• No results found

Tijdloze sprookjes? De hervertalingshypothese getoetst aan Nederlandse hervertalingen van sprookjes van Selma Lagerlöf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tijdloze sprookjes? De hervertalingshypothese getoetst aan Nederlandse hervertalingen van sprookjes van Selma Lagerlöf"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tijdloze sprookjes?

De hervertalingshypothese getoetst aan Nederlandse hervertalingen van sprookjes van Selma Lagerlöf

Geesteswetenschappen Mirte Wilhelm

MA Taalwetenschappen: vertalen Universiteit van Amsterdam

22-06-2018

Begeleider: dhr. dr. Eric Metz 11361522

(2)

Abstract

Het doel van deze scriptie was het toetsen van de hervertalingshypothese, die ervan uitgaat dat hervertalingen dichter bij de brontekst staan dan eerste vertalingen, aan de hand van een case studie. Daarbij werd een corpus van vijf verhalen van Selma Lagerlöf gebruikt. Deze teksten zijn in het begin van de twintigste eeuw in het Zweeds verschenen en zijn toen naar het Nederlands vertaald. In 1989 en 2002 is van elk van deze verhalen een hervertaling naar het Nederlands verschenen.

Bij het analyseren van de vertalingen werd naar zes kenmerken gekeken: de cohesie van de tekst, de tijdsgebondenheid van de taal, de vertalingen van realia, idiomatisch taalgebruik, betekenisverschuivingen en tenslotte deletie en toevoegingen in de vertalingen.

Uit deze analyses blijkt dat de hervertalingen in het niet algemeen dichter bij de brontekst staan dan de eerste vertalingen. Hoewel de hervertalingen inderdaad op sommige punten, zoals bij de vertaling van namen en met historisering, dichter bij de brontekst stonden, weken ze er bij bijvoorbeeld het gebruik van idiomatische uitdrukkingen juist meer van af. Meestal stonden beide vertalingen ongeveer evenveel van de brontekst af. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek (Koskinen & Paloposki, 2003), dat ook heeft laten zien dat de hervertalingshypothese niet altijd opgaat.

(3)

Inhoud

1 Introductie...5

2 Achtergrond...6

2.1 De hervertalingshypothese...6

2.2 Redenen voor het verschijnen van hervertalingen...7

3 Materiaal...10

3.1 De (her)vertalingen...10

3.1.1 Inhoud van de verhalen...11

3.2 Selma Lagerlöf en de vertalers...12

3.2.1 Selma Lagerlöf...12

3.2.2 Margaretha Meijboom...13

3.2.3 Renée Vink...14

3.2.4 Elina van der Heijden...15

3.3 Receptie...15

3.3.1 Receptie van de originele vertalingen...15

3.3.2 Receptie van de hervertalingen...16

5. Analyse...18

5.1 Cohesie van de tekst...19

5.1.1 Zinnen samengevoegd of gesplitst...19

5.1.2 Rank shifts...19 5.1.3 Coherentie...21 5.2 Historisering...24 5.2.1 Spelling...24 5.2.2 Moderniserend of historiserend...25 5.2.3 Frequentie...25 5.3 Realia...26 5.3.1 Namen...27 5.3.2 Sociaal-culturele begrippen...28 5.4 Idiomatisch taalgebruik...30 5.5 Betekenisverschuivingen...33 5.6 Deletie en toevoegingen...39 6 Discussie en conclusie...46 Bibliografie...49 Primaire bronnen...49

(4)
(5)

1 Introductie

In 1987 werd in het Nederlands Dagblad over de net uitgekomen verhalenbundel

Sprookjes en Sagen van Selma Lagerlöf geschreven dat ‘Lagerlöfs werk nog steeds niet

verouderd’ is (Scheepstra, 1988). Deze verhalen zijn in het begin van de twintigste eeuw geschreven en vlak daarna voor het eerst naar het Nederlands vertaald. Dat Lagerlöfs sprookjes nog steeds niet verouderd zijn door de tijdloosheid van sprookjes en de literaire kwaliteit van het werk, zoals in deze recensie staat, zal zeker meespelen. Een andere oorzaak waardoor de verhalen nog zo eigentijds aanvoelen kan zijn, is dat de verhalen net opnieuw vertaald waren naar het Nederlands.

Deze scriptie richt zich onder andere op hervertalingen uit die verhalenbundel. Van klassieke literaire werken zoals deze verhalen van Selma Lagerlöf worden vaak

hervertalingen uitgebracht. Want zoals Berman opmerkte: de bronteksten worden vaak als tijdloos beschouwd, terwijl er na enige tijd wel behoefte is aan een nieuwe vertaling van datzelfde werk in de doeltaal (Berman, 1990). De vraag is of er algemene uitspraken te doen zijn over hervertalingen. In een poging een universele regel die op alle hervertalingen toepasbaar is te formuleren, is de hervertalingshypothese ontstaan, die inhoudt dat de eerste vertaling meer domesticerend zou zijn dan de hervertaling om het werk in de doelcultuur te kunnen introduceren. De hervertaling die daarna gemaakt wordt, hoeft die drempel niet meer over en zou dus teruggrijpen op de brontekst.

In deze scriptie ga ik uitzoeken of de vertalingshypothese opgaat voor de hervertaling van vijf verhalen van Selma Lagerlöf, die vlak na hun verschijnen in het begin van de

twintigste eeuw vertaald zijn naar het Nederlands, en toen nog eens aan het eind van de twintigste eeuw en rond de millenniumwisseling. Selma Lagerlöf is een belangrijke Zweedse auteur die veel klassiekers heeft geschreven, werken die vaak meerdere keren vertaald worden. Haar verhalen zijn in verschillende verhalenbundels ondergebracht. De vijf verhalen die waarvan een oudere vertaling en een hervertaling beschikbaar waren, zijn in het corpus opgenomen. De onderzoeksvraag is dus: zijn de hervertalingen van de verhalen van Selma Lagerlöf in het Nederlands dichter bij de brontekst gebleven dan de eerdere vertalingen? Om dat uit te zoeken zijn verschillende kenmerken van de tekst onderzocht: de tekstcohesie, aanpassingen van het taalgebruik aan de tijd, realia, idiomatisch taalgebruik,

(6)

2 Achtergrond

2.1 De hervertalingshypothese

Een hervertaling is een vertaling van een tekst die al eerder in vertaling in dezelfde doeltaal verschenen is. Soms worden indirecte vertalingen, die gebaseerd zijn op

tussenvertalingen, ook hervertalingen genoemd (Tahir Gürçağlar, 2009), maar die worden hier buiten beschouwing gelaten. De Franse vertaalwetenschapper Antoine Berman was erg positief over de uitgave van hervertalingen. Vertalingen zouden inherent incompleet zijn en de brontekst nooit helemaal kunnen evenaren. De enige manier om een perfecte weergave van de brontekst in de vertaling te bereiken zou het maken van hervertalingen zijn (Berman, 1990). Hervertalingen zouden stapsgewijs dichter bij een “great translation” kunnen komen, die net als het origineel een speciale status heeft en niet gedateerd is.

De hervertalingshypothese (HH) werd door Chesterman geïntroduceerd en gaat ervan uit dat hervertalingen dichter bij de brontekst staan dan originele vertalingen (Chesterman, 2000). Gambier (1994) geeft als oorzaak voor deze aanname dat de eerste vertaling nog in de doelcultuur geïntroduceerd moet worden. De lezers zijn nog niet bekend met de buitenlandse tekst. Het behoud van culturele elementen en een vervreemdende vertaalstrategie in de eerste vertaling zou de lezers af kunnen schrikken. Uitgeverijen oefenen daarom ook druk uit op de vertaler om een doeltaalgerichte strategie te gebruiken, om de leesbaarheid voor de lezers te vergroten, waardoor ze de tekst eerder zullen accepteren.

De hervertalingen daarentegen, grijpen volgens de HH juist weer terug op de brontaal. De doelgroep is, wanneer de hervertaling verschijnt, door middel van de eerste tekst al bekend met de brontekst. Omdat deze tekst al bekend is en er geen extra moeite aan de acceptatie van de tekst in de doelcultuur hoeft te worden besteed, wordt aangenomen dat bij de hervertaling een meer brontaalgerichte vertaalstrategie wordt gebruikt. Niet alleen is het publiek al aan de tekst gewend geraakt, de vertalers hebben ook meer tijd gehad zich in de broncultuur te verdiepen en zouden de taal en cultuur dus beter over kunnen brengen. Wat ‘verloren is gegaan’ in de eerste gedomesticeerde vertaling kan dan in de hervertaling wel tot uiting komen (Milton, 1998).

(7)

De HH is aan kritiek onderhevig geweest. Het teleologische wereldbeeld waar de hypothese op gebaseerd is, is door Susam-Saraeva bekritiseerd (Susam-Saraeva, 2003). Het geloof dat iedere nieuwe vertaling van de brontekst een verbetering is, is volgens haar een te simplistische vooruitgangsgedachte. Het getuigt bovendien van hoogmoed om alles wat mensen in het verleden hebben gedaan per definitie als minder goed te beschouwen.

Bovendien is niet iedereen het ermee eens dat een brontaalgerichte vertaling de best mogelijke vertaling is. Een dynamische vertaling die wat verder van de brontaal afstaat, maar hetzelfde effect bij de doelgroep teweeg brengt als de brontekst vroeger deed kan bijvoorbeeld zeker zo effectief zijn als een vrij letterlijke vertaling waar die de doelgroep minder

aanspreekt. Iemand anders stelt dat hervertalingen misschien niet inherent beter zijn dan eerdere vertalingen, maar dat ze de brontekst en de doeltaalliteratuur verrijken door een nieuwe interpretatie van de brontekst te bieden.

De hervertalingshypothese is in de eerste plaats gebaseerd op deze theorie en niet op empirisch bewijs. Inmiddels is de hervertalingshypothese vaak getoetst door middel van case studies. Die studies maken vooral duidelijk dat de HH niet altijd opgaat, maar dat het vaak een stuk gecompliceerder ligt (Paloposki & Koskinen, 2004). Bij de HH wordt rekening gehouden met de doelcultuur en in hoeverre de vertaling daaraan aangepast moet worden om geaccepteerd te worden. Maar er zijn nog veel meer externe factoren die een rol kunnen spelen bij hervertalingen, die bij het formuleren van deze universele regel buiten beschouwing zijn gelaten. Factoren als de tijd waarin de vertaling verschijnt, de heersende vertaalnormen, de persoonlijke voorkeur van de schrijver, de financiële belangen van uitgevers en de heersende ideologie in de doelcultuur kunnen de (her)vertalingen beïnvloeden.

2.2 Redenen voor het verschijnen van hervertalingen

De meest voorkomende en voor de hand liggende reden voor het verschijnen van een hervertaling is het verstrijken van de tijd. Berman merkte al op dat de brontekst vaak als tijdloos wordt gezien, terwijl de vertaling steeds bijgewerkt wordt om aan de eisen van de huidige tijd te voldoen. De originele vertaling kan bijvoorbeeld qua taalgebruik ouderwets aanvoelen of moeilijk te begrijpen zijn voor hedendaagse lezers. Dan kan in de hervertaling een dynamische vertaalstrategie gebruikt worden die de beleving van de lezers in het brontaalgebied meer benadert door het taalgebruik dichter bij dat van de lezers in het

(8)

doeltaalgebied te brengen. Het kan ook zo zijn dat de vertaalnormen zijn veranderd of dat er vraag is naar een vertaling die uiting geeft aan een modernere interpretatie van de tekst (Deane-Cox, 2014). De hervertaling verschijnt soms vlak na de eerste vertaling en soms een paar eeuwen naderhand; Er is geen vaste tijdsperiode waarna hervertalingen verschijnen (Susam-Saraeva, 2003).

Er kunnen ook financiële redenen zijn voor het uitgeven van een hervertaling. De meeste literaire hervertalingen die uitgebracht worden zijn klassiekers. Deze boeken zijn onderdeel van de canon en erg bekend bij de lezer. De uitgeverij hoeft dus geen totaal nieuw boek te promoten maar kan leunen op het al eerder verworvene succes van het werk. Zo’n nieuwe vertaling is een goede gelegenheid voor heruitgave van een klassieke roman (Venuti, 2003). Daarnaast zijn de auteursrechten van de wat oudere klassiekers vaak verstreken, waardoor het uitgeven van deze teksten minder kosten met zich meebrengt dan het uitgeven van een recentere roman (Deane-Cox, 2014).

Een hervertaling kan ook aangegrepen worden om een boek dat minder bekend is bij het publiek nieuw leven in te blazen. Vaak gaat het dan niet om geheel onbekende werken, maar eerder om een roman die vlak na de publicatie erg populair was, maar daarna in de vergetelheid is geraakt, of om een onbekender werk uit het oeuvre van een beroemde auteur. Een hervertaling kan een werk dan weer onder de aandacht brengen. Als de hervertaling succes heeft, kan dat de waardering voor het boek vergroten. Onder invloed van die

hervertaling kan het voorkomen dat het werk opgenomen wordt in de literaire canon, terwijl dat voor het uitkomen van de hervertaling ondenkbaar zou zijn geweest. De revitalisering is dan compleet (Deane-Cox, 2014).

Als het bij de uitgave van een klassieker om een hervertaling gaat, kan daar bij de promotie gebruik van gemaakt worden. Er is dan toch iets nieuws en unieks te vinden voor de lezers. Lezers die de oude versie gelezen hebben zijn een voor de hand liggende doelgroep voor de hervertaling. Hervertalingen die zich op dezelfde doelgroep richten als de eerdere vertaling moeten zich daar op de een of andere manier van onderscheiden (Tahir Gürçağlar, 2009). Ze kunnen bijvoorbeeld een nieuwe interpretatie van de tekst bieden. De hervertaling kan zich ook op een nieuwe doelgroep richten, bijvoorbeeld kinderen. Dan kan er vaak ook van een adaptatie gesproken worden (Paloposki & Koskinen, 2004). Een hervertaling kan ook claimen een accuratere vertaling te zijn dan de eerste vertaling (Tahir Gürçağlar, 2009).

(9)

De hervertaling staat niet alleen in relatie tot de brontekst, zoals alle vertalingen, maar verhoudt zich dus ook tot de eerdere vertaling. Iedere vertaler gaat hier verschillend mee om. Sommige vertalers maken een hervertaling zonder weet te hebben van een eerdere vertaling, terwijl andere vertalers zich met hun hervertaling juist af proberen te zetten tegen de strategie van een vorige vertaler (Venuti, 2003). Vroeger was het gebruikelijk dat hervertalers in de paratekst uitleg gaven over hun vertaalkeuzes, in het bijzonder waarom hun vertaling beter zou zijn dan die van de vertaler die de eerdere versie gemaakt had. Vooral onder sinologen in de negentiende eeuw was dit gebruikelijk (Milton, 1998). Er zijn ook vertalers die de eerste vertaling gebruiken om inspiratie uit te putten.

(10)

3 Materiaal

In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat de vertalingshypothese, die stelt dat hervertalingen dichter bij de brontekst staan dan eerdere vertalingen, niet altijd opgaat. Het doel van deze scriptie is de vertalingshypothese aan de hand van een case study te toetsen. In deze case study worden literaire teksten bekeken die twee keer van het Zweeds naar het Nederlands vertaald zijn. Hieronder wordt het corpus nader beschreven.

3.1 De (her)vertalingen

Om hervertalingen te onderzoeken in deze scriptie heb ik een corpus samengesteld van vijf verhalen van Selma Lagerlöf, die elk in het begin van de twintigste eeuw vertaald zijn en waarvan later hervertalingen verschenen zijn. De vijf verhalen zijn De speelman, Dienende

geest, Water uit het kerkmeer, De doodskop en De prinses van Babylonië. Deze verhalen zijn

afkomstig uit verschillende verhalenbundels van Selma Lagerlöf.

De speelman is het eerst verschenen in de verzameling En saga om en saga och andra sagor (Een sage over een sage en andere sages), die voor het eerst werd gepubliceerd in 1908

bij Albert Bonniers Förlag. De andere verhalen komen uit de verhalenverzameling Troll och

människor (Machten en mensen), van dezelfde uitgeverij. De dienende geest (Tjänsteanden)

en Water uit het kerkmeer (Vattnet i Kyrkviken) komen uit deel één, dat uitkwam in 1915, en

De doodskop (Dödskallen) en De prinses van Babylonië (Prinsessan av Babylonien) komen

uit deel twee uit 1921.

De eerste vertalingen naar het Nederlands zijn gemaakt door Margaretha Meyboom en werden uitgeven door uitgeverij H.J.W. Becht. Margaretha Meyboom heeft een aantal

verhalenbundels met vertalingen van verhalen van Selma Lagerlöf samengesteld. Ze heeft daarbij de indeling van de Zweedse boeken aangehouden. De Speelman staat in het boek

Levensgeheimen uit 1905. Dienende geest en Water uit het kerkmeer zijn verschenen in het

boek Machten en Menschen met een selectie van verhalen uit de bundels Troll och människor. Deze vertalingen kwamen uit in 1916. De Doodskop en De prinses van Babylonië verschenen in 1922 in de verhalenbundel Vonken.

(11)

De hervertalingen van de verhalen zijn verschenen in twee verschillende boeken. De

speelman, De dienende geest en Water uit het kerkmeer zijn vertaald door Renée Vink en

verschenen in 1987 in het boek Sprookjes en Sagen van uitgeverij Sirius en Siderius. De

doodskop en De prinses van Babylonië zijn vertaald door Elina van der Heijden en

opgenomen in het boek Het kerstcadeau en andere verhalen uit 2002 van uitgeverij Atlas. De Zweedse bronteksten zijn beschikbaar op de website van Litteraturbanken (de Zweedse Literatuurbank). Bij de analyse van de vertalingen in het boek Vonken is de

heruitgave uit 2016 van uitgeverij Calbona gebruikt. Daarin is de spelling uit 1922 vernieuwd door de uitgever Wijnand van de Meeberg, maar verder is de vertaling van Meijboom

overgenomen (“Interview met Wijnand van de Meeberg van Uitgeverij Calbona,” 2013).

3.1.1 Inhoud van de verhalen

De speelman (Spelmannen)

Een speelman loopt na een feest waar hij heeft gespeeld naar huis door het bos. Als hij over een rivier komt schept hij hardop op over zijn speelkunsten en maakt daarbij de riviergeest belachelijk. Dan wordt hij gedwongen urenlang muziek te blijven maken, totdat zijn moeder langskomt en hem in godsnaam vraagt op te houden met spelen.

De dienende geest (Tjänsteanden)

Een leerjongen van een schoenmaker krijgt een dienende geest door een handvol zand van een begraafplaats mee te nemen. Hij was van plan de geest aan zijn meester te geven maar houdt hem toch zelf. De geest brengt geluk en hij kan opeens heel goed schoenmaken, maar wordt daardoor ontslagen. Als hij zijn zuster met een pijl in haar oog schiet besluit hij de geest weg te doen.

Water uit het kerkmeer (Vattnet i Kyrkviken)

Een priester die bijgeloof probeert tegen te gaan hoort waterwezens in het meer bij de kerk krijsen dat ze vanavond een man verwachten. Hij probeert die avond een visser over te halen niet over het water te reizen. Het lukt hem niet de man, die een verbond heeft gesloten met de waterwezens en daardoor een succesvol visser is, over te halen. Als laatste poging geeft de priester hem water uit het meer te drinken, waarna de man naar buiten rent, de klauwen van de waterwezens in.

(12)

De doodskop (Dödskallen)

Nadat een begrafenisondernemer niemand weet over te halen bij hem en zijn vrouw te eten met Kerst, neemt hij een doodskop van de begraafplaats mee om samen mee te eten. Bij thuiskomst schiet hij uit frustratie met een geweer op zijn vrouw. Ze wordt niet geraakt maak vlucht naar de buren. Tijdens zijn diner met de doodskop ziet de man dat de schedel een kogelgat heeft, waardoor hij beseft wat hij heeft gedaan en het goedmaakt met zijn vrouw.

De prinses van Babylonië (Prinsessan av Babylonien)

Een man zit ’s avonds met zijn vrouw en dochtertje bij het haardvuur en vertelt haar het verhaal van een prinses van Babylonië, die na de toorn van God over de toren van Babel opeens een andere taal spreekt en op zoek gaat naar mensen die haar taal spreken. Ze gaat huizen over de hele wereld af, maar komt uiteindelijk in een huisje in Värmland terecht, waar de mensen haar kunnen verstaan en ze graag wil blijven.

3.2 Selma Lagerlöf en de vertalers

Dit deelhoofdstuk bevat informatie over de vrouwen die ervoor gezorgd hebben dat deze verhalen in Nederland verschenen zijn: de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf en de vertalers Margaretha Meijboom, Renée Vink en Elina van der Heijden.

3.2.1 Selma Lagerlöf

Selma Lagerlöf werd geboren in 1858. Ze groeide op op het landgoed Mårbacka in de Zweedse provincie Värmland. Tot haar tiende kon ze door een ziekte aan haar benen

nauwelijks lopen. Terwijl ze op bed lag las ze veel en kreeg ze van haar familie sprookjes en familieverhalen te horen. Die zouden later inspiratie zijn voor haar romans en

verhalenbundels (Edström, 1991).

Na in Stockholm een opleiding tot lerares gevolgd te hebben kreeg Selma Lagerlöf een baan in Landskrona in Skåne, in het zuiden van Zweden. In 1890 won ze met een aantal hoofdstukken van haar eerste roman een schrijfwedstrijd in een vrouwentijdschrift. Daarmee begon haar schrijverscarrière en in 1891 kwam haar debuutroman Gösta Berlings saga uit. Vanaf 1895 nam ze ontslag als lerares om meer te gaan schrijven. In 1897 verhuisde ze naar Falun in Dalarna (Selma Lagerlöf-sällskapet, 2012a). De boerderij van haar ouders was na haar vaders dood verkocht, maar door haar succesvolle schrijverscarrière had ze nu genoeg verdiend om het terug te kopen (Selma Lagerlöf-sällskapet, 2012). Daar bleef ze tot haar dood in 1940 wonen.

(13)

Lagerlöf kreeg veel waardering voor haar werk. In 1909 nam ze als eerste vrouw de Nobelprijs voor literatuur in ontvangst. Vanaf 1914 was ze lid van Svenska Akademien (Vinge, n.d.). Haar werk wordt gekenmerkt door de beschrijving van de gevoelens van de personages. Ze wist werkelijkheid en fictie te combineren in verhalen vol avontuur, drama en humor (Selma Lagerlöf-sällskapet, 2012). De taal in haar werk is eenvoudig en creatief (Van den Pol, 2005). De boeken Jarusalem, Nils Holgerssons underbara resa genom Sverige en

Kejsarn av Portugallien worden als hoogtepunt van haar carrière beschouwd (Vinge, n.d.).

Ook buiten Zweden zijn veel van haar boeken uitgebracht. In Zweden is haar debuutroman Gösta Berlings saga het bekendst, maar in het buitenland had vooral het kinderboek over Nils Holgersson succes (Van den Pol, 2005). De jongen die op de gans over Zweden vliegt is ook in Nederland nog steeds een bekend beeld. Margaretha Meyboom heeft het werk van Selma Lagerlöf vertaald en in Nederland geïntroduceerd (ter Braak, 1940).

3.2.2 Margaretha Meijboom

Margaretha Meijboom heeft de eerste vertalingen van de verhalen van Selma Lagerlöf gemaakt. In een lezing van C.M. Haringsma ter gelegenheid van Selma Lagerlöfs zeventigste verjaardag krijgt Meijboom een eervolle vermelding omdat zij invloed heeft gehad op het verschijnen van het werk van Lagerlöf in het Nederlands (Haringsma, 1929).

Meijboom heeft veel boeken uit het Zweeds naar het Nederlands vertaald. Ze vertaalde de Scandinavische boeken die uitkwamen bij uitgeverij “Wereldbibliotheek” en heeft behalve werk van Selma Lagerlöf ook romans van Henrik Ibsen en Björnsterne Björnson vertaald (Duyvendak, 2013). Daarnaast heeft ze zich ingezet voor het bekendmaken van de

Scandinavische literatuur in Nederland (Duyvendak, 2013). Ze heeft voor dat doel ook een tijdschrift opgericht. Hoewel Meijboom veel lof heeft ontvangen voor haar werk, is er ook kritiek gekomen op haar vertalingen.

In 1988 schrijft mevrouw Koornwinder-Wijntjes een lezersbrief aan het NRC

Handelsblad met een opmerking over Meijbooms vertaling van Nils Holgerssons underbara

resa (Koornwinder-Wijntjes, 1988). Haar is opgevallen dat er een verhaal in het boek staat

wat niet in de Zweedse versie van het boek te vinden is. Het gaat om de Nederlandse vertaling het verhaal Een geschiedenis uit Halland. Dit is een verhaal over stelende zigeuners uit Troll

och Människor, een andere verhalenbundel van Lagerlöf. Drs. L. C. J. Reedijk-boersma

(14)

“Zij heeft geen enkele verhalenbundel van Selma Lagerlöf in zijn totaliteit vertaald. Volstrekt op eigen houtje en zonder enige verantwoording te geven verspreidde zij de verhalen over bundels met zelfverzonnen titels als Vonken, Levensgeheimen en Oud en Nieuw. Bovendien liet ze de wreedste en de hartstochtelijkste verhalen weg.” (Reedijk-Boersma, 1988)

Ze stond er inderdaad om bekend eigenwijs met vertalingen om te gaan. Soms liet ze gedeeltes uit de brontekst in de vertaling weg. Uit Lagerlöfs debuut Gösta Berling is

bijvoorbeeld een hoofdstuk met natuurbeschrijvingen niet in de vertaling terug te vinden (Duyvendak, 2013). Uit een artikel van Stine de Vrieze, die een briefwisseling tussen Lagerlöf en Meijboom beschrijft, blijkt dat ze het niet altijd eens waren (Broomans &

Margaretha, 1927). Meijboom ging niet gelijk bij het verschijnen van de drukproeven met het vertalen aan de slag, zoals andere vertalers, en schrijver Aar van de Werfhorst zou Selma Lagerlöf op Meijbooms slechte vertaalkwaliteiten gewezen hebben (Broomans & Margaretha, 1927).

3.2.3 Renée Vink

De verhalenbundel Sprookjes en sagen is vertaald door Renée Vink. Zij is sinds 1977 werkzaam als literair vertaalster. Ze heeft Scandinavistiek gestudeerd en voor verschillende uitgeverijen vertaald vanuit het Duits, Engels, Noors en Zweeds (Expertisecentrum Literair Vertalen, 2013). Na Sprookjes en sagen heeft ze in 1990 nog twee verhalenbundels

uitgebracht met vertaalde verhalen van Selma Lagerlöf: De spookhand en andere verhalen

over geesten en verschijningen en De weg tussen hemel en aarde.

Renée Vink is vooral bekend geworden door haar vrij recente vertalingen uit het Engels van klassiekers uit het fantasy genre. Ze heeft bijvoorbeeld De legende van Sigurd en

Gudrún (uit 2009) en Arthurs val (uit 2013) van J.R.R. Tolkien vertaald. Ook heeft ze de

populaire boekenserie Het lied van ijs en vuur (The song of ice and fire) van George R.R. Martin vertaald (Cobben, 2014). Ze heeft niet alleen vertaald, maar ze heeft ook een aantal historische romans geschreven (Expertisecentrum Literair Vertalen, 2013). Renée Vink heeft bovendien niet alleen boeken van Tolkien vertaald, maar ook het Tolkien Genootschap Unquendor opgericht in 1981.

(15)

3.2.4 Elina van der Heijden

Elina van der Heijden heeft voor de verhalenbundel Het kerstcadeau en andere

verhalen van Selma Lagerlöf vertaald. In 2010 heeft ze samen met Wiveca Jongeneel ook

Lagerlöfs Nils Holgersson naar het Nederlands vertaald (Van den Pol, 2010). Elina van der Heijden heeft in Groningen gestudeerd en is sinds 1987 vertaler Zweeds. Zoals op haar Linked-In pagina te lezen is, is ze in 1990 door de rechtbank in Groningen beëdigd als vertaler.

Met Wiveca Jongeneel heeft ze daarnaast de populaire detectiveromans van de Zweedse schrijfster Camilla Läckberg vertaald. Läckberg is een van de succesvolste auteurs van thrillers in Zweden. Het recentste boek in de serie, Heks (Häxan), verscheen in 2017. De televisieserie Fjällbacka Murders, waarin het echtpaar Patrick Hedström en Erica Falck moorden probeert op te lossen, is gebaseerd op boeken van Camilla Läckberg (Ambo Anthos Uitgevers, 2017).

3.3 Receptie

3.3.1 Receptie van de originele vertalingen

Er is niet veel over de verhalen van Selma Lagerlöf die het onderwerp zijn van deze scriptie geschreven in de Nederlandse kranten. Wat erover geschreven is, is over het algemeen positief. De nadruk wordt gelegd op de bovennatuurlijke thema’s in de verhalen, die niet gebruikelijk zijn.

Over Levensgeheimen uit 1915, waarin De Speelman opgenomen is, schrijft Lectuur;

boekenschouw voor wetenschap en kunst: “een aantrekkelijk mengsel van natuur en

verbeelding, van waarheid en fantastisch vrije dichting” (Kwakman, 1905). De verhalen “hebben niet de hoogte van Görsta Berling bereikt”, maar zijn volgens de recensent toch aan te bevelen. De middeleeuws-romantische verhalen zouden vooral de katholieke lezers aanspreken. Het boek wordt verder in het jaar van publicatie genoemd in de Leestafel Het

nieuws van den dag: kleine courant en in Stemmen des Tijds (“Leestafel,” 1905; Petri, 1915).

In de recensie van de Machten en Menschen uit 1916 in de Maasbode komt het katholicisme ook ter sprake. De verhalen zijn volgens de recensent prettig te lezen, maar de bovennatuurlijke thematiek, gebaseerd op de “bijgelovige stemming harer landgenoten” is niet reëel genoeg voor “ons nuchtere menschen”. De levenslessen compenseren echter voor de bijgelovigheden in de verhalen (“Letteren en kunst: Nieuwe uitgaven,” 1917). De recensent

(16)

met de afkorting V.D.S. (V.D.S., 1917) van Nil desperandum Deo duce; orgaan van het

Studenten-corps aan de Vrije Universiteit merkt ook fantasie in de verhalenbundel op, maar

noemt als een van de weinige recensenten de gevoelens die een grote rol spelen in de verhalen: “Meer dan in menig nuchterder boek opent zich hier een vergezicht in het rijke gemoedsleven van den mensch.”

De recensie van de Maasbode (“Letteren en kunst: Nieuwe uitgaven,” 1917) is de enige recensie waarin de vertaling besproken wordt. Er staat dat Margaretha Meijboom lof verdient, omdat de vertaling vloeiend is. Een kanttekening die hierbij wordt gemaakt is dat ze zich niet genoeg heeft verdiept in het katholicisme en ze de priester daardoor

ongeloofwaardige dingen laat zeggen.

Het verhaal De doodskop, dat in de verhalenbundel Vonken verschenen is, wordt in een artikel van het Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant mooi en suggestief genoemd (“Kerstmis in de literatuur,” 1924). Het is een artikel over onbekende kerstverhalen en verder zijn er alleen advertenties voor de verhalenbundel te vinden, dus de Verhalenbundel schijnt weinig aandacht te hebben gekregen in Nederland.

3.3.2 Receptie van de hervertalingen

Over de verhalenbundel Sprookjes en Sagen uit 1987 zijn recensies verschenen in de

Leeuwarder courant en in het Nederlands dagblad (“Ingeboekt,” 1987; Scheepstra, 1988).

De recensie in de Leeuwarder courant is vrij zakelijk en noemt dat Selma Lagerlöf beroemd is geworden met Niels Holgersson en dat de sprookjesachtige verhalen in het boek zich in Värmland afspelen. De recensie in het Nederlands dagblad is iets uitgebreider. Er wordt opgemerkt dat Lagerlöfs werk nog steeds niet verouderd is. Dit komt ook terug in een andere recensie, waarin wordt opgemerkt dat de verhalen “nu meer dan een halve eeuw later nog niets aan leesbaarheid hebben ingeboet” (“Selma Lagerlöf: Sprookjes en sagen,” 2005). Prof. Dr. Amy van Marken heeft ook een recensie over dit boek geschreven, die erg positief is. De bundel is “een voortreffelijke lees- en voorleesbundel voor jong en oud” (Marken, 2016). Geen van de recensies heeft commentaar op de vertaling van Renée Vink.

De redactie van NBD Biblion noemt de verhalen in Het kerstcadeau bijzonder sfeervol en de vertaling door Elina van der Heijden zorgvuldig (Redactie NBD Biblion, 2016). De schrijver Marco Books maakt in zijn recensie duidelijk dat hij niet elk verhaal in de bundel even overtuigend vindt, maar specificeert niet welke verhalen niet overtuigen en waarom niet. Hij noemt ze wel sfeervol en boeiend (Books, 2018). De recensie van de Volkskrant vat het

(17)

titelverhaal samen en Selma Lagerlöfs belangstelling voor het onmogelijke. Over de vertaling wordt niet gerept (Swanborn, 2002).

(18)

5. Analyse

Om een antwoord te vinden op de vraag of de hervertalingen van de vijf verhalen van Selma Lagerlöf in het corpus dichter bij de brontekst staan dan de eerste vertalingen door Margaretha Meijboom, worden zes verschillende kenmerken van de teksten geanalyseerd. Deze kenmerken zijn: de cohesie van de tekst, historisering, realia, idiomatisch taalgebruik, betekenisverschuivingen en deletie en toevoegingen.

Voor het analyseren van de cohesie zijn tekstfragmenten in de (her)vertalingen geanalyseerd waarin twee zinnen uit de brontekst samengevoegd zijn of juist gesplitst zijn. Met behulp van Mona Baker’s (1992) theorie over cohesie is gekeken hoe dit de cohesie van de tekst beïnvloedt. Daarnaast worden de rank shifts aan de hand van de theorie van Catford (1965) besproken. Verschuivingen waarbij bijzinnen of nevenschikkende hoofdzinnen in de vertaling zelfstandige zinnen worden of waarbij woorden van woordsoort veranderen, worden daarbij besproken.

Wat bij het lezen van de vertalingen opviel, naast het splitsen en samenvoegen van zinnen, was dat er in de hervertaling soms ouderwetsere taal gebruikt wordt dan in de eerste vertaling. Dit verschijnsel wordt door Holmes een historiserende vertaalstrategie genoemd (Holmes, 1976). Bij de analyse wordt, aan de hand van woordenboeken en het corpus

SUBTLEX-NL, dat data bevat van Nederlandse ondertiteling (Borin, Forsberg, & Roxendal, 2012), de frequentie van gebruikte woorden in de verschillende vertalingen beschreven.

Het derde wat geanalyseerd is, is de vertaalstrategie die de vertalers toegepast hebben bij het vertalen cultuurgebonden elementen in de tekst. Deze cultuurgebonden elementen worden realia genoemd. De categorisatie van de vertaalstrategieën die gebruikt zijn is gebaseerd op de indeling van Grit (2004). Daarna wordt idiomatisch taalgebruik in de vertalingen geanalyseerd. In de vertalingen komen een aantal idiomen voor, en in een aantal gevallen verschilt de vertaling van de beeldspraak van de brontekst in de eerste vertaling van die in de hervertaling. Een aantal opvallende voorbeelden zijn uitgelicht. In een aantal gevallen was er daarnaast een verschil in betekenis tussen de eerste vertaling en de

hervertaling. Met behulp van de begrippen denotatieve en connotatieve betekenis van Koller zijn deze verschillen geanalyseerd (zoals geciteerd in Tahir Gürçağlar, 2009). Het doel van elk van deze analyses is uit te vinden welke vertaling het dichtst bij de brontekst staat: de

(19)

eerste vertaling of de hervertaling? Daarom wordt na ieder deelhoofdstuk kort samengevat welke vertaling in het algemeen dichter bij de brontekst stond.

5.1 Cohesie van de tekst

5.1.1 Zinnen samengevoegd of gesplitst

Selma Lagerlöf gebruikt in haar teksten veel lange zinnen, met veel komma’s en

bijzinnen. De eerste vertalingen en de hervertalingen hebben deze zinnen niet altijd van begin tot eind vertaald; soms zijn twee zinnen uit de brontekst samengevoegd, of een langere zin is in de vertaling opgesplitst. Beide komt meer voor in de eerste vertalingen dan in de

hervertalingen en in de hervertalingen is het overgrote deel van deze veranderingen een splitsing van lange zinnen.

Catford merkt op dat vertalingen woord voor woord gedaan kunnen worden, als de woordvolgorde van de brontekst in de vertaling aan wordt gehouden. Op een iets hoger, en minder letterlijk, geval kan de vertaling woordgroep voor woordgroep of zin voor zin gemaakt worden. In de gevallen die hier besproken worden is nog meer van de brontaal afgeweken dan dat, en is per paragraaf vertaald.

Er zijn zinnen waarbij de enige verandering in de vertaling het gebruik van de

leestekens is. Het samenvoegen of splitsen van de zinnen heeft in zulke gevallen verder geen invloed op de woordvolgorde of de cohesie van de tekst. Een voorbeeld hiervan staat

hieronder, waarbij twee zinnen in de eerste vertaling samengevoegd zijn zonder verdere veranderingen:

Han märkte, att Krus Erik inte en gång gav sig tid att hålla tummen i vatten. Han var förstås rädd, att Konstantin skulle få för stort försprång.

Hij merkte, dat Krus Erik zich niet eens den tijd gunde, zijn duim in ’t water te houden,

hij was natuurlijk bang, dat Konstantijn het te ver vooruit zou komen.

Hij merkte dat Kroes-Erik zich niet eens de tijd gunde om zijn duim in het water te houden. Hij was natuurlijk bang dat Konstantin een te grote voorsprong zou krijgen.

5.1.2 Rank shifts

In een aantal gevallen is door de splitsing van zinnen van een bijzin een hoofdzin gemaakt. Deze bijzinnen zijn dus gepromoveerd en worden een zelfstandige zin. Dit kan meer gewicht geven aan het zelfstandig gemaakte gedeelte van de zin, wat ook semantisch de nadruk verschuift. Een voorbeeld daarvan staat hieronder:

Hon höjde ansiktet, som var överraskande vackert med rena och fina drag, och gav honom en hastig blick.

(20)

Zij hief het hoofd op en zag hem snel aan. Haar gezicht was verrassend mooi met

zuivere, fijne trekken.

Ze hief haar gezicht op, dat verrassend mooi was en pure en fijne trekken had, en wierp hem een snelle blik toe.

In dit voorbeeld is de bijvoeglijke bijzin met als antecedent ansiktet (het gezicht) in de eerste vertaling een zelfstandige zin geworden. De hoofdzin, die in de brontaal en de

hervertaling om deze zin heen staat, wordt zo bij elkaar genomen en apart gepresenteerd. Het feit dat het gezicht van de vrouw mooi is, krijgt op deze manier meer aandacht. De cohesie, die in de brontekst wordt veroorzaakt door de referent in de relatieve bijzin (som/dat) is hier vervangen door de toevoeging van het woord ‘gezicht’, dat qua betekenis terugslaat op ‘hoofd’. Hetzelfde gebeurt in het volgende voorbeeld bij de vertalingen:

Det var kyrkvärden, som inte hade haft vett att tiga, utan sedan köpet väl blivit avslutat, hade han talat om för Öst Samuel hur han hade fått veta hur högt köparna ville gå.

De kerkvoogd had niet kunnen zwijgen, maar toen de koop gesloten was, had hij

Öst Samuel verteld, hoe hij te weten was gekomen hoe hoog de kopers hadden willen gaan.

De voorzitter was niet zo verstandig geweest om te zwijgen. Integendeel, toen

de koop goed en wel gesloten was had hij Samuel van Oost verteld hoe hij wist tot welke prijs de kopers wilden gaan.

In beide vertalingen is de bijvoeglijke bijzin veranderd in een hoofdzin. Hierdoor komt de nadruk minder te liggen op het feit dat het de kerkvoogd/voorzitter was die niet had

kunnen zwijgen (det var kyrkvärden), en meer op het zwijgen zelf. In de eerste vertaling maakt deze hoofdzin nog onderdeel uit van dezelfde zin, die nu een samenstelling van twee hoofdzinnen (en drie bijzinnen) is geworden. In de hervertaling is deze ingewikkelde constructie opgebroken en is de bijvoeglijke bijzin een zelfstandige zin geworden. De hervertaling staat hier dus verder van de brontekst af.

Een andere verschuiving die zich in de vertalingen voordoet is een verschuiving van de ene woordsoort naar de andere. In voorbeeld 3 is te zien hoe een bijvoeglijk naamwoord naar een zelfstandig naamwoord:

Det var ändå så förunderligt att äga en sådan sak. Och att fundera över detta om den hade någon makt.

’T Was zoo wonderlijk zoo’n ding te bezitten, en er over te peinzen of het wel waarlijk zooveel macht had.

Het was toch wel iets wonderbaarlijks, een dergelijk bezit. En ook om na te denken over de vraag of er enige macht in school.

Het bijvoeglijk naamwoord förunderligt (‘wonderlijk/wonderbaarlijk’) is hier in de hervertaling met het zelfstandig naamwoord ‘iets wonderlijks’ vertaald. Ook ik de referentie

(21)

‘erover’ explicieter gemaakt door het zelfstandig naamwoord ‘de vraag’ aan de zin toe te voegen.

5.1.3 Coherentie

De veranderingen die met de zinsbouw te maken hebben, kunnen invloed hebben op de cohesie van de tekst. Dat is de manier waarop de onderdelen van de tekst met elkaar samenhangen. De verbanden in de tekst kunnen expliciet of impliciet zijn. Als verbanden expliciet zijn, geeft een woord in de tekst het verband aan, terwijl de lezer impliciete

verbanden zelf moet leggen. In vertalingen worden impliciete verbanden in de brontekst vaak expliciet gemaakt om de tekst voor de lezer te verduidelijken. In het corpus komen zowel gevallen van explicitering als gevallen van implicitering voor.

In de analyse van de rank shifts zijn referenties al een paar keer ter sprake gekomen. Referenties zijn woorden in een tekst die naar eerder genoemde woorden verwijzen.

Persoonlijk voornaamwoorden wijzen bijvoorbeeld naar een eerder genoemd persoon in de tekst. Als een woord herhaald wordt of er staat een synoniem van een eerder gebruikt woord in de tekst, draagt dat ook bij aan de coherentie. Voegwoorden zijn ook belangrijk voor de coherentie van een tekst, omdat ze het verband tussen verschillende (bij)zinnen aangeven. In deze analyse wordt de invloed van de veranderde zinsbouw op de referenties en voegwoorden in de tekst besproken.

Een manier waarop explicitering is het toevoegen van een referentie die niet in de brontekst staat. Dit komt een aantal keer voor in het corpus. In deze gevallen is er in de brontekst sprake van een ellips, waarbij woorden in een zin die herhaald worden weggelaten worden. In het volgende voorbeeld uit het corpus is te zien hoe dit in het Zweeds gebeurt. Het woord dat geïmpliceerd wordt, is steeds tussen vierkante haakjes weer gegeven.

Prosten såg ett sätt att frälsa honom, [han] hade sett det från första början, men han visste inte om han inte begick en synd och ett vanhelgande genom att använda det medlet.

De proost zag wel een uitweg om hem te redden. Hij had dien al dadelijk gezien; maar hij wist niet, of hij niet een zonde, een ontheiligende daad beging door dit middel te gebruiken.

De proost zag een manier om hem te verlossen, [hij] had die meteen al gezien, maar hij wist niet of hij geen zonde beging, niet iets ontheiligde, door dat middel te gebruiken.

In het voorbeeld hierboven is het persoonlijk voornaamwoord han (hij), met antecedent prosten (de priester) als onderwerp bij het werkwoordelijk gezegde hade

sett geïmpliceerd. In de hervertaling is dit overgenomen en is er ook geen

(22)

de eerste vertaling is deze persoonsvorm echter geëxpliciteerd en staat er

daadwerkelijk ‘hij’ als onderwerp van het werkwoordelijk gezegde in de zin. In de volgende zin uit het corpus wordt het werkwoord vara (zijn) één keer gebruikt en daarna zes keer geïmpliceerd:

Manen var så lång, att den hängde ner på hovarna, hela kroppen [var] apelkastad, bringan [var] bred, benen [var] smala och spänstiga [var] som pilskaft, svansen

[var] tjock som en rågkärve och [var] så lång, att den låg i släp på marken.

De manen waren zoo lang, dat ze tot op de hoeven neerhingen, ‘t heele lichaam

was geteekend als dat van een schimmel, de borst [was] breed, de pooten [was, (waren)] dun en veerkrachtig als pijlen, de staart [was] dik als een roggeschoof en [was] zóó lang, dat hij over ’t veld sleepte.

De manen waren zo lang dat ze neerhingen tot op de hoeven, over zijn hele lichaam droeg zijn vacht de glanzende tekening van een appelschimmel. Zijn borstkas was ruim, zijn benen [was, (waren)] smal en soepel als een pijlschacht, zijn staart

[was] dik als een schoof rogge en [was] zo lang dat hij over de grond sleepte.

In het Zweeds wordt in de grammaticale vorm van het werkwoord geen onderscheid gemaakt tussen het enkelvoud en het meervoud, dus var kan zowel bij onderwerpen in het enkelvoud (bijv. bringan, ‘de borst’) en bij het meervoud (benen, ‘de benen’) in gedachten herhaald worden. In het Nederlands is het werkwoord bij de eerste ellips geëxpliciteerd; in de eerste vertaling staat er ‘was’, in de hervertaling is voor een vrijere oplossing met ‘droeg’ gekozen. De eerste vertaling volgt verder het Zweeds letterlijk en laat daarna het

koppelwerkwoord weg. In de hervertaling wordt hier een nieuwe zin begonnen waarin de eerste persoonsvorm expliciet wordt gemaakt (‘was’). Daarna zijn ook in deze vertaling de herhalingen weggelaten. Wat opvallend is, is dat er in beide gevallen een verschil in getal tussen het geïmpliceerde werkwoord (‘was’) en het onderwerp (‘pooten/benen’) ontstaat.

Een andere manier van explicitering die voorkomt in het corpus, is het toevoegen van een extra voegwoord. Hierdoor wordt het verband tussen twee zinnen expliciet. De twee Zweedse zinnen in het voorbeeld zijn in de eerste vertaling samengevoegd. De zelfstandige tweede zin is veranderd in een hoofdzin in een samengestelde zin. Het toegevoegde

voegwoord ‘want’ geeft aan dat de tweede hoofdzin een reden geeft voor de eerste hoofdzin in de zin.

Det var också nödvändigt, att alltsammans kom som en överraskning för mästarn. Krus Erik var lika mån om sina lärlingar som om sig själv.

‘T was ook noodig, dat dit alles Krus Erik verraste, want hij was even zorgzaam voor zijn leerlingen als voor zichzelf.

Het was ook wel nodig dat het allemaal als een verrassing kwam voor zijn baas. Kroes-Erik droeg evenveel zorg voor zijn leerlingen als voor zichzelf.

Hoewel implicitering minder in de vertalingen voorkomt dan explicitering, zijn er ook gevallen van veranderingen in het corpus te vinden die onder deze categorie te scharen zijn. In

(23)

de Zweedse zin en vertalingen hieronder is daar een voorbeeld van te zien. Met kleur zijn de verbanden in de zin aangegeven.

De eerste vertaling volgt het gedeelte van de brontaal tot de tweede komma woord voor woord. Het onderschikkend voegwoord ‘als’ geeft een vergelijkend verband aan met het zinsdeel ‘zoo druk’ zoals som dit verband aangeeft met så upptagen. De bijzin ‘säger jag’, die er in het Zweeds tussen gevoegd is, is in de eerste vertaling weggelaten. In de hervertaling is deze bijzin naar het begin van de zin verplaatst, waardoor de zinsconstructie anders is

geworden en er in plaats van de bijzin met het voegwoord ‘als’ een bijzin met het voegwoord ‘dat’ is gebruikt.

Nu de implicitering die bij deze vertalingen voorkomt. Door de weglating van de bijzin säger jag in de eerste vertaling staat er een persoonlijk voornaamwoord minder in de zin. Deze referentie naar de spreker is gecompenseerd met een bezittelijk voornaamwoord (‘mijn viool’), waardoor er nog even vaak naar de spreker verwezen wordt in de zin.

In deze vertaling is de zin daarnaast in tweeën gesplitst. Daarbij is het

voegwoordelijke bijwoord ju onvertaald gelaten, wat het verband tussen de zinnen implicieter maakt dan het verband tussen de hoofdzinnen in het Zweeds en in de hervertaling. Er wordt bovendien niet twee keer naar het zinsdeel ‘en kväll i veckan (een keer per week)’ verwezen zoals in de andere teksten (zie de blauwe markeringen). Alles bij elkaar zorgt dit ervoor dat de cohesie binnen dit tekstgedeelte in de eerste vertaling minder sterk is dan in de brontaal en de hervertaling.

(24)

Een implicitering die meerdere keren in zowel de eerste vertaling als de hervertaling voorkomt, is de weglating van het voegwoord utan. Utan geeft een tegenstellend verband aan na een ontkennende zin, dus het is vergelijkbaar met de maar in het Nederlandse: ‘niet dit,

maar dat’. In het volgende voorbeeld is dit voegwoord onvertaald gelaten:

Han var rädd ett ögonblick, men han sprang inte, utan [han] stod stilla.

Hij werd een ogenblik bang; maar hij liep niet weg. Hij bleef onbewegelijk staan. Een ogenblik was hij bang, maar hij rende niet weg, hij bleef rustig staan.

Een waarschijnlijke oorzaak van deze weglating, is dat er eerder in de zin al een keer

men gebruikt wordt, dat in het Nederlands ook met ‘maar’ vertaald is. Bij de vertaling van utan zou er dus twee keer maar in de zin komen te staan, wat stilistisch niet wenselijk is. In de

eerste vertaling is de zin op dit moment gesplitst, waardoor het tweede gedeelte meer nadruk krijgt.

Där i bröllopsgården hade han inte velat låtsa om, att inte allt stod rätt till, men själv hade han kommit till den tron, att det inte var någon annan än näcken, som hade gjort honom den tjänsten att vara häst åt honom på hans bröllopsdag. Hij had daar op de hoeve niet willen toonen, dat dit alles niet recht in den haak geweest was. Zelf was hij tot de overtuiging gekomen, dat het niet anders dan de watergeest was, die hem den dienst bewezen had zijn paard te wezen op zijn trouwdag.

Binnen in de bruiloftshof had hij gedaan alsof alles in orde was, maar zelf was hij ervan overtuigd geraakt dat het niemand anders was geweest dan de waternix, die hem een dienst had bewezen door op zijn huwelijksdag voor hem de gedaante van een paard aan te nemen.

In het bovenstaande voorbeeld is in de eerste vertalingen het voegwoord men weggelaten, waardoor de tegenstelling tussen wat de man in het verhaal liet zien op de bruiloft en wat hij geloofde minder expliciet is dan in de brontekst.

5.2 Historisering

De eerste vertalingen kwamen uit in 1917 en de hervertalingen in 1987 respectievelijk 2002. In die tijd is het Nederlands veranderd. In de eerdere vertaling wordt een ouderwetse spelling aangehouden. Daarnaast worden er nog naamvallen in gebruikt, die daarna in onbruik zijn geraakt. Ook zijn er een hoop woorden in de vertaling te vinden die tegenwoordig niet vaak meer gebruikt worden of die zelfs niet meer te herkennen zijn voor de moderne lezer.

5.2.1 Spelling

Het eerste verschil dat opvalt bij het lezen van de eerste vertalingen en de

(25)

nodig vervangen door een s, dus waar in de eerste vertaling ‘mensch’ stond, staat in de hervertalingen ‘mens’. Er zijn ook dubbele klinkers die nu niet meer met twee klinkers achter elkaar geschreven worden. ‘Vroolijk’ is dus veranderd in ‘vrolijk’. Dit is ook te zien in de volgende zin uit De doodskop:

Hij ging juist voorbij den ouden grijzen steenen muur […].

Net op dat moment kwam hij langs de oude grijze stenen muur […].

Hier is ook het uitgebreidere naamvallensysteem te zien, waarbij de muur in de eerste vertaling nog in de vierde naamval staat, met bijpassende vervoeging van het lidwoord en de bijvoeglijke naamwoorden. In de hervertaling is dit niet meer te zien. In dit voorbeeld is het vocabulaire dat gebruikt wordt wel hetzelfde, maar dit is lang niet overal in de teksten het geval.

5.2.2 Moderniserend of historiserend

Zoals verwacht kan worden, is in de hervertaling vaak voor een moderner woord gekozen dan in de eerste vertaling. Een duidelijk voorbeeld in al op de eerste bladzijde van

De doodskop te vinden, waar in de eerste vertaling voor de vertaling ‘kameraad’ is gekozen,

en in de hervertaling voor het modernere woord ‘vriend’. ‘Kameraad’ is tegenwoordig een stuk minder frequent dan ‘vriend’, volgens het corpus met Nederlandse ondertiteling (verg. 2,70 en 4,33). Andere voorbeelden zijn ‘een paar maal’, ‘prettig’, ‘wezen’ en ‘loof’, die in de hervertaling vertaald zijn als ‘een paar keer’, ‘leuk’, ‘zijn’, en ‘bladeren’.

Op andere plekken is in de hervertalingen voor ouderwetsere woorden gekozen dan in de eerste vertalingen. Het kiezen voor ouderwetsere woorden in een vertaling om te laten merken dat een de brontekst oud is, wordt historisering genoemd (Holmes, 1976). Dit is opvallend, gezien de tijd waarin ze gepubliceerd zijn. Een voorbeeld is ‘op een of andere manier’ in de eerste vertaling, die als equivalent ‘op enigerlei wijze’ heeft in de hervertaling. ‘Manier’ is een woord dat tegenwoordig frequenter is dan ‘wijze’ (4,05 resp. 3,01). Enigerlei wordt bovendien maar door 74,6% van de Vlamingen herkend en door 86,1% van de

Nederlanders.

5.2.3 Frequentie

Er is in de hervertaling ook vaak voor woorden gekozen die weliswaar niet archaïsch zijn, maar die een lagere frequentie hebben. Deze woorden zijn vaak wat formeel. In één van de hervertalingen staat bijvoorbeeld ‘ginds’ in plaats van ‘daar’. ‘Ginds’ staat in de Van Dale

(26)

als formeel aangemerkt. De volgende zinnen illustreren het verschil in register tussen de eerste vertaling (3) en de hervertaling (4):

1. Och vinna min bärgning genom min kropps arbete

2. En te winnen mijn inkomen door mijn lichaam(s-gen.)werk 3. En mijn brood met mijn handen te verdienen.

4. En in levensonderhoud te voorzien met lichamelijke arbeid.

Een ander voorbeeld hiervan is het voorzetsel vid, dat vertaald wordt met ‘tegen’ in de eerste vertaling (frequentie 4,65) en met het formelere ‘omstreeks’ in de hervertaling

(frequentie 1,53). Vaak lijken in zulke gevallen de woorden die in de hervertaling gekozen zijn dichter bij de brontekst dan de eerste vertaling. Het zeldzame woord ‘barrevoets’ lijkt bijvoorbeeld meer op het Zweedse barfota dan het in de eerste vertaling gebruikte ‘op bloote voeten’. Ook het bijwoord ‘inderhaast’, dat niet in het frequentiecorpus staat, is duidelijk dicht bij het ‘i en hast’ in de brontaal gebleven.

Een reden voor het gebruik van archaïsche woorden kan zijn dat het gaat om een sprookje, dat zich in een ver verleden afspeelt. Het gebruik van ouderwetse woorden kan helpen bij het oproepen van de juiste sfeer. De jongen die in de leer is bij een schoenmaker wordt bijvoorbeeld in de eerste vertaling een ‘leerling’ genoemd, wat nog steeds een

veelgebruikt woord is. In de hervertaling is voor ‘leerjongen’ gekozen, wat minder frequent is (2,76 resp. 1,15). Het woord ‘leerjongen’ roept bovendien associaties op met gilden, wat de historische context versterkt. De connotatie van de woorden is dus niet hetzelfde.

5.3 Realia

Een van de kenmerken die tijdens de analyse besproken worden, is de vertaling van realia in de verschillende vertalingen van de verhalen. Realia zijn elementen in een tekst die gebonden zijn aan een bepaalde cultuur of land en waarvoor geen (volledig) equivalent in de doeltaal bestaat. Grit (2004) heeft een categorisatie gemaakt van realia en de

vertaalstrategieën waarmee ze vertaald kunnen worden. Hij maakt in zijn categorisatie van realia een onderscheid tussen historische begrippen, geografische begrippen,

eenheidsbegrippen, sociaal-culturele begrippen, particulier-institutionele begrippen en publiek-institutionele begrippen.

(27)

Van een aantal van deze categorieën staan geen voorbeelden in het corpus. Ook al spelen de verhalen zich in het verleden af; er worden in de teksten geen historische

gebeurtenissen genoemd die alleen in Zweden bekend zijn. Geografische begrippen komen wel vaak voor in de tekst, omdat van ieder verhaal duidelijk wordt gemaakt dat het zich in de Zweedse provincie Värmland afspeelt en er vaak ook een dorp of gemeente bij wordt

genoemd. In deze analyse wordt de vertaling van persoonsnamen samen met de vertaling van geografische namen besproken. Er komen ook sociaal-culturele begrippen in de verhalen voor. De belangrijkste categorie binnen deze groep realia zijn de Zweedse namen voor bovennatuurlijke wezens, waarvan vaak geen equivalent in het Nederlands bestaat. Wat institutionele begrippen betreft, komen in de verhalen van Lagerlöf veel realia voor die met het christendom te maken hebben en wordt de bestuurseenheid ‘socken’ vaak genoemd. Deze twee realia zullen apart besproken worden.

Grit beschrijft zeven verschillende strategieën bij het vertalen van strategieën. Er wordt ook vaak een combinatie van deze strategieën gebruikt. De strategieën zijn

gerangschikt van meest brontaalgetrouw naar meest domesticerend, of zoals hij het noemt ‘naturaliserend’. De strategieën zijn:

o Handhaving, waarbij de term onveranderd of met een spellingsaanpassing uit de brontekst wordt overgenomen.

o Leenvertaling, waarbij onderdelen van het woord uit de brontaal ieder naar de doeltaal worden vertaald en zo een nieuw begrip in de doeltaal vormen.

o Benadering, waarbij voor een term in de doeltaal wordt gekozen die niet hetzelfde is, maar wel dicht in de buurt komt van de term in de brontaal.

o Omschrijving/definiëring in de doeltaal, waarbij een definitie of uitleg wordt gegeven van de reale in de doeltekst.

o Kernvertaling, waarbij de term met één kenmerk van de term dat het belangrijkste is wordt vertaald.

o Adaptatie, waarbij een vergelijkbare term wordt gevonden die specifiek is voor de doelcultuur.

(28)

5.3.1 Namen

In veruit de meeste gevallen zijn de Zweedse plaats- en persoonsnamen in de Nederlandse vertaling gehandhaafd. Daarbij komt fonetische aanpassing vaker voor in de eerste vertaling dan in de hervertaling. Het plaatsje ‘Skrolycka’ waar het verhaal Prinses van

Babylonië zich afpeelt blijft bijvoorbeeld in beide vertalingen gehandhaafd met dezelfde

spelling, terwijl det värmländska språket in de eerste vertaling vertaald is met ‘de

Wermelandse taal’ en in de hervertaling met ‘de Värmlandse taal’. De hervertaling staat wat dit betreft dus dichter bij de brontaal dan de eerste vertaling.

5.3.2 Sociaal-culturele begrippen

Bij de vertaling van sociaal-culturele begrippen is minder gebruik gemaakt van de handhavingsstrategie die bij de vertaling van namen veel voorkomt. Een uitzondering is de dienstgeest, die in de Zweedse tekst een spirrtus wordt genoemd. In beide vertalingen is dit woord gehandhaafd; in de eerste vertaling met dezelfde spelling en in de hervertaling met de spelling sprietus. Verder komen in de tekst verschillende bovennatuurlijke wezens voor, waarvan enkele vrij onbekend zijn in Nederland zoals strömkarlen, näcken, sjötrollen en

sjöfruknar.

Het wezen dat in het Zweeds strömkarlen of näcken wordt genoemd komt voor in de verhalen De speelman en Water uit het kerkmeer. De strömkarl komt vaker voor in de

Zweedse sagen en mythologie. Het is een wezen dat mensen met zijn muziek betoverde, zoals hij ook met de speelman doet in het verhaal van Selma Lagerlöf. Hij lokte mensen dan rivieren in om ze te kunnen verdrinken (Institutet för språk och folkminnen, 2017). Hij wordt vaak naakt afgebeeld met een viool en kon verschillende vormen aannemen om zijn ware uiterlijk voor mensen te verbergen. Zijn gedaante als een paard, zoals in het verhaal Water uit

het kerkmeer beschreven is, komt daarvan het vaakst terug in verhalen. Omdat dit wezen in

Nederland minder in sagen voorkomt en dus minder bekend is, kan dit woord als een reale beschouwd worden.

In beide vertalingen wordt bij de vertaling van strömkarlen voor een leenvertaling gekozen: ‘stroomkoning’ en ‘rivierman’. In de hervertaling worden daarnaast de vertalingen ‘watergeest’ en ‘waternix’ gebruikt. ‘Watergeest’ is een Nederlandse benadering van het woord. Het wezen staat volgens wikipedia in het Nederlands bekend als ‘nikker’, ‘nicker’, ‘nekker’, ‘necker’ of ‘nix’ uit de Germaanse mythologie. Alleen de varianten ‘nikker’ en ‘nix’ zijn in de Van Dale terug te vinden met de betekenis ‘watergeest’. De toevoeging van ‘water-‘

(29)

in de hervertaling is dus dubbelop. De woorden näck en ‘nix’ zijn etymologisch aan elkaar verwant, dus deze vertaling blijft dichter bij de brontekst.

Trollen komen uit de Scandinavische mythologie en zijn dus meer in de Zweedse cultuur verankerd dan in de Nederlandse. Het Nederlandse woord ‘trol’ is ook een leenwoord uit het Noors en Zweeds. In het verhaal Water uit het kerkmeer komen in de Zweedse versie

sjötrollen (‘meertrollen’) voor. In de eerste vertaling is voor de benadering ‘waterduiveltjes’

gekozen, terwijl in de hervertaling voor de meer brontaalgetrouwe leenvertaling is gekozen: ‘meertrollen’.

In de eerste vertaling komen daarnaast ‘meerminnen’ voor als vertaling van

sjöfröknarna, terwijl het in de hervertaling om ‘zeemeerminnen’ gaat. Dit laatste woord komt in het Nederlands vaker voor. Een indicatie hiervan is dat het woord ‘zeemeermin’ herkend werd door 99,7% van de Nederlanders en 99,0% van de Vlamingen, en het woord ‘meermin’ herkend werd door 91,7% van de Nederlanders en 93,7% van de Vlamingen in een onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek (Brysbaert, Keulers, Mandera, & Stevens, 2013). De andere vertaling is ook verdedigbaar, omdat de wezens in dit verhaal niet in de zee

voorkomen maar in een meer.

Bij de vertaling van het woord naturandarna is in de eerste vertaling voor het woord ‘nartuurmachten’ en in de hervertaling voor het woord ‘geesten’ gekozen. In de eerste vertaling is het dus een combinatie van een leenvertaling en een benadering en in de hervertaling een kernvertaling.

5.3.3 Institutionele begrippen

Een socken was vroeger de kleinste bestuurlijke indeling in Zweden. Een gebied bestond uit de omgeving waaruit kerkbezoekers kwamen, aangezien mensen vaak naar een omliggend dorp moesten om een kerk te bezoeken. Het dorp waarin de kerk stond en de dorpen eromheen vormden dan samen een socken (Eldefors, 2018). Het was zowel een bestuurlijke eenheid binnen de kerkelijke macht als de wereldlijke macht, en was dus een parochie en gemeente in één. In 1862 zijn de sockar vervangen door kommuner en

församlingar vergelijkbaar met onze gemeentes en parochies. In het Nederlands is er geen

woord met dezelfde denotatie als socken, aangezien er in Nederland geen begrip is dat zowel het kleine kerkelijke als bestuurlijke gebied omvat. Er waren daarnaast ook nog härader. Dat waren ook geografische gebieden, maar dan gebaseerd op de rechtspraak en politie-eenheden. De grenzen van de socknar en härader vielen vaak samen. De verhalen van Selma Lagerlöf

(30)

spelen zich allemaal in een ver verleden af, voor deze verandering van 1862, en deze begrippen komen dus een aantal keer in het corpus voor.

Bij de vertaling van de begrippen is door alle vertaalsters een doeltaalgerichte vertaalstrategie gekozen. De precieze denotatie en historische bestuursindeling in Zweden is in deze verhalen niet relevant voor de inhoud van het verhaal. In de vertalingen is dus niet uitgelegd dat een socken zowel een kerkelijke als bestuurlijke eenheid is. In plaats daarvan is meestal voor een benadering gekozen en is het woord met ‘gemeente’ vertaald, waar in het Nederlands geen verband met de kerk bij inbegrepen is. Alleen in het verhaal ‘De doodskop’ is het woord in zowel de eerste vertaling als de hervertaling met ‘kerkeraad’ vertaald, omdat het in dat verhaal duidelijk om een kerkgebouw bij de begraafplaats gaat.

In de hervertaling van de verhalen De dienende geest en Water uit het kerkmeer, gemaakt door Renée Vink, is voor een vertaalstrategie gekozen waarbij niet de taalinhoud maar de functie van het woord centraal staat. Socken is dan vertaald met ‘district’ en ‘dorp’. Districten komen in Zweden en in Nederland niet voor als bestuurseenheid, en dorpen bestaan juist in beide landen wel, dus deze vertalingen zijn geen voorbeeld van adaptatie naar de doeltaal. Het is wel een benaderende vertaling die meer op de functie van het begrip focust dan op de precieze betekenis, dus het staat verder van de brontaal af dan de andere gebruikte strategieën.

In de verhalen van Selma Lagerlöf spelen niet alleen bovennatuurlijke machten een rol, maar ook het christendom. Er worden in het corpus een aantal Zweedse begrippen gebruikt die betrekking hebben op het christendom, en die in het Nederlands geen exact equivalent kennen. De begrippen in het Nederlands en het Zweeds lijken vaak erg op elkaar, maar hebben niet altijd dezelfde betekenis. De Zweedse kerk (svenska kyrkan) was toen de verhalen van Selma Lagerlöf geschreven werden al eeuwen luthers. Alle begrippen slaan dus op het protestantse geloof. In het Nederlands verschilt het per begrip of het gebruikt wordt binnen de katholieke kerk, de protestantse kerk of dat het neutraal is. Präster lijkt

bijvoorbeeld op het Nederlandse woord ‘priester’, maar ‘priester’ wordt alleen binnen de katholieke kerk gebruikt. Präster betekent in deze context dominee.

Deze begrippen zijn in de verhalen De dienende geest en Water uit het kerkmeer te vinden. In de eerste vertaling en de hervertaling is meestal dezelfde vertaalstrategie gekozen.

Prost is met proost vertaald, terwijl een proost een ander woord voor ‘priester’ is en dus

(31)

5.4 Idiomatisch taalgebruik

Een kenmerk van de vertalingen en hervertalingen van de verhalen van Selma Lagerlöf dat onderwerp is van analyse in deze scriptie is het gebruik van idiomatisch taalgebruik en beeldspraak.

Idiomen bestaan uit woorden die samen een andere betekenis hebben dan de

onafhankelijke onderdelen. Deze betekenis is niet of moeilijk uit deze onderdelen af te leiden (Baker, 2011). Evelien Keizer (2016) gebruikt de conventionaliteit, transparantie en

compositionaliteit van idiomen om ze te beschrijven. De conventionaliteit is de mate waarin de betekenis van het idioom afwijkt van de betekenis die je zou verwachten bij de letterlijke betekenis van de onderdelen. De transparantie is het gemak waarmee de figuurlijke betekenis verklaard kan worden en een idioom is compositioneel als de onderdelen waaruit het idioom bestaat overeenkomen met elementen in de figuurlijke betekenis. In het corpus komen in de hervertaling vaak idiomen voor op plaatsen waar in de brontaal en de eerste vertaling geen idioom voorkomt.

en lätt sak

gemakkelijk werk een fluitje van een cent

In het bovenstaande voorbeeld is te zien dat in de hervertaling een idiomatische uitdrukking wordt gebruikt, terwijl deze niet in de brontaal en de eerste vertaling niet gebruikt wordt. Uit de betekenissen van ‘een fluitje’ en van ‘een cent’ zou je niet snel opmaken dat de betekenis van deze woordcombinatie ‘makkelijk’ is. De uitdrukking is dus niet conventioneel, noch is de uitdrukking transparant of compositioneel. Er worden weinig compositionele idiomen gebruikt in de hervertaling. Een voorbeeld zou het volgende kunnen zijn:

Nu hade det gått henne så, som hon hade förskyllt. Nu ging 't haar zoals ze verdiend had

Nu had ze haar verdiende loon gekregen

In het idioom dat hier gebruikt is, is het ‘loon’ te verklaren als welk ongeluk haar is overkomen, in deze context dat haar man op haar schoot met een geweer. Dit idioom is minder onconventioneel en het is een erg transparant idioom. De figuurlijke betekenis staat niet zo ver af van de letterlijke betekenis. Bij de meeste idiomen die in de hervertaling voorkomen is dat anders, deze zijn niet conventioneel:

Hon uppfattade genast hur saken stod. Ze begreep dadelijk hoe de zaken stonden Ze begreep meteen hoe de vork in de steel zat

(32)

Men gossen lät sig ingenting bekomma Maar de jongen deed, alsof hij niets merkte Maar de jongen liet zich niet uit het veld slaan För Konstantin däremot lade sig allt till rätta. Maar Konstantijn liep alles mee

Voor Konstantin daarentegen liep alles van een leien dakje Han ville inte skrämma upp sig

Hij wou zichzelf niet niet angstig maken Hij wilde zichzelf niet op stang jagen

Sommige idiomen kunnen bovendien verklaard worden met behulp van metaforen die veel in de taal voorkomen. Bij het idioom ‘het hoog in de bol hebben’. Dit idioom betekent ‘(te) hoge ambities hebben’. Hierbij is ‘hoog’ figuurlijk gebruikt, dit wordt metaforisch gezien namelijk vaak geassocieerd dingen die moeilijk te bereiken zijn, en in het verlengde daarvan wordt het hier gebruikt in de betekenis ‘grote ambities’. De ‘bol’ is uit te leggen als ‘het hoofd’.

Att hon skulle få höga tankar om sig själv Dat ze heel wat verbeelding van zichzelf kreeg Dat ze het […] al hoog in haar bol kreeg

Het Nederlands en het Zweeds zijn aan elkaar verwant en veel beeldspraak en

metaforen komen in allebei de talen voor. Vaak kan een figuurlijke uitdrukking dus letterlijk in de vertaling worden overgenomen. Dit gebeurt niet altijd, en de ene vertaling blijft vaak dichter bij de brontekst dan de andere vertaling. Het wisselt sterk af welke vertaling dat is. In het volgende voorbeeld is een voorbeeld te zien van idiomatisch taalgebruik dat in beide talen hetzelfde is en ook in zowel de eerste vertaling als de hervertaling overgenomen is:

Det trängde kallsvett fram på Lars Larssons panna ‘t Koude zweet komt den speelman op het voorhoofd

Het koude zweet brak Lars Larsson uit

In het volgende voorbeeld is de Zweedse uitdrukking in de hervertaling overgenomen. In het Nederlands bestaat de uitdrukking ‘grote ogen opzetten’ om verbazing uit te drukken; Hieraan is de zin in de eerste vertaling aangepast.

med ögon, som blevo allt rundare och rundare av förvåning met ogen die al grooter werden van verbazing

met ogen die ronder en ronder werden van verbazing

In de brontekst komen ’het hart’, ‘de hersenen’ en ‘de ziel’ vaak in de beeldspraak voor bij het uitdrukken van gedachtes en emoties. In het Nederlands zijn deze woorden niet altijd letterlijk overgenomen. De eerste vertaling blijft steeds dichter bij de brontekst:

om en sådan tanke hade uppstått i hans hjärna dat hij zulke gedachten in zijn hoofd kreeg

(33)

waarom een dergelijke gedachte in hem opkwam

In de zin hierboven is hjärna (‘hersenen’) in de eerste vertaling met ‘hoofd’ vertaald, in de hervertaling is een andere constructie gebruikt waarin geen concrete verwijzing naar de hersenen of het hoofd zit.

men i själ och hjärta var han ängslig. maar diep in zijn ziel was hij bang

maar in de grond van de zaak was hij bang

In de zin hierboven is in de eerste vertaling van ‘i själ och hjärta’ (‘in hart en ziel’) de ‘ziel’ blijven staan, maar in de hervertaling heeft dit plaatsgemaakt voor de omschrijving ‘in de grond van de zaak’. In de vertalingen van de volgende zin is ‘het hart’ wel in de vertalingen blijven staan, maar het werkwoord sved (‘brandde’) is in de hervertaling vertaald met ‘kromp ineen’, wat pragmatisch gezien hetzelfde effect heeft.

hans hjärta sved i hans bröst, ‘t hart brandde hem in de borst zijn hart kromp ineen in zijn borst

5.5 Betekenisverschuivingen

Het komt in het corpus een aantal keer voor dat er in de eerste vertaling en de tweede vertaling opvallende verschillen in betekenis zitten. In dit hoofdstuk worden deze verschillen besproken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Werner Kollers theorie over equivalentie. Equivalentie is de gelijkenis tussen de brontekst en de doeltekst. Koller onderscheidt vijf verschillende soorten van equivalentie, dus vijf manieren waarop elementen van de brontekst en doeltekst met elkaar overeen kunnen komen.

Als twee woorden dezelfde referentie hebben, is er sprake van denotatieve quivalentie. Twee woorden die denotatief equivalent zijn, kunnen toch verschillende associaties oproepen. De woorden hebben dan geen connotatieve equivalentie. Zo kunnen synoniemen verschillend zijn wat betreft formaliteit, geografisch gebied waarin ze voorkomen en frequentie. Bij pragmatische equivalentie wordt hetzelfde effect bereikt bij de lezer bij het lezen van beide woorden. Deze vorm van equivalentie wordt ook wel dynamische equivalentie genoemd. Bij tekst-normatieve equivalentie wordt de doeltekst zo aangepast dat deze aan dezelfde normen van een bepaalde tekstsoort voldoet als andere teksten in de doeltaal. Formatieve equivalentie betreft de vorm en stijl van de taal. Als er sprake is van rijm en deze wordt overgenomen in de doeltekst, is dit een voorbeeld van formatieve equivalentie (Munday, 2016).

(34)

In het verhaal Water uit het kerkmeer wordt bij een beschrijving een weg door de sneeuw in de eerste vertaling ‘glanzend’ genoemd en in de hervertaling ‘uitgesleten’. Deze Nederlandse woorden zijn niet denotatief equivalent aan elkaar. De oorzaak van dit verschil is dat voor het woord blanknött in de brontekst geen denotatieve equivalent in het Nederlands bestaat. Het betekent volgens de Van Dale (bron) ‘versleten en daardoor glimmend’. In de eerste vertaling is de nadruk op het resultaat gelegd (‘glanzenden weg’), terwijl het verslijten in de hervertaling meer aandacht krijgt (‘uitgesleten weg’).

Als de betekenis van de Nederlandse woorden in de verschillende versies van elkaar afwijken, is er vaak door één van de vertalers gekozen voor een vertaling zonder denotatieve equivalentie. Soms is er in plaats van een vertaling met denotatieve equivalentie gekozen voor een vertaling met pragmatische equivalentie, die hetzelfde effect op de lezer heeft. In het onderstaande voorbeeld is het woord skrämskott (waarschuwingsschot) in de eerste vertaling vertaald met ‘bangmakerij’. Dit brengt hetzelfde over op de lezer. De hervertaling heeft hier een vertaling die dichter bij de brontekst staat (‘schoten in de lucht’).

Han hade också hört dem ryta och råma nere i djupet, men han visste, att sådant bara var

skrämskott.

Hij had ze daar beneden ook wel hooren roepen en huilen, maar hij wist, dat het maar

bangmakerij was.

Hij had ze beneden in de diepte ook wel horen brullen en loeien, maar hij wist dat dat maar schoten in de lucht waren.

In het tweede voorbeeld is att inte häsla med käppkryckan (‘om niet te groeten met het handvat van zijn wandelstok’) in de eerste vertaling vertaald met ‘behoorlijker te groeten’. In het Nederlands wordt dus een beknoptere term gebruikt, maar de specifieke manier van groeten blijft onbenoemd. Ook hier staat de hervertaling dichter bij de brontekst.

Det vore bra, om kyrkvärden finge lära sig till en annan gång att inte hälsa med

käppkryckan.

’t Zou goed zijn, als de kerkvoogd leerde op een ander keer behoorlijker te groeten. Het zou geen kwaad kunnen als de voorzitter zou leren om de volgende keer geen hand

te geven met het handvat van zijn wandelstok.

In andere gevallen is er in een van de vertalingen voor vertaling gekozen die niet dezelfde betekenis heeft, maar wel goed in de context past. In het verhaal De speelman is hier een voorbeeld van te vinden. Het gaat om een passage waarin het bos als dreigend wordt beschreven. Het neutrale åtbörder (‘gebaren’) wordt in de eerste vertaling vertaald met ‘grimassen’, wat past bij de spannende sfeer in het tekstgedeelte. Het prinsesje in het verhaal

Prinses van Babylonië wordt in de brontaal söt å lita (‘lief en klein’) genoemd. In de eerste

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

24 -Sich yeinnuit lalla terts-as di Igacut... De man deed wat de schoolmeester zei. Alle adelaars aten en dronken en vlogen weer weg-op één na: die kon niet meer naar boven komen, l

Nu moest Hans zijn vader helpen op het land, daarom vergat hij wel eens, als hij vermoeid thuis kwam, voor het paardje te zorgen, toen zijn moeder een tijdje dood was vergat

Ik begin boven rond, schuin naar beneden en naar rechts.. Ik ga de

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

Smirre, de vos, ging van 't ijs af, daar, waar het tegen 't land aan lag en juist, toen hij zich tegen den kant opwerkte, riep de jongen hem toe: ‘Wil je die gans wel eens

Nee, het wordt pas echt bijzon- der als het gedicht de lezer een al jaren bekende wereld opnieuw voor de eerste keer laat zien. Misschien dat de gedichten van Geels die

Door aan deze opdrachten te werken zal je als leerkracht heel wat leerplandoelstellingen bij je leerlingen kunnen realiseren. Bovendien leren we de leerlingen werken volgens

Het is niet duidelijk in hoeverre Reijnders’ interesse als cineast of als bedenker van attracties hierbij een rol speelde. In de daaropvolgende vergaderingen werd op dit punt niet