• No results found

"Oh oh Damsco" : een onderzoek naar de invloed van massatoerisme op de subjectieve leefbaarheid van het Wallengebied

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Oh oh Damsco" : een onderzoek naar de invloed van massatoerisme op de subjectieve leefbaarheid van het Wallengebied"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Oh oh Damsco!”

Een onderzoek naar de invloed van massatoerisme op de

subjectieve leefbaarheid van het Wallengebied.

(bron: Alice Trading Company)

Bachelor scriptie Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Roosmarijn Bakker Tweede lezer: Hylke de Vries Josefien Boon van Ostade 10680209 josefienboonvostade@gmail.com Datum: 23-1-2017

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Voorwoord ... 4 2. Samenvatting ... 5 3. Inleiding ... 6 4. Theoretisch kader ... 8 Toerisme ... 10 Leefbaarheid ... 12 Toerisme en leefbaarheid ... 14

De casus: Het Wallengebied ... 16

Interdisciplinariteit ... 18 5. Probleemstelling ... 18 Probleemomschrijving ... 18 Vraagstelling ... 19 Relevantie ... 19 6. Methodologie ... 20 Onderzoeksstrategie ... 20 Onderzoeksontwerp ... 21 Methode ... 21 Operationalisering ... 21 Respondentengroep en -werving ... 22 Dataverwerking en -analyse ... 23 Ethische verantwoording ... 23 7. Resultaten ... 24 Onderzoeksproces ... 24 Leefbaarheid ... 24 Fysieke kenmerken ... 24 Sociale kenmerken ... 26 Overlastkenmerken ... 28 Disneyficatie ... 31 Theming ... 32 Dedifferentiation of consumption ... 33 Merchandising ... 33 Emotional labour ... 33 Toerisme ... 34

(3)

3 Soorten toeristen ... 34 Contact toeristen ... 36 Toerisme en leefbaarheid ... 36 8. Conclusie... 39 Discussie ... 41 Evaluatie ... 42 9. Literatuurlijst ... 44 10. Bijlage ... 49 Operationaliseringsschema ... 49 Codeerschema ... 50 Interviewvragen/richtlijn ... 54 Overzicht respondenten ... 55 Gecodeerd interview R5 ... 55

(4)

4

1. Voorwoord

Toen ik na de zomer aan mijn scriptie begon wist ik nog totaal niet waarnaar ik onderzoek wilde doen. Sterker nog, pas een week voor de deadline van het onderzoeksvoorstel wist ik zeker wat ik wilde onderzoeken. Na de goedkeuring van mijn begeleider, Roosmarijn Bakker, ben ik als een gek gaan schrijven en heb ik alsnog iets kunnen inleveren wat in ieder geval op een onderzoeksvoorstel leek. De 3 maanden daarna zijn erg hectisch geweest maar daarin heb ik ook heel veel geleerd en een kijkje kunnen nemen in de levens van bewoners op de

Wallen.

Ik wil dan ook al mijn respondenten bedanken voor hun tijd, het openstellen van hun huizen en het delen van hun meningen en gevoelens met mij. Daarnaast wil ik mijn

begeleider, Roosmarijn Bakker, enorm bedanken voor haar flexibiliteit, kritische blik, ideeën en tijd. Als ik hulp nodig had was Roosmarijn altijd bereid om te kijken of ze in haar drukke schema een gaatje kon vinden om met mij af te spreken en de problemen te bespreken waar ik tegenaan liep en haar ideeën met mij te delen. Daarnaast was het fijn om nog een andere kijk te hebben op mijn werk, dus vandaar dat ik ook mijn tweede lezer, Hylke de Vries, wil bedanken voor zijn kritische blik. Verder wil ik graag mijn steun en toeverlaat, Tende America, bedanken voor alle logeerpartijtjes, voor alle dagen samen in de UB, haar

optimistische en positieve aanwezigheid en vooral voor haar vriendschap. Tot slot wil ik mijn lieve ouders bedanken die mij overal in steunen en altijd voor mij klaar staan als ik hulp nodig heb.

(5)

5

2. Samenvatting

Er staat steeds meer spanning op de binnenstad door de toenemende stroom toeristen. Burgers en wetenschappers geven aan dat de binnenstad van Amsterdam overvol begint te raken en zelfs dreigt “te venetianiseren” (Kruyswijk, 2016). Ook op de Wallen is dit voelbaar

aangezien dit het meest toeristische gebied van Amsterdam is. Tevens blijkt de veiligheid van bewoners en toeristen daarmee in het gedrang te komen. De Wallen blijkt namelijk, net als 10 jaar geleden, de gevaarlijkste wijk van Amsterdam te zijn (Gemeente Amsterdam, 2016).

Er is daarom gekozen om onderzoek te doen naar hoe de bewoners van de Wallen dit ervaren en te onderzoeken of hun leefbaarheid hierdoor niet in het gedrang komt. Daarnaast is er gekeken naar welke soorten toeristen zich bevinden op de Wallen en in hoeverre hun aanwezigheid de leefbaarheid van de bewoners aantast. Daarom is de volgende

onderzoeksvraag beantwoordt in dit onderzoek: “Hoe ervaren bewoners van de Wallen in Amsterdam de invloed van het toenemende massatoerisme op de leefbaarheid van het gebied?”. Op deze vraag is antwoord gegeven door middel van 12 interviews met bewoners van het gebied en een ervaringsexpert, een beheerder van de populaire facebookgroep: Pretpark Amsterdam.

Uit de bevindingen is geconcludeerd dat de grote stroom toeristen invloed heeft op alle aspecten van de subjectieve leefbaarheid van de bewoners van het Wallengebied. Bewoners hebben het gevoel dat de Wallen voornamelijk in het teken staat van recreëren in plaats van een combinatie van recreëren, wonen en werken. De grote aantallen zijn een probleem maar ook voornamelijk de mentaliteit van de toerist is een probleem. Er wordt geschreeuwd, troep gemaakt, gekotst, geplast en zelfs gepoept. Daarnaast zijn er, naast supermarkten, weinig winkels voor bewoners en is ook het supermarkt aanbod op toerist gericht. Echter voelen de bewoners zich niet onveilig waar de grote aantallen toeristen een positieve invloed op blijken te hebben.

(6)

6

3. Inleiding

“Amsterdam dreigt te venetianiseren” (Kruyswijk, 2016) luidt de titel van een artikel uit Het Parool. Jan van der Borg, hoogleraar Stedelijke Economie en Toerisme aan de Universiteit van Venetië, heeft een rekenmodel ontwikkeld waarmee bepaald kan worden hoeveel toerisme een stad aankan. Het aantal hotelkamers in Amsterdam is van 2014 tot 2015 met 3000 kamers gestegen waardoor Amsterdam begin 2015 29.000 hotelkamers telde (Gemeente Amsterdam, 2016). Volgens van der Borg zit Amsterdam op een kantelpunt en zijn bepaalde delen van het centrum dit punt zelfs al ver voorbij. Een van deze delen is het Wallengebied. Dat blijkt ook uit deze kop: “De Wallen ontwikkelen zich tot een ‘attractiepark’ waar met een groeiend aantal toeristen, de drukte, de verloedering en de onveiligheid drastisch toenemen.” (Damen & Pen, 24 september 2016). Terwijl de gemeente Amsterdam al sinds 2007 bezig is met het Project 1012 met als doel de criminaliteit te reduceren, de buurt veiliger te maken en economisch op te waarderen, lijkt het succes van dit project ver weg. Zo blijkt uit de voortgangsrapportage 1012 van 2015 dat er nog steeds bovengemiddeld veel aangiften van misdrijven worden gedaan (Gemeente Amsterdam, 2016). Daarnaast scoren de Oude en Nieuwe Zijde van de Burgwallen het hoogst als het gaat om overlast en blijkt uit de

objectieve veiligheidsindex dat deze buurt ook de minst veilige buurt van Amsterdam is. De overlast wordt veroorzaakt door de hoge concentratie aan mensen.

Dit zou samen kunnen hangen met de snelle groei van de toeristische sector in het gebied. Het is namelijk het meest bezochte toeristische gebied van heel Amsterdam. Zo zijn er alleen in het wallengebied al 12.500 hotelbedden tegenover 8.700 inwoners (Gemeente Amsterdam, 2016). De toename in mensen die hun appartement verhuren via Airbnb zorgt ervoor dat er nog meer toeristen in het centrum van Amsterdam kunnen verblijven. De gemeente Amsterdam schat dat er in dit jaar 22.000 woningen worden aangeboden voor toeristisch verhuur (Gemeente Amsterdam, 2016). Inwoners van het Wallengebied geven ook steeds vaker aan dat zij het gevoel hebben te leven in een attractiepark. Zij hebben het gevoel dat het Wallengebied een groot evenemententerrein is voor toeristen waarin weinig ruimte overblijft voor inwoners (Pen & Damen, 24 september 2016).

Op de Facebook-pagina “Pretpark Amsterdam” (www.facebook.com/pretpark020) praten bewoners van Amsterdam over de overlast van Airbnb en de grote stroom toeristen en delen zij foto’s van plekken in de stad waar touringcars opstoppingen veroorzaken of

(7)

7

2.0 – de weg de nieuwe stoep?” waarin foto’s worden gedeeld van plekken in de stad waar er gevaarlijke situaties ontstaan omdat stoepen overgenomen zijn door terrassen.

Maar niet alleen de bewoners uiten hun ergernissen. Ook de politie geeft aan dat de grote aantallen toeristen een serieus probleem vormen. Al twee keer is de Kalverstraat afgesloten geweest omdat mensen de winkels niet meer uit konden (Stoker, 2016). Volgens politiechef Marjolein Smit is dit erg gevaarlijk, als er namelijk op zulke plekken iets gebeurt en er paniek uitbreekt kunnen hulpdiensten die plek niet bereiken. Een ander punt van bezorgdheid is volgens Smit het verdwijnen van de sociale cohesie in de binnenstad. Als voorbeeld geeft zij het verdwijnen van ondernemingsverenigingen waardoor kerstverlichting ontbreekt. Door de komst van veel tijdelijke winkels zijn ondernemers niet meer verenigd zoals voorheen en is er geen ondernemingsvereniging meer die ervoor zorgt dat er

kerstverlichting in de straat hangt.

Kortom, volgens zowel bewoners, politie en het rekenmodel van van der Borg lijkt het erop dat het centrum van Amsterdam het massatoerisme niet meer aankan. Onderzoek wijst uit dat met name op de Oude en Nieuwe Zijde van de Burgwallen de overlast toeneemt en ook de criminaliteit lijkt te stijgen. Wat opmerkelijk is aangezien in 2007 het project 1012 in het leven is geroepen om die punten te bestrijden. Om deze reden is het van belang te onderzoeken op welke punten de bewoners het gevoel hebben dat het massatoerisme hun leefbaarheid aantast. Kan er gesproken worden van ‘pretparkisering’ van de binnenstad? Hoe ervaren bewoners deze grote stroom toeristen? Hoe gaan zij er mee om? En welke

oplossingen zien zij zelf voor dit probleem? Ik zou daarom graag willen onderzoeken hoe de bewoners van het wallengebied de invloed van de toename in toerisme op de subjectieve leefbaarheid van het gebied ervaren. Dit zal onderzocht worden aan de hand van

semigestructureerde interviews met bewoners van het Wallengebied. Daarnaast zal er een interview plaatsvinden met een expert.

(8)

8

4. Theoretisch kader

Vandaag de dag woont al meer dan de helft van de wereldbevolking in steden

(https://habitat3.org/about). Geschat wordt dat in 2050 zelfs 66% van de wereldbevolking in steden woont (United Nations, 2014). Vanzelfsprekend zal dit voor steden veel uitdagingen met zich mee brengen en zal er binnen verschillende disciplines zoals sociologie, urban studies, geografie en planologie etc. moeten worden nagedacht over hoe de groei van steden in goede banen geleid kan worden. Daarnaast vormt het groeiend aantal toeristen dat steden bezoekt, steeds vaker voor steden een uitdaging. Volgens het UNWTO (2015) is het aantal internationale toeristen in 2015 met 4% gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. In absolute getallen zijn dit 1184 miljoen toeristen die de wereld rond hebben gereisd. Populaire

bestemmingen moeten hierdoor steeds meer mensen kunnen ontvangen, waar niet altijd genoeg op geanticipeerd blijkt te zijn. Met name inwoners uiten steeds vaker hun onvrede over de massale aantallen mensen die hun stad bezoeken.

Zo geven inwoners uit Barcelona aan dat zij het gevoel hebben dat hun stad niet meer van hen is en de rechten van grote bedrijven voor die van hen komen aangezien de

toeristische industrie zich alleen maar uitbreidt (Colau, 2014). Ook voor Venetië is het toerisme al jaren een probleem. Iedere dag bezoeken 60.000 mensen Venetië, waarvan er minder dan de helft een nacht blijven slapen(Usborne, 2016). Inwoners hebben het gevoel dat toeristen niet eens door hebben dat er ook mensen op het eiland wonen maar dat ze denken dat ze zich bevinden in een pretpark. Daarnaast zijn er steeds minder winkels waar de lokale bevolking basisproducten kan kopen (Colau, 2014). Barcelona en Venetië zijn voorbeelden van steden waarin er weinig plaats lijkt over te zijn gebleven voor de inwoners. Dus hoe kunnen steden zich duurzaam ontwikkelen en meegroeien met het aantal inwoners en grotere aantallen toeristen, en daarbij genoeg ruimte voor inwoners en de identiteit van de stad behouden? Hierbij komen grotere wetenschappelijke vraagstukken naar boven zoals; van wie is de stad? En wat is de identiteit van een stad? en hoe kan die behouden worden en kunnen de rechten van de gebruikers van steden gewaarborgd blijven als een stad grote

veranderingen doormaakt?

De eerste sociale wetenschappers die nadachten over de stad waren onder andere Durkheim, Marx, Tönnies en Simmel. Echter zetten zij bijna altijd de stad af

tegenover het landelijke en waren die theorieën dan ook voornamelijk anti-stedelijk (Tromp, 1985). Zo zette Durkheim organische solidariteit tegenover mechanische solidariteit, Tönnies

(9)

9 Gemeinschaft tegenover Gesellschaft en Marx het feodalisme tegenover het kapitalisme. Ook

Simmel erkende negatieve kanten aan het leven in de stad maar zag daarnaast ook dat de stad bevrijdend kon werken (Tromp, 1985).

Latere sociale wetenschappers dachten meer na over de identiteit van de stad. Zoals Lynch (1960), volgens hem wordt de identiteit van de stad gevormd door zijn bewoners en andersom. Every citizen has had long associations with some part of his city, and his image is

soaked in memories and meanings (Lynch, 1960:1). Volgen Lynch maken mensen mentale

kaarten van steden aan de hand van paden, herkenningspunten, randen, knooppunten en gebieden.

De wisselwerking tussen de inwoners van een stad en de fysieke structuur van een stad is ook te zien in de omschrijving van Bell en de-Shalit (2011). Volgens hen bestaat de identiteit van een stad ofwel spirit van een stad uit een samenstelling van waarden en normen die door het merendeel van de inwoners van een stad wordt gedeeld en ook gereflecteerd wordt in de architectuur van een stad. Zij beschrijven bepaalde voorwaarden waar een stad aan moet voldoen, wil een stad zijn spirit of ethos behouden. Volgens hen ligt de

verantwoordelijkheid om die identiteit te behouden bij zowel burgers, gemeenten en zelfs bij externe partijen zoals reclamebureaus of de filmindustrie die een bepaalde beelden van een stad laten zien. Echter wordt er door Bell en de-Shalit (2011) niet besproken wat er gebeurt als, zoals in Barcelona, burgers het niet eens zijn met de identiteit die gemeenten en of externe partijen uitdragen.

Sharon Zukin (2010) brengt dit probleem naar voren in haar boek the Naked city (2010) waarin zij beschrijft hoe New York zijn ziel is kwijtgeraakt door gentrificatie. Volgens haar kwam dit voornamelijk doordat bepaalde groepen authenticiteit als cultureel argument gebruikten om ruimte in te nemen en hierbij geholpen werden door de gemeente. Daarnaast dragen de media en consumptiecultuur ook bij aan dit idee. Volgens haar moet de authenticiteit van een stad liggen bij de bewoners van een stad en hebben zij daardoor ook het ‘recht op de stad’. Authenticity can suggest a ‘right to the city’ a human right, that is

cultivated by longtime residence, use, and habit (Zukin, 2010:244).

Kortom, volgens zowel Lynch (1960), Bell en de-Shalit (2011) en Zukin (2010) wordt de identiteit van een stad gevormd door burgers. Zukin (2010) en de voorbeelden van

Barcelona en Venetië laten zien dat dit verstoord kan worden omdat de prioriteiten van bepaalde groepen boven die van de burgers worden gezet waardoor bewoners de stad uit worden gedreven en een stad zo zijn identiteit dreigt te verliezen.

(10)

10

Toerisme

Toerisme groeit al jaren heel hard in Europese steden zoals Amsterdam, Barcelona, Parijs, Londen. Dit is vooral te wijten aan een flinke daling in de prijzen van vliegreizen en een stijging in besteedbaar inkomen. Terwijl er nu vijf keer zoveel gevlogen wordt als in de jaren 70, wordt de term massatoerisme al decennia gebruikt (ICAO, 2010). Echter komt die term voort uit de moderniteit en het Fordisme. In veel van de omschrijvingen van massatoerisme uit die tijd is dan ook een duidelijke link te zien met de Fordistische productiewijze die gekarakteriseerd werd door massaproductie en consumptie, standaardisatie en grote volumes met als voornaamste doel kostenbesparing (Shawn & Williams, 2004).

Ook in de typologie van Cohen (1972) is die link te zien. Hij is een van de eersten geweest die toerisme heeft onderzocht met een sociologische invalshoek en hij heeft vier soorten toeristen onderscheiden. Ten eerste the drifter (Cohen, 1972:168), deze toerist gaat het meest op zoek naar authentieke, culturele ervaringen. Hij probeert de vakantie zo simpel mogelijk te houden en plant niks vooraf. Ten tweede the explorer (Cohen, 1972:168). Deze soort toerist regelt alles zelf maar wil nog wel enige controle houden. Daarom zorgt hij vooraf voor comfortabel verblijf en vervoer. Deze toerist gaat op zoek naar nieuwe

ervaringen maar wijkt niet totaal af van zijn gewoontes zoals the drifter wel doet. Ten derde

the individual mass tourist (Cohen, 1972:167-68). Deze toerist gaat op een georganiseerde

reis waarbij de reis en het verblijf en de meeste activiteiten door het reisorganisatie worden geregeld. Deze toerist is gaat er soms alleen op uit maar wijkt niet af van zijn eigen

gewoontes en gaat maar af en toe op zoek naar nieuwe ervaringen. Tot slot the organized

mass tourist (Cohen, 1972:167). Deze toerist gaat op een georganiseerde reis waarbij alles

geregeld is en de hele reis vaststaat, hij hoeft geen eigen keuzes te maken. Cohen vergelijkt dit type reis met een massaproduct: This tourist type buys a package-tour as if it were just

another commodity in the modern mass market. (Cohen, 1972:176). Op die manier heeft

iedere georganiseerde trip dezelfde gestandaardiseerde vorm gekregen en verschilt alleen de inhoud. Ieder avontuurlijk aspect is weggenomen maar de toerist moet echter wel het gevoel van avontuur hebben. Cohen vergelijkt de ervaring van de twee typen massatoerist met film kijken. Omdat de kijker daarbij ook een kijkje in een andere wereld krijgt maar niet echt participeert.

Twee mechanismen dragen bij aan dit effect. Ten eerste de transformation of

attractions (Cohen, 1972:170). Hiermee bedoelt Cohen het aanpassen van

(11)

11

maken voor massatoerisme. Dat wil zeggen aanpassingen die ervoor zorgen dat de attracties voor een breed publiek toegankelijk zijn. Zo noemt Cohen (1972) het netjes houden van parken en aanpassen van bepaalde tradities zodat toeristen zich er niet door beledigd zouden kunnen voelen. Zonder dat dit met intentie gebeurt verliezen deze bezienswaardigheden door ze aan te passen hun authenticiteit. Hierbij geeft hij als voorbeeld dat Hawaiiaanse meisjes zich iets minder bloot moeten kleden zodat zij toeristen niet afschrikken. Het gevolg hiervan is dat het kostuum niet meer zijn traditionele vorm heeft en dus een deel van zijn

authenticiteit verliest.

Ook de standardization of facilities (Cohen, 1972:171) draagt hieraan bij. De voorzieningen, zoals winkels en restaurants, moeten gestandaardiseerd worden zodat ze voldoen aan ‘westerse’ standaarden en de massatoerist zich op zijn gemak voelt. Hiermee impliceert Cohen echter wel dat alle massatoeristen uit ‘het westen’ komen of, ongeacht of zij uit westerse landen komen of niet, op zoek zijn naar westerse standaarden. Echter met een lokaal tintje eraan zodat de toerist wel het idee heeft iets van de plaatselijke cultuur mee te krijgen. Op toeristische bestemmingen resulteert dit in een scheiding tussen de toeristische infrastructuur en de lokale cultuur en het normale dagelijkse leven. De lokale bevolking vermijdt het liefst alle plekken die druk bezocht worden door toeristen omdat zoals Cohen beschrijft deze plekken een gestandaardiseerde vorm hebben gekregen en lokale mensen hun eigen cultuur er niet in terug zien.

Ook bij Auliana Poon is een link met het Fordisme te zien (1993:32, 2003), volgens haar werd ‘old tourism’, uit de jaren 50, 60 en 70, gekarakteriseerd door vier condities: the

holiday is ‘standardized’ and ‘rigidly packaged’, it is mass produced, it is mass marketed to an ‘undifferentiated clientele’, and it is ‘consumed en masse’ by tourists without

consideration of local norms or culture. Veel van de literatuur over massatoerisme uit die tijd

beschreef massatoeristen als een homogene inferieure groep mensen die niet op zoek is naar authentieke, culturele ervaringen (Vianikka, 2013).

Richards (1996) beschrijft dan ook cultural tourism als reactie op massatoerisme. Deze toerist is volgens hem op zoek naar authenticiteit en nieuwe ervaringen. Daarnaast worden backpacken en ecotoerisme als nieuwe vormen van toerisme onderscheiden die worden gezien als het tegenovergestelde van massatoerisme (Vianikka, 2013). Ook uit Richards’ (1996) beschrijving blijkt dat massatoerisme als een niet-culturele vorm van toerisme werd gezien. Echter is het discours rondom massatoerisme veranderd. De term massatoerisme wordt nu gebruikt om de hoeveelheid aan te tonen in plaats van de aard van de soort toerisme. Daarnaast wordt de term gebruikt om soorten toerisme te beschrijven die

(12)

12

verschillende inhoud hebben maar dezelfde elementen delen (Vianikka, 2013). Bijvoorbeeld omdat, ongeacht wat het doel van de vakantie is, toeristen gebruik maken van dezelfde vliegmaatschappijen, auto’s en slapen in dezelfde hotels (Weaver, 2010). Onder dit flexible discours van massatoerisme kunnen dus verschillende soorten toerisme vallen aangezien toeristen gebruik maken van dezelfde voorzieningen. Cohen’s (1972) typologie wordt echter nog steeds vaak gebruikt aangezien zijn typologie nog steeds van toepassing is op de

verschillende toeristen die hij beschrijft (Vianikka, 2013).

Leefbaarheid

Zoals in de vorige paragraaf besproken is, worden bij het proces wat Cohen (1972)

standardization of facilities noemt, voorzieningen zoals winkels aangepast op ‘westerse’

standaarden. Cohen beschrijft dus het proces waarbij voorzieningen aangepast worden om toerisme beter te faciliteren. Aangezien voorzieningen deel uitmaken van de leefbaarheid van een gebied kan er dus geïmpliceerd worden dat toerisme invloed kan hebben op de

leefbaarheid. In de volgende paragraaf wordt de relatie tussen toerisme en leefbaarheid verder besproken. Voor een beter begrip van leefbaarheid zullen er nu verschillende perspectieven en definities van leefbaarheid worden besproken.

Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar leefbaarheid zijn er weinig onderzoeken die een duidelijke definitie geven van leefbaarheid. Daarnaast is het lastig te definiëren omdat het een veelzijdig concept is waardoor het uiteenlopend wordt beschreven (Kashef, 2016 & van Kamp, Leidelmeijer, Marsman, de Hollander, 2003). Binnen de literatuur wordt er

onderscheid gemaakt tussen objectieve leefbaarheid en subjectieve leefbaarheid. Onder objectieve leefbaarheid vallen fysieke en sociale aspecten (Thorborg, Leidelmeijer & Dassen, 2006). Marsman en Leidelmeijer (2001) verdelen deze onder in fysieke kenmerken van de woning (kwaliteit van de woning, woningtype, grootte), fysieke kenmerken van de woonomgeving (aanwezigheid van groen, aantal voorzieningen in de buurt), sociale kenmerken van de woonomgeving (bevolkingssamenstelling, sociale cohesie, mate van criminaliteit) en milieukenmerken (geluid, geur, vervuiling).

De subjectieve leefbaarheid bestaat uit de manier waarop bewoners de objectieve kenmerken van een leefomgeving ervaren. Vaak blijkt uit onderzoek naar subjectieve

leefbaarheid dat vooral op buurtniveau sociale factoren invloedrijker zijn dan fysieke factoren (Thorborg, Leidelmeijer & Dassen, 2006). Zowel de objectieve kenmerken van een omgeving als ervaringen van bewoners moeten worden meegenomen om een compleet beeld te krijgen van de leefbaarheid van een gebied. Volgens Thorborg, Leidelmeijer en Dassen (2006) is

(13)

13

juist die relatie belangrijk aangezien beleid aanpassingen doet aan de objectieve kenmerken (fysiek, milieu, sociaal) en op die manier de leefomgeving probeert te beïnvloeden. Door een duidelijk beeld van de subjectieve leefbaarheid te schetsen kan nieuw beleid ontwikkeld worden om zo de objectieve en subjectieve leefbaarheid te verbeteren (Marsman &

Leidelmeijer, 2001). Het blijkt namelijk ook dat buurten waarvan de objectieve leefbaarheid niet goed beoordeeld wordt, door bewoners wel goed beoordeeld kan worden (VROM, 2004).

Ook in de definitie van Veenhoven (1996:7) komt die interactie tussen beleid en beleving duidelijk naar voren: quality of life in the nation: the degree to which its provisions

and requirements fit with the needs capacities of its citizens. Echter gaat die definitie meer

over leefbaarheid in een land terwijl in dit geval gefocust wordt op een kleiner schaalniveau. Uit de definitie van Marsman en Leidelmeijer (2001:13) komt vooral de subjectieve

leefbaarheid naar voren: de waardering van de omgeving door de bewoners. Dit lijkt een nauwe definitie, echter geven zij hierbij een brede definitie van woonomgeving. Deze is eerder beschreven. Zij geven aan bewust te hebben gekozen voor een nauwe definitie van subjectieve leefbaarheid omdat hun focus lag op alle aspecten die bewoners konden waarnemen.

Het is daarbij belangrijk om voor iedere leefomgeving apart te onderzoeken wat voor die bewoners leefbaarheid inhoudt omdat de betekenis van dit begrip afhankelijk is van tijd, plaats, cultuur en sociale groep (Thorborg, Leidelmeijer & Dassen, 2001). Zoals Veenhoven (2000) ook zegt: leefbaarheid is als zodanig een relationeel begrip; het verwijst naar de ‘pas’

tussen leefomgeving en levensvorm (2000:2). Daarom kan voor de ene persoon een bepaalde

leefomgeving leefbaarder zijn dan voor de ander. Het is daarom volgens de Leefbaarometer (2009) van belang om op een zo klein mogelijk schaalniveau te werken en leefbaarheid onafhankelijk van buurt en wijkgrenzen te meten, zodat ook als bepaalde delen beter of slechter zijn dan andere, dit in beeld wordt gebracht. De Leefbaarometer (2009) is een online tool van de overheid waarmee informatie over alle buurten en wijken in Nederland met betrekking tot de leefbaarheid kan worden opgezocht.

Binnen dit onderzoek zal de definitie van het VROM (2004) gehanteerd worden. Deze komt deels met die van Marsman en Leidelmeijer (2001) overeen, echter heeft het VROM leefbaarheid samengevoegd onder drie componenten: fysieke en sociale omgeving, en overlastkenmerken. Onder fysieke kenmerken vallen de gebouwen en voorzieningen in de omgeving. Onder de sociale kenmerken vallen bewoners en de interactie tussen hen en in hoeverre de bewoners zich thuis voelen. En onder overlast valt criminaliteit, verschillende

(14)

14

vormen van overlast en veiligheid. Er is voor deze definitie gekozen omdat deze beter operationaliseerbaar is en toegespitst op de leefbaarheid binnen wijken.

Toerisme en leefbaarheid

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan die de impact van toerisme op toeristische bestemmingen hebben onderzocht. Zoals al eerder besproken had massatoerisme volgens Cohen (1972) vooral invloed op fysieke kenmerken van leefbaarheid, namelijk de

voorzieningen en bezienswaardigheden op de toeristische bestemmingen. Deze moesten beiden aangepast worden om bestand te zijn tegen massatoerisme en ‘Westerse’ standaarden krijgen zodat de massatoerist zich op zijn gemak voelt. Echter worden hierdoor de

voorzieningen voor de lokale bewoners minder aantrekkelijk en ontstaat er een afscheiding tussen de toeristische infrastructuur en de lokale infrastructuur.

Volgens onderzoek van Tosun (2002) kan het ontstaan van meer banen een positief economisch gevolg zijn van toerisme. Echter is een negatief gevolg het duurder worden van producten en diensten (Weaver & Lawton, 2001). Andere negatieve gevolgen die impact hebben op de sociale- en overlastkenmerken zijn verkeersopstoppingen, drukte en frictie tussen bewoners en toeristen (Andereck, 1995). Daarnaast kan toerisme vervuiling (van de straat zowel als luchtvervuiling), geluidsoverlast, vandalisme en het verstoren van de natuur tot gevolg hebben (Liu & Var, 1986). In hoeverre bewoners bepaalde gevolgen als erger ervaren dan anderen verschilt per bewoner.

Volgens Andereck et al. (2005) ligt de social exchange theory ten grondslag aan de mate waarin burgers vinden dat hun leven negatief of positief beïnvloed wordt door toerisme. Deze theorie veronderstelt dat mensen interactie zoeken met andere mensen omdat zij iets van waarde zoeken. Als voor iemand die deelneemt in een interactie de voordelen niet opwegen tegen de nadelen, zal diegene die interactie negatief beoordelen. Dit kan ook bekeken worden met betrekking tot toerisme. Zo kan iemand die economisch profiteert van toerisme, toerisme positief evalueren ondanks dat diegene ook last heeft van overlast. Echter zullen burgers die op individueel niveau geen waarde zien in toerisme en alleen nadelige effecten ervaren, toerisme negatief beoordelen. Alhoewel zij waarschijnlijk wel kunnen inzien dat op grotere schaal de stad economisch gezien wel profiteert van toerisme.

Cuijpers (2012) beschrijft een proces waarbij toerisme langzaam de leefbaarheid maar ook de authenticiteit van een plek aantast. In het beginnende stadium komt er een aantal toeristen naar de plek voornamelijk voor het erfgoed en de cultuur. Echter wordt de plek steeds bekender en wordt de stroom toeristen steeds groter waardoor het horeca- en

(15)

15

winkelaanbod zich aanpast en steeds commerciëler wordt. Door de toename in

souvenirwinkels en toeristische eetgelegenheden neemt de authenticiteit steeds meer af. Hierdoor wordt het steeds minder aantrekkelijk voor cultuurtoeristen waardoor musea en andere culturele trekpleisters minder bezoekers krijgen en erfgoed niet goed onderhouden wordt. Volgens Cuijpers (2012) verdwijnt op die manier het traditionele lokale karakter van een gebied.

De theorie The Disneyization of society van Alan Bryman (1999) beschrijft ook een proces waarbij de authenticiteit van de samenleving afneemt en in de gestandaardiseerde vorm van een Disneypark verandert om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor toeristen. Hij definieerde dit proces als: the process by which the principles of the Disney

theme parks are coming to dominate more and more sectors of American society as well as the rest of the world. (Bryman, 1999:26). Deze term komt voort uit de theorie

McDonaldization of society van Ritzer (1993). Deze karakteristieken zijn: efficiëntie,

berekenbaarheid, voorspelbaarheid en controle. Echter vond Bryman (1999) die term niet allesomvattend genoeg om Disneyparken mee te beschrijven. Het voornaamste doel van deze theorie is grote veranderingen te beschrijven in de samenleving in economisch en cultureel opzicht, die vergelijkbaar zijn met karakteristieken van Disneyparken. The Disneyization of

society (Bryman, 1999:29) bevat vier componenten. Deze componenten zijn: theming, dedifferentiation of consumption, merchandising en emotional labour.

Ten eerste theming (Bryman,1999:29). Dit betreft het inprenten van een plek of object met een bepaald idee of thema. Steeds meer voorzieningen krijgen thema’s. Hij noemt cafés, restaurants, hotels, musea en winkelcentra. Voor Disney was theming hetgeen wat hen onderscheidt van andere pretparken.

Ten tweede dedifferentiation of consumption (Bryman, 1999:33). Dit houdt in dat verschillende vormen van consumptie steeds meer op elkaar gaan lijken en geïntegreerd worden met elkaar. Een voorbeeld dat hij noemt is dat voordat bezoekers een attractie ingaan zij door een winkel lopen met handelswaar. Ook vertelt hij dat hotelgasten speciale

toegangspassen worden aangeboden. Zo worden eten, winkelen, het verblijf en het bezoeken van het park met elkaar geïntegreerd wat bezoekers overhaalt om meer te consumeren.

Ten derde merchandising (Bryman, 1999: 36). Kort gezegd, is dit de verkoop van producten met copyright. Dit is een groot onderdeel van Disneyparken aangezien er meer geld mee verdiend kan worden dan met de verkoop van Disneyfilms. Twee punten zijn hierbij belangrijk. Ten eerste worden in de parken allerlei Disneyproducten verkocht en zijn de parken zo ontworpen dat de gasten zoveel mogelijk gelegenhedenkrijgen om producten te

(16)

16

kopen. Ten tweede worden er in Disneyparken merchandise verkocht die het specifieke park zelf promoten.

Tot slot, emotional labour. Dit component betreft de werknemers van Disneyparken. Met name van ‘cast members’ wordt verwacht dat zij ‘in character’. Ook andere werknemers moeten continu vriendelijk en vrolijk zijn tegen bezoekers, waardoor de interactie tussen werknemers en bezoekers niet natuurlijk, maar gespeeld is.

Nijman (1999) zag 18 jaar geleden al dat delen van deze componenten zich afspeelde in Amsterdam. Hij was van mening dat Amsterdam zijn authenticiteit kwijtraakte door de toename in concurrentie tussen toeristische bestemmingen. Terwijl de identiteit van

Amsterdam veelzijdig is, staat Amsterdam nu voor toeristen slechts nog bekend als tolerante stad. Hieruit blijkt theming (Bryman, 1999:29). Volgens hem lijkt de binnenstad steeds meer op een gratis themapark zonder hekken waarin de tolerante identiteit in alles naar voren komt (Nijman, 1999). Zo is er een hasjmuseum, een seksmuseum, condomeries en waar allerlei soorten merchandising (Bryman, 1999:36) gekocht kunnen worden die tevens de tolerante identiteit uitstralen zoals t-shirts of koffiemokken met joints erop. Echter wordt er in dit themapark niet gefocust op families maar op jongvolwassenen die perfect binnen de tolerante identiteit passen (Nijman, 1999).

Uit deze theorieën blijkt dat toerisme veel gevolgen kan hebben voor de fysieke en sociale structuur van een stad en daarmee de leefbaarheid. Ten eerste is het van belang om per respondent onderzoek te doen naar welke voordelen en nadelen zij ervaren van toerisme en in hoeverre de een opweegt tegen de ander. Daarnaast zal gekeken worden in hoeverre de bewoners van het Wallengebied drukte, vervuiling, geluidsoverlast, frictie met toeristen en veranderingen ervaren in het aanbod van winkel- en horecavoorzieningen. Tot slot zal er gekeken worden naar de mate waarin de respondenten theming, dedifferentiation of

consumption, merchandising en emotional labour (Bryman, 1999) ervaren in het

Wallengebied.

De casus: Het Wallengebied

Het gebied waarop gefocust wordt in dit onderzoek is de Oude Zijde van de Burgwallen, ook wel de Wallen genoemd. Dit gebied heeft een inwonersaantal van 4290 die in 2864 huizen wonen (OIS Amsterdam, 2016). Meer dan de helft van de inwoners is tussen de 25 en 49 jaar oud. Op de Oude Zijde van de Burgwallen zijn 446 bedrijven gevestigd die binnen de

toeristische industrie werkzaam zijn tegenover 47 winkels die dagelijkse goederen verkopen en 137 winkels die niet-dagelijkse goederen verkopen. Van alle wijken van Amsterdam zijn

(17)

17

er alleen op de Nieuwe Zijde van de Burgwallen meer bedrijven gevestigd in de toeristische industrie. Daarnaast zijn er 4578 mensen werkzaam op de Wallen in de toeristische sector.

Het 1012-gebied (hieronder valt zowel de Nieuwe Zijde als de Oude Zijde van de Burgwallen) is tevens het meest toeristische gebied van Amsterdam. Uit de gebiedsanalyse van de Gemeente Amsterdam (2016) blijkt dat van alle hotelkamers in de stad 15% in dit gebied gevestigd is en daarnaast bevat het gebied 30% van alle cafés van de stad. Op de Oude Zijde van de Burgwallen geven 47% van de bewoners aan veel overlast te ervaren. Het overlastindexcijfer is 212 wat ver boven het gemiddelde ligt van 122. Daarnaast scoort de buurt ook hoog op de criminaliteitsindex, vooral zakkenrollen, inbraken, vermogensdelicten en diefstal van fietsen komen vaak voor (Gemeente Amsterdam, 2016).

In 1996 was er tevens veel criminaliteit en is er naar aanleiding van een parlementaire enquête door de Commissie Van Traa, besloten om Project 1012 te ontwikkelen (van Rees, 2015). De Commissie van Traa concludeerde dat er niet genoeg gedaan werd om

georganiseerde misdaad op de Wallen tegen te gaan. Ten tijde van het begin van het project was het Wallengebied, net als nu, het onveiligste gebied van Amsterdam (Gemeente

Amsterdam & stadsdeel Centrum, 2009). In eerste instantie bestond het Project 1012 uit vijf beoogde doelen maar op 16 december 2015 is besloten de doelen te vereenvoudigen tot 1: het

verminderen van de omvang van criminaliteit gevoelige functies door middel van

straatgerichte transformatie (Gemeente Amsterdam, 2016:5). En 2: het verbeteren van de functiebalans en de ruimtelijke kwaliteit door middel van het stimuleren van diverse straatgerichte vastgoedontwikkelingen (Gemeente Amsterdam, 2016:5).

Nu zal de voortgang met betrekking tot de onderdelen van belang voor dit onderzoek en binnen het Wallengebied worden besproken. Uit de voortgangsrapportage van 2015

(Gemeente Amsterdam, 2016) blijkt dat 125 van de 470 raambordelen zijn gesloten en 26 van de 73 coffeeshops dicht en deze zijn vervangen door andere functies. Ook is gekeken naar oververtegenwoordigde functies en uit het rapport blijkt dat sinds 2011 tot 2015 het aantal souvenir/headshop-winkels is afgenomen maar dat dit tevens veruit de meest

oververtegenwoordigde functie is. Dit wijst op de aanwezigheid van merchandising beschreven door Bryman (1999). In het rapport wordt ook besproken dat de gemeente winkeliers de mogelijkheid hebben gegeven om naast het reguliere assortiment ook koffie en brood te verkopen. Naar aanleiding van veel meldingen over winkels (ijs-, wafel- en

crêpewinkels) die alleen maar eten verkopen voor directe consumptie en dus eigenlijk een horecavergunning zouden moeten hebben, is er besloten meer hierop te gaan controleren. Dit wijst op dedifferentiation of consumption (Bryman, 1999) aangezien er verschillende soorten

(18)

18

consumptie met elkaar verbonden worden waardoor ze op elkaar gaan lijken. Daarnaast wordt er genoemd dat er in de Warmoesstraat veel gaysekswinkels gesloten zijn om het aantrekkelijker te maken voor toeristen, tegelijkertijd wordt er genoemd dat er veel

meldingen komen van burgers over de toegenomen drukte in de Warmoesstraat. Verder geeft de Veiligheidsindex van 2015 aan dat op verloedering en personenoverlast de Nieuwe en Oude Zijde van de Burgwallen het slechtst scoren. De veiligheidsbeleving is gemiddeld in beide gebieden. Ook in de totaalscore staan de buurten op de laagste plaats.

Interdisciplinariteit

In dit onderzoek worden er inzichten verkregen binnen verschillende disciplines. Ten eerste komen er bij het onderzoeken van leefbaarheid alleen al verschillende disciplines samen. Er worden namelijk inzichten verkregen in beleid omdat er duidelijk wordt voor zowel de fysieke kenmerken, sociale kenmerken en overlastkenmerken waarom deze als positief of negatief worden ervaren. Tevens worden sociologische inzichten verkregen omdat er gekeken wordt naar de productie van ruimte als een sociaal fenomeen, namelijk de sociale interactie tussen bewoners en toeristen en op welke manieren dit binnen de Wallen frictie veroorzaakt of niet. Daarnaast worden er inzichten in toerisme als industrie verkregen doordat er in beeld gebracht wordt welke soort toeristen voornamelijk te vinden zijn in het Wallengebied en hoe deze ervaren worden door bewoners. Binnen dit onderzoek zijn deze concepten in extreme mate met elkaar verbonden aangezien de Wallen altijd al een toeristisch gebied is geweest. Ze zijn daarom niet los van elkaar te zien of te onderzoeken, om deze reden is er een

interdisciplinaire aanpak vereist om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag.

5. Probleemstelling

Probleemomschrijving

Het Wallengebied is al langere tijd een problematisch gebied. In 2007 is het Project 1012 van start gegaan om criminaliteit terug te dringen en de buurt te voorzien van hoogwaardige voorzieningen (van Rees, 2015). Echter blijkt uit onderzoek dat het Wallengebied nu weer net zo onveilig is als aan het begin van project 1012 (Gemeente Amsterdam, 2015). Daarnaast heeft de binnenstad van Amsterdam door een steeds groter wordende stroom toeristen, te kampen met een capaciteitsprobleem. Beide hebben gevolgen voor de

leefbaarheid van het Wallengebied. Daarnaast blijkt uit het theoretisch kader dat dit grotere gevolgen kan hebben voor de authenticiteit van Amsterdam. Het is daarom belangrijk om te

(19)

19

onderzoeken hoe de bewoners de leefbaarheid ervaren en in hoeverre de grote stroom toeristen, en soort toeristen, hier iets mee te maken heeft om op die manier dichterbij oplossingen te komen.

Vraagstelling

De hoofdvraag die daaruit voortvloeit is: “Hoe ervaren bewoners van de Wallen in Amsterdam de invloed van het toenemende massatoerisme op de leefbaarheid van het gebied?” Om op deze vraag antwoord te geven is in het theoretisch kader besproken wat het begrip leefbaarheid inhoudt. Daarnaast is besproken welke soorten toerisme er te

onderscheiden zijn en is er gekeken naar welke soorten toerisme invloed kunnen hebben op de leefbaarheid van een gebied.

Ten eerste is het belangrijk om inzicht te verkrijgen in de leefbaarheid van de

respondenten. Daarvoor zal de volgende vraag beantwoord worden: “Hoe ervaren bewoners de leefbaarheid van het Wallengebied?” Om op deze vraag antwoord te kunnen geven zal gevraagd worden naar de drie dimensies van leefbaarheid; fysieke- , sociale- en

overlastkenmerken beschreven in het theoretisch kader.

Vervolgens is het van belang de volgende vraag te beantwoorden: “Wat voor soort toeristen zijn er aanwezig in het Wallengebied?” Om deze vraag te beantwoorden zal de respondenten gevraagd worden om te beschrijven wat voor soort toeristen zij zelf

onderscheiden op de Wallen. Daarnaast, als respondenten aangeven hinder te ervaren van toeristen, zal er gepoogd worden erachter te komen wat de oorzaak hier van is. Mogelijk zijn deze soorten toeristen in te delen in de typologie van Cohen (1972).

Tot slot de vraag: “Op welke manier beïnvloeden die soorten toeristen de leefbaarheid van de Wallen?”. Naar aanleiding van de gecodeerde en geanalyseerde data kan uiteindelijk antwoord worden gegeven op de laatste deelvraag, die samen met de andere deelvragen de hoofdvraag kan beantwoorden.

Relevantie

Zoals ook in de inleiding duidelijk wordt, is het probleem van de steeds groter wordende groep toeristen in de binnenstad steeds vaker onderwerp van discussie, met name de laatste paar maanden. Zo uitte zowel politie als inwoners van Amsterdam irritatie en bezorgdheid hierover (Stoker, 2016 & www.facebook.com/pretpark020). Hieruit blijkt dat bewoners ervaren dat hun leefbaarheid wordt aangetast. Daarnaast blijkt uit het theoretisch kader dat de authenticiteit van de stad daarmee ook in gevaar komt. Dit laat zien dat het een dringend

(20)

20

probleem is waar snel iets mee moet worden gedaan. Het is daarom van belang om in kaart te brengen op welke manieren bewoners het gevoel hebben dat toerisme hun leefbaarheid aantast. De urgentie en het feit dat dit probleem inwoners van Amsterdam, de politie en daardoor ook de gemeente Amsterdam aangaat, maakt dit een maatschappelijk relevant onderzoek.

Echter is er nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de invloed van toerisme op leefbaarheid. Daarnaast is het kwalitatieve onderzoek hiernaar al helemaal schaars en kan dit onderzoek een relevante bijdrage leveren aan het wetenschappelijke onderzoek naar de invloed van toerisme op subjectieve leefbaarheid binnen de stad. Bovendien is dit een probleem waar steeds meer steden mee te maken zullen krijgen aangezien er ieder jaar weer een groter deel van de wereldbevolking kan reizen en de wereldbevolking in een aantal delen van de wereld extreem snel groeit. Dit onderzoek zal tevens meer inzichten geven in ideeën over stadsplanning en hoe de juiste balans tussen toerisme en leefbaarheid bereikt kan worden. Tot slot kunnen belevingen en meningen van respondenten die voor de start van Project 1012 in het Wallengebied woonden en nu nog steeds, mogelijk inzichten geven over de ongewenste effecten van beleid.

6. Methodologie

Onderzoeksstrategie

Aangezien de focus in dit onderzoek ligt op de subjectieve leefbaarheid van het 1012-gebied, en iedere respondent andere ervaringen en meningen heeft, zal dit onderzoek kwalitatief van aard zijn. Daaruit volgt dat naar aanleiding van de interviews met de respondent mogelijk een nieuwe theorie gevormd kan worden. Dat maakt het een inductief georiënteerd onderzoek. Daarnaast zal de data en theorie continu opnieuw naast elkaar gelegd worden om mogelijk andere concepten toe te voegen aan de theorie. Er zal dus iteratief te werk worden gegaan.

Omdat er in dit onderzoek gezocht wordt naar de belevingen van respondenten in het 1012-gebied en die afhankelijk zijn van interpretatie, wordt er een interpretivistische

epistemologie gehanteerd. Er wordt gezocht, zoals Bryman (2012:30) beschrijft, naar: (..) the

subjective meaning of social action. Hieruit volgt de ontologische positie die wordt

ingenomen binnen dit onderzoek, constructivisme. Deze ontologie veronderstelt, in

tegenstelling tot objectivisme, dat sociale fenomenen gevormd worden door sociale actoren (Bryman, 2012). Ook de beleefde leefbaarheid van de respondenten in het Wallengebied wordt door continue sociale interactie met andere sociale actoren gevormd.

(21)

21

Onderzoeksontwerp

Omdat de focus van het onderzoek het Wallengebied is en gepoogd wordt door zowel inwoners als ondernemers te interviewen een intensief beeld te ontwikkelen van de

leefbaarheid van het 1012-gebied, is een casestudy design het meest gepast. Vanzelfsprekend zal er gestreefd worden naar theoretische saturatie, zodat er een zo compleet mogelijk beeld kan worden geschetst van de leefbaarheid binnen het Wallengebied in het centrum van Amsterdam.

Methode

De data zal verzameld worden door middel van semigestructureerde interviews. Om in beeld te brengen hoe de respondent de leefbaarheid van het Wallengebied ervaart zullen de

verschillende onderdelen van leefbaarheid aan bod moeten komen maar daarnaast is het ook belangrijk om ruimte over te laten voor interessante visies of belevingen van de respondent zodat hier verder over door kan worden gevraagd. Om die redenen zijn semigestructureerde interviews de meest gepaste methode. Daarnaast kunnen er zo nieuwe concepten ontstaan die toegevoegd kunnen worden aan de theorie. De vragen zullen niet sturend zijn zodat de respondenten volledig zelf invulling kunnen geven aan hun antwoord en er daardoor geen bias ontstaat.

Operationalisering

Om volledig antwoord te kunnen geven op de hoofd- en deelvragen zullen de concepten omgezet moeten worden in dimensies en indicatoren. Het concept leefbaarheid wordt verder onderverdeeld in de dimensies: fysieke omgeving, sociale omgeving en overlastkenmerken (VROM, 2004). Echter zal ten eerste deze vraag gesteld worden: “Hoe vindt u het om in deze buurt te wonen?” Waar daarna naar wordt gevraagd hangt af van het antwoord. Er is gekozen om dit open te laten omdat er verwacht wordt dat uit het antwoord van de respondent op deze vraag al zal blijken welke dimensie de respondent zelf belangrijk vindt. Als controlevraag kan de respondent gevraagd worden om de voordelen en nadelen van het wonen in het Wallengebied op te noemen. Als dus blijkt dat een dimensie eruit springt zal daar over doorgevraagd worden in eerste instantie, daarna zullen ook de andere dimensies aan bod komen bij de eerste 3 interviews. Als er duidelijk één dimensie uitspringt zal hier op gefocust worden. De sub dimensies van fysieke omgeving zijn gebouwen en voorzieningen.

Hierbinnen zal vooral gevraagd worden naar hun mening over de bebouwing in de buurt en het aanbod voorzieningen zoals winkels, supermarkten etc. Vervolgens de dimensie sociale

(22)

22

omgeving. Deze wordt onderverdeeld in de sub dimensies; bevolkingssamenstelling en sociale cohesie. Hierbij zal onder andere gevraagd worden naar hun contact met buurtgenoten en of de respondenten zich thuis voelen in de buurt. Tot slot de dimensie; disneyficatie. Deze dimensie kan worden onderverdeeld in de sub dimensies theming, dedifferentiation of

consumption, merchandising en emotional labour. Aangezien deze sub dimensies niet

makkelijk zijn te vertalen in indicatoren zal er niet direct naar gevraagd worden. Er zal wel gevraagd worden naar de diversiteit van het winkel- en horeca-aanbod, hiermee kan er meer inzicht verkregen worden in hoeverre er sprake is van merchandising en dedifferentiation of

consumption. Als respondenten zelf met de term pretpark komen zal de respondent gevraagd

worden overeenkomsten te noemen tussen pretparken en het Wallengebied.

Om het concept toerisme onder te verdelen in indicatoren zal er gevraagd worden naar de mening van de respondent over de toeristen die rondlopen op de Wallen. Vervolgens zal er gevraagd worden of de respondent bepaalde soorten toeristen kan onderscheiden, waaraan die herkend kunnen worden en welke verschillen en overeenkomsten zij ervaren. Op deze manier wordt er gepoogd beter te kunnen onderscheiden wat voor soort toeristen het Wallengebied trekt en in hoeverre deze bijdragen aan een verbetering van de leefbaarheid of een

verslechtering. Eventueel kunnen deze ingedeeld worden in de soorten toeristen beschreven in het theoretisch kader. Op die manier wordt er inzicht verkregen in de voordelen en nadelen die meespelen in de evaluatie van de respondent over toeristen in het Wallengebied.

Respondentengroep en -werving

De respondentengroep bestaat uit 12 bewoners van het Wallengebied. Daarnaast is er een ervaringsexpert geïnterviewd. Deze respondent is zelf een bewoner van het Wallengebied en beheerder van de Facebookgroep ‘Pretpark Amsterdam’. De onderzoeker is zich bewust van het feit dat deze expert voornamelijk in contact komt met gelijkgestemden. Echter heeft hij wel een goed beeld van de problematiek die er speelt op de Wallen en kan daarom toch een wat breder beeld schetsen. Gezien er niet gepoogd wordt de resultaten van dit onderzoek te kunnen generaliseren zal er geen onafhankelijke steekproef gedaan worden, maar zal er gebruik worden gemaakt van Snowball sampling (Bryman, 2012:424). Ook gezien de onderzoekster een aantal woonachtigen kent in het Wallengebied is dit een gepaste

(23)

23

Dataverwerking en -analyse

Ten eerste zullen alle interviews getranscribeerd worden waarna ze door middel van Atlas.ti gecodeerd zullen worden. Omdat continu data en theorie opnieuw naast elkaar worden gelegd, wordt in dit onderzoek grounded theory (Bryman, 2012) toegepast. Daarnaast zal het coderen open gebeuren. Dit houdt in dat eerst bepaalde stukken tekst een code krijgen, vervolgens zullen die met elkaar vergeleken worden en eventueel samengevoegd worden, dit wordt axial coding genoemd. Tot slot zal bij het proces van selective coding, gezocht worden naar een aantal codes die nog meer axiale codes verbinden om zo tot een core category te komen die alle codes verbindt (Bryman, 2012).

Ethische verantwoording

Vanzelfsprekend zal er rekening worden gehouden met de gevoelens van de respondenten en zal er zonder te oordelen gereageerd worden op de antwoorden van de respondenten.

Daarnaast zullen de respondenten anoniem blijven en zal er gevraagd worden of het interview opgenomen mag worden. Aangezien de onderzoeker zelf woonachtig is in Amsterdam en de toegenomen drukte ook ervaart zal zij bewust zijn van haar eigen mening daarover omdat dit anders zou kunnen leiden tot gekleurde resultaten. Tevens tijdens het coderen en analyseren zal er gepoogd worden haar eigen mening en gevoelens achterwege te laten en objectief te blijven. Eventueel zal er een tweede persoon gevraagd worden een interview te coderen om zo na te gaan in hoeverre de codes zo objectief mogelijk zijn toegekend.

(24)

24

7. Resultaten

In dit hoofdstuk zal de informatie verkregen tijdens de interviews besproken worden. Ten eerste zal er kort beschreven worden hoe het onderzoeksproces verlopen is. Vervolgens zullen de resultaten besproken worden. Dit is opgedeeld in verschillende onderdelen. Het eerste deel dat aan bod komt betreft de leefbaarheid, hierin zullen de fysieke, sociale en overlastkenmerken besproken worden. Dan zullen de verschillende onderdelen van

disneyficatie besproken worden. Vervolgens zal er gekeken worden naar de antwoorden van de respondenten met betrekking tot de toeristen op de Wallen. Hierin worden de visies van de respondenten over de soorten toeristen die zich bevinden in het Wallengebied en hun mening hierover beschreven. Tot slot zal er gekeken worden in hoeverre de soort toerist de

verschillende onderdelen van leefbaarheid beïnvloedt en in hoeverre er een koppeling is met disneyficatie.

Onderzoeksproces

Het onderzoeksproces tot nu toe is goed verlopen. Echter kwam het vinden van respondenten wat laat op gang waardoor het beoogde aantal respondenten niet gehaald is. Er zijn in totaal 12 bewoners van het Wallengebied geïnterviewd en 1 expert waarvan de leeftijden

uiteenlopen van 22 tot 44 jaar. De interviews zijn allemaal bij de respondent thuis afgenomen op twee interviews na. Die zijn beide in koffietentjes naast het huis van de respondent

afgenomen. Na de eerste twee interviews werd duidelijk dat bepaalde dingen heel anders ervaren worden door die respondenten en omdat dit leek te komen door de locatie waarop de respondenten wonen is er voor gekozen om te proberen respondenten te kiezen die op

verschillende plekken wonen in het Wallengebied. Twee respondenten wonen pas sinds korte tijd in het Wallengebied, namelijk 3 en 8 maanden. De overige respondenten wonen tussen de 3 en 15 jaar op de Wallen.

Leefbaarheid

Zoals in het theoretisch kader besproken wordt binnen dit onderzoek de definitie van het VROM (2004) gehanteerd. Deze is onder te verdelen in drie componenten: fysieke en sociale omgeving, en overlastkenmerken. De meningen van de respondenten hierover zullen nu op deze volgorde na elkaar besproken worden.

Fysieke kenmerken

Voorzieningen

Toen er gevraagd werd wat de respondent van het winkelaanbod op het Wallengebied vond gaven alle respondenten aan dat er een beperkt en homogeen aanbod is. Tien respondenten

(25)

25

gaven daarom ook aan alleen boodschappen te doen in hun buurt. Toen ik aan een respondent vroeg wat hij van het winkelaanbod vond zei hij het volgende ‘is dit een retorische vraag

haha?’ (RE1) waarna hij verder ging ‘ja precies maar ik vind het winkelaanbod, het is alleen maar gericht op toeristen, ik zou niet weten wat ik bij een icebakery te zoeken heb…’ (RE1).

Ook zeven andere respondenten uitten hun irritatie hierover ‘… je gaat misschien een keer

per jaar een wafel halen, voor de rest van het jaar heb je er niks aan om vijftien wafelzaken naast je huis te hebben en vijftien kaaswinkels en honderdduizend coffeeshops haha’ (R8).

Ook geven zeven respondenten aan dat het aanbod van supermarkten heel beperkt is en gericht op toeristen. ‘…kijk die is dichterbij hier op de Nieuwmarkt maar die hebben ze dus

ook verbouwd en het assortiment aangepast aan toeristen heel erg, dus ik kan daar ook lang niet alles meer krijgen…’ (R6). Met name een respondent gaf aan een probleem te hebben

met de AH op de Nieuwmarkt. Het magazijn van de winkel komt namelijk uit in de

Bloedstraat, waar deze respondent woont. Volgens de respondent gebruikt de AH zijn straat als magazijn waardoor de straat verzakt en laten zij regelmatig spullen op straat staan die ook wel eens omvallen. Daarnaast heeft de AH vorig jaar zijn winkel verbouwd en daarmee volgens de respondent het magazijn gehalveerd. ‘…hebben ze het magazijn gehalveerd onder

het mom van dan kunnen we nog meer chocola verkopen, want precies dat stukje wat ze dus erbij getrokken hebben als winkelruimte dat is nu allemaal chocola en frisdrank en bier… de Albert Heijn zegt ja want het is voor jullie bewoners maar het is voor de toerist he’ (R9). En

tien respondenten waren van mening dat er erg weinig normale winkels zijn op de Wallen

‘het is allemaal wel eten gerelateerd… alles heeft met eten te maken of met wiet, haha’ (R1).

Ook over het horeca-aanbod waren weinig respondenten te spreken, zes respondenten gaven aan het horeca-aanbod van lage kwaliteit te vinden ‘…ik bedoel ik snap dat als je zestien,

zeventien of achttien bent en je komt uit Engeland en wilt een weekend zuipen en blowen dat er dan best wel prima cafés zijn maar ik… als ik er mijn eigen oordeel over zou moeten vellen dan…vind ik dat zijn wel echt hele slechte tenten en dat geldt ook voor een groot deel van de eetgelegenheden…’ (R5). Tien respondenten waren van mening dat het aanbod van horeca en

winkels er mede voor zorgt dat er bepaalde toeristen naar de wijk worden getrokken. ‘…

toeristen zijn ook alleen maar geïnteresseerd in bepaalde winkels en daardoor krijg je die nutellawinkels omdat alleen toeristen daar kopen. En uhm alleen coffeeshops en snacks dus daardoor wordt het aanbod voor buurtbewoners natuurlijk ook veel schraler…’(R1). Vier

respondenten gaven aan voor horecavoorzieningen buiten de Wallen te gaan ook met als reden toeristen te willen vermijden ‘…je fietst er even uit maar ik zou het wel leuk vinden als

(26)

26 van ja hier mag je niet in maar dat kan niet want ja die moeten ook gewoon hun rekening betalen…’ (R13).

Een aantal respondenten gaven ook positieve antwoorden wat betreft het horeca- en winkelaanbod. Aangezien de Wallen heel centraal ligt gaven vijf respondenten aan dat er net buiten de Wallen wel genoeg winkels te vinden zijn ‘… ja het is natuurlijk dichtbij de

Kalverstraat dus daar ga ik wel eens heen maar het is niet zeg maar, in mijn straat of in de straten om mijn huis heen.’(R8). Ook waren vijf respondenten redelijk tevreden over het

horeca-aanbod ‘ja maar ik houd van die kleine weggestopte kroegjes, dan ben ik helemaal in

mijn element en die zitten hier natuurlijk overal op de Zeedijk en alle straatjes er tussen…ik heb de eerste twee maanden volgens mij een keer gekookt hier en je kunt overal zo lekker eten halen…’ (R10). En negen respondenten gaven aan een aantal leuke horecavoorzieningen

te kennen op de Wallen, vaak werden dezelfde plekken genoemd ‘…nou de Prael dus dat

vind ik dan wel leuk ja dat is wel gewoon een kleine bierbrouwerij…en Mata Hari heb je dat vind ik dus ook meteen het enige goede restaurant en daar kan je ook wel gewoon wat drinken als je wilt’ (R3). Door acht respondenten werd de Zeedijk genoemd als plek waar

vooral goede horecavoorzieningen zitten ‘ja lievelingsstraat, ja dus als je lekker wilt eten

moet je zeker hier naar toe komen.’ (R11).

Sociale kenmerken

Sociale cohesie

Op de vraag of respondenten zich thuis voelen gaven tien respondenten aan zich thuis te voelen. ‘…ja super, ik ben hier wel echt op mijn plek…ik voel me helemaal thuis’ (R6). Een andere respondent gaf aan zich thuis te voelen maar vaak niet te kunnen genieten van haar straat door de drukte ‘… dus ja ik vind het wel, ja ik voel me er wel thuis maar het is jammer

dat het soms... dat je dat even vergeet of kwijt raakt’(R8). De volgende respondent woont pas

3 maanden op de Wallen maar heeft daarvoor wel in de buurt gewoond ‘ja ik ken alles…de

buurman die zwaait en als ik daar in de kroeg ben na twee keer dan zijn ze al aan het zwaaien als je op straat bent, dus het is ook wel een beetje een dorp in een stad heb ik het idee, al moet ik zelf nog wel een beetje integreren... het is allemaal wel heel vertrouwd’

(R10). Vier van de respondenten gaven aan een sterk buurtgevoel te ervaren ‘…dat is wel

grappig want ook al de pooiers die letten ook op ons zeg maar, dat ons niks overkomt dus dat buurtgevoel wel…’ (R7). Zes respondenten gaven aan goed contact te hebben met hun buren ‘…bij mij zijn het heel veel expats dus het wisselt best wel regelmatig, de mensen die er wel wat langer zitten heb ik wel regelmatig contact mee. Dus ik heb bijvoorbeeld wel buren die

(27)

27 voor mij soms pakketjes aannemen of andersom…ook een mevrouw hier in het pand die mijn sleutel heeft mocht ik het zelf een keer vergeten…’ (R2). Naast deze respondent gaven ook

nog twee andere respondenten aan veel expats als buren te hebben. Het contact dat de respondenten hebben bestaat vaak uit pakketjes voor elkaar aannemen en hoi zeggen.

Een aantal respondenten voelde zich minder thuis in de buurt. Zes respondenten gaven aan weinig contact te hebben met buren. Een van de twee respondenten die aangaf binnenkort te vertrekken uit Amsterdam, gaf aan dat het wel 5 jaar heeft geduurd voordat hij zich echt thuis voelde in de buurt. ‘…iedereen heeft hier op de begane grond de gordijnen

dicht, weet je wel vanwege de toeristen, je komt buiten je ziet alleen maar toeristen, dus het duurt natuurlijk heel lang voordat je überhaupt een beetje contact met je buren hebt, dus uhm het heeft echt heel lang geduurd voordat ik me echt thuis voelde hierzo.’ (R9). De andere

respondent die aangaf binnenkort weg te gaan vertelde in eerste instantie zich niet meer echt thuis te voelen maar kwam hier toch een beetje op terug ‘… nee eigenlijk niet, nee misschien

ook wel want ik maak me zo druk om, als je bijvoorbeeld ’s ochtends kijkt … is het vrij rustig hier op straat, hoeveel kauwgom er op straat ligt, ik maak me dus wel zodanig druk dat het misschien nog wel steeds mijn buurt is…’(R4). Daarnaast gaf een respondent aan het gevoel

te hebben dat de sociale cohesie afneemt in de buurt ‘ik heb heel erg gemerkt dat mensen

elkaar niet kennen en dat is natuurlijk in Amsterdam altijd wel. Ik kom uit het oosten, ik heb heel lang in Nijmegen gestudeerd daar was het veel meer he, dus het hoort ook wel een beetje bij de grote stad maar ik merk wel dat het erger wordt.’ (RE1). Als reden hiervoor gaf hij het

verdwijnen van winkels en het horen van veel Engels om zich heen. Daarnaast is er twee keer een illegaal hotel opgerold naast zijn huis. Ook kwam er uit een antwoord naar voren dat de respondent minder contact heeft met haar buren dan voorheen omdat die huizen voor Airbnb worden gebruikt ‘…dat hele huis naast mij wordt geairbnbt, het huis daarnaast is volgens mij

alleen voor Airbnb…dus ja wel wat minder gezellig in plaats van minder buren te hebben want ik weet twee jaar geleden woonde daar ook gewoon een meisje van mijn leeftijd en daar zwaaide ik dan af en toe naar en nu zit er gewoon altijd alleen maar Airbnb mensen in’ (R1).

Wat opvalt is dat er uit antwoorden van negen respondenten blijkt dat zij een gevoel van erkenning missen over het feit dat de Wallen ook een woonwijk is. ‘…dat er

geschreeuwd wordt midden in de week om 2 uur ’s nachts aan de ene kant zeg ik jeetje snap je het nou niet, aan de andere kant denk ik ja mensen weten ook gewoon niet dat dit gewoon een woonbuurt is, dit is een pretpark, hier mag alles maar dat hier mensen liggen te slapen en kinderen liggen te slapen die morgen ook weer naar school moeten of moeten werken ja dat beseffen ze niet eens…’ (R4). Een andere respondent vertelde over een keer toen hij twee

(28)

28

toeristen aantrof die coke van zijn vensterbank aan het snuiven waren ‘dus ik kom aanlopen

en dan zeg ik goede avond en dan zitten ze je eerst zo aan te kijken van wat kom je hier doen en dan hebben ze door dat het je huis is en nou dan gaan ze toch een beetje achteruit en toen heb ik tegen ze gezegd van luister jongens, prima dat je hier staat maar je gaat geen rommel maken…ik wil geen rotzooi zien, nou dan waren ze wel uitermate beleefd…maar voor

hetzelfde geld had ik daar ruzie gekregen…maar ja kijk je moet ook een grens stellen voor je eigen huis..’ (R6). Weer iemand anders gaf aan het fijn te vinden normale ingrediënten te

kunnen kopen bij de Dirk zodat ze zich wat minder toerist voelt in haar eigen buurt ‘gewoon

dat je je een beetje normaal voelt, zeg maar want dat verlies je wel een beetje uit het oog’

(R7). Vooral het feit dat toeristen niet in de gaten hebben dat er ook mensen wonen in de wijk kwam vaak naar boven ‘…ik denk ook dat heel veel toeristen die daar lopen niet kunnen

inbeelden dat er ook echt mensen zijn die boven die seksshops wonen weet je wel.’ (R8). Ook

in combinatie met geluidsoverlast kwam dit gevoel naar boven ‘Na ja als je ’s nachts zo

keihard gaat lopen schreeuwen op straat…ja dan denk ik niet dat je weet dat je eigenlijk in een woonwijk zit om het zo maar te zeggen…’ (R13). Twee respondenten gaven aan dat

bewoners hierover zelfs discussies hebben met toeristen ‘…dus als buren zich al uit spreken

en die zeggen van doe eens… er wonen hier ook mensen jongens weet je wel doe is even wat rustiger, dat je gewoon letterlijk een grote bek krijgt en er gezegd wordt nou dan moet je hier niet gaan wonen…’ (R9). Meerdere respondenten gaven aan dat er meer bewustwording moet

worden gecreëerd bij toeristen over het feit dat er mensen wonen op de Wallen ‘…ik denk dat

het heel erg over bewustwording gaat bij toeristen van realiseer je je dat je in een woongebied ook bent. Het is niet alleen maar woongebied maar het is ook een woongebied…’ (RE1).

Overlastkenmerken

Overlast

De drukte wordt het meest genoemd als overlastgever. ‘…het is niet normaal dat je niet even

makkelijk ergens heen kan lopen om wat te doen, zonder dat je je in allerlei bochten of omwegen moet gaan wringen omdat je niet rechtdoor kan omdat er allerlei figuren daar gewoon maar de boel lopen te versperren’ (R6). Daarnaast zijn alle respondenten van mening

dat de drukte is toegenomen de laatste jaren. Ook gaven drie respondenten expliciet aan de Wallen zoveel mogelijk te vermijden ‘omdat ik merk dat ik zodra ik de deur uitga echt zo

snel mogelijk die eerste paar honderd meter…over probeer te steken om dan in een iets rustiger deel van Amsterdam de dag door te brengen of in ieder geval, buiten de deur ben ik

(29)

29 niet heel snel te vinden op de Wallen.’ (R5). Vijf respondenten geven aan te houden van

drukte echter vindt een aantal het nu te druk. Met name een respondent had een afwijkende mening ‘ik vind het heerlijk…ik moet drukte hebben, ik moet allemaal mensen om me heen

hebben, ik houd van kabaal op straat, nu val het wel mee maar echt om elf uur begint het met dronken toeristen…ja ik houd ervan… als ik stilte om me heen heb word ik echt helemaal gek dus uhm het is echt een heerlijke buurt dus, een aanrader.’ (R10). Zeven respondenten geven

aan te begrijpen dat er toeristen zijn op de Wallen en dat het druk is maar geven daarna meestal meteen aan dat het volgens hun nu te druk is en de balans weg is ‘…nou de drukte

maar drukte is ook vooral balans, het feit dat het, ik denk een stad in balans is een stad waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt en het laatste heeft nu helemaal de overhand en dat is het een beetje…’ (RE1). Drie respondenten gaven aan voorheen nog verschil te zien

in drukte in bepaalde delen van het jaar maar nu niet meer ‘…in het eerste jaar dat ik hier

woonde was er nog een soort van verschil in het jaar op te merken van dat je zag er zijn nu vakanties en het is druk en nu is het eigenlijk het hele jaar door heel erg druk op straat, vooral in de avonden en dat vind ik vervelend’ (R5). Meerdere respondenten gaven aan te

denken dat Airbnb heeft bijgedragen aan het drukker worden van de binnenstad. ‘…ja

Amsterdam is gewoon doomed, het wordt gewoon Venetië en dan is het allemaal leuk dat je je huis misschien voor veel geld kan verkopen maar hoe lang blijft dat nog goed zeg maar want alles is Airbnb hierzo, dus ik ben weg’ (R9). Vier respondenten vertelden dat zij het erg

vervelend vonden dat zij soms niet normaal konden lopen door de drukte ‘…ja daar kies je

ook wel voor door hier te wonen maar bijvoorbeeld ook, van mijn huis naar Bas huis moet ik door zo’n straatje en daar kan ik gewoon nooit normaal lopen en dat is ook wel vervelend zeg maar dat je niet gewoon, haha in een normaal tempo door de straat kan lopen’ (R7). Zes

respondenten gaven aan zich te ergeren aan het feit dat toeristen op de straat lopen ‘…ja maar

dat is gewoon safari, vooral als ik dan hier zo rij en moet daar de brug over en wat ik al zei op de brug gaan de meeste toeristen staan, die staan hier en dan kom ik met mijn auto. Dan kan je twee dingen doen of je kunt wachten of gewoon HING nou dan doe ik dat tweede ...’(R13). Voor een respondent was dit de grootste bron van irritatie ‘…de grootste overlast of irritatie die er is, is de drukte van de Warmoesstraat en…dat mensen niet het verschil tussen een stoep en een straat snappen dus dat je nooit kan fietsen…’ (R1). Daarnaast gaven negen

respondenten aan geluidsoverlast te ervaren ‘…ja nou dat ik hier bijvoorbeeld zomers mijn

raam open heb omdat het warm is, terwijl ik gewoon beter mijn televisie uit kan doen want ik kan niks verstaan.’ (R13). Twee respondenten gaven aan geen last te hebben van

(30)

30 ‘…af en toe baal ik wel een beetje, bijvoorbeeld het komt regelmatig voor dat er hiervoor bij mij voor de deur toeristen hebben overgegeven of tegen de gevel aan staan te plassen en aangezien ik op de benedenverdieping ook woon ja is dat gewoon best wel vervelend’ (R3).

Ook vier andere respondenten gaven aan vaak plas te ruiken voor de deur of plassende mensen aan te treffen. Verder vertelden drie respondenten dat er gepoept was bij hun

voordeur ‘…je hebt wel toch wel met enige regelmaat toeristen die hier komen, die daar voor

de deur komen plassen weet je wel of erger nog ik heb ook wel gehad dat ze zaten te poepen, dat heb ik ook gewoon twee of drie keer gehad.’ (R6). Ook gaven zeven respondenten aan

zich te ergeren aan de mentaliteit van de toeristen ‘…ja het is met name het, ik noem het altijd

het mentaliteitsprobleem, dat hier de hele dag mensen lopen en dat ze niet doorhebben dat hier mensen wonen…in de zomer wordt er geblowd, mensen zetten hun muziek aan…het feit dat er rotzooi ligt overal…ik heb regelmatig dat als ik zaterdagochtend de deur uitstap dat er gewoon allemaal rotzooi of gekotst is…mensen die om 2 uur ’s nachts hier gewoon keihard gaan schreeuwen..’ (RE1). Een respondent gaf aan zowel de mentaliteit van de toeristen als

de mentaliteit van de bewoners een probleem te vinden ‘…ik vind ook echt dat, het begint ook

bij de bewoners zelf want als je zeurt over de hoeveelheid toeristen, als je zeurt over overlast, dat de gemeente het niet regelt, dan vind ik echt dat je bij jezelf ook moet beginnen van laten wij ook ons…met de vuiligheid ja dat soort dingen bezighouden…’ (R4). Ook zeven andere

respondenten ergeren zich aan de troep op straat ‘...veel mensen die rotzooi op straat gooien

wat ik echt heel asociaal vind…want ik werk dus ook bij Mata Hari en dat zit op een stukje gracht helemaal aan het einde en dan als je daar op zondag langsloopt, nou dan is het gewoon een soort vuilnisbelt in de gracht en ik ben iemand die best wel voor het milieu, dat vind ik best wel belangrijk, nou en dan vind ik dan wel echt, dan denk ik van waar zijn we in hemelsnaam mee bezig…’ (R7).

Veiligheid

Op de vraag: “Voel je je veilig in deze buurt?” gaven tien respondenten aan zich veilig te voelen. Zeven respondenten gaven aan dat dit kwam door de sociale controle in de vorm van drukte ‘ja ik voel me prima veilig zeker maar ik denk ook wel dat er een voordeel is dat het zo

druk is want daardoor is er dus ook sociale controle’ (R1). En daarnaast ook door politie en

handhaving, en politiecamera ‘…aan de ene kant is de sociale controle hier best wel

groot…er hangen overal camera’s dus als er iets gebeurt weet je wel dan komt de politie er meteen op af, dat is in veel andere buurten niet zo.’ (R11). Twee respondenten gaven aan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor [de zonden] van de hele wereld”.. “En u overweegt niet dat het nuttig voor ons is dat één

Vaak lijken ongelovigen wel-onderhouden te zijn in dit leven, terwijl gelovigen “als het uitvaagsel van de wereld en het afschraapsel van allen” zijn (1 Korinthiërs 4:13). Het is

Heerser over alle dingen, God van de oneindigheid, van uw liefde wil ik zingen, buigen voor uw majesteit.. Eeuwen komen, eeuwen gaan, voor altijd blijft uw

Expertziekenhuizen zorgen voor voldoende kennis bij andere ziekenhuizen, zodat de betreffende kanker tijdig herkend wordt en verwijzing naar het expertziekenhuis

Wanneer we Jezus volgen, kunnen we er niet naast kijken: hij heeft volop aandacht voor de mensen aan de rand.. We kennen de verschillende genezingsverhalen en de wijze waarop hij

We zullen in onze grondwet schrijven dat we niet alles kunnen kopen; dat er een verschil is tussen een nood en een gril, tussen verlangen en lust; dat een boom tijd nodig heeft om

Hun totale gewicht is maar liefst … keer dat van alle mensen op

bij de terugkeer van Jezus Christus breekt niet een 'eindeloze eeuwigheid' aan, maar "de.