• No results found

Psychologische Bijwerkingen van Antipsychotica in het bijzonder slaapstoornissen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Psychologische Bijwerkingen van Antipsychotica in het bijzonder slaapstoornissen"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Psychologische Bijwerkingen van Antipsychotica

in het bijzonder slaapstoornissen

Bachelorthese

Ayse Kalan

1140981

Thesisbegeleider: Huib van Dis

Afdeling Psychologie

Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen

(2)

2

Abstract

Antipsychotica zijn bekend vanwege hun sedatieve effect. In dit literatuuronderzoek is gekeken naar psychologische bijwerkingen van antipsychotica in het bijzonder naar slaapstoornissen. Er is aandacht gegeven aan het verschil in de effecten van klassieke en atypische antipsychotica op slaap.

Aannemelijk is geworden dat patiënten door gebruik van antipsychotica een verhoogd risico

hebben op het ontwikkelen van slaapstoornissen. Atypische antipsychotica hebben een hogere prevalentie van slaapstoornissen als bijwerking dan klassieke antipsychotica, in het bijzonder risperidon/risperdal en clozapine/leoponex

Trefwoorden klassieke antipsychotica, atypische antipsychotica, slaapstoornissen, risperidon/risperdal,

(3)

3

Inhoud Abstract 2 Inleiding 4 Methode 6 Databases 6 Zoekstrategie en zoektermen 6 Selectie literatuur en zoekopbrengst 6 Zoekstrategie antipsychotica 6

Resultaten 7

Prevalentie antipsychoticagebruik 7 Conclusie resultaten databases 9

Resultaten studies 10

Resultaten casuïstiek 13

Discussie 14

Conclusie literatuuronderzoek 14 Studies hypothese ondersteunen 14 Studies hypothese verwerpen 14 Hypothese, beperkingen en toekomstig onderzoek 15

Referenties 16

Bijlagen 19

Tabel 1. Resultaten gebruikscijfers antipsychotica GIP 20 Tabel 2. Resultaten bijwerkingen antipsychotica Farmacotherapeutisch Kompas 22 Tabel 3. Resultaten bijwerkingen antipsychotica Lareb 24 Tabel 4. Resultaten bijwerkingen internationale database Drugs.com 27 Tabel 5. Resultaten bijwerkingen internationale database eHealthMe 29

(4)

4

INLEIDING

Voor de behandeling van psychotische stoornissen worden naast psychologische interventies farmacologische interventies voorgeschreven. Antipsychotische medicatie is hierbij de meest effectieve behandelingsoptie voor psychotische stoornissen (Santarelli, Liu, Duncan, Beveridge,Tooney, Schofield en Chairns, 2013). Sinds 2001 is het gebruik van antipsychotica onder de patiënten voor neurologische, gedrags- en psychiatrische stoornissen aanzienlijk gestegen (Olfman &Robbins, 2012; Schneider, Taylor, Zalsman, Frangou, & Kyriakopoulos, 2014). Antipsychotica worden gebruikt voor de behandeling van ernstige psychische stoornissen om de psychotische verschijnselen te verminderen of de overlast te onderdrukken (De Risio 2012). Ook bij de behandeling van een delirium bij ouderen in ziekenhuizen en verpleeghuizen (Flaherty, Gonzales &srthye5b Dong, 2011) hebben antipsychotica een onderdrukkend effect op de symptomen als hallucinaties, wanen, onrust en verwardheid. Daarnaast worden antipsychotica ook preventief gebruikt. Het gebruik van antipsychotica heeft veel nadelige bijwerkingen die kunnen leiden tot somatische complicaties. Het gaat hierbij om metabole, cardiovasculaire, neurologische en

hematologische bijwerkingen (Cahn, Ramlal, Bruggeman, De Haan, Scheepers, Van Soest, Assies & Slooff, 2008). Er is veel geschreven over de somatische bijwerkingen, maar er is echter minder bekend over de prevalentie van psychologische bijwerkingen van antipsychotische medicatie. In deze BA-these zal worden gekeken naar de psychologische bijwerkingen van antipsychotica in het bijzonder t.a.v. andere

slaapstoornissen. Dan sedatieve effecten.

Indicaties antipsychotica

Antipsychotica vormen een klasse van psychoactieve geneesmiddelen die worden gebruikt voor verschillende psychiatrische stoornissen. Het voornaamste doel is de symptomen van een psychose tegen te gaan (Gray & Deane, 2016). De psychotische symptomen zijn hallucinaties, wanen, verwardheid, gedachte en gedragsmatige desorganisatie (Tamminga, Ivleva, Charney, Buxbaum, Sklar, Nestler, 2013). Psychotische symptomen treden als onderdeel van psychiatrische stoornissen en neurologische

aandoeningen en als gevolg t.o.v. extreme externe factoren (oorlog, trauma, mishandeling).

Antipsychotica worden gebruikt voor de behandeling van schizofrenie, delirium (Flaherty et al. 2011) en andere neuropsychiatrische aandoeningen (bv. autisme en bipolaire stoornissen) (Li, 2015).

Soorten antipsychotica

Antipsychotica kunnen worden ingedeeld in twee categorieën 1) klassieke

(eerste generatie antipsychotica) en 2) atypische antipsychotica, bekend als nieuwe generatie

antipsychotica (tweede generatie antipsychotica). Tot de klassieke antipsychotica behoren haloperidol (Haldol), pimozide (Orap), perfenazine (Trifalon), chloorpromazine (Largactil) en zuclopentixol (Cisordinol) en tot atypische antipsychotica worden gerekend aripiprazol (Abilify), clozapine (Leponex), olanzapine (Zyprexa), quetiapine (Seroquel), risperidon (Risperdal) en paliperidon (Invega). Al deze middelen hebben een onderdrukkend effect op positieve symptomen (wanen en hallucinaties) ongeacht de etiologie van de stoornis (Hoes, 1999). Atypische antipsychotica verschillen van de klassieke antipsychotica met betrekking tot de chemische structuur, klinische werkzaamheid, bijwerkingen en tolerantie (Frye, Ketter, Altshuler, Denicoff, Dunn, Kimbrell, CoraLocatelli & Post, 1998).

(5)

5

Bij het gebruik van antipsychotische middelen bij psychiatrische ziekten kunnen er naast bedoelde effecten ongewenste bijwerkingen of neveneffecten ontstaan. Antipsychotische medicatie wordt vooral in lage doses gebruikt maar soms ook in hoge doses en voor langere periodes (Elk-Hayat en Baldwin,1999). Hoewel atypische antipsychotica tegenwoordig het meest worden voorgeschreven, hebben zij ook een aantal ernstige bijwerkingen, zoals metabolische afwijkingen als gewichtstoename en glucose intolerantie, cardiovasculaire aandoeningen, hyperprolactinemie en bewegingsstoornissen (Kennedy, Tapp, Kelly, Kilzieh, Nael, 2006). Zij zouden echter minder extrapiramidale bijwerkingen (EPS) veroorzaken dan de klassieke anipsychotica (Geddes, Freemantle, Harrison & Bebbington, 2006). Gebruikers van klassieke antipsychotica ervaren meer bijwerkingen dan mensen met atypische antipsychotica (Waterreus, Morgan, Castle, Galletly, Jablensky, Di Prinzio & Shah, 2012).

Sommige studies hebben een correlatie gevonden tussen de dosering van antipsychotica en het aantal bijwerkingen (Ritsner, Ponizovsky, Endicott, Nechamkin, Rauchverger, Silver, Modai, 2002, Kemmler et al., 1994; Packer et al.,1997; Voruganti et al.,1997; Young et al., 1998) terwijl andere studie deze relatie niet vinden (Browne et al., 1996, Larsen en Gerlach, 1996, Gerlach en Larsen,1999).

Psychologische bijwerkingen

Op de website van de geestelijke gezondheidszorg (2016) staan een aantal psychologische bijwerkingen vermeld van met name de klassieke antipsychotica. Zij kunnen negatieve symptomen versterken of veroorzaken. Dit zijn onder meer stoornissen van aandacht, concentratie en geheugen, apathie, emotionele vervlakking, vertraagd denken en sedatie. Naast deze ongewenste bijwerkingen kunnen slaapstoornissen ook optreden bij antipsychotica gebruik (Manussen en Van den Brink, 2002). Er wordt gesuggereerd dat de effecten van atypische en klassieke antipsychotische medicatie op slaap aanzienlijk kunnen verschillen. Dit verschil zou kunnen worden verwacht, als gevolg van de verschillen in de chemische structuur, het neurobiologische werkingsmechanisme en de bijwerkingen die ze kunnen veroorzaken.

Vooral de klassieke antipsychotische medicatie heeft een positief effect op slaap bij schizofrenie patiënten door verhoging van de totale slaaptijd en verbetering van de slaapefficiëntie (Dursun, Patel, Burke, Revely, 1999). Klassieke antipsychotische medicatie, in het bijzonder haloperidol, kan een negatief invloed hebben op de circadiane slaapwaak ritme (Staedt, Hauser, Gudlowski en Stoppe, 2010).

Volgens Singh en Smith (1973) vermindert haloperidol slapeloosheid en heeft het een effect op het

normaliseren van slaap..

Volgens Singh en Smith (1973) wordt haloperidol beschouwd als een niet-kalmerend activerende maligne neurolepticasyndroom dat slapeloosheid veroorzaakt met als gevolg vermindering van de diepe slaap bij schizofrenie patiënten.

In een ander onderzoek (Ishida, Obara en Kamei, 2009) wordt duidelijk dat haloperidol en olanzapine effectief zijn in de vermindering van slaaptijd bij schizofrenie.

Onderzoek van Baandrup et al (2013) geeft

aan dat slapeloosheid kan aanhouden bij een voldoende hoge dosering van antipsychoticagebruik

Onderzoek van Baandrup, Jennum, Lublin, Glenthoij (2013) geeft aan dat slapeloosheid kan aanhouden na gebruik van een bepaalde dosering van antipsychotica. Slaap/sedatie wordt als veel voorkomende reden gegeven voor het voorschrijven van tweede generatie antipsychotica. Quetiapine/seroquel wordt het meest gebruikt voor dit doel. De tweede generatie antipsychotica wordt gekenmerkt met de grootste groei in gebruik en derhalve van de risico’s op nadelige effecten (Hermes, Semyak en Rosenheck, 2013).

(6)

6

Slaapstoornissen spelen een belangrijke rol binnen psychiatrische stoornissen en aandoeningen (Saletu, Zyhlarz, Anderer & Saletu, 2013). Specifieke slaapstoornissen worden als mogelijke schadelijke effecten van antipsychotica beschreven (Stefan, 2008). Mogelijke bijwerkingen van antipsychotica zijn slaperigheid, slapeloosheid (insomnia), maar ook andere slaap gerelateerde stoornissen zoals slaapapneu (ademstops of apneus), bruxisme (tandenknarsen), rusteloze benen syndroom, periodieke

bewegingsstoornissen en narcolepsie (oncontroleerbare perioden van slaapaanvallen) (Sooyeon, Song en Hyun, 2014).

Van oudsher zijn de belangrijkste effecten van antipsychotica een verminderde slaaplatentie, langere totale slaaptijd en verbetering van slaapcontinuïteit (Obermeyer en Benca, 1996). Slapeloosheid is een veel voorkomende slaapstoornis en kan fysieke en psychologische gevolgen hebben (Papadakis, 2013). Slapeloosheid kan variëren van milde verstoring tot totale slapeloosheid (Benson, 2015).

Slaapstoornissen, met name slapeloosheid, kan voorafgaan aan psychiatrische stoornissen, met comorbide psychiatrische aandoeningen verergeren of optreden als onderdeel van psychiatrische stoornissen (Sutton, 2014). Bij slapeloosheid heeft men moeite om in slaap te vallen of door te slapen. Dit kan veroorzaakt worden door positieve psychotische symptomen (Baandrup, Jennum, Lublin, Glenthoij 2013).

Het gebruik van antipsychotische medicatie kan sedatie (slaperigheid) veroorzaken. Sedatie kan een verbetering geven van de kwaliteit van leven van patiënten, hetgeen leidt tot betere lange termijn effectiviteit (Miller, 2010). Slaap en sedatie kunnen leiden tot een afname van de respons op externe prikkels, vermindering in de spierspanning en respiratoire depressie. Verder heeft sedatie een direct positief effect op slaap. Ze verkorten bijvoorbeeld de slaap latentie en verhogen de totale slaaptijd (Weinhouse en Watson, 2009).

In meerdere empirische onderzoeken is er een verband gevonden tussen gebruik van antipsychotica en slapeloosheid. Het is echter onduidelijk wat de aard van dit verband is. Er wordt verondersteld dat de meeste antipsychotica een verbeterend effect hebben op slapeloosheid. Er zijn ook onderzoeken die het verband iets anders formuleren, namelijk dat antipsychotica gebruik bij schizofrenie patiënten zou leiden tot slapeloosheid of slaperigheid overdag (Benson, 2015). Er is daarbij mogelijk sprake van een verschil in effect in de werking tussen de twee soorten antipsychotica. Op grond van onderzoek kan worden vastgesteld dat patiënten die atypische antipsychotica gebruiken meer kans hebben op het ervaren van slapeloosheid dan klassieke antipsychotica (Fakhoury, Wright en Wallace, 2001).

Vraagstelling

Slaapstoornissen lijken voor te komen bij psychotische stoornissen en kunnen het effect zijn van antipsychotische medicatie. Deze meldingen worden gedaan in artikelen die meestal in bredere contekst geschreven zijn. Dit onderzoek wil specifieke nagaan in welke mate welke slaapstoornissen (slaperigheid, slapeloosheid, insomnia-apneu, overmatige slaap, narcolepsie, rusteloze nemen benen syndroom, periodieke bewegingsstoornissen en narcolepsie voorkomen bij gebruik van antipsychotica. Daarbij wordt nagegaan of onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende soorten antipsychotica, met name of het onderscheid tussen klassieke antipsychotica zoals haloperidol, en de nieuwere atypische antipsychotica van belang is.

(7)

7

Aan de hand van de literatuur wordt gekeken in hoeverre er empirische ondersteuning bestaat voor de

hypothese dat antipsychotica niet alleen sedatie, maar ook invloed heeft op andere slaapstoornissen zoals

slapeloosheid, insomnie, nachtmerries, slaapapneu, rusteloze benen syndroom en narcolepsie.

(8)

8

METHODE

Databases

Voor deze bachelorthese is er zowel gebruik gemaakt van verschillende Nederlandse databases zoals de GIP-databank van het Zorginstituut Nederlnda, Farmacotherapeutisch Kompas en het

Bijwerkingen Centrum Lareb als van Amerikaanse databases zoals www.Drugs.com en

www.eHealthMe.com. Hierin is vooral gezocht naar slaapstoornissen als bijwerking van antipsychotica.

Literatuur

Zoekstrategie en zoektermen

Voor het literatuuronderzoek is er op een systematische wijze gezocht naar relevante

wetenschappelijke literatuur in de databases als PsychInfo, Pubmed en Google Scholar. Met de volgende (Engelse) zoektermen is er gewerkt een combinatie van zoektermen (a) antipsychotica, atypische antipsychotica, effecten antipsychotica, bijwerkingen van antipsychotica, haloperidol en (b) insomnia, slaapstoornissen, slapeloosheid, slaapstoornissen als slaapapneu, rusteloze benen syndroom,

slaapwandelen en narcolepsie.

Selectie literatuur en zoekopbrengst

In de literatuur is slechts een beperkt aantal publicaties te vinden over de psychologische bijwerkingen van antipsychotica, in het bijzonder slaapstoornissen. Er is weinig specifiek onderzoek

gedaan naar de effecten van antipsychotica op slapeloosheid. Van alle gevonden artikelen zijn de abstracts gelezen. Aan de hand hiervan is er een selectie gemaakt met betrekking tot de relevantie van de artikelen.

Er is aanvullende literatuur search gedaan met de specifieke generische termen van de meest gebruikte antipsychotische medicatie. Hierbij zijn de volgende combinatie zoektermen gebruikt in de zoekmachine Pubmed: bijwerkingen antipsychotica AND slaapstoornissen (atypical antipsychotics*OR seroquel/quetiapine OR zyprexa/olanzapine OR risperdal/risperidon OR abilify/aripiprazol OR typical antipyschotics*OR haldol/haloperidol OR dipiperon/pipamperon). Dit leverde in totaal 41 treffers op. In totaal voldeden 2 artikelen aan de selectiecriteria. In de selectie van casuistiek uit de literatuur zijn de voorbeelden genomen die relevant beschouwd kunnen worden met betrekking tot ervaring met antipsychotica.

(9)

9

RESULTATEN

RESULTATEN DATABASES

De farmaco-epidemiologisch gegevens zijn te vinden in zowel Nederlandse als Amerikaanse databases. Als startpunt van de analyse wordt de prevalentie van gebruik van antipschotica genomen o.g.v. de GIP-database van het Zorginstituut Nederland (ZiN). In de analyse van het Farmacotheraputisch kompas en het Lareb wordt met name ingegaan op de rapportage van slaapstoornissen die door patiënten of zorgverleners zijn gemeld. De gegevens van deze analyse zijn weergegeven in de tabellen 1 t/m 6.

De geregistreerde geneesmiddelen zijn gecodeerd volgens de ATC code; de afkorting staat voor ‘Anatomisch Therapeutisch Chemisch’. In deze gebruikte ATC classificatie worden geneesmiddelen in groepen ingedeeld onderscheiden naar anatomisch systeem (Lantman, De Valk, Kessels, Haveman, Maaskant, Urlings & Van den Akker, 1995). De 3 classificatie-niveaus voor antipsychotica (van meest toegepaste geneesmiddelen) zijn (Codes N, N05, NO5A: N = geneesmiddelen, die het zenuwstelsel beïnvloeden; NO5 = psycholeptica; NO5A zijn de antipsychotica).

Prevalentie antipsychoticagebruik

In tabel 1 zijn de cijfers over geneesmiddelengebruik weergegeven. Het geeft inzicht in de

ontwikkeling in het gebruik van geneesmiddelen onder patiënten in de periode van 2010 tot en met 2014. Samenvattend, de meest voorgeschreven ….

Voor de verdere analyse zullen slechts de geneesmiddelen gebruikt worden die een prevalentie hebben van meer dan xxx gebruikers in 2014. Dit zijn de geneesmiddelen.

Uit de gegevens van de GIP-database blijkt dat het aantal gebruikers van geneesmiddelen in 2014 gestegen is ten opzichte van voorgaande jaren, zie tabel 1. Deze toename komt vooral voor

in het gebruik van onder andere Seroquel (quetiapine), Haldol (haloperidol), Dipiperon (pipamperon), Zyprexal (olanzapine), Abilify (aripiprazol) en Risperdal (risperidon). Van de 6 meest frequent gebruikte antipsychotica behoren er 2 tot de klassieke antipsychotica en 4 tot de atypische antipsychotica. Met name bij de atypische antipsychotica is vooral het gebruik de laatste jaren toegenomen. Van de klassieke

antipsychotica werden haldol/haloperidol en dipiperon/pipamperon het meest gebruikt. Vanaf 2014 is de prevalentie van gebruik van Risperdal (risperidon) ten opzichte van 2010 achtergebleven bij toename van het totaal gebruik. Daarentegen is het gebruik van de

klassieke antipsychotica thioxantheenderivaten,difenylbutylpiperidinederivaten, benzamiden, fenothiazine n, dipiperon/pipamperon, impromen/broomperidol, cisordinol/zuclopentixol, truxal/chloorprotixeen, orap/pi mozide, perfenazine en dogmatil/sulpiride in 2014 gedaald.

Samenvattend, de meest frequent voorgeschreven antipsychotische medicatie zijn Seroquel (quetiapine),

Haldol (haloperidol), Dipiperon (pipamperon), Zyprexal (olanzapine), Abilify (aripiprazol) en Risperdal

(risperidon).

Voor de verdere analyse zullen slechts de geneesmiddelen gebruikt worden die een prevalentie hebben van

meer dan 15.000 gebruikers in 2014. Dit zijn de geneesmiddelen diazepinen, butyrofenonderivaten,

(10)

10

Seroquel (quetiapine), Zyprexa (olanzapine), Haldol (haloperidol), Dipiperon (pipamperon), Risperdal

(risperidon), Abilify (aripiprazol) en overige antipsychotica.

Prevalantie van slaapgerelateerde bijwerkingen in het Farmacotherapeutisch kompas.

Voor een overzicht van opgetreden slaapstoornissen bij antipsychoticagebruik wordt verwezen naar tabel 2 voor respectievelijk klassieke antipsychotica en atypische antipsychotica. Bij alle antipsychotica worden slaapstoornissen gemeld met een frequentie van Zeer vaal (>10%) of vaak (1-10%) Slapeloosheid wordt gerapporteerd bij

Uit tabel 2 van Farmacotherapeutisch Kompas is gebleken dat de meest gemelde bijwerkingen van klassieke antipsychotica onder andere zijn. slapeloosheid, slaperigheid, insomnia en nachtmerrie Deze bijwerkingen komen zeer vaak (> 10%) tot soms (0,1 1%) voor bij patiënten.

Slaapgerelateerde bijwerkingen die niet zelden voorkomen zijn niet opgenomen in de tabel. Bij atypische a ntipsychotica zijn de meest gemelde slaapstoornissen slaperigheid, slapeloosheid, abnormale dromen, nac htmerries, slaapstoornis en rusteloze benen syndroom. De genoemde bijwerkingen komen zeer vaak (>10 %) tot soms (0,11%) voor bij patiënten. Sommige bijwerkingen komen zelden (0,1

-0,01%) voor bijvoorbeeld slaapwandelen, slaapapneu en rusteloosheid. Bij klassieke antipyschotica gaf pimozide/orap en zuclopentixol/cisordinol de meeste bijwerkingen als het ging om slapeloosheid, insomnie en nachtmerrie, Trifalon (perfenazine) en Largactil (chloorpromazine) de minste. Bij de atypische

antipsychotica gaven quetiapine/Seroquel, risperidon/risperdal en aripiprazol/abilify aanleiding tot meer bijwerkingen als abnormale dromen, nachtmerries, slaapstoornis en slapeloosheid. Olanzapine/zyprexa en clozapine/leoponex gaven minder slaapgerelateerde bijwerkingen. De meeste meldingen over

slaapstoornissen bij atypische antipsychotica kwam meer voor bij het gebruik van quetiapine/seroquel, aripiprazol/abilify en risperidon/risperdal.

KOPJE RESULTATEN DATABASES PREVALENTIE SLAAPGERELATEERDE BIJWERKINGEN IN HET

FARMACOTHERAPEUTISCH KOMPAS

Slapeloosheid wordt gerapporteerd bij pimozide/orap en zuclopentixol/cisordinol.

Meldingen in het Lareb

In tabel 3 zijn de bijwerkingen met betrekking tot specifieke slaapstoornissen ingedeeld in 3 categorieën, te weten a) psychische bijwerkingen b) neurologische bijwerkingen en c) algemene bijwerkingen. Onder de algemene bijwerkingen zijn de gevolgen van antipsychoticagebruik ondergebracht. In deze tabel zijn het aantal meldingen van antipsychotica in verhouding tot frequentie van opgetreden slaapstoornissen vermeld. Hierbij is achter elke slaapstoornis de frequentie van het aantal meldingen aangegeven.

In tabel 3 wordt duidelijk dat wat betreft de bijwerkingen slaap-gerelateerde stoornissen meer voorkomen bij atypische antipsychotica in tegenstelling tot klassieke antipsychotica. Ten slotte is gebleken dat Abilify (aripiprazol), Zyprexa (olanzapine), Seroquel (quetiapine), Risperdal (risperidon) meer sedatie

veroorzaken, terwijl het omgekeerde geldt voor Leponex (clozapine) en Xeplion (paliperidon). Vooral Zyprexa (olanzapine) gaf meer aanleiding tot sedatie.

(11)

11

Meldingen bij www. Drugs.com

De gegevens zoals bekend in Amerikaanse databases met betrekking tot verschillende bijwerkingen zijn weergegeven in tabel 4. In tabel 4 zijn de slaap-gerelateerde bijwerkingen van antipsychotica

gebruik over tijd beschreven. De meeste gemelde bijwerkingen van klassieke antipsychotica zijn onder an dere lethargie, insomnie, rusteloze benen syndroom, slaapapneu, asthenie, vermoeidheid en malaise. Deze bijwerkingen kunnen 6-12 maanden na gebruik van antipsychotica verschijnen. Hieruit komt naar voren dat bij gebruik van klassieke antipsychotica insomnie als enige slaap-gerelateerde bijwerking pas na 5-10 jaren kan optreden. Dat geldt vooral voor Haldol (haloperidol). De incidentiecijfers van Perfenazine (trifalon) zijn niet bekend. Bij atypische antipsychotica zijn de meest gemelde slaapgerelateerde

bijwerkingen insomnie, somnolentie, malaise, asthenie, sedatie, rusteloosheid en vermoeidheid. Deze bij werkingen kunnen al vanaf het moment van gebruik optreden. Vooral bij het gebruik van quetiapine en ari piprazol treden de slaapgerelateerde bijwerkingen al meteen na inname. Voor atypische antipsychotica geldt dat insomnie kort na inname (< 1 maand) kan optreden. Dit is vooral het geval bij gebruik van Seroquel (quetiapine) en Abilify (aripiprazol). Voor Seroquel geldt dat de effecten van slaapstoornissen meteen zichtbaar zijn en blijven gedurende het gebruik in stand. Bij Abilify (aripiprazol) verdwijnen de slaapgerelateerde bijwerkingen binnen 6-12 maanden en kunnen na 5 jaar terugkomen.

De incidentiecijfers van perfenazine, chloorpromazine en zuclopentixol zijn niet bekend. In tabel 5 is gebleken dat de meest gemelde bijwerkingen van klassieke antipsychotica zijn rusteloosheid en vermoeidheid. Dit komt vooral voor bij (Haldol) haloperidol en Orap (pimozide). Er komen geen slaapgerelateerde bijwerkingen voor bij Cisordinol (zuclopentixol), Trifalon (perfenazine) en Largactil (chloorpromazine). De meest gemelde bijwerkingen bij atypische antipsychotica zijn rusteloosheid, vermoeidheid, slaapproblemen en moeite met slapen.

Ehealthme.

Deze database geeft in tabel 5 andersoortige informatie over bijwerkingen van klassieke en atypische

antipsychotica. De meest gemelde bijwerkingen van klassieke antipsychotica zijn rusteloosheid en

vermoeidheid. Dit wordt gerapporteerd bij Haldol (haloperidol) en Orap (pimozide). Er komen geen

slaapgerelateerde bijwerkingen voor bij Cisordinol (zuclopentixol), Trifalon (perfenazine) en Largactil

(chlorpromazine). De meest gemelde bijwerkingen bij atypische antipsychotica zijn rusteloosheid,

vermoeidheid, slaapproblemen en moeite met slapen. Slaapproblemen en moeite met slapen komt voor bij

risperidon (Risperdal) en Leoponex (clozapine).

Conclusie databases

De gegevens over gebruik met bijbehorende bijwerkingen zijn onderzocht en vergeleken. Bij de analyse van de slaapstoornissen gerelateerd bijwerkingen van antipsychotica ligt de nadruk op de vergelijking van veel gebruikte klassieke en atypische antipsychotica

Er kunnen verschillende soort slaapstoornissen voorkomen zowel bij klassieke als bij atypische

antipsychotica. Het gebruik van atypische antipsychotica lijkt meer slaapstoornissen te veroorzaken dan klassieke antipsychotica. Het valt op dat atypische antipsychotica kunnen leiden tot meer verschillende

(12)

12

slaapstoornissen. Het is daarom waarschijnlijk dat het gebruik van atypische antipsychotica een sterkere negatieve werking heeft op slaapfuncties.

Voornamelijk bij Seroquel (quetiapine), risperdal (risperidon) en Abilify (aripiprazol) komen

slaapstoornissen meer voor dan bij andere atypische antipsychotica. Deze resultaten lijken in lijn met het voorgaand onderzoek van Fakhoury et al. (2001). Zij stelden dat atypische antipsychotica gebruikers meer kans hebben op het ervaren van slapeloosheid dan klassieke antipsychotica. Dit lijkt in tegenspraak met de eerder beschreven studie van Dursun et al. (1999) waarin naar voren kwam dat klassieke

antipsychoticagebruik een verhoogd risico had op de ontwikkeling van slapeloosheid.

De gegevens uit tabel 2 (xxxx)en tabel 3 (xxx) tonen overeenkomsten in de gemelde slaapstoornissen bij zowel klassieke als atypische antipsychotica.

Er zijn verschillen in de mate waarin klassieke en atypische antipsychotica bijwerkingen kunnen

veroorzaken. Ten eerste is gebleken dat atypische antipsychotica meer slaap-gerelateerde bijwerkingen vertoont dan klassieke antipsychotica. Ten tweede is gebleken dat de bijwerkingen van atypische antipsychotica in alle drie categorieën voorkomt dan klassieke antipsychotica. En ten derde blijkt dat sedatie als neurologische bijwerking alleen bij atypische antipsychotica voorkomt en niet bij klassieke antipsychotica.

Daarnaast komt naar voren dat er een verschil is in de mate van invloed van atypische antipyschotica-gebruik, zie tabel 4 (Drugs.com). Daaruit werd duidelijk dat het gebruik van Seroquel (quetiapine), Zyprexa (olanzapine) en Abilify (aripiprazol) niet leidt tot het ontwikkelen van slaapstoornissen, terwijl risperdal (risperidon) en Leoponex (clozapine) gebruik wel leidt tot slaapgerelateerde bijwerkingen. Ook in tabel 5 (eHealthMe) wordt duidelijk dat de verhoogde kans op het ontwikkelen van bijwerkingen eerder het gevolg is van atypische antipsychoticagebruik dan van klassieke antipsychotica. Bij atypische antipsychotica treden de slaap-gerelateerde bijwerkingen sneller optreden dan bij klassieke antipsychotica.

In de laatste jaren is het gebruik van antipsychotica toegenomen. Het is in ieder geval duidelijk dat het gebruik van antipsychotica gepaard kunnen gaan met verschillende ongewenste bijwerkingen. Aan de hand van de verkregen gegevens blijkt dat er een verband is tussen antipsychoticagebruik, zowel klassieke en atypische antipsychotica, op de ontwikkeling van slaapstoornissen. Hoewel er niet met zekerheid mag worden aangenomen dat de werking van klassieke en atypische antipsychotica de kans op eventuele slaapstoornissen vergroot, komt dit echter wel naar voren uit de gegevens. De gegevens duiden op een mogelijk belangrijk verschil in de mate van werkingsmechanisme van klassieke en atypische antipsychotica op de ontwikkeling van slaapstoornissen. Er zijn echter meerdere gegevens die bevestigen dat voornamelijk atypische antipsychotica kan leiden tot slaapgerelateerde bijwerkingen. Daarnaast is gebleken dat er een verschil is in de mate van effect van verschillende soorten atypische antipsychotica, zoals Seroquel (quetiapine), Zyprexa (olanzapine), risperdal/risperidon, Abilify (aripiprazol) en Leoponex (clozapine), op de ontwikkeling van slaapstoornissen

(13)

13

RESULTATEN LITERATUUR

In totaal zijn er 30 wetenschappelijke artikelen gevonden. Hiervan zijn er 14 artikelen geselecteerd. Daarnaast zijn er een aantal empirische studies gevonden in de referenties. Naar aanleiding hiervan zijn nog 6 extra studies gevonden die aan de belangrijkste selectiecriteria voldoen. Met behulp van de gevonden publicaties zal gekeken worden naar de invloed van antipsychotica op psychologische bijwerkingen bij patiënten in het ontstaan van slapeloosheid en andere slaapstoornissen.

Dat antipsychotica slaapstoornissen kunnen veroorzaken lijkt evident. Antipsychotica kunnen leiden tot sedatie en slaperigheid. De vraag werd daarom toegespitst op de vraag kunnen

antipsychotica ook oorzaak zijn van andere slaapstoornissen, zoals insomnia, insomnia apneu, nachtmerries, e.a. En verder toegespitst zijn er verschillen tussen klassieke en atypische antipsychotica. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen van de geselecteerde studies

weergegeven. Begonnen wordt met de studies die geen ondersteuning bieden aan de hypothese dat antipsychotica slaapstoornissen veroorzaken. Daarna volgen de artikelen die de hypothese bevestigen. Binnen deze indeling is gekozen voor een chronologische behandeling van de verschillende studies.

Onderzoek dat geen ondersteuning geeft aan de hypothese dat antipsychotica ook insomnia en andere specifieke slaapstoornissen kan veroorzaken

De volgende onderzoeken die tegen de verwachting ingaan zijn de studies van Singh et al. (1973), HinzeSelch et al. (1997), , Lindberg et al. (2002), Ritsner et al. (2002), , Meguro, Meguro, Tanaka, Akanuma, Yamaguchi en Masatoshi (2004), Giménez et al. (2007) en Hermes et al. (2013), Gray et al. (2016).

In de longitudinale dubbel-blinde studie van Singh et al. (1973) is gekeken naar de prevalentie van slapeloosheid bij 10 acute schizofrenen en 7 chronische schizofrenie patiënten aan wie haloperidol en anti-Parkinson medicatie werd voorgeschreven. Uit de studie bleek dat acute schizofrene patiënten meer slapeloosheid ondervinden dan de chronische schizofrenie patiënten. Er kwam naar voren dat de mate van slapeloosheid betrekking had op psychopathologie, hallucinaties en gedachtestoornissen. Het effect van haloperidol verminderde slapeloosheid snel met als resultaat het normaliseren van slaap bij deze patiënten. Echter is er bij het gelijktijdig gebruik van anti-Parkinson medicatie het tegenovergestelde effect gevonden bij chronische patiënten, namelijk een sterke toename van slapeloosheid. De prevalentie van slapeloosheid bij schizofrenie patiënten met antipsychotica was gemiddeld verminderd naar 45,8%. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het enkel gebruik van haloperidol leidt tot vermindering van slapeloosheid in vergelijking tot patiënten die naast haloperidol anti-Parkinson medicijnen gebruikten.

De longitudinale polysomnograpische studie van HinzeSelch, Mullington, Orth, Lauer en Pollmächer (1997) heeft gekeken naar de effecten van clozapine op nachtrust. De steekproef heeft een grootte van 10 psychosociale schizofrenie patiënten die gedurende 2 weken aan het eind van de eerste en tweede week met clozapine werden behandeld. In deze studie is een sterker effect van clozapine gevonden op NREM slaap en in het bijzonder op fase 2 bij schizofrenie patiënten, terwijl fase 4 en diepe slaap aanzienlijk waren afgenomen, daarbij is clozapine een voorspeller van verbetering op slaapcontinuïteit. Opvallend, kwam naar voren dat patiënten die geen koorts hadden, clozapine gebruik resulteerde in sterke slaap consolidatie als gevolg van toename in fase 2 NREM slaap.

De studie van Lindberg, Virkkunen, Tani, Appelberg, Virkkala, Rimón en PorkkaHeiskanen (2002) is ingegaan op de mogelijke effecten van atypische antipsychotica in het bijzonder van olanzapine op slaap. Deze steekproef omvat 17 gezonde vrijwilligers en kent drie meetmomenten die uitgevoerd werd onder toepassing van polysomnografie en spectraal analyse. Er is geen significante associatie gevonden bij olanzapine en slaapafwijkingen. Er werd geconstateerd dat olanzapine gebruik leidde tot een verhoogde totale slaaptijd en diepe slaap. Deze bevinding zou een indicatie zijn voor een negatief effect van olanzapine op de ontwikkeling van slaapstoornissen.

(14)

14

In de studie van Giménez et al. (2007) is meer ingegaan op de mogelijke effecten van klassieke en atypische antipsychotica op slaapactiviteit en slaapkwaliteit. In hun gerandomiseerde controle studie werden 20 vrijwillige deelnemers van beide seksen gevolgd op de effecten van de drie interventies, namelijk olanzapine, risperidone of haloperidol. De controlegroep werd vergeleken met een interventiegroep. Hierbij werden vijf polysomnographic nachten geëvalueerd, bestaande uit één controle nacht en één na elke interventie. Het effect van olanzapine (5 mg), risperidone (1 mg) en haloperidol (3 mg) op de patiënten is verschillend. De patiënten in de olanzapine behandelde groep toonden een toename in totale slaaptijd, slaapefficiëntie, diepe slaap (slow wave sleep) en droomslaap (REM-slaap). Bij risperidone gebruikers was er sprake van verminderde waaktijd en Remslaap. Verder werd geen verschil gevonden tussen olanzapine en haloperidol in slaapefficiëntie en waaktijd, hieruit kan worden aangenomen dat zowel olanzapine en haloperidol hetzelfde effect hebben op slaap bij patiënten. Net als uit de bevindingen van de studie van Gray et al. (2016) kan worden gesuggereerd dat er sprake is van direct positief verband tussen antipsychotica en slaapverbetering bij patiënten.

In de studie van Ritsner et al. (2002) is gekeken naar de bijwerkingen van antipsychotica, klinische en psychosociale factoren op de subjectieve kwaliteit van leven van ziekenhuispatiënten. De studie includeerde 161 patiënten die voldeden aan de DSM-IV criteria voor schizofrenie. In deze studie kwam naar voren dat patiënten met bijwerkingen van antipsychotica minder tevreden waren met leven dan asymptomatische patiënten. Uit de resultaten blijkt dat gebruik van antipyschotica negatief gerelateerd is aan slaapstoornissen (r= - 0.31). Deze gegevens ondersteunen het idee dat er geen significante associatie is gevonden van antipsychotica op de ontwikkeling van slaapstoornissen.

In de studie van Meguro, Meguro, Tanaka, Akanuma, Yamaguchi en Masatoshi (2004) is gekeken naar de effectiviteit van risperidone op slaap/waak patronen bij Alzheimer patiënten. Deze Japanse studie heeft een steekproefgrootte van 34 patiënten die gedurende 1 maand na toediening van de risperidone gecontroleerd werden op slapen en waken. De risperidone-groep

werd vergeleken met niet-risperidone groep. In deze studie komt naar voren dat in de risperidone-groep sprake was van vermindering van overdag slapen en verbetering van de nachtelijke slaap, overdag slapen daalde met 1,2 uur terwijl nachtelijke slaap met 3,8 uur steeg.

In de cross-sectionele

studie van Hermes et al. (2013) is gekeken naar het moment waarop de tweede generatie antipsychot ica werden voorgeschreven. De redenen voor de medicatie, patiënt demografische, psychiatrische en medische diagnoses, gezondheid van de patiënt en achtergrondkenmerken werden vastgelegd. Er heb ben 2613 medewerkers in de gezondheidszorg (psychiatrische artsassistenten, verpleegkundigen en a ndere clinici met toestemming van de apotheek) deelgenomen aan de enquête die tweede generatie a ntipsychotica hebben voorgeschreven aan veteranen over een periode van 20 maanden. De enquête w as elektronisch als onderdeel van de medicatie ordersysteem, dat op het moment een nieuw recept vo or een tweede generatie antipsychotica werd geplaatst en voltooiing nodig was voordat het recept elek tronisch verzonden kon worden naar de apotheek. Er komt naar voren dat van de zevenhonderd zeven (32,2%) van de 2613 enquêtes slaap/sedatie één reden was voor het gebruik van een tweede genera tie antipsychotica middel, terwijl voor 266 (12,1%) de enige reden was. Quetiapine werd het meest vo orgeschreven voor de slaap/sedatie (47,0% en 73,6% respectievelijk). In deze studie is een significan te associatie gevonden tussen de tweede generatie antipsychotica en slaap/sedatie.

Gray et al. (2016) voerden een kwalitatieve studie uit onder 20 jonge mensen in Engeland die antipsychotische medicatie innamen. Zij keken naar zes thema’s waaronder naar de bijwerkingen en indirecte effecten van antipsychotische medicatie bij patiënten met eerste psychose ervaring. Het onderzoek was gericht op deelnemers met zowel positieve als negatieve ervaringen van de behandeling. De meerderheid rapporteerden verschillende bijwerkingen van antipsychotische

(15)

15

medicatie. De meest voorkomende gemelde bijwerking was sedatie. Daarnaast werd gevonden dat het gebruik van antipsychotica leidde tot toename in slaapefficiëntie en ontspanning. Wellicht duidt deze bevinding dat antipsychotica gebruik ook gepaard gaat met positieve effecten op slaap.

Onderzoek dat de hypothese ondersteund dat antipsychotica ook insomnia en andere specifieke slaapstoornissen kunnen veroorzaken

Steun voor de hypothese werd gevonden in de volgende onderzoeken, in chronologische volgorde: Dugovic et al. (1989), Dursun et al. (1999), Fakhoury et al. (2000), , Yamashita et al. (2002), Armitage et al. (2004), Rishi, Shetty, Wolff, AmoatengAdjepong en Manthous (2010).

De studie van Dugovic, Wauquier en Janssen (1989) richtte zich op de effecten van risperidon op slaapwaakpatroon bij ratten. De studie heeft een kleine steekproef van 10 mannelijke ratten. Gevonden werd dat toediening van lage doses (0,010,16 mg/kg) resulteerde in een significante toename van de diepe slaap (SWS2) , afname van wakkerheid, lichte daling van diepe slaap (SWS1) en paradoxale slaap. Wel werd geconstateerd dat hoge doses (0,632,5

mg/kg) tegengestelde effecten had, namelijk een toename in de SWS1 in de eerste periode van 4 uur en wakkerheid in de tweede periode van 4 uur.

De studie van Dursun et al (1999) vergeleek een aantal klassieke antipsychotica met risperidon op slaap bij schizofrenie patiënten. De studie bedroeg 24 patiënten die gedurende 5 nachten werden gevolgd in de behandeling van klassieke en atypische antipsychotica. Er is een controlegroep geplaatst tegenover 2 groepen, risperidon of klassieke antipsychotica groep. De risperidon groep ontving een gemiddelde dosis van 9.5 mg per dag gedurende 42.5 weken. De patiënten in de klassieke antipsychotica groep werden behandeld met chloorpromazine, haloperidol of flupentixol antipsychoticum met een gemiddelde dosis van 606.3 mg per dag gedurende 191.3 weken. Er wordt geconstateerd dat het gebruik van klassieke antipsychotica een hogere risico had op de ontwikkeling van slaperigheid en slapeloosheid ten opzichte van atypische antipsychotica. Dit was enkel het geval voor chloorpromazine, haloperidol en flupentixol, patiënten die behandeld werden met risperidone hadden significant betere slaapontwikkeling.

In de cross-sectionele studie van Fakhoury et al. (2000) is gekeken naar de effectiviteit en

bijwerkingen van antipsychotische medicatie bij psychose of schizofrenie patiënten. In totaal werden 341 mensen tussen 1998-1999 gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. De deelnemers zijn vergeleken op gebruik van klassieke en atypische antipsychotica en op een combinatie van klassieke en atypische antipsychotica. In dit onderzoek komt naar voren dat bijna de helft van de deelnemers ontevreden waren met hun medicatie, en bijna alle van hen hebben ten minste één negatief

bijwerking ervaren. De deelnemers die klassieke antipyschotica (51,3%) gebruikten hadden in vergelijking tot de gebruikers van atypische antipsychotica (72,6%) minder last van slapeloosheid. Een belangrijke bevinding was dat 70% van de klassieke antipsychotica gebruikers, 8% atypische gebruikers en 11% van zowel atypische en klassieke antipsychotica gebruikers

stemmingsstabilisatoren gebruikten.

In de studie van Yamashita, Morinobu, Yamawaki, Horiguchi en Nagao (2002) is gekeken naar het effect van risperidon in vergelijking tot haloperidol op slaap bij schizofrenie patiënten. De

steekproef bedraagt 10 schizofrenie patiënten en kent vier meetmomenten in slaapfasen namelijk, fase 1 (NREM1) , fase 2 (NREM2) , diepe slaap (NREM4) en Remslaap. Slaap werd gemeten bij 5 schizofrenie patiënten die met risperidon werden behandeld en 5 schizofrenie patiënten die haloperidol kregen. Er waren echter geen significante verschillen tussen de twee groepen in slaapfasen. Wel kwam naar voren dat de duur van SWS echter significant langer was in de risperidone-behandelde groep dan bij de met haloperidol behandelde groep. Geconcludeerd kan worden dat het verschil in het effect tussen risperidon en haloperidol op slaap veroorzaakt wordt vanwege hun differentiële acties op serotonine (5HT2) receptoren.

(16)

16

Armitage, Cole, Suppes en Ozcan (2004) volgden patiënten met bipolaire of schizoaffectieve stoornissen in de effectiviteit van de behandeling met clozapine op slaap. Het onderzoek was een vervolg op de studie van HinzeSelch et al. (1997) met patiënten met bipolaire of schizoaffectieve stoornissen In deze studie hebben 15 patiënten bij aanvang aan een slaaponderzoek deelgenomen die vervolgens na 6 maanden behandeld werden met clozapine. In deze studie kwam naar voren,

soortgelijk aan de bevinding in de studie van HinzeSelch et al (1997) dat na clozapine gebruik een significante verhoging werd gevonden in fase 2 en diepe slaap ten opzichte van slaapfase 1. Daarnaast wordt uit deze studie geconstateerd dat de gevolgen van clozapine gebruik beperkt is tot NREM

slaapstadia.

De studie van Rishi, Shetty, Wolff, AmoatengAdjepong en Manthous (2010) gaan in op de effecten van atypische antipsychotica, namelijk quetiapine, olanzapine, aripiprazol, clozapine, risperidon, ziprasidone en paliperidon, op slaapapneu bij patiënten. Deze studie heeft een

steekproefgrootte van 842 en werd in tweeën verdeeld. De ene groep, de experimentele groep met 68 patiënten, kreeg atypische antipsychotica met of zonder andere medicijnen, in vergelijking tot 774 patiënten zonder atypische antipsychotica. Uit hun studie blijkt dat atypische antipsychotica (AA) geassocieerd is met een verhoogd risico voor obstructieve slaapapneu (OSA), 34% van AA patiënten had ernstige OSA in vergelijking met 23% van de niet AA patiënten. Hoewel atypische antipsychotica direct geassocieerd wordt met gewichtstoename, kan worden gesuggereerd dat er sprake is van directe associatie tussen atypische antipsychotica in de ontwikkeling van slaapapneu.

Voorbeelden casuïstiek

Casus 1

“ Ik heb moeite om zowel in slaap te vallen als in slaap te blijven als gevolg van

chronische pijn. De huisarts wil Seroquel (quetiapin) voorschrijven om mij te helpen in slaap te komen. Zal dit helpen met slapen?”

“ In uw geval is het gebruiken van Seroquel (quetiapin) om in slaap te komen niet de

beste optie. Als eerste kunt u de niet-farmacologische interventie gebruiken. Nadat u dit hebt geprobeerd en uw pijn is onder controle, dan kan medicatie als alternatief overwogen

worden voor uw aanhoudende slaapproblemen. (

Yost, & White, 2010)

) Casus 2

“Patient A, een 28 jarige man had een 10 jaar lange geschiedenis van gedachtevlucht,

hallucinaties, depressie met terminale slapeloosheid, anorexia en suïcide pogingen. Hij voldeed aan de criteria van de DSM-III voor schizofrenie, paranoïde type, affectieve stoornis en depressieve type. Hij reageerde niet op de behandeling met verschillende combinaties van haloperidol, fluphenazine, loxapine, lithium, imipramine, desipramine en carbamazepine. Een proefversie van clonidine medicijn(bloed verlagend middel) was begonnen waarbij er intolerantie ontstond met als gevolg verslechtering van symptomen. Vervolgens gaf de patiënt toestemming voor een proef clonazepam nadat de risico’s werden toegelicht. Het gebruik van lithium werd gestopt, fluphenazine werd

verminderd tot 30 mg/dag en de volgende dag werd in de avond clonazepam van 0,25 mg en 0,50 mg toegevoegd. Binnen 12 uur waren de klachten verdwenen. Zijn eetlust en slaap waren verbeterd”. (

Sobel, Fainman & Kripke, 1985

)

Casus 3:

“Patiënt A, een 29 jarige man had last van manische episoden en regelmatig terugkerende depressies. De symptomen van slaapapneu waren 5 jaar terug begonnen. Hij had last van luid snurken, ernstige rusteloosheid en de noodzaak voor 10 uur nachtelijke slaap, dutjes en lethargie. Hij nam lithiumcarbonaat van 600 mg, haloperidol 10 mg. Uit lichamelijk onderzoek kwam naar voren milde wakende hyperventilatie, lawaaierige ademhaling en overgewicht. Een maand voor opname werd uit het slaaponderzoek bekend dat er sprake was van 637 slaapapneu met gemengde centrale

(17)

17

obstructieve type gedurende 500 minuten slaap. Het effect van haloperidol werd onderzocht op de patiënt met slaapapneu syndroom. Er bleek dat haloperidol van 10 mg de slaapapneu niet deed verergeren”. (

Sobel, et al1985

)

(18)

18

DISCUSSIE

Het doel van dit literatuuronderzoek was om meer te weten komen over de invloed van antipsychoticagebruik op het ontstaan van slapeloosheid en andere slaapstoornissen.

Er zijn een aantal onderzoeken die de hypothese ondersteunen, zoals de studies van Fakhoury et al. (2000), Dursun et al. (1999), Dugovic et al. (1989), Yamashita et al. (2002) en Armitage et al.(2004).

Onderzoeken die de hypothese ondersteunen

In de studie van Fakhoury et al. (1999), Dursun et al. (1999) en Rishi et al. (2010) zijn de verschillen in de effectiviteit van antipsychoticagebruik op de ontwikkeling van slaapstoornissen behandeld. Het onderzoek van Fakhoury et al. (1999) meet de effecten en bijwerkingen van klassieke en atypische antipsychotica op slaap bij psychose of schizofrenie patiënten. Hieruit wordt duidelijk dat atypische antipsychoticagebruik leidt tot een hogere prevalentie dan klassieke antipsychotica bij patiënten. Opvallend, is dat er onder de gebruikers van zowel klassieke als atypische antipsychotica sprake was van gebruik van stemmingsstabilisatoren. De studie van Rishi et al. (2010) had als uitkomst dat patiënten die atypische antipsychotica (queatiapine, olanzapine, aripiprazol, clozapine, risperidone, ziprasidone en paliperidon) gebruikten ernstige slaapapneu hadden dan bij gebruik van klassieke antipsychotica. De bevindingen uit de studie van Dursun et al. (1999) levert een tegengestelde conclusie op. In deze studie wordt het gebruik van klassieke antipsychotica met risperidone vergeleken, gevonden wordt dat klassieke antipsychotica gebruik leidt tot het ontwikkelen van slapeloosheid. Hieruit komt naar voren dat de mate van effect verschilt in het gebruik van bepaalde klassieke antipsychotica, chloorpromazine, haloperidol en flupentixol gebruik leiden echter tot slapeloosheid.

De studies van Dugovic et al. (1989), Yamashita et al. (2002) en Armitage et al. (2004) hebben bevindingen gevonden betreft de effecten van risperidone, haloperidol en clozapine op de ontwikkeling van slaapfasen. Uit de studie van Dugovic et al. (1989) komt naar voren dat ratten die met een lage dosering van risperidone werden behandeld een significante toename laten zien van de diepe slaap, afname van wakkerheid, lichte daling van diepe slaap en paradoxale slaap. Omgekeerd leidt het gebruik van hoge dosering tot tegengestelde effecten. In de studie van Yamashita et al. (2002) wordt het gebruik van risperidone en haloperidol tegenover elkaar gezet en wordt gevonden dat er geen significante verschillen zijn tussen beide groepen. Echter komt naar voren dat de duur van SWS bij risperidone gebruik langer was dan bij haloperidol gebruik. Uit het onderzoek van HinzeSelch et al. (1997) wordt er een verhoging gevonden in fase 2 en diepe slaap ten opzichte van slaapfase 1 als patiënten clozapine gebruikt. De gevolgen van clozapine gebruik is echter beperkt tot NREM slaapfase.

Onderzoeken die de hypothese verwerpen

De onderzoeken die de verwachting verwerpen zijn de studies van Gray et al. (2016), Giménez et al. (2007), Singh et al. (1973), Ritsner et al. (2002), Lindberg et al. (2002) en

HinzeSelch et al.(1997). Zo geeft de studie van Singh et al. (1973) een lagere prevalentie aan van slapeloosheid bij schizofrenie patiënten die haloperidol gebruikten. Hieruit werd geconstateerd dat het enkel gebruik van haloperidol een positief effect heeft op slapeloosheid in tegenstelling tot patiënten die een combinatie van haloperidol en anti-parkinson medicatie gebruiken.

Uit de studies van Giménez et al. (2007), Lindberg et al. (2002), HinzeSelch et al.(1997) en Meguro et al. (2004) is naar voren gekomen dat atypische antipsychotica een belangrijke rol speelt in slaapverbetering. In de studie van Giménez et al. (2007) zijn associaties gevonden voor slaapactiviteit en slaapkwaliteit bij olanzapine en risperidone gebruik. Daarnaast is er geen verschil geconstateerd bij haloperidol gebruik op slaapefficiëntie en waaktijd. Het onderzoek van Lindberg et al. (2002) meet de effecten van olanzapine op slaap. Hieruit wordt duidelijk dat olanzapine gebruik leidt tot verhoging van de totale slaaptijd en diepe slaap. De bevindingen uit de studie van HinzeSelch et al. (1997)

tonen soortgelijke conclusie. In dit onderzoek is gekeken naar de effecten van clozapine op nachtrust en wordt gevonden dat clozapine een verbetering is op slaapcontinuïteit. Uit de studie van Meguro et al. (2004) is er een verbetering van de nachtelijke slaap en vermindering van overdag slapen

(19)

19

gevonden als er risperidone gebruikt werd. In beide studies van Gray et al. (2016) en Ritsner et al. (2012) wordt duidelijk dat antipyschoticagebruik een positief effect heeft op slaap. Hieruit komt naar voren dat het gebruik van antipsychotica geassocieerd is met een verminderde kans op het

ontwikkelen van slaapstoornissen.

Hypothese, beperkingen en toekomstig onderzoek

Antipsychotische medicatie wordt vooral gebruikt voor de behandeling van psychotische stoornissen, maar ook bij de behandeling van delirium bij ouderen in ziekenhuizen en verpleeghuizen. Naast de gewenste werkzaamheid van antipsychotica zijn er ook negatieve effecten van de medicatie. De verwachting van deze studie was dat antipsychoticagebruik zou kunnen leiden tot de ontwikkeling van slaapstoornissen. De hypothese wordt niet alleen ondersteund door epidemiologische cijfers uit de farmacovigilantie maar wordt ook zichtbaar in meerdere studies. Uit de bevindingen kwam in lijn met voorgaande onderzoeken naar voren dat er een verband is tussen antipsychoticagebruik en

slaapstoornissen anders dan sedatie. Wel zijn er studies die deze hypothese tegenspreken, meerderheid van de studies vinden echter een positief effect tussen antipsychoticagebruik en verminderde slaapkwaliteit. Opvallend is dat er vooral een positieve samenhang is tussen atypische antipsychoticagebruik en sedatie. Antipsychoticagebruik heeft duidelijk een positief effect op sedatie met als gevolg verhoging van slaaptijd en vermindering van slaaplatentie. Verder is er een significant verschil tussen de verschillende soorten klassieke en atypische antipsychotica op het ontstaan van slaapstoornissen.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek is dat er een duidelijk onderscheid dient aangegeven te worden in het gebruik van klassieke en atypische antipsychotica. In sommige studies is er niet ingegaan op de afzonderlijke effecten van verschillende soorten antipsychotica, klassieke en atypische antipsychotica werden gelijktijdig gebruikt of in combinatie met een ander medicijn. Alhoewel een aantal studies dit in kaart hebben gebracht, zijn het vooral studies geweest gericht op de verschillende slaapfasen. Gezien het feit dat er veel soorten klassieke en atypische antipsychotica zijn, is het effectief om iedere soort gedurende langere tijd te volgen. Deze methode verschaft inzicht in de effecten die de specifieke soort klassieke en atypische antipsychotica heeft op het ontstaan van slaapstoornissen. Vervolgonderzoek zou zich ook kunnen richten op de langere duur van de studie. Vrijwel de meeste studies hebben kort geduurd. Door de duur van de studie te

verlengen kan er beter inzicht worden gevormd over de werking en effecten van zowel klassieke als atypische antipsychotica op slaap. Een ander belangrijk punt is het gebruik maken van een controle groep. Uit een aantal studies blijkt dat een controle groep ontbreekt, dit maakt het problematisch om de effecten vast te stellen. Ook zou in een vervolgonderzoek kunnen worden bepaald of de gemeten negatieve effecten van antipsychoticagebruik op slaap duurzaam zijn of snel verdwijnen. Ten slotte zou een toekomstig onderzoek zich kunnen richten op andere risicofactoren die eventueel bijdragen aan de ontwikkeling van slaapstoornissen, zoals gebruik van antidepressiva en

stemmingsstabilisatoren. Op deze manier kan een duidelijk beeld over de rol van antipsychoticagebruik worden verkregen.

Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag is er in dit literatuuronderzoek gebruik gemaakt van meerdere empirische studies. Een beperking van dit onderzoek is dat er weinig

empirische studies bekend zijn die ingaan op de effecten van antipsychoticagebruik op slaap. Ondanks dat slaapstoornissen ten gevolge van bijwerkingen van antipsychotica ontstaan, is er op dit gebied weinig aandacht. Voorlopige conclusie in dit onderzoek is dat slaap-gerelateerde bijwerkingen kan worden toegeschreven aan antipsychoticagebruik. Het is duidelijk dat de enkele werking van atypische antipsychoticagebruik kon worden aangetoond op de ontwikkeling van slaapstoornissen.

(20)

20

Referenties

Armitage, R., A., Cole, D., Suppes, T., & Ozcan, M.E. (2004). Effects of clozapine on sleep in bipolar and schizoaffective disorders. Progress in NeuroPsychopharmacology & Biological Psychiatry, 28, 1065-1070.

Baandrup, L., Jennum, P., Lublin, H., & Glenthoj, B. (2013). Treatment options for residual insomnia in schizophrenia. Acta Psychiatrica Scandinavica , 127(1), 81 - 82.

Benson, K. (2015). Sleep in schizophrenia: Pathology and treatment. Sleep Medicine Clinics , 10 (1), 49-55.

Cahn, W., Ramlal, D., Bruggeman, R., De Haan, L., Scheepers, F.E., Van Soest, M.M., Assies, J., & Slooff, C.J. (2008). Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychotica-gebruik. Tijdschrift voor Psychiatrie , 50, 579-591.

Cohrs, S.(2008). Sleep disturbances in patients with schizophrenia. CNS Drugs, 22,939-962.

De Risio, A. (2012). Antipyschotics, social cognition and outcome. Schizofrenie Research: recent

advances, 243-290.

Di Pietro & N., Illes, J. (2015). The science and ethics of antipsychotic use in children.(XXXX)

Dugovic, C.,Wauquier, A., & Janssen, P.A. (1989). Differential effects of the new antipsychotic risperidone on sleep and wakefulness in the rat. Department of Neuropsychopharmacology, 28 (12), 14311- 433.

Dursun, S.M., Patel, J.K.M., Burke, J.G., & Reveley, M.A. (1999). Effects of typical antipsychotic drugs and risperidone on the quality of sleep in patients with schizophrenia: a pilot study. J. Psychiatry

Neurosci, 24 (4), 333-337.

El-Khayat, R., & Baldwin D.S. (1999). Antipsychotic drugs for non-psychotic patients: Results of a questionnaire survey of prescribing practices among Wessex psychiatrists. Psychiatric Bulletin, 23 (7), 416-418.

Fakhoury, W.K.H., Wright, D., & Wallace, M. (2000). Prevelance and extent of distress of adverse effects of antipsychotics among callers to a United Kingdom National Mental Health Helpline.

International Clinical Psychopharmacology, 16, 153-162.

Flaherty, J.H., Gonzales, J.P., & Dong, B. (2011). Antipsychotics in the treatment of delirium in older

hospitalized adults: a systematic review. The American Geriatrics Society, 1532-5415.

Fazel, S., Zetterqvist, J., Larsson, H., Langstrom, N., & Lichtenstein, P. (2014). Antipsychotics, mood stabilisers, and risk of violent crime. The Lancet, 384, 1206-1214.

Flaherty, J.H., Gonzales, J.P., & Dong, B. (2011). Antipsychotics in the treatment of delirium in older

hospitalized adults: a systematic review. The American Geriatrics Society, 1532-5415.

Frye, M.A., Ketter, T.A., Altshuler, L., Denicoff, K., Dunn, R.T., Kimbrell, T.A., Cora Locatelli, G., & Post, R.M. (1998). Clozapine in bipolar disorder. Treatment implications for other atypical antipsychotics. Journal of Affective Disorders, 48 (2-3), 91-104.

Geddes, J., Freemantle, N., Harrison, P., & Bebbington, P. (2006). Atypical antipsychotics in the treatment of schizophrenia: systematic overview and metaregression analysis. Department of

(21)

21

Giménez, S., Clos, S., Romero, S., Grasa, E., Morte, A., & Barbanoj, M.J. (2007). Effects of olanzapine, risperidone, and haloperidol on sleep after a single oral morning dose in healthy volunteers. Psychopharmacology, 190, 507 - 516.

Gray, R., & Deane, K. (2016). What is it like to take antipsychotic medication? A qualitative study of patients with first episode psychosis. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 23,

108-115.

Hermes, E.D.A., Semyak, M., & Rosenheck, R. (2013). Use of second-generation antipsychotic agents for sleep and sedation: a provider study. Department of Psychiatry, 36, 597-600.

HinzeSelch, D., Mullington, J., Orth, A., Lauer, C.J., & Pöllmacher, T. (1997). Effects of clozapine on sleep: a longitudinal study. Biol Psychiatry, 42, 260 - 266.

Hoes, M.J.A.J.M. (1999). Recent antipsychotics in the treatment of psychoses. Acta Neuropsychiatrica,

85-92.

Ishida, T., Obara, Y., & Kamei, C.(2009). Effects of some antipsychotics and a benzodiazepine hypnotic on

the sleep-wake pattern in an animal model of schizophrenia. J. Pharmacol.Sci, 111,44-52.

Kennedy, A., Tapp, A., Kelly, W.S., Kilzieh, N.,& Wood, A.E. (2006). Abstinence, Anticipation,

Reduction, and Treatment (AART): A Stepwise Approach to the Management of Atypical Antipsychotic Side Effects. Essential Psychopharmacology, 7(1), 1-14.

Li, M. (2015). Antipsychotic drugs on maternal behavior in rats. Behavioural Pharmacology, 26,616-626.

Linberg, N., Virkkunen, Tani, P., Appelberg, B., Virkkala, J., Rimón, R., & Porkka-Heiskanen, T. (2002). Effect of a single dose of olanzapine on sleep in healty females and males. International

Clinical Psychopharmacology, 17, 177-184.

Manussen, T., Van den Brink, G., & De Langen-Wouterse, J.J. (2002). Stoppen met antipsychotica? Utrechtse Wetenschapswinkels, voor maatschappijgericht onderzoek.

Miller, D.D. (2010). Avoding antipyschotic sedation can improve patient outcome. African Journal of

Psychiatry, 13(4), 319.

Ming, L. (2015). Antipsychotic drugs on maternal behavior in rats. Behavioural Pharmacology, 26, 616-626.

Meguro, K., Meguro, M.,Tanaka, Y., Akanuma, K., Yamaguchi, K., & Itoh, M. (2004). Risperidone is effective for wandering and disturbed sleep/wake patterns in Alzheimer’s disease. J Geriatr Psychiatry

Neurol, 17(2) ,61-67.

Obermeyer, W.H., & Benca, R.M. (1996). Effects of drugs on sleep. National Institute of Mental Health, 14, 827-836.

Olfman, S., & Robbins, B.D. (2012). Drugging our children.

Ritsner, M., Ponizovsky, A., Endicott, J., Nechamkin, Y., Rauchverger, B., Silver, H., & Modai, I. (2002). The impact of side effects of antipsychotic agents on life satisfaction of schizophrenia patients: a naturalistic study. European Neuropsychopharmacology, 12, 31-38.

(22)

22

Rishi, M.A.,Shetty,M.,Wolf, A.,AmoatengAdjepong, Y.,& Manthous, C.A. (2010). Atypical antipsychotic medications are indepently associated with severe obstructive sleep apnea. Clinic. Neuropharm, 33,109-113.

Saletu-Zyhlarz, G.M., Anderer, P., & Saletu, B.(2013). Sleep disorders in psychiatry and their treatment.

Psychiatria Danubina, 25,447-452.

Santarelli, D.M., Liu, B., Duncan, C.E., Beveridge, N.J., Tooney, P.A., Schofield, P.R., & Cairns, M.J. (2013). Gene microRNA interactions associated with antipsychotic mechanisms and the metabolic side effects of olanzapine. Psychopharmacology, 227, 67-78.

Schrojenstein Lantman-De Valk, H.M.J., Kessels, A.G.H., Haveman, M.J., Maaskant, M.A., Urlings, H.F.J., & Van den Akker, M. (1995). Medicijngebruik door verstandelijk gehandicapten in instituten en gezinsvervangende tehuizen, 21,1083-1139.

Sharna, O., & Robbins, B.D. (2012). From ice pick lobotomies to antipsychotics asleep aids for children. A historical perspective, 17-33.

Sobel, S.V., Fainman, C., & Kripke, D.F. (1985). Letters to the editor

Sooyeon, S., Song, P., & Hyun, K.(2014). Assessing sleep disorders in the asian client. Guide to

Psychological Assessment with Asians, 327-346.

Singh, M.M., & Smith, J.M. (1973). Sleeplessness in acute and chronic schizophrenia response to haloperidol and antiparkinsonism agents. Psychopharmacologia, 29, 21-32.

Staedt, J., Hauser, M., Gudlowski, Y., & Stoppe, G. (2010). Sleep disorders in schizophrenia.

Psychotherapie und Psychosomatik-Memory Clinic, 78, 70-80.

Sutton, E.L. (2014). Psychiatric disorders and sleep issues. Medical Clinics of North America, 98, 1123-1143.

Waterreus, A., Morgan, V.A., Castle, D., Galletly, C., Jablensky, A., Di Prinzio, P., & Shah, S. (2012). Medication for psychosis consumption and consequences: The second Australian national survey of psychosis. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 46(8), 762-773.

Weinhouse, G.L., & Watson, P.L. (2009). Sedation and sleep disturbances in the ICU. Department of

Medicine, Harvard Medical School, Crit Care Clin 25, 539-549

Yamashita, H., Morinobu, S., Yamawaki, S., Horiguchi,J., & Nagao, M. (2002). Effect of risperidone on sleep in schizophrenia: a comparison with haloperidol. Psychiatry Research, 137-142.

Yost, S., & White, J. (2010). Pharmacists perspectives in pain and palliative care. Journal of Pain &

Palliative Care Pharmacotherapy,24,53-55.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam

Naar aanleiding van deze literatuur kan er met enige voorzichtigheid worden gesteld dat slaapproblemen wel kunnen leiden tot het ontstaan van enkele symptomen van ADHD maar niet

De biologische klok lijkt hier zeer bij betrokken, wat interessant is omdat schizofrenie patiënten verstoorde ritmes vertonen, eerder neigen naar overgewicht en omdat zij door

Figuur 13: percentage voedselinname licht en donkerperiode OLZ, TPM en controle Percentage of Food Intake; Dark vs Light.

The aim of this study was to determine the effect of short-term olanzapine (atypical antipsychotic drug) and haloperidol (conventional antipsychotic drug) treatment on glucose

In Chapter 2 the effect of short-term treatment with olanzapine (atypical AP) and haloperidol (conventional AP) on insulin sensitivity was studied in healthy normal weight men..

De verslechtering van het klinisch beeld na toevoeging van carbamazepine aan de behan- deling met haloperidol kan worden verklaard door een farmacokinetische interactie tussen

Aanvankelijk werd hij behandeld met diverse antipsychotica (haloperidol, risperidon, flufenazinedecanoaat, olanzapine, sertindol en sulpiride), maar deze behandeling ging gepaard