• No results found

De relevantie van ideologiekritiek in neoliberale tijden: het hoe en waarom van een kritische theorie van de neoliberale ideologie.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relevantie van ideologiekritiek in neoliberale tijden: het hoe en waarom van een kritische theorie van de neoliberale ideologie."

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

De relevantie van ideologiekritiek in

neoliberale tijden:

het hoe en waarom van een kritische theorie van de

neoliberale ideologie.

Mariama Cromer

10120572

Masterscriptie in de Filosofie, aan de Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Robin Celikates Tweede lezer: Yolande Jansen Afstudeer datum: 17 december 2015

(2)

Milanovic, Wereldbankonderzoeker (2002):

‘Er is duidelijk iets mis. Wie stelt dat de huidige neoliberale globalisering de weg is die we moeten gaan, en dat het beleid van de Washington consensus misschien tot nu toe geen resultaat heeft gehad maar dat in de toekomst wel zal doen, vervangt empirisme door ideologie.’

(3)

Inhoud

Inleiding p. 5

1) Ideologie: implicaties en ontwikkeling van het concept p. 7

1.1) Conceptualisatie, effecten en revolutionaire implicaties p. 7

1.1.1) Ideologisch betekeniskader p. 7

1.1.2) Ideologische dominantie p. 9

1.1.3) Beschrijvend, positief en negatief p. 10

1.1.4) Teweeg gebrachte effecten p. 12

1.1.5) Revolutionaire implicaties p. 14

1.2) Ideologie bij Karl Marx p. 16

1.2.1) Ideologie in het gedachtegoed van Marx p. 16

1.2.2) The German Ideology p. 18

1.2.3) Basis-bovenbouw model p. 20

1.2.4) Warenfetisjisme p. 22

1.3) Kritisch of non-kritisch, waarachtig of onwaarachtig:

ideologie bij Marx, Gramsci en Althusser p. 23

1.3.1) Epistemologische claim p. 24

1.3.2) Ontologisch waarachtig p. 24

1.3.3) Waar of onwaarheid als irrelevante criteria p. 25

2) Neoliberalisme: ideologie of governmentality p. 27

2.1) Neoliberalisme als ideologie p. 27

2.1.1) Algemene duiding van het neoliberalisme p. 27 2.1.2) Kritische beschouwing van het neoliberalisme p. 30 2.1.3) Neoliberalisme als ideologisch systeem p. 36

2.2) Neoliberalisme volgens Foucault p. 37

2.2.1) Neoliberalisme als besturing van zelfbestuur p. 37 2.2.2) Neoliberale politieke rationaliteit geldt als waarheid p. 38

3) Ideologiekritiek: de Kritische Theorie van de Neoliberale Ideologie p. 41

3.1) Ideologiekritiek en de Kritische Theorie p. 41

3.1.1) De kritische praktijk van Marx p. 41

(4)

3.2) Onthulling van de neoliberale illusie p. 47

3.2.1) Epistemologische grond voor kritiek p. 48

3.2.2) Functionele grond voor kritiek p. 52

3.2.3) Genealogische grond voor kritiek p. 53

3.3) Reflexiviteit: relevantie van ideologiekritiek p. 54

3.3.1) Aannames p. 54

3.3.2) Historische inbedding, sociale en politieke implicaties p. 55 3.3.3) Emancipatie van de neoliberale illusie p. 56

Conclusie p. 58

Appendix p. 61

(5)

Inleiding

In het neoliberale tijdperk wordt het marktmechanisme beschouwd als een natuurlijke wetmatigheid die de best mogelijke resultaten en meest efficiënte economische productie oplevert. Sferen die voorheen tot de publieke voorzieningen behoorden en niet aan marktwerking onderhevig waren – zoals zorg, onderwijs, post, openbaar vervoer, telefonie, energie- en watervoorzieningen etc. – worden tot economische sectoren gemaakt en zodoende aan het marktmechanisme blootgesteld. Onder het neoliberalisme wordt privé eigendom geprefereerd boven collectief eigendom; nationale bedrijven worden geprivatiseerd en blootgesteld aan marktconcurrentie, wat de producten beter en meer rendabel, ofwel, winstgevend zou moeten maken. Het neoliberalisme baseert zich op de neoliberale theorie, welke stelt dat het algemene belang en economische groei bevorderd worden door het streven naar winstmaximalisatie. Deze gedachtegang is opgenomen in het collectieve bewustzijn; de neoliberale veronderstellingen worden als vanzelfsprekend aangenomen.

De vanzelfsprekendheid van de deze veronderstellingen wordt hier in twijfel getrokken. Het neoliberalisme is namelijk niet de vanzelfsprekende of natuurlijke manier van zijn, maar historisch specifieke ideologische bewustzijnsvorm; kenmerkend voor een ideologische bewustzijnsvorm is dat deze als natuurlijk wordt ervaren. Met een ideologische bewustzijnsvorm wordt het bewustzijn dat stamt uit een bepaalde ideologie bedoeld. Bij deze bewustzijnsvorm hoort een betekeniskader dat de ideologische veronderstellingen ondersteunt en vanwaaruit een specifiek manier van waarnemen en ervaren ontspringt. In tegenstelling tot wat het neoliberalisme beloofde, is de economische groei in deze periode juist trager geworden. Daarbij blijkt dat het privatiseren van collectieve goederen, in tegenstelling tot wat de neoliberale theorie beweert, niet in het voordeel van het algemene belang uitpakt; in werkelijkheid heeft de privatisering voor toenemende sociale ongelijkheid gezorgd. Daarbij wordt de menselijke ervaringswereld overwegend gedomineerd door abstracte marktwaarde; de marktwaarde weegt in het neoliberalisme zwaarder dan alle andere waarden.

Uit de foutieve veronderstellingen volgt dat de neoliberale-bewustzijnsvorm bestaat uit onwaarachtige betekenissen. Vanuit de kritische notie van ideologie kan een dergelijke onjuiste bewustzijnsvorm aan ideologiekritiek onderworpen worden. De actor die de ideologiekritiek, of kritische theorie van de ideologie uitvoert, emancipeert zichzelf in die praktijk van het onjuiste bewustzijn.

Het concept ideologie heeft een roerige geschiedenis doorgemaakt waarin de nadruk en het karakter van het concept is veranderd en verder ontwikkeld. Dit heeft gezorgd voor een diffuus concept waarvan de precieze betekenis niet duidelijk of eenduidig valt te definiëren. Door de onduidelijkheid en diversiteit van de implicaties die het begrip ideologie met zich meebrengt, wordt het in sommige academische kringen geprefereerd om het concept in zijn geheel niet meer te gebruiken. Dit werk zal aantonen dat het concept ideologie een unieke functie dient die niet uit de kritische sociale theorie verloren moet gaan. Voor het onderwerp van dit werk is ideologie in de kritische zin van het concept het meest van belang.

Wat er onder neoliberalisme moet worden verstaan is geen uitgemaakte zaak. Wat de neoliberale theorie voorschrijft is een vaststaand gegeven, maar hoe dit zich middels

(6)

neoliberale beleidsvoering manifesteert kan per implementatie verschillen. De verscheidene uitwerkingen van het neoliberale beleid worden gevat onder het werkwoord neoliberalisering. Door eigendom van het collectief te ontnemen en te verkopen aan de hoogste bieder, heeft neoliberalisering voornamelijk tot effect gehad dat, wat voorheen publiek kapitaal was, nu als privé eigendom in handen is van de hoge sociaal-economische klasse. Door het uitblijven van economische groei, heeft deze accumulatie de sociale tegenstellingen vergroot.

In een tijd waarin de ideologie zich succesvol voordoet als de natuurlijke orde, en tegelijkertijd het belang van het concept ideologie in diskrediet raakt, ontstaat er een situatie waarin de ideologie zichzelf nog gemakkelijker als de natuurlijke en vanzelfsprekende staat van zijn kan grondvesten. Dergelijke omstandigheden bemoeilijken de onthulling van de ideologie als onjuist bewustzijn. Om de neoliberale ideologische illusie te ontkrachten, onderzoekt deze scriptie de relevantie van een ideologiekritiek op de neoliberale ideologie. Het doel is om aan te geven hoe de ideologie van het neoliberalisme een onjuiste bewustzijnsvorm creëert, en waarom dit kwalijk is. De vraag die dit onderzoek zal beantwoorden is: ​hoe en waarom kan ideologiekritiek relevant zijn voor het neoliberalisme?

In het eerste hoofdstuk zal uitgebreid worden behandeld wat er onder ideologie begrepen wordt. De bruikbare noties uit de ontwikkeling van het concept worden samengevoegd tot één integraal ideologie concept. Hoofdzakelijk zal aandacht zijn voor Marx’ cognitieve en structurele notie van ideologie, welke versterkt wordt met Gramsci’s habituele en Althussers affectieve en subjectificerent begrip van ideologie. Door duidelijk te maken wat er onder ideologie verstaan moet worden kan het neoliberalisme als ideologische bewustzijnsvorm worden herkend. Het volgende hoofdstuk behandelt het neoliberalisme en zal aantonen dat deze aansluit bij de bepaling van ideologie. Hierna volgt een beknopte analyse van Foucaults benadering van het neoliberalisme als

governmentality ​en veronderstel ik dat het concept ideologie relevanter is voor een kritische benadering van het neoliberalisme. In het laatste hoofdstuk wordt toegelicht hoe de praktijk van ideologiekritiek in zijn werk gaat en wat hiervan de implicaties zijn. Al het voorafgaande maak het mogelijk om op dit punt een gefundeerde kritische theorie van de neoliberale ideologie op te stellen. Tot slot besluit ik met de conclusie waarin de bovengenoemde onderzoeksvraag wordt beantwoord.

(7)

1.

Ideologie:

implicaties en ontwikkeling van het concept

In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd wat er in deze scriptie onder een ​ ideologische bewustzijnsvorm begrepen wordt. Dit zal gebeuren door middel van een uiteenzetting

van de betekenis van het concept ​ideologie en de effecten die een ideologie teweeg

brengt. Vervolgens wordt uitgebreid behandeld hoe het concept in het werk van Karl Marx begrepen moet worden. Hierna wordt de focus gelegd op de manier waarop de onjuistheid van de ideologie begrepen wordt in het werk van Marx zelf, en Antonio Gramsci en Louis Althusser, twee prominente Marxistische denkers. Deze denkers vullen Marx’ begrip van ideologie op een waardevolle manier aan.

‘The word “ideology”, one might say, is a ​ text​, woven of a whole tissue of different conceptual strands; it is traced through by divergent histories, and it is probably more important to asses what is valuable or can be discarded in each of those lineages than to merge them forcibly into some Grand Global Theory.’ 1

Eagleton stelt dat ideologie minder als term an sich​ , en meer als tekst begrepen dient te worden. Hiermee bedoelt hij dat het concept ideologie een rijke verzameling aan – soms tegenstrijdige – betekenissen bevat die niet in een simpele definitie onder te brengen zijn. Met deze notie valt te verenigen dat ideologie begrepen dient te worden als een concept dat in ontwikkeling is, in tegenstelling tot een begrip met één scherpomlijnde, vaststaande definitie. Het onderwerp ideologie zal worden benaderd in navolging van deze interpretatie van de stelling van Eagleton. De meest bruikbare noties van ideologie zullen verenigd worden in een moderne duiding van het concept ideologie. Hieruit zal geen geforceerde globale theorie tot stand komen, maar eerder een bepaling van wat een bruikbare notie van het concept op dit punt in haar ontwikkeling impliceert. Voor een werkbare en heldere toepassing van het concept lijkt het mij noodzakelijk om daarmee uiteindelijk te kunnen aangeven waarom ​ ideologiekritiek relevant is voor onze huidige tijd.

1. Conceptualisatie, effecten en revolutionaire implicaties 1.1.1) Ideologisch betekeniskader

Als concept is ​ ideologie een hulpmiddel om inzicht te krijgen in hoe mensen denken en handelen in sociale contexten. Volgens Thompson is het bestuderen van ideologie, het bestuderen van de wijze waarop betekenissen functioneren in het in stand houden van de dominante verhoudingen binnen een maatschappij. Een ideologie omvat het2 systeem van ideeën dat beïnvloedt welke betekenissen individuen waarnemen, en heeft als doel het versterken, of legitimeren, van de machtspositie van een specifieke sociale

1 Terry Eagleton, Ideology: An Introduction. Verso, 2007: 1.

(8)

groep. Een dergelijk systeem van ideeën omvat een specifieke stijl van waarnemen.3 4 Deze stijl van waarnemen wordt een gewoonte van waarnemen; het wordt de natuurlijke of gebruikelijke manier waarop tot de werkelijkheid wordt toegetreden. De ideologie verzorgt een zekere contextafhankelijke inkadering van betekenissen, waardoor personen – die onder deze ideologische invloed leven – in hun waarneming van sociale betekenissen worden gestuurd.

Er treedt door de ideologie dus een inkadering van sociale betekenissen op, welke we een ​ideologisch betekeniskader ​zullen noemen. De samenhang van verschillende betekenissen die tot dezelfde ideologie behoren kan beter begrepen worden vanuit het Wittgensteiniaanse concept ​familiegelijkenissen​, dan als berustend op een constante essentie. Er is tussen de betekenissen die bij een ideologie horen – net5 als bij de meeste individuen van een familie – een zekere coherente samenhang te herkennen. Eagleton stelt dat een ideologie begrepen kan worden als ‘a convenient way6 of categorizing under a sinlge heading a whole lot of different things we do with signs’. 7 Deze ​tekens hebben iets met elkaar gemeen, mits ze tot hetzelfde ideologisch systeem behoren: ze staan in functie van het versterken en behouden van een specifieke politieke macht. Het teken ​an sich bepaalt niet of deze een ideologie ondersteunt; de context waarin het teken wordt gebruikt, en dus de betekenis die het teken in deze specifieke context oproept – de relatie van het teken tot zijn context – bepaalt zijn ideologische kwaliteit. Oftewel: ‘exactly the same piece of language may be ideological in one context and not in another; ideology is a function of the relation of an utterance to its social context.’ 8

Onder tekens moeten niet slechts talige uitingen worden verstaan. Ook gebaren, handelingen, voorwerpen en elke andersoortige betekenisdragers zijn tekens en kunnen, afhankelijk van de context waarin het teken voorkomt en dus de betekenis die het teken draagt, aan een ideologie verbonden zijn. Ideologie is niet zomaar een verzameling tekens, maar heeft betrekking op de relatie tussen bepaalde tekens en politieke processen. Alle betekenisdragers kunnen potentieel in dienst staan van een9 ideologie, afhankelijk van de context waarin ze tot uiting komen. De ideologische sturing beïnvloedt het bewustzijn en dus de ideeën, die onderdeel van het bewustzijn zijn.10 Naast ideeën heeft de ideologie betrekking op de waarden waaraan een samenleving vasthoudt.

Behalve in het denken van subjecten manifesteert ideologie zich ook tastbaar in de maatschappelijke instituties die de status quo uitdragen en vertegenwoordigen, in praktijken en gewoontes die men ontwikkelt en in de handelingen die volgens de regels

3 Raymond Geuss, The Idea of a critical theory. Cambridge, 1981: 15. 4 Eagleton, 2007: 23.

5 Ibid., 193.

6 Personen uit een familie zijn duidelijk uit hetzelfde nest afkomstig in zoverre dat hun wereldvisies

stammen uit een gezamenlijke achtergrond, en deze visies elkaar zodoende wederzijds bevestigen; een zelfde overeenkomst en wederzijdse bevestiging bestaat er binnen een ideologisch

betekeniskader.

7 Eagleton, 2007: 193. 8 Ibid., 9.

9 Ibid., 28/29.

10 Een uitgebreide uiteenzetting van wat er precies onder het bewustzijn moet worden verstaan kan in

dit werk helaas niet gegeven worden; hier volstaat aan te geven dat ideeën onderdeel zijn van het bewustzijn.

(9)

van een ideologie dag na dag worden uitgevoerd. Binnen het ideologisch betekeniskader ontstaan er gewoonten in het waarnemen en in het handelen, of in andere woorden: mentale zowel als materiële disposities.11 Deze worden niet in alle gevallen volledig door de ideologie veroorzaakt, maar worden wel door de ideologische structuur ondersteund, bevestigd en gelegitimeerd. Het ideologisch betekeniskader geeft betekenis aan de manier waarop subjecten in de wereld staan, en maakt dat ze zich naar deze betekenissen gedragen. Op deze manier houdt het betekeniskader zichzelf in stand. De ideologische betekenissen worden herbevestigd doordat ze hun weerklank vinden in de alledaagse ervaring, waardoor de ideologische beïnvloeding voortdurend wordt gereproduceerd.

De ideologie wordt geïnternaliseerd en door de personen zelf uitgedragen. Hiermee reikt de invloed van ideologie tot in de eigen belevingswereld van subjecten. De ideologie beperkt zich dus niet enkel tot het denken, maar heeft betrekking op de onbewuste, prereflexieve, affectieve relaties tot de sociale realiteit. Ideologie is geen12 kwestie van gevoel tegenover denken, of gevoel tegenover structuur, maar heeft betrekking op de samenhang tussen beide. Williams verbint deze treffend in zijn notie van ideologie als een ‘​structure of feeling​’. 13

‘We are talking about characteristic elements of impulse, restraint, and tone: specifically affective elements of consciousness and relationship: not feeling against thought, but thought as felt and feeling as thought: practical consciousness of a present kind, in a living and interrelating continuity.’ 14

1.1.2) Ideologische dominantie

In de theorie van de ideologie wordt over het algemeen aangenomen dat er binnen een samenleving één ideologie domineert, en dat deze dus de grootste invloed op de waargenomen betekenis uitoefent. Dit systeem van ideeën wordt dan de ​15 heersende ​ of

dominante ideologie genoemd.16 In het huidige tijdperk is de ​ kapitalistische neoliberale ideologie de dominante ideologie met betrekking tot politiek en economisch beleid. De

heersende ideologie structureert op zowel expliciete als impliciete wijze de sociale werkelijkheid en geeft zo de praktische normen aan die gebruikelijk zijn binnen een specifieke samenleving. Tot de dominante ideologie behoort het geheel van tendensen17 die in het voordeel van de status quo reguleren. Deze ideologie beïnvloedt het socio-politieke sentiment van de meerderheid, waardoor de status quo – via het

11 Mentaal en materieel hier begrepen als, respectievelijk, inwendige disposities in het denken en

uitwendige disposities in het handelen.

12 Eagleton, 2007: 18.  13 Ibid., 48.

14 Raymond Williams, Marxism and Literature. Oxford, 1977: 125.  15 Eagleton, 2007: 36, 37.

16 Voor een behandeling van de notie van dominante ideologie, zie: Abercrombie, Hill en Turner, The Dominant Ideology Thesis. London, 1980. + Therborn, The New Questions of Subjectivity. In Slavoj Žižek (ed.), Mapping Ideology (167-178). Verso, 2012. + Eagleton 2007: 34-42.

17 Hoe groot deze samenleving begrepen moet worden hangt af van hoe ver de werking van de

ideologie in kwestie strekt, het kan variëren van een kleine nauw verwante groep, of juist een wijdverspreid en redelijk loshangend gezelschap, tot een heel werelddeel.

(10)

bewustzijn, het handelen, materiële praktijken, maatschappelijke instituties en de algemene disposities – gereproduceerd en zo in stand wordt gehouden.

Dit betekent niet dat de belevingswereld geheel aansluit bij het neoliberalisme, of een andere dominante ideologie. Volgens Williams zijn sociale ervaringen altijd complex en contradictoir; geen sociale orde, dus ook niet de dominante ideologie, omvat ooit alle menselijke praktijken, energieën of intenties.18 De werkelijkheid zal dan ook nooit eenduidig worden waargenomen of beleefd, maar veelal een contradictoire mengelmoes zijn van waarden die stammen uit de heersende ideologie en noties die direct uit de praktische ervaring stammen.19 Er is dus geen sprake van een causale determinatie van de belevingswereld van subjecten, maar van een beïnvloeding van die belevingswereld.

1.1.3) Beschrijvend, positief en negatief

Globaal kunnen er drie verschillende karakters aan het concept ideologie toegeschreven worden: een ​beschrijvend​, een ​positief of ​ louterend en een ​negatief of ​ kritisch karakter.20 Ideologie in de beschrijvende of neutrale zin kan begrepen worden als een antropologische studie naar de socio-culturele samenhang van een specifieke groep mensen. Hieronder vallen de geloven, houdingen, gebruikte concepten en psychologische disposities van deze groep. In een ideologie in de beschrijvende zin komt geen evaluatie of waardeoordeel van die ideologie of de mensen die haar naleven mee. 21 Het hebben van een ideologie moet zodoende begrepen worden als het hebben van een zekere levensbeschouwing.

Ideologie in positieve zin heeft wel een evaluatieve lading. Een ideologie in deze positieve of louterende zin, is een levensvisie die uiting geeft aan waarden en idealen van een persoon of groep en geeft invulling aan de menselijke behoefte om een betekenisvol bestaan te leiden. Deze ideologie wordt niet in de cultuur aangetroffen, zoals de beschrijvende ideologie als uitkomst van een antropologische studie naar een bestaande groep, maar is een systeem van idealen dat geconstrueerd en uitgevonden moet worden om de groep ten goede te komen. De ideologie in positieve zin is die 22 wereldvisie die voor een specifieke groep de grootste kans op vervulling van hun wensen, behoeftes en interesses geeft. Ideologen zijn in deze notie de personen die de 23 ideeën construeren en proclameren. Deze positieve notie van ideologie is expliciet terug te vinden in het werk van Lenin. Hij doopt het Marxisme of socialisme om tot ideologie, 24 en hen die de klassenstrijd sterken door de socialistische ideologie aan het proletariaat uit te leggen – waaronder Lenin zelf – zijn in deze de ideologen. 25

Het concept van ideologie met een negatief of kritisch karakter is de notie van ideologie waar dit werk voornamelijk op gericht is. Ideologie in kritische zin komt voort uit een project van het bekritiseren van geloven, houdingen en wensen van de individuen

18 Williams, 1977: 132. 19 Eagleton, 2007: 36. 20 Geuss, 1981: 4. 21 Ibid., 5. 22 Ibid., 23. 23 Ibid., 22. 24 Ibid., 23. 25 Eagleton, 2007: 90.

(11)

in een samenleving. Dit kritische project wordt geïnitieerd door de observatie dat de mensen in die samenleving verward zijn, ‘about themselves, their position, their society and their interests’.26 Kortom, ze begrijpen zichzelf en de stand van zaken op een onwaarachtige manier. De ideologische beïnvloeding maakt dat de eigenlijke aard van de sociale omstandigheden niet wordt begrepen, doordat de ervaring verstoord wordt door de ideologie die zich inmengt in de manier waarop sociale betekenissen begrepen worden. De ideologie is de constellatie van geloven, houdingen, disposities etc. die onwaarachtige betekenissen creëert. De ideologie manipuleert de subjecten tot het hebben van een onjuist bewustzijn. Ideologen zijn ook in deze notie hen die ideologische ideeën proclameren, maar dan met de negatieve lading dat dit onware ideeën zijn waarmee de ideologen hun toehoorders een onjuist bewustzijn aanpraten. 27

Bij elk van de drie karakters zorgt ideologie dus voor een bepaalde bewustzijnsvorm: bij ideologie in beschrijvende zin een begeleidende bewustzijnsvorm; bij ideologie in positieve zin een louterende of idealistische bewustzijnsvorm; en bij ideologie in kritische zin een onwaarachtige of onjuiste bewustzijnsvorm. Voor het doel van dit werk – aangeven waarom en hoe ideologiekritiek relevant is voor het neoliberalisme – is de kritische notie van ideologie van het grootste belang. Het doel van de kritiek op de ideologie is om, door de verwarring aan de verwarden zelf duidelijk te maken, hen van deze waanbeelden te bevrijden. Het centrale probleem waar de ideologiekritiek zich mee bezig houdt is hoe een sociaal systeem dat onbehoorlijke ongelijkheden teweeg brengt en een gedegradeerde, heteronome manier van leven inhoudt, de passieve politieke instemming van subjecten verkrijgt. Deze negatieve of28 kritische notie van ideologie wordt voor het eerst uitgebreid uitgewerkt in het werk van Marx.29 In het vervolg van dit werk zal de term ideologie specifiek de kritische notie aanduiden.

Ondanks dat het gebruikelijk is om de kritische notie van ideologie en de beide non-kritische tegenhangers van het concept te zien als in competitie met elkaar, kan er in de conceptualisatie van ideologie gerefereerd worden naar zowel de kritische als de non-kritische noties. Leopold betwijfelt dat er inconsistenties voort hoeven komen als30 er in de beschrijving van ideologie naar zowel de kritische al non-kritische noties van ideologie verwezen wordt.31 Aan het eind van dit hoofdstuk zal de negatieve conceptualisatie van Marx vergeleken worden met de conceptualisaties van ideologie bij Gramsci en Althusser, die meer overeenkomen met een beschrijvend begrip van ideologie, maar tegelijkertijd ook kritische zijn over de aard van de sociale verhoudingen.

26 Geuss, 1981: 12.

27 Dit kan, maar hoeft niet altijd kwade opzet te zijn; de ideologen staan ook onder de invloed van de

ideologie en geloven zelf ook in de waanbeelden die ze verkondigen.

28 Lois McNay, Contemporary critical theory. In Michael Freeden, Lyman Tower Sargent & Marc Stears

(eds.), The Oxford Handbook of Political Ideologies (138-154). Oxford, 2013: 139.

29 Eagleton, 2007: 69.

30 Het is goed mogelijk dat een ideologie die de ware aard van de sociale relaties verhult wel een

realistische beschrijving geeft van de sociale praktijken, of dat deze ideologie een positief karakter heeft voor de sociale groep voor wie de sociale verhoudingen voordeel opleveren. 

31 David Leopold, Marxism and Ideoloy: From Marx to Althusser. In Michael Freeden, Lyman Tower

(12)

1.1.4) Teweeggebrachte effecten

Geuss stelt dat een systeem van ideeën, praktijken, disposities, etc. een aantal effecten teweeg moet brengen om aan de classificatie van ideologie te voldoen. Een bewustzijnsvorm is een ideologie als deze functioneert als de ​ stabilisatie en ​legitimatie

van specifieke sociale instituties of praktijken. Deze instituten en praktijken staan dan 32 in verband tot het onderhouden van een bepaalde ideologische macht, en bijkomende bewustzijnsvormen. Legitimatie houdt in dat er een tactische instemming wordt bereikt waardoor een instituut als legitiem wordt beschouwd, of althans als zodanig overkomt. 33 Door de instemming met de legitimiteit van een instituut komt de stabiliteit daarvan tot stand.

Legitimering hangt samen met een ander ideologisch effect dat Eagleton bespreekt: ​rationalisatie​. Rationaliseren betekent een verklaring geven die poogt logisch consistent en ethisch acceptabel te zijn, maar waarin de werkelijke motivatie niet wordt onderkend of waar een kwalijk gegeven mee wordt verborgen. De rationalisatie dient 34 als excuus waarmee de waarheid wordt verscholen; voor anderen, maar mogelijk ook voor het rationaliserende subject zelf. Zowel de dominerende als de gedomineerde lagen van de bevolking kunnen ideologische betekenissen rationaliseren; soms om hun35 geweten te verlichten, of om een situatie simpelweg dragelijk te maken. 36

Een andere manier waarop een dominante macht zichzelf kan legitimeren kan zijn door waarden en ideeën te promoten die overeenkomen met de politieke intentie van die macht. Deze ideeën worden ​genaturaliseerd of ​geüniversaliseerd ​zodat ze vanzelfsprekend en onoverkomelijk schijnen te zijn. Ideeën die een bedreiging voor het ideologisch betekeniskader vormen worden gedenigreerd, of uitgesloten door een onuitgesproken systematische logica.37 Wanneer een ideologie genaturaliseerd wordt ontstaat er volgens Eagleton, politiek gezien, een vicieuze cirkel: de sociale realiteit en de ideologie blijven elkaar herbevestigen. ‘Social reality is redefined by the ideology to become coexstensive with itself, in a way that occludes the truth that the reality in fact generated the ideology.’ De neoliberale notie van de markt is een voorbeeld van een38 instituut dat op ideologische wijze genaturaliseerd is. Dat de markt tot de menselijke natuur behoort is een neoliberale propositie die volgens Jameson niet onomstreden mag blijven. Hij richt zich tot het werk van Becker, die het marktmodel toepast om al39 het menselijk gedrag mee te verklaren.40 Behalve als model om menselijk gedrag te

32 Geuss, 1981: 15. 33 Eagleton, 2007: 54. 34 Ibid., 51.

35 Ibid., 52.

36 Een voorbeeld van een rationalisatie is de manier waarop men omgaat met de omstandigheden in

de wereldwijde kledingindustrie. In een oud textiel land als Nederland is er een gevoel van trots over het afschaffen van de gevaarlijke omstandigheden en het kinderarbeid in de textielfabrieken. Dat de huidige textielwerkers vaak kinderen zijn die onder nare en gevaarlijke omstandigheden moeten werken, wordt echter verklaart doordat die kinderen toch op een manier geld moeten verdienen en dat de posities die ze in de kledingindustrie vervullen nu eenmaal de aangeboden werkgelegenheid is. Deze rationalisatie hangt direct samen met het ideologische effect van naturalisatie, in dit geval van het neoliberale marktmodel. 

37 Eagleton, 2007: 5. 38 Ibid., 58.

39 Frederic Jameson, Postmodernism and the Market (1991). In Slavoj Žižek (ed.), ​Mapping Ideology

(278-295). Verso, 2012: 281.

(13)

verklaren, wordt het marktmechanisme volgens Jameson zelfs begrepen als een vervanging voor menselijke besluiten en overwegingen.

‘Market ideology assures us that human beings make a mess of it when they try to control their destinies … and that we are fortunate in possessing an interpersonal mechanism – the market – which can substitute for human ​hubris and planning, and replace human decisions

altogether.’ 41

Deze gedachtegang verklaart de uitwerkingen van de markt als overeenstemmend met de menselijke natuur. In het geval van kritiek op de markt weet de markt beter wat de menselijke natuur verlangt dan de mensen zelf. De marktwerking lijkt tot menselijk ethos te worden; dat het marktmodel de meest wenselijke resultaten oplevert wordt onder de neoliberale ideologie als een natuurlijk en onomstreden gegeven beschouwd. Ook middels ​universalisatie kan een ideologisch instituut zichzelf legitimeren.

Waarden die stammen uit een bepaalde tijd en plaats worden voorgesteld als universele menselijke waarden, die door iedereen geambieerd en vervuld dienen te worden.42 Harvey geeft een voorbeeld van hoe de specifieke Amerikaanse neoliberale invulling van vrijheid de rest van de wereld wordt opgedrongen: ‘US leaders have … projected upon the world the idea that American neoliberal values of freedom are universal and supreme’. De neoliberale Amerikaanse invulling van vrijheid wordt met militair geweld43 geïmplementeerd. De betekenis die een dominantie ideologie toekent aan een belangrijk concept als vrijheid kan tot de universele notie van vrijheid worden als deze inkadering van betekenis niet wordt herkend als een ideologische bewustzijnsvorm. Harvey onderkent dat de betekenis van vrijheid is ingekaderd door, of althans dat de discussie omtrent vrijheid in het neoliberale tijdperk sterk is beperkt.

‘What is so astonishing ... is the lack of any serious debate as to which of several divergent concepts of freedom might be appropriate to our times.’ 44

Deze universalisatie en naturalisatie hebben op hun beurt weer betrekking op de

dehistoriserende kracht van de ideologie. Het dehistoriserende effect houdt in dat de ideologische instituten, praktijken en ideeën niet worden erkend als verbonden aan een specifieke tijd, plaats en sociale groep. Hierdoor kunnen ideeën en praktijken zichzelf45 gemakkelijk naturaliseren en universaliseren en zodoende hun legitimiteit en stabiliteit in stand houden. Een ander bijkomstig effect van de dehistoricering is dat ideeën als autonome entiteiten worden begrepen die losstaan van hun historische en materiële inbedding. Žižek geeft een voorbeeld van de dehistoricering van de liberale ideologie,46 wanneer hij stelt dat het gemakkelijker voor te stellen is dat de wereld op catastrofische

41 Ibid., 290.

42 Eagleton, 2007: 56.

43 David Harvey, A Brief History of Neoliberalism. Oxford, 2005: 206.  44 Ibid., 183/184.

45 Eagleton, 2007: 59.

46 Materieel wordt in deze scriptie in Marxistische zin bedoelt, hoofdzakelijk als de maatschappelijk georganiseerde arbeid.

(14)

wijze vergaat, dan dat er zich een veel bescheidenere verandering in de productie modus voordoet.47 Hieruit blijkt dat het liberale kapitalisme zich heeft gevestigd als de natuurlijke, legitieme, universele en onveranderlijke economische modus, die onafhankelijk van een specifieke historische ontwikkeling lijkt te zijn.

1.1.5) Revolutionaire implicaties: vernieuwing of behoudt van sociale verhoudingen Het ontstaan van het concept ideologie staat in een nauwe verhouding tot de opkomst van de ​revolutionaire ​klassenstrijd​. Het heeft vanaf zijn ontstaan gediend en kan nog steeds dienen als een theoretisch wapen in de klassenstrijd.48 Naast een klassengebonden notie van ideologie worden met het concept ook ideologieën gevat die betrekking hebben op systemen die niet klassengebonden zijn, zoals kwesties rondom gender, racisme en nationalisme. Deze scriptie richt zich enkel op de politiek-economische ideologie.

De term ​klassenstrijd lijkt hedendaags minder geschikt; de brede populatie lijkt zich niet of in ieder geval minder met de notie van een bepaalde klasse te identificeren.De term ​klasse is bij het uitblijven van een breed gedragen sociale ervaring, geen stabiel sociale configuratie en heeft daarom een dubieuze lading.49 Het besef van het klassenverschil begint weer te groeien, maar dit klassenbewustzijn staat niet meer in betrekking tot de onderscheiding van de klassen zoals Marx deze omschreef ten tijden van de ​moderniteit​. Beck stelt dat, in onze tijd, de groei van sociale ongelijkheid gelijk loopt aan de vertroebeling van de perceptie van klassen; het klassenonderscheid ‘does not follow large identifiable groups in the lifeworld, but is instead fragmented across (life) phases, space and time. De klassenverdeling bestaat wel maar is niet gemakelijk50 of eenduidig te herkennen.

Een teken dat een bewustzijn van klassen en klassenstrijd huidig weer sterker wordt is op te maken uit de protesten van Occupy beweging. Uit de slogan, ​ We are the 99%​, waaruit de nadruk op het verschil tussen de 1% (de groot-kapitalisten, waaronder financiële instellingen) en de overige 99% blijkt. Hoewel volgens Beck de ervaring van duidelijk identificeerbare klassen in de huidige tijd minder vanzelfsprekend is, blijkt uit de Occupy slogan dat er huidig een duidelijk onderscheid tussen de ​ gewone populatie en de ​economisch ​heersende klasse ​wordt ervaren. De notie van klassenstrijd is van belang voor het concept ideologie in het algemeen, en de praktijk van ideologiekritiek op de neoliberale ideologie in het bijzonder. Ideologische strijd is strijd op het gebied van de inkadering van betekenissen, of in Eagletons woorden, ​ ‘​conflicts within the field of signification’. Uit het vervolg van deze scriptie zal blijken dat het van groot belang is51 voor een ideologiekritiek op het neoliberalisme om in kaart te brengen hoe het neoliberale betekeniskader gerelateerd is aan het concept klasse of klassenstrijd. De heldere aanduiding van klassen die blijkt uit de Occupy slogan – kortom: de hoge klasse, en de rest – is daarbij zeer relevant voor de huidige klassenstrijd.

47 Slavoj Žižek, ​The Spectre of Ideology. In Slavoj Žižek (ed.), ​Mapping Ideology (1-33). Verso, 2012: 1. 48 Eagleton, 2007: 69.

49 Harvey, 2005: 31.

50 Ulrich Beck, The Reinvention of Politics. Polity Press, 2005: 26. 51 Eagleton, 2007: 11. 

(15)

Het ideologische wereldbeeld lijkt de wereld gelijktijdig zowel juist als onjuist te representeren. Bijvoorbeeld empirisch gezien waarachtig maar misleidend in wat het idee afdwingt; kloppend in zijn oppervlakkige betekenis maar onjuist met betrekking tot zijn onderliggende assumpties; of slechts een deel van de zaak expliciterend waardoor52 andere belangrijke aspecten onderbelicht blijven.53 Dat een ideologie onjuiste bewustzijnsvormen produceert houdt niet in dat deze bewustzijnsvormen geen expressie kunnen zijn van echte behoeftes en verlangens. Succesvolle ideologieën moeten, om in stand te blijven, meer zijn dan enkel geponeerde illusies; de ideeën moeten op een bepaalde manier resoneren met de individuen die onder haar invloed staan en een versie van de sociale realiteit communiceren die echt en herkenbaar genoeg is om niet direct te worden ontkracht. Geuss stelt dat de voornaamste reden dat ideologieën in stand blijven is dat ze op legitieme menselijke aspiraties inspelen. Dat 54 bepaalde aspecten van de ideologie echt genoeg overkomen sluit allerminst uit dat de ideologie ook pertinent foute ideeën inhoudt. 55

Eagleton beschrijft de ideologie treffend als een verzonnen oplossing voor echte problemen.56 Uit deze omschrijving blijkt zowel het imaginaire als het werkelijke karakter van de ideologie. De ideologie wordt een onjuiste bewustzijnsvorm genoemd maar wordt daarmee niet iets onwerkelijks, iets dat niet het geval is. Een ideologie brengt een bepaalde stijl van waarnemen teweeg, maar deze stijl zelf kan niet als juist of onjuist worden bewezen. Normatieve en empirische elementen die van belang zijn voor de ideologische bewustzijnsvorm kunnen vaak echter wel worden onderzocht op hun waar of onwaarachtigheid.57 Een ideologische betekenis kan ook als onjuist worden beschouwd door wat deze uitsluit als mogelijkheden tot verandering. Eagleton legt dit helder uit:

‘Ideological statements may be true to society as at present constituted, but false in so far as they thereby serve to block off the possibility of a transformed state of affairs. The very truth of such statements is also the falsehood of their implicit denial that anything better could be conceived.’ 58

Hoewel de ideologische bewustzijnsvorm dus het geval kan zijn en in die zin waarachtig, sluit dit niet uit dat deze bewustzijnsvorm foutieve en dus onware elementen bevat. In de ontwikkeling van de theorie van de ideologie is er veel verwarring geweest over de manier waarop de onwerkelijkheid van de ideologie begrepen moet worden. Om deze verwarring op te helderden, behandelt het eind van dit hoofdstuk hoe dit door Marx, Gramsci en Althusser verschillend benaderd.

52 Ibid., 16/17. 53 Leopold, 2013: 24.  54 Geuss, 1981: 25. 55 Eagleton, 2007: 15.  56 Ibid., 6. 57 Ibid., 23. 58 Ibid., 27.

(16)

1. 2 Ideologie bij Karl Marx

Hoewel veelvuldig beoordeeld als een cruciaal element binnen zijn intellectuele nalatenschap, bestaat er in het werk van Marx geen heldere en bestendige behandeling van ideologie.59 Marx omschrijft de werking van ideologie vaak indirect en zonder de specifieke term te gebruiken. Toch is de ideologiekritiek, en daarmee dus de notie van ideologie, de kern van de kritische theorie van de samenleving, waar Marx’ werk de basis voor legt. 60

Uit zijn werk zijn verschillende noties van ideologie op te maken, die mee veranderen aan de hand van verschillende fases van zijn intellectuele ontwikkeling. De61 algemene uiteenzetting die volgt zal gericht zijn op zijn kritische notie van ideologie als een systeem van onjuiste ideeën die het inzicht in de ware aard van de sociale relaties verstoord en zodoende de sociale orde stabiliseert en reproduceert. Na deze algemene duiding zullen drie verschillende fases in zijn denken over ideologie onderscheiden worden aan de hand van drie van zijn werken, namelijk, ​The German Ideology​, ​ A Contribution to a Critique of Political Economy​ en ​Capital​.

1.2.1) Ideologie in het gedachtegoed van Marx

Volgens Marx bestaat een ideologie uit breed gedragen sociale ideeën die de werkelijkheid ​misrepresenteren​, en zijn ze een verschijnsel van maatschappijen waarin een klassenonderscheid bestaat. Deze ideologische ideeën zijn sociaal omdat ze direct62 of indirect impact hebben op principes die acties aansturen, en dus hun uitwerking vinden in de manier waarop mensen zich onderling gedragen.63 Deze ideeën en representatie verhullen, naturaliseren en dehistoriseren de sociale tegenstellingen die in dergelijke ​klassenmaatschappijen bestaan. Zelf als er strikt gesproken niets onjuist is aan een idee kan deze in dienst staan van een ideologische verhulling door bijvoorbeeld de blik op de sociale realiteit scheef te trekken, door de focus sterk op één aspect te richten, waardoor niet de gehele waarheid in beeld komt en zodoende kritische attentie wordt afgeleid van andere aspecten van de sociale realiteit. De ideologiekritiek van64 Marx is erop gericht aan te tonen dat het bewustzijn niet ​ an sich bestaat, maar altijd

afhankelijk is van materiële factoren. 65 Verder richt zijn kritiek zich de historische oorzaken en functies van de onjuiste ideologische ideeën. 66

De ideologische ideeën en representaties werken in het voordeel van de heersende klasse, dat wil zeggen, de klasse die de economisch dominante positie heeft. De ideeën

59 Leopold, 2013: 20.  60 Geuss, 1981: 2/3.  61 Leopold, 2013: 21. 

62 De aanduiding ‘ideeën’moet hier breed begrepen worden, waaronder assumpties, waarden,

geloven, doctrines, theorieën etc. vallen.

63 Leopold, 2013: 23.  64 Ibid., 24. 

65 Robin Celikates, Karl Marx: Critique as Emancipatory Practice. In Karin de Boer, Ruth Sonderegger

(eds.), Conceptions of Critique in Modern and Contemporary Philosophy (101-118). Palgrave Macmillan, 2011: 102.

(17)

van de heersende ideologie behoren volgens Marx tot het bewustzijn van de heersende klasse, maar wordt ook de rest van de maatschappij opgedrongen.

‘The ideas of the ruling class are in every epoch the ruling ideas, i.e. the class which is the ruling ​ material force of society, is at the same time its ruling ​intellectual​ force.’ 67

De heersende klasse zelf is ook aan de ideologische invloed onderhevig. De heersende klasse herkent deze ideeën niet als verbonden aan hun eigen dominantie, maar worden gezien alsof ze een onafhankelijk bestaan hebben. Omdat de ideologische ideeën als autonoom worden beschouwd in plaats in te zien dat ze uit de materiële realiteit ontstaan, wordt de connectie tussen de heersende ideeën en de heersende klasse, zelfs door de heersende klasse zelf, niet herkend als afhankelijk van hun dominantie in het historische tijdperk;68 het ideologische systeem van ideeën wordt begrepen als een universele, ahistorisch en natuurlijke bewustzijnsvorm. In werkelijkheid representeren de dominante ideeën de historisch specifieke materiële omstandigheden in de klassenmaatschappij:

‘The ruling ideas are nothing more than the ideal expression of the dominant material relationships, the dominant material relationships grasped as ideas; hence of the relation​ ships which make the one class the ruling one, therefore, the ideas of its dominance.’ 69

De ideologie is deel van de verklaring voor stabiliteit binnen, volgens Marx, een onjuiste

sociaaleconomische ordening​; naast de repressieve krachten die bestaan binnen samenlevingen (directe repressie of de dreiging daarvan door antagonistische bevolkingsgroepen of door de staat), is de ideologie een non-repressieve kracht die de verhoudingen en handelingen reproduceert, en zo zorgt voor schijnbare harmonie. ​70 62 Naast ideologie spelen er meer non-repressieve krachten mee in het stabiliseren en dus reproduceren van de sociale orde, zoals suffe economische druk (de dagelijkse sleur van het moeten verdienen van je bestaan), twijfel over andere mogelijke alternatieven, moeilijkheden met het organiseren van collectief verzet, of angst voor de mogelijke negatieve weerslag van radicale sociale transformaties. 71

De stabiliteit die de ideologie in de sociale ordening brengt beschouwt Marx niet als een blijvende situatie. In zijn visie zullen maatschappijen waarin klassenonderscheid bestaat uiteindelijk verder ontwikkelen naar een klasseloze maatschappij waarin het menselijk floreren niet langer zal worden belemmerd.72 De kapitalistische klassenmaatschappij analyseert hij, in Celikates zijn formulering, ‘as systematically

67 Karl Marx en Friedrich Engels, The German Ideology (1845-46). In Robert C. Tucker (ed.): The Marx-Engels Reader (146-200). Norton, 1978 (2nd ed.): 172.

68 Ibid., 173.

69 Marx en Engels, 1978: 173/174.  70 Leopold, 2013: 22. 

71 Ibid., 23.  72 Ibid., 22. 

(18)

obstructing the full realisation of central human capabilities and the satisfaction of basic human needs​.​’73 In Marx' visie van een toekomstige socialistische orde is er een klasseloze samenleving tot stand gekomen waarin de productiemiddelen collectief eigendom zijn. Misleidende en o ideeën zullen niet nodig zijn en dus niet bestaan, ‘as soon as it is no longer necessary to represent a particular interest as general or the “general interest” as ruling’,74 omdat er geen sociale contradicties zijn die verhuld of gestabiliseerd hoeven te worden. Marx' visie van de socialistische orde en zijn notie van ideologie als een systeem van onjuiste en misleidende ideeën, maakt volgens zijn denken een socialistische ideologie onmogelijk. Sterker nog, Leopold stelt dat Marx'75 conceptualisatie van de socialistische orde een poging was om maatschappij te ontwerpen, waarin geen ideologie zou bestaat en waarin het bewustzijn bevrijd zou zijn van ideologische misleiding. Zoals eerder vermeld, doopt Lenin later het socialisme of76 Marxisme wel om tot ideologie in positieve zin. Zodoende is de initiële motivatie van Marx voor de socialistische gedachte door de historische ontwikkeling van het concept verhult geraakt. Het is echter interessant om de initiële motivatie van het socialistisch project te begrijpen, om de negatieve connotaties die de term socialisme door de loop geschiedenis heeft opgedaan te neutraliseren.

1.2.2) The German Ideology

In ​The German Ideology richt Marx zich samen met Frederick Engels tegen het ​idealisme in de Duitse filosofische traditie. Marx meent dat deze filosofen de zaken verkeerd om bezien. De idealisten beschouwen bewustzijn als los van de materie, als een​ ding-op-zich​:

‘In direct contrast to German philosophy which descends from heaven to earth, here we ascend from earth to heaven. ... Life is not determined by consciousness, but consciousness by life.’ 77

Marx stelt dat bewustzijn nooit iets anders kan zijn dan bewust bestaan, of bewust zijnde. Bewustzijn is verbonden aan de sociale praktijk en daarom moet de inhoud van bewustzijn niet begrepen worden als iets dat autonoom is aan de materiële sociale omstandigheden in de buitenwereld. Marx bekritiseert het idealisme omdat deze precies het tegenovergestelde stellen, namelijk dat ideeën onafhankelijk zijn van de materiële wereld en deze op hun beurt bepalen. Marx meent dat het van groot belang is om te erkennen dat ideeën voortkomen uit de materiële omstandigheden zodat deze niet worden gedehistoriseerd en genaturaliseerd, wat hij beschouwt als de geheime strategie van alle ideologie.78 Volgens Marx vinden ideeën, en dus bewustzijnsvormen, hun oorsprong in het materiële; het is deze overweging die maakt dat zijn theorie tot het

materialisme​ behoort. 73 Celikates, 2011: 104. 74 Marx en Engels, 1978: 174.  75 Leopold, 2013:, 22.  76 Ibid., 35.  77 Marx en Engels, 1978: 47.  78 Eagleton, 2007: 71. 

(19)

Sociale illusies, zoals de misleidende ideeën van de ideologie, zijn gegrondvest in echte tegenstellingen, zo stellen Marx en Engels.79 Hoe is het mogelijk dat onjuiste ideeën gebaseerd zijn op echte tegenstellingen in de werkelijkheid, maar toch onjuist kunnen zijn? Om dit uit te leggen is het nodig om het historische aspect van het materialisme erbij te betrekken en opnieuw te noemen dat de heersende economische klasse de heersende ideeën bepaalt. Marx' theorie van het historisch materialisme stelt dat economische productieprocessen een historische ontwikkeling doormaken. Met de80 ontwikkeling van de materiële productiemogelijkheden en dus de historische economie die daarop gebaseerd is, verandert ook de historische bewustzijnsvorm die afhankelijk is van de materiële economische ordening in het bijbehorende tijdperk. In maatschappijen waarin er onjuiste of oneerlijke sociale verhoudingen uit de materiële ordening van productieprocessen stammen, zoals het geval in de kapitalistische klassenmaatschappij, ontstaan er uit de materiële ordening onjuiste ideeën. De ideologen van de heersende klasse creëren illusies die de sociaal-economische verhoudingen legitimeren, en de heersende klasse bepaalt de dominante bewustzijnsvorm;81 daardoor zijn het ideologische ideeën waarmee de sociale wereld uitgelegd en begrepen wordt, terwijl deze ideeën niet overeenstemmen met de werkelijkheid van de materiële orde. Vanwege de dominante verhoudingen in de klassenmaatschappij leeft de samenleving naar deze onwaarachtige ideeën; doordat men zich in deze maatschappijen verhoudt tot het economische systeem alsof deze legitiem is, ontspringt het idee dat dit een legitieme en juiste praktijk moet zijn. De incongruentie tussen sociale ideeën en de sociale realiteit is onder specifieke historische condities dus inherent aan de sociale realiteit zelf. 82

Al het denken is sociaal materieel gedetermineerd, dat wil zeggen, gestoeld op de wijze waarom men omgaat met de objectieve materiële omstandigheden. Ideologische denksystemen ontkennen deze sociale determinatie en schijnen daardoor toe als op zichzelf staande ideeën van een ahistorisch karakter.83 De structurerende bewustzijnsvorm die hieruit ontstaat wordt door de subjecten ervaren als een

ding-op-zich in plaats van de uitkomst van sociale handelingen, en komt zodoende

diezelfde subjecten te overheersen. Men onderwerpt zich aan een kracht die zij zelf hebben gemaakt, maar die hen als vreemd en autonoom voorkomt en wiens zelfbeschrijving niet meer overeenkomt met de situatie in de materiële werkelijkheid. 84 De historisch specifieke bewustzijnsvorm raakt los van de werkelijke sociale verhoudingen in de materiële activiteit van de maatschappij en houdt deze verhouding in stand. Ze stabiliseert de materiële ordening, ondanks de tegenstellingen die daarin85 vervat liggen. Als de materiële wereld geordend is naar onjuiste ideeën en deze structurerende ideeën worden ervaren als krachten die losstaan van menselijke handeling, dan produceert de materiële wereld dus onjuiste ideeën over de legitimiteit en het historisch karakter van de materiële ordening.

79 Ibid., 72.  80 Celikates, 2011: 103. 81 Marx en Engels, 1978: 173.  82 Eagleton, 2007: 74/75.  83 Ibid., 89.  84 Ibid., 70.  85 Ibid., 74. 

(20)

Als de onjuiste sociaaleconomische ordening in materiële wereld het bewustzijn determineert dan zal daar een onjuiste bewustzijnsvorm uit ontstaan die deze ordening legitimeert. De ideeën die gegenereerd worden door de onjuiste representatie van de materiële ordening zijn de dominante ideeën binnen een samenleving. Men leeft immers naar deze sociaaleconomische ordening, wat deze de aanblik van rechtvaardigheid en natuurlijkheid geeft. De illusies bestaan om deze tegenstellingen te verhullen of te legitimeren, en alleen door de materiële omstandigheden te veranderen en dus de sociale tegenstellingen op de heffen, zullen de illusies uiteindelijk verdwijnen. Dit sluit echter niet uit dat er uit de ​ware materiële situatie ideeën kunnen ontstaan die de

materiële ordening waarachtig representeren. De invloed die de onjuiste ideologische ideeën hebben is niet onaantastbaar en kan overkomen worden door redenatie en bewijslast, stelt Leopold: ‘Marx does not think individuals are permanently trapped within ideological modes of thinking. Ideology may have an initial hold, but is not portrayed as imperverious to evidence and reason.’ 86

Daaruit blijkt dat er vanuit de werkelijke materiële situatie ware ideeën over die situatie kunnen ontstaan, die op hun beurt de onjuiste ideeën devalueren.

Toch is dit een onbevredigende uitkomst. De sociale illusies zullen in de brede maatschappij blijven bestaan als de sociale tegenstellingen in de materiële orde niet worden opgeheven. Dat enkelen zich van de ideologische misleiding kunnen ontdoen, doet niet af aan de revolutionaire missie in het Marxistische denken over ideologie. De werkelijkheid is dan immers nog altijd volgens onrechtvaardige ideeën geordend. Om sociale illusies kwijt te raken is het nodig om de materiële omstandigheden te veranderen. Als er in de materiële ordening geen tegenstellingen bestaan zijn er ook geen sociale illusies nodig om deze te maskeren. Ofwel, als materiële omstandigheden de basis vormen voor de ideeën, maar materiële tegenstellingen onjuiste ideeën produceren, dan kunnen de onjuiste ideeën dus alleen verholpen worden door de materiële tegenstellingen te verhelpen. Ideologiekritiek die enkel theoretisch blijft kan dan geen verschil maken in de materiële wereld. Een materialistische theorie van ideologie is dus onafscheidelijk van een revolutionaire politieke praktijk die de werkelijkheid poogt te veranderen. 87

1.2.3) Basis - bovenbouw model

Uit het voorwoord van een andere tekst van Marx, ​ A Contribution to a Critique of Political Economy​, is een bekendere uiteenzetting van zijn conceptualisatie van ideologie te vinden, namelijk die van de ‘base and superstructure’, of in de Nederlandse vertaling: ‘basis en bovenbouw’. De ideologie wordt in deze verdeling in de bovenbouw aangetroffen, die bestaat uit de juridische, politieke, religieuze, morele, esthetische en filosofische ideeën binnen een samenleving. De bovenbouw wordt geconditioneerd door de basis, die bestaat uit de economische activiteit binnen een samenleving. Hoewel de88 inhoud van de bovenbouw zelf ook invloed op de materiële verhoudingen in de basis kan uitoefenen, verklaart Marx dat de voornaamste functie van de bovenbouw zijn

86 Leopold, 2013: 23. 87 Eagleton, 2007: 72.  88 Ibid., 80. 

(21)

functioneren als bijdrage aan de materiële reproductie en het in stand houden van de economische verhoudingen is. 89

‘The mode of production of material life conditions the social, political and intellectual life process in general. It is not the consciousness of men that determines their being, but, on the contrary, their social being that determines their consciousness.’ 90

Er is hier sprake van een zekere circulaire werking. De basis conditioneert de bovenbouw en de bovenbouw functioneert als stabilisator van de basis, ofwel de economisch materiële verhoudingen produceren de ideologie, en de ideologie staat in dienst van het reproduceren van de economisch materiële verhoudingen. Het doel van het basis bovenbouw model is volgens Eagleton, om duidelijk te maken dat van alle sociale sferen de ordening van de economische productiviteit de meeste krachtige determinatie uitoefent over de rest van de sociale wereld. Een verandering in de economische ordening zou de meeste verandering over de rest van de sociale realiteit bewerkstelligen. Met het oog op een globale verandering van het sociale is de economie dus de meest relevante sfeer om aan te passen.91 Deze redenering levert een overtuigend punt op voor de geldigheid van het Marxistische streven om de economische orde te transformeren.

De economische materiële orde bepaalt de gedachten en daarmee het intellectueel bewustzijn; de manier waarop de materiële economische wereld geordend is bepaalt de ideeën en representaties over die materiële wereld. De ideeën binnen een maatschappij zullen de materiële ordening in die maatschappij willen verklaren en valideren als een juiste sociaaleconomische realiteit. De basis bestaat uit zowel de productieve kracht (arbeidskracht en apparaten waarmee geproduceerd wordt), als de sociale verhoudingen waaronder deze productie zich voltrekt. Op het moment dat de sociale verhoudingen de verdere ontwikkeling van de productieve kracht niet langer ondersteunen maar belemmeren, breekt er een tijdperk van sociale revolutie aan 92

In wezen verschilt de conceptualisatie van ideologie niet veel van die we in de uiteenzetting van ​The German Ideology ​bij Marx tegenkwamen. Een verschil is dat ideologie hier breder gedragen is dan in de conceptualisatie uit ​ The German Ideology​. De ideologie is niet meer de bewustzijnsvorm van de heersende klasse die wordt opgedrongen aan de overige individuen, maar ontstaat in deze fase van Marx' denken vanuit het bewustzijn van het geheel van de samenleving. De ideologische structuur93 staat in verbinding met het bewustzijn van ieder subject, in tegenstelling tot alleen de subjecten uit de dominante klasse.

89 Celikates, 2011: 102.

90 Marx, A Contribution to a Critique of Political Economy. http//www.Marxist.org: voorwoord. 91 Eagleton, 2007: 82. 

92 Celikates, 2011: 103. 93 Eagleton, 2007: 80. 

(22)

1.2.4) Warenfetisjisme

In de latere economische geschriften van Marx, specifiek het hoofdstuk ‘The Fetishism of Commodities’ in het eerste volume van ​ Capital​, is nog een andere notie van ideologie op te maken; deze notie is verbonden aan Marx' analyse van het ​ warenfetisjisme​. De ideologie in de vorm van het warenfetisjisme is niet zoals in de andere Marxistische noties van ideologie een idee, maar een onderdeel van de verschijning van een onbevattelijke, verstoorde sociale realiteit binnen kapitalistische samenlevingen. Marx stelt dat de productie verhoudingen de sociale aard van de productie ​mystificeren​; de productie verhoudingen zijn de eigenlijke sociale relaties tussen mensen maar schijnen door de kapitalistische productie modus toe als interacties tussen de waren die ze produceren. Mystificatie betekent dus dat de een bepaalde zaak verduisterd wordt, waardoor deze niet naar zijn ware aard ervaren wordt. De materiële objecten, geproduceerd in de kapitalistische orde, hebben het aanzien van waren met een ruilwaarde. Deze ruilwaarde is afhankelijk van het sociaal economisch construct, maar wordt begrepen als een intrinsieke eigenschap van deze waren. Ofwel, alles dat wordt geproduceerd, wordt als een handelswaar begrepen. De menseigen sociale verhoudingen van materiële reproductie schijnen door het warenfetisjisme toe als verhoudingen tussen dode, onbezielde dingen; het sociale karakter van arbeid wordt94 hierdoor niet meer als een sociale interactie begrepen, en arbeid krijgt zodoende een

vervreemdend​ effect.

Vervreemding is een vorm van verstoring van de menselijke relatie tot het zelf, de sociale en politieke wereld en de natuur. Deze vervreemding komt voor op zowel individueel als collectief niveau. De vervreemding uit zich in het onvermogen om de eigen acties te doorgronden en in een gevoel van machteloosheid omtrent de bestaanscondities. De vervreemding als gevolg van het warenfetisjisme heeft specifiek95 betrekking op de vervreemde relatie van de mens tot het product van zijn arbeid.

‘The mysterious character of the commodity-form consists therefore simply in the fact that the commodity reflects the social characteristics of men’s own labour as objective characteristics of the products of labour themselves, as the socio-natural properties of these things.’ 96

Echte menselijke relaties worden door het warenfetisjisme dat meekomt met de kapitalistische productiemodus als de relaties tussen onmenselijke dingen. Het sociale karakter van arbeid wordt versluierd en verstopt door de circulatie van waren, waardoor deze materiële producten niet meer als sociale producten worden begrepen. Doordat de samenleving door levenloze entiteiten wordt gedomineerd schijnt de maatschappij niet langer een menselijk construct te zijn, en daarom ook niet door mensen te veranderen; de materiële orde lijkt hierdoor onoverkomelijk.

De ideologie is in deze notie vervat in de dagelijkse economische operaties. De ideologie bevindt zich als het ware in de – schijnbaar natuurlijke – circulatie van materiële producten die de uitkomst zijn van het menselijk handelen in overeenstemming met de materiële kapitalistische orde. Anders dan in de basis

94 Ibid., 85. 

95 Celikates, 2011: 107.

(23)

bovenbouw constructie van ideologie, bevindt de ideologie zich hier in de basis van economische productiviteit. De ideologie lijkt hier geen kwestie van bewustzijn, maar veel meer een kwestie van de dagelijkse economische handelingen binnen het kapitalistisch systeem. 97

Men maakt zelf de producten die uiteindelijk zijn existentie komen te domineren. Men is in zijn dagelijkse productie vervlochten met de materiële voorwerpen die het sociale karakter van zijn leven voor hem onherkenbaar maakt. Terwijl de gehele sociale structuur deze maskering over zijn eigen karakter genereert, is het is wezen nog altijd een sociale aangelegenheid die wordt gedragen door het handelen van sociale actoren. In plaats van een subject dat een onjuist bewustzijn verkrijgt is er hier een actief deelnemen aan de ideologie door de menselijke uitvoering van de materiële productie. Het subject is door zijn producerende activiteit een deel van het reproduceren van de ideologische structuur. Dit is echter de uitwerking van het kapitalistisch systeem wat niet de verantwoordelijkheid van het subject is, maar waar hij zichzelf in aantreft. De subjecten staan niet aan de oorsprong van het politiek-economische systeem, maar werken wel actief mee aan het behouden van de ideologische invloed.

De mystificatie van de sociale aard van de productie is geen onjuist idee over de maatschappij maar een objectief effect van de economische werkelijkheid, ofwel de manier waarop de economische productie georganiseerd is. De kapitalistische realiteit is intrinsiek dubieus en misleidend. Inherent aan het kapitalisme is een disjunctie tussen98 hoe de dingen zijn en hoe ze zich presenteren.

1.3 Kritisch of non-kritisch, waarachtig of onwaarachtig: ideologie bij Marx, Gramsci en Althusser

Na Marx is de term ideologie veel centraler komen te staan in de Marxistische traditie. Opmerkelijk is dat de kritische benadering van ideologie in deze traditie veelal vervangen wordt door non-kritische conceptualisaties, waarin ideologie niet meer als problematisch wordt begrepen.99 In de kritische of negatieve benadering bestaat de ideologie uit een systeem van onjuiste ideeën; in de non-kritische benaderingen is dit geen prominent kenmerk van de van ideologie.

Gramsci en Althusser vallen in de categorie van Marxisten die een non-kritische theorie van ideologie hebben ontwikkeld. Bij deze twee auteurs is geen sprake van een geheel waardevrij ideologisch begrip, zoals eerder in dit hoofdstuk de beschrijvende ideologie is uitgelegd. Ze zijn het met Marx eens dat de liberale ideologie een onjuiste sociale ordening in stand houdt. Toch wijzen ze af dat de ideologie een onjuist bewustzijn veronderstelt. Hoe komt het dat Gramsci en Althusser de ideologie niet net als Marx in kritische zin, en dus als een onjuiste bewustzijnsvorm beschouwen, terwijl ze

97 Eagleton, 2007: 85.  98 Eagleton, 2007: 86.  99 Leopold, 2013: 27.

(24)

tegelijkertijd wel kritisch zijn over de ideologie?100 Waarin verschillen deze denkers in hun opvattingen over ideologie, en zijn hun theorieën met elkaar te verenigen?

1.3.1) Epistemologische claim

Marx’ concept van ideologie ontwikkelt maar behoudt door deze ontwikkeling de kern dat het een mystificatie en legitimatie van de sociale verhoudingen betreft. De ideologie is in ​De Duitste ​Ideologie een onjuist bewustzijn. In het basisbovenbouw model, de intellectuele verklaring van de materiële productie omstandigheden, welke dient om de sociale tegenstelling in de klassenmaatschappij te maskeren en stabiliseren en daarom een misrepresentatie van de werkelijkheid inhoudt; en in ​Capital​ een structureel effect van het kapitalisme dat de werkelijke sociale en materiële verhoudingen voor het

bewustzijn verbergt. In alle drie deze fases van Marx zijn denken is de onjuistheid van de ideologie een kwestie van de mystificatie van de werkelijkheid. Dit betekent niet dat Marx bedoelt dat onjuiste of illusoire ideeën niet overeenkomen met de materiële realiteit. Onjuiste ideeën stammen uit echte sociale contradicties; werkelijke​materiële tegenstelling leveren onwerkelijke ideeën op over de materiële orde. Marx maakt een epistemologische claim: de kennis over de wereld die de ideologie inhoudt is onjuist.

De epistemologische onjuistheid van de ideologie hangt voor Marx samen met een politieke onjuistheid. Eagleton merkt dit op met betrekking tot ​The German Ideology​.101 Het lijkt mij dat dit niet beperkt blijft tot de conceptualisatie van ideologie uit dat werk alleen, maar dat de samenhang tussen epistemologische en politieke onjuistheid prominent is voor en doorgevoerd wordt in de algemene notie van ideologie die we uit Marx zijn werk op kunnen maken. Kennis over de wereld doe onjuist i staat in direct verband met het legitimeren van politieke dominantie. Dit aspect zal in hoofdstuk drie meespelen als onderdeel van de epistemologische grond voor ideologiekritiek.

1.3.2) Ontologisch waarachtig

In het werk van Gramsci wordt ideologie op een brede en een smalle manier toegepast. De uitputtende notie van ideologie functioneert als de beschrijving van het institutionele en ideële terrein waarin individuen zich bewust worden van hun sociale positie ‘and therefore of their tasks.’ De precieze ideologie heeft betrekking op102 bepaalde opvattingen van de wereld die zich manifesteren in het individuele en collectieve leven. Deze conceptualisaties van de wereld hebben betrekking op bepaalde sociale groepen en worden belichaamd in allerlei praktische handelingen. 103Bij Gramsci ontwikkelt het concept ideologie van een systeem van ideeën bij Marx, naar een

habituele​, geleefde sociale praktijk, welke zowel de expliciete formele werking van

100De moeilijkheid rondom de claim dat de ideologie een onjuist beeld van de werkelijkheid inhoudt,

stamt uit het feit dat het – zeker met betrekking tot de sociale wereld – allerminst vanzelfsprekend is wat er onder realiteit of illusie moet worden begrepen. In dit werk zal ik niet pogen dit conundrum op te lossen. 

101 Eagleton, 2007: 79. 102 Leopold, 2013: 29. 103 Ibid., 30.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De allround waterbouwer kiest, beoordeelt en gebruikt bij het verwijderen van waterbouwkundige constructies het benodigde materiaal, gereedschap en materieel zorgvuldig, efficiënt

Region 1 is the main peak temperature (left) and the trap depth of the PP/POE composites filled with the silica modified with the unpolar silane with 2 or 3 alkoxy groups.. Region 2

De watervraag voor peilbeheer en beregening uit oppervlaktewater en grondwater verandert bij matige klimaatverandering (scenario’s Rust en Druk) nauwelijks tussen zichtjaar 2050

For each relatively homogeneous production area of the Western Cape, a typical farm budget model was developed, which served as the basis for the group discussions..

V66r de instelling van de Wetenschappelijke Raad voor het Rege- ringsbeleid, begin zeventiger jaren, vond een uitgebreide gedach- tenwisseling plaats over de verhouding

De index van het DSS-gedeelte wordt gecorri- geerd met de waarde die uit het ES-gedeelte komt en zo wordt de uiteindelijke Vewangings- index verkregen, Wanneer deze index een

Figure 5 shows the distribution maps (1605 × 1882 pix- els) of each surface energy balance item based on TM re- mote sensing data obtained on 9 April 2010. The experimental

Distribution of birth weight by gestational age of the babies in the study relative to the perinatal growth chart for international reference.. Comparison with