• No results found

De stilzwijgende zuivere aanvaarding van nalatenschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De stilzwijgende zuivere aanvaarding van nalatenschappen"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De stilzwijgende zuivere aanvaarding van

nalatenschappen

‘Een onderzoek naar de stilzwijgende zuivere aanvaarding van

nalatenschappen door de feitelijke handelingen van erfgenamen’.

Onderzoeksrapport

Student : Diederick Luijckx

Studentnummer : 1082993

Klas : RE4B

Module code : HBR-4-AS17-AS

Onderwijsinstelling : Hogeschool Leiden

Opleiding : HBO-Rechten

Afstudeerperiode : februari – juni 2020

Opdrachtgever : DAS Rechtsbijstand

Vestiging opdrachtgever : Zoetermeer

Afdeling opdrachtgever : Onroerende Zaken & Personen- en Familierecht Afstudeerbegeleiders : mw. mr. N. Sies & dhr. mr. B. den Boer

Aantal woorden : 14.906

(2)

Voorwoord

Het einde van de opleiding HBO-Rechten is in zicht en daarom is het tijd om dit tijdperk af te sluiten en het diploma in ontvangst te nemen. Hierbij krijgt u als lezer de resultaten van mijn onderzoek naar de stilzwijgende zuivere aanvaarding van nalatenschappen gepresenteerd. Ik heb dit onderzoek geschreven in opdracht van DAS Rechtsbijstand vestiging Zoetermeer, afdeling Onroerende Zaken & Personen- en Familierecht.

Ik wil graag mijn dank uitspreken aan diegenen die hebben bijgedragen aan dit

onderzoeksrapport. Allereerst wil ik het management van Hogeschool Leiden bedanken voor alle organisatie gedurende de coronacrisis waardoor ik geen studievertraging heb opgelopen. Daarnaast wil ik mijn afstudeerbegeleidster bedanken, mw. mr. N. Sies, voor haar inspanning en empathie tijdens de afstudeerbegeleiding waarbij zij altijd ruim de tijd heeft genomen om mij van feedback te voorzien. Daarnaast wil ik ook mijn onderzoeksdocent, dhr. mr. B. den Boer bedanken. Onze wandeling rondom de hogeschool heeft een fijne bijdrage geleverd aan het opzetten van de probleemanalyse. De samenwerking met de opdrachtgever en de begeleiding van mw. mr. I.S. Paans heb ik als prettig ervaren. Daarnaast hoop ik dat dit onderzoeksrapport van toegevoegde waarde is voor de organisatie. Ik wens u met het lezen van dit onderzoek veel leesplezier.

Tot slot wil ik graag mijn verdriet uitspreken vanwege het plots overlijden van mw. mr. A. Hessing. Op vrijdag 15 mei 2020 is mevrouw Hessing door een hartstilstand om het leven gekomen. Mevrouw Hessing was stagecoördinator bij de opleiding HBO-Rechten en was daarnaast docente privaatrecht met vakken als bijvoorbeeld erfrecht. Het buitengewoon

onverwachte overlijden van mevrouw Hessing heeft mij er toe gebracht mijn onderzoeksrapport aan haar op te dragen.

(3)

Samenvatting

De opdrachtgever van het onderzoek is DAS Rechtsbijstand, vestiging Zoetermeer, afdeling Onroerende Zaken & Personen- en Familierecht (hierna ook te noemen: de opdrachtgever). Het is de juristen, die werkzaam zijn bij de opdrachtgever, opgevallen dat er vanuit hun cliënten meer vraag naar advies komt over het afwikkelen van nalatenschappen. De vraag wordt gesteld door degene die geen zicht hebben op de bezittingen en de schulden van de overledene. Dit is van belang omdat een erfgenaam met het aanvaarden van een nalatenschap, aansprakelijk is voor schulden uit de nalatenschap met zijn/haar privé vermogen.

Het zuiver aanvaarding van een nalatenschap kan op verschillende manieren geschieden. Eén manier is dat een cliënt(e) bepaalde feitelijke handelingen verricht ten aanzien van de

bezittingen en de schulden van de nalatenschap. Volgens artikel 4:192 lid 1 BW kan een cliënt(e) door bepaalde feitelijke handelingen te verrichten, zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedragen. Dit leerstuk is voor interpretatie vatbaar en staat daarmee centraal in dit onderzoek. Het is voor de opdrachtgever nu onduidelijk hoe het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud kan worden geïnterpreteerd en daarmee

belangrijk omdat zij cliënten goed wil kunnen adviseren wanneer cliënten zich ondubbelzinnige en zonder voorbehoud gedragen als zuiver aanvaard hebbende erfgenamen. De centrale vraag van dit onderzoek luidt dan ook als volgt:

“Wat is het beste advies aan DAS Rechtsbijstand Zoetermeer afdeling Onroerende Zaken &

Personen-en Familierecht, ten aanzien van het ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedragen ‒ van een op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ waardoor hij/zij een nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaardt ex art. 4:192 lid 1 BW, op basis van wetsanalyse, literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek?”.

Om deze centrale vraag te kunnen beantwoorden is een wetsanalyse, literatuuronderzoek en een jurisprudentieonderzoek uitgevoerd. Middels de wetsanalyse en het literatuuronderzoek is uiteengezet welke opties de cliënt(e) heeft bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap en wat er volgens deze bovengenoemde bronnen blijkt welke feitelijke handelingen van cliënt(e) leidt tot het stilzwijgend zuiver aanvaarden van een nalatenschap.

Het jurisprudentieonderzoek duidt hoe feitenrechters oordelen over de feitelijke handelingen van iemand die ‒ op grond van de wet of bij testament aangewezen is als ‒ erfgenaam. Bij dit jurisprudentieonderzoek zijn zeventien uitspraken geanalyseerd middels drie topics die

(4)

enerzijds in een steekproef van vijf van de zeventien uitspraken naar voren zijn gekomen en anderzijds door artikel 4:192 lid 1 BW op te delen, te weten: 1. Is het een beheersdaad of een beschikkingsdaad? 2. Zijn de handelingen ten behoeve van de nalatenschap of ten behoeve van de erfgenaam zelf? 3. De omstandigheid van het geval.

Op basis van de resultaten uit het jurisprudentieonderzoek zijn de conclusies als volgt. Een beschikkingsdaad ten behoeve van de cliënt(e) zelf, leidt wel tot het ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedragen als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam. Daarnaast volgt duidelijk uit het onderzoek dat een beheersdaad ten behoeve van de nalatenschap niet leidt tot een cliënt(e) die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Echter, door middel van de omstandigheid van het geval kan de rechter uitzonderingen maken op deze hoofdregels.

De hiernavolgende aanbevelingen zijn gebaseerd op de resultaten van dit onderzoek en daarmee wordt tegelijkertijd antwoord gegeven op de bovengenoemde centrale vraag. De aanbevelingen zijn per type cliënt(e) geformuleerd: Erfgenamen die wel al feitelijke handelingen hebben verricht en erfgenamen die nog geen feitelijke handelingen hebben verricht. Daarnaast is een stappenplan (hoofdstuk 6 onder paragraaf 6.1) gemaakt waarbij de opdrachtgever erachter kan komen of bepaalde erfrechtzaken, waarbij een nalatenschap moet worden afgewikkeld, haalbaar zijn.

1. Wel feitelijke handelingen verricht

Dan beveel ik aan om cliënten te vragen naar welke feitelijke handelingen er zijn verricht om vast te kunnen stellen of dit beheersdaden of beschikkingsdaden zijn geweest. Vervolgens leg je deze beheers- en beschikkingsdaden uit aan de cliënt(e). Daarna kan worden vastgesteld of deze beheers- of beschikkingsdaden ten behoeve van de

erfgenaam zelf zijn geweest of ten behoeve van de nalatenschap. Let hier op dat de rechter de omstandigheid van het geval als uitgangspunt kan gebruiken om zijn motivatie aan te vullen.

2. Geen feitelijke handelingen verricht

Ook beveel ik aan om cliënten een uitleg te geven over wat beheersdaden en

beschikkingsdaden zijn en hoe dit zich verhoudt tot handelingen ten behoeve van de nalatenschap en ten behoeve van de erfgenaam zelf. Deze uitleg geeft de erfgenaam de ruimte om zijn/haar keuze tot het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap te overdenken zonder dat hij/zij de nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaardt

(5)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Het onderzoek ... 1

1.1

Probleemanalyse ... 1

1.1.1

De opdrachtgever ... 1

1.1.2

Het probleem in de praktijk ... 1

1.1.3 Opdracht ... 3

1.2

Doelstelling, centrale vraag en deelvragen... 3

1.2.1

Doelstelling ... 3

1.2.2 Centrale vraag ... 4

1.2.3

Deelvragen ... 4

1.3

Operationaliseren van begrippen... 5

1.4

Methoden van onderzoek ... 6

1.4.1

Methoden ... 6

1.5

Kwalitatief onderzoek ... 12

1.5.1

Betrouwbaarheid ... 12

1.5.2

Validiteit ... 12

1.6

Leeswijzer ... 13

Hoofdstuk 2 De mogelijkheden bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap ... 14

2.1 De wijzen van uitbrengen ... 14

2.2

Zuiver aanvaarden ... 15

2.3

Stilzwijgend zuiver aanvaarden ... 16

2.4 Wet Bescherming Erfgenamen Tegen Schulden ... 17

2.4.1 Bescherming erfgenaam ... 18

2.4.2 Bescherming schuldeisers ... 18

2.5 Beneficiaire aanvaarding ... 19

2.5.1 Vereffeningsprocedure ... 20

2.6 Verwerpen ... 21

2.7 Subconclusie ... 21

(6)

Hoofdstuk 3 De feitelijke handelingen van de erfgenaam ... 23

3.1

De feitelijke handelingen ex artikel 4:192 lid 1 BW ... 23

3.2

Beschikkingsdaad/beheersdaad... 23

3.2.1

Beschikkingsdaad ... 24

3.2.2

Beheersdaad ... 24

3.3 Omstandigheid van het geval ... 25

3.3.1 Toevoeging in nieuw erfrecht ... 26

3.4

Subconclusie ... 27

Hoofdstuk 4 Gedragingen die leiden tot de zuivere aanvaarding van een nalatenschap . 29

4.1

Leeswijzer tabel ... 29

4.2

De resultaten ... 30

4.3

Wel of niet bestempeld als ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver

aanvaard hebbende erfgenaam ... 30

4.4

Topic 1: Beheersdaad of beschikkingsdaad ... 31

4.4.1

Beheersdaad ... 31

4.4.2

Beschikkingsdaad ... 32

4.5

Topic 2: Handelingen ten behoeve van de nalatenschap of ten behoeven van

erfgenaam... 34

4.5.1

Ten behoeve van de nalatenschap ... 34

4.5.2

Ten behoeve van de erfgenaam ... 36

4.6

Topic 3: Omstandigheid van het geval ... 37

4.7

Subconclusie ... 39

Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen ... 41

5.1

Conclusie ... 41

5.2Aanbevelingen ... 43

Hoofdstuk 6 Stappenplan ... 45

(7)

Literatuurlijst... 46

Bijlagen ... 49

1.

Verkennend interview jurist DAS Rechtsbijstand ... 49

2.

Richtlijnen vereffening nalatenschap ... 49

3.

Tabel jurisprudentieonderzoek ... 49

(8)

1

Hoofdstuk 1

Het onderzoek

Hoofdstuk 1 vangt in paragraaf 1.1 aan met de probleemanalyse van het onderzoek. Hierop volgt in paragraaf 1.2. de doelstelling met daarbij de centrale vraag en deelvragen die worden

onderzocht. De begrippen van de centrale vraag worden geoperationaliseerd in paragraaf 1.3. De methodiek wordt besproken in paragraaf 1.4. waarbij in paragraaf 1.5. de kwaliteit van het onderzoek wordt besproken. Hoofdstuk 1 sluit af met de leeswijzer in paragraaf 1.6.

1.1 Probleemanalyse

1.1.1 De opdrachtgever

De opdrachtgever van het onderzoek is DAS Rechtsbijstand, vestiging Zoetermeer, afdeling Onroerende Zaken & Personen- en Familierecht (hierna ook te noemen: de opdrachtgever). De afdeling bestaat uit twaalf juristen waarvan vier juristen gespecialiseerd zijn in het erfrecht en hebben regelmatig te maken met cliënten die advies nodig hebben over de afwikkeling van een nalatenschap.

1.1.2 Het probleem in de praktijk

Bij de opdrachtgever komt het steeds vaker voor dat de juristen de vraag krijgen van cliënten wat zij moeten doen wanneer zij op grond van de wet, of bij testament van de overledene zijn aangewezen tot erfgenaam. De cliënten hebben in hun situatie geen nauwe familiaire band met de overledene en hebben hiermee geen zicht op de bezittingen en de schulden van de

nalatenschap van de overledene. Daarnaast stellen de cliënten de vraag aan de juristen omdat zij in hun situatie worden benaderd door schuldeiser die een vordering hebben op de overledene, en daarmee op de nalatenschap, volgt uit een interview met een jurist erfrecht van de

opdrachtgever.1

Op het moment dat iemand overlijdt valt zijn/haar nalatenschap uiteen. De nalatenschap omvat het vermogen van de overledene; alle bezittingen en alle schulden. Vanzelfsprekend kan een nalatenschap een positief saldo of een negatief saldo omvatten. De overledene wordt

aangemerkt als de erflater en diegenen die erven zijn: de erfgenamen.

(9)

2

Bij het overlijden van de erflater kan de – op grond van de wet of bij het testament aangewezen – erfgenaam de nalatenschap aanvaarden of verwerpen. Binnen de aanvaardingsmogelijkheid kan dit door de nalatenschap zuiver te aanvaarden, stilzwijgend zuiver te aanvaarden of door

beneficiair te aanvaarden.

Aanvaarden heeft tot gevolg dat iemand erfgenaam is, waardoor hij/zij recht heeft op (een deel van) de erfenis. Het aanvaarden brengt echter ook mee dat een erfgenaam met het aanvaarden van een nalatenschap, aansprakelijk is in het privé vermogen, zo volgt uit artikel 4:184 lid 2 BW. Volgens artikel 4:192 lid 1 BW kan een cliënt(e) door bepaalde feitelijke handelingen te

verrichten, zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedragen. Het is voor de opdrachtgever nu onduidelijk hoe het begrip

ondubbelzinnig en zonder voorbehoud kan worden geïnterpreteerd en daarom staat deze vraag centraal in dit onderzoek.

Hiernaast is de mogelijkheid om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Dit betekent dat er een (boedel)beschrijving wordt gemaakt over alle bezittingen en alle schulden binnen de nalatenschap. Dit gebeurt wanneer er een vermoeden is dat de nalatenschap meer schulden omvat dan bezittingen.

Verwerpen heeft tot gevolg dat iemand geen erfgenaam is en daarmee geen recht heeft op de erfenis. De uitwerkingen van aanvaarden en verwerpen wordt nader besproken in hoofdstuk twee.

Ter verduidelijking van dit probleem volgt nu een fictieve casus, welke is gebaseerd op voorkomende zaken bij de opdrachtgever:

‘Bart is benoemd tot erfgenaam in het testament van zijn oom (de broer van zijn moeder). De familiaire band is nooit hecht geweest en hierdoor hebben zij weinig tot geen contact gehad de afgelopen jaren. Bart weet niet wat er in de nalatenschap van zijn oom zit, en daarom heeft Bart geen beeld bij de bezittingen en schulden in de nalatenschap.

Bart wil niet de kans lopen dat hij aansprakelijk wordt gesteld in het privé vermogen maar, hij wil de tijd hebben om erachter te komen of het saldo van de nalatenschap positief of negatief is. Toch bestaat er een risico dat Bart de nalatenschap vroegtijdig zuiver aanvaardt, doordat hij bepaalde feitelijke handelingen verricht ten aanzien van de nalatenschap en daarmee de nalatenschap (stilzwijgend) zuiver aanvaardt doordat hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt.

(10)

3

Bart besluit contact op te nemen met de opdrachtgever om informatie in te winnen omtrent het afwikkelen van de nalatenschap van zijn oom.

1.1.3 Opdracht

De opdracht die de opdrachtgever heeft geformuleerd is een onderzoek te doen naar de

stilzwijgende zuivere aanvaarding van een nalatenschap welke staat vermeld in artikel 4:192 lid 1 BW:

“Een erfgenaam aanvaardt de nalatenschap zuiver wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap of deze op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt. De eerste volzin is niet van toepassing indien de erfgenaam zijn keuze reeds eerder heeft gedaan.”

Er wordt onderzocht welke feiten en omstandigheden voor de rechter doorslaggevend zijn of iemand die ‒ op grond van de wet of bij testament aangewezen is als erfgenaam ‒ zich

ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij/zij bepaalde feitelijke handelingen heeft verricht.

De opdrachtgever heeft gevraagd om naast concrete aanbevelingen te doen, een stappenplan te maken zodat de juristen van de opdrachtgever cliënten beter kunnen adviseren over welke feitelijke handelingen zij wel en niet kunnen verrichten Dit stappenplan wordt afgegaan bij cliënten die de tijd willen nemen om de hoogte van het nalatenschapssaldo te bepalen, zonder dat de cliënt(e) het risico loopt de nalatenschap stilzwijgend zuiver te aanvaarden.

Daarbij kan op basis van het stappenplan worden getoetst of cliënten de nalatenschap al

stilzwijgend zuiver hebben aanvaard wanneer cliënten al feitelijke handelingen hebben verricht. Het stappenplan draagt bij aan het bepalen van de haalbaarheid van erfrechtzaken waarbij nalatenschappen worden afgewikkeld. Hierbij speelt kostenefficiëntie voor de opdrachtgever een grote rol.

1.2 Doelstelling, centrale vraag en deelvragen

1.2.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is concrete aanbevelingen te geven aan de opdrachtgever over de interpretatie van het begrip: ‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt’ ex artikel 4:192 lid 1 BW.

(11)

4

Deze doelstelling wordt behaald door de vakliteratuur, parlementaire geschiedenis, wet en jurisprudentie over artikel 4:192 lid 1 BW te analyseren.

1.2.2 Centrale vraag

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt:

“Wat is het beste advies aan DAS Rechtsbijstand Zoetermeer afdeling Onroerende Zaken & Personen-en Familierecht, ten aanzien van het ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedragen ‒ van een op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ waardoor hij/zij een nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaardt ex art. 4:192 lid 1 BW, op basis van wetsanalyse, literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek?”.

1.2.3 Deelvragen

De deelvragen bestaan uit twee theoretische deelvragen en één praktijkdeelvraag. De theoretische deelvragen geven antwoord op het theoretisch-juridisch kader en de

praktijkdeelvraag geeft antwoord op hoe feitenrechters oordelen over de feitelijke handelingen van partijen die, op grond van de wet of bij testament aangewezen zijn als erfgenaam.

1.2.3.1 Theoretische deelvragen

1. Wat zijn de mogelijkheden ‒ die de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen hebben ‒ bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap blijkens wet, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis?

2. Wat blijkt uit de wet, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis over het feitelijk handelen ‒ van de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen ‒ waardoor zij een nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaarden ex artikel 4:192 lid 1 BW?

1.2.3.2 Praktijkdeelvraag

3. Op welke wijze oordelen feitenrechters over de feitelijke handelingen ‒ van de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen ‒ kijkend naar het begrip

(12)

5

1.3 Operationaliseren van begrippen

Om de betekenis van de centrale vraag van dit onderzoek in perspectief te plaatsen wordt bij de volgende begrippen een uitleg gegeven.

‘Beste advies’

De centrale vraag bevat de woorden: ‘beste advies’. Met het beste advies wordt bedoeld dat er uitleg wordt gegeven bij de term: ‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt’ ex artikel 4:192 lid 1 BW.

Alle uitleg rondom het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud wordt getoetst aan de drie onderzoeksmethoden. Wanneer er over alle uitspraken een uitleg wordt gegeven door de feitenrechters over het ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedragen van iemand, spreken we van het ‘beste advies’ voor de opdrachtgever.

‘Ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’

Het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud wordt gezien als één begrip wanneer we kijken naar artikel 4:192 lid 1 BW. Iemand moet namelijk in beide woorden ‘vallen’ om zich als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam te gedragen.2 ‘Ondubbelzinnig’ betekent los: ‘concreet’

dan wel; ‘duidelijk’.3 ‘Zonder voorbehoud’ betekent los: ‘zonder beperking’.4 De persoon moet

zich dus concreet en zonder beperkingen gedragen om zich aan de rechtsvoorwaarden te voldoen die hier achter staan in het artikel 4:192 lid 1 BW. Daarbij legt de feitenrechter het begrip ‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’ uit naar de omstandigheden van het geval.5 De

rechtsvoorwaarden van artikel 4:192 lid 1 BW worden nader besproken in hoofdstuk 3 onder paragrafen 3.2 en 3.3.

‘Stilzwijgend’

Dit woord slaat op het begrip: ‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’ uit artikel 4:192 lid 1 BW. Het stilzwijgend zuiver aanvaarden van een nalatenschap is een rechtshandeling. Dit betekent dat iemand een feitelijke handeling verricht, welke een rechtsgevolg beoogt die door een verklaring wordt geopenbaard, volgt uit artikel 3:33 BW. Deze verklaring mag ook bestaan uit een gedraging (artikel 3:37 lid 1 BW).

2 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 9

3 Ondubbelzinnig, encyclo.nl 4 Voorbehoud, encyclo.nl

(13)

6

Met het woord stilzwijgend wordt dus bedoeld dat er geen expliciete verklaring nodig is van iemand om een nalatenschap stilzwijgend te aanvaarden ex artikel 4:192 lid 1 BW.

1.4 Methoden van onderzoek

1.4.1 Methoden

Elke deelvraag heeft de meest geschikte methode gekregen om de deelvraag te beantwoorden. De onderzoeksmethoden zijn: wetsanalyse, literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek.

Deelvraag 1

‘Wat zijn de mogelijkheden ‒ die de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen hebben ‒ bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap blijkens wet, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis?’.

De eerste deelvraag wordt beantwoord door een wetsanalyse te maken met daarbij een literatuuranalyse. Uiteraard zijn artikel 4:190 lid 1 BW en artikel 4:192 lid 1 BW onder de loep genomen.

Voor de wetsanalyse zijn wetsartikelen, kamerstukken en literatuur geanalyseerd. Daarbij is ook de wetsanalyse van de wet Bescherming Erfgenamen Tegen Schulden (hierna te noemen: wet BETS) gebruikt om te bekijken wat er met de wet bedoeld is door de initiatiefnemers. De wet heeft namelijk in 2016 een wijziging gekregen waarbij benoemde erfgenamen meer beschermd worden bij het zuiver aanvaarden van een nalatenschap. Daarbij zijn ook de schuldeisers meer beschermd met de wet BETS.

De bronnen zijn te vinden in de literatuurlijst waarbij de rechtspraak van de Hoge Raad louter wordt gebruikt om de wet aan de hand van voorbeelden te illustreren.

Deelvraag 2:

‘Wat blijkt uit de wet, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis over het feitelijk handelen ‒ van de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen ‒waardoor zij een nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaarden ex artikel 4:192 lid 1 BW?’

Ter beantwoording van deze deelvraag wordt de wettekst, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis geanalyseerd.

(14)

7

Artikel 4:192 lid 2 BW is geanalyseerd op basis van de letterlijke tekst waarbij de kamerstukken van de wet BETS zijn geanalyseerd om erachter te komen wat er met de wet bedoeld moet worden. De Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3) is uiteraard ook gebruikt en geanalyseerd.

Daarbij is ook gekeken naar de parlementaire geschiedenis van Boek 4, aangezien dit wetboek het erfrecht omvat en waar de hoofdgedachte van de bedoeling van artikel 4:192 lid 1 BW te vinden is.

Het literatuuronderzoek weet zijn grondslag te vinden in de handboeken en vaktijdschriften. De bronnen die antwoord geven op deelvraag twee zijn te vinden in de literatuurlijst.

De uitspraken van de Hoge Raad zijn onderdeel van de vakliteratuur en geeft louter nadere uitleg, dan wel onderbouwing op de wettekst van artikel 4:192 lid 1 BW.

Deelvraag 3

‘Op welke wijze oordelen feitenrechters over de feitelijke handelingen ‒ van de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen ‒ kijkend naar het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud ex artikel 4:192 lid 1 BW?’

Voor de beantwoording van deze deelvraag wordt een jurisprudentieanalyse gemaakt. Er zijn in totaal 17 uitspraken gebruikt voor de analyse. De totale zoekactie met alle jaartallen gaf 27 uitspraken.

In de zoekmachine van Kluwer Navigator is voor het vinden van de jurisprudentie gekozen voor een aantal zoektermen. De zoektermen zijn allereerst gefilterd op uitspraken uit Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien dit wetboek het erfrecht omvat.

Daarna is artikel 4:192 lid 1 BW toegevoegd aan de zoektermen. Op deze wijze gaf de

zoekmachine uitspraken die gaan over het stilzwijgend zuiver aanvaarden van een nalatenschap. Daarnaast is de term ondubbelzinnig en zonder voorbehoud uit artikel 4:192 lid 1 BW

toegevoegd aan de zoekcriteria om uitspraken te vinden die een uitleg op het begrip

‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’. De jaartallen 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 zijn aan de zoekcriteria toegevoegd om de meest recente uitspraken te vinden.

Als laatste zijn de criteria ‘Rechtbank’ en ‘Gerechtshof’ toegevoegd aan de zoekcriteria om uitspraken te filteren van feitenrechters.

(15)

8

De uitkomst van deze zoekacties gaf 15 uitspraken waarvan 5 bruikbare uitspraken van de rechtbank en 5 bruikbare uitspraken van het gerechtshof. De andere 5 uitspraken waren niet bruikbaar omdat zij geen uitleg gaven over het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud. Uitspraken rechtbank:

1. Rechtbank Den Haag, 23 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:4522 2. Rechtbank Amsterdam, 17 november 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:7760 3. Rechtbank Noord-Nederland, 29 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:1153 4. Rechtbank Midden-Nederland, 5 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2815 5. Rechtbank Rotterdam, 10 juli 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:5600

Uitspraken gerechtshof:

1. Hof Den Haag, 28 juni 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1985

2. Hof Arnhem-Leeuwarden, 14 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7322 3. Hof Arnhem-Leeuwarden, 14 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7342 4. Hof s’-Hertogenbosch, 9 juli 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2372

5. Hof s’-Hertogenbosch, 25 februari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:698

Om meer uitspraken te vinden zijn de jaartallen 2010, 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015

toegevoegd aan de zoekcriteria en zijn de jaartallen 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 verwijderd. De reden hiervoor is dat 10 uitspraken voor een jurisprudentieanalyse niet voldoende zijn om de betrouwbaarheid en de validiteit te waarborgen omdat er slechts drie topics worden besproken. De jaartallen 2010 t/m 2015 zijn gekozen om een zo actueel mogelijke analyse te kunnen doen. Met actueel wordt bedoeld dat er niet voldoende uitspraken zijn gevonden in de meest actuele jaartallen (2016 t/m 2020), en om die reden is er gekozen om tot 2010 terug te gaan zodat er meer uitspraken te vinden waren die relatief actueel zijn.

Deze zoekcriteria met andere jaartallen gaf in totaal 12 uitspraken waarvan 4 bruikbare uitspraken van de rechtbank en 3 bruikbare uitspraken van het hof. Twee niet-bruikbare uitspraken gingen over de geslaagde bescherming van artikel 4:194a BW waarin de

overwegingen en uitleg over het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud ontbrak. Een andere uitspraak ging over het falen van de bescherming van artikel 4:194a BW en nog een niet-bruikbare is een uitspraak van de Hoge Raad, dat geen feitenrechtspraak is.

(16)

9

De laatste uitspraak was onderdeel van uitspraak nummer 10 uit de literatuurlijst. Deze was niet bruikbaar aangezien er geen motivering in stond gaande over artikel 4:192 lid 1 BW.

Uitspraken rechtbank:

1. Rechtbank Den Haag, 31 augustus 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BU3379 2. Rechtbank Den Haag, 23 maart 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2012

3. Rechtbank Midden-Nederland, 11 februari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:642 4. Rechtbank Limburg, 25 juni 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:5403

Uitspraken gerechtshof:

1. Hof Den Haag, 8 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4616

2. Hof ’s-Hertogenbosch, 26 mei 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1895

3. Hof Arnhem-Leeuwarden, 15 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9525

Topics deelvraag drie

Om de analyse goed uit te voeren delen we artikel 4:192 lid 1 BW op om hier topics uit te halen. Aan de hand van de topics toetst de rechter of ‒ de op grond van de wet of bij testament

aangewezen erfgenaam ‒ zich kwalificeert binnen bovengenoemd begrip. Voor de volledigheid luidt artikel 4:192 lid 1 BW in zijn geheel als volgt:

“Een erfgenaam aanvaardt de nalatenschap zuiver wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap of deze op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt.

De eerste volzin is niet van toepassing indien de erfgenaam zijn keuze reeds eerder heeft gedaan”.

De drie topics zijn tot stand gekomen door enerzijds te kijken naar de wettekst van artikel 4:192 lid 1 BW en anderzijds door van de 17 uitspraken, 5 uitspraken willekeurig te analyseren op de redenering van de rechter bij het vaststellen of iemand zich kwalificeert binnen het

bovengenoemde artikel door feitelijke handelingen te verrichten. In deze steekproef zijn, samen met de analyse van artikel 4:192 lid 1 BW, de volgende topics naar voren gekomen die de rechter afgaat bij de toetsing of de partij in kwestie wordt aangemerkt als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam, te weten:

• Topic 1: Is het een beheersdaad of is het een beschikkingsdaad?

• Topic 2: Is er sprake van een handelingen ten behoeve van de nalatenschap of is er sprake van een handelingen ten behoeve van de erfgenaam zelf?

(17)

10

• Topic 3: Vult de rechter zijn motivatie aan met het uitgangspunt: de omstandigheid

van het geval, om te bepalen dat de iemand zich ondubbelzinnig en zonder

voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt?

Uitleg topics deelvraag 3

De topics worden als volgt opgedeeld en uitgelegd.

Topic 1:

Deze topic gaat over het tweede deel van de eerste volzin van artikel 4:192 lid 1 BW, waarin staat: ‘doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van

goederen van de nalatenschap’.

Beschikkingsdaad

Het begrip ‘beschikken’ gaat over het recht om een goed te bezwaren of te vervreemden.

Vervreemden betekent hier ‘van eigenaar doen verwisselen’. Bezwaren gaat uit van het principe dat een goed met bijvoorbeeld een recht van hypotheek wordt bezwaard. Wanneer iemand het eigendomsrecht over een zaak heeft betekent dit dat hij het meest omvattende recht heeft welke een persoon kan hebben over een zaak, zo stelt artikel 5:1 lid 1 BW. Daarbij is een ‘zaak’ een voor menselijke beheersing vatbare stoffelijk object, volgt uit artikel 3:2 BW.

Het staat de eigenaar vrij om alles met de zaak te doen, mits dit niet in strijd is met thans geldende wet- en regelgeving, zo volgt uit artikel 5:1 lid 2 BW.

Beheersdaad

De definitie van beheer vinden we terug in artikel 3:170 BW.

Een beheersdaad is een feitelijke handeling die niet verder gaat dan gewoon onderhoud of behoud van een gemeenschappelijke goed.6 Om dit begrip uitleg te geven en toe te spitsen op het

erfrecht mag een daad van beheer in ieder geval geen overeenkomsten aangaan strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap. Iemand mag louter als ‘houder’ van de goederen van de nalatenschap optreden. Degene die een zaak houdt, houdt de zaak voor iemand anders en niet voor zichzelf.7 Het betreft hier het houderschap dat beschreven staat in

art. 3:107 lid 4 BW. Een houder van een zaak is degene die daarover direct of indirect de naar verkeersopvatting, wet en uiterlijke omstandigheden te beoordelen feitelijke macht uitoefent.

6 TC Burgerlijk Wetboek, taken van de executeur; loon bij: BW 4, artikel 144 7 Houderschap, bezit, eigendom, llmlegal.nl

(18)

11

Dit betekent dat ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ alleen goederen van de nalatenschap mag houden voor de nalatenschap.

Topic 2

Deze topic gaat over het tweede volzin van artikel 4:192 lid 1 BW: ‘of deze op andere wijze aan

het verhaal van schuldeisers onttrekt’. Wanneer iemand handelingen verricht ten behoeven van

de nalatenschap dan onttrekt hij/zij geen goederen uit de nalatenschap waarbij er op geen wijze goederen worden onttrokken aan het verhaal van schuldeisers. Deze topic is tot stand gekomen door naar een willekeurig vijftal uitspraken te kijken (zie deelvraag 3 onder paragraaf 1.4.1) waarbij de rechter in zijn motivatie onderscheid maakt tussen handelingen ten behoeve van de erfgenaam zelf en ten behoeve van de nalatenschap waarbij deze topic alleen wordt besproken in hoofdstuk 4.

• Handelingen ten behoeven nalatenschap: Handelingen die worden verricht die de nalatenschap ten goede komen, dan wel de schuldeisers niet benadelen.

Wanneer een erfgenaam wel goederen aan het verhaal van schuldeisers onttrekt dan voert iemand handelingen uit ten behoeve van zichzelf.

• Handelingen ten behoeven van de erfgenaam zelf: Handelingen die een persoon verrijkt en geen handeling is die het doel van de nalatenschap als zodanig dient waarbij schuldeisers worden benadeeld.

Topic 3

Omstandigheid van het geval: De omstandigheid van het geval bepaalt of de erfgenaam zich

onder deze factor ondubbelzinnig en zonder voorbehoud heeft gedragen en daarmee een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam is. Deze uitleg is beschreven in een uitspraak van de Hoge Raad uit 19688 en 2014.9 De feitenrechter moet beargumenteren in de uitspraak waarom hij denkt dat

de gedraging van de erfgenaam valt onder deze voorwaarden van de Hoge Raad ondanks dat er sprake is van beheers- of beschikkingsdaden en handelingen ten behoeve van de nalatenschap of de erfgenaam zelf.

8 HR: 26 april 1968, ECLI:NL:PHR:1968:AC4853, NJ 1969/322 9 HR: 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1489, NJ 2014/508

(19)

12

1.5 Kwalitatief onderzoek

1.5.1 Betrouwbaarheid

Voor de betrouwbaarheid van het onderzoek is gekozen voor verschillende bronnen bij de beantwoording van de deelvragen. Zo is de kans kleiner dat er door gevolgtrekkingen fouten in het onderzoek ontstaan.

Verder is gekozen voor meerdere onderzoeksmethoden om de kwaliteit te waarborgen. De wetsanalyse gecombineerd met de analyse van vakliteratuur en jurisprudentieonderzoek geven tezamen een gefundeerd antwoord op de centrale vraag van het onderzoek.

Bij de eerste en tweede deelvraag gaat het om het theoretisch kader, daarvoor is gekozen om de vakliteratuur, wetgeving en parlementaire geschiedenis te analyseren. Bij de derde deelvraag gaat het om de verschillen en overeenkomsten van de feitenrechters in Nederland waarbij is gekozen voor uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. Het onderzoek kan als

betrouwbaar worden gezien omdat van de in totaal 27 uitspraken, er 17 uitspraken zijn gebruikt die gaan over het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud waar de rechter een uitleg bij geeft in zijn overwegingen.

Het onderzoek zal in de toekomst opnieuw moeten worden uitgevoerd omdat er een kans bestaat dat er meer uitspraken te vinden zijn om artikel 4:192 lid 1 BW verder uit te leggen. Daarbij is er een kans dat uitspraken van de rechtbank worden vernietigd en daarmee geen rechtskracht meer hebben.

1.5.2 Validiteit

Er is getracht zoveel mogelijk actuele uitspraken te analyseren. Voor de validiteit van de analyse doet het er niet aan af dat er oudere uitspraken zijn gebruikt omdat het oude stelsel van het BW dezelfde systematiek heeft als het nieuwe stelsel.

De 17 uitspraken zijn onderverdeeld in 9 uitspraken van de rechtbank en 8 uitspraken van het gerechtshof. Al deze uitspraken zijn bruikbaar voor het onderzoek omdat er in alle uitspraken een toetsing plaatsvindt over de vraag of de personen zich ondubbelzinnig en zonder

voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam hebben gedragen door bepaalde feitelijke handelingen te verrichten ten aanzien van de bezittingen en de schulden van de nalatenschap. De inhoudsvaliditeit zal daarmee hoog zijn omdat in alle uitspraken het

bovengenoemde begrip wordt uitgelegd door feitenrechters. Hiermee is de begripsvaliditeit van het onderzoek laag omdat aan de hand van de omstandigheid van het geval, door feitenrechters

(20)

13

wordt uitgelegd wanneer iemand zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen.

1.6 Leeswijzer

Dit onderzoeksrapport bestaat uit zes hoofdstukken. Elk hoofdstuk heeft een inleiding, kern en een slot. Aan het einde van het hoofdstuk wordt afgesloten met een subconclusie.

Hoofdstuk twee gaat over de mogelijkheden die cliënten hebben bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap en geeft daarmee antwoord op deelvraag één.

Hoofdstuk drie gaat over de feitelijke handelingen die personen uitvoeren waarmee ze worden aangemerkt als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam. Hierbij wordt ingegaan op wat uit de parlementaire geschiedenis en vakliteratuur blijkt over de feitelijke handelingen van diegenen die de nalatenschap zuiver stilzwijgend doen aanvaarden. Dit betreft dan ook deelvraag twee van het onderzoek

In hoofdstuk vier worden de resultaten gepresenteerd uit het jurisprudentieonderzoek (deelvraag drie) welke het praktijkgedeelte van dit onderzoek bekleed.

Hier worden de feiten en omstandigheden aan de hand van drie topics geanalyseerd die volgens de rechter doorslaggevend zijn om vast te stellen of iemand zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen.

Vervolgens wordt de conclusie, op basis van de deelconclusies, getrokken en besproken in hoofdstuk vijf . De aanbeveling die wordt gedaan aan de opdrachtgever kunnen we ook

terugvinden in hoofdstuk vijf waarbij het onderzoeksrapport wordt afgesloten in hoofdstuk zes met het stappenplan

.

(21)

14

Hoofdstuk 2

De mogelijkheden bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap

In dit hoofdstuk wordt deelvraag 1 beantwoord. Deelvraag 1 luidt: ‘Wat zijn de mogelijkheden ‒

die de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen hebben ‒ bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap blijkens wet, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis?’

In paragraaf 2.1 worden de wijzen van uitbrengen van de keuze ten aanzien van het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap besproken. De eerste mogelijkheid wordt nader toegelicht in paragraaf 2.2. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3. de stilzwijgende zuivere aanvaarding

aangehaald. De wet Bescherming Erfgenamen Tegen Schulden (hierna: wet BETS) wordt beschreven in paragraaf 2.4. De beneficiaire aanvaarding volgt hierop in paragraaf 2.5. De toelichting van de laatste mogelijkheid die de erfgenaam heeft bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap; verwerpen, vinden we in paragraaf 2.6. De subconclusie die antwoord geeft op de eerste deelvraag staat in paragraaf 2.7. en daarmee wordt hoofdstuk 2 afgesloten.

2.1 De wijzen van uitbrengen

Erfgenamen hebben een aantal opties wanneer zij een nalatenschap al dan niet aanvaarden. In beginsel kan de erfgenaam de nalatenschap volgens artikel 4:190 lid 1 BW aanvaarden of verwerpen. Het onvoorwaardelijke aspect van de aanvaarding of verwerping biedt rechtszekerheid want iedereen moet erop kunnen vertrouwen dat de keuzes die gemaakt worden door ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen ‒ niet worden ingetrokken.10

Wat betreft de aanvaardingsmogelijkheid kan dit zuiver, stilzwijgend of beneficiair geschieden. Deze mogelijkheden worden verder uitgediept in paragraaf 2.2. en verder. Het uitbrengen van de gedane keuze is onherroepelijk en werkt terug tot het moment van openvallen van de nalatenschap volgt uit artikel 4:190 lid 4 BW. Voor de wijze van uitbrengen van de aanvaarding of verwerping van de nalatenschap kan deze op de volgende manieren geschieden:11

- door een wilsverklaring - door gedragingen; - door stilzitten.

10 Parl. Gesch. Boek 4 BW, p. 922 (TM). 11 Van Mourik 2020, p. 462

(22)

15

2.1.1 Wilsverklaring

Een wilsverklaring is vastgelegd in artikel 3:33 BW en luidt als volgt: ‘Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die door een verklaring heeft geopenbaard’. Wanneer we spreken over de het zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden en het verwerpen van de nalatenschap, dan geschiedt deze rechtshandeling door dit de melden bij de betreffende boedelnotaris.12

2.1.2 Gedragingen

De stilzwijgende aanvaarding is gekwalificeerd in artikel 4:192 lid 1 BW en geschiedt doordat de erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedraagt. De uitleg van artikel 4:192 lid 1 BW geeft al een toelichting op hoe de rechtshandeling tot stand komt, namelijk: ‘gedraagt’. Dit betekent dat de erfgenaam bepaalde feitelijke handelingen uitvoert die ertoe leiden dat de erfgenaam zich als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt.13 Een gedraging is

namelijk ook een verklaring stelt artikel 3:37 lid 1 BW.

2.1.3 Stilzitten

De op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam, kan de nalatenschap ook aanvaarden wanneer hij stilzit.14 De kantonrechter kan een erfgenaam, die de keuze met

betrekking tot de nalatenschap nog niet heeft gemaakt, op verzoek van een belanghebbende een termijn laten stellen, zo volgt uit artikel 4:192 lid 2 BW. Laat de erfgenaam de termijn

verstrijken zonder een keuze uit te brengen, dan wordt hij geacht de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard,15 volgt uit artikel 4:192 lid 3 BW. Daarbij stelt artikel 4:192 lid 3 BW dat de

termijn gaat lopen vanaf het moment dat de belanghebbende de beschikking heeft betekend aan de erfgenaam. In de praktijk is de termijn niet in die mate hard dat het wordt nageleefd en daarmee hangt het in de praktijk vaak nog wel af van de omstandigheid van het geval.16

2.2 Zuiver aanvaarden

Op het moment dat de erflater overlijdt, volgen de erfgenamen hem van rechtswege op in zijn voor overgang vatbare rechten, in zijn bezit, houderschap en in zijn schulden, volgt uit artikel 4:182 lid 1 BW.17

12 Van Mourik 2020, p. 462 13 Perrick 2017, p. 615

14 De Engelse, Tijdschrift Erfrecht 2019, afl. 1, p. 8 15 Spierings 2016, p. 252

16 Van Mourik 2020, p. 469 17 Spierings, 2016, p. 251

(23)

16

De optie van zuiver aanvaarden geschiedt op grond van artikel 4:190 lid 1 BW. Ingevolge artikel 4:191 lid 1 BW maakt ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ zijn keuze uitdrukkelijk door een wilsverklaring te doen afgeven bij de boedelnotaris. Deze

verklaring van zuivere aanvaarding wordt door de notaris ter griffie van de rechtbank van het sterfhuis afgelegd.18 Waarbij het sterfhuis de laatste woonplaats van de erflater is en deze

verklaring wordt ingeschreven in het boedelregister. Vanaf dat moment is diegene pas erfgenaam. In het boedelregister staan rechtsfeiten rondom opengevallen nalatenschappen.19

Rechtsfeiten zijn bijvoorbeeld:

• verklaringen van erfgenamen die de erfenis hebben aanvaard of verworpen

• gegevens van de notaris die betrokken is bij de afwikkeling van de erfenis

• gegevens van de vereffenaar (een persoon die door de rechter is benoemd om de nalatenschap af te wikkelen, ofwel te vereffenen)

Ingevolge artikel 4:190 lid 3 BW kan diegene een nalatenschap alleen in het geheel aanvaarden en niet louter een deel van de nalatenschap.20 Met het zuiver aanvaarden van de nalatenschap is

de erfgenaam verplicht de schulden van de nalatenschap te voldoen ten laste van zijn privé vermogen, zo stelt artikel 4:184 lid 2 aanhef en sub a BW. Deze schulden staan opgesomd in artikel 4:7 lid 1 BW. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de kosten van de vereffening van de nalatenschap of kosten die gemaakt moeten worden voor de lijkbezorging, zo volgt uit artikel 4:7 lid 1 sub b en sub c BW.

2.3 Stilzwijgend zuiver aanvaarden

Een tweede variant van zuiver aanvaarden van een nalatenschap is het ‘stilzwijgend’ zuiver aanvaarden, zo stelt artikel 4:192 lid 1 BW. Dit gebeurt doordat ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Dit leerstuk staat, zoals eerder genoemd in hoofdstuk 1, dan ook centraal in dit onderzoek. De betekenis van artikel 4:191 lid 1 BW is in die zin dan ook beperkt voor ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen ‒ erfgenaam omdat diegenen die nog geen keuze hebben gemaakt ten aanzien van de nalatenschap, de nalatenschap óók zuiver aanvaarden door zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud te gedragen en

daarmee als zuiver aanvaard hebbende erfgenamen worden bestempeld (artikel 4:192 lid 1 BW).

18 Perrick 2017, p. 618 19 Perrick 2017, p. 616

(24)

17

Het begrip ‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’ ex artikel 4:192 lid 1 BW is voor

interpretatie vatbaar. De partij in kwestie kwalificeert binnen het hiervoor genoemde artikel wanneer hij/zij bepaalde feitelijke handelingen verricht. Welke feitelijke handelingen dit precies wordt uitgediept in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4.

Het gevaar van de ‘bedenktijd’

Ingevolge artikel 4:185 lid 1 BW heeft een ‒ op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ drie maanden de tijd waarin hij/zij zich kan beraden tot het maken van zijn/haar keuze, gerekend vanaf het moment van overlijden van de erflater. Wanneer de partij in kwestie in deze termijn beheersdaden verricht, kan hij/zij niet bestempeld worden als iemand die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt.21

Binnen deze periode is het dus van belang dat de partij in kwestie zich niet kwalificeert binnen de bestanddelen van artikel 4:192 lid 1 BW, en daarmee de nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaardt. De beheers- en beschikkingsdaden worden verder uitgediept in hoofdstukken 3 en 4.

2.4 Wet Bescherming Erfgenamen Tegen Schulden

De wet BETS is op 1 september 2016 in werking getreden. De bedoeling van de wet is het toezien op de bescherming tegen erfgenamen met artikel 4:194a BW, die in bepaalde situaties een negatieve nalatenschap aanvaarden waarbij zij mogelijk in de financiële problemen raken. Daarnaast ziet de wet BETS, met het nieuwe artikel 4:192 lid 1 BW, toe op bescherming tegen de benadeling van schuldeisers die een vordering hebben op de erflater en daarmee op de

nalatenschap. De website van de Rijksoverheid is zo ingericht dat erfgenamen al op de hoogte worden gehouden van de risico’s die de zuivere aanvaarding met zich meebrengt.22 Ook het

erven van een huis brengt de risico’s met zich mee zoals de mogelijke restschuld. Dit is het geval wanneer de aan dat huis verbonden hypothecaire geldlening hoger is dan de verkoopwaarde van de woning.

Met deze voorlichting is getracht erfgenamen op de hoogte te stellen van de risico’s, zodat erfgenamen een weloverwogen beslissing nemen of zij de erfenis aanvaarden of niet.23

De initiatiefnemers van de wet BETS hebben deze bovengenoemde artikelen willen introduceren omdat standaard beneficiaire aanvaarding ervoor zou zorgen dat alle erfgenamen volgens de vereffeningsregels een nalatenschap moeten afwikkelen.

21 Van Mourik 2020, p. 465.

22 Moet ik een erfenis aanvaarden?, rijksoverheid.nl 23 Kamerstukken II 2014/15, 34224, nr. 3. p.1

(25)

18

Dit zou tot gevolg hebben dat erfgenamen altijd kosten moeten maken wanneer zij een nalatenschap afwikkelen waarbij de werklast bij de kantonrechters zou toenemen.24

2.4.1 Bescherming erfgenaam

Het nieuwe artikel 4:194a BW is met de wet BETS geïntroduceerd om binnen de tijd van beraad van artikel 4:185, diegenen die aangewezen zijn als erfgenamen, bescherming te bieden voor onverwachte schulden. Ingevolge artikel 4:194a lid 2 BW, dient de erfgenaam de schuld wel binnen drie maanden na bekendmaking van de nalatenschap te ontdekken.25 Daarbij moet het

om een schuld gaan die de erfgenaam kende of behoorde te kennen. Met de woorden - kende en behoren te kennen - wordt aangesloten bij het begrip goede trouw,26 welke vermeld staat in

artikel 3:11 BW. Iemand is ter goede trouw wanneer hij niet twijfelt aan het bestaan van bepaalde feiten of het recht in die zin behoorde te kennen.

De bescherming van artikel 4:194a lid 1 BW, betreft de mogelijkheid om als erfgenaam alsnog beneficiair te aanvaarden wanneer is voldaan aan de bovengenoemde voorwaarden.27 Wanneer

de erfgenaam beneficiair heeft aanvaard, kan hij/zij niet meer worden aangesproken in het privé vermogen om de nalatenschapsschulden te voldoen, volgt uit artikel 4:184 lid 2 onder a BW.

2.4.2 Bescherming schuldeisers

Verder is met de nieuwe wet BETS getracht om de schuldeisers te beschermen tegen benadeling door erfgenamen. Met de woorden van artikel 4:192 lid 1 BW: ‘of deze op andere wijze aan het

verhaal van schuldeisers onttrekt’, worden de schuldeisers beschermt wanneer iemand ‒ die op

grond van de wet of bij testament aangewezen is als erfgenaam ‒ goederen uit de nalatenschap onttrekt of bezwaart.

De gedragingen die leiden tot benadeling van schuldeisers, zoals het onttrekken of bezwaren van goederen kan dan ook gezien worden als een daad van zuivere aanvaarding van de

nalatenschap, zo stelt de uitleg van artikel 4:192 lid 1 BW.28 Denk hierbij aan het onttrekken van

de auto van de erflater uit de nalatenschap.29 Of beslissingen nemen ten aanzien van de verkoop

van andere zaken uit de boedel van de erflater zoals het verkopen van meubels.30 Bij bezwaren

kan er gedacht worden aan het vestigen van een hypotheekrecht op het huis van de erflater

24 Kamerstukken II 2014/15, 34224, nr. 3. p.2 25 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 9 26 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 9 27 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 11 28 Kamerstukken II 2014/15, 34224, nr. 2. p.4

29 Wet BETS beschermt u niet altijd, notarispiek.nl 30 Wet BETS beschermt u niet altijd, notarispiek.nl

(26)

19

waarbij de bij wet of bij testament aangewezen erfgenaam als heer en meester over de nalatenschap beschikt.31

Het verpanden van roerende zaken uit de nalatenschapsboedel kan een schuldeiser ook

benadelen.32 Het vestigen van een pandrecht betekent dat op een roerende zaak, zijnde een zaak

die zonder schade weggehaald kan worden en daarmee geen onroerende zaak is (artikel 3:3 lid 2 BW), een zakelijk zekerheidsrecht wordt gevestigd waarmee de roerende zaak ‘bezwaard’ wordt. Het leerstuk van het pandrecht op roerende zaken, ingevolge artikel 3:236 lid 1 BW, geschiedt door de roerende zaak in de feitelijke macht te verschaffen van diegene (de

pandhouder) die de feitelijke macht gaat uitoefenen. Diegene die voor de verpande roerende zaak een geldsom heeft ontvangen is de pandgever waarmee hij/zij als heer en meester over die roerende zaak beschikt. Het zakelijke zekerheidsrecht dat de pandhouder nu heeft, geeft de pandhouder het recht de roerende zaak te doen verkopen, (dit heet parate executie ex artikel 3:248 lid 1 BW) wanneer de geldsom door de pandgever niet wordt terugbetaald aan de pandhouder.

2.5 Beneficiaire aanvaarding

De tweede vorm van het aanvaarden van een nalatenschap is de beneficiaire aanvaarding ex artikel 4:190 lid 1 BW. Dit betekent dat de nalatenschap onder voorrecht van een

boedelbeschrijving wordt aanvaard om een beter beeld te krijgen bij de mogelijke schulden binnen de nalatenschap. Dit gebeurt wanneer er een vermoeden is dat er meer schulden in de nalatenschap van de erflater zitten dan bezittingen.33 Bijvoorbeeld wanneer particuliere

leningen zijn afgesloten door de erflater die hoger zijn dan de waarde van de bezittingen. Voorbeelden van bezittingen van de erflater zijn: een woonhuis, auto’s, sieraden, meubels, contant geld, bankrekeningen en overige zaken die economische waarde hebben.34

De afwikkeling van de nalatenschap moet bij de beneficiaire aanvaarding volgens specifieke regels worden gedaan die staan beschreven in de vereffeningsprocedure ex artikel 4:202 BW t/m artikel 4:226 BW. De vereffeningsprocedure wordt nader besproken onder paragraaf 2.5.1

31 Wet BETS beschermt u niet altijd, notarispiek.nl

32 Wet BETS beschermt u niet altijd, notarispiek.nl 33 Erfenis beneficiair aanvaarden, notaris.nl

(27)

20

Wanneer iemand beneficiair aanvaardt is hij/zij niet verplicht een schuld van de nalatenschap ten laste van zijn privé vermogen te voldoen, volgt uit artikel 4:184 lid 2 BW.

2.5.1 Vereffeningsprocedure

Met het beneficiair aanvaarden van een nalatenschap kennen we de lichte

vereffeningsprocedure en de zware vereffeningsprocedure. 35 De vereffeningsprocedure bestaat

uit richtlijnen die in acht moet moeten worden genomen om de nalatenschap te vereffenen ingevolge afdeling 4.6.3. van het Burgerlijk Wetboek. Voor de volledige inhoud van de

vereffeningsrichtlijnen wordt ook verwezen naar bijlage 2 omdat de volledige inhoud hiervan dit onderzoeksrapport te boven gaat. Hieronder worden de hoofdlijnen van een lichte- en zware vereffening besproken.

2.5.1.1 Lichte vereffening

Bij de lichte vereffening treedt de erfgenaam-vereffenaar als vereffenaar op wat betekent dat de erfgenaam de nalatenschap zelf afwikkelt (artikel 4:202 lid 1 onder a BW). Hierbij moet de nalatenschap door één of meer erfgenamen beneficiair aanvaard zijn en geen vereffenaar zijn benoemd door de kantonrechter.36 De verplichtingen die de wet aangeeft in artikel 4:214 lid 1

en lid 5 BW en artikel 4:28 BW zijn niet van toepassing bij de lichte vereffening wanneer de kantonrechter dit niet expliciet aangeeft (artikel 4:221 lid 1 BW). De erfgenaam-vereffenaar hoeft geen schuldeisers openlijk op te roepen maar moet de schuldeisers, wanneer deze aanwezig zijn, wel aanschrijven.37

2.5.1.2 Zware vereffening

In deze paragraaf wordt de zware vereffeningsprocedure kort besproken op hoofdlijnen. Bij de zware vereffening kan de rechtbank, op verzoek van een erfgenaam of een belanghebbende, een vereffenaar benoemen (artikel 4:203 lid 1 BW en artikel 4:202 lid 1 onder b BW) waarbij de nalatenschap afgewikkeld wordt volgens de regels van de zware vereffening. Daarbij kan de rechter een vereffenaar benoemen als de erfenis door niemand wordt geregeld of als

erfgenamen niet te vinden zijn. 38 Bij zware vereffening moet de vereffenaar ook schuldeisers

oproepen ingevolge artikel 4:214 lid 1 BW. Daarnaast moet de vereffenaar de volgende stukken ter griffie van de rechtbank neerleggen,39 te weten:

35 Verschil tussen zware en lichte vereffening, doehetzelfnotaris.nl 36 Zie bijlage 2, richtlijnen vereffenen nalatenschappen, p. 14. 37 Zie bijlage 2, richtlijnen vereffenen nalatenschappen, p. 14. 38 Zie bijlage 2, richtlijnen vereffenen nalatenschappen, p. 15.

(28)

21

• Een boedelbeschrijving waarin de schulden van de nalatenschap tot dusver is in opgenomen;

• een lijst van alle schuldeisers met hun vorderingen (uitdelingslijst); • een lijst van alle werkzaamheden (rekening en verantwoording);

• een lijst van ‒ een door de vereffenaar erkende en betwiste ‒ vorderingen op de nalatenschap van schuldeisers.

2.6 Verwerpen

Als laatste kan de erfgenaam de nalatenschap verwerpen (artikel 4:190 lid 1 BW). Dit gebeurt wanneer iemand weet dat er meer schulden dan baten in de nalatenschap zitten of simpelweg wanneer de diegene niet wil erven van de erflater. Het verwerpen van de nalatenschap betekent dat een iemand afstand doet van de nalatenschap en is diegene dan ook geen erfgenaam.40 De

verwerping kan worden gedaan door een verklaring af te leggen bij de rechtbank van de woonplaats waar de erflater is overleden waarbij deze verklaring wordt ingeschreven in het boedelregister (artikel 4:191 lid 1 BW). In de parlementaire geschiedenis komt naar voren dat, wie eenmaal heeft verworpen, niet de bevoegdheid moet hebben hierop terug te komen.41

Spierings merkt op dat ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ zijn recht heeft ‘verbruikt’ op het moment dat diegene de nalatenschap verwerpt.

Plaatsvervulling

Op het moment dat iemand de nalatenschap verwerpt kan dit erfdeel, ingevolge artikel 4:12 BW, door plaatsvervulling zijn bestemming vinden bij een plaatsvervullende erfgenaam. Het begrip staaksgewijs uit artikel 4:12 BW stelt dat de plaatsvervuller het erfdeel krijgt dat de erfgenaam had gekregen wanneer plaatsvervulling niet aan de orde zou zijn geweest.42

2.7 Subconclusie

Gezien het vorenstaande kan nu antwoord gegeven worden op deelvraag 1 van dit onderzoek:

‘Wat zijn de mogelijkheden ‒ die de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenamen hebben ‒ bij het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap blijkens wet, vakliteratuur en parlementaire geschiedenis?’

De mogelijkheden die ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ heeft ten aanzien van het al dan niet aanvaarden van een nalatenschap zijn in beginsel aanvaarden en

40 Perrick 2017, p. 615

41 Parl. Gesch. Boek 4 BW, p. 922 (TM). 42 Plaatsvervulling, erfrechtadvocaat.nl

(29)

22

verwerpen. Binnen de aanvaardingsmogelijk kan deze zuiver en beneficiair geschieden (middels het afleggen van een verklaring). Daarnaast kan de nalatenschap ‘stilzwijgend’ zuiver worden aanvaard. Wanneer de erfgenaam de nalatenschap (stilzwijgend) zuiver aanvaardt dan is hij/zij aansprakelijk in het privé vermogen.

De erfgenaam aanvaardt stilzwijgend wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam heeft gedragen. Dit is voor de rechter voor interpretatie vatbaar omdat het eraan ligt welke feitelijke handelingen de erfgenaam heeft verricht om hem te kwalificeren binnen het begrip ondubbelzinnig en zonder voorbehoud. Bij beneficiaire aanvaarding uit paragraaf 2.5 is de procedure bij het aanvaarden van de

nalatenschap langer, omdat onder andere een overzicht moet worden gemaakt van de bezittingen en de schulden. Daarnaast moet er volgens de wet worden vereffend, deze

procedure kost tijd omdat dit afhangt van verschillende actoren en factoren. Wanneer diegene de nalatenschap verwerpt, dan is hij/zij geen erfgenaam. Ook deze verklaring moet in het boedelregister worden ingeschreven om de keuze van de erfgenaam rechtsgeldig te maken. In het volgende hoofdstuk worden de feitelijke handelingen besproken waarmee iemand kan worden aangemerkt als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam.

(30)

23

Hoofdstuk 3

De feitelijke handelingen van de erfgenaam

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op deelvraag 2, welke luidt: ‘Wat blijkt uit de wet,

vakliteratuur en parlementaire geschiedenis over het feitelijk handelen van de bij wet of bij

testament aangewezen erfgenamen waardoor zij een nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaarden ex artikel 4:192 lid 1 BW?’.

De beantwoording wordt middels (sub)paragrafen gegeven waarbij dit hoofdstuk aanvangt met paragraaf 3.1. waar de feitelijke handelingen ex artikel 4:192 lid 1 BW worden beschreven. In paragraaf 3.2. wordt ingegaan op de beschikkings- en beheersdaden van erfgenamen. Het uitgangspunt van de Hoge Raad; de omstandigheid van het geval wordt in paragraaf 3.3 uitgediept. Dit hoofdstuk sluit af met een subconclusie in paragraaf 3.4.

3.1 De feitelijke handelingen ex artikel 4:192 lid 1 BW

Zoals er in hoofdstuk 1 een begin is gemaakt met de ontleding van artikel 4:192 lid 1 BW om de topics voor het jurisprudentieonderzoek uit hoofdstuk 4 vast te kunnen stellen worden de feitelijke handelingen ‒ welke de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam verricht ‒ besproken in hoofdstuk 3. Hierbij wordt artikel 4:192 lid 1 BW verder ontleed. Het eerste deel van artikel 4:192 lid 1 BW: ‘Een erfgenaam aanvaardt de nalatenschap zuiver

wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende

erfgenaam gedraagt’ stelt dat ‒ een op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam

‒ de nalatenschap stilzwijgend zuiver aanvaardt wanneer hij voldoet aan de twee

rechtsvoorwaarde die daarna worden gesteld. De eerste rechtsvoorwaarde (tevens topic 1 van het jurisprudentieonderzoek) wordt in paragraaf 3.2 en verder besproken. De tweede

rechtsvoorwaarde, dat eveneens topic 2 is van het jurisprudentieonderzoek is (zie paragraaf 1.4.1 van hoofdstuk 1), wordt in hoofdstuk 4 besproken onder paragraaf 4.5 en verder.

3.2 Beschikkingsdaad/beheersdaad

Het tweede deel van het wetsartikel slaat op de begrippen beschikkings- en beheersdaden, welke luidt: ‘doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van

goederen van de nalatenschap’. In de volgende subparagrafen worden de beschikkings- en

(31)

24

3.2.1

Beschikkingsdaad

Het begrip ‘beschikken’ gaat over het recht om een goed te bezwaren of vervreemden. Dit begrip legt de relatie uit tussen een rechthebbende en één of meer bepaalde goederen. Per goed moet worden nagegaan of diegene bevoegd is om zich als heer en meester over het goed te

beschikken. Vervreemden betekent hier ‘van eigenaar doen verwisselen’. ’Bezwaren’ gaat uit van het principe dat een goed wordt verpand of een recht van hypotheek op wordt gevestigd.43 Het

als heer en meester beschikken over een goed gaat ervanuit uit dat iemand eigenaar is van een goed. Wanneer iemand het eigendomsrecht over een zaak heeft betekent dit dat hij het meest omvattende recht heeft welke een persoon kan hebben over een zaak, zo stelt artikel 5:1 lid 1 BW. Een ‘zaak’ is een daarbij voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke object, volgt uit artikel 3:2 BW. Het staat de eigenaar vrij om alles met de zaak te doen, mits dit niet in strijd is met thans geldende wet- en regelgeving, zo volgt uit artikel 5:1 lid 2 BW. Dat betekent dat de eigenaar over het goed mag beschikken en het goed mag vervreemden en mag bezwaren.

Heer en meester

Iemand die op grond van de wet of bij testament is aangewezen als erfgenaam, kan als ‘heer en meester’ over een goed beschikken.44 Zo ook over de nalatenschap, aangezien de nalatenschap

bestaat uit bezittingen (goederen) en schulden. Wanneer hier sprake van is moet diegene in die mate over de nalatenschap beschikken dat het niet in het belang van de nalatenschap is maar louter in het belang van hemzelf en daarmee in de bewoording van de parlementaire

geschiedenis valt.45 Denk hierbij aan de verkoop van goederen met economische waarde en het

onttrekken van sieraden van de nalatenschap waarvan ,bij verkoop, de opbrengst daarvan door de eigenaar wordt toegeëigend.46

3.2.2 Beheersdaad

Alle daden van beheer zijn volgens de uitleg van de wettekst de feitelijke handelingen waarbij ‒ de op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ zich niet kwalificeert binnen het deel van het artikel 4:192 lid 1 BW:47 ‘doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot

vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap’.

43 Bezwaren eigendom, wetrecht.nl 44 Verstappen 2019, p. 2779

45 Kamerstukken II 2015/16, nr. 34224, nr. 5, p. 13. 46 Kamerstukken II 2015/16, nr. 34224, nr. 5, p. 9. 47 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 9

(32)

25

De definitie van beheer vinden we terug in artikel 3:170 BW. Een beheersdaad is een feitelijke handeling die niet verder gaat dan gewoon onderhoud of behoud van een gemeenschappelijke goed.48 Om dit begrip uitleg te geven en toe te spitsen op het erfrecht mag een daad van beheer

in ieder geval niet zijn: ‘overeenkomsten aangaan strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap’. Op deze manier zou de partij in kwestie over het goed beschikken.49 Iemand mag louter als houder van de goederen van de nalatenschap optreden.

Degene die een zaak houdt, houdt de zaak voor een ander en niet voor zichzelf. Het betreft hier het houderschap dat beschreven staat in art. 3:107 lid 4 BW. Een houder van een zaak is degene die daarover direct of indirect de naar verkeersopvatting, wet en uiterlijke omstandigheden te beoordelen feitelijke macht uitoefent. Dit betekent dat de bij wet of bij testament benoemde erfgenaam alleen de feitelijke macht mag uitoefenen over de goederen van de nalatenschap. Een daad van beheer moet in teken staan van de nalatenschap, zien we terug in de

parlementaire geschiedenis.50 Bijvoorbeeld diegene die in een gerechtelijke procedure verweer

voert tegen een vordering op de nalatenschap omdat uit de administratie is gebleken dat deze al is betaald, wordt aangemerkt als een erfgenaam die een beheersdaad uitvoert.51 Deze feitelijke

handeling is niet aan te merken als gedraging van een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam52.

De erfgenaam ziet er namelijk op toe dat de vordering uit de nalatenschap niet tweemaal wordt betaald.53 Van Mourik stelt dan ook dat enkel daden van beheer nooit leidt tot zuivere

aanvaarding van de nalatenschap.54 Wanneer de erfgenaam meubels aan de kringloop meegeeft

en deze geen economische waarde heeft, onttrekt de erfgenaam hiermee geen goederen uit de nalatenschap.55 Evenmin onttrekt de erfgenaam goederen uit de nalatenschap wanneer hij/zij

een fotoalbum van emotionele waarde meeneemt uit het huis van de erflater.56

3.3 Omstandigheid van het geval

Vaak is het onduidelijk welke feitelijke handelingen zich strekken tot de gedragingen waarmee ‒ een op grond van de wet of bij testament aangewezen erfgenaam ‒ zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. 57

48 TC Burgerlijk Wetboek, taken van de executeur; loon bij: BW 4, artikel 144 49 TC, Burgerlijk Wetboek, houderschap; BW 3, artikel 107

50 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 9 51 Verstappen 2019, p. 2778 52 Kamerstukken II 2015/16, nr. 34224, nr. 5, p. 1 53 Kamerstukken II 2015/16, nr. 34224, nr. 5, p. 1 54 Van Mourik 2020, p. 465. 55 Kamerstukken II 2014/15, nr. 34224, nr. 3, p. 9-10 56 Verstappen 2019, p. 2779-2780

(33)

26

De Hoge Raad formuleert hier een principe dat het afhangt van de omstandigheid van het geval of een erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud gedraagt ex artikel 4:192 lid 1 BW.58 Zoals eerder gezegd is het begrip vatbaar voor interpretatie en daarbij staat het de rechter

vrij het begrip, met inachtneming van vaste rechtspraak van de Hoge Raad, uit te leggen.59

3.3.1 Toevoeging in nieuw erfrecht

Zoals hiervoor besproken geldt dat het afhangt van de omstandigheden van het geval of uit gedragingen van een persoon de bedoeling kan worden afgeleid om de erfenis stilzwijgend te aanvaarden. Er zijn twee uitspraken van de Hoge Raad die hier op voortborduren.

In het arrest van 20 juni 2014 voegt de Hoge Raad toe dat een nalatenschap ex art. 4:192 lid 1 BW ook stilzwijgende kan zijn aanvaard vanwege verzet tegen verstekvonnis, waarbij

erfgenamen zijn veroordeeld tot betaling aan schuldeiser van de nalatenschap.60 Op het moment

dat een partij (gedaagde) niet verschijnt in een procedure, dan zal de rechter in bijna alle gevallen de gedaagde bij verstek veroordelen en spreken we van een verstekvonnis.61 De

vordering van de eiser wordt dan meestal geheel toegewezen.

In een uitspraak van de Hoge Raad uit 2015 werd beslist dat uit handelingen ten behoeve van een (passende) uitvaart voor de erflater geen stilzwijgende aanvaarding mag worden afgeleid.62

Een voorbeeld die in het arrest wordt gegeven is het nuttigen van een etentje dat was betaald met de gelden van de nalatenschap op de sterfdag van de erflater waarbij erfgenamen overleg moesten plegen gaande over de uitvaart. 63 Toch is het nuttigen van een etentje onder

erfgenamen niet altijd op die manier te verantwoorden dat zij de nalatenschap niet stilzwijgend zuiver aanvaarden.64

Technische wijziging wet BETS

Op 7 september 2018 is een technische wijziging doorgevoerd aan de betekenis van artikel 4:192 lid 1 BW.65 De wijziging is als volgt: de zin uit artikel 4:192 lid 1 BW: ‘doordat hij

overeenkomsten aangaat strekkende tot de vervreemding of bezwaring van goederen van de

58 HR: 26 april 1968, ECLI:NL:PHR:1968:AC4853, NJ 1969/322 59 HR: 26 april 1968, ECLI:NL:PHR:1968:AC4853, NJ 1969/322 60 HR 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1489

61 Bij verstek veroordeeld: wat nu?advocaten.nl 62 Spierings 2016, p. 252

63 HR: 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1284, NJ 2015/379

64 HR: 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1284, NJ 2015/379

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In figuur 1 is bijvoorbeeld te zien dat bij de simulatie van 10 worpen de relatieve frequentie 0,1 is: er is precies één keer een drie gegooid.. Figuur 1 staat ook op

[r]

In de afwezigheid van haar zuster voegde Constance zich weer naar het leven, dat zij simpel wist: drie volwassenen rond een kind, pratend over visschersbooten, schapen, lammeren

Dissonantie wordt vooral veroorzaakt door tonen en boventonen met frequenties die vlak naast el- kaar liggen, maar net niet gelijk aan elkaar zijn; we ervaren samenklanken

‘Aangezien de nalatenschap negatief is krijgen [appellanten], ingeval in de verkoop en levering een gift is besloten die groter is dan € 13.972,31, ter zake van hun legitieme

Hoewel zowel uit de rechtspraak van de Hoge Raad als uit de parlementaire geschiedenis niet expliciet valt op te maken dat een legaat aan een erfgenaam altijd in het geheel

‘Kijk eens hier, beste vriend, ik ken het menschelijk geslacht; en ik weet dat een man naar Washington toe gaat, onverschillig of hij uit den hemel komt, laat staan dan van

De conceptuele weg die Klein op het gebied van differentiaalvergelijkingen koos was wel natuurlijk, gezien zijn werk aan automorfe functies, maar heeft alleen op andere gebieden