• No results found

Mindfulness en creativiteit : leidt gerichte aandacht via persistentie tot meer creativiteit?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindfulness en creativiteit : leidt gerichte aandacht via persistentie tot meer creativiteit?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mindfulness en Creativiteit: Leidt Gerichte

Aandacht Via Persistentie Tot Meer Creativiteit?

Sanne Loeber

Studentnummer: 6057616

30 november 2014

Begeleider:

mw. N.C. Boot MSc

2

e

beoordelaar:

dhr. dr. M. Baas

Aantal woorden: 5023

(2)

Abstract

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er reden is om aan te nemen dat er een verband is tussen mindfulness en creativiteit (e.g. Ostafin en Kassman, 2012). Voornamelijk Observatie (OBS), een specifieke vaardigheid van mindfulness, lijkt via de flexibiliteitsroute van het Dual Pathway to Creativity Model (DPCM) tot meer creatieve prestaties te leiden (Baas, Nevicka en Ten Velden, 2014). In de huidige studie is gekeken of Act With Awareness (AWA) onder bepaalde omstandigheden, via de persistentieroute van het DPCM, ook kan leiden tot meer creativiteit. Er is gevonden dat een brede brainstormtaak zorgt voor meer originele ideeën dan een smalle brainstormtaak, er is niet gevonden dat OBS in combinatie met een brede brainstormtaak en AWA in combinatie met een smalle brainstormtaak zorgt voor meer originele ideeën. Een aantal punten worden ter discussie gesteld.

(3)

Inhoud

Inleiding ... 4

Mindfulness ... 4

Mindfulness-vaardigheden ... 5

Creativiteit ... 7

Dual Pathway to Creativity Model ... 8

Mindfulness en Creativiteit ... 10 Huidig Onderzoek... 12 Methode ... 12 Deelnemers ... 12 Mindfulness-manipulatie ... 12 Creativiteitstaak ... 13 Procedure ... 15 Resultaten ... 15 Descriptief ... 15 Manipulatiecheck ... 16 Onderzoeksresultaten en Toetsingsresultaten ... 16 Conclusie en Discussie ... 19 Literatuur ... 22

(4)

Inleiding Mindfulness

Sinds jaren is er over de hele wereld een groeiende interesse in mindfulness. Mensen gebruiken mindfulness bijvoorbeeld om een positieve gemoedstoestand te bereiken, om van stressklachten af te komen of om meer voldoening uit hun werk te halen (Hülsheger, Alberts, Feinholdt, & Lang, 2013; Jain et al., 2007). Mindfulness vindt zijn oorsprong in het Boeddhisme. Mensen zijn mindful wanneer zij bewust aanwezig zijn in het hier en nu, zonder te oordelen (Brown & Ryan, 2003; Kabat-Zinn, 1990). Mensen die mindful zijn, zijn dus niet bezig met het verleden of de toekomst maar houden zich bezig met zaken die zich in hun directe omgeving afspelen door te observeren. Ook het concentreren op lichamelijke aspecten, zoals bijvoorbeeld ademhaling, valt hieronder. Mindfulness is een breed begrip dat zowel stabiele als variabele processen kan omvatten. Het stabiele proces van mindfulness gaat over de mate waarin mensen over het algemeen oog hebben voor wat er gebeurt en tot in hoeverre zij zich over het algemeen concentreren op het hier en nu (Creswell, Eisenberger & Lieberman, 2007). De variabele processen laten zich beïnvloeden door technieken als meditatie of yoga (Christopher, Christopher, Dunnagan, & Schure, 2006).

Mindfulness wordt geassocieerd met verschillende positieve gezondheidsuitkomsten, zoals vermindering van chronische pijn als resultaat van ziekte- of stressgerelateerde aandoeningen en het reduceren van angst- en paniekgevoelens die een rol kunnen spelen bij hartkwalen (Kabat-Zinn, 1990). Volgens Ryan en Deci (2000) kan mindfulness mensen helpen in hun dagelijks leven en bij het verbeteren van hun gezondheid, omdat het hen in staat stelt om automatische gedachten, gewoonten en ongezonde gedragspatronen aan te passen. Verder is uit onderzoek gebleken dat mindfulness bij mensen met emotioneel veeleisende banen bijdraagt aan de werktevredenheid en aan het voorkomen van burnout (Hülsheger,

(5)

Alberts, Feinholdt, & Lang, 2013). Hiernaast wordt mindfulness ook geassocieerd met verhoogde creativiteit. Ostafin en Kassman (2012) tonen bijvoorbeeld met hun onderzoek aan dat mindfulness kan bijdragen aan insight problem solving. Dit is het nadenken over de oplossing van een specifiek probleem, tot opeens de juiste oplossing zich voordoet (een AHA! – moment genoemd; Kaplan & Simon, 1990). Voornamelijk Observatie (OBS), een specifieke vaardigheid van mindfulness, lijkt via de flexibiliteitsroute van het Dual Pathway to Creativity Model (DPCM; Nijstad, De Dreu, Rietzschel & Baas, 2010) tot meer creatieve prestaties te leiden (Baas, Nevicka en Ten Velden, 2014). In de huidige studie zal worden gekeken of Act With Awareness (AWA), een specifieke vaardigheid van mindfulness waarbij het gaat om het bewust uitvoeren van handelingen zonder aan automatische gedragingen toe te geven (Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer en Toney, 2006), onder bepaalde omstandigheden, via de persistentieroute van het DPCM ook kan leiden tot meer creativiteit.

Mindfulness-vaardigheden

Mindfulness wordt veelal omschreven als een staat waarin mensen aanhoudend aandacht schenken aan wat er in hun omgeving gebeurt. Dit kunnen waarnemingen, lichamelijke sensaties en/of gedachten zijn. Er wordt geprobeerd hier niet op te reageren en hier niet over te oordelen (Grossman, Niemann, Schmidt & Walach, 2004; Kabat-Zinn, 2005; Miller Fletcher & Kabat-Zinn, 1995). Volgens Langer en Moldoveanu (2000) gaat het er voornamelijk om dat er tijdens het waarnemen van gedachten, gevoelens en belevingen nieuwe informatie uit de omgeving tot het bewustzijn doordringt. Deze waarnemingen kunnen leiden tot een grotere sensitiviteit met betrekking tot de omgeving, het meer openstaan voor nieuwe informatie, het ontwikkelen van nieuwe cognitieve categorieën voor het structureren van datgene wat wordt waargenomen en een grotere bewustwording van verschillende perspectieven bij het oplossen van problemen. Het subjectieve gevoel van mindfulness kan

(6)

een verhoogde staat van betrokkenheid, waakzaamheid of aanwezigheid in het hier en nu zijn. De tegenhanger van mindfulness is mindlessness. Iemand die mindless is raakt snel afgeleid, handelt op de automatische piloot en besteedt geen aandacht aan het hier en nu (Brown & Ryan, 2003).

Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer en Toney (2006) onderzochten de onderliggende dimensies van mindfulness en vonden dat er vijf belangrijke vaardigheden zijn te onderscheiden: Observeren (OBS, aandacht schenken aan, of opmerken van, interne en externe stimuli), Beschrijven (noteren of mentaal labelen van deze stimuli met woorden), Act With Awareness (AWA, bewust handelen, in plaats van toegeven aan automatische gedragingen), niet oordelen over innerlijke ervaringen (niet evalueren over eigen sensaties, cognities en emoties) en niet reageren op innerlijke ervaringen (toestaan dat gedachten en gevoelens komen en gaan zonder hierin op te gaan). In het huidige onderzoek zal worden gekeken naar OBS en AWA. Er lijkt namelijk een positieve relatie te zijn tussen OBS en cognitieve flexibiliteit (Chambers, Gullone & Allen, 2009; Slagter et al., 2007). Daarnaast draagt OBS er mogelijk ook aan bij dat mensen gemakkelijker alternatieve benaderingen kunnen toepassen op complexe problemen (Greenberg, Reiner & Meiran, 2012) en zijn mensen minder geneigd om te reageren op de automatische piloot (Schmertz, Anderson & Robins, 2009). AWA leidt tot beperkte aandacht specifiek gericht op een bepaald object (Davidson & Lutz, 2008) en tot vermindering van afdwalende gedachten (Hasenkamp et al., 2012). Vaardigheden in mindfulness kunnen worden ontwikkeld door regelmatig te mediteren (Grossman, 2008; Kabat-Zinn, 1994; Sedlmeier et al., 2012). Twee veel onderzochte technieken zijn open-monitoring meditatie (zonder te oordelen monitoren van ervaringen in het huidige moment) en focused-attention meditatie (vrijwillig en vasthoudend focussen op een gekozen object, bijvoorbeeld ademhaling; Lutz, Slagter, Dunne & Davidson, 2008). In

(7)

onderzoek wordt open-monitoring meditatie vaak gebruikt om OBS te trainen. Focused-attention meditatie wordt vaak gebruikt om AWA te trainen (Baas, Nevicka & Ten Velden, 2014).

Creativiteit

Een van de meest gebruikte definities van creativiteit is de productie van ideeën, oplossingen en producten die zowel nieuw (origineel) als bruikbaar zijn (Amabile, 1983). Omdat creativiteit vaak wordt geassocieerd met het maken van nieuwe verbindingen tussen bestaande ideeën (Koestler, 1964; Simonton, 1999) en het doorbreken van vaste patronen (Smith & Blankenship, 1991), is het van belang dat mensen minder focussen op hun vertrouwde manier van denken en vaste strategieën, maar dat ze een brede focus hebben en gemakkelijk switchen tussen verschillende benaderingen ten opzichte van een taak (Ashby, Isen, & Turken, 1999). Gumusluoglu en Ilsev (2009) stellen dat creativiteit werknemers onder andere in staat stelt om kansen en mogelijkheden te zien voor nieuwe producten, nieuwe toepassingen te vinden voor bestaande methoden of apparatuur en om nieuwe maar bruikbare werk-gerelateerde ideeën te genereren. Dit maakt creativiteit een interessant aspect voor organisaties. Creativiteit kan ook een belangrijke rol spelen bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.

In onderzoek naar creativiteit wordt vaak gekeken naar divergent denken. Van divergent denken is sprake wanneer er zoveel mogelijk geschikte antwoorden moeten worden bedacht voor een bepaalde vraag of voor een bepaald probleem (Crae, 1987). Hierbij speelt cognitieve flexibiliteit een belangrijke rol omdat dit mensen in staat stelt om te kunnen switchen tussen verschillende perspectieven en cognitieve categorieën (De Dreu, Baas & Nijstad, 2008). Voorbeelden van taken die worden gebruikt om divergent denken te meten zijn de Alternate Uses Task van Guilford (1950), de Torrance Test of Creative Thinking

(8)

(Torrance, 1966) en de brainstorm taak (Osborn, 1953). Het gaat er bij deze taken om dat er zoveel mogelijk originele manieren worden bedacht om bijvoorbeeld een probleem op te lossen, een bepaald voorwerp te gebruiken of problemen te bedenken die zich in een bepaalde situatie voor zouden kunnen doen. Creativiteit wordt vervolgens gemeten door het aantal ideeën, oplossingen of producten te meten (fluency), hiervan de originaliteit te bepalen en door de hoeveelheid gebruikte cognitieve categorieën te meten waaruit deze ideeën, oplossingen of producten komen (flexibiliteit). Als mensen ideeën (oplossingen, etc.) verzinnen uit veel verschillende categorieën zal waarschijnlijk ook het totale aantal ideeën die mensen verzinnen (dus fluency; Nijstad, Stroebe & Lodewijkx, 2003) en de originaliteit hiervan toenemen (Murray, Sujan, Hirt & Sujan, 1990). Divergent denken staat in tegenstelling tot convergent denken waarbij er slechts een juiste oplossing bestaat voor een bepaald probleem (McCrae, 1987). Een test die vaak wordt gebruikt om convergent denken te meten is de Remote Associates Test (RAT; Mednick & Mednick, 1967). Bij deze test worden steeds drie woorden gepresenteerd waarbij er maar één woord is dat met alle drie de woorden te maken heeft. Creatief denken speelt hierbij een rol omdat het eerste, meest voor de hand liggende antwoord, vaak niet het juiste is. Er moet dus verder worden nagedacht over verbanden tussen de verschillende woorden om deze woorden aan elkaar te verbinden. Hoewel hiervoor in zekere mate divergent denken nodig is, wordt het toch vaak gezien als een test om convergent denken te meten omdat er uiteindelijk maar een antwoord de juiste is (Akbari Chermahini, Hickendorff & Hommel, 2012).

Dual Pathway to Creativity Model

Lange tijd werd er gedacht dat alleen factoren die cognitieve flexibiliteit vergroten tot meer creativiteit zouden leiden (Eysenck, 1993, 1995; Guilford, 1967, Simonton, 1997). Tegenwoordig is er onderzoek dat ondersteuning biedt voor de veronderstelling dat

(9)

systematisch en gefocust denken ook kan leiden tot meer creativiteit onder bepaalde omstandigheden (Dietrich, 2004; Rietzschel, De Dreu, & Nijstad, 2007a, Rietzschel, Nijstad, & Stroebe, 2007; Simonton, 1997). Dit bracht De Dreu, Baas en Nijstad (2008) ertoe om het Dual Pathway to Creativity Model (DPCM) te ontwerpen. Dit model beschrijft dat er twee verschillende cognitieve routes zijn die tot creativiteit kunnen leiden: de flexibiliteitroute en de persistentieroute. De flexibiliteitroute representeert de mogelijkheid om creatieve inzichten, oplossingen voor problemen en ideeën te verkrijgen door het gebruik van breed uiteenlopende cognitieve categorieën. Ook is het switchen tussen categorieën en benaderingen en het kunnen gebruiken van brede associaties van belang om via de flexibiliteitroute tot creatieve inzichten, oplossingen voor problemen en ideeën te komen (De Dreu, Baas & Nijstad, 2008; Nijstad, De Dreu, Rietzschel & Baas, 2010).

De persistentieroute naar creativiteit houdt in dat mensen door systematisch en gefocust te denken tot meer originele ideeën en inzichten komen binnen relatief weinig cognitieve categorieën (De Dreu, et al. 2008; Nijstad, De Dreu, Rietzschel & Baas, 2010). Binnen elke categorie is slechts een beperkt aantal conventionele en onoriginele ideeën mogelijk. In eerste instantie zullen mensen met deze onoriginele- en conventionele ideeën komen, maar wanneer iemand vol blijft houden en blijft nadenken komen er uiteindelijk creatieve ideeën naar voren (Rietzschel, Nijstad & Stroebe, 2007). De persistentieroute vergt daarnaast executieve controle en werkgeheugencapaciteit van iemand en kost dus moeite en energie (Bohner, Moskowitz, & Chaiken, 1995; Chaiken & Trope, 1999; Evans, 2003; Koch et al., 2009, 2008; Winkielman et al., 2003). Volgens Roskes, De Dreu en Nijstad (2012) leidt persistentie dan ook alleen tot creativiteit als mensen over voldoende werkgeheugencapaciteit beschikken (zie ook De Dreu et al., 2012) en wanneer mensen een reden hebben om zich in te spannen. De flexibiliteitroute, de persistentieroute of beiden kunnen bij een persoon tot

(10)

creativiteit leiden. Iemand kan bijvoorbeeld van een flexibele benadering overgaan tot een meer systematische benadering (Nijstad et al., 2010).

Het DPCM beschrijft ook verschillende situationele factoren (bijvoorbeeld hoeveelheid tijd voor een taak) en dispositionele factoren (bijvoorbeeld algemene verwerkingsstijl en behoefte aan structuur) die invloed uitoefenen op de flexibiliteitroute, de persistentieroute of beide routes (Nijstad, De Dreu, Rietzschel en Baas, 2010). Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van De Dreu, Nijstad en Baas (2011) dat gedragsactivatie alleen gerelateerd is aan cognitieve flexibiliteit (en dus aan creativiteit) wanneer er een breed onderwerp wordt gepresenteerd aan de deelnemers en niet wanneer er een smal onderwerp wordt gepresenteerd. Taakbreedte is hier de situationele factor. Iemand die flexibel is kan makkelijk switchen tussen categorieën en benaderingen en maakt gebruik van brede associaties om tot creatieve inzichten, oplossingen voor problemen en ideeën te komen (De Dreu, Baas & Nijstad, 2008; Nijstad, De Dreu, Rietzschel & Baas, 2010). Bij een smal onderwerp daarentegen is het belangrijk dat er wordt gefocust op het verzinnen van zoveel mogelijk ideeën binnen enkele categorieën. Hierbij is het belangrijk dat mensen niet met hun gedachten afdwalen naar andere categorieën maar dat ze gefocust blijven en gedurende langere tijd blijven nadenken over ideeën binnen enkele categorieën. Op een bepaald moment zullen alle voor de hand liggende ideeën binnen een categorie naar voren zijn gekomen en door middel van persistentie zullen uiteindelijk meer originele ideeën naar voren komen.

Mindfulness en Creativiteit

Er is nog weinig onderzoek verricht naar de directe link tussen mindfulness en creativiteit. Toch zijn er onderzoeken die het aannemelijk maken dat deze link er wel is. Mindfulness stelt mensen bijvoorbeeld in staat om verschillende perspectieven aan te nemen (Carson & Langer, 2006; Moore & Malinowski, 2009), wat mogelijk bijdraagt aan het

(11)

verzinnen van een grotere hoeveelheid creatieve ideeën uit verschillende cognitieve categorieën (Ashby et al., 1999; De Dreu et al., 2008). Door een probleem van verschillende kanten te benaderen kunnen ook meer verschillende soorten oplossingen worden bedacht dan bij een eenzijdige benadering van het probleem. Mindfulness wordt verder ook geassocieerd met verbeterde werkgeheugencapaciteit (Chiesa et al., 2011; Jha et al., 2010), een positieve instelling (Jain et al., 2007; Jha, Stanley, Kiyonaga, Wong & Gelfand, 2010), verminderde angst om door anderen beoordeeld te worden (Carson & Langer, 2006) en verhoogde concentratie en productiviteit (Langer, Heffernan & Kiester, 1988; Park, 1990). Al deze aspecten worden positief geassocieerd met creativiteit (Ashby et al., 1999; Baas et al., 2008; De Dreu et al., 2012; Nijstad, De Dreu, Rietzschel en Baas, 2010).

Ostafin en Kassman (2012) vonden bewijs voor een directe link tussen creativiteit en mindfulness. Zij lieten zien dat mindfulness kan helpen bij het nadenken over verschillende oplossingen van een probleem. Het helpt mensen met insight problem solving, het oplossen van problemen waarbij de juiste oplossing zich opeens voordoet nadat verschillende mogelijke oplossingen zijn nagegaan. Colzato, Ozturk en Hommel (2012) vonden dat voornamelijk open-monitoring meditatie, wat vaak wordt gebruikt om OBS te trainen, divergent denken bevordert. Volgens Baas, Nevicka en Ten Velden (2014) wordt OBS positief geassocieerd met creativiteit doordat OBS onder andere leidt tot meer cognitieve flexibiliteit (zie ook Chambers, Gullone & Allen, 2009; Slagter et al., 2007). Baas et al. (2014) vonden alleen een effect voor OBS en niet voor AWA. Zij keken echter niet specifiek naar creatieve uitkomsten die geassocieerd zijn met persistentie, zoals de tijd die besteed wordt aan een taak (Baas et al., 2014), maar zij keken meer naar creatieve uitkomsten geassocieerd met OBS, zoals cognitieve flexibiliteit. In het huidige onderzoek zal daarom specifiek worden gekeken naar omstandigheden waaronder AWA creativiteit bevordert.

(12)

Huidig Onderzoek

Eerder onderzoek laat bewijs zien voor de positieve relatie tussen mindfulness en creativiteit. Voornamelijk de mindfulness vaardigheid OBS lijkt, via flexibiliteit, een positief effect te hebben op creatieve prestaties. Soms zal flexibiliteit niet de oplossing zijn, en is er mogelijk baat bij een persistente benadering. Bijvoorbeeld bij een heel specifiek probleem of wanneer convergent denken vereist is. In dit onderzoek zal daarom worden gekeken of gerichte aandacht, via persistentie, ook kan leiden tot meer creativiteit. Naar aanleiding van het DPCM (De Dreu, Baas & Nijstad, 2008) kan worden verwacht dat AWA binnen enkele categorieën zal leiden tot meer creativiteit. Er wordt daarom een interactie-effect verwacht van onderwerpbreedte en mindfulnesstype op creativiteit, waarbij OBS tot meer creativiteit leidt dan AWA bij een breed onderwerp, terwijl AWA tot meer creativiteit leidt dan OBS bij een smal onderwerp.

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek namen 124 studenten deel. Deze groep bestond uit 89 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 21,7 (SD = 2,4) en 35 mannen met een gemiddelde leeftijd van 21,9 (SD = 3,2). Deelnemers konden €5,- of een halve colloquiumpunt verdienen en het onderzoek vond plaats op basis van vrije inloop. Deelnemers werden willekeurig toegewezen aan een van de twee mindfulnesscondities en een van de twee brainstormtaken.

Mindfulness-manipulatie

Mindfulness werd gemanipuleerd door middel van een meditatiefragment van 17 minuten, gebaseerd op transcripten van meditatie manipulaties door Colzato, Ozturk en

(13)

Hommel (2012). In de OBS-mindfulnessconditie werden de deelnemers door een mannelijke stem stap voor stap begeleid in het richten van de aandacht op het huidige moment en het zich bewust worden van hun gevoelens, gedachten en lichamelijke sensaties. In de AWA-mindfulnessconditie werden de deelnemers door een mannelijke stem stap voor stap begeleid om zich te kunnen focussen en met hun aandacht bij hun ademhaling te blijven. Om te controleren of de mindfulness-manipulatie heeft gewerkt werden er een aantal vragen gesteld. Om te controleren voor AWA werd de volgende vraag gesteld: “Het luisterfragment zorgde ervoor dat ik vooral mijn aandacht op de ingang van mijn neus richtte waar de adem mijn neus binnenkomt”. Om te controleren voor OBS werd de volgende vraag gesteld: “Het luisterfragment zorgde ervoor dat ik vooral met mijn aandacht gericht was op de verschillende sensaties en gewaarwordingen”. Deelnemers gaven op een Likert-schaal (1=helemaal niet tot 5= heel erg) de mate aan waarin zij bewust waren van hun gedachten, gevoelens en lichamelijke sensaties (OBS check), en de mate waarin zij in staat waren om te focussen op en met hun aandacht te blijven bij hun ademhaling (AWA check). Verder gaven de deelnemers een score voor de mate waarin zij in staat waren om de meditatie instructies op te volgen om uit te sluiten dat de ene oefening moeilijker is dan de ander (1=helemaal niet tot 5= heel veel).

Creativiteitstaak

Creativiteit werd gemeten door middel van een brainstormtaak. Hierbij werd een vraag gesteld waarop de deelnemers zoveel mogelijk ideeën moesten bedenken (Osborn, 1953). Deelnemers werden ingedeeld in een brede-taak conditie (“Hoe kan het onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam worden verbeterd?”) of in een smalle-taak conditie (“Hoe kunnen de colleges van de Universiteit van Amsterdam worden verbeterd?”). Ze kregen vier minuten de tijd om ideeën aan te dragen (e.g. Rietzschel, Nijstad & Stroebe, 2006; De Dreu, Baas & Nijstad, 2008). Hun score werd vervolgens berekend door te kijken naar drie aspecten:

(14)

fluency, flexibiliteit en originaliteit. Onder fluency werd het totale aantal ideeën per deelnemer verstaan. Om de score op flexibiliteit te berekenen werden alle ideeën per deelnemer verdeeld in hoofdcategorieën (“omgeving van de universiteit”, “faciliteiten voor de studenten”,

“studenten”, “lessen”, “docenten” en “beleid”). Het totale aantal gebruikte hoofdcategorieën per deelnemer is de flexibiliteitscore. Vervolgens worden de ideeën onderverdeeld in

subcategorieën die onder de hoofdcategorieën vallen (onder de hoofdcategorie “docenten” vallen bijvoorbeeld o.a. de subcategorieën “verbeteren van docenten”, “selectie van docenten” en “verbeteren van contact tussen docenten”). Op deze manier kan er naar de fluency binnen categorieën worden gekeken. Om de score op originaliteit te berekenen is er gekeken naar hoe vaak een idee voorkomt, of een idee nieuw is en of een idee ongewoon is. Een getrainde beoordelaar gaf elk idee een score op een schaal van 1=helemaal niet tot 5= heel veel.

Mindfulness-vaardigheden

Mindfulness-vaardigheden van de deelnemers werden gemeten door middel van de Kentucky Inventory of Mindfulness Skills (KIMS; Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer & Toney, 2006). Deze vragenlijst bestaat uit 39 items met vier subschalen waarbij wordt

gescoord op een 5-punts Likert-schaal (1=nooit of bijna nooit waar tot 5=bijna altijd of altijd waar). Voorbeeld items zijn: “Als ik iets doe ben ik daarop geconcentreerd en doe ik niets anders” om AWA te meten; “Als ik een douche of bad neem, blijf ik alert op de sensatie van het water op mijn lichaam” om Observatie te meten. Er zal alleen gebruik worden gemaakt van de OBS-schaal en de AWA-schaal. In totaal bestaan deze twee schalen uit 22 items. Deze schalen hebben samen een betrouwbaarheid van α = 0,75.

(15)

Procedure

De deelnemers namen plaats in een individuele cabine, uitgerust met een computer en een koptelefoon. Hier ondertekenden de deelnemers een informed consent, verstrekten zij demografische informatie en vulden zij de Kentucky Inventory of Mindfulness Skills (KIMS; Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer & Toney, 2006) in. Hierna zetten de deelnemers hun koptelefoon op en luisterde de ene helft naar een OBS-meditatiefragment en de andere helft naar een AWA-meditatiefragment. Na de manipulatie voerden de deelnemers de brainstormtaak uit, waarbij de helft van de deelnemers nadacht over hoe het onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam kan worden verbeterd (brede conditie). De andere helft dacht na over hoe de colleges van de Universiteit van Amsterdam kunnen worden verbeterd (smalle conditie). Als laatste beantwoorden zij nog een aantal vragen voor de manipulatiecheck en om te kijken hoe gemotiveerd zij waren (vonden ze de taak bijvoorbeeld leuk of moeilijk?) . Ten slotte werden zij ingelicht over het doel van het onderzoek.

Resultaten

Descriptief

Tijdens het onderzoek vielen er zes deelnemers uit. In vier gevallen was er sprake van een technisch defect en in twee andere gevallen hadden de deelnemers de instructies niet goed opgevolgd. In totaal is de data van 118 deelnemers meegenomen in de analyse. De

deelnemers werden verdeeld over vier condities. In conditie 1 (OBS/Brede brainstormtaak) en conditie 3 (AWA/Brede brainstormtaak) zaten 30 deelnemers. In conditie 2 (OBS/Smalle brainstormtaak) en conditie 4 (AWA/Smalle brainstormtaak) zaten 29 deelnemers.

(16)

Manipulatiecheck

Uit een onafhankelijke T-toets bleek dat bij twee van de vier manipulatiecheck-vragen geen significant verschil was in scores tussen de AWA conditie en de OBS conditie. Er was wel een significant verschil tussen de scores van deelnemers in de AWA conditie en de OBS conditie bij de vraag “Het luisterfragment zorgde ervoor dat ik vooral mijn aandacht op de ingang van mijn neus richtte waar de adem mijn neus binnenkomt”, t(116) = -3.83, p < 0.001. De scores van de AWA conditie (M = 3.98, SD = .919) waren hoger dan de scores van de OBS conditie (M = 3.24, SD = 1.179), zoals verwacht kon worden. Verder was er ook een significant effect tussen de scores van de AWA conditie en de OBS conditie bij de vraag “Het luisterfragment zorgde ervoor dat ik vooral met mijn aandacht in het moment was”, t(116) = -2.47, p < .05 De scores van de AWA conditie (M = 3.86, SD = .955) waren hoger dan de scores van de OBS conditie (M = 3.41, SD = 1.052). Er was echter geen significant verschil tussen de verschillende condities bij de manipulatiecheck-vraag voor OBS. Aan de hand van deze resultaten kan worden afgeleid dat de manipulatie mogelijk beter heeft gewerkt voor AWA dan voor OBS.

Onderzoeksresultaten en Toetsingsresultaten

Uit de resultaten van een 2 x 2 (mindfulness x brainstormtaak) variantieanalyse (ANOVA) bleek een significant hoofdeffect van brainstormtaak op originaliteit, F(3, 114) = 4.67, p < .05. Deelnemers in de brede-brainstormtaak conditie scoorden hoger (M = 2.194, SD = .297) op originaliteit dan deelnemers in de smalle-brainstormtaak conditie (M = 2.075, SD = .302). Er werd geen significant hoofdeffect gevonden voor mindfulness en er is ook geen significant interactie effect gevonden tussen mindfulness en brainstormtaak. Aanvullend is met een 2 x 2 (mindfulness x brainstormtaak) ANOVA gekeken naar het gemiddelde aantal gebruikte hoofdcategorieën waarin de verzonnen ideeën kunnen worden onderverdeeld per

(17)

conditie. Uit de resultaten bleek een hoofdeffect voor zowel mindfulness als brainstormtaak. Deelnemers uit de AWA conditie (M = 3.59, SD = 1.205) gebruikten tegen de verwachting in meer hoofdcategorieën dan deelnemers uit de OBS conditie (M = 3.17, SD = 1.069), F(3, 114) = 4,151, p < .05. Deelnemers die een brede brainstormtaak gepresenteerd kregen (M = 3.60, SD = 1.251), gebruikten zoals werd verwacht meer hoofdcategorieën dan deelnemers die een smalle brainstormtaak gepresenteerd kregen (M = 3.16, SD = 1.005), F(3, 114) = 4,692, p < .05. Er bleek geen interactie-effect tussen brainstormtaak en aantal gebruikte

hoofdcategorieën. Ten slotte is met een 2 x 2 (mindfulness x brainstormtaak) ANOVA gekeken naar het gemiddelde aantal gebruikte subcategorieën waarin de verzonnen ideeën kunnen worden onderverdeeld per conditie. Uit de resultaten blijkt een hoofdeffect voor mindfulness. Deelnemers uit de AWA conditie (M = 6.98, SD = 2.874) gebruikten meer subcategorieën dan deelnemers uit de OBS conditie (M = 5.71, SD = 2.364), F(3, 114) = 6,905, p < .05. Er bleek geen interactie-effect tussen brainstormtaak en het aantal gebruikte subcategorieën. Er bleek geen verschil in het totale aantal verzonnen ideeën tussen de verschillende condities.

Met een 2 x 2 x 2 (mindfulness x brainstormtaak x KIMS) ANOVA is er gekeken of er een interactie-effect is tussen KIMS, mindfulness en brainstormtaak op originaliteit. Om deze analyse uit te kunnen voeren is eerst van elke deelnemer de totaalscore van AWA en OBS op de KIMS berekend. Hierna zijn deze scores door middel van visual binning omgezet naar een 1 of een 2. Voor een score onder de mediaan is een 1 toegekend, voor een score boven de mediaan is een 2 toegekend. Hierna is een onafhankelijke factor ANOVA uitgevoerd. Uit de resultaten bleek een marginaal interactie-effect tussen mindfulness en KIMSAWA, F(15, 102) = 3.369, p = .069. Deelnemers uit de OBS conditie scoorden gemiddeld hoger op originaliteit

(18)

als zij ook hoog scoorden op KIMSAWA, terwijl deelnemers uit de AWA conditie gemiddeld hoger scoorden op originaliteit wanneer zij laag scoorden op KIMSAWA.

Met een onafhankelijke t-toets is gekeken naar de motivatie van de deelnemers uit de AWA-mindfulness conditie en de OBS-mindfulness conditie voor de mindfulness-oefening. De resultaten hiervan staan in Tabel 1. Gebleken is dat deelnemers uit de AWA-mindfulness conditie zich beter konden inleven in de instructies, hun aandacht beter bij de mindfulness-oefening konden houden, de mindfulness-mindfulness-oefening minder saai vonden, de mindfulness-oefening serieuzer hadden gedaan en ook meer open stonden voor meditatie dan de deelnemers uit de OBS-mindfulness conditie.

(19)

Tabel 1.

De Gemiddelde Scores op de Motivatievragen (M) met de Bijbehorende Standaarddeviaties (SD) van de Deelnemers uit de AWA-Mindfulness Conditie (n = 59) en uit de

OBS-Mindfulness Conditie (n = 59).

Motivatievraag Gemiddelde Standaardafwijking

OBS AWA OBS AWA

Ik vond het leuk om de meditatie-oefening te doen. 3,410 3,640 1,131 1,047 Ik kon me goed inleven in de instructies die ik

kreeg tijdens de meditatie-oefening.

3,490 3,930* 1,135 0,980

Ik vond de meditatie-oefening moeilijk om te doen. 2,760 2,470 1,236 1,072 Ik kon mijn aandacht totaal niet bij de

meditatie-oefening houden.

2,760 2,240* 1,331 1,135

Ik heb de meditatie-oefening serieus gedaan. 4,170 4,630* 0,931 0,554 Ik vond de medtatie-oefening saai. 2,660 2,150* 1,268 1,215

Ik sta open voor mediteren. 3,690 4,170* 1,021 0,813

Ik heb al ervaring met mediteren. 2,750 2,860 1,409 1,383

Ik mediteer regelmatig. 2,100 1,930 1,373 1,258

* p < .05

Conclusie en Discussie

Met het huidige onderzoek is gekeken of Act With Awareness (AWA), een specifieke vaardigheid van mindfulness waarbij het gaat om het bewust uitvoeren van handelingen zonder aan automatische gedragingen toe te geven (Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer en Toney, 2006), onder bepaalde omstandigheden, via de persistentieroute van het DPCM (De

(20)

Dreu, Baas en Nijstad, 2008) kan leiden tot meer creativiteit. Hier is echter geen bewijs voor gevonden, er bleek geen interactie-effect van onderwerpbreedte en mindfulnesstype op creativiteit. Aan de hand van deze resultaten kan worden verondersteld dat de taaksoort mogelijk niet tot een van de situationele factoren behoort waardoor het effect van mindfulness op creativiteit wordt beïnvloed. Wel is gebleken dat de mate van creativiteit afhankelijk is van het soort taak dat iemand krijgt. Mensen die na moesten denken over een breed onderwerp gebruikten meer hoofdcategorieën en verzonnen originelere ideeën dan mensen die moesten nadenken over een smal onderwerp. Mensen die meer hoofdcategorieën gebruiken zijn flexibeler in hun denken omdat zij gebruik maken van brede associaties. De resultaten die Baas, Nevicka en Ten Velden (2014) vonden, de positieve associatie tussen OBS en creativiteit, zijn met dit onderzoek niet gerepliceerd. Ook bleek uit het huidige onderzoek dat AWA ervoor zorgde dat mensen meer nieuwe ideeën binnen hoofdcategorieën en binnen subcategorieën bedachten. Dit is een opvallend resultaat, omdat aan de hand van het DPCM kan worden verwacht dat AWA alleen voor meer ideeën binnen subcategorieën zou moeten zorgen doordat iemand zich focust en persistent denkt binnen enkele categorieën.

Het belangrijkste dat opvalt is dat de mindfulness manipulatie mogelijk niet in alle condities goed heeft gewerkt. Het lijkt er op dat de manipulatie beter heeft gewerkt voor AWA dan voor OBS. Uit de controlevragen die zijn gesteld bleek dat deelnemers uit de AWA conditie zich beter konden inleven in de instructies, hun aandacht beter bij de taak konden houden, de mindfulness-oefening meer serieus hebben genomen, de mindfulness-oefening minder saai vonden en meer open stonden voor mediteren dan deelnemers uit de OBS conditie. Er bleek geen verschil in de hoeveelheid ervaring met mediteren tussen beide condities. Ook bleek de mindfulness-oefening niet te verschillen in moeilijkheid tussen beide condities. Mogelijk waren de deelnemers uit de OBS conditie minder gemotiveerd om goed

(21)

met de mindfulness-oefening mee te doen waardoor de manipulatie uiteindelijk niet goed heeft gewerkt. Om dit in het vervolg tegen te gaan is het in het vervolg belangrijk om gebruik te maken van deelnemers die ervaren zijn in mediteren. Colzato, Ozturk en Hommel (2012) maakten bijvoorbeeld ook gebruik van deze luisterfragmenten, alleen hadden hun deelnemers gemiddeld ongeveer twee jaar ervaring met zowel OBS als AWA meditatie.

Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van een brainstormtaak om creativiteit te meten. Zoals eerder beschreven speelt flexibiliteit een grote rol bij divergent denken (De Dreu, Baas & Nijstad, 2008) en dat is precies wat er met een brainstormtaak gemeten wordt. Door de onderwerpbreedte aan te passen is getracht de taak meer geschikt te maken om via persistentie tot meer creatieve prestaties te komen. Door de taak aan te bieden zonder tijdslimiet kan ervoor gezorgd worden dat het verschil tussen de flexibiliteit en persistentie nog meer naar voren komt. Persistentie zou zich namelijk moeten uiten in het feit dat, nadat de minder originele ideeën zijn bedacht, de originele ideeën aan bod komen (Nijstad, De Dreu, Rietzschel & Baas, 2010). Er kan ook gedacht worden aan het afnemen van een taak waarbij convergent denken vereist is. Bij dit soort testen is het eerste, meest voor de hand liggende antwoord vaak niet het juiste en zal er dus verder moeten worden nagedacht over verbanden tussen verschillende woorden totdat het juiste antwoord zich voordoet. Mogelijk sluit dit beter aan bij AWA, omdat concentratie, focus en persistentie hierbij juist van belang zullen zijn.

Ten slotte is het voor vervolgonderzoek ook interessant om te kijken naar hoe individuele verschillen in mindfulness-vaardigheden interacteren met mindfulness-training. Het lijkt erop dat mensen die van zichzelf meer geneigd zijn tot OBS, meer baat hebben bij AWA meditatie-oefeningen. Of dat andersom ook zo is, heeft dit onderzoek niet aan kunnen tonen. Wellicht hebben mensen baat bij een verrijking van hun mindfulness-perspectief door

(22)

een training te ontvangen in een andere vorm van mindfulness dan waar zij van nature tot geneigd zijn. Mogelijk zijn zij hierdoor zowel meer persistent als flexibel.

Mindfulness heeft een heilzame invloed op meerdere gebieden. Het kan uitkomst bieden op gezondheidsvlak,het kan helpen ontspannen en het kan iemand creatiever maken. Met dit onderzoek is aangetoond dat het van belang is om te kijken naar verschillende

aspecten, zoals wat bij de persoon past en bij de specifieke situatie, om mindfulness te trainen.

Literatuur

Akbari Chermahini, S., Hickendorff, M., & Hommel, B. (2012). Development and validity of a Dutch version of the Remote Associates Task: An item-response theory approach. Thinking Skills and Creativity, 7(3), 177-186.

Amabile, T. M. (1983). The social psychology of creativity: A componential

conceptualization. Journal of Personality and Social Psychology, 45, 357–376.

Ashby, F. G., Isen, A. M., & Turken, A. U. (1999). A neuropsychological theory of

positive affect and its influence on cognition. Psychological Review, 106, 529–550. Baas, M., Nevicka, B., & Ten Velden, F. S. (2014). Specific mindfulness skills

Differentially predict creative performance. Personality and Social Psychology Bulletin, 1-15.

Baer, R. A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: a conceptual and Empirical review. Clinical Psychological Science and Practice, 10, 125-143.

Baer, R. A., Smith, G. T., Hopkins, J., Krietemeyer, J., & Toney, L. (2006). Using self-report assessment methods to explore facets of mindfulness. Assessment, 13, 27–45.

(23)

and systematic processing of social information. European Review of Social Psychology, 6, 33– 68. doi:10.1080/14792779443000003

Brown, K. W., & Ryan, R. M. (2003). The benefits of being present: Mindfulness and

its role in psychological well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 822-848.

Carmody, J., & Baer, R. A. (2008). Relationships between mindfulness practice and levels of mindfulness, medical and psychological symptoms, and well-being in a mindfulness-based stress reduction program. Journal of Behavioral Medicine, 31, 23-33.

Carson, S. H., & Langer, E. J. (2006). Mindfulness and self-acceptance. Journal of Rational-Emotive & Cognitive-Behavior Therapy, 24, 29-43.

Chaiken, S., & Trope, Y. (Eds.). (1999). Dual process theories in social psychology. New York, NY: Guilford Press.

Chambers, R., Gullone, E., & Allen, N. B. (2009). Mindful emotion regulation: An Integrative review. Clinical Psychology Review, 29, 560-572.

Christopher, J. C., Christopher, S. E., Dunnagan, T., & Schure, M. (2006). Teaching

self-care through mindfulness practices: the application of yoga, meditation, and qigong to counsellor training. Journal of Humanistic Psychology, 4, 494-509.

Chiesa, A., Calati, R., & Serretti, A. (2011). Does mindfulness training improve cognitive abilities? A systematic review of neuropsychological findings. Clinical Psychology Review, 31, 449-464.

Colzato, L. S., Ozturk, A., & Hommel, B. (2012). Meditate to create: The impact of

focused-attention and open-monitoring training on convergent and divergent thinking. Fontiers in Psychology, 3, Article 116

(24)

correlates of dispositional mindfulness during affect labeling. Psychomatic Medicine, 69, 560-565.

Davidson, R. J., & Lutz, A. (2008). Buddha's brain: neuroplasticity and meditation. IEEE

signal processing magazine, 25(1), 176.

De Dreu, C. K. W., Baas, M., & Nijstad, B. A. (2008). Hedonic tone and activation in the mood–creativity link: Towards a dual pathway to creativity model. Journal of Personality and Social Psychology, 94, 739-756.

De Dreu, C. K., Nijstad, B. A., & Baas, M. (2011). Behavioral activation links to creativity because of increased cognitive flexibility. Social Psychological and Personality

Science, 2(1), 72-80.

De Dreu, C. K. W., Nijstad, B. A., Baas, M., Wolsink, I., & Roskes, M. (2012). Working memory benefits creative insight, musical improvisation, and original ideation through maintained taskfocused attention. Personality and Social Psychology Bulletin, 38, 656-669.

Dietrich, A. (2004). The cognitive neuroscience of creativity. Psychonomic Bulletin & Review, 11, 1011-1026

Evans, J. S. T. (2003). In two minds: Dual-process accounts of reasoning. Trends in Cognitive Sciences, 7, 454–459. doi:10.1016/j.tics.2003.08.012

Eysenck, H. J. (1993). Creativity and personality: Suggestions for a theory. Psychological Inquiry, 4, 147–178.

Eysenck, H. J. (1995). Genius: The natural history of creativity. Cambridge, UK: Cambridge University Press.

Greenberg, J., Reiner, K., & Meiran, N. (2012). “Mind the trap”: Mindfulness practice reduces cognitive rigidity. PLoS ONE, 7(5), e36206

(25)

Grossman, P., Niemann, L., Schmidt, S., & Walach, H. (2004). Mindfulness-based

Stress reduction and health benefits: A meta-analysis. Journal of Psychosomatic Research, 57(1), 35-43.

Guilford, J. P. (1967). The nature of human intelligence. New York: McGraw Hill. Gumusluoglu, L., & Ilsev, A. (2009). Transformational leadership, creativity, and

organizational innovation. Journal of Business Research, 62, 461-473.

Hasenkamp, W., Wilson-Mendenhall, C. D., Duncan, E., & Barsalou, L. W. (2012).

Mind wandering and attention during focused meditation: a fine-grained temporal analysis of fluctuating cognitive states. Neuroimage, 59(1), 750-760.

Hülsheger, U. R., Alberts, H. J. E. M., Feinholdt, A., & Lang, J. W. B. (2013). Benefits of mindfulness at work: The role of mindfulness in emotion regulation, emotional exhaustion, and job satisfaction. Journal of Applied Psychology, 98, 310-325.

Jain, S., Shapiro, S. L., Swanick, S., Roesch, S. C., Mills, P. J., Bell, I., & Schwartz, G. E. (2007). A randomized controlled trial of mindfulness meditation versus relaxation training: effects on distress, positive states of mind, rumination, and distraction. Annals of behavioral medicine, 33(1), 11-21.

Jha, A. P., Stanley, E. A., Kiyonaga, A., Wong, L., & Gelfand, L. (2010). Examining the protective effects of mindfulness training on working memory capacity and affective experience. Emotion, 10, 54-64.

Kabat-Zinn, J. (1990). Full catastrophe living: Using the wisdom of your body and mind to face stress, pain, and illness. New York: Delacourt.

Kabat-Zinn, J. (2005). Coming to our senses: Healing ourselves and the world through mindfulness. New York: Hyperion.

(26)

419.

Koch, S., Holland, R. W., Hengstler, M., & van Knippenberg, A. (2009). Body locomotion as regulatory process: Stepping backward enhances cognitive control. Psychological Science, 20, 549 –550. doi:10.1111/j.1467-9280.2009.02342.x

Koch, S., Holland, R. W., & van Knippenberg, A. (2008). Regulating cognitive

control through approach-avoidance motor actions. Cognition, 109, 133–142. doi:10.1016/j.cognition.2008.07.014

Koestler, A. (1964). The act of creation. New York: Macmillan.

Langer E. J., Heffernan, D., & Kiester, M. (1988). Reducing burnout in an institutiona

setting: An experimental investigation. Unpublished manuscript, Harvard University, Cambridge, MA.

Langer, E. L., & Moldoveanu, M. (2000). The construct of mindfulness. Journal of Social Issues, 56, 1-9.

Lutz, A., Slagter, H. A., Dunne, J. D., & Davidson, R. J. (2008). Attention regulation and monitoring in meditation. Trends in Cognitive Sciences, 12, 163-169.

McCrae, R. R. (1987). Creativity, divergent thinking, and openness to experience. Journal of Personality and Social Psychology, 52, 1258–1265.

Miller, J., Fletcher, K., & Kabat-Zinn, J. (1995). Three-year follow-up and clinical

implications of a mindfulness-based stress reduction intervention in the treatment of anxiety disorders. General Hospital Psychiatry, 17, 192-200.

Moore, A., & Malinowski, P. (2009). Meditation, mindfulness, and cognitive flexibility. Consciousness and Cognition, 18, 176- 186.

(27)

categorization: A cognitive flexibility interpretation. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 411–425.

Nijstad, B. A., De Dreu, C. K. W., Rietzschel, E. F., & Baas, M. (2010). Towards a dual pathway to creativity model: Creative ideation as a function of flexibility and persistence. European Review of Social Psychology, 21, 34-77.

Nijstad, B. A., Stroebe, W., & Lodewijkx, H. F. M. (2003). Production blocking and idea generation: Does blocking interfere with cognitive processes? Journal of Experimental Social Psychology, 39, 531–548.

Osborn, A. F. (1953). Applied imagination. New York: Scribner.

Ostafin, B. D. & Kassman, K. T. (2012). Stepping out of history: mindfulness improves insight problem solving. Consciousness and Cognition, 21, 1031-1036.

Park, K.–r. (1990). An experimental study of theory-based team building intervention: A case of Korean work Groups. Unpublished doctoral dissertation, Harvard University, Cambridge, MA.

Rietzschel, E. F., De Dreu, C. K. W., & Nijstad, B. A. (2007a). Personal need for structure and creative performance: The moderating influence of fear of invalidity. Personality and Social Psychology Bulletin, 33, 855–866.

Rietzschel, E. F., Nijstad, B. A., & Stroebe, W. (2006). Productivity is not enough: A

comparison of interactive and nominal brainstorming groups on idea generation and selection. Journal of Experimental Social Psychology, 42, 244-251.

Rietzschel, E. F., Nijstad, B. A., & Stroebe, W. (2007b). Relative accessibility of Domain knowledge and creativity: The effects of knowledge activation on the quantity and quality of generated ideas. Journal of Experimental Social Psychology, 43, 933–946. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic

(28)

motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68–78. Schmertz, S. K., Anderson, P. L., & Robins, D. L. (2009). The relation between self-report

mindfulness and performance on tasks of sustained attention. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 31, 60-66.

Simonton, D. K. (1997). Creative productivity: A predictive and explanatory model of career trajectories and landmarks. Psychological Review, 104, 66-89.

Simonton, D. K. (1999). Origins of genius: Darwinian perspectives on creativity. New York: Oxford University Press.

Slagter, H. A., Lutz, A., Greischar, L. L., Francis, A. D., Nieuwenhuis, S., Davis, J. M., & Davidson, R. J. (2007). Mental training affects distribution of limited brain resources. PLoS Biology, 5(6), e138.

Smith, S. M., & Blankenship, S. E. (1991). Incubation and the persistence of fixation in problem solving. The American Journal of Psychology, 104, 61–87.

Torrance, E. P. (1966). Torrance tests of creative thinking. Princeton, NJ: Personnel Press. Winkielman, P., Schwarz, N., Fazendeiro, T. A., & Reber, R. (2003). The hedonic marking of

processing fluency: Implications for evaluative judgment. In J. Musch & K. C. Klauer (Eds.), The psychology of evaluation: Affective processes in cognition and emotion (pp. 189 –217). Mahwah, NJ: Erlbaum.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In order to investigate the effect of film thickness on the hysteresis in the piezoelectric displacement and strain, the unipolar piezoelectric displacements of PZT films in the

The chapter firstly introduces the actors, policies and practices in the sphere of border management, specifically in the area of border surveillance (2); then,

For comparing these studies, we use different criteria, such as classification methods, experimental setups, position and orientation independence, real-time feedback,

enige moeite. Hierbij moet men bedenken, dat men toch eigenlijk bijna geen werkelijke problemen ontmoet, die aanleiding geven tot hogere dan vierkantswortels. In verband hiermee

In the first reports that describe earthquake-related thermal anomalies, the distance between anomalies and earthquakes was not taken into account. Piroddi and Ranieri [ 63 ] argue

Deze paragraaf beantwoordt de tweede deelvraag: “Welke factoren, die niet onder creativiteit vallen, hebben invloed op de mate en kwaliteit van betrokkenheid van de

explanatory power of economic circumstances, social inequality and external constraints on national politics. 2) Test whether the relation between the these objective outcomes

To estimate the position of a blind node, underwater localization systems use either two-way acoustic ranging between blind and reference nodes or one-way acoustic ranging