• No results found

Archeologisch onderzoek op het "Speelhof" te Borgloon (Provincie Limburg)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologisch onderzoek op het "Speelhof" te Borgloon (Provincie Limburg)"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie in Vlaanderen II - 1992, 237-246

Archeologisch onderzoek o p het "Speelhof"

te Borgloon (prov. Limburg)

Werner Wouters

m e t bijdragen van A n t o n E r v y n c k & F r i e d a S o r b e r

deelte van D r o o g Haspengouw. D e stad is gelegen o p het massief van Borgloon, dat een h o o g t e bereikt t o t 131 m en zich meer dan 30 m boven de schiervlakte ten zuiden van de lijn H e k s , Bommershoven, Jesseren en Piringen verheft.

H e t geologisch substraat van het mas-sief van Borgloon omvat voornamelijk ter-tiaire zanden uit het Rupeliaan, waarop tijdens het pleistoceen niveo-eolische leem is afgezet. Tijdens het Holoceen is deze leem weggeërodeerd en als colluvium afge-zet in de depressies r o n d o m 2.

D e z e g e t u i g e h e u v e l d o m i n e e r t d e vruchtbare schiervlakte en ligt aan het kruisp u n t van de antieke banen T o n g e r e n T i e -nen en Trier-Nijmegen over Hasselt. Deze geologische en verkeerstechnische factoren hebben ongetwijfeld bijgedragen t o t de bloei van Borgloon in de middeleeuwen 3.

2 H i s t o r i s c h e achtergrond.

H e t graafschap L o o n duikt vanaf de 11de eeuw in de historische b r o n n e n o p en blijft één van de belangrijkste machtsfac-toren tot en met de eerste helft van de 14de eeuw. H e t grondgebied ervan viel jjrosso modo samen met de grenzen van de huidige provincie Limburg.

Over het ontstaan van het graafschap L o o n bestaan in hoofdzaak twee theorieën. Een oudere theorie stelt dat h e t graafschap ontstaan is d o o r een hergroepering van de 1 Sittmtuknart naar het

primitief kadaster, met motte (1), voorhof met Sint-Odulfuskerk (2), de markt-plaats (3) en de aandui-ding van de sleuf (4).

Cadastral map from the early 19th century, with motte (I), bailey with church of St. Odulphus(2),market(3)and location of the trench (4).

Herinrichtings- en verfraaiingswerken op het Speelhof te Borgloon vormden de aanleiding tot een beperkt kontroleonder-zoek in de historische kern van de stad. D e korte campagne ving aan op 1 juli 1991 en werd afgesloten op 13 september van het-zelfde jaar. De positieve rol van het stads-bestuur van Borgloon wensen wij hier te benadrukken, door wiens toelating en tech-nische ondersteuning de opgraving mede werd mogelijk gemaakt.

1 Textielmuseum Vrie-selhof,2520 Ranst-Oelegem. 2 Baeyens 1959, 10-12. 3 Gerits 1989, 49.

1 Geografische achtergrond

Landschappelijk bevindt Borgloon zich in de Leemstreek, in het noordelijk

(2)

ge-W. WOUTERS

2 Opjjravingsplan met

1. Fundering van de kerkhofmuur in silex;

2-3. Funderingsmuren van gebouw uit de 14de eeuw in silex;

4. Laag met verbrande leembrokken en houtskool; 5. Kalkspoor vermengd met rolkeien;

z

\7~~

6. Ophogingslaag; 7. Onafgewerkte water-put; 8. Waterput;

9. Gracht met zandige vulling;

10. Verstoring; 11. Inhumatiegraf.

Plan

1. Silex foundation wall of the graveyard enclosure; 2-3. Silex foundation wall of the 14th century building; 4. Layer with burnt loam clods and charcoal;

5. Trace ofchalk mortar and gravel;

6. Raised layer; 7. Unfinished well; 8. Well;

9. Ditch with sandy filling; 10. Disturbed zone; 1 1 . Burial. K a r o l i n g i s c h e g r a a f s c h a p p e n H o c h t e n A v e r n a s , a a n g e v u l d d o o r v e r o v e r d e d e l e n van h e t M a a s l a n d e n T a x a n d r i ë , e v e n v o o r h e t j a a r 1 0 0 0 4. E e n m e e r r e c e n t e t h e o r i e , d i e o n d e r m e e r s c h e r p h e t o n d e r s c h e i d m a a k t t u s s e n Hasbania e n Haspinga, i m p l i c e e r t d a t h e t g r a a f s c h a p L o o n r e c h t

-s t r e e k -s af-stamt van h e t K a r o l i n g i -s c h e graaf-s c h a p / f ^ i w ^ f f ( H a graaf-s p e n g o u w ) . M . a . w . h e t graafschap L o o n z o u zijn w o r t e l s v i n d e n in d e comitatus Haspinga, d a t w e r d o p g e r i c h t t u s s e n 8 3 4 en 8 3 7 , bij d e b e s t u u r l i j k e i n d e -l i n g van d e K a r o -l i n g i s c h e pagus Hasbania in vier comitati o f g r a a f s c h a p p e n 5.

4 Baerten 1969. 5 Verhelst 1984, 244-249 en 1985, 265-266.

(3)

A r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k o p h e t S p e e l h o f te B o r g l o o n

6 E e n o v e r z i c h t van burchten van het graafschap Loon, gerealiseerd in het kad e r van een o n kad e r z o e k s -projekt uitgevoerd aan de voormalige Nationale Dienst v o o r O p g r a v i n g e n , t h a n s I . A . P . , v i n d t m e n i n D e M e u -lemeester 1991 en D e Meu-lemeester 1992.

7 Annaert & Van Impe 1 9 9 1 , 107 en Annaert & Jacobs, 1989, 12.

8 Het korte verslag van deze waarnemingen werd neergeschreven door Daris

1 8 7 1 , 142-143 en n. 1. 9 Beide voorwerpen zijn afgebeeld in Daris 1876, pi. 1 en 2. 10 Stebert 1872, 314. 11 Lux &Thijssen 1 9 8 0 , 9 8 - 1 0 1 . 12 D e M e u l e m e e s t e r 1 9 9 2 , 106. 13 Cf. H i n z 1 9 8 1 , 1 8 over de relatie tussen grootte van motte en donjon en het poli-tieke en economische ge-wicht van de eigenaar. 14 Callebaut 1 9 8 3 , 4 8 . 15 Gerits 1989, 5 2 .

Daar hetgrondgebiedvanhet graafschap gekenmerkt werd door haar verspreide ka-rakter, bestond de eerste taak van de graven van L o o n erin hun gebieden aan elkaar te doen sluiten. Bovendien waren zij verplicht zich militair te organiseren tegenover hun machtige buren. Vanaf de 11de eeuw kwam de dreiging vanuit het prinsbisschopdom van Luik in het zuiden, terwijl vooral in de

13de eeuw het hertogdom Brabant in het westen een militair te duchten tegenstrever was. Vermits het graafschap Loon gekneld lag tussen h e t gebied van de Luikse prinsbisschoppen en het Brabantse hertog-d o m , voerhertog-den hertog-de graven van Loon grote verdedigingswerken uit vanaf de late 11de e e u w6. Gezien de militaire situatie ge-beurde dit vooral in het zuiden en het westen.

Tegen deze achtergrond kan het belang van Borgloon moeilijk overschat worden. Reeds vóór 1032 verkozen de eerste graven van Loon deze plaats als residentiële hoofd-stad. D e grafelijke residentie kende een woelige geschiedenis. Na de verwoesting van de burcht en de kerk in 1179, boette Borgloon vooral vanaf het tweede kwart van de 13de eeuw aan belang in. Een kastelein werd aangesteld in de versterking van Borgloon en de hoofdstad werd ver-plaatst naar Kuringen bij Hasselt, waar de Loonse graven eveneens een mottekasteel b o u w d e n en er resideerden tot 1366 7. In dat jaar eindigt de geschiedenis van het graafschap Loon.

3 V r o e g e r e archeologische waarne-m i n g e n en onderzoek

R o n d 1871 werd een belangrijk deel van de oorspronkelijke motte genivelleerd o m de b o u w van scholen mogelijk te ma-ken. Sindsdien rest er slechts een klein plateau ten zuidwesten van de Sint-Odulfus kerk. Tijdens deze werken werden enkele waarnemingen gedaan door J. Daris 8. Be-houdens enkele kleinere voorwerpen, zoals een gouden sierspeld uit de Merovingische periode en een vermoedelijk Romeinse ivo-ren speld met de voorstellingvan een paard 9, werden o.m. twee schietgaten aangetrof-fen en een m u u r die onderbroken werd d o o r een b o o g met een doormeter van 2,40 m. Deze constructieresten waren op-getrokken in zandsteen, silex en herbruikt materiaal zoals Romeinse tegels,

dakpan-nen en tufsteen. Merkwaardig was dat deze resten aangeaard waren. Romeinse dak-pannen bleken ook aanwezig te zijn in het zuidelijk transept van de Sint-Odulfus-kerk 10. D e aanwezigheid van een gebouw werd in 1979 bevestigd door een onder-zoek van de toenmalige Nationale Dienst voor Opgravingen " . Deze constructie was rechthoekig, en hoewel slechts de uitbraak-sporen van de muren werden aangetroffen, kon uitgemaakt worden dat dit gebouw muren had met een dikte van 2 t o t 2,5 m en binnenwerks 10 op 33 m mat. Aan de westzijde werd een uitbreiding van 1 m vastgesteld. In het noordelijk gedeelte be-vond zich een waterput met een binnen-diameter van 1,40 m. Wegens het instor-tingsgevaar kon deze slechts t o t op geringe diepte geledigd worden, zonder dat enig archeologisch materiaal werd boven ge-haald. De schaarse vondsten dateren de occupatie van dit gebouw vanaf de tweede helft van de 11de tot het einde van de 12 de eeuw. De combinatie van de waarnemingen uit 1871 en de opgraving van 1979 t o o n t in ieder geval aan dat de constructie min-stens twee bouwfasen heeft gekend, waar-bij in een tweede fase het oorspronkelijke gelijkvloers van deze donjon is aangeaard. Dienaangaande werden twee hypothesen voorgesteld: of het eerste g e b o u w werd gedeeltelijk afgebroken en de onderste res-tanten volgestort en aangeaard zodat een plateau werd voorbereid voor een nieuwe constructie; of het gelijkvloers werd aan-geaard en diende vervolgens als kelder waarop een nieuw gebouw werd opgetrok-ken 12. De enorme afmetingen van deze donjon illustreren de politieke macht van de graven van Loon l 3. Zelfs een vergelij-king met de donjon van het Gravensteen te Gent, die in dezelfde periode g e b o u w d werd en binnenwerks 27,5 op 10 m meet, valt in het nadeel van de graven van Vlaan-deren uit 14.

In ieder geval bewijzen de waarnemin-gen uit 1871 en het onderzoek van 1 9 7 9 dat het kleine plateau ten zuidwesten van de kerk slechts een klein overblijfsel is van een veel grotere m o t t e . D e originele situa-tie is inderdaad nog zichtbaar op een prent uit 1732, waarop de stad Borgloon is afge-beeld, met zeer opvallend een domine-rende motte die een gedeelte van de kerk aan het oog o n t t r e k t1 S. O o k het primitief kadaster t o o n t nog duidelijk de originele situatie aan: de contouren van de m o t t e .

(4)

W. W O U T E R S

3 Vondsten uit spoor 9

(1-5) en spoor 6 (6-9). Sch. 1:3.

Finds from trace 9 ( 1 - 5 ) and trace 6 (6-9). Scale 1:3.

vermeld onder het toponiem Borggracht, zijn door schaduwing aangegeven (fig. 1).

Eveneens bij de opgravingen van 1979 werden op de natuurlijke helling aan de westzijde van de m o t t e resten van grote palen aangetroffen die zonder enige twijfel in verband staan met de verdedigingsstruk-t u u r van de m o verdedigingsstruk-t verdedigingsstruk-t e . Een analoge paalcon-structie werd w a a r g e n o m e n tijdens de opgravingen van de Nationale Dienst voor Opgravingen op de m o t t e van Brustem 16. O o k de gracht tussen het oorspronkelijk motteplateau en het huidige Speelhofwerd tijdens het onderzoek van 1979 aangesne-den. Zij liep ten n o o r d e n van de m o t t e nabij de Bronstraat en tussen de m o t t e en het Spedhof. Een restant van deze gracht is niet alleen toponymisch geattesteerd in de benaming Borggracht, maar is ook nog te herkennen op twee iconografische docu-menten uit de 18de eeuw 17 en op de kaart van het primitieve kadaster (fig. 1): d o o r een afdamming van de gracht aan de oost-zijde van het oorspronkelijk motteplateau o n t s t o n d een waterplas die gekend was als de Peerdspoel.

D e oorspronkelijke motte had een lengte van ongeveer 80 m en een breedte van nagenoeg 4 0 m. Over de h o o g t e is niets g e w e t e n , maar de c o m b i n a t i e van de natuurlijke getuigeheuvel met een kunst-matige aardophoping m o e t zeker indruk gemaakt hebben, getuige de prent uit 1732. Naast de motte bevond zich het voorhof, dat nog zichtbaar is in het stratenpatroon en in de vorm van een maansikkel op de

residentie van de Loonse graven aansloot. Van dit voorhof is weinig gekend. Haar afmetingen zijn ongeveer 130 op 100 m. H e t enige gebouw o p dit voorhof dat dateert uit de periode van oprichting van de burcht is de Sint-Odulfuskerk. Waarschijn-lijk is ze ontstaan vanuit de grafeWaarschijn-lijke resi-dentiële kapel.

4 Stadsontwikkeling

Zelfs de huidige kaarten van de stad Borgloon laten zien hoe deze o u d e situatie uit de 11de eeuw gefossiliseerd is in het stratenpatroon. D e plaats van de oorspron-kelijke motte wordt nu afgebakend d o o r de Bronstraat in het noorden, het Speelhofin het oosten en de Kortestraat in het westen. D e ligging van het oorspronkelijke voor-hof is gematerialiseerd door de Kroonstraat in het noorden, de Paddonck in het oosten en de Kortestraat in het westen. De zuidzijde van zowel de motte als het voorhof is afgebakend door de steile helling van het natuurlijke plateau.

Aan Borgloon moeten reeds vroeg stads-rechten verleend zijn. Hoewel niet precies geweten is wanneer, wordt verondersteld dat dit gebeurde in de tweede helft van de

12de eeuw: de status als hoofdstad van het graafschap Loon heeft er zeker voor ge-zorgd dat de stadsrechten vroeger verleend werden dan het geval is bij Brustem ( 1 1 7 5 ) en Kolmont (1170) 19. De stadsontwikke-ling in Borgloon is echter in de kiem

ge-16 D e M e u l e m e e s t e r 1992, 110 fig. 4 .

17 A f g e b e e l d in G e r i t s 1989, 5 1 : beide documen-ten tonen het panorama van Borgloon vanop de oorspron-kelijke m o t t e , waarvan een deel op de voorgrond nog zichtbaar is. Tussen motte en kerk b e v i n d t zich de

Peerdspoel. De langwerpige

vorm van de poel is zonder enige twijfel die van de oor-spronkelijke gracht. 18 Gerits 1 9 8 9 , 5 3 ; D e Meulemeester 1 9 9 2 , 105. 19 D e M e u l e m e e s t e r 1992, 1 0 1 .

(5)

A r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k o p h e t S p e e l h o f t e B o r g l o o n

2 0 Halve eeuwen worden aangeduid met de letters A en B, kwarteeuwen met de letters a, b , c en d.

smoord, vermoedelijk door een breuk in de politieke ontwikkeling van de stad als ge-volg van de vernielingen van de burcht in

1179 en de inlijving bij het prinsbisdom van Luik in het derde kwart van de 14de eeuw. De stad is als het ware ingebreid, zoals nog te zien is in de meervoudige ellipsenenkleinerestratenopoudekadaster-kaarten. H e t nieuwe centrum van Borgloon concentreerde zich rond de Markt, aan de rand van de versteende situatie uit de 11de eeuw. H e t was tevens het k n o o p p u n t van de hoofdstraten die via de vier stadspoorten (Keulerpoort, Gratempoort, Wellerpoort en de Steenpoort of Tongerse poort) de stad verbonden met het hinterland. D e stadspoorten maakten deel uit van de stads-omwalling, die dateert uit het begin van de

13de eeuw. H e t betekenisvolle toponiem Graaf is de straat die het verloop van de verdwenen omwalling ook nu n o g volgt.

5 H e t archeologisch o n d e r z o e k De oude vondsten en waarnemingen uit 1 8 7 1 , bij het slechten van het noordelijk gedeelte van de m o t t e en een nieuwe histo-rische opvatting over het ontstaan van het graafschap Loon lijnde de vraagstelling scherp af: is Borgloon te beschouwen als een nieuwe grafelijke vestiging of is er eerder sprake van een organische groei vanuit een Karolingische of zelfs oudere situatie? Eventuele resten die zich op het veronderstelde voorhof bevinden zouden hierop antwoord kunnen geven. Boven-dien kon mogelijk meer kennis vergaard worden over de functie van h e t voorhof ten tijde van de bloeiperiode van het graaf-schap van Loon. Blijkens de iconografische gegevens uit de 18de eeuw en later was al duidelijk dat het Speelhof zeker niet in die periode overbouwd was geweest. Dezelfde gegevens t o o n d e n aan dat ten noorden van de Sint-Odulfuskerk slechts een kerkhof was gelegen: het kerkhof staat n o g afge-beeld op de Kabinetskaart van Ferraris ( 1 7 7 1 - 1 7 7 8 ) , maar is reeds verdwenen op de primitieve kadasterkaart (s.d., maar ze-ker opgesteld in het eerste kwart van de 19de eeuw).

In principe biedt zulk een open ruimte, die (minstens) enkele eeuwen o n b e b o u w d was gebleven, een unieke gelegenheid voor onderzoek binnen een historische kern. Voorafgaand aan het onderzoek werden

proefboringen verricht onder leiding van L. Van Impe, werkleider aan h e t IAP, o m meer inzicht te verkrijgen in het stratigra-fisch pakket. Aan de westelijke en aan de oostelijke zijde werden een twintigtal borin-gen uitgevoerd. Eén van de meest opmer-kelijke aanduidingen daarvan was de aan-wezigheid van roze mortel aan de oostelijke zijde van het Speelhof, zeer waarschijnlijk verwijzend naar een Romeinse occupatie.

Een werkput werd aangelegd op het westelijke deel van het Speelhof met een lengte van 48 m en een breedte van 5 m. D e eerste sporen van bewoning die we vaststel-den dateren uit de 14de eeuw. Er wervaststel-den twee parallelle funderingsmuren van een gebouw in ongevoegde silexblokken aan-getroffen (fig. 2 : 2 en 3). D e zuidelijke m u u r had een breedte van nagenoeg 50 cm, de noordelijke m u u r had een breedte van ongeveer 35 cm. Beide waren ingebed in een t o t 80 cm dikke, zwarte ophogings-laag (fig. 2: 6 ) , waarin zich aardewerkfrag-menten uit XllId-XIVa 20 en dierlijke res-ten bevonden. D e oostelijke dwarsmuur (fig. 2 : 5 ) verscheen als een lang, smal spoor van 18 cm breed en ruim 3,60 m lang, gevuld met rolkeien en kalkmortel. Ver-moedelijk was de gevel van de w o n i n g gefundeerd op een h o u t e n balk waarop wanden in vakwerk waren o p g e b o u w d . Daarop wijzen ook de aanwezigheid van grote houtskoolbrokken en verbrande leem in twee puinlagen, waar in de oudste (fig. 2: 4) tevens materiaal uit de 14de eeuw werd aangetroffen. D e jongste bevatte geen archeologisch materiaal. D e breedte van het huis bedraagt buitenwerks 4 , 2 0 m. Een deuropening bevond zich in de zuidelijke langsmuur. De oorspronkelijke lengte van het gebouw kon niet vastgesteld worden. T e n zuiden van de w o n i n g werden twee waterputten aangelegd. D e ene waterput (fig. 2 : 7) is cirkelvormig in plan met een doormeter van bijna 1 m en heeft verticale wanden in doorsnede, maar werd slechts tot op een diepte van 1,25 m uitgegraven en niet afgewerkt. Hij werd onmiddellijk toegeworpen bij de aanleg van de o p h o -gingslaag. De andere waterput (fig. 2 : 8) is eveneens cirkelvormig, heeft een doormeter van eveneens bijna 1 m en is zonder enige vorm van wandversteviging loodrecht in de geelbruine leem uitgegraven t o t een diepte van 2,82 m onder de ophogingslaag (fig. 2: 6). In de waterlaag was een bodemloze h o u t e n kuip geplaatst. O p de b o d e m lagen

(6)

W. WOUTERS

4 Vondsten uit sporen 4

(1-2), 8 (3-8) en 1 (9).

Finds from traces 4 (1-2), 8 (3-8) and 1 (9).

(7)

A r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k o p h e t S p e e l h o f t e B o r g l o o n

5 Maalsteen uit

water-put 8 (max. diameter 41,4 cm).

Millstone from well 8.

21 Elmpter waar werd ge-produceerd vanaf het einde van de 12de eeuw tot en met de eerste helft van de 14de eeuw,cf. Janssen (red.) 1 9 8 3 ,

1 9 1 .

2 2 Gerits 1989, 5 1 . 2 3 Gelijkaardig materiaal werd teruggevonden bij de opgravingen van de motte in 1979, cf Lux & Thijssen 1980, 101 en fig. 5 8 . 2 4 De gracht die het voor-hof van de motte van Brus-tem omsluit heeft bijvoor-beeld een breedte van o m en bij de 10 m.

25 Bruijn 1 9 6 5 , afb. 6 1 links boven.

een bruingrijze schenkkan in vroeg steen-goed, een houten bord, een maalsteen (lo-per) en een textielfragment. Al in XlIId-XlVa werd de waterput gedempt o m plaats te maken voor een muur (fig. 2: 1). D e fundering daarvan bestond uit amorfe silex-blokken in los verband, met tussenin her-bruikte Romeinse of Karolingische tegula-fragmenten maar ook een randstuk in Elmpter waar, wat de aanleg van deze m u u r n o g dateert in de eerste helft van de 14de e e u w2 1. Zij sluit de noordzijde van het kerkhof af en haar ligging komt overeen m e t een tekening van Remacle Ie L o u p dat het panorama van Borgloon rond 1730 af-beeldt 22 en de kaart van Ferraris. Deze kerkhofmuren komen niet meer voor op de primitieve kadasterkaart zodat aangeno-men mag worden dat het kerkhof opge-doekt werd in het laatste kwart van de 18de eeuw of het begin van de 19de eeuw. D e opgraving van het kerkhof zelf leverde wei-nig gegevens op. H e t bestond uitsluitend uit kistgraven. De doden waren allen be-graven met het hoofd naar het westen, de voeten naast elkaar en de handen verza-meld op het bekken. Vele graven waren verstoord d o o r omvangrijke en zeer diepe kuilen waarin beenderen van oudere be-gravingen gestort waren. Er konden drie verschillende vullingen van grafkuilen

onderscheiden worden, zonder dat deze chronologisch vatbaar waren. Bovendien is voor deze laat- en postmiddeleeuwse begra-vingen de nagenoeg volledige afwezigheid van (dateerbare) archaeolojjicakcnmerkend. O m organisatorische redenen werd in over-leg met de diensten van de stad Borgloon besloten de opgraving die zich situeerde op het o u d e kerkhof zelf stop te zetten.

O n d e r de 14de eeuwse lagen werd een gracht aangesneden met een zandige vul-ling, waarin zogenaamd roodbeschilderd aardewerk en Andenne-waar uit de eerste produktieperiode werden aangetroffen uit Xld-XIIc 23. Deze gracht heeft een breedte van 2 tot 4 m en een diepte van ongeveer 8 5 cm. Zij is aan de zuidzijde afgesloten d o o r een halve meter brede m u u r , die opge-bouwd is uit amorfe silexblokken in los verband. Deze structuren zijn de enige die kunnen gerelateerd worden aan de motte-fase. Gezien het opgegraven areaal zeer be-perkt was, is een interpretatie ervan niet voorde hand liggend. Zeker is dat de gracht en de muur onmogelijk geduid kunnen worden als de begrenzing van het voorhof, vermits de gracht veel te ondiep is 24.

H e t archeologisch materiaal

1 Grachtvulling, spoor 9 ( X l d - X l l c ) : Fig. 3: 1. T w e e w a n d f r a g m e n t e n i n z g n . roodbeschilderd aardewerk, witte breuk en lineaire versiering.

Fig. 3: 2. Grijzig witte manchet rand van een kogelpot in zgn. Andenne-waar. Fig. 3: 3. Witte manchetrand van een kogelpot in zgn. Andenne-waar.

Fig. 3: 4 . Fragment van een olielamp met spaarzaam geel loodglazuur, witte kern met witroze buitenzijde. H e t schaaltje is afgebroken.

Fig. 3: 5. Fragment van een tuitpot in zgn. Andenne-waar, met lensvormige bo-dem, witte scherf, buik en schouder zijn bedekt met een vrij onzuiver geel lood-glazuur, de rand is afgebroken.

2 Ophojjingfslaajj, spoor 6 ( X l l l d - X I V a ) : Fig. 3: 6. Randfragment van een kruik in proto-steengoed uit Brunssum-Schin-veld, paarse ijzerengobe, concentrische draairingen, o o r a a n z e t o n d e r de rand ( X l l l d )2 5.

Fig. 3: 7. Wandfragment van een kruik in proto-steengoed uit Brunssum-Schin-veld, paarse ijzerengobe en

(8)

radstempel-W. W O U T E R S

versiering.

Fig. 3: 8. Randfragmentinzgn. Andenne-waar, witte scherf, baan van geel lood-glazuur op de schouder en aan de binnen-zijde van de hals 26.

Fig. 3: 9. Randfragment in grijs aarde-werk.

3 Puinlaa/f, spoor 4 (na XlVa): Fig. 4: 1. IJzeren beitel.

Fig. 4: 2. Wandfragment in proto-steen-goed met kamversiering, ijzerengobe aan de binnenzijde, ijzerengobe met vlekken zoutglazuur aan de buitenzijde.

4 Waterput, spoor 8 (vulling) (XIII): Fig. 4: 3. Gedraaid h o u t e n bord, m e t on-deraan twee beschadigde en onleesbare brandmerken.

Fig. 4: 4. Fragment van een h o u t e n reci-piënt, met rond hengselgat.

Fig. 5. Maalsteen (loper) met vierkante opening, uit grove zandsteen uit het Devoon (vermoedelijk het O n d e r - D e v o o n ) ; waar-schijnlijk herkomstig van het Ardeens ge-bied ten zuiden van Luik 27.

Fig. 4: 5. en fig. 6. Schenkkan in vroeg steengoed, grijsbruin, concentrische draai-ringen op buik en schouder, bandvormig oor gehecht o p de schouder en de rand, drie paarsgewijs uitgeknepen standvoeten. Opvallend is de plaatsing van het oor ten opzichte van de gietgeul.

Fig. 7. Textielfragment,cf. appendix 2. 5 Waterput, spoor 8 (homogene vullaag) (XHId-XIVa):

Fig. 4: 6. Bruine, hard gebakken en h o o g -geschouderde pot met lichte concentrische draairingen op buik en schouder, sporen van b o r s t e l s t r e p e n o p de w a n d , vlek donkerpaars glazuur o p de hals, gepronon-ceerde ribbel op de schouder, drie paarsge-wijs uitgeknepen standvoeten. D e recipiënt was gevuld met kalk.

Fig. 4: 7. Bruine, hard gebakken en hoog-geschouderde pot met concentrische draai-ringen op buik en schouder, sporen van borstelstrepen op de wand, vlek van don-kerpaars glazuur op de hals, drie paarsge-wijs uitgeknepen standvoeten.

Fig. 4: 8. Randfragment van een kruik in proto-steengoed uit Brunssum-Schinveld, paarse ijzerengobe, concentrische draai-ringen en radstempelversiering onder de m o n d r a n d ( X l V a )2 8.

6 Kerkhofmuur, spoor 1 (XIVA):

Fig. 4: 9. Randfragment van een diepe kom in Elmpter waar met afgeschuind dakvormig profiel.

APPENDIX 1: BOTMATERIAAL d o o r Anton Ervynck

Uit de grachtvulling uit Xld-XIIc (fig. 2 spoor 9) en uit de ophogingslaag uit XlIId-XlVa (fig. 2 spoor 6) werd een kleine hoe-veelheid botmateriaal geborgen. Een over-zicht wordt gegeven in de tabel.

De determinatie van deze botcollectie stelde slechts enkele problemen. Van de ganzebeenderen kon niet worden uitge-maakt of ze van in het wild levende grauwe ganzen {Anser anser) of van gedomesti-ceerde soortgenoten {Anser anserf. domes-tica) afkomstig zijn. Geen enkele der bot-ten, die we als 'schaap of geit' groepeerden, lieten een verdere soortdeterminatie t o e .

H e t soortenspectrum uit deze contex-ten brengt geen verrassingen, o p één uit-zondering na. De fragmentatie van het botmateriaal, de aanwezigheid van kap- en snijsporen en de soortensamenstelling o p

6 Schenkkan uit

water-put 8.

Jug from well 8.

26 Borremans & Wargi-naire 1966, fig. A / 1 9 / e nr. 3 en fig. 2 3 . 2 7 Onderzoek uitgevoerd d o o r Dr. R. Nijs (Laborato-r i u m v o o (Laborato-r M i n e (Laborato-r a l o g i e , Petrologie en M i c r o p e d o -logie. Universiteit van G e n t ) , waarvoor dank.

28 Bruijn 1 9 6 5 , afb. 62 links boven.

spoor 9 spoor 6 Gans {Anser anser) (f. domestica?)

Kat {Felis silvestris ï. catus) Paard {Equusferus(. caballus) Varken ( SM^ scrofa f. domestica) Schaap {Ovisammon f. aries) /

Geit (Capra aegagrus f. hircus) Rund {Bosprimigenius ï. taurus) Niet determineerbare zoogdierresten

1 1 -8 2 3 1 -1 7 4 9 32 2 1 Totaal 57 43

(9)

Archeologisch onderzoek op het Speelhof te Borgloon

7 Textielfragment uit waterput 8. Sch. 1:2. Textile fragment from well 8. Scale 1:2.

zich, tonen dat de dierenresten hoofdzake-lijk etensafval vertegenwoordigen. In dat opzicht is het verwonderlijk dat een skelet-element van het paard tussen deze consump-tieresten werd gevonden. Paard werd in regel niet meer gegeten in de middeleeu-wen. Reeds in de Merovingische periode had de kerk immers een verbod uitgevaar-digd op het eten van paardevlees. H e t bot uit de ophogingslaag, een proximaal frag-ment van een metatarsus, is misschien van een niet-gegeten kadaver afkomstig maar is toch gefragmenteerd. De schacht van het bot is doormidden gekapt (of gebroken?). O f deze fragmentatie zeker door consump-tie werd veroorzaakt, is echter niette bewij-zen. Bovendien laat deze alleenstaande waarneming, uit een kleine vondstcollectie, niet toe verregaande conclusies omtrent voedingspatronen te trekken.

APPENDIX 2: TEXTIELFRAGMENT. d o o r Frieda Sorber

Behandeling

H e t fragment (fig. 7) was vochtig en t o t prop samengevouwen. H e t werd met gede-miniraliseerd water en neutraal detergent oppervlakkig gereinigd en vlak gemaakt tussen glasplaatjes. O p de verharde zone A werd niet geprobeerd om een vastgeklitte massa te verwijderen.

Samenstelling en structuur

Vezel: vlas of een andere plantaardige bastvezel. D e relatief goede bewarings-toestand van plantaardige vezels is in onze bodem o n g e w o o n . Meestal zijn alleen dier-lijke vezels bewaard.

Structuur: weefsel in effenbinding m e t voor het ene stelsel een enkele gesponnen draad in Z-twist ( I 5 / c m ) , en voor het andere een enkele gesponnen draad in Z-twist ( 1 3 / c m ) . D e draadrichting wordt aangegeven door de pijltjes op fig. 7. Slechts twee onregelmatigheden werden vastge-steld in het weefsel. Vermoedelijk brak daar een draad van de schering tijdens het we-ven. H i e r d o o r wordt de effenbinding struc-tuur plaatselijk doorbroken. Er zijn geen zelfkanten.

Aard van het voorwerp

Zone B is een smal zoompje (B 0,4 cm) genaaid in zoomsteek met een vlas- of andere bastvezeldraad (2 draden S-twist, Z-getwijnd). Dezelfde soort draad werd gebruikt voor een naad C die schuin loopt ten opzichte van de weefselrichting. D e naad (B 0,35 cm) is genaaid m e t een over-handse steek, ca. 3 steken per cm. H e t fragment is te klein o m met zekerheid te bepalen waarvoor het voorwerp diende. Een mogelijkheid is een h e m d : een stukje van de o n d e r z o o m m e t een aan de zijkant aangezette spie.

SUMMARY

Rescue Excavation o n the "Speelhof" in B o r g l o o n (Province o f L i m b u r g )

From the 1st of July until the 13th of September 1 9 9 1 , a small archaeological campaign was conducted in Borgloon on the Speelhof, a square north of the church of St O d u l p h u s , situated in the centre of the former bailey of the counts of Looz, and dating back to the 11th century A . D . According t o a new historical theory retriev-ing the roots of the county of Looz in the Carolingian comitatus Haspinga, back in the 9th century, one might expect t o find remnants of a Carolingian precursor of the motte and keep of Borgloon. This campaign should also provide more information con-cerning the functional aspects of the bailey, of which only its religious c o m p o n e n t is known by the church of St O d u l p h u s , most

(10)

W. WOUTERS p r o b a b l y t h e o r i g i n a l r e s i d e n t i a l c h a p e l o f t h e c o u n t . H o w e v e r , t h i s trial e x c a v a t i o n was r a t h e r d i s a p p o i n t i n g w i t h r e g a r d t o t h e s e afore m e n t i o n e d g o a l s . P a r t o f a 1 4 t h c e n t u r y h o u s e w a s u n e a r t h e d , o f w h i c h o n l y t h e l o w e r f o u n d a -t i o n walls o f silex w e r e p r e s e r v e d . T h e h o u s e was f o u n d e d o n a layer o f black l o a m , u p t o 8 0 c m t h i c k , r i c h in a n i m a l b o n e s a n d c e r a m i c s f r o m X l l l d - X I V a . T w o wells w e r e u n c o v e r e d s o u t h o f t h e b u i l d i n g . O n e o f t h e wells w a s u n f i n i s h e d ; t h e o t h e r was r o u n d , d u g i n t o t h e y e l l o w b r o w n l o a m a n d h a d n o c o n s o l i d a t i o n o f its sides. A s t a v e d t u b , l a c k i n g its b a s e , was at t h e b o t t o m o f t h e w e l l . I t c o n t a i n e d a fire-m a r k e d w o o d e n p l a t e , a t e x t i l e f r a g fire-m e n t o f

BIBLIOGRAFIE

A N N A E R T R . & JACOBS V . 1989: Graven naar

graven. Het "Prinsenhof" te Kuringen, residen-tie van Loonsegraven en Luikse prinsbisschoppen. Geschiedenis en archeologie, Hasselt.

ANNAERT R. & VAN I M P E L . 1991: Het

"Prinsenhof' te Kuringen (Stad Hasselt), in

Ar-cheologie in Vlaanderen I, 207-212.

BAERTEN J. 1969: Het graafschap Loon

(11de-14de eeuw), Assen.

BAEYENS L. 1959: BodemkaartvanBelgië.

Ver-klarende tekst bij het kaartblad Borgloon 106 E,

Gent.

BORREMANS R & WARGINAIRE R. 1966: La

céramique d'Andenne. Recherchesde 1956-1965,

Rotterdam.

B R U I J N A . 1 9 6 5 : De middeleeuwse

pottenbakkerijen inZuid-Limburg (Nederland),

Publicaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum te Tongeren 9, Tongeren.

CALLEBAUTD. 1983: Le chateau des Comtes a Gand, Chateau GaillardXl, 1982, 45-54. D A R I S J. 1871: Notices historiques sur les églises

du diocese de Liège IV, Luik.

DARIS J. 1876: Notices historiques sur les églises

du diocese de Liège VII, Luik.

D E MEULEMEESTER J. 1991: Structures defen-sives et residences princières: les chateaux a motte du comté de Looz au Xle siècle, in: BÖHME H . W . (ed. ), Burgen der Salierzeit. Teil 1. In den

v e g e t a b l e t i s s u e , a m i l l s t o n e a n d an early s t o n e w a r e j u g o f u n k n o w n o r i g i n . T h e well was a b a n d o n e d a n d d u m p e d in X H I d -X l V a . S u b s e q u e n t l y , t h e e n c l o s u r e wall o f t h e g r a v e y a r d w a s b u i l t a b o v e it in t h e first half o f t h e 1 4 t h c e n t u r y . A d i t c h o f a b o u t 4 m w i d e a n d 8 0 c m d e e p w a s u n c o v e r e d at t h e n o r t h e r n side o f t h e 1 4 t h c e n t u r y b u i l d i n g . P a r t o f t h e d i t c h h a d a s a n d y c o m p o s i t i o n a n d c o n t a i n e d m a t e r i a l typical o f t h e p e r i o d X l d - X I I c . T h e d i t c h was b o r d e r e d by a silex wall. I t is difficult t o i n t e r p r e t t h e significance o f t h e d i t c h a n d wall since o n l y a l i m i t e d area was excavated. H o w e v e r , t h e i r size clearly i n d i c -ates t h a t t h e y are n o t a s s o c i a t e d w i t h t h e defensive s t r u c t u r e o f t h e bailey.

nördlichen Landschaften des Reiches

(Monogra-phien/Römisch-Germanisches Zentralmuseum, 25), Sigmaringen, 281-289.

D E MEULEMEESTER J. 1992: Structures defen-sives et residences princières: les chateaux a motte du comté de Looz au Xle siècle. Chateau Gaillard XV, 101-111.

GERITS J. 1989: Historische steden in Limburg, Brussel.

H l N Z H . 1981: Motte und Donjon. Zur

Früh-geschichte der mittelalterlichen Adelsburg,

Zeit-schrift fiir Archaologie des Mittelalters, Beiheft 1, Köln.

JANSSEN H . L. (red. ) 1983: Van Bos tot Stad.

Opgravingen in 's Hertogenbosch, 's

Hertogen-bosch.

LUX G . V . & T H I J S S E N W . 1980: D ^ r o m f r w

-ten van de burcht te Borgloon. In: Conspectus

1979, Archaeologia Belgica 2 2 3 , 98-101. STEBERT P. 1872: Une excursion a Looz,

Bul-letin de la Société scientifique et littéraire du LimbourgXll,p. 313-326.

VERHELST K. 1984: Een nieuwe visie op de omvang en indeling van de pagus Hasbania (Vle-Xlle eeuw), Handelingen der Zuidnederlandse

Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Ge-schiedenis XXXV11I, 231-252

VERHELST K 1985: Een nieuwe visie op de omvang en indeling van de pagus Hasbania (Vle-Xlle eeuw) (II), Handelingen der

Zuidneder-landse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en GeschiedenisyjXDt, 1985, 257-268.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze bedrijven waar gedurende de teelt aangetaste planten zijn gevonden met drie bedrijven met een vroege en drie bedrijven met een late aantasting zijn de volgende

- de bijdrage van AIF een rol kan spelen binnen het proces van procesinnovatie en met name door een inhoudelijke bijdrage te leveren in de fase preparation en imagination; -

Verder worden in 2010 een aantal testen uitgevoerd om de interacties tussen maatregelen beter te begrijpen, waardoor ze beter toepasbaar worden. Bodemroofmijt Macrocheles

Finally, only for fatal accidents involving moving passenger cars at night on work days and at weekends, a subdivision has been made into accidents with and

Vervolgens dienen we voor een juiste interpretatie van de resultaten van het veldonderzoek een indicatie te geven over de grootte van het aandeel van de

Buiten een stratigrafische fasering, kan op basis van het aardewerk dat aangetroffen werd in de sporen op de beide aangelegde vlakken aangetroffen werden geen

Baars, brasem, blankvoorn, karper, meerval, paling, pos, snoekbaars en snoek zijn de aangetroffen eurytope vissoorten.. Rietvoorn is de aangetroffen

Het betreft de bedeling van folders in Borgloon, Bommershoven, Broekom, Grootloon, Gors-Opleeuw, Gotem, Haren, Hendrieken-Voort, Hoepertingen, Jesseren, Kerniel, Kuttekoven,