AANPASSINGEN EXAMENS 2018 TIJDVAK 1 VWO LATIJN
Algemeen:
Meerkeuzevragen worden aangegeven met 'meerkeuze' achter het vraagnummer. Bij verwijzingen naar de tekst is een dubbele punt toegevoegd na het regelnummer. EXAMENOPGAVEN
titelblad
Zin aangepast: Voor elk vraagnummer staat ... = Achter elk vraagnummer staat ... Onder deze zin is tekst toegevoegd:
Let op! Als een vraag een meerkeuzevraag is, dan wordt dat aangegeven achter het vraagnummer.
blz. 2
Vraag 2b: toevoeging begin verwijzing.
b. Citeer het Latijnse tekstelement uit het vervolg (querenti t/m locorum regel 7-10) dat beschrijft wat Seneca met Hoc idem bedoelt.
Vraag 5: het citaat is voluit geschreven.
Regel 15-16: bacchatur vates, magnum si pectore possit excussisse deum Vraag 5a en 5b: toevoeging begin verwijzing.
a. Citeer uit het vervolg (Vadis t/m demergunt regel 17-19) de twee niet direct opeenvolgende Latijnse tekstelementen die in het geval van Lucilius inhoudelijk vergelijkbaar zijn met bacchatur (regel 15).
b. Citeer het Latijnse woord uit het vervolg (Vadis t/m demergunt regel 17-19) dat in het geval van Lucilius inhoudelijk vergelijkbaar is met deum (regel 16).
blz. 3
Vraag 6: citaat 2 en 3 voluit geschreven. 1 / 4
2. quid miraris nihil tibi peregrinationes prodesse, cum te circumferas? Premit te eadem causa quae expulit (regel 8-9)
3. bacchatur vates, magnum si pectore possit excussisse deum (regel 15-16) Vraag 7: het citaat is voluit geschreven.
Regel 18-19: sicut in navi onera immota minus urgent, inaequaliter convoluta citius eam partem in quam incubuere demergunt
Vraag 10a: toevoeging einde verwijzing.
a. Citeer het Latijnse zelfstandig naamwoord uit het voorafgaande (Nunc t/m salubria regel 28-34) dat een concreet voorbeeld is van wat Seneca met de metafoor fluctus medios bedoelt.
blz. 4
Vraag 12: toevoeging einde verwijzing.
Citeer de twee niet direct opeenvolgende Latijnse werkwoordsvormen uit het
voorafgaande (Tempus t/m emendes regel 42-45) die inhoudelijk overeenkomen met remedio.
Vraag 14: het citaat is voluit geschreven.
Regel 1-2: Quod si vituperandi qui reticuerunt, quid de iis existimandum est, qui orationis vanitatem adhibuerunt
Vraag 15: het citaat is voluit geschreven.
Regel 2-3: C. Canius, eques Romanus, nec infacetus et satis litteratus
blz. 5
Vraag 19: het citaat is voluit geschreven.
Regel 9-10: qui esset ut argentarius apud omnes ordines gratiosus Vraag 19: toevoeging begin verwijzing.
Beschrijf in eigen woorden waarvoor deze bijzin de verklaring geeft. Baseer je antwoord op het vervolg (piscatores t/m abiciebantur regel 10-14).
Vraag 20: het citaat is voluit geschreven. 2 / 4
Regel 14: ante pedes Pythi pisces abiciebantur Vraag 21: regelnummer nog een keer vermeld. Regel 19: Gravate ille primo en regel 19: Impetrat Vraag 22: De citaten zijn voluit geschreven.
Regel 19: Gravate ille primo. Quid multa? Impetrat en regel 20-21: Nomina facit, negotium conficit
Vraag 23: toevoeging begin en einde verwijzing.
Citeer de twee niet direct opeenvolgende Latijnse woorden uit het vervolg (protulerat t/m definiendi regel 26-29) die beschouwd kunnen worden als complimenten voor C. Aquilius.
blz. 6
Vertaalopdracht: toevoeging van het woord 'Vertaalopdracht' aan kop2 en toevoeging van de volgende tekst:
Let op: Latijnse woorden die in de aantekeningen staan, zijn in de tekst vetgedrukt. Tekst onderaan vervalt: Bronvermelding ... examen wordt gepubliceerd.
BIJLAGE
Achter de regelnummers is een punt toegevoegd.
De bronvermeldingen onder de teksten zijn naar boven verplaatst (direct onder de kop van de corresponderende tekst).
Bij de aantekeningen is een liggend streepje tussen Latijnse woorden en hun vertalingen/verklaringen toegevoegd.
De Latijnse woorden die ook vermeld zijn in de aantekeningen, zijn vet gemaakt in de tekst.
titelblad: geen aanpassingen
blz. 2
Regel 6: tekst is tussen aanhalingstekens gezet. 6. "terraeque urbesque recedant,"
Regel 15-16: tekst is tussen aanhalingstekens gezet. 15. "bacchatur vates, magnum si pectore possit
16. excussisse deum."
blz. 2 t/m 5: geen aanpassingen