• No results found

2012 Examen VWO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2012 Examen VWO"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VW-1010-a-12-2-o

Examen VWO

2012

Latijn

Bij dit examen hoort een bijlage.

Dit examen bestaat uit 22 vragen en een vertaalopdracht.

Voor dit examen zijn maximaal 74 punten te behalen.

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Geef niet meer antwoorden (tekstelementen, redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één tekstelement wordt gevraagd en je antwoordt met meer dan één tekstelement, dan wordt alleen het eerste tekstelement in de beoordeling

meegeteld.

tijdvak 2 woensdag 20 juni 9.00 - 12.00 uur

(2)

VW-1010-a-12-2-o 2 lees verder ►►►

Tekst 1

Regel 7 origini Romanae et deos adfuisse

1p 1 Leg uit waarop deze woorden een toespeling zijn. Baseer je antwoord op de teksten die je voor dit examen hebt gelezen.

Regel 12 Aegre id Romana pubes passa

Uit het vervolg blijkt dat dit ook voor Romulus gold.

1p 2 Citeer het Latijnse tekstelement uit het vervolg (t/m vocat regel 15) waaruit dat blijkt.

Regel 19-23 Invitati t/m discurrit

De actie van de Romeinen vond niet spontaan plaats, maar was gepland.

2p 3 Citeer de twee Latijnse tekstelementen uit de regels 21-23 (Ubi t/m discurrit) die duidelijk maken dat er sprake was van planning.

Regel 22-23 ad rapiendas virgines

In sommige manuscripten van Livius staat niet rapiendas maar capiendas.

1p 4 Leg uit dat de lezing rapiendas meer bijdraagt tot enargeia.

Regel 23 raptae

Uit grammaticaal oogpunt zou je hier eerder de vorm rapta verwachten.

2p 5 a. Leg dit uit.

b. Verklaar het gebruik van raptae in plaats van rapta.

In de regels 23-28 (Magna t/m factam) komt een climax voor.

2p 6 Citeer van elk van de drie onderdelen van deze climax steeds het eerste Latijnse woord.

Regel 24 patrum en regel 32 patrum

Hiermee worden niet dezelfde patres bedoeld.

2p 7 a. Beschrijf in eigen woorden wie met patrum in regel 24 worden bedoeld.

b. Beschrijf in eigen woorden wie met patrum in regel 32 worden bedoeld.

Regel 34 quo t/m sit

1p 8 Waarop heeft de opvatting quo t/m sit betrekking?

A bezittingen

B bondgenootschap C huwelijk

D kinderen

Regel 32-38 Sed t/m desiderium

2p 9 a. Citeer het Latijnse woord uit de regels 32-38 (Sed t/m desiderium) waaruit blijkt dat Romulus erkende dat de roof van de meisjes een onbehoorlijke daad was.

b. Leg uit dat Romulus de verantwoordelijkheid voor de roof ook bij anderen legde. Baseer je antwoord op de regels 32-38 (Sed t/m desiderium).

(3)

VW-1010-a-12-2-o 3 lees verder ►►►

Regel 32-40 Sed t/m sunt

Romulus gaf de meisjes een tweeledig advies.

2p 10 Beschrijf dit tweeledige advies in eigen woorden. Baseer je antwoord op de regels 32-40 (Sed t/m sunt).

Regel 31 est en regel 40 sunt

Deze twee werkwoordsvormen staan in dezelfde tijd. Toch is er verschil in het gebruik van de tijd.

2p 11 Leg dit uit. Ga bij je antwoord in op beide werkwoordsvormen.

Tekst 2 en Tekst 1

De door Plutarchus genoemde Fabius (Tekst 2, regel 1) behoort tot de Romeinse geschiedschrijvers die vóór Livius leefden.

2p 12 a. Noteer de naam van deze groep geschiedschrijvers.

Tekst 2, regel 9-10 ‘van wie er maar enkelen vrouwen bezaten’

b. Citeer het Latijnse tekstelement uit Tekst 1, regel 1-8 (Iam t/m miscere) dat hiermee inhoudelijk vergelijkbaar is.

Tekst 3

Regel 6 eam indignitatem

Om twee verschillende redenen werd de belegering door Mucius als een belediging ervaren.

2p 13 Beschrijf deze twee redenen in eigen woorden. Baseer je antwoord op de regels 1-7 (Obsidio t/m constituit).

Regel 6-7 primo sua sponte penetrare in hostium castra constituit Later veranderde Mucius van gedachten.

2p 14 a. Beschrijf in eigen woorden in welk opzicht hij van gedachten veranderde.

Baseer je antwoord op het vervolg (t/m facinus regel 12).

b. Beschrijf in eigen woorden op grond van welke overweging hij van gedachten veranderde. Baseer je antwoord op het vervolg (t/m facinus regel 12).

Uit een aantal gegevens in de regels 12-17 (Adprobant t/m obtruncat) valt af te leiden dat Mucius van plan was Porsenna te doden.

2p 15 Beschrijf in eigen woorden twee gegevens waaruit je dit kunt afleiden.

Regel 13 in confertissima turba

1p 16 Beschrijf in eigen woorden door welke omstandigheid er zo’n grote menigte op de been was. Baseer je antwoord op de regels 12-17 (Ubi t/m obtruncat).

Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.

(4)

VW-1010-a-12-2-o 4 lees verder ►►►

Regel 20-21 Romanus sum civis; C. Mucium vocant

De bereidheid waarmee Mucius dit hier zegt, vormt een contrast met de terughoudendheid die hij toonde in regel 15-16 (ne semet ipse aperiret quis esset).

2p 17 Leg uit dat zijn houding in beide gevallen door de situatie werd bepaald. Ga in op beide situaties.

Regel 22 facere et pati fortia

2p 18 a. Beschrijf in eigen woorden wat facere fortia in deze context concreet inhoudt.

b. Beschrijf in eigen woorden wat pati fortia in deze context concreet inhoudt.

Regel 26 Nullam aciem, nullum proelium timueris

Op het eerste gezicht lijken deze woorden een geruststelling.

2p 19 a. Leg dit uit.

Uit het vervolg blijkt dat het slechts om een schijnbare geruststelling gaat.

b. Leg dit uit.

Regel 32 miraculo

1p 20 Beschrijf in eigen woorden wat de koning een miraculum vond.

Regel 36 meritum

1p 21 Beschrijf in eigen woorden wat meritum inhield. Baseer je antwoord op het voorafgaande (vanaf Quam regel 31).

Regel 37 quod minis nequisti quod

2p 22 a. Beschrijf in eigen woorden waarop quod betrekking heeft. Baseer je antwoord op de regels 27-30 (Cum t/m vident).

minis

b. Waaruit bestond deze dreiging? Citeer als antwoord het desbetreffende Latijnse tekstelement uit het voorafgaande (vanaf Hoc regel 25).

Tekst 4

Bestudeer Tekst 4 met de inleiding en de aantekeningen.

37p Vertaal de regels 1 t/m 11 in het Nederlands.

einde

Bronvermelding

Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Citeer een Latijns tekstelement uit regel 17-22 t/m praesidio waaruit blijkt dat deze suspicio volgens Livius terecht is.. 1p 15 † Hoe zorgt Livius er in regel 1-6 voor dat

1p 26 Citeer uit Tekst 3, regel 8-12 ( Εἰ t/m ψεύδομαι ) het Griekse tekstelement waaruit blijkt dat de woorden 'Bij die gelegenheid behaalt Socrates zijn

2p 4 Citeer de twee Latijnse tekstelementen uit het vervolg (t/m inveniunt regel 18) waarmee deze daad gekarakteriseerd wordt..

2p 13 Citeer de twee (niet opeenvolgende) Latijnse woorden uit de regels 1-5 (Confecerunt t/m custodio) waaruit dit blijkt.. Regel 7-9 Sed

1p 18 Citeer het Latijnse tekstelement uit het vervolg (t/m volabant regel 34) dat een tegenstelling vormt met Neptunus t/m secundis (regel 23)9. Regel 26 fulgebat en regel

1p 8 Citeer het Latijnse woord uit het vervolg (t/m efficit regel 31) dat duidelijk maakt dat Livius met het woord Iuvenes in regel 29 Romulus en Remus bedoelt.. Regel 1-31 Iam

Citeer uit het vervolg (t/m demergunt regel 19) de twee niet direct opeenvolgende Latijnse tekstelementen die in het geval van Lucilius inhoudelijk vergelijkbaar zijn

1p 7 Citeer uit het vervolg (t/m regel 532 passu) het Latijnse woord waarmee de inhoud van Apollo’s woorden wordt gekwalificeerd.. Regel 525-527 Plura