• No results found

Ouderbetrokkenheid bij gezondheidsbevordering in het primair onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ouderbetrokkenheid bij gezondheidsbevordering in het primair onderwijs"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Ouderbetrokkenheid bij Gezondheidsbevordering in het Primair Onderwijs Romy Jonkers

Universitaire Pabo van Amsterdam

Datum: 24 juni 2018 Module: ULP G

Scriptiebegeleider: Haytske Zijlstra Aantal woorden: 7482

(2)

2 Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Ouderbetrokkenheid bij Gezondheidsbevordering in het Primair Onderwijs ... 4

Gevolgen van Overgewicht ... 6

Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht ... 7

De Rol van Ouders bij Programma’s Gericht op de Preventie van Overgewicht ... 7

Pedagogische samenwerking ... 9 Huidig onderzoek ... 9 Hypotheses ... 11 Methode ... 13 Participanten ... 13 Meetinstrumenten ... 14 Procedure ... 17 Data-analyse ... 17 Resultaten ... 19

Verschillen in Houding ten Aanzien van Gezondheidsbevordering (deelvraag 1) ... 19

Wat Zien Ouders als de Taak van School (deelvraag 2) ... 21

Behoefte aan Samenwerking (deelvraag 3) ... 23

Samenwerking op het Gebied van Gezonde Voeding en Beweging (deelvraag 4) ... 24

Conclusie ... 27

Verschillen in Houding ten Opzichte van Gezondheidsbevordering (deelvraag 1) ... 27

Wat Zien Ouders als de Taak van School (deelvraag 2) ... 28

Behoefte aan Samenwerking (deelvraag 3) ... 29

Samenwerking op het gebied van gezonde voeding en beweging (deelvraag 4) ... 29

Samenwerking Tussen Ouders en School Versterken (hoofdvraag) ... 30

Discussie ... 31

Implicaties voor de Praktijk ... 32

(3)

3 Abstract

In dit onderzoek is onderzocht op welke manier een basisschool met een diverse

ouderpopulatie de pedagogische samenwerking met betrekking tot gezondheidsbevordering tussen ouders en leerkrachten kan versterken. Dit is onderzocht met behulp van een

vragenlijst voor ouders van basisschoolleerlingen (N = 110). Allereerst is gekeken naar

attitude van de ouders. Hierbij zijn geen verschillen gevonden tussen ouders met verschillende etnische achtergronden of ouders met een verschillend opleidingsniveau. Een gezonde lunch vonden alle ouders belangrijk. Er zijn geen verschillen gevonden tussen ouders met een Westerse en een niet-Westerse achtergrond. Wel vonden ouders met een hoge SES een

gezonde lunch significant belangrijker dan ouders met een lage SES. Er was in deze populatie geen draagvlak voor het trakteren van uitsluitend gezonde traktaties. Tussen de groepen onderling zijn hierbij geen verschillen gevonden. De behoefte aan samenwerking met school op het gebied van gezondheidsbevordering was laag, maar ouders met een niet-Westerse achtergrond hadden hier significant meer behoefte aan dan ouders met een Westerse

achtergrond. Verschillen tussen lage en hoge SES zijn niet gevonden. Opvallend resultaat is dat ouders aangeven weinig behoefte te hebben aan samenwerking, maar wel goede ideeën aandragen. De meeste ideeën betroffen het organiseren van of participeren in workshops.

(4)

4

Ouderbetrokkenheid bij Gezondheidsbevordering in het Primair Onderwijs Het basisonderwijs in Nederland heeft drie belangrijke functies: bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, zorgen voor overdracht van culturele en

maatschappelijke verworvenheden en kinderen toerusten voor participatie aan de samenleving (Tule, 2009). Watde kinderen moeten leren om actief deel te kunnen nemen aan de

samenleving is vastgelegd in 58 door de overheid geformuleerde kerndoelen (Tule, 2009). Deze kerndoelen zijn streefdoelen en geven aan waar scholen zich op moeten richten bij de ontwikkeling van de leerlingen.

Een van deze kerndoelen is kerndoel 34 De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen (Tule, 2009). Dit doel laat zien dat de school medeverantwoordelijk is voor gezondheidsbevordering van de leerlingen (Smit, Driessen, Vrieze, van Kuijk & Sleegers, 2005).Dit is een verschuiving van de taakverdeling ten opzichte van een aantal jaar geleden, toen de opvoeding in handen van de ouders was en onderwijs als exclusieve taak van school werd gezien (Cutler, 2000; Onderwijsraad, 2003).

Gezondheidsbevordering is een thema dat de laatste jaren steeds meer aandacht heeft gekregen in Nederland. Dit komt doordat de prevalentie van overgewicht sinds 1997

substantieel toegenomen is (Schönbeck et al., 2011). In Nederland had in 2015 ruim twaalf procent van de 2 tot 16-jarigen overgewicht (GGD, 2015). Niet alleen de prevalentie van overgewicht neemt toe, maar de zwaarste kinderen worden ook zwaarder (Bruil et al., 2002). Van overgewicht wordt gesproken als de Body Mass Index (BMI) van een kind hoger ligt dan 25 kg/m2 (James, 2001).

Bovenstaande laat zien dat overgewicht een steeds groter probleem wordt in Nederland. De aantallen zijn in Nederland echter niet gelijkmatig over het land verdeeld. Opvallend is dat het percentage kinderen met overgewicht in de grote steden veel hoger ligt.

(5)

5

Dit komt doordat opgroeien in een grote stad een risicofactor is (Fredriks, van Buuren, HiraSing, Wit, & Verloove-Vanhorick, 2005). In een grote stad is minder groen en minder speelgelegenheid, waardoor kinderen minder buiten spelen (Vreke, Donders, Langers, Salverda, & Veeneklaas, 2006). In de grootste stad van Nederland, Amsterdam, is het percentage kinderen met overgewicht bijna twee keer zo hoog vergeleken met het landelijk gemiddelde (GGD, 2015). Naast wonen in een grote stad zorgen ook een niet-Westerse achtergrond en een lage sociaal-economische status (SES) voor een groter risico op

overgewicht (GGD, 2015; Stewart, 2014). SES is in dit onderzoek opgevat als een combinatie van materiële omstandigheden, kennis, macht, status en vaardigheden van mensen (Bourdieu, 1986).

Dat een niet-Westerse achtergrond een risicofactor is voor overgewicht blijkt ook uit het onderzoek van Fredriks et al. (2005) over de prevalentie van overgewicht bij kinderen met een Nederlandse, Turkse of Marokkaanse achtergrond in Nederland. Zowel kinderen met een Turkse als met een Marokkaanse achtergrond scoren hierbij hoger dan kinderen met

Nederlandse achtergrond (Kreijl et al., 2004; Renders, Seidell, van Mechelen, & Hirasing, 2003). Bij de Turkse kinderen liggen de percentages het hoogst, voor jongens en meisjes respectievelijk 23.4% en 30.2%.

Naast het hebben van een niet-Westerse achtergrond wordt ook een lage SES genoemd als risicofactor (Lioret, 2009; Moens & Braat, 2002). Uit een review van Wang (2001) blijkt dat verschillende SES groepen verschillende risico’s lopen en dat de relatie tussen

overgewicht en SES varieert tussen landen onderling. In ontwikkelingslanden is een verband gevonden tussen hoge SES en overgewicht, terwijl in ontwikkelde landen juist een positieve relatie is tussen lage SES en overgewicht. Omdat Nederland geschaard wordt onder de ontwikkelde landen, geldt voor dit land dat een lage SES samenhangt met het ontwikkelen van overgewicht.

(6)

6 Gevolgen van Overgewicht

Overgewicht is meestal het resultaat van een disbalans tussen de energie-inname en het energieverbruik (van Dommelen, Schönbeck, HiraSing, & van Buuren, 2018; Kreil et al., 2004). Andere risicofactoren voor overgewicht hangen samen met de psychosociale

voorgeschiedenis van het kind, zoals depressie, aan- of afwezigheid van vrienden en slaapverstoringen op jonge leeftijd (Greydanus et al., 2018; Stewart, 2014). Overgewicht tijdens de kindertijd kan zowel psychologische als gezondheidsconsequenties met zich mee brengen. Overgewicht heeft negatieve psychologische gevolgen voor kinderen. Kinderen met overgewicht zijn vaker depressief, hebben een lager zelfbeeld en behalen lagere

schoolprestaties (Sanders, Han, Baker, & Cobley, 2015; Schönbeck et al., 2011). Daarnaast kan overgewicht bij kinderen op korte termijn leiden tot een hoge bloeddruk, diabetes mellitus type II en een hoog cholesterolgehalte (Schönbeck et al., 2011). Bovendien blijkt dat deze kinderen op lange termijn meer kans hebben om obesitas te ontwikkelen wanneer zij volwassen zijn. Dit leidt tot een verhoogd risico op chronische ziektes, waaronder hart- en vaatziektes, hypertensie en diabetes mellitus type II. Het kan zelfs leiden tot vroegtijdig sterven (Parson, Power, Logan, & Summerwell, 1999).

Naast de persoonlijke gevolgen van overgewicht zijn er ook maatschappelijke

gevolgen. De medische kosten als gevolg van overgewicht zijn namelijk hoog. Onderzoek uit de Verenigde Staten van Amerika (Wolf & Colditz, 1998) laat zien dat 5.7% van alle

medische kosten hieraan uitgegeven worden. Onderzoeken in andere landen geven dezelfde cijfers. Als we naar Nederland kijken zou dit betekenen dat de medische kosten ten gevolge van overgewicht de samenleving jaarlijks 400 miljoen tot twee miljard euro extra kost (Cornelisse-Vermaat, van den Brink, & Groot, 2003). Het is dus zowel medisch als economisch van belang om overgewicht tegen te gaan.

(7)

7 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht

Omdat Amsterdam een grote stad is met een diverse populatie is het daar extra van belang om maatregelen te nemen. De gemeente Amsterdam heeft hiervoor het project

Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht opgezet (GGD, 2015). De missie van dit project is dat in 2033 alle kinderen in Amsterdam een gezond gewicht hebben. Hierbij wordt vooral ingezet op gedragsverandering, door middel van het creëren van een gezonde omgeving voor de kinderen.

Omdat kinderen veel tijd op school doorbrengen is het belangrijk dat er op scholen een gezonde omgeving is. Om scholen te helpen een gezond klimaat voor de leerlingen te creëren, zijn vanuit de gemeente Amsterdam scholenprogramma’s beschikbaar. Een van deze

programma’s is Jump-In. Dit is een programma dat basisscholen helpt gezondheid structureel op de agenda te zetten en te houden. Het doel is gezond eten en drinken en voldoende

beweging bij kinderen van de basisschool te stimuleren (GGD, 2015).

De Rol van Ouders bij Programma’s Gericht op de Preventie van Overgewicht

Scholen zijn echter niet de enige die invloed hebben op de preventie van overgewicht. Ouders moeten in dit proces niet vergeten worden, aangezien zij een belangrijke spil zijn in de gezondheidsontwikkeling van de kinderen. De houding en het beweeggedrag van de ouders correleert met het beweeggedrag van de kinderen (Ellison & Moore, 1991; Renders et al., 2003). Kinderen van actieve ouders zijn actiever dan kinderen van inactieve ouders (Bruil et al., 2002; Kohl & Hobbs, 1998). Ouders zijn voor het kind een rolmodel. Nog belangrijker dan het beweeggedrag van ouders blijken de opvattingen van ouders over

gezondheidsbevordering, de steun die op dit gebied aan de kinderen gegeven wordt en daarmee de mate waarin ouders kinderen stimuleren om gezond te eten en te bewegen (Stewart, 2003). De attitude van de ouders heeft dus invloed op het gedrag van de kinderen.

(8)

8

Timperio (2004) vond dat interventies voor kinderen met overgewicht over het algemeen effectiever zijn wanneer bij ouders ingezet wordt op gedragsverandering. Ouders spelen namelijk een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van eetgewoontes bij jonge kinderen. Het onderzoek bestond uit een groep kinderen waarbij alleen de ouders gesprekken hadden met specialisten en een groep waarbij alleen de kinderen aan deze gesprekken

deelnamen. Kinderen van ouders uit de eerste groep bleken meer vooruitgang geboekt te hebben dan de kinderen uit de tweede groep.

Ook Golan, Weizman, Apter, en Fainaru (1998) tonen aan dat interventies gericht op de aanpak van kinderobesitas meer effect hebben als de ouders erbij betrokken worden dan wanneer alleen de kinderen als doelgroep worden genomen. Dit komt omdat het

zelfvertrouwen van kinderen tijdens een interventie minder wordt. Het gedrag van de kinderen is daardoor moeilijker te veranderen. Van de interventie waarbij de ouders betrokken worden, haalden in dit onderzoek 29 van de 30 kinderen de eindstreep. Bij de interventies zonder ouderbetrokkenheid, haalt slechts 21 van de 30 kinderen het eind van de interventie. Ook behaalde de groep waarbij ouders betrokken waren betere resultaten (Golan et al., 1998).

Zoals uit beide vermelde studies blijkt, zijn ook ouders erg belangrijk in het proces tegen overgewicht bij kinderen. Om een gezonde omgeving te creëren is het daarom het meest effectief om als school en ouders de handen ineen te slaan. De systematische review van Busch, de Leeuw, de Harder, en Schrijvers (2013) laat zien dat ouderbetrokkenheid bij leefstijlinterventies een grotere bijdrage levert aan de effectiviteit van deze interventies dan bijvoorbeeld enkel het creëren van een gezonde schoolomgeving. Ook Adank en Borghouts (2011) kwamen tot de conclusie dat ouders betrokken moeten worden bij interventies op scholen. Op deze manier kan een gezonde leefomgeving voor de kinderen binnen én buiten school gegenereerd worden. Vanuit de gemeente Amsterdam zijn daarom programma’s voor school beschikbaar, die zich ook richten op een samenwerking met ouders. In het programma

(9)

9

Jump-In is de samenwerking met en informatie voor de ouders daarom een van de belangrijkste onderdelen.

Pedagogische samenwerking

Ouders en school kunnen op verschillende manieren samenwerken. Een van de vormen van samenwerking is educatieve samenwerking, waarbij ouders en school

gezamenlijk bij didactische en pedagogische thema’s optrekken (Oostdam & de Vries, 2014). Hierbij richt de didactische samenwerking zich op het beter functioneren van het onderwijs. Dit wordt gedaan door ouders goed te informeren over en in te schakelen bij het leerproces van hun kind. De pedagogische samenwerking wordt vooral ingezet om te voorkomen dat school en thuis twee verschillende werelden zijn. Als school en ouders samenwerken, kunnen ouders zich meer bewust worden van de opvoeding thuis. Andersom krijgt de school door de samenwerking met de ouders feedback op haar eigen manier van werken. Dit zal uiteindelijk bijdragen aan de kwaliteit van pedagogisch handelen en het pedagogisch klimaat op school. Pedagogische samenwerking wordt in dit onderzoek gedefinieerd als “De afstemming in opvoedend denken en handelen en in de benadering van de kinderen, thuis en op school” (Oostdam & de Vries, 2014, p.13). Uit een kwalitatief onderzoek van Nonnekes (2011) naar de determinanten van ouderbetrokkenheid op het gebied van gezonde voeding en bewegen, komt naar voren dat zowel ouders als scholen het belangrijk vinden om samen te werken op dit terrein.

Huidig Onderzoek

Een van de scholen die het Jump-In programma, in combinatie met de pedagogische samenwerking, in wil gaan zetten is een basisschool in Nieuw-Sloten. Dit is een school met leerlingen met diverse achtergronden. Op de school zitten op dit moment 522 leerlingen, waarvan 292 leerlingen een Nederlandse achtergrond en 230 leerlingen een niet-Nederlandse achtergrond hebben. Veel van de leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond hebben

(10)

10

ook een niet-Westerse achtergrond. Omdat de basisschool in een grote stad ligt en veel leerlingen een niet-Westerse achtergrond hebben, beide risicofactoren voor overgewicht, is het van belang hier het programma Jump-In te integreren (GGD, 2015).

In het jaarplan van de basisschool is te lezen dat de school meer met ouders wil gaan samenwerken. Zowel in de literatuur als bij het programma Jump-In wordt het belang hiervan benadrukt. De school wil daarom met de ouders samenwerken op het gebied van

gezondheidsbevordering. Om ervoor te zorgen dat school en ouders elkaar hierin kunnen versterken is het van belang uit te zoeken op welke manieren ouders deze pedagogische samenwerking wensen. In de literatuur is namelijk wel onderzocht dat het belangrijk is om als school en ouders samen te werken, maar het is nog niet duidelijk hoe een dergelijke

samenwerking er volgens ouders uit zou moeten zien. Daarom wordt in deze studie ook nadruk gelegd op de visie van ouders binnen de samenwerking ten aanzien van

gezondheidsbevordering. Hiervoor is het van belang om ook uit te zoeken of op deze school vanuit de ouders behoefte bestaat aan een pedagogische samenwerking.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: “Op welke manier kan een basisschool met een diverse ouderpopulatie de pedagogische samenwerking tussen ouders en leerkrachten versterken met betrekking tot gezonde voeding en beweging?”

Om tot een antwoord te komen op deze vraag zijn de volgende vier deelvragen geformuleerd:

• Wat zijn de verschillen in houding tussen ouders met een verschillende achtergrond (etnisch of sociaal economische status) ten aanzien van gezondheidsbevordering op school?

• Hoe staan ouders met verschillende achtergronden (etnisch of sociaal economische status) tegenover een gezonde lunch op school en tegenover een uitsluitend gezonde traktatie?

(11)

11

• Wat zijn de verschillen in houding tussen ouders met verschillende achtergronden (etnisch of sociaal economische status) ten aanzien van pedagogische samenwerking op het gebied van gezondheidsbevordering?

• Hoe zou school kunnen samenwerken met ouders uit verschillende etnische en sociaal-economische milieus rondom de aanpak van belangrijke maatschappelijke thema’s, zoals gezonde voeding?

Hypotheses

Aan de hand van bestaande literatuur zal voor elke deelvraag besproken worden wat het verwachte resultaat is.

Verschillen in houding ten opzichte van gezondheidsbevordering (deelvraag 1). Verwacht wordt dat verschillen zullen worden gevonden tussen ouders met een Westerse en een niet-Westerse achtergrond. Het hebben van een niet-Westerse achtergrond is namelijk een risicofactor voor het ontwikkelen van overgewicht (Fredriks et al., 2005). Dit heeft mogelijk te maken met de attitude van de ouders, aangezien ouders door hun houding ten aanzien van gezonde voeding en beweging voor een al dan niet gezonde omgeving voor hun kind kunnen zorgen (Stewart, 2003).

Om diezelfde reden wordt ook verwacht dat er verschillen gevonden worden tussen ouders met een lage en een hoge SES. Het hebben van een lage SES wordt gezien als risicofactor voor het ontwikkelen van overgewicht (Lioret, 2009; Moens & Braat, 2002). Verwacht wordt dat ouders met een lage SES lager zullen scoren op de attitude ten aanzien van gezonde voeding en beweging dan ouders met een hoge SES.

Gezonde lunch en uitsluitend gezonde traktaties (deelvraag 2). Over wat ouders als taak van school zien, is geen literatuur gevonden. Wel is vanuit de overheid (Tule, 2009) vastgelegd dat gezondheid ook de taak van school is. Aangezien steeds meer

(12)

12

opvoedingsgerichte taken naar school gaan, wordt verwacht dat ouders ook

gezondheidsbevordering een taak van school zullen vinden (Cutler, 2000; Onderwijsraad, 2003. Omdat een lage SES en een niet-Westerse achtergrond risicofactoren zijn voor

overgewicht, wordt verwacht dat deze groepen een gezonde lunch en een uitsluitend gezonde traktatie minder belangrijk zullen vinden dan ouders met een hoge SES of een Westerse achtergrond.

Behoefte aan Samenwerking (deelvraag 3). Dat samenwerking tussen ouders en school belangrijk is, wordt benadrukt in het artikel van Adank en Borghouts (2011). Gesteld wordt dat bij leefstijlinterventies gericht op het veranderen van het gedrag binnen én buiten de schoolsetting ouders betrokken moeten worden bij de leefstijlinterventie ín de school. Zonder deze ouderbetrokkenheid wordt het namelijk moeilijk om gedragsverandering ook buiten school te laten plaatsvinden.

Omdat het hebben van een lage SES en het hebben van een niet-Westerse achtergrond risicofactoren zijn voor overgewicht, zou het kunnen zijn dat deze groepen ouders meer behoefte heeft aan samenwerking. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat ouders met een lage SES minder kennis hebben van gezonde voeding en beweging. Voor ouders met een niet-Westerse achtergrond zou kunnen gelden dat in Nederland minder informatie beschikbaar is over gezonde voeding binnen deze culturen. Daarom wordt verwacht dat ouders met een lage SES en ouders met een niet-Westerse achtergrond aan zullen geven meer behoefte te hebben aan samenwerking.

Samenwerking op het Gebied van Gezonde Voeding en Beweging (deelvraag 4). Uit het onderzoek van Nonnekes (2011) is gebleken dat ouders het belangrijk vinden om met school samen te werken op het gebied van gezonde voeding en beweging. Over de vraag hoe

(13)

13

ouders deze samenwerking graag zouden zien, is echter nog geen literatuur beschikbaar. Verwacht wordt dat ouders zien dat er iets gedaan moet worden om de prevalentie van overgewicht terug te dringen. Als ouders en school samenwerken staan alle neuzen dezelfde kant op en kan gewerkt worden aan een optimale gezonde leefomgeving voor de kinderen.

Methode Participanten

Dit onderzoek werd uitgevoerd op een basisschool in de Amsterdamse wijk Nieuw-Sloten. Aan de ouders van alle 522 leerlingen is gevraagd om de vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst is door een groot deel van de ouders (N=110) ingevuld. Van de respondenten was 23% man en 77% vrouw. De kinderen van de deelnemende ouders zijn redelijk gelijk

verdeeld over de groepen 1 t/m 8. Hierdoor was het mogelijk om uitspraak te doen over de ouders van de gehele basisschool en niet slechts over ouders uit enkele groepen.

Van de ouders die de vragenlijst ingevuld hebben, had 62.5% een hbo- of wo-opleiding afgerond en had 37.5% een mbo-wo-opleiding of lager afgemaakt. Daarnaast had 65.1% van de respondenten een Westerse achtergrond en 34.9% een niet-Westerse

achtergrond. De groepen werden ingedeeld op basis van de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2018). Volgens het CBS heeft iemand een niet-Westerse achtergrond als ten minste een ouder in een van de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika, Azië (exclusief Indonesië en Japan) of in Turkije geboren is.

Aan het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek (open vragen) hebben 47 van de ouders deelgenomen. Van de respondenten was 31.9% laagopgeleid en 68.1% hoogopgeleid. Daarnaast had het merendeel, 74.5% een Westerse achtergrond. De overige ouders (25.5%) hadden een niet-Westerse achtergrond.

(14)

14 Meetinstrumenten

Voor dit onderzoek is zowel gebruik gemaakt van kwantitatieve als kwalitatieve data. Om te zorgen voor een hoge respons is gekozen voor een korte vragenlijst. De oorspronkelijk ontworpen vragenlijst bestond uit vijftien meerkeuzevragen en een open vraag (zie Bijlage 1). Vier vragen zijn gebruikt om de achtergrond van ouders in kaart te brengen. De overige vragen hielpen om een antwoord te geven op deelvraag 1, 2 en 3. Aan deze vragen lagen drie schalen ten grondslag; Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering, Taak van school en Behoefte aan pedagogische samenwerking.

De stellingen voor deze schalen zijn gemaakt aan de hand van literatuur. Voor de schaal Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering is gebruik gemaakt van het artikel van Steward (2003). In dit artikel werd het belang van de attitude van de ouders ten opzichte van gezondheidsbevordering benadrukt. Een voorbeeld van een stelling binnen deze schaal is: Ik vind het belangrijk dat mijn kind op een sport zit.

Voor de schaal Taak van school is gebruikgemaakt van het Kerndoelenboekje dat door de overheid samengesteld is en van het boek van Oostdam en de Vries (2014). In beide werd duidelijk gemaakt dat school in zekere mate verantwoordelijk is voor de gezondheid van de leerlingen. In de vragenlijst komt deze schaal onder andere aan bod door de stelling: Ik vind het belangrijk dat mijn kind op school een gezonde lunch eet.

Aan de schaal Behoefte aan pedagogische samenwerking lag het boek van Oostdam en de Vries (2014) ten grondslag. Hierin werd ingegaan op het belang van samenwerking tussen ouders en school. In de vragenlijst werd gekeken in hoeverre ouders hier ook daadwerkelijk behoefte aan hebben. Een van de stellingen luidde: Ik heb behoefte aan gesprekken met school over gezonde voeding en beweging voor mijn kinderen. Om dit alles te meten is in de

(15)

15

vragenlijst gebruikgemaakt van stellingen met een vijfpunts likert antwoordschaal. Deze schaal liep van 1 helemaal mee oneens tot 5 helemaal mee eens.

Op alle vijftien meerkeuzevragen is een principale componentenanalyse uitgevoerd om te kijken of de vragen op de juiste factor laden. Hieruit bleek dat uit de vragenlijst twee

schalen gemaakt konden worden; Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering en Behoefte aan samenwerking. Tot de schaal Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering behoorden vier vragen en de schaal had een betrouwbaarheid van Chronbach’s alfa = .75. De schaal Behoefte aan samenwerking bevatte drie vragen en had een betrouwbaarheid van Chronbach’s alfa = .71. De betrouwbaarheid van deze schalen is acceptabel.

Om te kijken wat ouders als de Taak van school zien, is gebruikgemaakt van twee items over traktaties en lunch op school. In de uiteindelijke vragenlijst zaten negen

inhoudelijke meerkeuzevragen en vier achtergrondvragen. Dit betekent dat twee vragen verwijderd zijn. Verwijderde vragen laadden niet op de juiste factor of pasten inhoudelijk niet bij een andere schaal. Vragen die onbetrouwbaar waren zijn ook verwijderd. In Tabel 1 is een overzicht opgenomen van de schalen en de definitieve items.

Naast het invullen van de meerkeuze vragen, is aan de ouders ook gevraagd om een open vraag in te vullen over de wensen en manieren van samenwerking tussen ouders en school met betrekking tot gezonde voeding en beweging. Deze open vraag is gebruikt om antwoord te geven op deelvraag 4: Hoe zou een school kunnen samen werken met ouders uit verschillende etnische en sociaal-economische milieus rondom de aanpak van belangrijke maatschappelijke thema’s, zoals gezonde voeding?

Aan deze vraag lag het boek van Oostdam en de Vries (2014) ten grondslag. Dit boek haalde het belang van samenwerking tussen de systemen school en thuis aan. De vraag die naar aanleiding van het boek is geformuleerd, luidde in de vragenlijst als volgt: Op welke

(16)

16

manier(en) kunt u met de school samen werken om gezonde voeding en beweging te stimuleren? Met deze vraag is gekeken hoe ouders in de praktijk samenwerking zagen.

Tabel 1

De verschillende schalen met bijbehorende vragen uit de vragenlijst

Schaal Vraag uit vragenlijst

Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering

Ik stimuleer mijn kind(eren) om buiten te spelen.

Ik vind het belangrijk dat mijn kind op een sport zit.

Ik leg aan mijn kind(eren) uit waarom het belangrijk is om gezond te eten.

Ik vind het belangrijk dat mijn kind op school leert over gezonde voeding.

Behoefte aan samenwerking Ik vind dat school verantwoordelijk is voor de gezondheid van de leerlingen.

Ik heb behoefte aan gesprekken met school over gezonde voeding en beweging voor mijn kinderen.

Ik wil graag met andere ouders in gesprek gaan over gezonde voeding en beweging. Taak van school Verjaardagstraktaties moeten uitsluitend

gezond zijn.

Ik vind het belangrijk dat mijn kind een gezonde lunch eet op school.

(17)

17

Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de verkregen kwalitatieve data, is een codeerschema opgesteld met vier categorieën waar antwoorden van de ouders binnen konden vallen. De vier categorieën waren: Niet de taak van school, Beleid uitdragen, Activiteiten/ Workshops en Bewustzijn creëren. Voor elk van deze categorieën is een aantal kernwoorden gekozen dat in de antwoorden voor moet komen. In Bijlage 2 staat een overzicht van het codeerschema. Daarin staan alle categorieën met bijbehorende woorden uitgewerkt.

Procedure

De dataverzameling van de vragenlijst vond plaats in het voorjaar van 2018. De vragenlijst is verstrekt via de digitale nieuwsbrief. Ouders konden op een link klikken en kwamen op deze manier bij de vragenlijst uit. Het invullen van de vragenlijst kostte de ouders maximaal vijf minuten. Een week na de lancering van de vragenlijst is nog een

herinneringsmail gestuurd naar alle ouders. Alle data waren begin mei verzameld.

Data-analyse

Om antwoord te geven op de hoofdvraag zijn de verschillende deelvragen onderzocht. De analyses van de vragenlijst zijn uitgevoerd in SPSS Statistics versie 23. Omdat niet alle ouders alle vragen hebben ingevuld, staan in de resultaten getallen die afwijken van het totaal aantal ouders dat de vragenlijst heeft ingevuld (N = 110).

Voor de kwantitatieve analyse is gebruikgemaakt van een t-toets en van een

frequentieanalyse. Om te kijken of met een t-toets getoetst mag worden, is gekeken of de data normaal verdeeld is, of in beide groepen minimaal 30 participanten zitten, of de variantie van de groepen ongeveer gelijk is en of de splitsingsvariabele nominaal is. Aan al deze

voorwaarden was voldaan.

Om te kijken of ouders met een verschillende achtergrond een verschillende houding hebben ten aanzien van gezondheidsbevordering (deelvraag 1) zijn onafhankelijke t-toetsen

(18)

18

uitgevoerd. De deelvraag is in twee delen beantwoord. Eerst is gekeken naar de invloed van het al dan niet hebben van een Westerse achtergrond op de houding tegenover

gezondheidsbevordering. Hierbij was de schaal Attitude ten opzichte van

gezondheidsbevordering de afhankelijke variabele en het hebben van een Westerse of niet-Westerse achtergrond de onafhankelijke variabele. Daarna is met een t-toets gekeken naar de invloed van SES op de houding van ouders ten aanzien van gezondheidsbevordering. Hiertoe zijn twee condities gevormd; een groep met ouders die een opleiding van basisschool tot en met mbo afgerond had (lage SES) en een groep waarin de ouder een hbo of wo-opleiding heeft afgemaakt (hoge SES). Deze twee groepen waren de onafhankelijke variabele. Ook bij deze t-toets is Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering de afhankelijke variabele.

Om te kijken wat ouders zien als de taak van school (deelvraag 2) zijn

frequentieberekeningen uitgevoerd op de vraag: Ik vind het belangrijk dat mijn kind een gezonde lunch eet op school en Verjaardagstraktaties moeten uitsluitend gezond zijn. Aan de hand van de frequentieberekeningen is met behulp van een chi-kwadraattoets gekeken naar verschillen tussen groepen ouders. Er is onderscheid gemaakt tussen ouders met een Westerse achtergrond en ouders met een niet-Westerse achtergrond. Daarnaast is onderzocht of er een verschil was tussen ouders met een lage en een hoge SES.

De mate van behoefte aan pedagogische samenwerking (deelvraag 3) is ook op verschillende manieren berekend. Allereerst is de mate van behoefte aan samenwerking, onafhankelijk van de achtergrond van de ouders, berekend. Daarna is gekeken of verschillen werden gevonden wanneer voor de achtergrond van ouders werd gecontroleerd. Dit is gedaan door het uitvoeren van twee t-toetsen. Hierbij was de schaal Behoefte aan samenwerking de afhankelijke variabele en het hebben van een Westerse of niet-Westerse achtergrond de onafhankelijke variabele. De andere t-toets betrof een groep met ouders die een opleiding van basisschool tot en met mbo afgerond had en een groep waarin de ouder een hbo of

(19)

wo-19

opleiding heeft afgemaakt. Deze twee groepen waren de onafhankelijke variabelen, Behoefte aan samenwerking is de afhankelijke variabele.

Om antwoord te kunnen geven op de vraag op welke manier een basisschool met ouders uit verschillende etnische en sociaal-economische milieus de pedagogische samenwerking ten aanzien van voeding en beweging kan versterken, (deelvraag 4) werd gebruik gemaakt van een kwalitatieve analyse van de open vraag. De antwoorden die door de ouders zijn gegeven zijn in een schema gezet en gecodeerd. Ondanks dat de vraag positief geformuleerd was, gaven elf van de 47 ouders aan negatief tegenover samenwerking met de school te staan. 32 ouders stonden positief tegenover samenwerking met school. Vier

respondenten gaven geen antwoord op de vraag Op wat voor manier(en) zou u met de school kunnen samenwerken om gezonde voeding en beweging te stimuleren? Deze vragen zijn niet meegenomen in de analyse. Bij de 43 positieve en negatieve antwoorden is gezocht naar overeenkomsten en verschillen.

Resultaten

De antwoorden van bovenstaande vragen hebben uiteindelijk geleid tot de resultaten en de conclusie die hieronder uiteengezet zijn. De gevonden resultaten zullen per deelvraag worden besproken.

Verschillen in Houding ten Aanzien van Gezondheidsbevordering (deelvraag 1) Bij de eerste deelvraag is de houding van ouders ten

opzichte van gezonde voeding en beweging onderzocht. Hierbij is gecorrigeerd voor de achtergrond van de ouders. Grafiek 1 Attitude ouders ten aanzien van gezonde voeding en beweging geeft de gemiddelde scores van de

(20)

20

Aangezien alle groepen tussen de 16.5 en 18 hebben gescoord, gaven deze groepen aan positief te staan tegenover gezonde voeding en beweging. De scores van de verschillende groepen zullen hieronder toegelicht worden.

In Tabel 2 is te zien dat er geen significante verschillen waren tussen ouders met een verschillende etnische achtergrond, t (104) = .16, p = .870. Dit houdt in dat ouders met een Westerse of niet-Westerse achtergrond eenzelfde positieve attitude hadden ten aanzien van gezonde voeding en beweging. Ouders met een Westerse achtergrond (M = 17.26; SD = 1.62) en ouders met een niet Westerse achtergrond (M = 17.19; SD = 2.89) scoorden gemiddeld tussen belangrijk en heel belangrijk op de items.

Rekening houdend met de hoogst genoten opleiding werd in dit onderzoek geen significant verschil gevonden, t (102) = -1.83, p = .071. Laagopgeleide (M = 16.77; SD = 2. 80) en hoogopgeleide ouders (M = 17.55; SD = 1.60) scoorden gemiddeld vrijwel even hoog tussen belangrijk en heel belangrijk op de items die gingen over Attitude ten opzichte van gezondheidsbevordering (zie Tabel 3).

Tabel 2

Gemiddelde Score (M), Standaarddeviatie (SD) en t-toets tussen Ouders met een Westerse en niet-Westerse Achtergrond op de Houding ten Opzichte van Gezondheidsbevordering.

Vragen (max) Westers (69) Niet-Westers (37) t-toets

M SD M SD t(104) Houding (4-20) 17.26 1.62 17.19 2.89 .16ns Noot. max = Score bereik.

(21)

21

Dit betekent dat de opleiding van ouders geen invloed had op hoe belangrijk zij gezonde voeding en beweging vinden.

Wat Zien Ouders als de Taak van School (deelvraag 2)

Bij deze deelvraag is onderzocht wat ouders zien als de taak van school. Dit is gedaan door ouders te vragen hoeveel waarde gehecht wordt aan een gezonde lunch op school en aan uitsluitend gezonde traktaties. Hierbij is in eerste instantie naar alle ouders gekeken. Daarna werd gecorrigeerd voor achtergrond en is gekeken of er verschillen zijn tussen de groepen. In Tabel 4 is te zien hoe alle ouders (N = 109; N = 108) aankeken tegen een gezonde lunch en een uitsluitend gezonde traktatie.

Gezonde lunch. Van de 109 respondenten gaf 85% aan waarde te hechten aan een gezonde lunch voor hun kinderen. Hiervan gaven 58 ouders aan een gezonde lunch belangrijk te vinden, 35 ouders vonden het heel belangrijk. Slechts een klein deel (N = 16) van de ouders gaf aan het (erg) onbelangrijk te vinden of vulden neutraal in (zie Tabel 4).

Tabel 3

Gemiddelde score (M), Standaarddeviatie (SD) en t-toets tussen Ouders met een Lage en Hoge Afgeronde Opleiding op de Houding ten Opzichte van Gezondheidsbevordering. Vragen (max) Laagopgeleid (39) Hoogopgeleid (65) t-toets

M SD M SD t(102) Houding (4-20) 16.77 2.80 17.55 1.60 -1.83ns Noot. max = Score bereik.

(22)

22

Vervolgens werd met een chi-kwadraattoets gecorrigeerd voor de achtergrond van de ouders. Hieruit kwam dat er geen significante verschillen waren tussen ouders met een Westerse of ouders met een niet-Westerse achtergrond, X2 = 5.14, p = .273. Wel zijn er

verschillen gevonden tussen ouders met een lage en een hoge SES. Ondanks dat een groot deel van alle ouders (N=93) aangaf een gezonde lunch (heel) belangrijk te vinden, gaven ouders met een hoge SES significant meer voorkeur aan een gezonde lunch dan ouders met een lage SES, X2 = 13.77, p = .008.

Uitsluitend gezonde traktaties. Met betrekking tot het trakteren van uitsluitend gezonde verjaardagtraktaties liepen de meningen sterker uiteen. In Tabel 4 is af te lezen dat 24 van de ouders het eens en 6 ouders het erg eens zijn met de stelling: Verjaardagtraktaties moeten uitsluitend gezond zijn. Een groot deel van de ouders (N = 52) vond dat deze traktaties niet uitsluitend gezond hoeven te zijn (zie Tabel 4).

Ook bij deze stelling werd met een chi-kwadraattoets gecorrigeerd voor achtergrond. Hieruit kwam naar voren dat er noch tussen ouders met een Westerse of niet-Westerse Tabel 4

Frequentieverdeling Verjaardagtraktaties en Gezonde Lunch Verjaardagtraktaties moeten uitsluitend.

gezond zijn.

Ik vind het belangrijk dat mijn kind een gezonde lunch eet op school.

Frequentie (109) Frequentie (108)

Erg mee eens 6 Erg belangrijk 35

Mee eens 24 Belangrijk 58

Neutraal 26 Neutraal 11

Mee oneens 41 Onbelangrijk 3

Erg mee oneens 11 Erg onbelangrijk 2

(23)

23

achtergrond (X2 = 2.49, p = .647) noch tussen ouders met een lage of hoge SES significante

verschillen zijn gevonden, X2 = 7.05, p = .133. Dit betekent dat de ouders niet verschilden in

de mate waarin zij aangaven uitsluitend gezonde traktaties onbelangrijk te vinden.

Behoefte aan Samenwerking (deelvraag 3)

Op een schaal van 3-15 was de gemiddelde score van alle ouders met betrekking tot Behoefte aan

samenwerking met school laag (M = 7.35; SD = 2.14), net onder de middelste score van het schaalbereik (3-15 punten). De ouders antwoordden gemiddeld genomen tussen mee oneens en neutraal op de items die laden op de variabele Behoefte aan samenwerking. 15 ouders scoorden

een 7 en 18 ouders een 8 op deze schaal. In Grafiek 2 is te zien hoe de antwoorden van de ouders verschilden over de groepen. De verschillen tussen een lage en een hoge SES zijn niet significant gebleken, t (101) = .87, p = .385 (Tabel 5). Het opleidingsniveau had dus geen invloed op de mate waarin ouders aangeven behoefte te hebben aan samenwerking met school op het gebied van gezonde voeding en beweging.

Tabel 5

Gemiddelde Score (M), Standaarddeviatie (SD) en t-toets tussen Ouders met een Lage en Hoge Afgeronde Opleiding ten Aanzien van de Behoefte op Samenwerking met School.

Vragen (max) Laagopgeleid (36) Hoogopgeleid (67) t-toets

M SD M SD t(101)

Behoefte aan samenwerking (3-15)

7.61 2.18 7.22 2.13 .87ns

Noot. max = Score bereik. ns p = .385

(24)

24

Wel is er een significant verschil tussen ouders met een Westerse en een niet-Westerse achtergrond gevonden voor de behoefte aan samenwerking met school, t (103) = -3.78, p < .001. In Tabel 6 is te zien dat beide groepen aangaven niet veel behoefte aan samenwerking met school te hebben, maar dat ouders met een niet-Westerse achtergrond (M = 8.34; SD = 1.88) significantmeer behoefte aan samenwerking hadden dan ouders met een Westerse achtergrond (M = 6.79; SD = 2.09).

Ouders met een niet-Westerse achtergrond neigden gemiddeld iets meer naar neutraal terwijl ouders met een westerse achtergrond vaker kozen voor mee oneens bij items over de behoefte aan samenwerking met school op het gebied van gezonde voeding en beweging.

Samenwerking op het Gebied van Gezonde Voeding en Beweging (deelvraag 4)

De 43 antwoorden van ouders op de open vraag Op wat voor manier(en) zou u met de school kunnen samenwerken om gezonde voeding en beweging te stimuleren? zijn

geanalyseerd en vervolgens gecodeerd (zie Bijlage 2). Na het coderen van de antwoorden bleek dat de meeste antwoorden van ouders (N = 38) toegeschreven konden worden aan vier Tabel 6

Gemiddelde Score (M), Standaarddeviatie (SD) en t-toets tussen Ouders met een Westerse en niet-Westerse Achtergrond ten Aanzien van de Behoefte aan Samenwerking met School.

Vragen (max) Westers (39) Niet-Westers (65) t-toets

M SD M SD t(103)

Behoefte aan samenwerking (3-15)

6.79 2.09 8.34 1.88 -3.78*

Noot. max = Score bereik. *p < .001

(25)

25

concepten. De andere antwoorden (N = 5) vielen allemaal binnen uiteenlopende concepten. Omdat steeds maar één of twee antwoorden binnen deze concepten vielen, zijn deze groepen te klein om allemaal apart te beschrijven. Er is daarom voor gekozen om alleen de resultaten voor de vier meest voorkomende concepten te rapporteren. In Tabel 7 is een

frequentieverdeling te zien van de gegeven antwoorden en binnen welke van de vier concepten de antwoorden vielen. Daarnaast is in de tabel aangegeven of er binnen het betreffende concept wel of geen behoefte bestond aan samenwerking.

Tabel 7

Frequentieverdeling van de Gegeven Antwoorden Rondom Samenwerking

Concept Frequentie Behoefte aan samenwerking

Geen taak van school 6 Nee

Beleid uitdragen 11 Ja

Activiteiten/workshops 12 Ja

Creëren van bewustwording 9 Ja

Totaal 38

Zoals te zien is in Tabel 7, gaven 32 van de 38 ouders aan positief tegenover de samenwerking met school te staan als het gaat om gezonde voeding en beweging. De andere ouders (N = 6) gaven aan geen behoefte te hebben aan deze samenwerking.In Bijlage 3 is een overzicht van de vier concepten te vinden met daarin voorbeelden van antwoorden die de ouders gaven.

Ouders die negatief tegenover samenwerking stonden (N = 6), gaven als reden dat gezondheidsbevordering niet tot de (primaire) taak van school behoort. Deze antwoorden vallen binnen de categorie geen taak school. Een van de ouders zei hierover het volgende: “De school is er om educatie te geven op taal, rekenen, topografie etc. Voeding is belangrijk, echter vind ik dat wij zelf moeten bepalen wat onze kinderen eten en drinken en niet de

(26)

26

school”. Voor het coderen van het concept geen taak school is gekeken naar woorden als taak, verantwoordelijkheid en bepalen (zie Bijlage 2).

Alle andere ouders (N=32) hadden positieve ideeën voor een samenwerking. Deze antwoorden zijn verdeeld over drie onderliggende concepten. Deze zullen hieronder worden toegelicht. De eerste categorie is beleid uitdragen. Van de 32 ouders gaven 11 aan het belangrijk te vinden om het beleid van school uit te dragen. Een van de ouders zei hierover: “Zowel ouder als school houden zich aan gezonde afspraken zoals alleen water drinken op school en geen limonade”. Voorbeelden van woorden die zijn gebruikt voor het coderen van het concept beleid uitdragen zijn stimuleren, beleid, afspraken en uitdragen (zie Bijlage 2).

Daarnaast gaven 12 ouders ideeën voor activiteiten of workshops. Deze gegeven antwoorden vallen binnen de categorie activiteiten/workshops. De ideeën die de ouders aandroegen konden zowel van toepassing zijn op de leerlingen als op de ouders. Een van de ouders zei het volgende over activiteiten voor leerlingen: “Meer aanbod voor betaalbare sporten vanuit school. Ook dans is een sport… Rondje in de klas...” Voorbeelden van woorden die gebruikt zijn voor het coderen van het concept activiteiten/workshops zijn bijeenkomsten, workshops, thema, lessen en trainingen (zie Bijlage 2).

Het laatste concept was het creëren van bewustwording. Er kwamen hierover 9 ideeën binnen voor zowel ouders als leerlingen. Een ouder van een van de leerlingen zei hierover: “Kinderen bewust maken WAT en HOEVEEL steek ik in mijn mond”. Voor het coderen van het concept creëren van bewustwording zijn woorden zoals bewust, gesprekken, leren en praten over gebruikt (zie Bijlage 2).

(27)

27 Conclusie

In deze studie is onderzocht hoe ouders en school op pedagogisch vlak samen kunnen werken ten aanzien van gezonde voeding en beweging. Dit is gedaan met behulp van het afnemen van een vragenlijst bij ouders van een basisschool in Nieuw-Sloten. Bij de eerste drie deelvragen is gekeken naar de verschillen tussen ouders met een Westerse en met een niet-Westerse achtergrond en naar de verschillen tussen ouders met een lage en hoge SES. Bij de vierde deelvraag is het verschil in achtergrond van ouders niet meegenomen. De conclusies van alle deelvragen zullen apart worden besproken en toegelicht.

.

Verschillen in Houding ten Opzichte van Gezondheidsbevordering (deelvraag 1)

Met behulp van een t-toets is gekeken naar verschillen tussen ouders met een Westerse en een niet-Westerse achtergrond. Daarnaast is ook gekeken naar verschillen tussen ouders met een lage en een hoge SES. Uit de analyse is gebleken dat in dit onderzoek geen

significanteverschillen zijn gevonden tussen deze verschillende groepen. Ouders met een Westerse achtergrond stonden even positief tegenover gezonde voeding en beweging als ouders met een niet-Westerse achtergrond en ouders met een lage SES waren even positief over gezonde voeding en beweging als ouders met een hoge SES.

Beide resultaten zijn anders dan werd verwacht op basis van literatuurgegevens. De GGD (2015) en Stewart (2014) geven aan dat een niet-Westerse achtergrond en een lage SES risicofactoren zijn voor overgewicht. Een mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten is dat ouders die voor deze school kiezen over het algemeen een positieve houding tegenover gezonde voeding en beweging hebben. Dit zou veroorzaakt kunnen worden doordat de school al langere tijd bezig is met gezonde voeding en beweging.

(28)

28

Omdat de attitude van de ouders van grote invloed is op het gedrag van het kind, is het positief dat alle groepen ouders hoog hebben gescoord op deze schaal (Stewart, 2003). Er hoeft op deze school op dit moment niet verder ingezet te worden op het versterken van de positieve attitude van ouders ten aanzien van gezonde voeding en beweging.

Wat Zien Ouders als de Taak van School (deelvraag 2)

Bij deze vraag is gekeken hoe ouders tegenover een gezonde lunch en tegenover een uitsluitend gezonde traktatie stonden. Er is naar verschillen tussen groepen gekeken door middel van een chi-kwadraattoets.

Gezonde lunch. Van alle ouders stond 85% positief tegenover een gezonde lunch op school. Er is geen verschil gevonden tussen ouders met een Westerse en een niet-Westerse achtergrond. Wel is een verschil gevonden tussen ouders met een lage en een hoge SES. Dit laatste lag in de lijn der verwachting, gezien het hebben van een lage SES een risicofactor is voor het ontwikkelen van overgewicht (Lioret, 2009; Moens & Braat, 2002).

Uitsluitend gezonde traktaties. Op de vraag of ouders uitsluitend gezonde traktaties wilden, antwoordde slechts 27.5% bevestigend. Er zijn hierin geen verschillen gevonden tussen ouders met een Westerse of een niet-Westerse achtergrond en ouders met een lage of hoge sociaal economische status. Het zou kunnen dat ouders anders hadden gereageerd wanneer het woord uitsluitend weggelaten was. Een van de ouders gaf dit in de open vraag ook aan: “Ik vind niet dat je kinderen alle vormen van zoetigheid moet ontzeggen, want dan wordt het nóg interessanter. Het gaat om bewustwording naar ouders en kinderen en een alternatief bieden”.

Samenvattend gaf merendeel van de ouders aan een gezonde lunch op school belangrijk te vinden. Het grootste deel van de ouders vond uitsluitend gezonde traktaties daarentegen onbelangrijk of erg onbelangrijk.

(29)

29 Behoefte aan Samenwerking (deelvraag 3)

Door middel van een t-toets is gekeken naar verschillen tussen ouders met een Westerse en niet niet-Westerse achtergrond ten aanzien van behoefte aan samenwerking met school. Daarnaast is ook gekeken naar verschillen tussen ouders met een lage en een hoge SES. Uit de analyse is gebleken dat in dit onderzoek geen significant verschil is gevonden tussen ouders met een lage en een hoge SES. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen waarom dit zo is. Wel is een significant verschil gevonden tussen ouders met een Westerse en een niet-Westerse achtergrond. Ouders met een niet-niet-Westerse achtergrond hadden significant meer behoefte aan samenwerking met school dan ouders met een Westerse achtergrond. Dit laatste ligt in lijn der verwachtingen, aangezien ouders met een niet-Westerse waarschijnlijk meer behoefte hebben aan informatie over gezonde voeding en beweging.

Dat ouders over het algemeen laag scoorden op de items binnen de schaal behoefte aan samenwerking, is niet het verwachte resultaat. Onderzoek van Nonnekes (2011) heeft namelijk aangetoond dat ouders en school het beide belangrijk vinden om samen te werken op het gebied van gezonde voeding en beweging. Het zou kunnen dat een ander resultaat was gevonden wanneer er andere vragen gesteld zouden zijn. Het kan echter ook zijn dat op deze school minder behoefte is aan samenwerking met school. Het zou dan interessant zijn om uit te zoeken hoe dat komt en wat eraan gedaan kan worden. Dit is van belang omdat ouders en school samen moeten zorgen voor een gezonde leefomgeving voor de kinderen.

Samenwerking op het gebied van gezonde voeding en beweging (deelvraag 4)

De open vraag is geanalyseerd om te kijken welke ideeën ouders hebben over een samenwerking met school. In de analyse zijn de 38 bruikbare antwoorden van ouders opgenomen. Door middel van een vooraf opgesteld codeerschema (zie Bijlage 2) zijn de antwoorden van de ouders ingedeeld in vier verschillende categorieën. Een groot deel van de ouders die deze vraag hebben ingevuld (N=32) gaf aan ideeën te hebben voor een

(30)

30

samenwerking met school. Een aantal ouders (N=6) zei gezonde voeding en beweging niet de taak van school te vinden, maar de taak van ouders. Over het algemeen zijn dus vooral

positieve ideeën genoemd voor een samenwerking. Dit ging van een parallelle samenwerking (beleid van school uitdragen) tot een actieve samenwerking (workshops volgen of activiteiten organiseren). Samenvattend hadden ouders genoeg ideeën voor een pedagogische

samenwerking met school.

Samenwerking Tussen Ouders en School Versterken (hoofdvraag)

De hoofdvraag van dit onderzoek was: “Op welke manier kan een basisschool met een diverse ouderpopulatie de pedagogische samenwerking tussen ouders en leerkrachten

versterken met betrekking tot gezonde voeding en beweging?”

Uit dit onderzoek is gekomen dat ouders gemiddeld genomen erg positief staan tegenover gezonde voeding en beweging voor hun kind. Hier hoeft de school verder geen extra aandacht aan te besteden op dit moment. Ook staan ouders gemiddeld genomen positief tegenover een gezonde lunch op school. Voor uitsluitend gezonde traktaties is binnen deze populatie geen draagvlak. School zou de striktheid van dit beleid, zoals beschreven in het Jump-In programma, nog eens kunnen heroverwegen. Daarnaast kan de school aan ouders proberen duidelijk te maken waarom gezonde traktaties van belang zijn voor de gezondheid van de kinderen.

Verder is uit dit onderzoek gekomen dat er geen behoefte is aan samenwerking op dit vlak. Het is voor deze populatie van belang om te kijken waarom daar op dit moment geen behoefte aan is en wat er moet gebeuren om ervoor te zorgen dat ouders wel met school samen willen werken. Uit de open vraag is gebleken dat ouders allerlei ideeën hebben voor een samenwerking, dus zodra ouders meer open staan voor of behoefte hebben aan

(31)

31

gezonde leefomgeving voor de kinderen. De ideeën die ouders aandroegen voor een samenwerking hadden betrekking op het uitdragen van het beleid van de school, op het organiseren van activiteiten en workshops en op het creëren van bewustzijn bij ouders en kinderen.

Discussie

In het onderzoek is getracht de participanten die de vragenlijst invulden random te kiezen. Alle ouders is gevraagd de vragenlijst in te vullen. Uit de analyse van de vragenlijst is echter gebleken dat ouders met een hoge SES en ouders met een Westerse achtergrond de vragenlijst vaker ingevuld hebben. Het is niet bekend of de ouderpopulatie binnen de school ook op deze manier verdeeld is. Voor school zou het interessant zijn om dit te onderzoeken. Als de ouderpopulatie op school en de populatie van ouders die de vragenlijst heeft ingevuld niet overeenkomen, kan dit een effect hebben op de resultaten. Ouders met een hoge SES en ouders met een Westerse achtergrond zijn in dit onderzoek nu waarschijnlijk

oververtegenwoordigd ten opzichte van ouders met een lage SES en ouders met een niet-Westerse achtergrond.

Verder is het opleidingsniveau van de ouders gebruikt om het construct sociaal-economische status te meten. Hoewel dit de meest gangbare manier is om dit te doen, had het nog een beter beeld kunnen geven om andere aspecten mee te nemen, zoals het

inkomensniveau en het beroepsniveau (Heijmans, 2006).

Ook is in deze studie niet onderzocht welke producten als gezonde voeding worden gezien. Dit zou tussen verschillende culturen kunnen verschillen wat de resultaten zou kunnen hebben beïnvloed. Vervolgonderzoek zou hierop in kunnen gaan. Dit zou voor de onderzochte school ook relevant zijn, aangezien er veel etnische diversiteit is op deze school.

Wat het meetinstrument betreft hadden de twee schalen van de afgenomen vragenlijst in dit onderzoek een betrouwbaarheid van Chronbachs alfa = .71en Chronbachs alfa = .75.

(32)

32

Het is de eerste keer dat de vragenlijst is afgenomen. Om het instrument te optimaliseren en te valideren zou de vragenlijst nog op andere scholen kunnen worden afgenomen. Ook zouden eventueel extra items toegevoegd kunnen worden om de betrouwbaarheid te vergroten. In dit geval is ervoor gekozen om de vragenlijst zo kort mogelijk te houden, om een hoge respons te genereren.

Implicaties voor de Praktijk

De school wil komend jaar een gezonde lunch gaan implementeren. Aangezien de meeste ouders in de vragenlijst aangaven een gezonde lunch voor hun kind belangrijk of erg belangrijk te vinden, wordt verwacht dat er niet veel weerstand zal zijn bij het invoeren van dit beleid. Omdat een deel van de ouders (N = 6) in de open vraag aangaf dat

gezondheidsbevordering geen taak is van school, zou de school in kunnen zetten op informatievoorziening richting de ouders. Het moet voor ouders duidelijk zijn waarom het eten van een gezonde lunch van belang is. Op deze manier zullen ouders wellicht achter het beleid staan en dit ook uitdragen naar hun kind.

Verder is gebleken dat ouders veel ideeën hebben voor een samenwerking met school op het gebied van gezondheidsbevordering. Veel van deze ideeën (N = 12) gingen over het organiseren van activiteiten of workshops voor kinderen (en ouders). Daarnaast gaven verschillende ouders (N = 9) aan dat het belangrijk is bewustwording te creëren bij ouders en kinderen. De school zou bovenstaande kunnen combineren. Er zal dan onderzocht moeten worden aan welke activiteiten of workshops behoefte is binnen het thema van gezonde voeding en beweging. Een voorbeeld van een activiteit zou het organiseren van een voetbalcompetitie kunnen zijn (bewegen). Workshops zouden kunnen gaan over het uitwisselen van ideeën over een gezonde lunch (voeding).Door tijdens deze activiteiten of

(33)

33

workshops ook in te zetten op kennisoverdraging, worden de ouders en kinderen meer bewust gemaakt van hun gedrag en kunnen gezondere keuzes gemaakt worden.

(34)
(35)

35 Literatuurlijst

Adank, A., & Borghouts, L.B. (2011) Basisschool in beweging. Tilburg: Fontys Sporthogeschool.

Bruil, J., Hosli, E.J., Dijkstra, N.S., Renders, C., Fredriks, M., & Verloove-Vanhorick, S.P.

(2002). Overgewicht op de kinderleeftijd; een groeiend probleem in de

jeugdgezondheidszorg. JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg, 34(5), 95-99.

Bourdieu, P. (1986). Handbook of theory and research for the sociology of education . New York: Greenwood.

Busch, V., de Leeuw, J. R., de Harder, A., & Schrijvers, A. J. (2013). Changing multiple

adolescent health behaviors through school-based interventions: a review of the literature. The Journal of school health, 83(7), 514-23. doi:10.1111/josh.12060

Cornelisse-Vermaat, J., Maassen van den Brink, H., & Groot, W. (2003). De prijs van

overgewicht. ESB, 88(4395), 92.

Cutler, W. (2000). Parents and schools: The 150-year struggle for control in American

education. Chicago:The University of Chicago.

Fredriks, A., Buuren, S., Sing, H., Remy, A., Maarten Wit, J., & Verloove‐

Vanhorick, P.S. (2005). Alarming prevalences of overweight and obesity for children of Turkish, Moroccan and Dutch origin in The Netherlands according to international standards. Acta Paediatrica, 94(4), 496-498. doi:10.1111/j.1651-2227.2005.tb01923.x

GGD (2005). Preventie van overgewicht: Jong geleerd is oud gedaan?! Opgehaald 14 juni, 2018, van http://essay.utwente.nl/57808/1/scriptie_van_den_Berg.pdf

(36)

36

GGD (2015). Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht programmaplan 2015 – 2018.

Opgehaald 15 januari, 2018, van

https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/zo-blijven-wij/programma/

GGD (z.j). Beschrijving en onderbouwing effecten Jump-In. Opgehaald 15 januari, 2018, van https://academic.oup.com/heapro/article/21/4/320/688152

Golan, M., Weizman A., Apter, A., & Fainaru, M. (1998). Parents as the exclusive agents of

change in the treatment of childhood obesity. Am J Clin Nutr, 67, 1130–5. doi: 10.1093/ajcn/67.6.1130

Greydanus, D. E., Agana, M., Kamboj, M. K., Shebrain, S., Soares, N., Eke, R., & Patel, D.

R. (2018). Pediatric obesity: Concurrent concepts. Disease-a-Month, 64, 98-156.

Heijmans, M. J. W. M. (2006). Mensen met COPD met een lage sociaal-economische status.

Opgehaald 4 juni, 2018, van https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ Mensen-met-COPD-met-een-lage-sociaal-economische%20status-2006.pdf

James, P. T., Leach, R., Kalamara, E., & Shayeghi, M. (2001). The worldwide obesity

epidemic. Obesity, 9(11), 228-233. doi:10.1038/oby.2001.123

Kohl, H. W., & Hobbs, K. E. (1998). Development of physical activity behaviors among

children and adolescents. Pediatrics, 101(3), 549-554.

Kreijl, C. F., Knaap, A. G. A. C., Busch, M. C. M., Havelaar, A. H., Kramers, P. G. N.,

Kromhout, D.,...Verkley, H. (2004). RIVM: Ons eten gemeten. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

(37)

37

Lioret, S., Touvier, M., Dubuisson, C., Dufour, A., Calamassi‐Tran, G., Lafay, L.,...Maire,

B. (2009). Trends in child overweight rates and energy intake in France from 1999 to 2007: Relationships with socioeconomic status. Obesity, 17, 1092-1100.

doi:10.1038/oby.2008.619

Moens, E., & Braat, C. (2002). De rol van ouders in de ontwikkeling en behandeling van

overgewicht bij kinderen. Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg, 34(5), 100-103.

Moore, L. L., Lombardi, D. A., White, M. J., Campbell, J. L., Oliveria, S. A., & Ellison, R. C.

(1991). Influence of parents’ physical activity levels on activity levels of young children. Journal of Pediatrics, 118, 215-219. doi:10.1016/S0022-3476(05)80485-8

Nonnekes, R. (2011) Ouderparticipatie gezonde leefstijl: Determinantenanalyse naar

ouderparticipatie bij gezonde leefstijlactiviteiten op de basisschool (master thesis). Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/207075.

Onderwijsraad (2003). Tel uit je zorgen. Onderwijszorgen van leerlingen, ouders, leraren en

het bredere publiek. Den Haag: Onderwijsraad.

Oostdam, R., & de Vries, P. (2014). Samen werken aan leren en opvoeden: basisboek over

ouders en school (Rev. Ed.). Bussum: Coutinho.

Parsons, T. J., Power, C., Logan, S., & Summerbelt, C. D. (1999). Childhood predictors of

adult obesity: a systematic review. International journal of obesity, 23(8) 1-107. doi:

10.1111/obr.12334

(38)

38

Opgehaald 28 mei, 2018, van https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/ begrippen?tab=p#id=persoon-met-een-westerse-migratieachtergrond.

Renders, C. M., Seidell, J. C., van Mechelen, W., & Hirasing, R.A. (2003). Overgewicht bij

kinderen en adolescenten. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.

Sander, R. H., Han, A., Baker, J. S., & Cobley S. (2015). Childhood obesity and its physical

and psychological co-morbidities: a systematic review of Australian children and adolescents.European Journal of Pediatrics, 174, 715–746. doi:10.1007/s00431-015-2551-3

Schönbeck, Y., Talma, H., van Dommelen, P., Bakker, B., Buitendijk, S. E., HiraSing, R. A.,

& van Buuren, S. (2011). Increase in prevalence of overweight in Dutch children and adolescents: a comparison of nationwide growth studies in 1980, 1997 and 2009. PloS one, 6(11), e27608. doi:10.1371/journal.pone.0027608

SLO. (2009). Tule: leerinhouding en activiteiten. Opgehaald 12 februari, 2018, van http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-L34.html

Smit, F., Driessen, G., Vrieze, G., van Kuijk, J., & Sleegers, P. (2005). Opvoedings- en

opvangactiviteiten van scholen in het primair en voortgezet onderwijs. Een inventarisatie van de stand van zaken met betrekking tot de relatie onderwijs-opvoedingopvang in het Nederlandse onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.

Stewart, L. (2014). Obesity and metabolic complications. Elsevier, 43(2), 108-111.

(39)

39

M. (2003). Evaluating a model of parental influence on youth physical activity. American journal of preventive medicine, 25(4), 277-282.

doi:10.1016/S0749-3797(03)00217-4

Timperio, A., Salmon, J., & Ball, K. (2004), Evidence-based strategies to promote physical

activity among children, adolescents and young adults: review and update. Journal of Science and Medicin in Sport, 7(1), 20-29. doi:10.1016/S1440-2440(04)80274-3

van Dommelen, P., Schönbeck, Y., HiraSing, R. A., & van Buuren, S. (2015). Call for early

prevention: prevalence rates of overweight among Turkish and Moroccan children in The Netherlands. The European Journal of Public Health, 25(5), 828-833.

doi:10.1093/eurpub/ckv051

Vreke, J., Donders, J. L., Langers, F., Salverda, I. E., & Veeneklaas, F. R. (2006). Potenties

van groen. Wageningen: Alterra.

Wang, Y. (2001). Cross-national comparison of childhood obesity: The epidemic and the

relationship between obesity and socioeconomic status. International Journal of Epidemiology, 30, 1129- 1136. doi:10.1093/ije/30.5.1129

Whitaker, R. C., Wright, J. A., Pepe, M. S., Seidel, K. D., & Dietz, W. H. (1997). Predicting

obesity in young adulthood from childhood and parental obesity. New England Journal of Medicine, 337(13), 869-873. doi:10.1056/NEJM199709253371301

Wolf, A. M., & Colditz, G. A. (1998). Current estimates of the economic costs of obesity in

(40)

40

Bijlage 1 Vragenlijst

Gezondheidsbevordering

Q1

Fijn dat u de tijd neemt om de vragenlijst in te vullen. Er volgen nu eerst een aantal vragen over u zelf, daarna start de vragenlijst.

Q2 Ik ben een...

o

Man (1)

o

Vrouw (2) Q3 Mijn achtergrond is...

o

Nederlands (1)

o

Turks (2)

o

Marokkaans (3)

o

Syrisch (4)

o

Antilliaans (5)

o

Surinaams (6)

o

Anders, namelijk (7) ________________________________________________

(41)

41 Q4 Mijn hoogst afgeronde opleiding is...

o

basisschool (1)

o

vmbo (2)

o

havo (3)

o

vwo (4)

o

mbo (5)

o

hbo (6)

o

wo (7)

o

Anders, namelijk... (8) ________________________________________________

(42)

42 Q5 Mijn kind(eren) zit(ten) in groep...

1 (1)

2 (2)

3 (3)

4 (4)

5 (5)

6 (6)

7 (7)

8 (8) Page Break

(43)

43

Q6 Nu start de vragenlijst. Geef aan wat u zelf belangrijk vind.

Q7 Ik vind het belangrijk dat mijn kind veel kan bewegen op school.

o

erg onbelangrijk (1)

o

onbelangrijk (2)

o

neutraal (3)

o

belangrijk (4)

o

erg belangrijk (5)

Q8 Ik heb behoefte aan gesprekken met school over gezonde voeding en beweging voor mijn kinderen.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

(44)

44

Q9 Ik vind dat de school verantwoordelijk is voor de gezondheid van de leerlingen.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

o

erg mee eens (5)

Q10 Ik vind het belangrijk dat mijn kind een gezonde lunch eet op school.

o

erg onbelangrijk (1)

o

onbelangrijk (2)

o

neutraal (3)

o

belangrijk (4)

(45)

45

Q11 Verjaardagstraktaties moeten uitsluitend gezond zijn.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

o

erg mee eens (5)

Q12 Ik heb behoefte aan een aanspreekpunt op school voor vragen over gezonde voeding en beweging.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

(46)

46 Q13 Ik stimuleer mijn kinderen om buiten te spelen.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

o

erg mee eens (5)

Q14 Ik wil graag met een leerkracht in gesprek gaan over gezonde voeding en beweging.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

(47)

47

Q15 Ik vind het belangrijk dat mijn kind op een sport zit.

o

erg onbelangrijk (1)

o

onbelangrijk (2)

o

neutraal (3)

o

belangrijk (4)

o

erg belangrijk (5)

Q16 Ik vind het belangrijk dat mijn kind op school leert over gezonde voeding.

o

erg onbelangrijk (1)

o

onbelangrijk (2)

o

neutraal (3)

o

belangrijk (4)

(48)

48

Q17 Ik leg aan mijn kind uit waarom het belangrijk is om gezond te eten.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

o

erg mee eens (5)

Q18 Ik wil graag met andere ouders in gesprek gaan over gezonde voeding en beweging.

o

erg mee oneens (1)

o

mee oneens (2)

o

neutraal (3)

o

mee eens (4)

o

erg mee eens (5)

Q19 Op wat voor manier(en) zou u met de school samen kunnen werken om gezonde voeding en beweging te stimuleren?

________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________

(49)

49

Bijlage 2 Codeerschema Kwalitatief Onderzoek

Categorie Sleutelwoorden Voorbeeld antwoord

Taak school Taak

Verantwoordelijkheid Bepalen

“Ik vind het niet de taak van school om gezonde voeding af te dwingen. Voorlichten is

prima, maar vind het de taak en verantwoordelijkheid van de ouders om het eetpatroon van hun kind te bepalen.”

Beleid uitdragen Stimuleren

Beleid Afspraken Uitdragen

“Zowel ouder als school houden zich aan gezonde afspraken zoals

alleen wat er drinken op school en geen limonade.” Activiteiten/workshops Bijeenkomsten Workshops Thema Lessen Trainingen “Workshops, trainingen, op speelse wijze kennis over

brengen.” Creëren van bewustwording Bewust Gesprekken Leren Praten over

“Ik vind niet dat je kinderen alle vormen van zoetigheid moet ontzeggen, want dan wordt het nóg interessanter. Het gaat om bewustwording naar ouders en

kinderen en een alternatief bieden.”

(50)

50

Bijlage 3 Gegeven Antwoorden van Ouders per Categorie

Gegeven Antwoorden op de Vraag: Op welke Manier(en) kunt u met de School Samenwerken om Gezonde Voeding en Beweging te Stimuleren?

Concept Gegeven antwoord (N = 16)

Geen taak van school “Niet. School heeft nu niet genoeg tijd om mijn kind goed te leren schrijven en rekenen. Ik wil dan ook niet dat de school zich ermee gaat bezig houden waardoor er nog minder tijd is voor goede scholing.”

“Ik vind dat de eerste verantwoordelijkheid bij de ouders ligt. Het is nu te ver

doorgeschoten, omdat er een probleem is bij een kleine groep. Ik ga hierin mee maar als ik discussie krijg of noten ( erg gezond

ongebrand en ongezouten natuurlijk) mogen... denk ik dat ik zelf meer weet over voeding dan school...”

“Ik vind het niet de taak van school om gezonde voeding af te dwingen. Voorlichten is prima, maar vind het de taak en

verantwoordelijkheid van de ouders om het eetpatroon van hun kind te bepalen.”

“de school is er om educatie te geven op taal, rekenen, topografie etc. voeding is belangrijk echter vind ik dat wij zelf moeten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This type of disaster is kind of expected in opencast mining where surface water may spill over into the daylight workings, but it can also influence underground workings when

Gemiddelde waardering ouderbetrokkenheid op huidige en wenselijke situatie tijdens de drie metingen van de monitor bij de vensterscholen die niet hebben meegedaan aan ‘Samenwerken

Om een workshop te geven is het belangrijk om van te voren te bepalen wat het doel is, op welke manier dit doel bereikt wordt wanneer het gaat om de theorie en wat er meegegeven

Chapter 3: in this chapter we describe the formulation of a ColoPulse infliximab tablet with the potential application to study the effect of local treatment with ColoPulse

|M atchingDocs ∩ ReturnedDocs| |SearchEngine| = |M atchingDocs| |SearchEngine| ∗ |ReturnedDocs| |SearchEngine| |ReturnedDocs| = l ∗ |SearchEngine| |M atchingDocs| |

After crawling a Dataset of user posts related to spe- cific venues, which include visual and textual contents, we attempt to create user-item matrix using textual, textualU I,

From analyzing the responses to entertaining content posts, it becomes apparent that the positive sentiment scores were originating from people expressing something positive

• Model is good usable for cyclic road maintenance planning and gives idea about costs and hindrance and nuisance. deals with road