• No results found

Drijfmesttoediening op klei in voorjaar mogelijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Drijfmesttoediening op klei in voorjaar mogelijk"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Agnes van den Pol-van Dasselaar en Harm Everts

18

Praktijkonderzoek Veehouderij - RSP Februari 2001

Voor de teelt van maïs op kleigrond kan toediening van drijfmest uitgesteld worden tot het voorjaar. Voordelen hiervan zijn een betere benutting van de mineralen, minder mineralenverliezen en een lager stikstofoverschot. Het belangrijkste nadeel is een grotere kans op structuur-schade. Deze kan beperkt worden door een juiste keuze van toedieningstechniek.

Hoewel de meeste maïs wordt geteeld op zandgrond, wordt er de laatste jaren steeds meer maïs geteeld op kleigrond. Zo wordt in het rivierkleigebied jaarlijks circa 20 tot 30 duizend ha snijmaïs geteeld. Ook op de klei in het noordelijk en westelijk weidegebied heeft de maïsteelt duidelijk zijn intrede gedaan.

Om structuurschade te beperken, wordt op kleigrond in het algemeen dierlijke mest in het najaar toegediend voor het ploegen. Dit leidt tot aanzienlijke stikstofverliezen door uitspoeling in de winter. Onderzoek in het midden van de jaren ‘90 heeft laten zien dat voorjaarstoediening weliswaar leidt tot minder verliezen in vergelijking met najaarstoediening, maar dat de maïsopbrengst nog steeds tegenvalt door

structuur-schade. Wellicht dat door verbetering van de toedienings-techniek de structuurschade beperkt kan worden en de stikstofbenutting uit mest toeneemt. Hierdoor zal het MINAS stikstofoverschot afnemen.

Goede resultaten met slangenaanvoer en mestband

Om de mogelijkheden van mesttoediening in het voorjaar op bouwland te bepalen, is vanaf 1999 onderzoek uitgevoerd op zware klei (55% afslibbaar) nabij de nieuwe locatie van het proefbedrijf Bosma Zathe. Op het proefperceel hadden in 1998 aardappelen gestaan, die door het slechte weer niet geoogst konden worden. Er was ook geen mest uitgereden. Door het natte voorjaar van 1999 kon pas op 6 mei geploegd worden. In de daaropvolgende week is het perceel gecultivaterd. Op 11 mei was het perceel voldoende opgedroogd om mest uit te kunnen rijden. Er is op vier verschillende manieren 50 m3rundveedrijfmest per ha uitgereden: met een tank met bouwlandinjecteur, een mestband met sleufkouter, slange-naanvoer met sleepvoet en een zelfrijder in hondengang met bouwlandinjecteur. Ter vergelijking is ook een deel met uitslui-tend kunstmest bemest met hoeveelheden gelijkwaardig aan 50 m3rundveedrijfmest. Aansluitend is als zaaibedbereiding een bewerking met een rotorkopeg uitgevoerd. Vervolgens is op dezelfde dag snijmaïs gezaaid.

De maïsopbrengst was niet hoog gezien het goede maïsjaar. Op 21 oktober werd 12,7 ton droge stof per ha geoogst. Er waren geen duidelijke verschillen tussen de toedienings-technieken. Waar drijfmest was toegediend, werd dezelfde opbrengst bereikt als waar kunstmest was toegediend. De relatief lage opbrengst had waarschijnlijk te maken met de slechte structuur door het niet oogsten van de aardappelen uit het voorgaande jaar. De opkomst van de maïs was onregelmatig. Dit had te maken met een vochttekort tijdens de kieming. Ook insporing door de diverse machines zal een rol gespeeld hebben. Bij de mestband en de sleepslangen-machine waren de verschillen tussen maïsrijen het kleinst, wat wijst op geringe insporing. Metingen in de sporen lieten zien dat vooral in de sporen van de tank met bouwlandinjecteur verdichting van de bodem optrad.

Het onderzoek is in 2000 voortgezet. Bij bemesting met slangenaanvoer en bij de mestband was de stand van de maïs

Drijfmesttoediening op klei

in voorjaar mogelijk

(2)

Praktijkonderzoek Veehouderij - RSP Februari 2001

19 goed en regelmatig. Bij de overige toedieningstechnieken

daarentegen waren er verscheidene slechtere plekken te zien, vooral op de plaatsen waar de machines gereden hadden. In de laag 20-40 cm onder de sporen was de verdichting bij de bouwlandinjecteur het hoogst. Helaas zijn de opbrengstcijfers van 2000 voor het onderzoek niet bruikbaar, omdat de maïs door slechte weersomstandigheden veel te laat van het veld gehaald kon worden.

Voor- of najaarstoediening drijfmest

De beslissing om het toedienen van drijfmest op kleigrond uit te stellen tot het voorjaar moet gebaseerd zijn op gegronde redenen. Voordelen van toediening in het voorjaar zijn een betere benutting van de mineralen, minder mineralenverliezen en een lager stikstofoverschot. Dit laatste is vooral interes-sant voor bedrijven die een MINAS-heffing moeten betalen. Het belangrijkste nadeel is een grotere kans op structuur-schade. In 1999 bleek geen effect van voorjaarstoediening op de opbrengst van maïs. Naar verwachting zal dit wel optreden in andere jaren. In hoeverre toedieningstechnieken

zoals slangenaanvoer dit negatieve effect kunnen beperken, is nog onduidelijk. Het onderzoek wordt nog tot 2002 voortgezet.

Als gekozen wordt voor voorjaarstoediening van mest, kan direct na de maïsoogst in het najaar worden geploegd. De mest kan dan in de tweede helft van april over het geploegde land worden toegediend. Vlak voor het zaaien (eind april, begin mei) moet nog een grondbewerking plaats-vinden als zaaibedbereiding. Om de kosten te drukken kan bij sommige technieken de mesttoediening en zaaibedbereiding gecombineerd worden. Bij mesttoediening in het voorjaar moet de grond wel voldoende opgedroogd zijn. Dit kan betekenen dat toediening van mest en inzaai van maïs enige weken uitgesteld moet worden, wat ten koste kan gaan van de maïsopbrengst. Bij de overweging om mesttoediening uit te stellen tot het voorjaar, speelt ook de mestopslag-capaciteit een rol. Als gekozen wordt voor mesttoediening in het voorjaar, is toediening met machines die structuurschade beperken noodzakelijk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Consult en advies voor wie met inhoudelijke vragen zit over kinderen en jongeren met een (vermoeden van een) psychische problematiek en voor wie zijn weg zoekt naar de meest

De lagere overwegend kalkrijke stroomgronden (kaarteenheid 3) bestaan uit zware zavel en lichte klei (I7è % ~ 35 % lutum).. Op de overgang naar de komkleigronden komt binnen 80

Ook dit sal oaaoakaagoa aot do aaolloro grooi oador do Torbotordo 1lektoa* tandlgkodoa waaroador do plaatoa Taa kot tvoodo saalaol grooldoa.. Jioaojrsakor aio doso

huizenbouw raken de oorspronkelijke structuren steeds verder buiten beeld en verandert ook de sfeer van een buitenplaats (Nieuwland and Prinssen 2014), zodat er soms een idee

Bultmann’s interpretation of the commandment to love one’s neighbour provides a key to the pronouncements in the Jesus tradition in Matthew 19:21 and 26:6-14 about the

The recognition of environmental history as an identifiable sub-discipline in South African historiography is long overdue. The developments in this field in the past

Maar in de prak- tijk verwordt solidariteit steeds meer tot een financiële berekening van het eigen belang, zijn de verworvenheden van indirecte solidariteit niet langer

Model 1 consisted of four first order latent variables, namely person-environment fit with three factors, including person-organisation fit (on which three