• No results found

Communicatie is ook topsport

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Communicatie is ook topsport"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Communicatie is ook Topsport

Onderzoek naar hoe SportZeeland ervoor kan zorgen dat de

bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid drukker

bezocht worden

Onderzoeksverslag

Rianne Schröder

68974

Sportkunde

SportZeeland

20-05-2019

Versie 1

(2)

Communicatie is ook Topsport

Onderzoek naar hoe SportZeeland ervoor kan zorgen dat de

bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid drukker

bezocht worden

Onderzoeksverslag

Auteur: Rianne Schröder

Opleiding: Sportkunde

Studentnummer: 68974

Praktijkplaats: SportZeeland

Plaats van uitgave: Goes

Datum: 20-05-2019

Studiejaar: 2018-2019

Studieonderdeel: Onderzoeksverslag

Opdrachtgever: P. Vader

Eerste beoordelaar: I.J.J.C.M. Naalden

Tweede beoordelaar: M. Matthijsse

(3)

S

AMENVATTING

‘Communicatie is ook Topsport’

Dit kwalitatieve afstudeeronderzoek is uitgevoerd in opdracht van SportZeeland, een organisatie die zich inzet voor het ontwikkelen en coördineren van sport- en beweegprogramma’s in Zeeland. Ook houden ze zich bezig met talentondersteuning, waardoor ze regelmatig in contact komen met ouders van talentvolle sporters. Er verandert veel in het dagelijks leven van een gezin wanneer het kind het topsporttraject aangaat. Om ouders en sporters te informeren over de belasting die topsport met zich meebrengt voor het gezin zijn de bijeenkomsten over leerlijnen ontstaan. Om de slagingskans in de topsport te vergroten biedt SportZeeland de leerlijnen vanuit het CTO Zuid (Centrum voor Topsport en Onderwijs) aan. Ondanks de hoeveelheid vragen en onduidelijkheden die leven bij de ouders, is de opkomst bij de daarvoor bestemde bijeenkomsten erg laag.

Om inzicht te krijgen in dit probleem is onderzocht waarom ouders niet aanwezig zijn bij de bijeenkomsten en hoe de ouders de communicatie met SportZeeland ervaren. Verder is er onderzocht wat de wensen/behoeften zijn van de ouders over de bijeenkomsten. Met deze onderwerpen kan er uiteindelijk antwoord gegeven worden op de centrale vraagstelling:

‘Hoe kan SportZeeland ervoor zorgen dat de bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid drukker bezocht worden door ouders van talentvolle sporters?’

Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag zijn er in totaal negen interviews afgenomen bij ouders van talentvolle sporters uit Zeeland. De respondenten zijn selectief gekozen op basis van de sport die het kind beoefent. Het merendeel van de respondenten hebben minimaal één bijeenkomst bijgewoond en de overige respondenten hebben nog nooit contact gehad met SportZeeland of een bijeenkomst bijgewoond vanuit CTO Zuid bij SportZeeland.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ouders die reeds contact hebben gehad met SportZeeland, over het algemeen tevreden zijn over de communicatie. Zij worden goed geïnformeerd over de bijeenkomsten en zijn regelmatig aanwezig. Ze zien het belang ervan in en hebben het gevoel dat ze belangrijke informatie missen wanneer ze niet aanwezig zijn. De grootste barrière om niet aanwezig te zijn bij de bijeenkomsten is het gebrek aan communicatie die wordt ervaren bij de ouders die nog nooit in contact zijn gekomen met SportZeeland. Wanneer de sporter een talentenstatus heeft toegewezen gekregen zijn de ouders niet geïnformeerd door de sportbond over wat SportZeeland voor het gezin kan betekenen. Om ervoor te zorgen dat de bijeenkomsten drukker bezocht zullen worden, zijn er aanbevelingen voortgekomen waarmee SportZeeland in de toekomst aan de slag kan gaan.

(4)

I

NHOUD

Samenvatting... 3 Voorwoord... 1 1. Aanleiding/Probleemanalyse... 2 2. Probleemstelling... 4 2.1. Deelvragen... 4 2.2. Doelstelling... 4 3. Theoretisch kader... 5 3.1. Deelname bijeenkomsten... 5

3.1.1. Deelname verhogen bij evenementen/bijeenkomsten...5

3.1.2. ASE-Model... 5

3.1.3. Barrières en motieven... 6

3.2. Communicatie... 7

3.2.1. Definiëring communicatie... 7

3.2.2. Communicatieproces... 7

3.2.3. Communicatie model voor goede communicatie...9

3.3. Wensen en behoeften... 10

3.3.1. Definiëring wensen en behoeften... 10

3.3.2. Basisbehoeften... 10 3.4. Samenvatting... 11 4. Methode... 12 4.1. Onderzoeksstrategie... 12 4.2. Dataverzamelingsmethode... 12 4.3. Onderzoekspopulatie... 12 4.4. Onderzoekseenheden en respondenten... 12 4.5. Onderzoeksinstrumenten... 13 4.6. Data-analyse... 13 4.7. Betrouwbaarheid... 14 4.8. Validiteit... 14 4.9. Bruikbaarheid... 14 4.10. Ethische verantwoording... 14 5. Onderzoeksresultaten... 15 5.1. Gegevens respondenten... 15 5.2. Codeerproces... 15

(5)

5.3.1. Resultaten deelname bijeenkomsten... 16

5.3.2. Resultaten communicatie... 17

5.3.3. Resultaten wensen en behoeften... 19

6. Discussie... 21

6.1. Discussie literatuur en praktijk... 21

6.1.1. Deelname bijeenkomsten... 21 6.1.2. Communicatie... 22 6.1.3. Wensen en behoeften... 22 6.1.4. Wijziging onderzoek... 23 6.1.5. Reflectie... 23 7. Conclusie en aanbevelingen... 24 7.1. Conclusie... 24

7.1.1. Deelvraag 1: deelname bijeenkomsten... 24

7.1.2. Deelvraag 2: communicatie... 25

7.1.3. Deelvraag 3: wensen/behoeften... 25

7.1.4. Beantwoording centrale vraag... 26

7.2. Aanbevelingen... 26

8. Literatuurlijst... 29

9. Bijlagen... 31

9.1. Bijlage 1 - Operationalisatie... 31

9.2. Bijlage 2 - Topiclijst... 32

9.3. Bijlage 3 - Resultaat Codeerproces... 35

9.4. Bijlage 4 – Toestemmingsformulier interviews...36

(6)

V

OORWOORD

Beste lezer,

Voor u ligt de afstudeerscriptie: ‘Communicatie is ook Topsport’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen van de opleiding Sportkunde aan de HZ University of Applied Sciences te Vlissingen. Het onderzoek is uitgevoerd vanuit SportZeeland. Vanaf oktober 2018 tot en met mei 2019 heb ik mij beziggehouden met het schrijven van dit onderzoeksverslag.

Ik wil graag een aantal mensen bedanken die ervoor hebben gezorgd dat ik dit onderzoeksverslag kan aanleveren. Allereerst wil ik alle respondenten bedanken voor hun bereidwilligheid om deel te nemen aan dit onderzoek. Zonder de inzet van de ouders van talentvolle sporters uit Zeeland had ik dit onderzoek niet kunnen afronden. Daarnaast wil ik het leuke team van SportZeeland bedanken voor de goede begeleiding gedurende mijn afstudeerproces. In het bijzonder wil ik Patrick Vader en Gerben Schram bedanken voor de gegeven opdracht en de goede ondersteuning. Tot slot wil ik mijn afstudeerbegeleider, Ilse Naalden, enorm bedanken. Bedankt dat jij, ik mocht namelijk absoluut geen ´u´ zeggen, altijd de tijd voor mij nam en ik altijd terecht kon voor vragen. Jij gaf mij weer de goede moed om verder te schrijven wanneer ik het even niet meer zag zitten. De fijne samenwerking heeft ervoor gezorgd dat ik nu met trots mijn onderzoeksverslag kan opleveren.

Bij deze wens ik u veel leesplezier toe.

(7)

1. A

ANLEIDING

/P

ROBLEEMANALYSE

‘Nederland op een plaats bij de eerste tien landen van de internationale sportwereld’, zo luidt de ambitie van het Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF). Om ervoor te kunnen zorgen dat topsporters zich optimaal kunnen voorbereiden op het hoogste podium, is het van belang om een optimale samenwerking te hebben tussen verschillende partijen. NOC*NSF, sportbonden en lokale partijen zoals provincies, gemeenten en onderwijs- en medische instellingen bouwen aan een efficiënte en effectieve topsportinfrastructuur (NOC*NSF, z.j.-a). In samenwerking met de sportbonden en NOC*NSF ondersteunen de CTO’s (Centrum voor Topsport en Onderwijs) de topsport en talentontwikkeling in het land.

Ondanks de vele aandacht voor topsport en talentontwikkelingen ontbreekt volgens de literatuur een eenduidige omschrijving van het begrip ‘topsport’. In het online woordenboek van ‘Van Dale’ wordt topsport omschreven als ‘’sporten op het hoogste niveau’’ (Van Dale, 2018). Het topsportklimaat wordt gedefinieerd door het NOC*NSF als ‘’De beïnvloedbare maatschappelijke sport organisatorische omgeving waarin sporters zich tot topsporters kunnen ontwikkelen en prestaties kunnen leveren op het hoogste niveau’’ (z.j.-a). Voor de termen ‘talent’ en ‘talentontwikkeling’ zijn ook geen duidelijke definities. De term ‘talent’ wordt dan ook niet veel gebruikt in de topsport. Er wordt voornamelijk gepraat over ‘talentvolle sporters’ (Bool, 2018). Hiermee wordt aangegeven dat iemand aanleg heeft die nog verder ontwikkeld moet worden om op het hoogste niveau te komen.

Omdat er onduidelijkheid bestaat over wanneer iemand ‘talent’ heeft, werken sportbonden en NOC*NSF met verschillende talentprofielen (NOC*NSF, z.j.-b). Deze talentprofielen worden gedurende het topsporttraject nog doorontwikkeld en bijgesteld in een periode van vier jaar naar aanleiding van de Olympische Spelen. Op basis van een talentprofiel kan er een talentenstatus (Internationaal Talent, Nationaal Talent en Belofte) worden toegekend aan de sporters die voldoen aan de criteria van de desbetreffende sportbond. Deze criteria zijn niet eenduidig en is daardoor specifiek per sport opgesteld (NOC*NSF, z.j.–b). Zo krijgt een sporter bij damesvoetbal een status wanneer zij in de regioselectie zit maar krijgt een sporter bij atletiek pas een status als hij/zij mag deelnemen aan het Europees Jeugdkampioenschap. Met het toekennen van een status hoopt het NOC*NSF het rendement van het opleidingsprogramma inzichtelijk te maken en zo het opleidingsprogramma te kunnen verbeteren (NOC*NSF, z.j.-b).

Om de ambitie van NOC*NSF te behalen is het van belang om de talentvolle sporters en de ouders de noodzakelijke competenties aan te leren wanneer de sporter een topsporttraject begint. Deze competenties zijn gekoppeld aan diverse leerlijnen. Voorbeelden hiervan zijn voeding, prestatiegedrag, medisch, strength and conditioning, topsportleefstijl en duale carrière. In het Meerjaren Opleidingsplan (MOP) staan deze competenties uitgewerkt met doelen en de uit te voeren activiteiten om tot het einddoel te komen (NOC*NSF, z.j.-c). De doelen en uit te voeren activiteiten vormen de leerlijnen. CTO Zuid werkt samen met verschillende partners om de sporters zo goed mogelijk te begeleiden in het topsporttraject. Eén van deze partners is SportZeeland. Het ontwikkelen en coördineren van sport- en beweegprogramma’s in Zeeland wordt gedaan door SportZeeland. In samenwerking met diverse partners werkt SportZeeland aan de bevordering van een actieve en vitale leefstijl van de inwoners van Zeeland. Naast de werkzaamheden op regionaal niveau is SportZeeland ook actief op landelijk niveau. Zo vertaalt en implementeert de organisatie

(8)

SportZeeland komt regelmatig in aanraking met ouders van talentvolle sporters. Zij geven aan dat er onverwachte zaken om de hoek komen kijken, wanneer hun kind een talentprogramma gaat volgen bij de sportbond. De ouders zijn dan ook verrast dat hier niet over is gecommuniceerd vanuit de sportbond. Er verandert zodoende veel in het leven van het kind; zo zullen het aantal trainingsuren en wedstrijden toenemen maar ze zullen ook lange periodes van huis weg zijn en op relatief jonge leeftijd het ouderlijk huis verlaten (NOS*NSF, z.j.-c). Ook voor de ouders zijn er consequenties wanneer het kind aan het topsporttraject begint. Denk hierbij aan minder vrije tijd vanwege trainingen, extra belasting wat betreft vervoer naar de trainingen en de financiële druk. Concluderend wordt gesteld dat topsportbeoefening een grote invloed heeft op het dagelijks leven van het gezin waaruit de talenten afkomstig zijn (Elling, 2011). Hierdoor komen zij gedurende het traject bij SportZeeland terecht voor vragen en is het van belang dat deze communicatie goed verloopt.

Om ouders en sporters te informeren over de belasting die topsport met zich meebrengt voor het gezin zijn de bijeenkomsten over de leerlijnen ontstaan. Om de slagingskans in de topsport te vergroten biedt SportZeeland de leerlijnen aan onder auspiciën van TeamNL CTO Zuid. Het doel van deze leerlijnen is onder andere de ouders voorafgaand aan het topsporttraject op de hoogte te brengen van de consequenties die het traject met zich meebrengt. Ook worden deze leerlijnen het gehele topsporttraject aangeboden om zodoende ook tijdens het traject ondersteuning in Zeeland te bieden voor de talentvolle sporters en hun ouders. Zoals Elizabeth Willeboordse, oud judoka, ooit zei: ‘’Misschien moeten ouders ook wel psychologisch begeleid worden. Wat mijn vader heeft moeten inleveren aan zijn gezondheid, is niet oké’’ (Omroep Zeeland, 2013).

Uit navraag bij SportZeeland blijkt dat er gedurende het traject veel vragen en onduidelijkheden bij ouders naar boven komen. Voor antwoorden op deze vragen kloppen zij aan bij SportZeeland. Ondanks de hoeveelheid vragen en onduidelijkheden die leven bij de ouders, blijft de opkomst bij de daarvoor bestemde bijeenkomsten erg laag. Gemiddeld zijn 15 ouders aanwezig bij een bijeenkomst, terwijl er in Zeeland 72 sporters zijn met een talentenstatus. Het is dus belangrijk dat SportZeeland de oorzaak van dit probleem achterhaalt en zo kan werken aan een oplossing. Wanneer de bijeenkomsten bijgewoond worden door meer ouders kan SportZeeland efficiënter te werk gaan dan wanneer ze de ouders individueel moeten beantwoorden op de vragen. Daarnaast kunnen ouders met elkaar overleggen en krijgen ze allemaal dezelfde informatie.

Om dit probleem op te kunnen lossen, is er binnen SportZeeland behoefte aan het uitvoeren van een onderzoek dat resulteert in kennis over hoe SportZeeland ervoor kan zorgen dat de bijeenkomsten over de leerlijnen drukker bezocht worden door ouders van talentvolle sporters. Om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op deze vraag zal er onderzocht moeten worden waarom ouders niet aanwezig zijn bij de bijeenkomsten en hoe ouders de communicatie met SportZeeland ervaren aangezien zij hier regelmatig terechtkomen voor vragen. Verder zal er onderzocht worden wat de wensen/behoeften zijn bij de ouders over de bijeenkomsten. Het doel hiervan is om de bijeenkomsten in de toekomst af te stemmen op de wensen/behoeften van de ouders en daarmee de bezoekersaantallen te vergroten.

(9)

2. P

ROBLEEMSTELLING

De centrale vraag die is voortgekomen uit de probleemanalyse luidt als volgt: ‘Hoe kan SportZeeland

ervoor zorgen dat de bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid drukker bezocht worden door ouders van talentvolle sporters?’

2.1. D

EELVRAGEN

Om tot beantwoording van de centrale vraag te komen zijn er drie deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen hebben betrekking op de ouders van talentvolle sporters die minimaal één bijeenkomst hebben bijgewoond en ouders die nog nooit contact hebben gehad met SportZeeland of een bijeenkomst bijgewoond hebben.

1. Waarom komt een groot deel van de ouders niet naar de bijeenkomsten?

2. Hoe wordt de communicatie vanuit SportZeeland over leerlijnen door de ouders ervaren? 3. Wat zijn de wensen/behoeften van de ouders over de bijeenkomsten?

2.2. D

OELSTELLING

SportZeeland heeft geconstateerd dat bijeenkomsten over leerlijnen door ouders van talentvolle sporters niet drukbezocht worden. Dit onderzoek zal inzicht geven in de redenen waarom ouders deze bijeenkomsten niet bezoeken. Ook wordt de communicatie onderzocht met als doel de boodschap over de bijeenkomsten beter over te brengen aan de ouders. Tot slot worden de wensen/behoeften van de ouders over de bijeenkomsten in kaart gebracht, zodat deze beter op elkaar aansluiten. De doelstelling van dit onderzoek is dan ook dat SportZeeland te weten wil komen hoe ervoor gezorgd kan worden dat deze bijeenkomsten drukker worden bezocht. Wanneer de bijeenkomsten drukker worden bezocht, zullen hoogstwaarschijnlijk de ervaren negatieve consequenties van het topsporttraject afnemen bij de ouders van talentvolle sporters. Hierdoor worden de talentvolle sporters optimaal voorbereid om het hoogste podium te halen en is de kans groter dat de ambitie van NOC*NSF behaald wordt.

(10)

3. T

HEORETISCH

KADER

In dit hoofdstuk wordt relevante literatuur besproken wat is ontstaan uit de problematiek zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Dit theoretisch kader is opgebouwd uit definities van begrippen die in het onderzoek centraal staan. Verder wordt er toegewerkt naar modellen die gebruikt worden in het onderzoek. In dit kader is beschreven hoe de deelname bij evenementen/bijeenkomsten verhoogd kan worden waarbij gedragsverandering een rol speelt. Ook wordt er ingegaan op het begrip communicatie en wordt er gekeken naar basisbehoeften om ouders te motiveren om naar de bijeenkomsten te gaan.

3.1. D

EELNAMEBIJEENKOMSTEN

Deze paragraaf bestaat uit drie onderdelen waarbij beschreven wordt dat wanneer mensen niet naar bijeenkomsten komen er gedragsverandering plaats moet vinden. Zodoende wordt het ASE-model uitgewerkt en worden er barrières en motieven beschreven wat betreft het wel of niet gaan naar de bijeenkomsten.

3.1.1. D

EELNAME VERHOGENBIJEVENEMENTEN

/

BIJEENKOMSTEN

Organisaties geven regelmatig bijeenkomsten voor bepaalde doelgroepen. Redenen kunnen zijn dat het bedrijf informatie wil overbrengen aan de doelgroep, ideeën uit wil wisselen of mensen wil aanzetten tot een bepaalde actie (Lieshout & Schuitemaker, z.j.). SportZeeland heeft als doel met de bijeenkomsten ouders van kinderen met een talentenstatus te informeren over het topsporttraject. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de doelgroep het belang erkent van de bijeenkomst (Straeten, 2013). Om de deelname van ouders aan de bijeenkomsten te verhogen zal het belang bij de ouders aanwezig moeten zijn.

Om ervoor te zorgen dat de doelgroep naar de bijeenkomst komt, moet de doelgroep een bepaalde betrokkenheid voelen en het gevoel hebben dat ze iets missen als ze niet naar de bijeenkomsten gaan (Straeten, 2017; Encontent, 2017). De ouders moeten zodoende het gevoel hebben dat ze informatie missen over het topsporttraject wanneer ze niet bij de bijeenkomsten aanwezig zijn. Een bijeenkomst verzorgen waar veel mensen op af komen kan soms nog lastig zijn. Het doel is om de doelgroep te verleiden tot gedragsverandering waarin ze hun ‘nee’ veranderen in een ‘ja’ (Straeten, 2013).

3.1.2. ASE-M

ODEL

Bij ouders van talentvolle sporters die niet naar de bijeenkomsten over de leerlijnen gaan, is het zinvol om uiteindelijk gedragsverandering te laten plaatsvinden. Om te zorgen voor gedragsverandering kan gebruik gemaakt worden van het ASE-model. Het ASE-model is een model dat kan ondersteunen bij deze gedragsverandering, om er zo voor te zorgen dat de ouders de bijeenkomsten wel gaan bijwonen. Het doel van dit onderzoek is niet het zorgen voor deze gedragsverandering maar zijn de barrières, die voortkomen in dit model, van belang omdat ouders nu het gedrag vertonen dat zij de bijeenkomsten niet bijwonen.

(11)

Figuur 1: ASE- model (Vries, Dijkstra & Kuhlman, 1988)

Bij het ASE-model wordt er onderscheid gemaakt tussen Attitude (A), Sociale invloed (S) en Eigen effectiviteit (E). Wanneer er op deze drie componenten positief wordt ingespeeld, wordt de kans verhoogd dat het gedrag zal veranderen (Vries, Dijkstra & Kuhlman, 1988). Het model begint bij ‘externe variabelen’. Deze variabelen beïnvloeden de attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. ‘Attitude’ is de houding van de persoon ten opzichte van een bepaald onderwerp, in dit geval de bijeenkomsten over de leerlijnen. De attitude ontstaat doordat ouders positieve en/of negatieve ervaringen hebben gehad bij het volgen van de bijeenkomsten. Ook komt de attitude tot stand door gewoonten en overtuigingen (Allesoversport, 2015). Bij ‘sociale invloed’ is het van belang hoe personen uit de omgeving denken over het gewenste gedrag. De component ‘eigen effectiviteit’ heeft betrekking op het geloven in het eigen kunnen, het zelfvertrouwen (Vries, Dijkstra & Kuhlman, 1988). In dit onderzoek is deze component niet echt van toepassing. De beschreven componenten bepalen de intentie om wel of niet naar de bijeenkomst te gaan. Het getoonde gedrag wordt uiteindelijk bepaald door vaardigheden en barrières. Deze barrières verwijzen naar de onmogelijkheden om het voornemen om te zetten in bepaald gedrag. De barrières die de ouders ervaren om de bijeenkomsten niet bij te wonen zullen moeten worden omgezet in vaardigheden. In dit onderzoek wordt ingezoomd op de barrières die ouders ervaren met betrekking op de bijeenkomsten over de leerlijnen.

3.1.3. B

ARRIÈRES ENMOTIEVEN

Om de doelgroep in de toekomst beter te bereiken, is het van belang om te weten waarom mensen niet naar een bijeenkomst gaan. Uit onderzoek blijkt dat mensen die bijeenkomsten niet bezoeken hiervoor verschillende redenen hebben (Menko, Smulders & Leeuwen, 2018). Onder andere de locatie en het tijdstip van de bijeenkomst kunnen een belemmering zijn om niet naar de bijeenkomst te komen. Ook geeft men vaak de voorkeur aan een bijeenkomst dicht bij huis. Tevens blijkt dat verkeerde promotie ook kan zorgen voor een barrière (Menko et al., 2018). Wanneer de doelgroep niet op de goede manier wordt geïnformeerd, kan het zo zijn dat zij niet van de bijeenkomst af weet of dat zij zich niet betrokken voelen bij het onderwerp van de bijeenkomst. Daarom is het van belang duidelijk te communiceren met de doelgroep (Jelier, 2014).

(12)

1. Mensen willen kennis en ervaring op doen

De ouders van talentvolle sporters willen graag kennis en ervaring op doen en besluiten daarom om naar de bijeenkomsten over de leerlijnen te gaan;

2. Mensen ervaren het gevoel dat het belangrijk is om naar de bijeenkomst te gaan

De ouders van talentvolle sporters zien het nut ervan in om informatie te verkrijgen over het topsporttraject;

3. Mensen leren andere mensen kennen

De ouders van talentvolle sporters vinden het interessant om andere ouders van talentvolle sporters te ontmoeten.

Deze motieven zijn van belang in dit onderzoek om te ontdekken waar het gedrag van de ouders naar toe veranderd moet worden.

3.2. C

OMMUNICATIE

In deze paragraaf wordt beschreven wat communicatie is en hoe het communicatieproces tussen de zender en ontvanger verloopt. In dit proces wordt er ingegaan op verschillende soorten ruis wat de boodschap kan verstoren. Verder worden de aspecten voor goede communicatie beschreven.

3.2.1. D

EFINIËRING COMMUNICATIE

Het begrip communicatie kent geen eenduidige definitie vanuit de literatuur. Hoeben et al. (2013) formuleren dat er bij communicatie sprake is van uitwisseling van informatie over situaties, gebeurtenissen, gedachten of gevoelens. De schrijvers Bont en Latten (2011) definiëren communicatie als een proces, waarin de zender met een bepaald doel informatie van welk aard dan ook doorgeeft aan een ontvanger, die deze informatie op de een of andere manier verwerkt. Bij deze definitie houdt communicatie in dat de zender (SportZeeland) informatie wil overbrengen aan een ontvanger (ouders van talentvolle sporters). SportZeeland kan door feedback van de ouders de effectiviteit van de communicatie beoordelen.

3.2.2. C

OMMUNICATIEPROCES

In het communicatieproces kan ruis optreden. Dit is een storing in de communicatiestroom van de zender naar de ontvanger (Bont & Latten, 2011). In figuur 2 staat weergegeven waar de communicatie mis kan gaan. De zender geeft een boodschap door aan de ontvanger. Als een ruis optreedt kan het zijn dat de boodschap niet goed aankomt bij de ontvanger. Wanneer er niet goed gecommuniceerd wordt, kan dit gevolgen hebben voor de belangen van de ontvanger (Hoeben et al., 2013). De feedback houdt in dat de zender moet controleren of de boodschap goed is overgekomen bij de ontvanger.

(13)

Figuur 2: Eenvoudig communicatieproces (Bont & Latten, 2011)

SportZeeland heeft toegang tot het ‘Topsport monitoring Systeem’. In dit systeem staan alle talentvolle sporters uit Nederland die een talentenstatus hebben (gehad). Hierin kan gefilterd worden op de talentvolle sporters uit Zeeland. Ook staan hier alle gegevens in om contact op te nemen met de ouders. Zodoende wordt er een boodschap gestuurd naar de ouders waarin vermeld staat dat ze worden uitgenodigd voor de bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid. Hoogstwaarschijnlijk zitten er storingen in dit communicatieproces die ruis veroorzaken, aangezien meerdere ouders de bijeenkomsten nog niet bezoeken. Een voorbeeld van een ruis is dat de sportbonden de contactgegevens niet altijd up-to-date houden, waardoor sommige ouders de uitnodiging niet ontvangen.

Wanneer de ontvangst van de boodschap wordt verstoord of vertekend, wordt dit een ruis genoemd. Dit is bijna nooit helemaal te vermijden. Er worden vier verschillende vormen van ruis beschreven (Molen, Hommes & Kluijtmans, 2016):

1. Fysieke ruis

De fysieke ruis heeft als oorzaak dat alle signalen van buitenaf die de communicatie bemoeilijken of onmogelijk maken doordat het spreken, luisteren, kijken of voelen wordt beïnvloed;

2. Fysiologische ruis

Deze ruis heeft betrekking op lichamelijke barrières bij de zender of ontvanger. De boodschap komt niet goed aan bij de ontvanger door bijvoorbeeld problemen met het gezichtsvermogen;

3. Psychologische ruis

Deze ruis omvat vooroordelen die ervoor zorgen dat de boodschap niet goed aankomt. Wanneer er door de ouders gedacht wordt dat SportZeeland bij de bijeenkomsten niks interessants kan vertellen, zal de boodschap niet goed overkomen;

4. Semantische ruis

Wanneer er gebruik wordt gemaakt van moeilijke vaktaal zal de boodschap bij de ouders niet goed aankomen. Deze moeilijke vaktaal kan zich voordoen in de e-mail die wordt verstuurd naar de ouders met de uitnodiging voor de bijeenkomsten.

In dit onderzoek gaat het om de informatievoorziening voorafgaand aan de bijeenkomst. Daarom zijn de psychologische en semantische ruis in dit onderzoek van toepassing.

Als de zender een boodschap wil overbrengen aan de ontvanger dan moet het doel duidelijk zijn. Is dit niet het geval bestaat de kans dat het proces al start met een ruis waardoor de boodschap zelden aan zal komen. De ontvanger moet de informatie begrijpen via een duidelijke boodschap. Het is van belang dat de zender weet hoe de informatie is overgekomen. De zender zal dit moeten controleren door te achterhalen of de informatie is overgekomen (Bont & Latten, 2011). Bij SportZeeland is de feedback onder andere de opkomst bij de bijeenkomsten. Ook kan SportZeeland de ouders bellen na het versturen van de informatieve e-mail.

(14)

3.2.3. C

OMMUNICATIE MODELVOORGOEDECOMMUNICATIE

Om nog duidelijker in beeld te krijgen wat de sterke en zwakke punten zijn van de boodschap tussen de zender en ontvanger, is het zinvol om een analysemodel te gebruiken (Steehouder et al., 2016). De functie als zender en ontvanger kan tijdens de communicatie veranderen. Wanneer er iets gezegd wordt, kan de ontvanger iets terug willen zeggen waardoor de ontvanger verandert in de zender. Dit analysemodel heeft als uitgangspunt dat informatie-uitwisseling moet bestaan uit vier aspecten (Steehouder et al., 2016):

Figuur 3: Vier aspecten van uiting (Steehouder et al., 2016)

1. Referentieel aspect

Het referentiele aspect van een boodschap is een inhoudelijke zakelijke mededeling. Dit aspect betreft het onderwerp van uiting en wat hierover gezegd wordt. Zodoende zal de inhoud van de uitnodiging duidelijk moeten zijn bij de ouders;

2. Expressief aspect

Dit aspect betreft het doel van de uiting. De boodschap die gegeven wordt, bevat meestal ook berichten die iets zeggen over de zender. De zender drukt een bepaald gedrag uit over de gemoedstoestand en de denkwereld;

3. Relationeel aspect

Dit aspect gaat over de relatie tussen de zender en ontvanger. De manier waarop de zender tegen de ontvanger aankijkt speelt hier een rol. Wanneer de ouders een goede relatie hebben met SportZeeland zullen zij op een positieve manier aankijken tegen SportZeeland;

4. Appellerend aspect

Het appellerend aspect heeft betrekking op het doel van de boodschap. Het is een oproep naar de ontvanger om iets te doen of te laten. Het doel zal daarom duidelijk beschreven zijn in de uitnodiging waardoor de ouders de beslissing maken om wel of niet naar de

bijeenkomst te gaan.

Ook bij deze aspecten beperkt dit onderzoek zich tot de informatievoorziening voorafgaand aan de bijeenkomst.

Samenspel van de hierboven genoemde aspecten is van belang om goede communicatie te hebben. Uit dit analysemodel komt naar voren dat de zender ervoor moet zorgen dat de gekozen inhoud goed overkomt met deze vier aspecten. De ontvanger moet ervoor zorgen dat de gegeven uitingen van de zender goed worden opgevat (Steehouder et al., 2016).

3.3. W

ENSENENBEHOEFTEN

In deze paragraaf wordt de definitie beschreven van wensen/behoeften. Daarna wordt ingegaan op de drie basisbehoeften om ouders te motiveren om naar de bijeenkomsten over de leerlijnen te gaan.

(15)

3.3.1. D

EFINIËRING WENSENENBEHOEFTEN

Het is van belang om de wensen en behoeften van de klant vast te stellen, om diensten en producten te ontwikkelen die daaraan voldoen (Verhage, 2004). Voor SportZeeland is het van belang om te weten wat de wensen en behoeften zijn van de ouders van de talentvolle sporters wat betreft de bijeenkomsten over de leerlijnen. Wanneer dit bekend is weet SportZeeland of de leerlijnen aansluiten op deze wensen en behoeften. Behoefte wordt gedefinieerd als het idee van een individu dat het hem aan iets ontbreekt (Kotler, Armstrong, Wong & Saunders, 2009). De definitie van wensen wordt omschreven als de concrete vorm die een behoefte aanneemt in een bepaalde cultuur en persoon (Kotler et al., 2009). Wanneer de consument een voorkeur heeft voor een specifiek product of dienst, wordt er gesproken van een wens. De termen ‘voorkeur’ en ‘verlangen’ worden dan ook nauw verbonden met de term wens (Verhage, 2004).

3.3.2. B

ASISBEHOEFTEN

Om ouders van talentvolle sporters te motiveren naar de bijeenkomsten over de leerlijnen te komen, beschrijven Deci & Ryan (2000) dat de basisbehoeften ‘competentie’, ‘verbondenheid’ en ‘autonomie’ dit kunnen bevorderen.

3.3.2.1. Competentie

De behoefte aan ‘competentie’ zorgt ervoor dat mensen op zoek gaan naar uitdagingen die optimaal zijn voor de ontwikkeling van hun capaciteiten (Ryan & Deci, 2002). Deze behoefte heeft geen betrekking op het verlangen naar het beschikken over vaardigheden of capaciteiten maar op het verlangen naar het ervaren van vertrouwen in de effectiviteit van het eigen kunnen. Zo beschrijven Ryan en Deci (2002) de basisbehoefte ‘competentie’ als: ’’het gevoel effectief te zijn, capaciteiten te kunnen inzetten en deze te ervaren in de interactie met de sociale omgeving’’.

Een voorbeeld van een bijeenkomst die georganiseerd wordt voor de ouders heeft als thema ‘Topsportleefstijl’. De sporter die een topsporttraject aangaat kan niet op eigen kracht de top behalen. Het onderzoek van Elling (2011) bevestigd dat de rol van de ouders zeer belangrijk is. Ouders kunnen positief en negatief gedrag vertonen tegenover hun kind (Gould, Lauer, Rolo, Jannes & Pennisi, 2006). Financiële en sociaal-emotionele steun wordt gezien als positieve steun. Onder negatieve steun wordt verstaan dat de ouders het winnen voorop stellen en onrealistische verwachtingen hebben van het kind. Tijdens de bijeenkomsten wordt dan ook ingegaan op onder andere deze onderwerpen. Ouders die de behoefte ‘competentie’ voelen, zijn succesvol in het uitvoeren van taken om hun kind goed te begeleiden. Door het bijwonen van deze bijeenkomsten kan dit gevoel versterkt worden.

3.3.2.2. Verbondenheid

De behoefte aan ‘verbondenheid’ heeft betrekking op het hebben van een positieve relatie en betrokkenheid met anderen. Het gevoel hebben dat men een veilige verbinding met andere personen heeft en een eenheid ervaart, staat centraal bij deze behoefte (Ryan & Deci, 2002). Ouders van talentvolle sporters die de behoefte ‘verbondenheid’ voelen, zullen goed contact hebben met SportZeeland. Ook zullen ze verbondenheid voelen met andere ouders van Talenvolle sporters en voelen zich zodoende niet eenkennig. In paragraaf 3.2.2 staat beschreven dat er ‘ruis’ kan zijn in de communicatie tussen SportZeeland en de ouders. Wanneer deze ‘ruis’ er is, zal de verbondenheid ook niet optimaal zijn. Hierdoor zal de motivatie om naar de bijeenkomsten te gaan niet hoog zijn. Wanneer de communicatie goed verloopt door middel van de vier aspecten genoemd in paragraaf

(16)

De behoefte aan ‘autonomie’ duidt op het ervaren van zelfbepaling. Centraal staat de eigen wil, het zelf maken van keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid. Hoe hoger de ervaring van de basisbehoefte autonomie, hoe meer de mens handelt in overeenstemming met de eigen behoeften en waarden (Ryan & Deci, 2002). Ouders die de behoefte ‘autonomie’ ervaren, voelen zich vrij om zelf te bepalen welke keuzes ze maken. Zij voelen zich niet gedwongen om bepaalde acties te doen die wordt verwacht van andere. Zodoende moeten de ouders zich vrij voelen om naar de bijeenkomsten te komen. Zij moeten zelf de betrokkenheid voelen om naar de bijeenkomsten te gaan, zoals beschreven staat in paragraaf 3.1.1. Wanneer dit niet het geval is, zullen er andere prioriteiten gesteld worden.

3.4. S

AMENVATTING

Om de deelname voor de bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid te verhogen, is het relevant dat de ouders van talentvolle sporters het belang inzien om aanwezig te zijn. Daarnaast moeten de ouders het gevoel hebben dat zij informatie missen wanneer zij niet aanwezig zijn. Om voor gedragsverandering bij de ouders te zorgen waardoor ze hun ‘nee’ veranderen in een ‘ja’, is het van belang om eventuele barrières weg te nemen. Voorbeelden hiervan zijn het tijdstip en locatie van de bijeenkomst. Een andere eventuele belangrijke barrière is dat de ouders niet op de goede manier wordt geïnformeerd. Daarom is het van belang om te onderzoeken hoe de communicatie ervaren wordt tussen SportZeeland en de ouders van talentvolle sporters.

Het hebben van goede communicatie is nodig om ervoor te zorgen dat de ouders de bijeenkomsten bijwonen. Zodoende moeten er verschillende soorten ruis worden voorkomen en moet de communicatie bestaan uit verschillende aspecten. De boodschap moet inhoudelijk goed zijn waarbij het doel duidelijk wordt omschreven. Ook moet de relatie tussen SportZeeland en de ouder goed zijn. Daarnaast is het van belang dat de uiting van de boodschap een positief beeld creëert over SportZeeland en de aantrekkelijkheid van de bijeenkomsten.

Wanneer de relatie tussen SportZeeland en de ouders goed is en daarbij ook nog goede communicatie is, zal de basisbehoeften ‘verbondenheid’ gevoeld worden bij de ouders. Om in te spelen op verschillende basisbehoeften zullen ouders meer gemotiveerd worden om naar de bijeenkomsten over de leerlijnen te gaan. Een andere basisbehoeften is ‘competentie’. Wanneer de ouders zich competent voelen, zullen zij zich succesvol voelen in het uitvoeren van taken om hun kind goed te begeleiden. Wanneer de competentie ‘autonomie’ gevoeld wordt, voelen de ouders zich vrij om zelf te bepalen welke keuzes ze maken. Zo moeten zij zelf de betrokkenheid voelen om naar de bijeenkomsten te gaan.

4. M

ETHODE

In dit hoofdstuk is beschreven op welke manier antwoord wordt gegeven op de probleemstelling. De methode schetst hoe het onderzoek vorm heeft gekregen. Ook wordt er ingegaan op de betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid van dit onderzoek.

(17)

4.1. O

NDERZOEKSSTRATEGIE

De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: ‘Hoe kan SportZeeland ervoor zorgen dat de

bijeenkomsten over de leerlijnen vanuit CTO Zuid drukker bezocht worden door ouders van talentvolle sporters?’ Om antwoord te kunnen geven op deze vraag is er gebruik gemaakt van kwalitatief

onderzoek. In dit onderzoek was het van belang om de ervaringen en belevingen van de ouders van talenvolle sporters uit Zeeland te onderzoeken. Dit sluit aan bij kwalitatief onderzoek (Verhoeven, 2014).

4.2. D

ATAVERZAMELINGSMETHODE

De data voor dit onderzoek zijn verzameld door middel van interviews, welke nauwkeurig zijn afgenomen aan de hand van een topiclijst. Hierin staan verschillende onderwerpen, die zijn voortgekomen uit het theoretische kader en de vraagstelling van het onderzoek. Zodoende heeft de topiclijst gediend als uitgangpunt bij het interview (Verhoeven, 2014). De topiclijst is weergegeven in bijlage 2. De interviews die zijn afgenomen waren semigestructureerd. Dit houdt in dat bij iedere respondent dezelfde topics zijn besproken maar dat er ook ruimte was voor diepgang bij bepaalde onderwerpen (Gratton, Jones & Robinson, 2011). Hierdoor had de onderzoeker de mogelijkheid om dieper in te gaan op bepaalde vragen, wanneer dit van belang was voor het onderzoek.

De drie geformuleerde deelvragen zijn beantwoord aan de hand van de interviews. Doordat de gegevens zijn verwerkt, kan er antwoord gegeven worden op de deelvragen.

4.3. O

NDERZOEKSPOPULATIE

Volgens Baarda (2009) bestaat de onderzoekspopulatie uit alle eenheden waarover een uitspraak gedaan wordt na het onderzoek. In dit onderzoek bestaat de populatie uit ouders van talentvolle sporters uit Zeeland die een talentenstatus hebben. Momenteel zijn er 72 Zeeuwse sporters met een talentenstatus. Er vanuit gaande dat de sporter uit een gezinssituatie komt met beide ouders, zijn er 144 ouders van talentvolle sporters. De populatie kan mogelijk kleiner zijn in verband met ouders die uit beeld geraakt zijn (overleden, gescheiden, et cetera.).

4.4. O

NDERZOEKSEENHEDENENRESPONDENTEN

De beoogde populatie, 144 ouders, is van dusdanige grootte dat er is gekozen om een deel hiervan te laten deelnemen aan het onderzoek. Het is namelijk niet mogelijk om alle eenheden te onderzoeken aangezien dat teveel tijd in beslag neemt. Daarom is er gekozen voor een steekproef. Bij dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een selecte steekproef. Dit wil zeggen dat er specifiek mensen uitgekozen zijn waarbij het interview wordt afgenomen (Verhoeven, 2014). De contactgegevens van de ouders zijn het uit het ‘Topsport monitoring Systeem’ gehaald. In eerste instantie zijn er e-mails verstuurd met de uitnodiging om deel te nemen aan het onderzoek. Omdat er minder respons was dan voorspeld, zijn er vier respondenten telefonisch benaderd. De oorzaak hiervan komt waarschijnlijk doordat de e-mailadressen in het systeem niet altijd kloppend zijn met de e-mailadressen van de ouders van talentvolle sporters.

Momenteel zijn er in Zeeland 72 Zeeuwse sporters met een talentenstatus. Omdat het aantal sporters per beoefende sport jaarlijks verandert is ervoor gekozen om ouders van verschillende

(18)

vragen antwoord gegeven kon worden, zijn er daarnaast ook ouders geselecteerd die al wel bijeenkomsten hadden bijgewoond. Zodoende waren enkele ouders die geïnterviewd zijn regelmatig aanwezig bij de bijeenkomsten over de leerlijnen. Andere ouders hadden nog nooit contact gehad met SportZeeland en hebben nog geen bijeenkomst bijgewoond vanuit CTO Zuid bij SportZeeland.

Bij kwalitatief onderzoek staat het begrip saturatie centraal. Dit wil zeggen dat het onderzoek doorgaat met de dataverzameling, totdat er geen nieuwe informatie meer bijkomt (Baarda, 2009). In dit onderzoek is de saturatie bereikt na negen interviews.

Exclusiecriteria:

 Kinderen van de bevraagde ouders woonachtig in Zeeland.

Inclusiecriteria:

 Ouders van een Zeeuwse sporter met een talentenstatus van verschillende sportbonden.  Ouders van een Zeeuwse sporter met een talentenstatus die de Nederlandse taal beheersen.  Ouders van een Zeeuwse sporter met een talentenstatus waarvan de juiste contactgegevens

staan in het ‘Topsport Monitoring Systeem’.

4.5. O

NDERZOEKSINSTRUMENTEN

In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van interviews. De operationalisatie is gedaan door kernbegrippen uit de hoofd- en deelvragen uit te werken in het theoretisch kader. Om antwoord te kunnen geven op de deelvragen zijn deze vragen verdeeld in bijbehorende elementen. Deze bijbehorende elementen zijn verwerkt in het theoretisch kader waarbij er uit de literatuur werkzame factoren zijn ontstaan. Deze factoren zijn bevraagd tijdens de interviews. De operationalisatie staat weergegeven in bijlage 1 met hierin vermeldt de bijbehorende elementen en werkzame factoren. Vanuit de literatuur uit het theoretisch kader is de topiclijst opgesteld. In bijlage 2 is de topiclijst toegevoegd. De topics en sub-topics zijn gebaseerd op het theoretisch kader.

De interviews zijn opgenomen met een dictafoon. Het interview bestond uit 23 vragen, afwisselend met open en gesloten vragen. Omdat het een semigestructureerd interview was, is de onderzoeker hier van afgeweken. De vragen hadden betrekking op de bekendheid van de bijeenkomsten over de leerlijnen, de communicatie tussen SportZeeland en de ouders. Tot slot zijn de wensen en behoeften van de ouders, over de inhoud van de bijeenkomsten over de leerlijnen, in kaart gebracht.

4.6. D

ATA

-

ANALYSE

De interviews die zijn afgenomen zijn, nadat de respondenten toestemming hadden gegeven, opgenomen met een dictafoon. Vervolgens zijn de interviews aan de hand van deze opnames uitgetypt en ontstond er een transcript (Baarda, 2009). Om de data te analyseren is er open gecodeerd. Dit wil zeggen dat de onderzoeker het gehele transcript door heeft gelezen en er labels (codes) aan heeft toegevoegd. Deze codes geven het hoofdthema aan. Dit is gebaseerd op de deelvragen die zijn geformuleerd. De labels komen grotendeels overeen met de bijbehorende elementen die beschreven staan in de operationalisatie. De andere beschreven labels zijn ter sprake gekomen doordat het een semigestructureerd interview was. Vervolgens is er axiaal gecodeerd. In dit proces zijn er overkoepelende codes gemaakt. Dit zijn koepels die ontstaan zijn door de antwoorden van de respondenten. De laatste fase is het selectief coderen. Hierbij is gebruik gemaakt van de overkoepelende codes waarbij relaties en verbindingen zijn gelegd met de uitgekomen data en het onderzoek (Baarda, 2009). In verband met privacy, zijn de opnames direct verwijderd wanneer de gegevens waren verwerkt.

(19)

4.7. B

ETROUWBAARHEID

Het is mogelijk dat tijdens een onderzoek ‘toevallige fouten’ worden gemaakt. Wanneer een onderzoek zo min mogelijk ‘toevallige fouten’ heeft, is de betrouwbaarheid hoger (Verhoeven, 2014). Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te verhogen, is er gebruik gemaakt van ‘Peer Feedback’. Hierbij is er aan collega’s van SportZeeland gevraagd om de resultaten van het onderzoek na te lezen (Verhoeven, 2014).

Voordat de interviews daadwerkelijk plaatsvonden, is er een proefinterview afgenomen. Vervolgens is dit interview geanalyseerd en is de conclusie getrokken dat er geen overbodige informatie weggehaald moest worden (Verhoeven, 2014).

4.8. V

ALIDITEIT

Validiteit staat voor de geldigheid van het onderzoek, oftewel het waarheidsgehalte van het onderzoek (Verhoeven, 2014). Wanneer een onderzoek valide is, wil dit zeggen dat er geen systematische fouten zijn gemaakt. Het is daarom van belang om de validiteit zo hoog mogelijk te maken. Door een operationalisatie van de hoofd- en deelvragen is de validiteit van dit onderzoek verhoogd. Verder is er gebruik gemaakt van een topiclijst die gebaseerd is op het theoretisch kader en zodoende meet wat er gemeten moet worden (Baarda, 2009).

4.9. B

RUIKBAARHEID

De bruikbaarheid van een onderzoek geeft aan in hoeverre de resultaten in de praktijk kunnen worden toegepast. In dit onderzoek is de bruikbaarheid verhoogd door regelmatig contact op te nemen en duidelijke afspraken te maken met de opdrachtgever SportZeeland. Uiteindelijk zijn er nog enkele aanbevelingen geformuleerd voor SportZeeland die zij indien gewenst kunnen toepassen in de praktijk.

4.10. E

THISCHEVERANTWOORDING

Voorafgaand aan het onderzoek is aan iedere respondent gevraagd of zij willen deelnemen aan dit onderzoek. Wanneer de respondent toestemming had gegeven om deel te nemen was dit op vrijwillige basis. Ook is er vooraf gevraagd of er een geluidsopname gemaakt mocht worden. Dit is vastgelegd doormiddel van een toestemmingsformulier die de respondenten hebben ondertekend (zie bijlage 4). Bij twee respondenten is het interview telefonisch afgenomen. Omdat zij het toestemmingsformulier niet konden ondertekenen, hebben zij telefonisch akkoord gegeven.

5. O

NDERZOEKSRESULTATEN

(20)

5.1. G

EGEVENSRESPONDENTEN

Bij dit onderzoek zijn er in totaal negen respondenten geïnterviewd. In tabel 1 is een overzicht weergegeven van de kenmerken van de respondenten. Er zijn vier respondenten geïnterviewd die nog geen communicatie hebben gehad met SportZeeland over de bijeenkomsten over de leerlijnen. Aan deze ouders is er uitgelegd wat SportZeeland kan betekenen op gebied van de bijeenkomsten.

Tabel 1: Overzicht van de kenmerken van de respondenten

Respondent Geslacht ouder(s) Sport Contact met SportZeeland over de bijeenkomsten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Vrouw Vrouw Vrouw & Man

Vrouw Vrouw Man Man Vrouw Man Zeilen Rugby Wegwielrennen Zeilen Handbal Mountainbike Judo Mountainbike Waterpolo Nee Nee Ja Ja Nee Ja Ja Ja Nee

5.2. C

ODEERPROCES

Zoals aangegeven in paragraaf 4.6 wordt er in dit kwalitatief onderzoek gecodeerd om de verkregen data te analyseren. Een overzicht met de belangrijkste thema’s staat weergegeven in bijlage 3 en dient als basis voor het vervolg van deze paragraaf. Aan de hand van de belangrijkste thema’s worden de resultaten van het onderzoek per deelvraag behandeld.

(21)

5.3. R

ESULTATENNAARAANLEIDINGVANDEDEELVRAGEN

Om het zo overzichtelijk mogelijk te houden, worden de resultaten van het onderzoek in deze paragraaf per deelvraag besproken. De deelvragen zelf zijn onderverdeeld in topics, zodat alle belangrijke onderdelen aan bod komen.

5.3.1. R

ESULTATEN DEELNAMEBIJEENKOMSTEN

5.3.1.1. Belang erkennen

Als het gaat om de belangstelling voor de bijeenkomsten zijn de respondenten opvallend eensgezind. Van de vijf respondenten die in contact zijn gekomen met SportZeeland, vindt 89% dat de bijeenkomsten voldoende inhoud en diepgang hebben. Van de vijf respondenten die al minimaal één keer een bijeenkomst hebben bijgewoond, wordt hierdoor het belang ervaren bij iedere respondent om aanwezig te zijn bij de bijeenkomsten. Vooral in de periode dat de ouders net met het topsporttraject in aanraking komen hebben zij behoefte aan extra informatie over de begeleiding van hun zoon/dochter. Dit kan betrekking hebben op de reactie van ouders op hun kind bij bepaalde situaties. De manier waarop gereageerd wordt is van groot belang voor de prestaties van het kind. Deze uitleg wordt bij de bijeenkomsten als zeer belangrijk ervaren. Daarnaast vinden de ouders het belangrijk om verhalen te horen van erkenning bij andere ouders. Dit omdat er ervaren wordt dat topsport een wereld is waarbij veel verandering in het gezin plaatsvindt. Wanneer het gezin al enige tijd in het topsporttraject zit, is de kans aanwezig dat er minder belangstelling voor de bijeenkomsten is.

‘‘Ja zeker zie ik het belang er van in. En zeker als je nog niet echt op de hoogte bent dan is het wel belangrijk om het aan te bieden. Maar als je al een aantal keren geweest bent en je hebt ze gevolgd en je zit in het

traject al een tijdje, dan groei je er ook vanzelf in.’’(Respondent 7, 2019)

De respondent die het belang van de bijeenkomsten niet in ziet, heeft verwachtingen gehad die SportZeeland niet kon waarmaken. Deze verwachtingen moesten waargemaakt worden door andere organisaties waar SportZeeland geen invloed op had. Een voorbeeld van een organisatie is ‘atb Team X-treme’. Dit is een Zeeuwse mountainbike vereniging waar de twee zoons van deze respondent lid van waren. Omdat de zoons een talentenstatus kregen van de sportbond konden ze buitenom deze vereniging ook voor diensten bij SportZeeland terecht. Zo zijn de verwachtingen van de respondenten van deze twee organisaties door elkaar gehaald en werden er diensten van SportZeeland verwacht die zij niet konden waarmaken. Dit is niet goed overgekomen toentertijd bij de respondent. Dit is de reden waarom deze respondent de bijeenkomsten niet bijwoont. De andere vier respondenten die nog geen bijeenkomst hebben bijgewoond, hadden graag eerder geïnformeerd willen worden over de inhoud van de bijeenkomsten. Zij zien nu namelijk wel het belang ervan in om hier aanwezig te zijn. De reden van hun afwezigheid is het feit dat zij nooit eerder een uitnodiging ontvingen vanuit SportZeeland. De zoon van één van de respondenten heeft zelfs al acht jaar een talentenstatus, terwijl de ouders nog nooit van de bijeenkomsten van CTO Zuid bij SportZeeland hadden gehoord.

Van de respondenten heeft 56% het gevoel informatie te missen als zij niet bij de bijeenkomsten aanwezig zijn. Want ondanks dat sommige respondenten al voldoende kennis denken te hebben over het topsporttraject, leren ze toch elke keer weer iets nieuws. Een voorbeeld hiervan is de begeleiding van het kind in het traject door de ouders. Tijdens de bijeenkomsten wordt er besproken over de manier hoe ouders het beste kunnen communiceren met het kind over de behaalde resultaten. Deze informatie missen de ouders die niet aanwezig zijn.

(22)

gaan is voor velen de sociale contacten. Het leven als ouder van een talenvolle sporter kan erg eenzaam zijn. Er moeten immers regelmatig uitjes en verjaardagen worden afgezegd vanwege de sport. Hierdoor kunnen de sociale contacten verminderen. Daarom is het fijn om op een bijeenkomst met ouders van andere topsporters te praten en verhalen van erkenning te delen.

‘‘Ja, op zich had ik zeker wat aan de bijeenkomst die ik gevolgd heb. De verhalen van de erkenning zijn ook van belang. Andere ouders die dan ook dezelfde problemen hebben of niet.’’ (Respondent 4, 2019) De respondenten hebben een open houding ten opzichte van de bijeenkomsten; ze zien het belang ervan in en halen er nuttige informatie uit. Ook hun sociale omgeving staat er positief tegenover. Deze componenten, open houding en de sociale omgeving, zijn van invloed op de gedrag om wel naar de bijeenkomsten te gaan.

5.3.1.2. Barrières

In dit onderzoek zijn barrières met betrekking tot het deelnemen aan de bijeenkomsten onderzocht. Voor 67% van de respondenten is kostbare tijd een belangrijke barrière. Zo vinden de bijeenkomsten vaak plaats in de avonden dat men naar een training moet rijden of in de kostbare vrije tijd. Dit laatste is namelijk erg zeldzaam bij ouders van een kind in het topsporttraject. Ze vullen vrije tijd liever op een andere manier in. Van de Respondenten noemt 22% het ‘denken voldoende kennis te hebben om een kind te kunnen begeleiden’ als een belangrijke barrière en zegt 11% dat de lage opkomst bij de bijeenkomsten hen ervan kan weerhouden om (nog) eens te komen.

‘’Als ik zou weten of er één of drie mensen aanwezig zouden zijn, zou ik de moeite niet nemen. Maar als je echt met meerdere mensen kan sparren zal ik het wel belangrijk vinden.’’ (Respondent 1, 2019) Omdat 56% van de respondenten regelmatig op de locatie van de sportbond aanwezig is voor bijvoorbeeld een trainingsweekend, worden ook hier de bijeenkomsten aangeboden aan de ouders terwijl de sporters actief bezig zijn. Echter is dit niet altijd het geval en moet 33% van de respondenten alsnog regelmatig naar de sportbond afreizen om de bijeenkomst bij te wonen. Nu de ouders weten dat deze bijeenkomsten ook dichter bij huis worden aangeboden, zullen ze minder snel naar de sportbond afreizen.

‘’Ik vind het zeer positief dat er steeds meer hier in Zeeland komt en dat je niet elke keer naar Eindhoven moet. Want dat was toen echt ’s avonds en dan was je laat thuis en moet je zoon nog studeren. Dat is soms

echt teveel.’’ (Respondent 3, 2019)

5.3.2. R

ESULTATEN COMMUNICATIE

5.3.2.1. Communicatie met SportZeeland

Van de respondenten heeft 44% geen communicatie gehad met SportZeeland over de bijeenkomsten. Hierdoor wisten ze niet van het bestaan van de bijeenkomsten af. De overige 56% van de respondenten geeft verschillende redenen hoe zij in contact zijn gekomen met SportZeeland; het horen van andere ‘topsport’ ouders dat SportZeeland bestond, via de projectleider van SportZeeland omdat hij als ouder actief is in de topsportwereld of via de e-mail met de uitnodiging voor de bijeenkomsten. Wanneer de respondenten eenmaal contact hebben met SportZeeland ervaren zij dat de communicatie goed verloopt en wordt de uitnodiging via de e-mail ontvangen. Mocht er buitenom deze uitnodigingen nog contact met SportZeeland nodig zijn ervaren de respondenten dat ze makkelijk contact kunnen leggen. De communicatie gaat via de e-mail, telefoon en/of WhatsApp. Bij 22% van de respondenten is er sprake van ruis waardoor de communicatie niet goed verloopt. Dit komt onder andere door vooroordelen naar aanleiding van verwachting in het verleden die SportZeeland niet kon waarmaken. Zij vinden dat SportZeeland goed werk doet maar hebben geen hoge verwachtingen meer.

(23)

‘‘Ik verwacht niks meer van de communicatie. Wat of ze doen is wel goed maar ik verwacht er niks meer van’’. (Respondent 8, 2019)

‘’Ik heb enkele keren iets aangevraagd en niks gehoord dus op een gegeven moment heb ik iets van ja, laat maar doen. Ik vraag het nu nooit meer.’’ (Respondent 6, 2019)

Bij de andere respondenten verloopt de communicatie zonder ruis en worden er een samenspel van aspecten van goede communicatie ervaren. Zo staat het onderwerp van de bijeenkomst duidelijk beschreven in de uitnodiging en is het duidelijk wat er van de ouders gevraagd wordt. Eén respondent geeft aan dat de hoeveelheid informatie soms te veel is. Dit blijkt uit een ervaring met het lezen van de uitnodiging. Een tip zou zijn om het beknopter te beschrijven. Verder geven de respondenten aan een goede relatie te ervaren met SportZeeland. De respondenten kunnen SportZeeland makkelijk bereiken door middel van e-mail, telefoon en/of Whatsapp en hier wordt snel op gereageerd. Door het laagdrempelige contact dat gelegd kan wordt uit SportZeeland een goed en professioneel gedrag richting de respondenten.

Uit de interviews blijkt dat 44% van de respondenten geen e-mails heeft ontvangen over de bijeenkomsten, doordat de contactgegevens van de ouders niet altijd in het ‘Topsport Monitoring Systeem’ vermeld staan. De sportbonden noteren in dit systeem de gegevens van de sporter met een talentenstatus, waarna het contact met SportZeeland verloopt met de sporter en niet met de ouders. Zodoende hebben sommige sporters al enkele maanden/jaren een status zonder dat de ouders in contact zijn gekomen met SportZeeland.

5.3.2.2. Communicatie met sportbond

Van de respondenten is 78% positief over de communicatie met de sportbond. Ze hebben wekelijks contact over de ontwikkeling en proces van het traject van de sporter wat verloopt via de e-mail of telefoon. Van de respondenten is 22% minder positief, zij vinden dat de sportbonden weinig informatie delen. De respondenten zijn van mening dat ze bij het begin van het topsporttraject te weinig geïnformeerd zijn hierover.

‘’Wanneer je wordt geselecteerd voor het topsporttraject, worden er enkele sporters uitgezonden voor de Europacup wedstrijden maar ja, die moet je zelf betalen. Dat doet de bond niet voor je. De bond heeft mij nooit verteld van ze gaat nu het traject in, dit en dit kan er allemaal gebeuren.’’ (Respondent 7, 2019) Van de respondenten is 78% niet door de bond ingelicht dat hun zoon/dochter een status kreeg toegewezen. Ook zijn zij niet geïnformeerd over de belasting van het topsporttraject op het dagelijks leven van de sporter en de ouder. Op de vraag of de sportbonden weten wat SportZeeland is, antwoorden de respondenten ontkennend. De sportbonden hebben de respondenten nooit ingelicht over het bestaan van SportZeeland. Eén respondent denkt dat de sportbond wel weet dat SportZeeland bestaat, omdat de projectleider van SportZeeland als ‘topsport’ ouder regelmatig contact heeft met de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU).

(24)

5.3.3. R

ESULTATEN WENSENENBEHOEFTEN

5.3.3.1. Drie basisbehoeften

Wat betreft de behoefte ‘competentie’ merken de ouders dat wanneer ze eenmaal in het traject zitten ze hun zoon/dochter goed kunnen begeleiden. Echter wordt dit gevoel aan het begin van het traject niet meteen gevoeld. Van de respondenten vermeldt 33% dat er in het begin van het topsporttraject teveel druk gelegd is op de sporter door de ouders. Van de respondenten wil 67% graag de rol van ‘de ouder’ vervullen en wenst dat een goed team, zoals de coaches vanuit de sportbond, de begeleiding van hun zoon/dochter op zich nemen. Bij de bijeenkomst over de leerlijnen wordt regelmatig met een sportpsycholoog gesproken over de manier waarop ouders hun kind kunnen begeleiden. Eén respondent vermeldt dat hij enkele maanden geleden een quiz heeft ingevuld waarbij de conclusie was dat hij het kind goed begeleidt. Wanneer hij deze quiz in het begin van het topsporttraject had ingevuld, had hij waarschijnlijk lager gescoord.

‘’Ja, op het begin leg je teveel druk op de sporter en dat moet je niet doen. Dat heeft helemaal geen meerwaarde, dat moet je gewoon loslaten. Een goeie staf van trainers is goed en wij zijn gewoon ouders om

haar te steunen.’’ (Respondent 7, 2019)

Eén respondent is bang dat zij haar zoon straks niet meer goed kan begeleiden, wanneer hij meer naar het buitenland zal moeten. Ook in deze periode wil zij graag begeleiding vanuit SportZeeland maar zij vindt het ook een taak van de sportbond om de ouders goed op de hoogte te houden.

‘‘Ja, op dit moment voel ik mij nog wel competent genoeg. Maar ik ben wel bang dat wanneer hij een stapje hoger gaat dat het lastiger wordt. Het goed advies kunnen geven van welke kant hij op moet en naar welk

team hij moet gaan. Maar ik denk dat dat ook wel een taak van de bond is.’’ (Respondent 5, 2019) Verder is er bij de communicatie al naar voren gekomen dat de relatie tussen SportZeeland en de ouders goed is als ze eenmaal contact hebben met elkaar. Van de respondenten voelt 44% zich verbonden met SportZeeland, omdat er makkelijk contact kan worden gelegd met de organisatie. Omdat 89% van de respondenten het belang van de bijeenkomsten ervan inziet, voelen ze zich autonoom. De respondenten maken zelfstandig de keuze om naar de bijeenkomsten te gaan, omdat ze zich betrokken voelen.

5.3.3.2. Bijeenkomsten

De respondenten vinden de bijeenkomsten inhoudelijk goed en zijn er geen andere wensen en behoeften. Echter vermeldt één respondent dat het misschien beter is om de bijeenkomsten per tak van sport te organiseren. Deze respondent is van mening dat dit meer interesse kan wekken bij de ouders.

5.3.3.3. Communicatie

Sommige respondenten hebben nog geen contact gehad met SportZeeland en hebben andere wensen en behoeften wat betreft de communicatie. Zo zijn zij erover eens dat SportZeeland het gezin informatie moet verstrekken over wie de organisatie wanneer de sporter een status krijgt. Dit kan schriftelijk door middel van een brief of in een persoonlijk gesprek. Zij ontvangen de informatie het liefst per telefoon omdat dit persoonlijker is en de e-mail gemakkelijk kan wegzakken in de inbox.

‘’Misschien moet je aan de voordeur beginnen om ouders te laten zien wie jullie zijn of wat je betekenen. Ook denk ik dat je mensen meer enthousiast maakt als je belt. Het is gewoon dat mensen niet meer reageren. Tijd

(25)

5.3.3.4. Consequenties verminderen

Tijd en financiën zijn negatieve consequenties die iedere respondent ervaart. Wanneer de sporters nog niet zelfstandig naar de trainingen kunnen, omdat ze nog geen rijbewijs hebben, zijn de ouders veel reistijd kwijt. Dit kan stress veroorzaken in het gezin, omdat alles precies in het schema moet passen. Door het tijdgebrek nemen de sociale contacten af, waardoor veel ouders steeds vaker verjaardagen of sociale verplichtingen moeten afzeggen. Verder blijkt uit de interviews dat het beoefenen van topsport hoge kosten met zich mee brengt. Zo heeft één respondent momenteel drie banen om het te kunnen betalen. Een andere respondent staat op het punt om te zeggen tegen de sporter dat hij er helaas mee moet stoppen vanwege financiële redenen. Van de respondenten hoopt 56% dat SportZeeland sponsoring kan regelen. Echter maken de respondenten die de bijeenkomsten bijwonen al indirect gebruik van sponsoring doordat SportZeeland deze diensten betaalt. Van de respondenten noemt 11% dat het fijn zou zijn als er een overzicht komt met de uitgaven voor de topsport van SportZeeland zodat het duidelijk is waar het geld aan besteed wordt.

(26)

6. D

ISCUSSIE

In dit hoofdstuk worden de resultaten van dit onderzoek vergeleken met de literatuur uit het theoretisch kader. Er wordt besproken in hoeverre de resultaten de beschreven literatuur bevestigen en/of verwerpen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een kritische reflectie op het onderzoeksproces.

6.1. D

ISCUSSIELITERATUURENPRAKTIJK

6.1.1. D

EELNAME BIJEENKOMSTEN

Uit het onderzoek van Elling (2011) blijkt dat het beoefenen van topsport een grote invloed heeft op het dagelijks leven van het gezin waaruit de talenten afkomstig zijn. Voor de ouders zijn er consequenties wanneer het kind aan het topsporttraject begint, waaronder minder vrije tijd vanwege het rijden naar trainingen en wedstrijden. Dit wordt bevestigd door de respondenten. Ook het rijden naar bijeenkomsten van de sportbond is tijdrovend. Het is van groot belang dat ouders de bijeenkomsten bij SportZeeland kunnen volgen, zodat ze minder tijd kwijt zijn aan reizen en de consequentie afneemt. Verder benoemen de respondenten dat het beoefenen van topsport hoge kosten met zich mee brengt en SportZeeland eventueel sponsoring kan regelen voor de sporters. Echter maken de respondenten die de bijeenkomsten bijwonen al gebruik van sponsoring omdat ze gebruik maken van de diensten die SportZeeland levert. De ouders hoeven niet voor de diensten te betalen wat als sponsoring gezien kan worden.

Om de deelname aan bijeenkomsten te verhogen, vermelden van der Straeten (2017) en Encontent (2017) dat bezoekers het gevoel moeten hebben dat ze informatie missen wanneer ze niet aanwezig zijn bij de bijeenkomsten. Dit komt grotendeels overeen met de antwoorden van de respondenten. Eén respondent ervaart dit niet zo maar is wel aanwezig vanwege het gedeelde belang met andere topsportouders. Van der Straeten (2013) beschrijft dat de bezoekers het belang moeten inzien om aanwezig te zijn. Ook komt hier de literatuur overeen met de antwoorden van de respondenten. Want 100% van de respondenten die regelmatig aanwezig zijn bij de bijeenkomsten, ervaren dit belang. Dat is dan ook meteen één van de redenen om naar de bijeenkomsten te gaan.

Om ervoor te zorgen dat de bijeenkomsten drukker bezocht worden is het belangrijk om eventuele barrières bij de ouders van talentvolle sporters weg te nemen. Uit de literatuur van Menko, Smulders en Leeuwen (2018) blijkt dat de locatie en het tijdstip mogelijke barrières kunnen vormen. In dit onderzoek wordt de locatie niet als barrière genoemd, het tijdstip daarentegen is voor velen wel een probleem. De bijeenkomsten worden regelmatig in de avonduren gepland wanneer de respondenten moeten rijden naar de trainingen van de sporter. Een andere mogelijke barrière is het niet goed informeren van de doelgroep (Menko et al., 2018). Het onderzoek van Jelier (2014) bevestigt dit doordat hij vermeldt dat goede communicatie noodzakelijk is. De barrière voor de respondenten die nog geen bijeenkomst hebben gevolgd is dan ook dat zij geen contact hebben gehad met SportZeeland. Deze respondenten zullen eerder het belang ervaren en de bijeenkomsten bijwonen wanneer ze beter worden geïnformeerd. Tot slot wordt de geringe hoeveelheid animo per bijeenkomst door 11% van de respondenten gezien als een barrière. Dit wordt echter niet bevestigd door de literatuur. Een tip vanuit de respondenten om de bijeenkomsten per tak van sport te organiseren wordt hierdoor ontkracht omdat dit niet zorgt voor meer aanwezigen. Er zijn namelijk momenteel vijftien sporten in Zeeland waarbij er per tak van sport minder dan vijf sporters een talentenstatus hebben.

Naast barrières zijn er door Leyenaar (2007) drie motieven benoemd om juist wel naar de bijeenkomsten te gaan; mensen willen kennis en ervaring op doen, mensen ervaren het gevoel dat het belangrijk is om naar de bijeenkomst te gaan en mensen leren andere mensen kennen. De antwoorden van de respondenten komen volledig overeen met de literatuur. Wanneer de respondenten naar de bijeenkomsten gaan, willen ze kennis en ervaring op doen. Daarnaast vinden ze het fijn om met andere

(27)

ouders in contact te komen en hebben ze het gevoel dat het van belang is om aanwezig te zijn bij de bijeenkomsten.

6.1.2. C

OMMUNICATIE

Goede communicatie verhoogt de deelname aan de bijeenkomsten. Daarom is er in dit onderzoek gekeken naar de huidige communicatie tussen de ouders en SportZeeland. Tijdens het communiceren tussen de zender (SportZeeland) en de ontvanger (ouders) is het mogelijk dat er een ruis ontstaat. Dit is het geval wanneer de ontvangst van de boodschap wordt verstoord of vertekend (Molen, Hommes & Kluijtmans, 2016). Uit de literatuur komen vier verschillende soorten ruis naar voren. Voor dit onderzoek zijn er twee van toepassing: psychologische en semantische ruis. Uit de resultaten blijkt dat twee respondenten een vooroordeel over SportZeeland hebben. Ze ontvangen wel de uitnodigingen maar ondernemen verder geen actie. Ze hebben geen verwachtingen meer over wat SportZeeland hen te bieden heeft, dit is een voorbeeld van psychologische ruis. De semantische ruis heeft betrekking op de moeilijke vaktaal die in de uitnodigingen van de bijeenkomsten kan worden gebruikt. Dit probleem is echter door geen enkele respondent benoemd. Het is opvallend dat twee respondenten een psychologische ruis in de communicatie ervaren door een actie dat in het verleden heeft plaats gevonden. Voorafgaand aan het onderzoek werd verwacht dat er meer ruis zou worden ervaren en dat dit voor veel ouders de reden zou zijn om niet naar de bijeenkomsten te komen. Uit de resultaten blijkt dat de communicatie goed verloopt. Dit wordt door de respondenten onderbouwd doordat de inhoud van de uitnodiging als zeer duidelijk wordt ervaren en het doel van de uitnodiging duidelijk is. Daarnaast kan er gemakkelijk contact worden gelegd met SportZeeland, waardoor een goede relatie wordt ervaren en SportZeeland een goed gedrag uit richting de respondenten. Inhoud, doelstelling, uiting van goed gedrag en relatie zijn aspecten van goede communicatie. Wanneer er samenspel is van deze aspecten, is er goede communicatie (Steehouder et al., 2016). De literatuur en praktijk komen hier met elkaar overeen.

6.1.3. W

ENSENENBEHOEFTEN

Uit de literatuur van Ryan en Deci (2002) komt naar voren dat ouders gemotiveerd kunnen worden om de bijeenkomsten bij te wonen door de basisbehoeften ‘competentie’, ‘verbondenheid’ en ‘autonomie’ te bevorderen.

De behoefte ‘competentie’ heeft te maken met het opzoek gaan naar uitdagingen die optimaal zijn voor de ontwikkeling van hun capaciteiten. Zoals vooraf gedacht, komen ouders vooral naar de bijeenkomsten om meer vertrouwen te krijgen in het begeleiden van hun zoon/dochter. De respondenten bevestigen dit. Uit de resultaten blijkt dat ouders in het begin van het topsporttraject het gevoel hebben dat ze hun kind niet goed kunnen begeleiden en daarom de bijeenkomsten bijwonen. Echter wordt dit ontkracht door één respondent, omdat zij nu in het begin van het traject, wel het gevoel heeft dat ze de sporter goed kan begeleiden maar problemen ziet wanneer de sporter verder komt in het traject. Ondanks dat ze ervaart dat zij de sporter goed kan begeleiden, vindt zij het wel interessant om de bijeenkomsten bij te wonen. De behoefte ‘verbondenheid’ wordt ervaren bij de respondenten omdat er een goede relatie is met SportZeeland. Daarnaast is er ook verbondenheid met andere ouders van talentvolle sporters omdat de respondenten het fijn vinden om verhalen van erkenning te delen met elkaar. Omdat de respondenten het belang van de bijeenkomsten ervaren en daardoor zelfstandig beslissen of ze de bijeenkomsten willen bijwonen wordt de behoefte ‘autonomie’ ervaren. Het is opvallend dat de respondenten de drie beschreven behoeften ervaren en de bijeenkomsten bijwonen. Het ontbreken van deze drie behoeften is geen reden dat ouders niet naar de bijeenkomsten gaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Voor de duikeend zijn daarom de diepte waarop de mosselen zich bevinden, het gemak waarmee ze zijn te vinden en de snelheid waarmee ze zijn door te slikken, van het

heid tot onzen lleere Jezus Christus konden komen, zonder dispuut en bezwaar, maar heelemaal zeker zouden zijn, dat wij in Hem alles vinden wat ons ontbreekt,

Dat betekent dat veel mensen in Nederland een ‘liberaal hart’ hebben, maar zich niet officieel aan de VVD verbinden.. De commissie ‘Toekomst van de VVD-structuur’ kijkt hoe

Datsun, de meest gekochtejapanse auto in Europa, heeft de Nederlandse auto-.. mobilist de laatste jaren erg goed

Sinds 2015 heeft een groep bewoners en makers uit Rotterdam West een pop-upversie van het Wijkpaleis ontwikkeld op de 1 e

geschiktheidsattest voor topsport, uitgereikt door een erkend medisch keuringscentrum.

Indien voorafgaand qan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwqqr is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, knn een verzoek om voorlopige