6VWO wisk B 2013-2014 Samenvatting H7 & H13 Getal&Ruimte De afgeleide functie: differentiëren d.m.v.:
Productregel : [f·g]’ = f ’· g + f · g’ vb: f(x) = x· ln(x) heeft afgeleide: 1· ln(x) +
x
x
= ln(x) + 1 Quotientregel :[
t
n
]
'=
t
'· n−t·n
'n
2 vb:f ( x )=
x
32 x
2+1
heeft afgeleide: f ’(x) =3 x
2·
(
2 x
2+1
)
−
x
3· 4 x
(2 x
2+
1)
2 ( = . . . . ) Regel voor machtsfunctie2:
[
xn]
'=n· xn−1 (voor iedere n ∈ R ) vb.
f ( x )=
4 +
3√
x
x
2=
4 x
−2+
x
−1 23 dusf
'( x )=−8 x
−3−
5
3
x
−2 23 = …..(vereenvoudig zelf) Kettingregel:dy
dx
=
dy
du
·
du
dx
vb.f ( x )=
√
3 x
2+
4
heeft afg.:f
'( x )=
1
2
(3 x
2+4)
−1 2· 6 x
=. . .
.. . .
(waarom vereenvoudigen wij altijd?....ja, o.a. voor extremen…) Combinaties van bovenstaande regels:vb.:
f ( x )=
x+6
√
8 x+9
heeft afgeleide:f
'( x )=
1·
√
8 x +9−(x +6)·
1
2
·(8 x +9)
−1 2·8
8 x +9
=
.. . . .
=4 x−15
. . . .
Toepassingen van de afgeleide functie Extreme waarden : 1. f’(x)= 0 en los op.
2a. Schets de grafiek van f en bepaal max of min… OF 2b. maak een tv-schets van f ‘ en bepaal max/min… 3. Bereken de y-coördinaten
4. Notatie max f(x) = . . . min f(x) = . . . Raaklijn : raaklijn opstellen in x = 3
2. f ‘(3) = . . . a = . . .
3. y ̶ f(3) = a (∙ x ̶ 3) . . . OF: y = ax +b . . . b berekenen raaklijn opstellen met rc = 4
1. f ‘(x) = 4 oplossen . . . x = . . . (xR)
2. Deze x = . . (xR) invullen in y = f(x) = f( xR ) = . . . (yR)
3. y ̶ yR = 4 (∙ x ̶ xR ) OF: in : y = 4x +b b berekenen
kromme door toppen :
vb.
f
p( x )=
−1
3
x
3+1
1
2
x
2+
px −5
f'p
(
x)
=−x2+3 x + p maak p vrij ∈:−x2+3 x+ p=0 en vul iny=f
p( x)
in . . . dusp=x
2−3 x
geeft . . .y=
2
3
x
3−1
1
2
x
2−5
Het aantal oplossingen van f(x) = p
de grafiek van
y=f (x)
snijden met de horizontale lijny= p
vb. voor welke p heeft de vgl.f ( x )=
3
4
x
4
−2 x
3−36 x
2+300
= p precies 4 opl’n ? 1. toppen berekenen…. (mag hier met GRM: )
(−4, 44) ; (0, 300) ; (6, −456) (“exact” via f’. . ) 2. schets van de grafiek van
y=f (x)
(laat hierin evt. asymptotisch gedrag zien)
3. Aflezen . . . 44 < p < 300
Het aantal oplossingen van f
(
x)
=ax+ p (met gegeven rc = a bijv.−1
1
4
)de graf. v.
y=f (x )
snijden met de lijnen y=ax+ pvb. voor welke p heeft de vgl.
2 x +1
x−2
=−1
1
4
x + p
géén oplossingen?. . . . 1.f
'( x )=−1
1
4
oplossen geeft . . . x = 0∨
x = 4
2. Raakpunten bij x = 0
∨
x = 4
uitrekenen: . . . .(0, −1
2
¿
en(4, 4
1
2
)
3. raaklijnen bepalen: door (0, −1
2
¿
y=−1
1
4
x−
1
2
en door(
4, 4
1
2
)
y =−1
1
4
x +9
1
2
4. schets van de grafiek tekenen (let op evt. asymptotisch gedrag) en 5. aflezen
−1
2
<
p< p
1
2
Derdegraadsfuncties met een parameter
Het aantal extreme waarden van een derdegraadsfunctie met een parameter hangt af v.d. discriminant van de afgeleide.
vb.
f
p( x )=
−1
3
x
3+1
1
2
x
2+
px −5
fp '(
x)
=−x2+3 x+ pf
p '( x )=0 heeft 2 op l
'nals D>0 :9+4 p>0 dus p>−2
1
4
raaklijnproblemen bij functies met een parameter
Om te berekenen voor welke p de lijn k de grafiek van
f
p raakt in een gegeven punt A, waarvan de x-coördinaat is gegeven, los je op de vgl.:f
'p(
x
A)
=
rc
kvb.
f
p(
x )=x
2√
x + p
√
x
en k : y=18 x +q∈xA=4 dan:f
'p( x )=2
1
2
x
1 12+
1
2
p x
−1 2en f
p '( 4)=18. . . f
'p( x ) vereenvoudigentot
5 x
2+
p
2
√
x
hoeft niet!20+
1
4
p=18 als p=−8 en f
−8( x )=x
2√
x−8
√
x dus is de y−coord .: f
−8( 4)=16
Met de coördinaten van punt A(4,16) (ingevuld in y = 18x + q) blijkt tot slot: q = −56. raaklijnen aan grafieken
Een lijn door
A (x
A, y
A)
raakt de graf. v. f in P als de x-coörd. voldoet aan:f
'( x )=
f ( x )− y
Ax−x
A vb.f ( x )=
−1
2
x
2 + 4x door A(
−3 ,−4)
raaklijn:−
x+4=
−1
2
x
2+
4 x+4
x +3
oplossen geeft: x=2 ˅ x=−8 rakende grafiekenDe grafieken van f en g raken elkaar in punt
A (x
A, y
A)
als{
f
(
x
A)
=
g(x
A)
f '(x
A)=
g ' (x
A)
vb.
f ( x )=
1
3
x
3−
x
2+5
eng ( x)=−x
2+
9 x−13raken dus
x2−2 x =−2 x +9 .x=−3 ˅ x=+3 en er blijkt (na controle) raakpunt A(3 , 5) . . . ( x = 3 voldoet niet)
elkaar loodrecht snijdende grafieken
De graf.n van f en g snijden elkaar loodrecht in het punt als
{
f
(
x
A)
=
g (x
A)
f
'(
x
A)
· g
'(
x
A)
=−1
vb.f ( x )=2
√
x
eng
p( x)=
p
x
dan geldt:{
2
√
x=
p
x
1
√
x
·
−
p
x
2=−1
dus:{
p=2 x
√
x
p=x
2√
x
dit geeft:p=4
√
2 en f (2)=x=0 voldoet niet ; x=2 wel en geeft :
¿
recht ∈het punt q
¿
blijkt tot slot :q=−56
2
√
2
De tweede afgeleide, toepassingen : buigpunt en buigraaklijn
1. f’’(x) = 0 en los op x = . . . . invullen in y = f(x) : f( . . .) = . . . dus buigpunt: (. . . , . . .)
2. f’( . . .) = . . . = a raaklijn y = ax + b hierin coordinaten raakpunt invullen . . . dus b = . . alternatief is soms korter: met buigpunt A
(
xA, yA)
via y ̶ yA = a (∙ x ̶ xA ) vb.f ( x )=x e
2 xf
'(
x )=e
2 x+2 x e
2 xdus f
' '(
x )=4 e
2 x+4 x e
2 xf
' '(x )=0 geeft : x=−1 en f (−1 )=
−1
e
2 verder isf ' (−1)=
−1
e
2 , dus buigraaklijny +
1
e
2=
−1
e
2(
x +1)
of vereenvoudigd:y=
−1
e
2x−
2
e
2 soorten van stijgen en dalen
toenemend stijgend f’(x)>0 & f’’(x) >0 afnemend stijgend f’(x)>0 & f’’(x) <0 toenemend dalend f’(x)<0 & f’’(x) <0 afnemend dalend f’(x)<0 & f’’(x) >0 afgelegde afstand, snelheid en versnelling
vb.
s (t)=
−1
3
t
3+6 t
2 danv (t )=s
'(
t )=−t
2+12 t
ena (t )=v
'(
t )=s
' '(
t )=−2 t+12
vierdegraadsfuncties met een parameterhet aantal buigpunten van een vierdegraadsfunctie met een parameter hangt af van de discriminant van de 2e afgeleide
vb.
f
p( x )=x
4
+
p x
3+
3
4
x
2
+10
heeft géén buigpunten als in:f
' 'p(x )=12 x
2+
6 px +1
1
2
=0 D ≤ 0
(6 p)
2
−4 · 12· 1
1
2
≤0
p2≤ 2−
√
2≤ p ≤
√
2
letop: als D = 0 dan heeft de grafiek van f ‘’ de vorm: of gespiegeld
en heeft de grafiek van f ‘ de vorm:
of gespiegeld in dat geval heeft f ‘ geen extreme waarde