• No results found

Certificering van aandelen en transparantieverplichtingen Wat zijn de gevolgen van steeds verdergaande transparantieverplichtingen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Certificering van aandelen en transparantieverplichtingen Wat zijn de gevolgen van steeds verdergaande transparantieverplichtingen?"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Leila de Haan

Certificering van aandelen en

transparantieverplichtingen

Wat zijn de gevolgen van steeds verdergaande transparantieverplichtingen?

Universiteit van Amsterdam E-mailadres: leiladehaan@live.nl Studentnummer: 11054433

Mastertrack: Master Privaatrecht, Commerciële Rechtspraktijk Begeleider: Mevrouw Van Uchelen-Schipper

(2)

Abstract

In deze scriptie wordt enerzijds onderzoek gedaan naar de gevolgen van de

transparantieverplichtingen voortvloeiende uit twee (concept)wetsvoorstellen voor het certificeren van aandelen via een Stichting Administratiekantoor en anderzijds welke alternatieven ervoor certificering zijn. Het onderzoek is gebaseerd op literatuur, wetsartikelen en kamerstukken. Vanwege het feit dat de transparantieverplichtingen voortvloeien uit toekomstige wetgeving, is beperkt gebruik gemaakt van

jurisprudentie. Voordat de transparantieverplichtingen besproken worden, wordt ingegaan op certificering en de motieven daarvan. Er zijn verschillende motieven, waaronder erfrechtelijke of privacy motieven, om aandelen middels een Stichting Administratiekantoor te certificeren. Het eerste wetsvoorstel dat besproken wordt, is het wetsvoorstel registratie uiteindelijk belanghebbende (hierna: “UBO”) van vennootschappen en andere juridische entiteiten (hierna: “Wetsvoorstel Registratie UBO”). Dit wetsvoorstel vloeit voort uit de Europese Vierde- en Vijfde

Anti-witwasrichtlijn. Het Wetsvoorstel Registratie UBO implementeert de verplichting om een centraal UBO-register te hebben. Het andere wetsvoorstel dat besproken wordt, is het conceptwetsvoorstel transparantie maatschappelijke organisaties (hierna:

“Conceptwetsvoorstel MO”). Het Conceptwetsvoorstel MO beoogt stichtingen onder andere te gaan verplichten om de balans en staat van baten en lasten te publiceren. Beide wetsvoorstellen beogen bij te dragen aan transparantie om

financieel-economisch misbruik tegen te gaan. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat certificering door de transparantieverplichtingen minder aantrekkelijk zal worden doordat enerzijds de motieven voor certificering in sommige gevallen komen te vervallen of niet opwegen tegen de nadelen en anderzijds mogelijkerwijs sprake is van een verhoging van de administratieve last voor de Stak. Voor het tweede deel van de onderzoeksvraag wordt ten eerste geconcludeerd dat de UBO registratie kan worden voorkomen door rekening te houden met de UBO kwalificatiecriteria. Om te beoordelen of er alternatieven voor certificering zijn, is er gekeken naar de motieven voor certificering. Hierbij is geconcludeerd dat een C.V., FGR en een buitenlandse rechtspersoon in beperkte interessant zijn voor de bescherming van de privacy. Ten behoeve van het verwezenlijken van een scheiding tussen het economische

(3)

winst- of stemrechtloze aandelen in sommige situaties een goed alternatief voor certificering kan zijn.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6 2. Stichting Administratiekantoor ... 8 2.1 Inleiding stichting ... 8 2.2 Stichting Administratiekantoor ... 9 2.2.1 Inleiding Stak ... 9 2.2.2 Gebruik Stak ... 9

2.2.3 Motieven certificeren aandelen ... 12

2.3 Samenvatting Stak ... 14

3. Vierde en Vijfde Anti-witwasrichtlijn ... 15

3.1 Inleiding Vierde en Vijfde Anti-Witwasrichtlijn ... 15

3.2 Achtergrond ... 15

3.3 Wetsvoorstel Registratie UBO ... 17

3.3.1 UBO van de B.V. en N.V. ... 18

3.3.2 UBO van de stichting ... 19

3.4 Samenvatting UBO-register ... 20

4. Conceptwetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties ... 21

4.1 Inleiding Conceptwetsvoorstel MO ... 21

4.2 Achtergrond Conceptwetsvoorstel MO ... 21

4.3 Inhoud Conceptwetsvoorstel MO ... 22

4.4 Samenvatting Conceptwetsvoorstel MO ... 23

5. Gevolgen van de wetsvoorstellen ... 24

5.1 Inleiding gevolgen ... 24

5.2 Algemene gevolgen Wetsvoorstel Registratie UBO ... 24

5.2.1 Kwalificatie UBO ... 24

5.2.2 Openbaarmaking gegevens ... 25

5.2.3 Administratieve last ... 26

5.3 Gevolgen Wetsvoorstel Registratie UBO STAK ... 27

5.3.1 Kwalificatie UBO bij certificering ... 27

5.3.2 Privacy ... 28

5.3.3 Familieverhoudingen ... 29

5.4 Gevolgen Wetsvoorstel MO ... 30

5.4.1 Algemene gevolgen Conceptwetsvoorstel MO ... 30

5.4.2 Gevolgen Conceptwetsvoorstel MO STAK ... 31

5.5 Samenvatting gevolgen wetsvoorstellen ... 31

6. Alternatieven voor certificering ... 33

6.1 Inleiding alternatieven ... 33

6.2 Bescherming privacy ... 33

6.2.1 Verhoudingen ... 33

6.2.2 Commanditaire vennootschap ... 34

6.2.3 Fonds voor Gemene Rekening ... 36

6.2.4 Buitenlandse vennootschap ... 38

6.3 Stemrechtloze aandelen ... 39

6.4 Conclusie ... 41

7. Conclusie ... 44

7.1 Gevolgen transparantieverplichtingen certificering ... 44

7.2 Alternatieven voor certificering ... 45

7.3 Eindconclusie ... 47

(5)

9. Literatuurlijst ... 49 10. Begrippen ... 52

(6)

1. Inleiding

Uit recente gebeurtenissen, zoals de Panama Papers en terroristische aanslagen, blijkt dat juridische entiteiten financieel-economisch misbruikt worden.1 Er is in toenemende mate behoefte aan transparantie zodat misbruik van juridische entiteiten kan worden voorkomen.2 Op Europees niveau wordt er gewerkt aan maatregelen die transparantie vergroten ter voorkoming van financieel-economisch misbruik. Een van deze maatregelen is de verplichting voor alle Europese lidstaten om een centraal register van uiteindelijk belanghebbenden (hierna: “de UBO(’s)”) van

vennootschappen en andere juridische entiteiten bij te gaan houden. Deze verplichting vloeit voort uit de Vierde- en Vijfde Anti-witwasrichtlijn.3 Door middel van het UBO-register wordt inzichtelijk welk persoon achter de juridische entiteit of structuur zit.4 De Nederlandse wetgever heeft deze verplichting geïmplementeerd in het

wetsvoorstel inzake de registratie van uiteindelijke belanghebbenden van

vennootschappen en andere juridische entiteiten (hierna: “Wetsvoorstel Registratie UBO”).5 Naast dit wetsvoorstel heeft de wetgever een conceptwetsvoorstel inzake

transparantie maatschappelijke organisaties (hierna: “Conceptwetsvoorstel MO”) gepubliceerd.6 Het Conceptwetsvoorstel MO beoogt tevens transparantie te vergroten zodat financieel-economisch misbruik bij stichtingen kan worden tegengegaan.7

Het is vanzelfsprekend dat financieel-economisch misbruik van entiteiten tegengegaan dient te worden. Het is echter de vraag wat de gevolgen van de

transparantieverplichtingen voor de betrokkenen zijn. Uit het volgende citaat blijkt dat de invoering van het UBO-register voor onrust zorgt: “Bij vermogende particulieren en familiebedrijven, die vanwege veiligheid en vertrouwelijkheid anonimiteit

verkiezen, heeft de aankondiging van het verplichte register veel onrust

teweeggebracht. Ons onderzoek en de reacties op onze eerdere rapporten bevestigen dat de invoering van het UBO-register, daar waar het om een openbaar register gaat, impact heeft op de privacy en gevoelens van veiligheid van UBO’s. Dat is

begrijpelijk, want een eenvoudig openbaar toegankelijk register met hun 1 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4 (MvT). 2 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4 (MvT). 3 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4-5 (MvT). 4 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4-5 (MvT). 5 Kamerstukken II 2019, 35179, 1.

6 Conceptwetsvoorstel MO, internetconsultatie.nl. 7 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 1.

(7)

persoonsgegevens kan een bedreiging vormen voor hun privacy en mogelijk zelfs voor hun persoonlijke veiligheid en die van hun kinderen.”, aldus

PricewaterhouseCoopers.8 Vanwege mijn interesse voor de juridische constructie waarbij aandelen worden gehouden door een Stichting Administratiekantoor die daartegenover certificaten uitgeeft (hierna: “certificering”), zullen de gevolgen van de transparantieverplichtingen voor certificering onderzocht worden in deze scriptie. De onderzoeksvraag die centraal staat, luidt:

“Wat betekenen de transparantieverplichtingen uit verschillende

(concept)wetsvoorstellen voor certificering van aandelen door middel van de Stichting Administratiekantoor en welke alternatieven zijn er?”

Het eerste deel van de onderzoeksvraag ziet toe op de vraag wat de juridische gevolgen zijn van de transparantieverplichtingen uit de verschillende

(concept)wetsvoorstellen. Het tweede deel ziet toe op de vraag of er alternatieven voor certificering van aandelen door middel van een Stak zijn. Wanneer er wordt gesproken over certificering, wordt gedoeld op certificering door middel van de Stak. De onderzoeksvraag zal worden beantwoord aan de hand van verschillende

deelonderwerpen en deelvragen. Allereerst zal beschreven worden wat certificering van aandelen is en wat de motieven hiervoor zijn. Daarbij zal de Stichting

Administratiekantoor (hierna: “de Stak”) besproken worden. Vervolgens zal worden gekeken naar het Wetsvoorstel Registratie UBO en het Conceptwetsvoorstel MO. Nadat de wetsvoorstellen besproken zijn, zullen de gevolgen van deze wetsvoorstellen besproken worden. Ten slotte zal onderzocht worden of er alternatieven voor

certificering zijn. Het onderzoek zal worden gebaseerd op literatuur, wetsartikelen en kamerstukken. Vanwege het feit dat de transparantieverplichtingen voortvloeien uit toekomstige wetgeving, zal beperkt gebruik worden gemaakt van jurisprudentie. Hoofdstuk 7 zal het afsluitende hoofdstuk vormen waarin de conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag aan de orde komt.

8 R. de Lange-Snijders, C. de Nooijer & C. Zandoort-Gerittsen, ‘Stilstaan bij privacy

(8)

2. Stichting Administratiekantoor

2.1 Inleiding stichting

In dit hoofdstuk zal de Stak en certificering middels een Stak besproken worden. De Stak valt onder de rechtsvorm stichting van artikel 2:285 BW. De rechtsvorm stichting is een flexibele rechtsvorm die veel toepassingsmogelijkheden kent.9 In de statuten wordt de inhoudelijk organisatorische vormgeving, waaronder de interne organisatie, van de stichting vastgelegd. De rechtsvorm stichting heeft geen leden of aandeelhouders die eigenaar zijn van het vermogen van de stichting.10 Dit is een afwijkende eigenschap ten opzichte van de rechtsvormen die wel leden of

aandeelhouders kennen. De zeggenschap binnen een stichting komt middels de statuten toe aan het bestuur. Het bestuur kan in principe het enige orgaan van de stichting vormen. Daarnaast biedt de wet ruimte om een Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen in te stellen.11 Het bestuur heeft, in tegenstelling tot

aandeelhouders of leden, bij het uitoefenen van de zeggenschap, in principe, geen economisch belang.12

De rechtsvorm stichting wordt mede veelvuldig gebruikt omdat de wet veel ruimte geeft voor de organisatorische inrichting. De wet stelt enkel de restrictie dat zij geen leden kent13, een bestuur heeft zoals iedere andere rechtspersoon14 en geen uitkeringen mag doen tenzij deze een ideële of sociale strekking hebben.15 Dit zorgt ervoor dat de stichting een flexibele rechtsvorm is en de invulling van de

stichtingsorganen nauwkeurig kan worden afgestemd op basis van individuele wensen en situaties.16 De stichting wordt onder andere gebruikt voor het verwezenlijken van fiduciaire verhoudingen. In fiduciaire verhoudingen wordt de juridische eigendom gescheiden van het economische eigendom. Bij deze financiële verhoudingen wordt doorgaans de Stak als beheerder gebruikt.17 In de volgende paragraaf zal verder worden ingegaan op de Stak.

9 Asser/Rensen 2-III 2017/308.

10 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 441. 11 Artikel 2:297a BW.

12 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 441. 13 Artikel 2:285 BW.

14 Artikel 2:291 BW. 15 Artikel 2:285 lid 3 BW.

16 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 443. 17 Quist, WPNR 2016/7115, p. 577.

(9)

2.2 Stichting Administratiekantoor

2.2.1 Inleiding Stak

In deze paragraaf zal het doel van de Stak en de wijze waarop deze wordt gebruikt, aan de orde komen. Daarnaast zal worden ingegaan op de vraag wie betrokken zijn en de onderlinge verhoudingen van de betrokkenen bij de Stak, waaronder het bestuur en de UBO’s. Dit hoofdstuk zal worden afgesloten met een samenvatting van dit hoofdstuk.

2.2.2 Gebruik Stak

Zoals in paragraaf 2.1 besproken, wordt de Stak gebruikt voor fiduciaire verhoudingen. Bij fiduciaire verhoudingen worden de zeggenschap en het

economische eigendom van elkaar gescheiden. Bij de fiduciaire verhouding is de Stak de entiteit waar de zeggenschap wordt gecentreerd.18 In beginsel kunnen

vermogensrechten van zowel personen- als kapitaalvennootschappen worden

gecertificeerd.19 Echter zal in het vervolg enkel de certificering van vermogensrechten van kapitaalvennootschappen, dus de certificering van aandelen, besproken worden.

De scheiding van de zeggenschap en het economische eigendom wordt verwezenlijkt doordat de aandelen van een besloten vennootschap (hierna: “B.V.”) of naamloze vennootschap (hierna: “N.V.”) worden geleverd aan een Stak tegen

uitreiking van certificaten van aandelen. De certificering zorgt ervoor dat het

economische eigendom, dat verbonden is aan het aandeel en uiteindelijk toekomt aan de houders van certificaten, wordt gescheiden van de zeggenschap die verbonden is aan het aandeel en toekomt aan de Stak als aandeelhouder door middel van het stemrecht in de algemene vergadering.20 Momenteel ontbreekt een wettelijke

grondslag voor het certificeren van aandelen.21 Echter erkent de wetgever certificering indirect doordat certificaathouders in de wet rechten toegekend krijgen.22 Daarnaast blijkt uit de parlementaire geschiedenis dat de wijze waarop aandelen kunnen worden gecertificeerd onbeperkt kan variëren, waardoor het lastig is om een wettelijke

18 Asser/Rensen 2-III 2017/308.

19 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 444. 20 Asser/De Serière 2-IV 2018/133.

21 Salah, Bb 2013/16, afl. 7, par. 2.

(10)

grondslag te formuleren.23 Ondanks het ontbreken van een wettelijke grondslag, kan

de toelaatbaarheid van certificering mede worden gebaseerd op de jurisprudentie van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in het arrest van 1 juli 1988 bepaald dat:

“….. voorgedragen stelling dat een certificering van aandelen (in een besloten familievennootschap), waarbij de certificaten niet-royeerbaar zijn, maatschappelijk onaanvaardbaar is, kan in haar algemeenheid niet als juist worden aanvaard. De door het middel tegen r.o. 10.3 van het hof aangevoerde bezwaren miskennen de strekking van die overweging. Het hof heeft daarin slechts geoordeeld dat, nu de erfgenamen nimmer aandelen in de vennootschap hebben gehad, er geen redenen zijn om aan te nemen dat de omstandigheden van het onderhavige geval een uitzondering meebrengen op het uitgangspunt dat een certificering in het algemeen niet als

maatschappelijk onaanvaardbaar kan worden aangemerkt. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De klacht over onbegrijpelijkheid van de slotzin van r.o. 10.3 is ongegrond nu het duidelijk is dat in die zin door een kennelijke misslag het woord 'geen' is weggevallen.”24

Uit dit arrest blijkt dat certificering van aandelen in B.V.’s, waarvan de certificaten in dit geval niet-royeerbaar zijn, door de Hoge Raad wordt erkend. Het niet-royeerbaar zijn van de certificaten betekent dat deze niet meer kunnen worden gedecertificeerd. Dit betekent dat de certificaten niet meer kunnen worden ingewisseld voor aandelen. De Hoge Raad oordeelt dat de certificering in beginsel niet als maatschappelijk onaanvaardbaar kan worden beschouwd. Hieruit volgt dat een overeenkomst ten behoeve van certificering, ook als sprake is van niet-royeerbare certificaten, in

beginsel kwalificeert als een geldige titel voor de beoogde aandelenoverdracht aan de Stak.25

Door middel van certificeren gaat de Stak de aandelen ten titel van beheer houden voor certificaathouders. De Stak heeft derhalve als statutair doel de aandelen ten titel van beheer te houden. Doordat de aandelen worden overgedragen ten titel van beheer, ontstaat een beheersverhouding tussen de voormalige aandeelhouder en de Stak.De Stak beheert namelijk het vermogen voor de voormalige aandeelhouder. De

23 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 445. 24 HR 1 juli 1988, NJ 1989/226, m.nt. Maeijer.

(11)

100%

100% 100% wijze van beheer wordt vastgelegd in de administratievoorwaarden van de Stak.26 Als

onderdeel van de overeenkomst geeft de Stak certificaten uit aan de voormalige aandeelhouder(s). De certificaten vertegenwoordigen de economische gerechtigdheid tot de aandelen welke verbonden is aan de gecertificeerde aandelen.27 Het ten titel van beheer houden van de aandelen geeft de Stak de verplichting om de financiële

opbrengsten van de aandelen, oftewel het ontvangen dividend, aan de

certificaathouders door te geven.28 Doordat de Stak verplicht is om de financiële opbrengsten door te geven aan de certificaathouders, kan worden aangenomen dat er geen sprake is van schending van het uitkeringsverbod van artikel 2:285 lid 3 BW.29 De economische gerechtigdheid tot de aandelen en de uitgegeven certificaten kunnen tegen elkaar worden weggestreept, waardoor het saldo van het vermogen van de Stak in beginsel nihil is.30 Het juridische eigendom van de aandelen komt door de

certificering bij de Stak te liggen. De Stak wordt vertegenwoordigd door haar bestuur. Het bestuur van de Stak oefent, op grond van de juridische zeggenschap, het

stemrecht op de aandelen uit. In het onderstaande figuur wordt het voorgaande weergegeven.

Situatie voor certificering: Situatie na certificering

Er bestaan verschillende motieven om aandelen te certificeren door middel van een Stak. Deze motieven zullen in de volgende paragraaf besproken worden.

26 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 444. 27 Asser/Rensen 2-III 2017/308. 28 Asser/Rensen 2-III 2017/308. 29 Quist, WPNR 2016/7115, p. 577. 30 Van Uchelen-Schipper, WPNR 2014/7041, p. 1159. B.V. Aandeelhouder/ UBO B.V. Stak kK Certificaathouder/ UBO Aandeelhouder

(12)

2.2.3 Motieven certificeren aandelen

De belangrijkste reden voor de certificering van aandelen is het scheiden van de juridische zeggenschap en het economisch eigendomsbelang.31 In deze paragraaf zal worden ingegaan op de verschillende situaties waarin certificering wenselijk is en toegepast wordt.

Allereerst kan certificering wenselijk zijn bij opvolging binnen

familiebedrijven. De certificering biedt bescherming voor de stabiliteit van de besluitvorming in de algemene vergadering en de continuïteit van de vennootschap.32 Het voorgaande kan worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld. Wanneer een enig aandeelhouder een bepaald kind als opvolger ziet, kan het certificeren van de aandelen met de daaraan verbonden zeggenschap een uitkomst bieden. De enig aandeelhouder kan van tevoren bepalen op welke wijze de certificaten verdeeld worden.33 De zeggenschap zal bij het (deskundige) bestuur van de Stak blijven, maar de tweede generatie verwerft al wel het economische eigendom. Hiermee kan de enig aandeelhouder voorkomen dat de aandelen op grond van erfrechtelijke verdeling op voor hem ongewenste wijze zullen worden verdeeld. Het voorgaande voorbeeld is tevens van toepassing bij een enig aandeelhouder, die getrouwd is op basis van gemeenschap van goederen, en gaat scheiden.34 Het certificeren van aandelen kan ervoor zorgen dat onderlinge conflicten of verschil van inzichten in een familie niet leiden tot conflicten over het bestuur van de onderneming, aangezien het bestuur van de Stak het stemrecht in de algemene vergadering heeft en daarmee de zeggenschap heeft. Wanneer de certificering is gedreven door voorgenoemde motieven is het echter cruciaal dat het bestuur van de Stak onafhankelijk is van degenen met het economische eigendom en de erfgenamen of (ex-)partner niet de zeggenschap hebben of kunnen krijgen binnen het bestuur van de Stak.

Daarnaast kan certificering in het algemeen bescherming bieden voor de continuïteit en stabiliteit van een kapitaalvennootschap. Allereerst beschermt de certificering beursvennootschappen tegen onvriendelijke overnames of ongewenste invloeden.35 In een situatie waarin een grote concurrent een meerderheid van de aandelen met de daaraan verbonden zeggenschap weet over te nemen, loopt de

31 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 444. 32 Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009/660. 33 Schenk & Kootstra, FtV 2017/33, p. 23.

34 Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009/660. 35 Salah, Bb 2013/16, afl. 7, par. 2.

(13)

onderneming risico op ongewenste invloed van deze ongewenste

meerderheidsaandeelhouder. Wanneer de aandelen gecertificeerd zijn en de

certificaten beursgenoteerd zijn, verwerft die partij enkel het economische eigendom en zal de zeggenschap bij het bestuur van de Stak blijven. Bovendien biedt

certificering bescherming bij vennootschappen met veel aandeelhouders. Het biedt bescherming omdat het voorkomt dat afwezigheid van aandeelhouders op de algemene vergadering leidt tot besluitvorming die wordt afgedwongen door de aanwezige minderheidsaandeelhouders.36 In geval van certificering kan de besluitvorming in de algemene vergadering niet worden afgedwongen omdat de zeggenschap bij het bestuur van de Stak ligt, en niet bij de

minderheidscertificaathouders. De minderheidsaandeelhouders zijn namelijk, door middel van de certificering, certificaathouders geworden.

Certificering wordt ook gebruikt als vorm voor werknemersparticipatie.37 Wanneer er een aandelenoptieplan, winstdelingsregeling in geld of aandelen wordt aan een werknemer wordt toegekend, is er sprake van financiële

werknemersparticipatie.38 Het is de bedoeling om door middel van de

werknemersparticipatie de belangen van de werknemer enerzijds en de belangen van de vennootschap anderzijds, zoveel mogelijk parallel te laten lopen. Door middel van de werknemersparticipatie wordt beoogd de inzet en loyaliteit van de werknemers te stimuleren.39 Bij het toekennen van aandelen verwerven de werknemers echter ook de

bijhorende aandeelhoudersrechten, waaronder het vergaderrecht en recht op informatie.40 Om te voorkomen dat werknemers vergaderrecht krijgen, in de

algemene vergadering, wordt er gekozen voor certificering van aandelen middels een Stak. De werknemers die certificaten houden, hebben in beginsel geen

vergaderrecht.41 De certificaathouders hebben enkel vergaderrecht wanneer dit in de statuten is bepaald.42 Het vergaderrecht komt dan toe aan de Stak als aandeelhouder.43

Als laatste kan privacy een reden zijn om over te gaan tot certificering van aandelen. Een houder van alle aandelen in het geplaatste kapitaal van een

36 Asser/De Serière 2-IV 2017/133. 37 Kohn, TvOB 2010/5, p. 127.

38 Koster, Ondernemingsrecht 2015/40, afl. 6. 39 Quist, WPNR 2016/7115, p. 577.

40 Van Engelen, V&O 2011/6, p. 120. 41 Salah, Bb 2013/16, afl. 7, par. 4. 42 Artikel 2:227 lid 2 BW.

(14)

vennootschap is wettelijk verplicht zich als enig aandeelhouder in te schrijven in het Handelsregister.44 Door de inschrijving van de enig aandeelhouder in het

Handelsregister wordt zichtbaar aan wie het vermogen van de kapitaalvennootschap toebehoort. Op het moment dat de aandelen gecertificeerd zijn aan de Stak, zal de Stak als enig aandeelhouder worden ingeschreven. De oorspronkelijke aandeelhouder zal door de inschrijving van de Stak, onbekend blijven omdat deze geen

aandeelhouder, maar certificaathouder is geworden.45

2.3 Samenvatting Stak

De stichting is een bijzondere, flexibele rechtsvorm en de Stak kan op verschillende manieren worden gebruikt en ingezet teneinde een scheiding van economisch eigendom en juridische zeggenschap in een B.V. te verwezenlijken. De scheiding van het economische eigendom en de juridische zeggenschap kan worden verwezenlijkt door aandelen te certificeren. Er zijn verschillende legitieme motieven om aandelen te certificeren waaronder privacy, werknemersparticipatie en

erfrechtelijke- of huwelijksrechtelijke motieven. Met deze paragraaf wordt het hoofdstuk waarin aandacht wordt besteed aan de Stak beëindigd. In het volgende hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de Vierde- en Vijfde Anti-witwasrichtlijn.

44 Artikel 22 lid 1 sub e Handelsregistersbesluit.

(15)

3. Vierde en Vijfde Anti-witwasrichtlijn

3.1 Inleiding Vierde en Vijfde Anti-Witwasrichtlijn

Dit hoofdstuk zal worden ingeleid met de achtergrond van de Vierde- en Vijfde Anti-Witwasrichtlijn, waarna de richtlijnen inhoudelijk en het daaruit voortvloeiende Nederlandse wetsvoorstel aan bod zullen komen. Dit hoofdstuk zal worden afgesloten met een samenvatting. In hoofdstuk 5 zullen de gevolgen van de richtlijnen en de wetsvoorstellen voor de Stak aan de orde komen.

3.2 Achtergrond

Het Europese Parlement heeft op 20 mei 2015 het voorstel voor de Vierde Anti-Witwasrichtlijn (hierna: “Vierde Richtlijn”) aangenomen. De Vierde Richtlijn is op 24 juli 2018 deels geïmplementeerd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: “Wwft”).46 De Vierde Richtlijn bevat een

uitbreiding in maatregelen ten opzichte van de derde anti-witwasrichtlijn. 47 De doelstelling van de richtlijnen is het voorkomen van misbruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of financiering van terrorisme. In de memorie van toelichting (hierna: de “MvT”) wordt aangegeven dat de behoefte om misbruik van het financiële stelsel tegen te gaan onder andere blijkt uit de wijze waarop

terroristische organisaties tot op heden misbruik maken van het financiële stelsel. Daarnaast zijn verschillende activiteiten uit de zogenoemde Panama Papers naar voren gekomen die enkel gericht zijn op het verbergen van vermogen ten behoeve van belastingontduiking en witwassen van vermogen. Uit de MvT blijkt dat het vergroten van transparantie van vennootschappen en andere juridische entiteiten bijdraagt aan het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel van de Europese Unie. Transparantie is immers afschrikkend voor misbruikers van het financiële stelsel.48

Om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan, dienen er door Europese lidstaten verdere maatregelen genomen te worden om de transparantie van vennootschappen te vergroten. Om verdere transparantie te verwezenlijken, is in de Vierde Richtlijn de verplichting voor EU-lidstaten van het invoeren van een UBO-register opgenomen. Het UBO-UBO-register houdt in dat EU-lidstaten een UBO-register moeten

46 Stb. 2018, 239.

47 Verveld-Suijkerbuijk & Tillema, Ondernemingsrecht 2015/58, par. 1. 48 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4 (MvT).

(16)

bijhouden waarin informatie wordt opgenomen over de UBO’s van de op hun grondgebied opgerichte vennootschappen. Het register dient actueel gehouden te worden en zal openbaar worden. Op deze wijze kunnen criminelen hun identiteit niet meer verbergen achter een juridische structuur en hierdoor wordt een bijdrage

geleverd aan het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering.49

De Vierde Richtlijn diende binnen twee jaar, uiterlijk 26 juni 2017, in de Wwft geïmplementeerd te zijn. Echter heeft de Europese Commissie op 5 juli 2016 een richtlijnvoorstel gepresenteerd dat strekt tot de wijziging van de vierde richtlijn ten aanzien van het hebben van een register van UBO’s van vennootschappen.50 Vervolgens is er op 20 december 2017 een Europees politiek akkoord bereikt over deze richtlijnwijziging. De richtlijnwijziging heeft ervoor gezorgd dat het reeds begonnen wetgevingstraject voor de totstandkoming van het UBO-register niet ongewijzigd kon worden voortgezet. Minister Hoekstra van Financiën heeft derhalve in zijn brief van 20 april 2018 gericht aan de Tweede Kamer, aangegeven het

wetsvoorstel inzake UBO-register begin 2019 in te dienen. In de tussentijd is de Vijfde Anti-Witwasrichtlijn (hierna: “Vijfde Richtlijn”) in ontwikkeling geweest. De Vijfde Richtlijn is op 30 mei 2018 vastgesteld.51 Uiteindelijk heeft Minister Hoekstra van Financiën op 4 april 2019 het Wetsvoorstel Registratie UBO aan de Tweede Kamer aangeboden.52 Het Wetsvoorstel Registratie UBO vloeit dus zowel voort uit de Vierde- als de Vijfde Richtlijn. Echter wijzigt de Vijfde Richtlijn de voorschriften van de Vierde Richtlijn ten aanzien van het UBO-register. De Vijfde Richtlijn regelt de voorschriften ten aanzien van de openbaarheid van het UBO-register en de

verplichting om onjuistheden in het register te melden. In tegenstelling tot de vierde richtlijn, is in de Vijfde Richtlijn de verplichting van een openbaar register

opgenomen. Daarnaast beoogt de Vijfde Richtlijn een koppeling tussen de UBO-registers van de EU-lidstaten te verwezenlijken. De verplichte koppeling zal op een later tijdstip worden doorgevoerd.53

49 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4-5 (MvT). 50 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 2 (MvT). 51 Snijder-Kuipers, WPNR 2019/7230, p. 221. 52 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 1 (MvT). 53 Cazander, Ettema & Gosen, V-N 2019/19.3.

(17)

3.3 Wetsvoorstel Registratie UBO

Uit de MvT bij het Wetsvoorstel Registratie UBO blijkt dat de implementatie van de verplichting van een UBO-register uiterlijk op 10 januari 2020 gerealiseerd dient te zijn.54 Het UBO-register zal als onderdeel van het Handelsregister worden beheerd door de Kamer van Koophandel.55 Daarnaast blijkt dat het Wetsvoorstel Registratie UBO slechts een onderdeel is, er volgt nog een tweede afzonderlijk wetsvoorstel voor trusts en soortgelijke juridische constructies. Er worden dus

uiteindelijk twee afzonderlijke wetsvoorstellen gepresenteerd omdat de wetsartikelen inzake de UBO’s dezelfde vergelijkbare betekenis hebben, terwijl vennootschappen enerzijds en trusts anderzijds een ander UBO-begrip kennen.56 Gelet op de

onderzoeksvraag van deze scriptie, zal er niet inhoudelijk worden ingegaan op het UBO-register voor trusts of het wetsvoorstel voor trusts en soortgelijke juridische constructies. Het wetsvoorstel voor trusts en soortgelijke juridische constructies komt kort aan bod in paragraaf 6.2. In het vervolg zal inhoudelijk worden ingegaan op de kwalificatie van de UBO ten behoeve van de registratie in het UBO-register voor rechtspersonen. Er zal geen aandacht worden besteed aan de andere verplichtingen die voortvloeien uit de Vierde Richtlijn.

Zoals in het voorgaande besproken, is het houden van een UBO-register een verplichting die voortvloeit uit de Vierde- en Vijfde Richtlijn. Het invoeren van het UBO-register beoogt meer duidelijkheid te verschaffen welke natuurlijke persoon achter de juridische entiteit en/of structuur zit, zodat deze persoon zich niet kan verhullen.57 Uit het Wetsvoorstel Registratie UBO blijkt dat in de Wwft de

verplichting zal worden opgenomen dat vennootschappen verplicht zijn om informatie en documentatie over wie hun UBO(‘s) is (zijn) in te winnen en dat deze informatie en documentatie toereikend, actueel en accuraat is. Daarnaast dient de UBO mee te werken, zodat de vennootschap kan voldoen aan deze verplichting.58 Het wetsvoorstel geeft aan welke informatie van een UBO zal worden ingeschreven in het

Handelsregister. Bijvoorbeeld naam, BSN, geboortedatum, woonadres en omvang van

54 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 1 (MvT). 55 De Lange-Snijders & De Nooijer, P&I 2017/3, p. 1. 56 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 2 (MvT). 57 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 4-5 (MvT). 58 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 6.

(18)

het economische belang van de UBO zullen worden ingeschreven.59 De verplichte

openbaarheid leidt er niet toe dat alle gegevens over de UBO direct inzichtelijk zullen zijn, slechts de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU Nederland) en aangewezen instellingen hebben toegang tot alle informatie. Voor overige personen is de

informatie beperkt tot de naam van de UBO, geboortemaand- en jaar, woonstaat, nationaliteit en het eigendomsbelang.60 De naam van de UBO wordt derhalve voor het publiek openbaar. Naast de huidige ingeschreven gegevens van de B.V., zoals adres, bestuurders van de B.V. en oprichter van de B.V.61 zullen de UBO’s dus ook

geregistreerd dienen te worden.

De kwalificatie van het UBO-begrip wordt gebaseerd op het huidige begrip UBO uit de Wwft.62 In de volgende twee subparagrafen zal worden ingegaan op de kwalificatie van de UBO op grond van de Wwft van een B.V. of N.V. en de UBO van de stichting, in het bijzonder een Stak, die dus reeds geldt.

3.3.1 UBO van de B.V. en N.V.

De kwalificatie van UBO is opgenomen in artikel 1 van de Wwft. De UBO is “de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht”. In artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit Wwft is een nadere uitwerking van het UBO-begrip opgenomen. Dit artikel bepaalt dat natuurlijke personen die ten minste 25% van de aandelen, stemrechten of eigendomsbelang van de B.V. of N.V. houden, kwalificeren als UBO. Echter kunnen personen op andere wijze zeggenschap hebben, bijvoorbeeld op grond van contractuele afspraken, waardoor deze ook als UBO kwalificeren.63 Bovendien kwalificeren niet alleen

natuurlijke personen die direct meer dan 25% van de aandelen, stemrechten, of het eigendomsbelang houden, als UBO. Wanneer bijvoorbeeld het eigendomsbelang of de zeggenschap indirect wordt gehouden door de tussenkomst van een andere

rechtspersoon, zoals een Stak, kwalificeert een natuurlijke persoon die certificaten houdt ook als UBO van de B.V. of N.V. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om een natuurlijk persoon die kwalificeert als UBO van de Stak die de aandelen in een

59 Snijder-Kuipers, JBN 2019/28, p. 14. 60 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 6. 61 Peters, FBN 2019/5, nr. 2, p. 9.

62 Cazander, Ettema & Gosen, V-N 2019/19.3. 63 Stb. 2018/241 p. 28.

(19)

vennootschap houdt, kan dit persoon indirect kwalificeren als UBO van de vennootschap.64

3.3.2 UBO van de stichting

In het verlengde van het voorgaande is het relevant om te bekijken op grond van welke criteria wordt vastgesteld wie de UBO van een Stak is. De kwalificatie van de UBO is voor alle vormen van de stichting hetzelfde.65 De stichting, en dus de Stak, behoort tot de overige rechtspersonen in de zin van het Uitvoeringsbesluit van de Wwft. Uit artikel 3 lid 1 sub c van het Uitvoeringsbesluit Wwft blijkt dat het gaat om: “natuurlijke personen die de uiteindelijke eigenaars zijn van of zeggenschap hebben over de rechtspersoon via:

- het direct of indirect houden van meer dan 25% van het eigendomsbelang in die rechtspersoon;

- het direct of indirect kunnen uitoefenen van meer dan 25% van de stemmen bij besluitvorming ter zake van wijziging van de statuten van de rechtspersoon; - het kunnen uitoefenen van feitelijk zeggenschap over de rechtspersoon”.

Zoals in paragraaf 2.1 besproken kent de rechtsvorm stichting geen economisch belanghebbenden. Derhalve verdient het begrip “eigendomsbelang” nadere toelichting. Er wordt hiermee gedoeld op uitbetalingen met een ideële of sociale achtergrond welke niet worden gedaan aan de stichter(s), bestuurders of leden van andere organen van de stichting. Uit de MvT blijkt tevens dat het bestuur van de stichting verplicht is om de begunstigden van de uitkeringen schriftelijk bij te houden. De personen die een uitkering ontvangen van meer dan 25% van het uitgekeerde bedrag in een bepaald jaar, kwalificeren als UBO. Het voorgaande zal worden vastgelegd in een nieuw wetsartikel, 2:290 BW.66

Indien er op basis van het voorgaande geen UBO kan worden aangemerkt, kan er worden teruggevallen op de “terugvaloptie”, “de pseudo-UBO”.67 Het hoger

leidinggevend personeel van de stichting zal dan worden aangemerkt als UBO.68 Het

64 Stb. 2018/241 p. 28.

65 Snijder-Kuipers & Van der Weele, JBN 2018/24, p. 11. 66 Kamerstukken II 2019, 35179, 3, p. 46 (MvT).

67 Snijder-Kuipers & Van der Weele, JBN 2018/24, p. 11. 68 Artikel 3 lid 1 sub c Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.

(20)

statutair bestuur van de Stak wordt aangemerkt als hoger leidinggevend personeel.69

De onduidelijkheid ten aanzien van de kwalificatie van de UBO zal verder worden besproken in hoofdstuk 5.

3.4 Samenvatting UBO-register

De verplichting voor EU-lidstaten om een UBO-register te hebben, vloeit voort uit de Vierde Richtlijn. De Vijfde Richtlijn vormt een aanvulling op de verplichtingen van de Vierde richtlijn. Ten behoeve van de implementatie deze richtlijnen is het Wetsvoorstel Registratie UBO tot stand gekomen. Uit het wetsvoorstel vloeit de verplichting voor vennootschappen en andere juridische entiteiten voort dat zij informatie over hun UBO(‘s) dienen in te winnen en deze informatie actueel en accuraat bij te houden. Tevens heeft de UBO hierbij een meewerkverplichting. Het UBO-register dient 10 januari 2020 gerealiseerd te zijn. Het UBO-register zal onderdeel worden van het Handelsregister en zal openbaar zijn. De in paragraaf 3.3 benoemde informatie zal volledig inzichtelijk zijn voor de FIU Nederland en andere aangewezen instellingen. Voor overige partijen zal de

inzichtelijke informatie worden beperkt tot onder andere de naam en

eigendomsbelang van de UBO. Om te bepalen welke natuurlijk persoon kwalificeert als UBO, wordt gekeken naar de reeds geformuleerde criteria van de Wwft en het bijbehorende Uitvoeringsbesluit. In het volgende hoofdstuk zal een ander aanhangig conceptwetsvoorstel besproken worden, namelijk het conceptwetsvoorstel

transparantie maatschappelijke organisaties.

(21)

4. Conceptwetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke

Organisaties

4.1 Inleiding Conceptwetsvoorstel MO

In dit hoofdstuk zal het Conceptwetsvoorstel MO besproken worden. In de volgende paragraaf zal kort worden ingegaan op de achtergrond van het

Conceptwetsvoorstel MO. Vervolgens zal de inhoud van het Conceptwetsvoorstel MO besproken worden. In het volgende hoofdstuk zal specifiek worden ingegaan op de gevolgen van dit Conceptwetsvoorstel MO voor de Stak.

4.2 Achtergrond Conceptwetsvoorstel MO

Het Conceptwetsvoorstel MO is ter consultatie in december 2018 gepubliceerd en geëindigd op 22 februari 2019. Het Conceptwetsvoorstel MO bestaat uit twee delen. Het eerste deel van ziet toe op de verplichting voor maatschappelijke organisaties om donaties van boven de 15.000 euro openbaar te maken.70 Onder maatschappelijke organisaties vallen onder andere de stichting en vereniging.71 Het tweede deel ziet toe op de verplichting voor stichtingen om een staat van baten en lasten te publiceren bij de Kamer van Koophandel. Het Conceptwetsvoorstel MO vloeit voort uit het regeerakkoord 2017 tot en met 2021.72 In het vervolg van dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het tweede deel van het

Conceptwetsvoorstel MO. De onderzoeksvraag ziet toe op de gevolgen van het Conceptwetsvoorstel MO voor certificering. Derhalve is het eerste deel inzake de openbaarmaking van de donaties minder relevant.

Uit de concept memorie van toelichting bij het Conceptwetsvoorstel MO (hierna: “Concept MvT”) blijkt dat voornamelijk stichtingen waarbij intern toezicht of een extern verantwoordingsmechanisme ontbreekt, vatbaar zijn voor

financieel-economisch misbruik waaronder terrorismefinanciering of witwassen.73 Momenteel

ontbreekt openbare toegang tot de financiële informatie van een stichting, waardoor de daadwerkelijke activiteiten, de herkomst en bestemming van het vermogen en de

70 Artikel 2 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO. 71 Artikel 1 Conceptwetsvoorstel MO.

72 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 1. 73 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 8.

(22)

identiteit van de betrokkenen kan worden verborgen.74 Als gevolg hiervan is

voorgesteld om stichtingen die geen publicatieplicht hebben, te gaan verplichten om jaarlijks de balans en een staat van baten en lasten te publiceren.75 De publicatieplicht zorgt ervoor dat de toezichthoudende- en opsporingsinstellingen meer

aanknopingspunten krijgen bij het onderzoeken en opsporen van financieel-economisch misbruik.76 Ook zorgt de publicatieplicht voor het vergroten van transparantie bij stichtingen zodat het financieel-economische misbruik kan worden tegengegaan.77

4.3 Inhoud Conceptwetsvoorstel MO

Uit de voorgaande paragraaf kan worden afgeleid dat de kwetsbaarheid van stichtingen voor financieel-economisch misbruik de drijfveer is voor de

publicatieplicht die voortvloeit uit dit Conceptwetsvoorstel MO. Het

Conceptwetsvoorstel MO wijzigt enkel de verplichting voor stichtingen om de stukken openbaar te maken middels publicatie in het handelsregister.78 Momenteel zijn stichtingen al verplicht om jaarlijks binnen zes maanden na het einde van het boekjaar een balans en staat van baten en lasten op te stellen.79 Maar momenteel zijn

niet alle stichtingen verplicht om de balans en staat van baten en lasten openbaar te maken.80 De verplichting om de balans en staat van baten en lasten openbaar te

maken, wordt opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.81 De wijze van openbaarmaking zal op dezelfde wijze gebeuren als de openbaarmaking van de jaarstukken van de B.V. en de N.V., namelijk de deponering van de stukken bij de Kamer van

Koophandel voor het handelsregister.82 Het niet publiceren van de balans en de staat van baten en lasten, zal kwalificeren als een economisch delict. Echter is nog niet helder op welke wijze het Openbaar Ministerie dit zal bestraffen. 83 Voor stichtingen die minder kwetsbaar zijn voor financieel-economisch misbruik, zal op grond van het beoogde artikel 2:299b BW, de mogelijkheid bestaan vrijgesteld te worden van de 74 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 9. 75 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 8. 76 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 9. 77 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 1. 78 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 8. 79 Artikel 2:10 tweede lid BW.

80 Artikel 2:300 BW.

81 Artikel 3 van het Conceptwetsvoorstel voegt artikel 2:299b BW toe. 82 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 8.

(23)

publicatieverplichting.84 Uit de Concept MvT blijkt dat voor de vrijstelling van de

publicatieverplichting nog objectieve, niet-discriminatoire criteria vastgelegd dienen te worden.85 Het is derhalve momenteel niet helder welke stichtingen vrijgesteld zouden kunnen worden en of de Stak daaronder valt.

4.4 Samenvatting Conceptwetsvoorstel MO

Het Conceptwetsvoorstel MO bevat onder andere de publicatieverplichting van financiële cijfers voor alle soorten stichtingen. De kwetsbaarheid van stichtingen voor financieel-economisch misbruik vormt de drijfveer voor de publicatieplicht. Hierdoor kan de transparantie bij stichtingen worden vergroot waardoor uiteindelijk financieel-economisch misbruik beter kan worden tegengegaan aldus de Concept MvT. Het Conceptwetsvoorstel MO voegt artikel 2:299b toe aan het Burgerlijk Wetboek. Het voegt echter enkel de verplichting van openbaarmaking toe, aangezien stichtingen reeds verplicht zijn een balans en staat van baten en lasten op te stellen. Het niet publiceren zal kwalificeren als een economisch delict. Daarnaast wordt er in de Concept MvT aangegeven dat bepaalde stichtingen van de publicatieverplichting vrijgesteld kunnen worden. Het is tot op heden onduidelijk aan welke criteria voldaan dient te worden. Al met al kan geconcludeerd worden dat het afwachten is of de Stak zal worden vrijgesteld. Indien de Stak niet wordt vrijgesteld, komt er nog een

transparantieverplichting bij. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de gevolgen van de besproken wetsvoorstellen voor certificering.

84 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 8. 85 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 17.

(24)

5. Gevolgen van de wetsvoorstellen

5.1 Inleiding gevolgen

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de gevolgen van de besproken (concept-)wetsvoorstellen, namelijk het Wetsvoorstel Registratie UBO en het

Conceptwetsvoorstel MO (hierna: “de Wetsvoorstellen”). Allereerst zal aandacht worden besteed aan de algemene gevolgen van het Wetsvoorstel Registratie UBO, waarna de gevolgen voor certificering middels de Stak besproken zullen worden. Vervolgens zullen de gevolgen van het Conceptwetsvoorstel MO in algemene zin en de gevolgen voor certificering middels de Stak besproken worden. Dit hoofdstuk zal worden afgesloten met een samenvatting van de gevolgen van de Wetsvoorstellen voor certificering middels de Stak.

5.2 Algemene gevolgen Wetsvoorstel Registratie UBO

5.2.1 Kwalificatie UBO

In paragraaf 3.3 wordt de kwalificatie van het UBO-begrip besproken. Voor de kwalificatie van de UBO wordt gekeken naar het UBO-begrip van de Wwft.86 Het huidige UBO-begrip vormt geen ondubbelzinnig begrip.87 Het begrip leidt tot

onduidelijkheid. Indien er geen UBO kwalificeert op grond van de criteria, dient er gebruik te worden gemaakt van de terugvaloptie, de ‘pseudo-UBO’. Voor het gebruik van de terugvaloptie dienen alle mogelijke middelen om een UBO aan te wijzen, uitgeput te zijn en geen gronden voor verdenking van criminele activiteiten te bestaan. Dit geldt voor zowel de B.V., N.V. en de stichting. Het hoger leidinggevend personeel van de entiteit, het statutaire bestuur, zal dan worden aangewezen als UBO.88 Aan de hand van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er altijd een UBO

aangewezen dient te worden.89 Op basis van de omschrijving van de terugvaloptie zou gedacht kunnen worden dat leidinggevenden slechts bij hoge uitzondering

kwalificeren als UBO. Dit is niet juist, aangezien in veel situaties een “gewone UBO” kan ontbreken.90 Dit kan worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld. Wanneer

86 Cazander, Ettema & Gosen, V-N 2019/19.3. 87 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 860.

88 Artikel 3 lid 1 sub a en c Uitvoeringsbesluit Wwft. 89 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 861.

(25)

een B.V. vijf aandeelhouders heeft met allen dezelfde stemrechten en hetzelfde eigendomsbelang, kwalificeert er geen aandeelhouder als UBO.91 De algemene

vergadering van aandeelhouders van de B.V. is in beginsel bevoegd om de bestuurder te benoemen.92 Wanneer er geen echte UBO is, dient het door de algemene

vergadering van aandeelhouders benoemde bestuur te worden aangewezen als UBO.93 Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het doel van de wet, het achterhalen wie werkelijk de touwtjes in handen heeft, kan worden uitgehold wanneer de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen zo worden ingedeeld dat er niemand op grond daarvan kwalificeert en gebruik wordt gemaakt van de ‘pseudo-UBO’.

5.2.2 Openbaarmaking gegevens

Het UBO-register zorgt ervoor dat de persoonsgegevens en

eigendomsbelangen openbaar worden. De persoonsgegevens worden geregistreerd en uitgewisseld tussen de overheid en andere betrokken partijen, zoals de Kamer van Koophandel.94 Het voor ieder toegankelijke register zorgt voor een inbreuk op de privacy van de UBO.95 Een onderbouwde belangenafweging tussen het recht op privacy en het belang van transparantie ontbreekt. De noodzakelijkheid van een (deels) openbaar register, wordt niet gemotiveerd door de wetgever en daarnaast is het de vraag of het openbare register als middel proportioneel is in verhouding met het doel van voorkomen van financiering van terrorisme en witwassen.96 De

gebeurtenissen die worden aangehaald in de MvT lijken ervoor te zorgen dat een zeer grote groep burgers last krijgt van de ingrijpende maatregelen van de Vierde- en Vijfde Richtlijn met daarbij het risico voor eigen veiligheid.97 Bovendien toont de

wetgever niet aan dat het beoogde doel niet met een ander, minder ingrijpend, middel kan worden bereikt.98 Het is de vraag waarom het register voor een ieder openbaar

dient te zijn, en waarom het niet voldoende is om het alleen inzichtelijk te maken voor overheidsinstanties. In Frankrijk heeft het Constitutionele Hof (hierna: “Franse Hof”)

91 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 861. 92 Artikel 2:242 BW. 93 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 861. 94 Timmer, WPNR 2019/7230, p. 223. 95 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 864.

96 De Lange-Snijders & De Nooijer, P&I 2017/3, p. 2 97 Timmer, WPNR 2019/7230, p. 223.

(26)

zich op 20 oktober 201699 gebogen over de vraag of verplichte openbaarheid van

trustgegevens proportioneel is. Het Franse Hof oordeelde dat verplichte openbaarheid van trustgegevens disproportioneel is en daardoor in strijd is met de grondwet. Het Franse Hof was van mening dat de algemene reden, het voorkomen van fiscale fraude en witwassen, onvoldoende is voor een rechtmatige inbreuk op het recht van

privacy.100 De Franse wet werd buiten werking verklaard. De Nederlandse rechter is niet bevoegd om wetten te toetsen aan de grondwet.101 Echter betekent dit niet dat de Franse uitspraak niet van belang is voor Nederland. De Nederlandse wetgever zou moeten beoordelen of de wijzigingen voldoen aan de hand van het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel waardoor de inbreuk op privacy kan worden

verantwoord.102 Het is opmerkelijk dat de Nederlandse wetgever verder gaat dan de vereisten van de Vierde- en Vijfde Richtlijn inzake de openbaarheid van het

register.103 In tegenstelling tot Nederland, kennen andere EU-landen beperkingen aan de openbaarheid van het UBO-register toe. In Duitsland is het UBO-register enkel toegankelijk voor partijen en organisaties die een aantoonbaar belang hebben om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen.104

5.2.3 Administratieve last

De verplichting voor de entiteiten om hun UBO(‘s) te registreren zorgt voor een administratieve last en brengt hoge kosten met zich mee.105 Het gaat om de last tot het inwinnen van informatie, het bijhouden van de informatie en de

registratieplicht.106 Instellingen die onder de Wwft vallen, krijgen te maken met de terugmeldplicht en inzagekosten.107 De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is

van mening dat deze kosten en lasten niet in verhouding staan met wat het uiteindelijk gaat opleveren.108 Ten aanzien van de kosten en lasten wordt in de MvT opgemerkt

99 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 865, zie ook: Décision no 2016-591, QPC du

21 october 2016.

100 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 865. 101 Artikel 120 Grondwet.

102 Snijder-Kuipers, WPNR 2017/7169, p. 865.

103 De vijfde richtlijn vereist openbaarheid, maar niet openbaarheid zonder meer voor

ieder toegankelijk.

104 M. Muller, ‘UBO-register: het kan en moet anders!’, taxlive.nl 31 mei 2019. 105 Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, ‘Position paper’, knb.nl 16 mei 2019. 106 Snijder-Kuipers, JBN 2019/28, p. 15.

107 Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, ‘Position paper’ 16 mei 2019, knb.nl. 108 Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, ‘Position paper’ 16 mei 2019, knb.nl.

(27)

dat een voor ieder toegankelijk register minder lasten en kosten met zich mee brengt, dan een register dat voor bepaalde gebruikers slechts bepekt inzichtelijk is. Wanneer er een deels openbaar register zou zijn, zou er aangetoond moeten worden dat de verzoeker recht heeft op de gegevens. De toegang verlener zou dan moeten controleren of deze daadwerkelijk toegang dient te krijgen en daarnaast dient de verzoeker aan te tonen recht te hebben op de toegang tot de gegevens.

5.3 Gevolgen Wetsvoorstel Registratie UBO STAK

In deze paragraaf zal worden ingegaan op de gevolgen van het UBO-register voortvloeiende uit het Wetsvoorstel Registratie UBO. Ter verduidelijking is deze paragraaf opgedeeld in verschillende sub-paragrafen.

5.3.1 Kwalificatie UBO bij certificering

De kwalificatiecriteria van de UBO geven tevens onduidelijkheid bij certificering. Dit kan worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld. Een B.V. heeft alle aandelen gecertificeerd door middel van een Stak. De Stak is derhalve 100% aandeelhouder van de B.V. De Stak houdt de aandelen in gelijke verdeling voor 10 certificaathouders. De certificaathouders kwalificeren derhalve niet als UBO op grond van eigendom. Zowel de B.V. als de Stak hebben vijf statutaire bestuurders. Het is onduidelijk wie er dan als UBO van de B.V. aangemerkt dient te worden. De Stak kwalificeert op grond van eigendomsbelang, maar is geen natuurlijk persoon. Het is onduidelijk of de vijf statutaire bestuurders van de B.V. allen als ‘pseudo-UBO’ dienen te kwalificeren op grond van de terugvaloptie.109 In literatuur wordt gesteld dat aan het bestuur is om te bepalen wie kwalificeert als ‘pseudo-UBO’.110 Hierover wordt echter door de wetgever geen uitsluitsel gegeven.

Daarnaast bestaat er geen duidelijkheid ten aanzien van de UBO van een Stak. De criteria zien toe op (in)direct houden van 25% eigendomsbelang, (in)direct kunnen uitoefenen van meer dan 25% van de stemmen ten aanzien van een statutenwijzing of het kunnen uitoefenen van feitelijke zeggenschap. Er is sprake van eigendomsbelang wanneer er uitbetalingen met een ideële of sociale achtergrond, welke niet aan de stichter(s), bestuurders of leden van andere organen van de stichting, worden gedaan.

109 Van Eijsden & Van der Jagt, ‘Commentaar van de Nederlandse Orde van

Belastingadviseurs op de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten’, p. 5.

(28)

De certificaathouder ontvangt uitkeringen van de Stak op grond van de

administratievoorwaarden. De uitkeringen die worden gedaan, gaan niet ten laste van het vermogen van de Stak en zijn derhalve geen uitkeringen vanuit de Stak.111

Derhalve kan een certificaathouder op grond van eigendomsbelang niet kwalificeren als UBO. Bovendien is niet duidelijk wat er met het uitoefenen van “feitelijke zeggenschap” wordt bedoeld. Het is denkbaar dat een certificaathouder bestuurders middels de statuten kan benoemen of ontslaan. Echter wordt niet in de toelichting op het Uitvoeringsbesluit Wwft, Wwft of Wetsvoorstel Registratie UBO ingegaan op het begrip “feitelijke zeggenschap”.

5.3.2 Privacy

In paragraaf 2.2.3 zijn de motieven om de aandelen van een B.V. te certificeren besproken. Uit deze paragraaf blijkt dat privacy, bij een enig aandeelhouder van een B.V. een reden kan zijn om de aandelen te certificeren. Wanneer er een enig aandeelhouder is, wordt deze als zodanig ingeschreven in het Handelsregister. De identiteit van de enig aandeelhouder zal middels een uittreksel van de Kamer van Koophandel openbaar zijn. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van het certificeren van de aandelen, wordt de Stak aangemerkt als enig aandeelhouder en zal deze als zodanig worden ingeschreven. De natuurlijke persoon, voormalige enig aandeelhouder, wordt certificaathouder en daarmee wordt zijn identiteit beschermd. De certificaathouder kwalificeert op grond van eigendom als UBO, hij houdt 100% van de certificaten in de Stak welke 100% aandeelhouder is van de B.V.112 De

identiteit van de certificaathouder wordt echter vooralsnog niet openbaar gemaakt. De verplichting om de UBO te gaan registreren in het UBO-register, zorgt ervoor dat de certificering geen middel meer is om de identiteit en daarmee de privacy van de enig aandeelhouder te beschermen. Hierdoor valt het motief, om voor de privacy van de enig aandeelhouder te gaan certificeren, in het niet. Daarnaast dienen de

eigendomsbelangen geregistreerd te worden.113 Doordat een B.V. een publicatieplicht heeft, wordt een berekening van het vermogen makkelijker te maken. Er kan worden geconcludeerd dat het gebruik van een Stak om voor privacy te certificeren zal gaan afnemen omdat het voor de bescherming van de identiteit geen zin meer heeft.

111 Quist, WPNR 2016/7115, p. 578. 112 Artikel 3 Uitvoeringsbesluit Wwft.

(29)

5.3.3 Familieverhoudingen

Certificering biedt ook de mogelijkheid om bij familieverhoudingen het economische eigendom over te laten gaan naar de tweede generatie, terwijl de

zeggenschap bij het bestuur blijft.114 Het is de vraag hoe wenselijk het in deze situatie is dat een tweede (minderjarige) generatie, wordt geregistreerd als UBO in het UBO-register. Het voorgaande kan worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld. De aandelen van de enig aandeelhouder worden geleverd aan de Stak, waarna de Stak vier certificaten uitgeeft aan de voormalig enig aandeelhouder en zijn drie kinderen. De voormalig enig aandeelhouder en de kinderen hebben, wanneer er sprake is van een gelijkwaardige verdeling, ieder 25% van het economische eigendom. Zij zullen, middels het houden van de certificaten van de Stak, derhalve ieder indirect

kwalificeren als UBO van de B.V. op grond van eigendomsbelang. Dit geldt voor alle situaties waarbij aandelen op deze wijze worden gecertificeerd, maar in het kader van familieopvolging zal dit extra belangrijk zijn in verband met (minderjarige) kinderen.

In aanvulling op het voorgaande dient opgemerkt te worden dat het

Wetsvoorstel Registratie UBO de mogelijkheid biedt om informatie van de UBO af te schermen. Er kan een beroep worden gedaan op de uitzondering wanneer het

openbaar maken van de identiteit van de UBO leidt tot een ‘onevenredig risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie of als de UBO minderjarig of handelingsonbekwaam is’.115 De UBO dient te bewijzen dat er

sprake is van een van de voorgaande gevallen.116 Een automatische afscherming van

de informatie van de minderjarige UBO is niet mogelijk. In de MvT wordt

aangegeven dat de Vijfde Richtlijn bepaalt dat per geval beoordeeld dient te worden of afscherming noodzakelijk is en derhalve een categorale afscherming niet mogelijk is.117 Er dient sprake te zijn van gedetailleerde beoordeling van de uitzonderlijke aard van de omstandigheden voordat een beroep op de uitzondering wordt gehonoreerd.118 Het verzoek tot afscherming van de informatie dient bij de Kamer van Koophandel ingediend te worden.119 De Kamer van Koophandel neemt vervolgens een besluit over

114 Van Steensel in: Hamers, Schwarz, & Zaman 2018, p. 444. 115 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 6.

116 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 17. 117 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 37. 118 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 6. 119 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 17.

(30)

het verzoek. Tijdens de behandeling van het verzoek zal de informatie over de UBO niet openbaar zijn. Tegen het besluit staat bezwaar en beroep open.120

Het voorgaande zal er uiteindelijk toe leiden dat het gebruik van certificering door middel van een Stak in familieverhoudingen minder aantrekkelijk wordt. Bij welvermogende families is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vanwege onder andere het risico op ontvoering, bedreiging of chantage, belangrijk. Hierdoor bestaat de kans dat, voornamelijk bij deze families, de privacy en bescherming van de identiteit van de (minderjarige) kinderen prevaleert boven het verdelen van het

eigendom. Hierbij kan de kanttekening worden gemaakt dat de mogelijkheid bestaat om een verzoek tot afscherming in te dienen. Dit biedt echter enkel de zekerheid dat de informatie gedurende het verzoek niet openbaar zal worden. Het biedt geen zekerheid dat de identiteit niet openbaar wordt. De verzoeker dient aan te tonen dat een onevenredig risico ontstaat wanneer de gegevens openbaar worden gemaakt. Uit de MvT of het wetsvoorstel blijkt niet wanneer er sprake is van een onevenredig risico. Derhalve is het maar de vraag wanneer er sprake is van een onevenredig risico en of het verzoek gehonoreerd wordt. De enig aandeelhouder heeft de zekerheid dat alleen zijn identiteit bekend wordt wanneer hij niet over gaat tot verdeling van het economische eigendom van de B.V.

5.4 Gevolgen Wetsvoorstel MO

5.4.1 Algemene gevolgen Conceptwetsvoorstel MO

Een van de gevolgen van het Conceptwetsvoorstel MO, zoals besproken in paragraaf 4.2, is dat stichtingen een publicatieplicht van de balans en staat van baten en lasten zullen krijgen. In de Concept MvT worden de kosten van de gevolgen van het Conceptwetsvoorstel MO besproken. De kosten voor de openbaarmaking zullen uitkomen op 6,25 euro per stichting, met een maximaal totaalbedrag van 1.362.500 euro. Daarbij wordt opgemerkt dat bepaalde stichtingen vrijgesteld zullen worden waardoor de kosten uiteindelijk minder zullen zijn.121

Naast de kosten van het openbaar maken van de financiële gegevens, zal het Conceptwetsvoorstel MO ook andere gevolgen hebben. Zoals besproken in paragraaf 4.3 krijgt het OM de bevoegdheid om naleving van de openbaarmaking te eisen.

120 Kamerstukken II 2019, 35179, 2, p. 17.

(31)

Daarnaast krijgt een belanghebbende ook de bevoegdheid om nakoming van de openbaarmakingplicht te eisen. Het niet openbaar maken van de gegevens zal

kwalificeren als een economisch delict. Het is momenteel niet helder op welke wijze er door het OM gebruik zal worden gemaakt van deze bevoegdheid.122

5.4.2 Gevolgen Conceptwetsvoorstel MO STAK

Zoals besproken in paragraaf 2.1 wordt gebruik gemaakt van een Stak ten behoeve van het fiduciaire verhoudingen. De Stak wordt veelal gebruikt in

familieverhoudingen om de zeggenschap en het economische eigendom van elkaar te scheiden. Het jaarrekeningrecht is momenteel niet van toepassing op de Stak.123 Het doel van de publicatieplicht is dat transparantie bij stichtingen wordt vergroot zodat het financieel-economische misbruik kan worden tegengegaan.124 Het is echter onduidelijk op welke wijze financieel-economisch misbruik gemaakt kan worden van de Stak. De dividenduitkeringen worden gedaan aan de Stak omdat deze

aandeelhouder is en de Stak heeft een doorbetalingsverplichting aan de certificaathouders op grond van de administratievoorwaarden.125 De Stak is in beginsel een ‘leeg vehikel’.126 De Stak is niet gerechtigd tot het dividend en fungeert slechts als doorgeefluik. De verplichting voor het openbaar maken van de balans en staat van baten en lasten zal niet bijdragen aan het doel maar zal enkel leiden tot meer administratieve lasten.127

5.5 Samenvatting gevolgen wetsvoorstellen

Het wetsvoorstel UBO-register en het conceptwetsvoorstel MO beogen beiden bij te dragen aan de transparantie en het voorkomen van misbruik van entiteiten. Het grootste bezwaar bij het Wetsvoorstel Registratie UBO, is de schending van de privacy en het ontbreken van proportionaliteit en subsidiariteit. Het motief om aandelen te certificeren bij een enig aandeelhouder wordt het meest geraakt door het UBO-register. De certificering kan niet meer bewerkstelligen dat de identiteit van de

122 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 10-11. 123 Schenk & Kootstra, FtV 2017/33, p. 23.

124 Concept MvT Conceptwetsvoorstel MO p. 1. 125 Quist, WPNR 2016/7115, p. 577.

126 Consultatie Conceptwetsvoorstel MO 21 februari 2019, Netwerk Notarissen,

internetconsultatie.nl.

127 Consultatie Conceptwetsvoorstel MO 21 februari 2019, FBNed,

(32)

enig aandeelhouder onbekend blijft doordat deze als UBO opgenomen zal worden in het UBO-register. Daarnaast brengt het UBO-register in familieverhoudingen een afweging teweeg tussen enerzijds het verdelen van het economische eigendom en anderzijds het beschermen van gegevens van de tweede generatie. In

(welvermogende) familieverhoudingen zal het onwenselijk zijn om gegevens van de tweede generatie openbaar te maken. De verplichting tot openbaarmaking van de staat van baten en lasten van het conceptwetsvoorstel MO, brengt een administratieve last voor de Stak mee. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat certificering minder aantrekkelijk zal worden doordat enerzijds de motieven voor certificering in sommige gevallen komen te vervallen of niet opwegen tegen de nadelen en anderzijds mogelijkerwijs sprake is van een verhoging van de

administratieve last voor de Stak. In het verlengde van het voorgaande, zal in het vervolg worden ingegaan op de mogelijke alternatieven voor certificering door middel van de Stak.

(33)

6. Alternatieven voor certificering

6.1 Inleiding alternatieven

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende motieven voor certificering besproken. Certificering maakt een scheiding tussen het economische eigendom en de

zeggenschap verbonden aan het aandeel mogelijk. In het voorgaande hoofdstuk is geconstateerd dat het overdragen van economisch eigendom in familieverhoudingen minder aantrekkelijk wordt omdat de gegevens van de tweede generatie in het UBO-register geregistreerd moeten worden. Daarnaast is geconstateerd dat het motief van privacy voor certificering bij een enig aandeelhouder komt te vervallen. In dit hoofdstuk zullen allereerst de mogelijkheden onderzocht worden om de privacy van de belanghebbenden op andere wijze te beschermen en daarnaast om zonder

certificering een scheiding van economisch eigendom en zeggenschap verbonden aan de aandelen te verwezenlijken.

6.2 Bescherming privacy

In paragraaf 2.2.2 is besproken dat certificering van aandelen, vóór de invoering van het UBO-register, ervoor zorgt dat de identiteit van een enig aandeelhouder onbekend blijft. Door de invoering van het UBO-register zal certificering niet meer hetzelfde kunnen verwezenlijken. Het UBO-register zorgt ervoor dat de identiteit van certificaathouders welke (in)direct 25% van het eigendomsbelang of zeggenschapsrechten hebben, bekend worden gemaakt. Daarnaast dient de omvang van het eigendomsbelang van de UBO geregistreerd te worden. Hierdoor is het in combinatie met de publicatieplicht van de B.V. mogelijk voor derden om een berekening te maken van het indirecte vermogen van de UBO. Om de identiteit en/of de financiële gegevens van personen te beschermen, zijn er verschillende alternatieven denkbaar. In het vervolg zullen deze mogelijkheden besproken worden.

6.2.1 Verhoudingen

Blijkens het UBO-begrip kwalificeert een natuurlijk persoon als UBO wanneer deze (in)direct 25% van het eigendomsbelang of zeggenschap heeft.128 Om er voor te zorgen dat de identiteit van de natuurlijke persoon niet bekend wordt, zou

(34)

deze dus zeggenschapsrechten of eigendomsbelangen onder de 25% moeten hebben. Op deze manier kwalificeert de natuurlijk persoon niet als UBO. Om het voorgaande duidelijk te maken, volgt hierna een voorbeeld. Wanneer een vader het economische eigendom van zijn bedrijf over wil laten gaan op zijn twee kinderen, kan hij rekening houden met deze percentages. De vader zou bijvoorbeeld zelf een belang kunnen houden van 60% en zijn kinderen ieder 20% laten houden waardoor hij als UBO kwalificeert en zijn kinderen niet.

6.2.2 Commanditaire vennootschap

In deze paragraaf wordt onderzocht of de commanditaire vennootschap

(hierna: C.V.) enige bescherming kan bieden voor de privacy van de UBO(’s) doordat deze geen publicatieplicht heeft. De C.V. heeft enkel een publicatieplicht wanneer alle beherend vennoten buitenlandse kapitaalvennootschappen zijn.129 De C.V. is een vennootschap welke wordt aangegaan tussen een of meerdere hoofdelijk verbonden vennoten en een of meerdere andere (rechts-)personen welke enkel financieren.130 De C.V. heeft geen rechtspersoonlijkheid of publicatieplicht en wordt aangegaan door middel van een C.V.-overeenkomst.131 Een stichting of B.V. treedt op als beherend vennoot, is juridisch eigenaar van alle bezittingen en schulden en vertegenwoordigt de C.V. Wegens het ontbreken van rechtspersoonlijkheid, kan de C.V. geen goederen op eigen naam houden.132 De C.V. dient ingeschreven te worden in het

Handelsregister.133 De gegevens die ingeschreven dienen te worden, zijn beperkt tot de naam, adres, contactgegevens, aantal commanditaire vennoten, kapitaal en de gegevens en bevoegdheid van de beherend vennoten van de C.V.134

De financiële gegevens van de C.V. zullen niet zichtbaar zijn. Doordat de C.V. geen publicatieplicht heeft, is de C.V. een geschikte vennootschap als

houdster-entiteit ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.135 Het

voorgaande kan worden toegelicht met een voorbeeld. Alle aandelen in een persoonlijke holding met de rechtsvorm B.V. (hierna: “de Holding”) worden gehouden door een directeur-grootaandeelhouder (hierna: de “DGA”). Een DGA

129 FBN 2019/5, nr. 2, p. 9. 130 Artikel 19 lid 1 WvK.

131 Schenk & Kootstra, FtV 2018/33, nr. 9, p. 13. 132 Schenk & Kootstra, FtV 2018/33, nr. 9, p. 13. 133 Artikel 23 WvK.

134 Schenk & Kootstra, FtV 2018/33, nr. 9, p. 8. 135 Schenk & Kootstra, FtV 2018/33, nr. 9, p. 8.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De manager bedrijven gaat ervan uit dat de goodwill bij liquidatie geen waarde heeft voor de bank.. Dit laatste resultaat heeft een incidenteel karakter en voor de toekomst kan

Wat ik alleen vaststel is dat alle moeite die wij hebben gedaan om die klanten te werven, en ik denk dat dat niet alleen voor ons geldt, maar ook voor kabelaars en voor

Bepaalde categorieën van zorgaanbieders uit te zonderen van de transparantieverplichtingen van de artikelen 40a en 40b, voor welk deze verplichtingen niet proportioneel zijn..

Herman Van de Velde: “Wij danken Erwin Van Laethem voor zijn bijdrage in het digitaliseren van de business en het verbeteren van de processen.. We wensen hem het allerbeste voor

Monard, Maxime, advocaat balies Brussel en Hasselt en praktijkassistent Jan Ronse Instituut voor Vennootschaps- en Financieel Recht, KU Leuven Peeters, Steven, advocaat balie

Ongeveer driekwart geeft aan de GBA in alle relevante werkprocessen te gebruiken.De gemeenten die nog niet in alle relevante werkprocessen de GBA gebruiken (28%), geven daarvoor de

5) In de Reisproef heeft het inleveren van de parkeervergunning voor twee jaar tegengewerkt bij een aantal mensen om hun auto via de bonusregeling in te leveren. Als deze regeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:88 lid 5 BW is toestemming van een echtgeno(o)t(e) niet vereist, indien de andere echtgeno(o)t(e) handelde als bestuurder van een