0 0 .0619
Dotterbehandeling
Stent plaatsing
(bloedvaten bekken/been)
Inleiding
In overleg met uw specialist is besloten dat er binnenkort een
dotterbehandeling van (één van) uw bloedvaten in het bekken/been gebied wordt uitgevoerd.
Bij een dotterbehandeling wordt een vernauwing in uw bloedvat met behulp van een ballon opgerekt. Een vernauwing in uw bloedvat kan het gevolg zijn van aderverkalking (artherosclerose). Bekende risicofactoren voor aderverkalking zijn, roken, hypertensie (hoge bloeddruk), diabetes mellitus (suikerziekte) en een te hoog cholesterol gehalte van het bloed.
Uw specialist bespreekt met u het te verwachten resultaat. Dit is afhankelijk van de plek van de vernauwing en de algemene conditie van uw bloedvat. De behandeling wordt uitgevoerd door een radioloog.
Voor een dotterbehandeling verblijft u één tot twee dagen in het ziekenhuis. Een week voor opname krijgt u een schriftelijke oproep van het Bureau Patiëntenlogistiek.
Voorbereiding thuis
Nuchter zijn
Vanaf drie uur vóór het onderzoek mag u niets meer eten en drinken, ook mag u niet meer roken. Noodzakelijke medicijnen mag u innemen met een beetje water. Heeft u een afspraak in de ochtend, dan mag u een licht ontbijt gebruiken, dat wil zeggen: thee met een beschuit (zonder boter of beleg). Bij een afspraak in de middag mag u een licht ontbijt en een lichte lunch gebruiken, bijvoorbeeld soep en vla.
Contrastmiddelen (jodiumhoudend)
Bij uw behandeling wordt een jodium houdend contrastmiddel toegediend om de bloedvaten te kunnen beoordelen. In de meeste gevallen verloopt dit zonder problemen. U kunt het bij de inspuiting kortdurend warm krijgen en/of een beetje een misselijk gevoel krijgen. Het inspuiten kan gevoelig zijn. Heeft u bij een eerdere behandeling met jodiumhoudend contrast middel een (ernstige) allergische reactie gekregen dan verzoeken wij u dringend dit te melden aan uw specialist.
Medicijnen
Uw medicijnen kunt u gewoon innemen tenzij anders met u is afgesproken. Als u bloedverdunnende medicijnen (Marcoumar, Sintrommitis of NOAC’s) gebruikt, moet u daar in overleg met uw specialist tijdelijk mee stoppen. NOAC’s zijn:Pradaxa (dabigatran), Xarelto (rivaroxaban) en Eliquis (apixaban).
U dient te stoppen met het gebruik van NSAID’s.( NSAID’s zijn
pijnstillers en ontstekingsremmers.) Gebruikt u middelen met de volgende werkzame stof:
Ibuprofen of Diclofenac: stoppen 12 uur voor tot 6 uur na
het onderzoek.
Naproxen: stoppen 48 uur voor tot 6 uur na het onderzoek. Meloxicam: stoppen 24 uur voor tot 6 uur na het onderzoek. weet u niet precies wat u gebruikt, dan kunt u zich laten
informeren bij uw apotheek, huisarts of specialist. Indien het noodzakelijk is pijnstillers te gebruiken, dan kunt u een paracetamol of aspirine innemen.
Diabetes Mellitus (suikerziekte)
Heeft u diabetes mellitus (suikerziekte), bespreek dat met uw specialist of u de dosering van uw diabetes medicijnen kunt aanpassen. Dit is belangrijk, omdat u voor de ingreep tijdelijk een aangepast dieet volgt. Daarop kunt u de dosering van uw diabetes medicijn afstemmen. Vergeet niet al uw medicijnen op de dag van de ingreep mee te nemen naar het ziekenhuis.
Zwangerschap
Tijdens het onderzoek worden röntgenstralen gebruikt, die schadelijk kunnen zijn voor het ongeboren kind, daarom is het belangrijk om te weten of u zwanger bent. Mocht u zwanger zijn of hierover twijfelen neem dan contact op met uw specialist. Deze overlegt met u of de behandeling door moet gaan.
Autorijden
U mag na de ingreep niet zelf autorijden. Zorg ervoor dat iemand u op komt halen.
Wat neemt u mee
Een geldig identiteitsbewijs;
Een actueel medicijnoverzicht, dit kunt u opvragen bij uw apotheek.
Voorbereiding ziekenhuis
U krijgt een operatiejasje aan en rond het afgesproken tijdstip brengt een verpleegkundige u naar de afdeling radiologie.
De behandeling
Tijdens uw behandeling zijn één radioloog en twee laboranten aanwezig. Nadat u in de röntgenkamer bent gearriveerd, brengt de laborant een infuusnaald in en neemt een vragenlijst met u door.
Hierna neemt u plaats op de behandeltafel en gaat u op uw rug liggen met uw armen naast uw lichaam. Uw lichaam wordt bedekt met steriele lakens. De radioloog en assisterend laborant dragen steriele kleding en
handschoenen.
De radioloog beoordeelt uw bloedvat door middel van een echo en verdooft de lies voor het onderzoek. Na de verdoving wordt de slagader onder echo aangeprikt en plaatst de radioloog een dun buisje in de slagader. Via dit buisje wordt een katheter ingebracht, waarna contrast wordt toegediend om de slagaderen zichtbaar te maken. De vernauwing wordt opgezocht en aanvullende detail opnames kunnen nodig zijn. Na deze opnames heeft de radioloog een goed beeld van het bloedvat. Hij bepaalt of behandeling nodig is en met welke materialen.
Het ballonnetje/dotteren
De radioloog brengt via de slagader in uw lies een heel dunne voerdraad langs de vernauwing in uw bloedvat. Daarna wordt over deze draad een katheter met ballonnetje naar de plek van de vernauwing geschoven. Door het ballonnetje op te blazen rekt de vaatwand op. Hierdoor wordt de vernauwing als het ware weggeperst, wat betekent dat het bloedvat op die plek wijder wordt gemaakt.
ballon plaque
resterende plaque
Voor een goed resultaat is het soms nodig dat het 'oprekken' (het opblazen van de ballon) enkele malen gebeurt. De radioloog zal net zo lang
doorgaan met ‘oprekken’, tot er een goed resultaat is bereikt.
Sommige vernauwingen blijven na het dotteren spontaan terugveren. Het kan dan nodig zijn om een “stent” op de plaats van de vernauwing te plaatsen.
Een stent
Een stent is een soort kokertje van gaas, metaal of kunststof dat het bloedvat open houdt en blijft na het dotteren achter. De stent kan gemonteerd zijn op een dotter ballonnetje. Bij het opblazen van het ballonnetje veert de stent uit en wordt tegen de wand van de slagader aangedrukt. Zodra de ballon leegloopt, blijft de stent achter en moet het voorkomen dat op die plek weer een vernauwing ontstaat. De stent kan ook zelf ontplooien als hij op de juiste plaats is gepositioneerd. Sommige stents zijn bekleed met een medicijn dat ook meehelpt een volgende vernauwing op die plek te voorkomen.
Resultaat
De radioloog beoordeelt het resultaat van de ingreep direct door het inspuiten van wat contrastvloeistof.
Duur van de behandeling
De behandeling duurt ongeveer één tot anderhalf uur.
Na de behandeling
Na afloop van de dotterbehandeling wordt de punctieplaats in uw lies gesloten door middel van een angioseal, dat is een soort afsluitplugje. U houdt hierna twee uur bedrust. Wanneer de radioloog geen angioseal kan plaatsen wordt de liesslagader stevig afgedrukt en een drukverband aangelegd. U houdt hierna vijf uur platte bedrust.
U mag gewoon eten en drinken. Het is belangrijk dat u na afloop veel drinkt (minimaal twee liter vocht), om de contrast vloeistof zo snel mogelijk weer uit te plassen en zo uw nieren te beschermen.
Mogelijke complicaties
Complicaties zijn gelukkig zeldzaam maar nooit uit te sluiten. Ondanks alle zorg die aan uw behandeling wordt besteed kunnen er toch complicaties optreden in de vorm van
een bloeduitstorting op de punctieplaats
een overgevoeligheidsreactie op de contrastvloeistof
Ernstige complicaties zoals een inwendige bloeding door beschadiging van een bloedvat komen zelden voor.
Naar huis
Wanneer een angioseal is geplaatst mag u vaak dezelfde dag naar huis. Is er geen angioseal geplaatst en heeft u een drukverband gekregen dan mag u de volgende dag naar huis.
Afspraak/uitslag
De uitslag van de behandeling krijgt u van uw behandelend specialist. U krijgt hiervoor een afspraak (ongeveer één tot twee weken na uw ontslag).
Nazorg
De eerste twee dagen na uw behandeling mag u niet zelf autorijden vanwege een zwak plekje in uw lies en om complicaties te voorkomen. Het is verstandig dat u uw aangeprikte been de eerste week ontziet. Dit houdt in:
niet fietsen
geen zware dingen tillen
tijdens hoesten, niezen en persen uw hand op uw lies houden rustig aan doen bij het trappen lopen
niet zwemmen en niet in bad (douchen mag wel).
Gebruikt of gaat u medicijnen en/of bloedverdunnende middelen gebruiken dan hoort u van uw specialist wanneer u hiermee moet beginnen.
Verhindering
Mocht u om wat voor reden dan ook de afspraak niet na kunnen komen, dan verzoeken wij u dit zo snel mogelijk te melden bij het Bureau Patiënten-logistiek. Telefonisch bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 08.30 uur tot 12.00 uur en van 13.00 uur tot 16.30 uur.
(0523) – 27 68 07
Vragen
Als u nog vragen heeft kunt u contact opnemen met de afdeling Radiologie van maandag tot en met vrijdag van 08.30 uur tot 12.00 uur en van 13.00 uur tot 16.30 uur. (0523) – 27 65 30
Als er in het weekend een complicatie optreedt, neemt u dan contact op met het ziekenhuis en vraagt u naar de Spoedeisende hulp.