5 « XI bû kl . "" 01 J 3

^ S

3 k l CO Ol

M S

OS * j . u * J > os

a,-e

m'

Ë k.

o ^ 3 O en k 01

>

r i o en k i 01

>

co bO k i O O

>

i l k l CD CD CD CD .

Z Z, Z Ü «

21

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

solani met ge- stoomde grond te vermengen, aan de onderzijde tegen bladeren van oudere slaplanten gebracht, dan traden de zwartrot-verschijnselen op.. Bij grondtempe- raturen

Een 10% grotere lichtintensiteit in de morgenuren heeft een groter effect op het rendement van de foto- synthese dan omstreeks het middaguur, wanneer althans de lichtintensiteit

Tijdens de laatste vergadering van juni 2016 werd aan de deelgebieden gevraagd om een eerste input voor de maand september te geven zodat de werkzaamheden met het oog op

MICA project: Monitoring Intensive Care Activities - December 2017 21 Deze indeling laat toe om groepsvergelijkingen aan te bieden, waarbij de diensten Intensieve Zorg

De Medewerker printmedia controleert tijdens het productieproces regelmatig de kwaliteit van het product en stelt indien nodig de machine en/of de apparatuur tijdig bij. Hij

In veel gemeenten ontbreekt hulp die specifiek gericht en op maat gemaakt is voor gezinnen van ouders met een LVB, terwijl onderzoek laat zien dat in gezinnen

klei afgedekt is, Gedeeltelijk zijn het goed veraarde veen- gronden, zoals hier en daar in de Langstraat, meestal zijn het door onregelmatige vervening, slechte ontginning,

[r]