• No results found

J.J. van der Werf, Industrie en regio. Een economisch historische studie naar de rol van de industrie in de provincie Groningen (1840-1980)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J.J. van der Werf, Industrie en regio. Een economisch historische studie naar de rol van de industrie in de provincie Groningen (1840-1980)"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R E C E N S I E S

de met de allerhoogste lof het jaar ervoor te Erlangen verkregen doctorstitel. Schilder, de zoon van een jong overleden Kamper sigarenmaker, had dankzij de steun van meer gegoede geloofsgenoten kunnen 'doorleren'. In 1914 werd hij gereformeerd predikant. Al snel viel hij op, door zijn brede belangstelling, grote belezenheid, literaire begaafdheid en zucht tot polemiek. In de jaren twintig werd De Reformatie, ' weekblad tot opbouw van het gereformeerde leven', meer en meer zijn mondstuk. Hij ging daarin de vraagstukken waarmee de gereformeer-den in het Interbellum bezig waren bepaald niet uit de weg: de spanning tussen de afgescheigereformeer-den en dolerende tradities, het probleem van Kuypers erfenis, van isolement en oecumene, van generatiewisseling en standsverschillen. Dee weet aannemelijk te maken, dat Schilder door de keuze voor een strikt confessionele benadering probeerde te ontkomen aan traditionalismen van verscheiden aard: de actualiteit van de gereformeerde belijdenis werd door hem in tal van discussies verdedigd. Het spreekt vanzelf, dat hem dat aanhang en tegenstanders opleverde. Binnen de eigen kerken, maar ook daarbuiten: aan de vanzelfsprekendheden van het gerefor-meerde isolationisme stoorde hij zich weinig. Anderzijds werden ook tegenstellingen verdiept door zijn aandringen op fundamentele en principiële discussie.

Schilders levensloop en ontwikkeling tot 1934 is door Dee nauwkeurig nagezocht en precies weergegeven. Zijn boek biedt veel materiaal en de auteur loopt in de interpretatie daarvan de lezer niet voor de voeten. Hoewel vanzelfsprekend op Schilder gericht, geeft dit boek een duidelijk zicht op de niet al te verheven sfeer in de al met al nogal beperkte gereformeerd-kerkelijke wereld van die jaren.

Die kwalificaties worden niet geheel weggenomen door de besliste veroordeling van het lidmaatschap van de NSB door de synode van de gereformeerde kerken in Nederland in 1936. Er kwam achterde schermen immers heel wat getrek en geduw aan te pas, voordat het zover was. Die synode-uitspraak was vooral Schilders werk. Kamphuis laat zien, hoe ze in zijn gerefor-meerd geloven haar vanzelfsprekend lijkende oorsprong vond. Het is jammer, dat Kamphuis, ondanks de titel van zijn verhandeling, niet het volle verhaal van de opstelling van Schilder tegenover het nationaal-socialisme biedt, door alle details, ook van het vervolg gedurende de oorlogsjaren te geven.

G. J. Schutte J. J. van der Werf, Industrie en regio. Een economisch historische studie naar de rol van de

industrie in de provincie Groningen 1840-1980 (Dissertatie UvA 1989; Groningen: Wolters

Noordhoff, 1989, xi + 290 blz., ƒ65,-, ISBN 90 01 94511 2).

De economische positie van de provincie Groningen na 1900 laat zich het best omschrijven als perifeer. In de eerste helft van de negentiende eeuw was de provincie echter nog een belangrijk industrieel centrum naast de Randstad. Hoe is het mogelijk dat de provincie binnen enkele decennia deze positie volledig verloor en vervolgens aan de rand van het Nederlandse economische leven belandde?

In zijn proefschrift Industrie en regio kondigt Van der Werf al op bladzijde 2 aan deze vraag te zullen behandelen: 'Het onderzoek betreft juist de factoren die deze omslag of anders gezegd het proces van economische periferisering bewerkstelligden c. q. tegengingen'. Wie vervolgens een historisch gefundeerd betoog over deze factoren verwacht komt echter bedrogen uit. Op bladzijde 19 wordt de vraagstelling van het onderzoek al tot twee maal toe opnieuw geformu-leerd. Eerst heet het: 'Het analytisch probleem hoe uit sectorale ruimtelijke patronen tot

(2)

R E C E N S I E S

uitspraken over de ontwikkeling in een concreet gebied (gekomen kan worden), zal in de onderhavige studie historiserend benaderd worden'. Acht regels verder schrijft de auteur dat '... de onderhavige studie over de rol van het bedrijfsleven in de economische ontwikkeling in de provincie Groningen in de periode 1840-1980...' zal handelen. Dit geschuif met het object van onderzoek maakt het er voor de lezer niet eenvoudiger op, temeer daar het hiermee nog niet afgelopen is (zie 235, alinea 2).

In de tussenliggende bladzijden geeft de auteur een beschrijving van de economische ontwikkeling van de provincie Groningen, waarbij de aandacht overigens exclusief op de industriële sector wordt gericht. In hoofdstuk 1 worden het theoretisch kader en de vraagstelling geformuleerd. Van der Werf gebruikt daartoe de theorie van de 'geografie van de produktie' van Doreen Massey en de 'dynamische concentratietheorie' van de econoom H. W. de Jong. In de hoofdstukken 2 en 3 wordt de economische ontwikkeling van Nederland en Groningen voor respectievelijk de periode 1840-1895 en 1895-1940 gecombineerd beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft de economische ontwikkeling van Nederland na 1945, hoofdstuk 5 doet hetzelfde voor Groningen. Hoofdstuk 6 tenslotte geeft een synthese van historische ontwikkeling en theoretisch kader, alsmede aanbevelingen voor toekomstig beleid.

Naar men uit de inleiding mag concluderen, is Van der Werf een econoom. In dit boek begeeft hij zich op het terrein van de geschiedenis. Dat kan goed uitpakken, maar in dit geval vind ik de uitstap wat minder geslaagd. Op de historische benadering, in de ondertitel zo prominent aangekondigd, is namelijk nogal wat aan te merken. Voor de gekozen periode (1840-1980) wordt bijvoorbeeld nergens een verantwoording gegeven. Ook is de beschreven periode onevenwichtig ingedeeld: 41 pagina's voor 1840-1895 (de sleutelperiode), 46 pagina's voor

1895-1940, terwijl de periode na 1945 114 pagina's krijgt.

De historische literatuur is lacuneus en niet bijgewerkt naar de laatste stand van zaken. Voor een beschrijving van de economische ontwikkeling van Nederland in de periode 1840-1980 beperkt de auteur zich de facto tot drie titels: Brugmans' Paardenkracht en mensenmacht, J. A. de Jonge' s De industrialisatie in Nederland en Joh. de Vries ' De Nederlandse economie tijdens

de twintigste eeuw. Een basiswerk als de NAGN is niet gebruikt, evenmin is recentere literatuur

geraadpleegd als Griffiths' Industrial Retardation, het proefschrift van J. L. van Zanden of Mokyrs onderzoek naar de Nederlandse economische ontwikkeling in de negentiende eeuw. Het voor de agrarische geschiedenis van Groningen belangrijke werk Van grasland tot bouwland van E. W. Hofstee ontbreekt. Primaire bronnen werden in het geheel niet gebruikt, zelfs goed toegankelijke stukken als beroeps-en volkstellingen zijn niet geraadpleegd. Ook inhoudelijk zijn er nog wel enige kritische opmerkingen te maken. Nergens wordt het relatieve belang van de landbouw ten opzichte van industrie en diensten beschreven, dit terwijl de auteur wel constateert dat landbouw en industrie juist in Groningen een waar agrarisch-industrieel complex vormen.

Voor de periode 1840-1895 wordt er met betrekking tot de industriële ontwikkeling van Groningen nergens overzichtelijk cijfermateriaal geboden, evenmin wordt het relatieve belang van de diverse bedrijfstakken geschetst. Alles beweegt zich op het niveau van de kwalitatieve beschrijving. Voor 1895-1940 is de situatie niet veel beter, en pas voor de naoorlogse periode volgt er een kwantitatieve beschrijving van de economische ontwikkeling en het belang van de afzonderlijke industriële bedrijfstakken. Vele stilistische en inhoudelijke slordigheden zoals 'de agrarische crisis van de jaren '70' (55, bedoeld is de Landbouwcrisis van 1880-1895) vallen bij deze bezwaren in het niet.

Wellicht biedt dit boek een redelijke beschrijving van de huidige relatieve onderontwikkeling

(3)

R E C E N S I E S

van Groningen en bevatten de suggesties voor een politiek van eensgezindheid en tegen régionalisme en provincialisme een kern van waarheid. De historische component voldoet echter lang niet aan de huidige maatstaven. Het zou goed zijn als sociale en economische wetenschappers tot het inzicht kwamen dat geschiedenis een volwaardige discipline binnen het wetenschappelijk bedrijf is.

F. M. M. Hendrickx

A. Bakker, Pieter Lieftinck, 1902-1989. Een leven in vogelvlucht. Herinneringen opgetekend

door A. Bakker en M.M.P. van Lent (Utrecht: Veen, 1989,264 blz., ƒ34,50, ISBN 90 204 1901

3).

Nog juist voor diens overlijden in juni 1989 hebben de financiële journalisten A. Bakker en M. M. P. van Lent de herinneringen van mr. P. Lieftinck opgetekend. Uit het woord vooraf van dr. J. Zijlstra blijkt dat deze enige moeite heeft gehad zijn oud-collega als minister van financiën zo ver te krijgen. Aan het uiteindelijk welslagen danken we een waardevol boek. Het belang ervan ligt in de biografische gegevens betreffende de periodes vóór en na zijn ministerschap ( 1945-1952) en bovenal in zijn visie op gebeurtenissen en ontwikkelingen, inclusief de accenten die hij daarin legt (wat vertelt hij wel en niet). Eigenlijk is het voor het boek maar goed geweest dat er geen tijd meer was om te blijven schaven. Deze herinneringen hebben nu iets spontaans behouden, wat iets zegt over de lenigheid van geest die de oud-minister ook in zijn ouderdom had behouden. Als voorbeelden hiervan noem ik zijn verhouding tot het christendom (18 vlg.), de passages over de Amerikaanse econoom Irving Fisher (37 vlg.) en zijn mening over econometrie en modellen als beleidsinstrumenten (56 vlg.)

Het verhaal over jeugd- en vormingsjaren konden we uiteraard alleen van Lieftinck zelf vernemen. Er loopt een opvallende draad door van geluk en ongeluk. Lieftinck was het op een na jongste kind in een gezin met zes kinderen. De in Muiderberg woonachtige familie had het financieel niet breed. De vader genoot als predikant slechts een bescheiden tractement. Gelukkig bracht een grote erfenis in 1916 verlichting zodat Lieftinck een goede schoolopleiding kon krijgen en rechten in Utrecht ging studeren, onder andere economie bij C. A. Verrijn Stuart. Een groot ongeluk volgde tijdens de studiejaren. Bakker en Van Lent zijn niet erg exact en hebben blijkbaar uit kiesheid niet door willen vragen. Het komt er op neer dat het gezin door een ramp werd getroffen waarbij de vader omkwam en Lieftinck zelf met zware brandwonden in een ziekenhuis raakte. Daarop volgde een allengs succesvoller studie, in 1931 afgesloten met een promotie cum laude. Na enige jaren als Haags ambtenaar werd Lieftinck al in 1934 Rotterdams hoogleraar. Dit mooie succes voerde hem in september 1940 in gevangenschap. Het kon moeilijk uit zijn prominente betekenis in het maatschappelijk leven voortvloeien dat hij op de lijst van gijzelaars kwam. Dat was dan ook gevolg van de persoonlijke rancune van de NSB-procureur-generaal Van Genechten die Lieftinck zijn professoraat misgunde en hem daarom eens in de trein publiekelijk voor dief uitmaakte. Hij kwam terecht in Buchenwald waar hij onder anderen Drees ontmoette, hetgeen ertoe bijdroeg dat hij na de oorlog gevraagd werd als minister van financiën (73). Via St. Michielsgestel kwam Lieftinck, nu als reserve-officier, nabij het Poolse stadje Lissa in gevangenschap. Indrukwekkend is de beschrijving van de tocht die hij na de bevrijding door de Russen westwaarts maakte (83 vlg.). Op 1 juni 1945 kwam hij in Rotterdam terug, op 23 juni was hij minister. De eerder gevraagde mr. A. J. d' Ailly, een directeur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Please check the document version of this publication:.. • A submitted manuscript is

Omdat in de to- matenteelt mineervlieg, wittevlieg en bladluis voor problemen kunnen zorgen, kunt u het beste gebruik ma- ken van gele

However, tourism does not only affect the individual worker, it happens in a community as a whole, and if a destination as a whole wants to benefit, not only the tourism-focused,

The dilemma that the MDT face when evaluating a patient being considered for a TAVI is that the very reasons giving rise to the patient not being considered for surgical aortic

In order to confer broad-range resistance to arsenical compounds, the presence of an arsC (codes for an arsenate reductase) gene is required.. An arsC was not associated

Het overgrote deel van de vrouwen verricht werkzaamheden voor het bedrijf, namelijk 91%. In totaal werkt 30% van de vrouwen meer dan 8 uur per week voor het bedrijf. De meeste

Er wordt een serie voorstellingen gebracht die niet voor de grote theaterzaal gemaakt zijn, maar juist voor een kleinere en intie- mere theatersetting.. Met de

Want Flits begrijpt: hij moet aan banden, En Bull, die wil den tuin alleen... Hij rukt zich los, en met z'n tanden Bijt hij zich door