• No results found

Cardiovascular risk in women with uterine fibroids of different ethnic groups - Nederlandse samenvatting; List of publications; Authors and affiliations; Portfolio; Dankwoord; About the author

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cardiovascular risk in women with uterine fibroids of different ethnic groups - Nederlandse samenvatting; List of publications; Authors and affiliations; Portfolio; Dankwoord; About the author"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cardiovascular risk in women with uterine fibroids of different ethnic groups

Haan, Y.C.L.

Publication date

2020

Document Version

Other version

License

Other

Link to publication

Citation for published version (APA):

Haan, Y. C. L. (2020). Cardiovascular risk in women with uterine fibroids of different ethnic

groups.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)
(3)
(4)

NEDERLANDSE SAMENvATTINg

Vrouwen zijn van oudsher ondervertegenwoordigd in studies. Zij krijgen ook niet dezelfde zorg voor hart- en vaatziekten als mannen. Het fenomeen waarbij een vrouw zich ‘net als een man’ moet presenteren om een optimale cardiovasculaire behandeling te krijgen, staat bekend als het Yentl syndroom. Dit syndroom heeft de aandacht gevestigd op ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de cardiovasculaire gezondheidszorg. Als gevolg hiervan zijn internationale bewustwordingscampagnes en seksespecifieke richtlijnen opgezet. Vrouwen worden nu vaker geïncludeerd in klinische onderzoeken en de genderkloof in cardiovasculaire mortaliteit neemt geleidelijk af. Echter, bij jonge vrouwen (≤55 jaar) neemt het aantal ziekenhuisopnames voor een hartinfarct toe en het sterftecijfer is nog steeds hoger dan bij mannen. Nog zorgwekkender is dat Hindoestaanse en Afrikaanse vrouwen een nog hogere ziektelast hebben door hartzieken dan Kaukasische vrouwen, en dat de sterfte door hartaandoeningen bij jonge Afrikaanse vrouwen hoger ligt dan bij Kaukasische vrouwen. Deze trends vragen om een vroege identificatie van het cardiovasculaire risico van jonge vrouwen, in het bijzonder van Hindoestaanse en Afrikaanse afkomst. Om clinici te helpen het cardiovasculaire risicoprofiel van jonge vrouwen beter te karakteriseren, moet de zoektocht naar nieuwe vrouwspecifieke cardiovasculaire risicofactoren worden voortgezet.

Afgezien van vrouwspecifieke cardiovasculaire risicofactoren, draagt de snelle toename in prevalentie van obesitas ook bij aan de verhoogde opnamecijfers voor hartinfarct bij jonge vrouwen. Het wereldwijde aantal volwassen vrouwen met obesitas steeg van 69 miljoen in 1975 tot 390 miljoen in 2016. Daarnaast is de prevalentie van morbide obesitas ongeveer 50% hoger bij vrouwen dan bij mannen en bijna twee keer zo hoog bij mensen van Afrikaanse afkomst in vergelijking met Kaukasische afkomst. Mensen met obesitas hebben meer kans om hart- en vaatziekten te ontwikkelen. Zij sterven gemiddeld 3,7 jaar eerder dan personen met een normaal gewicht. Met name Hindoestanen, in vergelijking met Kaukasiërs, hebben een hoger risico op diabetes en hypertensie in de aanwezigheid van adipositas. De huidige maatregelen vanuit de volksgezondheidszorg hebben weinig succes gehad in het verminderen van de stijgende prevalentie van obesitas. Verschillende mechanismen beïnvloeden de ontwikkeling van obesitas, waaronder genetische en biologische factoren. Een gepersonaliseerde aanpak, rekening houdend met de vatbaarheid van het individu voor obesitas, kan helpen bij het beheersen van de obesitas-epidemie.

In dit proefschrift hebben we nieuwe risicofactoren onderzocht om cardiovasculaire mortaliteit bij jonge vrouwen te verminderen, met een focus op vrouwen van Afrikaanse en Hindoestaanse afkomst. In het eerste deel van het proefschrift hebben we ons gericht op een nieuwe vrouwspecifieke risicofactor voor hart- en vaatziekten: de aanwezigheid van vleesbomen in de baarmoeder. Daarnaast hebben we de zoektocht naar markers voor vatbaarheid voor obesitas uitgebreid. Obesitas is het gevolg van een disbalans in energie-inname en -verbruik. We onderzochten de potentiële rol van plasma creatinekinase, een

(5)

enzym met een centrale rol in het energiemetabolisme, als een marker voor de vatbaarheid voor obesitas.

In hoofdstuk 2 hebben we de associatie tussen hypertensie en vleesbomen onderzocht. Vleesbomen zijn goedaardige tumoren in de baarmoeder, bestaande uit gladde spiercellen, en komen het meest voor tijdens de reproductieve leeftijd. Net als bij hypertensie komen vleesbomen vaker voor bij Afrikanen en vrouwen met obesitas. De belangrijkste symptomen van vleesbomen zijn vaginale bloedingen en bekkenpijn. In de VS worden de meeste baarmoederverwijderingen uitgevoerd om symptomatische vleesbomen te behandelen. Wij hebben gegevens verzameld over 272 vrouwen (122 Afrikanen) die een operatie voor vleesbomen ondergingen, en deze vergeleken met 385 vrouwen (33 Afrikanen) die om andere redenen een gynaecologische operatie ondergingen in het Amsterdam UMC, locatie AMC, in Nederland. Deze personen werden tevens vergeleken met 685 controles (387 Afrikanen) van de multi-etnische samenleving van Amsterdam. Van de vrouwen met vleesbomen had 41,9% hoge bloeddruk, vergeleken met 27,5% van de gynaecologische controles en 28,3% van de populatiecontroles (p <0,001 voor de vergelijking tussen vrouwen met vleesbomen en controles). De hoogste prevalentie van hypertensie werd gevonden in vrouwen van Afrikaanse afkomst met vleesbomen. De associatie tussen hypertensie en vleesbomen bleef bestaan na correctie voor leeftijd, body mass index en Afrikaanse afkomst, met een odds ratio van 2,4 (95%-betrouwaarheidsinterval 1,7 tot 3,4) voor hypertensie bij vrouwen met vleesbomen. Deze uitkomsten zijn in overeenstemming met de studies van Luoto et al. die een 1,7 tot 2,5 maal hogere kans op hypertensie hebben gevonden bij Finse vrouwen met vleesbomen in vergelijking met vrouwen zonder vleesbomen. Al deze onderzoeken zijn echter uitgevoerd bij vrouwen met symptomatische vleesbomen die een operatie ondergingen. Dit kan selectiebias veroorzaken. Daarom hebben we in hoofdstuk 3 bij Surinaamse vrouwen met zelfgerapporteerde vleesbomen de associatie tussen hypertensie en vleesbomen gevalideerd en hebben we een volledig cardiovasculair risicoprofiel vastgesteld, waaronder gegevens over hypertensie, obesitas, diabetes, hypercholesterolemie, roken en lichamelijke activiteit. De onderzoekspopulatie bestond uit vrouwen van het HELISUR-onderzoek, een cross-sectioneel bevolkingsonderzoek uitgevoerd in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname. Dit land met een gemiddeld inkomen heeft een multi-etnische samenleving, bestaande uit individuen van voornamelijk Afrikaanse (43%) en Hindoestaanse (33%) afkomst. We hebben 104 vrouwen (55 Afrikanen) met zelfgerapporteerde vleesbomen en 624 controles (244 Afrikanen) geanalyseerd. Vrouwen met vleesbomen waren gemiddeld 10 jaar ouder in vergelijking met controles. De cardiovasculaire gezondheid van vrouwen met vleesbomen was slechter dan van controles, met een prevalentie van 64,1% vs. 34,6% voor hypertensie, 48,1% vs. 37,9% voor obesitas en 22,1% vs. 14,1% voor diabetes (p < 0,05 voor alle risicofactoren). Roken en lichamelijke activiteit verschilden niet. In zowel Hindoestaanse als Afrikaanse vrouwen kwamen hypertensie en hypercholesterolemie vaker voor in de aanwezigheid van vleesbomen. Opnieuw werd de hoogste prevalentie van hypertensie gevonden in Afrikaanse vrouwen. De associatie tussen

(6)

hypertensie en vleesbomen bleef bestaan na correctie voor confounders, met een 1,8 (95% BI 1,1 tot 3,1) hogere odds op hypertensie bij vrouwen met vleesbomen in vergelijking met controles. Andere risicofactoren waren niet significant geassocieerd na correctie voor leeftijd, body mass index, Afrikaanse afkomst, gebruik van hormonale anticonceptiva, kinderen, postmenopauze, nuchter totaal cholesterol, nuchter glucose, en systolische bloeddruk. Of de verhoogde prevalentie van hypertensie gepaard gaat met een hoger cardiovasculair risico, werd ingeschat door de prevalentie van asymptomatische orgaanbeschadiging en de Framingham-risicoscore (berekening van het 10-jarige risico op hart- en vaatziekten) te berekenen. Asymptomatische orgaanbeschadiging is gedefinieerd als de aanwezigheid van verhoogde polsdruk of polsgolfsnelheid, lage enkel-arm-index, electrocardiografisch linkerventrikelhypertrofie, geschatte glomerulaire filtratiesnelheid 30-60 mL/min/1.73 m2, of

proteïnurie. De Framingham-risicoscore is gebaseerd op leeftijd, high-density lipoproteïne, totaal cholesterol, systolische bloeddruk, gebruik van antihypertensiva, roken, en de aanwezigheid van diabetes. Voor zover wij weten, zijn wij de eersten die de aanwezigheid van asymptomatische orgaanbeschadiging bij vrouwen met vleesbomen vaststelden en ontdekten dat 66,7% van de vrouwen met vleesbomen vs. 42,9% van de controles (p < 0,05) asymptomatische orgaanschade had. Alarmerend was dat tot 45% van de vrouwen <50 jaar met vleesbomen al asymptomatische orgaanschade had, vergeleken met 22% van de controles. De slechtere cardiovasculaire gezondheid werd verder duidelijk door een hoger 10-jarig risico op hart- en vaatziekten: 7,3% bij vrouwen met vleesbomen vergeleken met 2,8% bij controles (p < 0,05) gebaseerd op de Framingham-risicoscore.

Alles samengenomen laten hoofdstuk 2 en 3 een slechter cardiovasculair risicoprofiel zien bij vrouwen met vleesbomen, met name een verhoogde kans op hypertensie met meer asymptomatische orgaanschade en een hoger 10-jarig risico op hart- en vaatziekten. In zowel de Nederlandse als Surinaamse studiepopulatie hadden Afrikaanse vrouwen met vleesbomen het vaakst hypertensie. In dit proefschrift stelden we dat de associatie tussen vleesbomen en hypertensie te wijten is aan een gemeenschappelijke pathofysiologie van proliferatie van gladde spieren. Verschillende groeifactoren, zoals angiotensine II, stimuleren de proliferatie van gladde spiercellen van de baarmoeder, wat leidt tot vleesbomen. In overeenstemming hiermee stopt de celdeling van cellen van vleesbomen door behandeling met een angiotensine II-receptorremmer en aldosteronantagonist. Deze groeifactoren zijn ook betrokken bij de ontwikkeling van hypertensie waarbij ze vernauwing en aanpassing van vaten veroorzaken. Deze aanpassingen van de vaten kunnen leiden tot verminderde vasculaire compliantie en daardoor een hogere snelheid waarmee een polsgolf door een slagader beweegt. Dit wordt ook wel polsgolfsnelheid genoemd, wat een betere voorspeller is van toekomstige hart- en vaatziekten en mortaliteit dan traditionele cardiovasculaire risicofactoren en risicoscores. Om meer inzicht te krijgen in de pathofysiologie van hypertensie bij vrouwen met vleesbomen en hun cardiovasculair risico, hebben we in hoofdstuk 4 de polsgolfsnelheid beoordeeld bij 64 vrouwen met vleesbomen en 356 controles uit de HELISUR-studie. Zoals verwacht

(7)

was de mediane polsgolfsnelheid van vrouwen met vleesbomen hoger dan controles (9,2 m/s, IQR 8,1 tot 11,4, vs. 7,7 m/s, IQR 6,6 tot 9,4, p < 0,05). Na correctie voor belangrijke confounders en traditionele cardiovasculaire risicofactoren, waaronder hypertensie, hadden vrouwen met vleesbomen nog steeds een 1,1 m/s (95%-betrouwaarheidsinterval 1,02 tot 1,12) hogere polsgolfsnelheid in vergelijking met controles. Deze uitkomsten laten zien dat de vasculaire schade bij vrouwen met vleesbomen niet alleen afhankelijk is van de aanwezigheid van traditionele cardiovasculaire risicofactoren. In overeenstemming hiermee had 16,4% van de vrouwen met vleesbomen met arteriële stijfheid (polsgolfsnelheid >10m/s) een laag tot matig cardiovasculair risico op basis van traditionele risicofactoren, vergeleken met 7,4% van de controles (p = 0,01). Deze gegevens laten zien dat één op de zes vrouwen met zelfgerapporteerde vleesbomen mogelijk onterecht geclassificeerd wordt als laag tot matig cardiovasculair risico, waardoor deze vrouwen een optimale behandeling voor hun cardiovasculaire risico wordt ontzegd.

De huidige literatuur laat zien dat meting van de polsgolfsnelheid de identificatie van personen met een hoog cardiovasculair risico verbetert ten opzichte van alleen traditionele risicofactoren. Wij opperen dat de verhoogde polsgolfsnelheid die we hebben waargenomen bij vrouwen met vleesbomen het resultaat is van aanpassing van de vaten door hypertensie. Daarnaast postuleren we een rol voor endotheeldisfunctie. Het endotheel regelt de tonus van de vaten door stoffen zoals stikstofmonoxide, wat belangrijk is voor vaatverwijding. Echter, stikstofmonoxide moduleert niet alleen de vaattonus die leidt tot hypertensie, maar is ook in staat om de vasculaire compliantie aan te passen. Bovendien bevordert angiotensine II, dat een rol speelt bij hypertensie en groei van vleesbomen, ook oxidatieve stress en vermindert biologische beschikbaarheid van stikstofmonoxide wat leidt tot endotheeldisfunctie. Daarnaast zijn verhoogde waarden van endotheline-1 en verlaagde waarden van adiponectine gevonden bij vrouwen met vleesbomen, wat geassocieerd is met endotheeldisfunctie. Hoewel de hogere polsgolfsnelheid bij vrouwen met vleesbomen impliceert dat er een verhoogd risico is op hart- en vaatziekten, is de literatuur beperkt. Daarom hebben we in hoofdstuk 5 de cardiovasculaire ziektelast van vrouwen met vleesbomen beoordeeld met behulp van gegevens van NHANES, een nationaal representatief onderzoek van de Amerikaanse bevolking uitgevoerd door het National Center for Health Statistics. Dit is een multi-etnische steekproef, die voornamelijk bestaat uit vrouwen van Kaukasische (46%), Spaanse (29%) en Afrikaanse (21%) afkomst. We analyseerden gegevens van 700 vrouwen met zelfgerapporteerde vleesbomen en 4,847 controles. In lijn met onze eerdere studies hadden vrouwen met zelfgerapporteerde vleesbomen een hogere kans op hypertensie na correctie voor confounders (odds ratio 1,6, 95%-betrouwaarheidsinterval 1,3 tot 2,0). De prevalentie van hart- en vaatziekten was hoger bij vrouwen met vleesbomen dan bij controles (5,2 vs. 3,3%). Vrouwen met vleesbomen hadden een 1,6 (95%-betrouwaarheidsinterval 1,1 tot 2,4) maal hogere gecorrigeerde kans op hart- en vaatziekten. Om te beoordelen of dit allemaal te wijten

(8)

was aan hypertensie, hebben we verder gecorrigeerd voor hypertensiestatus, wat de uitkomst niet veranderde. Sommige studies suggereren dat een baarmoederverwijdering, een van de belangrijkste therapieën voor symptomatische vleesbomen, geassocieerd is met een verhoogd cardiovasculair risico. Daarom hebben we vrouwen met een baarmoederverwijdering uitgesloten van de analyses, wat de associatie tussen aanwezigheid van vleesbomen en hart- en vaatziekten niet beïnvloedde.

Concluderend illustreren de hoofdstukken 1 tot en met 5 dat vrouwen met vleesbomen een verhoogd cardiovasculair risico en verhoogde ziektelast voor hart- en vaatziekten hebben. De associatie tussen hypertensie en vleesbomen werd bevestigd in multi-etnische data van Nederland, Suriname en de VS. Vleesbomen komen vaker voor bij vouwen van Afrikaanse afkomst. Hoewel Afrikaanse vrouwen al de hoogste ziektelast in de wereld hebben voor hypertensie en hypertensie-gerelateerde cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, verhoogt de aanwezigheid van vleesbomen de prevalentie van hypertensie in Afrikaanse vrouwen nog verder. Ook bij Hindoestanen, die al vatbaar zijn voor hart- en vaatziekten, en bij Kaukasische vrouwen verhoogde de aanwezigheid van vleesbomen de prevalentie van hypertensie. Hypertensie lijkt niet de enige factor te zijn die bijdraagt aan het verhoogde cardiovasculaire risico in vrouwen met vleesbomen. Bovendien hadden vrouwen met vleesbomen een hogere polsgolfsnelheid en prevalentie van hart- en vaatziekten, wat zelfs onveranderd bleef na correctie voor hypertensie en andere traditionele risicofactoren. Clinici moeten zich bewust zijn van het verhoogde hypertensie en cardiovasculaire risico van vrouwen met vleesbomen, met name vrouwen van Afrikaanse afkomst, en assertief zijn in het screenen op hypertensie en eindorgaanschade.

Met de huidige obesitas-epidemie is het geen verrassing dat vrouwen op jongere leeftijd hartaandoeningen ontwikkelen, die grotendeels te voorkomen zijn door veranderingen in levensstijl en het zoeken naar nieuwe, vrouwenspecifieke risicofactoren. Obesitaspreventiestrategieën zouden zich moeten richten op een gepersonaliseerde aanpak. De vatbaarheid van het individu voor obesitas is een gevolg van hoe het lichaam de energie-inname, het verbruik en de opslag reguleert. Een belangrijke factor bij het omgaan met energie is de samenstelling van skeletspieren. Er zijn twee soorten spiervezels: langzame type I en snelle type II vezels. Deze type I-vezels gebruiken mitochondriale oxidatie van vetzuren om ATP te genereren, terwijl snelle type II-spiervezels voornamelijk afhankelijk zijn van glycolyse en het creatinekinase-systeem voor hun ATP. Vanwege verminderde mitochondriale oxidatie bevorderen type II-vezels de opslag van vetzuren in plaats van hun verbruik. In overeenstemming hiermee wordt in verschillende onderzoeken een associatie gevonden tussen obesitas en de overheersing van type II spierweefsels. Omdat overheersing van type II vezels een belangrijk onderdeel vormt van energieverbruik en energieopslag, kan het een marker zijn voor vatbaarheid voor obesitas. De gouden standaard om spiervezelsamenstelling te beoordelen is een spierbiopsie, wat een invasieve procedure is. Echter, plasma creatinekinase

(9)

na rust geeft een nauwkeurige weerspiegeling van het creatinekinase in weefsel van spiervezels. Daarom hebben we in hoofdstuk 6 beoordeeld of creatinekinase in rust een goede marker is voor obesitas. We analyseerden 528 mannen en 783 vrouwen die deelnamen aan de SUNSET studie, een multi-etnisch bevolkingsonderzoek in Amsterdam. Er was een positieve correlatie tussen plasma creatinekinase niveaus en tailleomtrek, taille-heup ratio en body mass index. Het creatinekinasegehalte in plasma is hoger bij mannen en Afrikanen. Daarom hebben we gecorrigeerd voor deze en andere belangrijke confounders en vonden we dat plasma creatinekinase geassocieerd was met alle drie de maten van adipositas. Dit is in lijn met niet gecorrigeerde studies over plasma creatinekinase-waarden en antropometrische metingen. Dierproeven met creatine-deficiënte en creatinekinase-knock-out muizen toonden aan dat deze muizen een lager lichaamsgewicht en totaal lichaamsvetgehalte hadden. Bovendien vertoonden knaagdieren die de creatinekinase-remmer beta-guanidinopropionzuur ontvingen een verschuiving van type II naar type I vezels, wat resulteerde in grotere glucose- en vetzuuroxidatie en een daling van het lichaamsgewicht. Deze bevindingen suggereren een rol voor het creatinekinase-systeem in gewichtsregulatie en obesitas. Derhalve kan plasma creatinekinase mogelijk gebruikt worden als een niet-invasieve marker voor vatbaarheid voor obesitas. Interessant is dat Afrikaanse mensen meer type II spiervezels hebben en een hoger creatinekinasegehalte. Bovenal is creatinekinase geassocieerd met hypertensie, wat mogelijk een verklaring is voor de buitensporige ziektelast van hypertensie en obesitas in deze etnische groep.

Perspectieven

De kans om hart- en vaatziekten bij vrouwen te voorkomen, bevindt zich in de pre-menopauzale jaren. In dit proefschrift hebben we aangetoond dat vrouwen met vleesbomen van de baarmoeder een slechter cardiovasculair risico hebben in vergelijking met controles. Ondanks dat Afrikaanse vrouwen al de hoogste prevalentie van hypertensie en hypertensie-gerelateerde cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit hebben, wordt dit verder verhoogd door de aanwezigheid van vleesbomen. Aangezien vleesbomen vaak voorkomen in Afrikanen, is een vroegtijdige cardiovasculaire risico-inschatting met name in deze groep nodig. Een recente studie onder gynaecologen in de VS liet zien dat minder dan 50% hun patiënten screende op cardiovasculaire risicofactoren, een proportie die verbeterd moet worden. Een goede voorspeller van cardiovasculair risico is de polsgolfsnelheid, die verhoogd was bij vrouwen met vleesbomen, zelfs in afwezigheid van traditionele cardiovasculaire risicofactoren. Daarom kan het vooral bij vrouwen met vleesbomen belangrijk zijn om polsgolfsnelheid te meten als marker voor het cardiovasculair risico. De aanwezigheid van vleesbomen, als mogelijke nieuwe cardiovasculaire risicofactor, biedt verschillende nieuwe manieren om het risico op hart- en vaatziekten bij jonge vrouwen te verminderen. Arteriële stijfheid kan bijvoorbeeld worden verbeterd door antihypertensiva, in het bijzonder angiotensine-converting-enzyme (ACE)-remmers. Interessant is dat zelfs bij afwezigheid van

(10)

hypertensie, ACE-remmers de polsgolfsnelheid kunnen verbeteren. Toekomstige studies zullen moeten beoordelen of vrouwen met vleesbomen en arteriële stijfheid baat kunnen hebben bij behandeling met ACE-remmers, onafhankelijk van hun bloeddruk. Deze aanpak zou vergelijkbaar zijn met de behandeling van een hartinfarct bij vrouwen met diabetes, waarbij een ACE-remmer onafhankelijk van de bloeddruk wordt gestart om de aanpassing van het hart te verbeteren.

Met de stijgende cardiovasculaire mortaliteit bij jonge vrouwen, blijft de zoektocht naar vrouwenspecifieke risicofactoren gaande. Toenemend bewijs wijst op een verhoogd cardiovasculair risico bij vrouwen met vleesbomen, met name vouwen van Afrikaanse afkomst. In dit proefschrift hebben we de kennis over het cardiovasculair risico bij vrouwen met vleesbomen verder verbeterd. De vondst van vleesbomen als een nieuwe risicofactor kan mogelijk kansen bieden om cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij jonge vrouwen te verminderen.

(11)
(12)

LIST OF PuBLICATIONS

Diemer FS, Baldew SM, Haan YC, Karamat FA, Oehlers GP, van Montfrans GA, van den Born BH, Peters RJG, Nahar-Van Venrooij LMW, Brewster LM. Aortic pulse wave velocity in individuals of Asian and African ancestry: the HELISUR study. J Hum Hypertens. 2018 Dec 19.

Nannan Panday R, Haan Y, Diemer F, Punwasi A, Rommy C, Heerenveen I, van Montfrans GA, Brewster LM. Chronic kidney disease and kidney health care status: the healthy life in Suriname (HeliSur) study. Intern Emerg Med. 2019 Mar;14(2):249-258.

Haan YC, Diemer FS, Van Der Woude L, Van Montfrans GA, Oehlers GP, Brewster LM. The risk of hypertension and cardiovascular disease in women with uterine fibroids. J Clin Hypertens

(Greenwich). 2018 Apr;20(4):718-726.

Brewster LM, Oudman I, Nannan Panday RV, Khoyska I, Haan YC, Karamat FA, Clark JF, van Montfrans GA. Creatine kinase and renal sodium excretion in African and European men on a high sodium diet. J Clin Hypertens (Greenwich). 2018 Feb;20(2):334-341.

Diemer FS, Brewster LM, Haan YC, Oehlers GP, van Montfrans GA, Nahar-van Venrooij LMW. Body composition measures and cardiovascular risk in high-risk ethnic groups. Clin Nutr. 2019 Feb;38(1):450-456.

Diemer FS, Baldew SM, Haan YC, Aartman JQ, Karamat FA, Nahar-van Venrooij LMW, van Montfrans GA, Oehlers GP, Brewster LM. Hypertension and Cardiovascular Risk Profile in a Middle-Income Setting: The HELISUR Study. Am J Hypertens. 2017 Nov 1;30(11):1133-1140. Karamat FA, Horjus DL, Haan YC, van der Woude L, Schaap MC, Oudman I, van Montfrans GA, Nieuwland R, Salomons GS, Clark JF, Brewster LM. The acute effect of beta-guanidinopropionic acid versus creatine or placebo in healthy men (ABC-Trial): A randomized controlled first-in-human trial. Br J Clin Pharmacol. 2017 Dec;83(12):2626-2635.

Diemer FS, Haan YC, Nannan Panday RV, van Montfrans GA, Oehlers GP, Brewster LM. Health literacy in Suriname. Soc Work Health Care. 2017 Apr;56(4):283-293.

Haan YC, Oudman I, Diemer FS, Karamat FA, van Valkengoed IG, van Montfrans GA, Brewster LM. Creatine kinase as a marker of obesity in a multi-ethnic population. Mol Cell Endocrinol. 2017 Feb 15;442:24-31.

(13)

Karamat FA, Oudman I, Haan YC, van Kuilenburg AB, Leen R, Danser JA, Leijten FP, Ris-Stalpers C, van Montfrans GA, Clark JF, Brewster LM. Creatine kinase inhibition lowers systemic arterial blood pressure in spontaneously hypertensive rats: a randomized controlled trial. J Hypertens. 2016 Dec;34(12):2418-2426.

Haan YC, Horjus DL, Brewster LM. Routine blood pressure measurement in women with uterine fibroids. Letter. BMJ. 2015; 351

Karamat FA, Horjus DL, Haan YC, van der Woude L, Oudman I, van Montfrans GA, Clark JF, Brewster LM. The acute effect of beta-guanidinopropionic acid versus creatine or placebo in healthy men (ABC Trial): study protocol for a randomized controlled trial. Trials. 2015 Feb 22;16:56.

Haan YC, van Montfrans GA, Brewster LM. The high creatine kinase phenotype is hypertension- and obesity-prone. Letter. J Clin Hypertens (Greenwich). 2015 Apr;17(4):322.

Haan YC, Oudman I, de Lange ME, Timmermans A, Ankum WM, van Montfrans GA, Brewster LM. Hypertension risk in Dutch women with symptomatic uterine fibroids. Am J Hypertens. 2015 Apr;28(4):487-92.

Haan YC, Bakker GJ, Maillette de Buy Wenniger LJ, Beuers U. Sarcoidosis of the liver: to treat or not to treat? Neth J Med. 2012 Oct;70(8):349-56

Kuiper T, Marsman WA, Jansen JM, van Soest EJ, Haan YC, Bakker GJ, Fockens P, Dekker E. Accuracy for optical diagnosis of small colorectal polyps in nonacademic settings. Clin

Gastroenterol Hepatol. 2012 Sep;10(9):1016-20

Haan YC, Oudman I, Ankum WM, Brewster LM. High hypertension risk with fibroids might explain high CVD risk associated with hysterectomy. Letter European Heart Journal. 2011 March; 32(6)

(14)

AuTHORS AND AFFILIATIONS

Willem (Pim) W. Ankum

Department of Obstetrics and Gynaecology, Academic Medical Center,

Amsterdam, the Netherlands Lizzy M. Brewster Creatine Kinase Foundation, Amsterdam, the Netherlands

Amsterdam Institute for Global Health and Development (AIGHD), University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands

Frederieke S. Diemer

Department of Vascular Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands

Fares A. Karamat

Department of Vascular Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands Maria (Marleen) E. de Lange

Department of Obstetrics and Gynaecology, Academic Medical Center,

Amsterdam, the Netherlands gert A. van Montfrans Department of Internal Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands glenn P. Oehlers

Department of Cardiology, Academic Hospital Paramaribo, Paramaribo, Suriname

(15)

Inge Oudman

Department of Vascular Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands Habibah N. Sahebdin

Department of Vascular Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands Anne Timmermans

Department of Obstetrics and Gynaecology, Academic Medical Center,

Amsterdam, the Netherlands Irene g. van valkengoed Department of Social Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands Lisa van Der Woude

Department of Vascular Medicine, Academic Medical Center, Amsterdam, the Netherlands

(16)

AMC gRADuATE SCHOOL FOR MEDICAL SCIENCES PHD PORTFOLIO

Summary of PhD training, teaching and parameters of esteem

I PhD training Year Workload

(ECTS) General courses

Basic Course Legislation and Organization for Clinical Researchers (BROK) and Good Clinical Practice (GCP)

2013 0.9 The AMC World of Science: Fundamental Knowledge and Skills for

Scientific Research in Preparing the PhD Thesis

2014 0.7 Crash Course on Basic Chemistry, Biochemistry and Molecular Biology 2014 0.4

DNA Technology 2015 2.1

Searching for a Systematic Review 2015 0.1

Infectious Diseases 2015 1.3

Practical Biostatistics 2015 1.1 ‘Discipline Overstijgend Onderwijs Samenwerking’ 2017 1.0 Teach the teacher training 2017 1.0

Seminars, workshops and master classes

Two-weekly meeting Hypertension group 2013-2015 0.5 Research meeting Hypertension group AMC 2012-2013 0.2

(Inter)national oral presentations

Cardio Vasculaire Conferentie, Noordwijkerhout, The Netherlands, 2012.

Increased age-adjusted prevalence of hypertension in women with uterine fibroids. Oudman I, Haan YC, Ankum W et al.

2012 0.2

22th European Meeting on Hypertension and Cardiovascular Protection, Milan, Italy, 2012. Age-adjusted prevalence of hypertension is

increased in women with uterine fibroids. Oudman I, Haan YC, Ankum WM,

et al.

2012 0.2

23th European Meeting on Hypertension and Cardiovascular

Protection, Milan, Italy, 2013. Intima and media abnormalities of resistance

arteries of hypertensive women. Karamat FA, Haan YC, Emanuels J et al.

2013 0.2

Surinamedag, The Hague, The Netherlands, 2014. Cardiovascular risk

profile in women with uterine fibroids: the HeliSur Study. Van der Woude L,

Haan YC, Diemer FS et al.

2014 0.2

Joint Scientific Meeting of the Belgian, Dutch and Swiss Hypertension Societies, Antwerp, Belgium, 2015. The association between hypertension

and uterine fibroids: a systematic review and meta-analysis. Haan YC, De

Lange ME, Suhooli HJM, et al.

(17)

25th European Meeting on Hypertension and Cardiovascular Protection, Milan, Italy, 2015. Cardiovascular risk profile in women with uterine fibroids:

the Helisur Study. Haan YC, Van der Woude L, Diemer FS, et al.

2015 0.2

(Inter)national poster presentations

Surinamedag, The Hague, The Netherlands, 2014. Dramatic increase

in central obesity in Surinamese migrants to the Netherlands. Haan YC,

Kewalbansing PV, van Eer MY et al.

2014 0.2

Joint Scientific Meeting of the Belgian, Dutch and Swiss Hypertension Societies, Antwerp, Belgium, 2015. Cardiovascular risk profile in women

with uterine fibroids: the Helisur Study. Van der Woude L, Haan YC, Diemer

FS, et al.

2015 0.2

Surinamedag, The Hague, The Netherlands, 2015. The association

between hypertension and uterine fibroids: A systematic review and meta-analysis. Haan YC, de Lange ME, Suhooli HJM et al.

and Prevalence of major cardiovascular risk factors in urban Suriname: the

HELISUR study. Diemer FS, Baldew SM, Haan YC et al.

2015 0.3

II Teaching Year Workload

(ECTS) Tutoring, mentoring

Hind Suhooli, Bachelor thesis. The co-occurrence of hypertension and

uterine fibroids: a systematic review and meta-analysis

2013-2014 1.0 Jonne van Kessel, Master thesis. Ethnic differences in cardiovascular risk

factors in pre- and postmenopausal women

2014-2015 0.5 Lisa van der Woude, Master thesis. Cardiovascular risk profile in women

with uterine fibroids: the HeliSur Study

2014-2015 1.0 Iteke van Seventer, Master thesis. Parity and obesity in Surinamese women 2014-2015 0.5

III Parameters of Esteem Year Workload

(ECTS) Awards and prizes

Dr. I. Snapper prize for extraordinary activities in the field of Internal Medicine and to support further research on the association between fibroids and hypertension

2012

Award for oral presentation on cardiovascular health in women with uterine fibroids, Surinamedag, The Hague

2014 Best case report 2015, Pericarditis as the first manifestation of Crohn’s

disease, Tergooi Wetenschapssymposium, Hilversum, The Netherands

2015 Travel grant from European Society of Hypertension and Cardiovascular Protection 2015. 25th Scientific Meeting of the European Society of

Hypertension and Cardiovascular Protection. Milan, Italy

2015

Best oral presentation on rumination syndrome, Cursorisch Onderwijs NVMDL, Utrecht, The Netherlands

(18)

DANKWOORD

Dit proefschrift was nooit tot stand gekomen zonder hulp, inspiratie en aanmoediging van vele collega’s, vrienden en familie. De volgende mensen wil ik graag in het bijzonder bedanken. Allereerst mijn promotor, prof. dr. S. Middeldorp, beste Saskia, bedankt dat jij mij hebt willen begeleiden in de afrondende fase van mijn promotietraject. Door de afstand en de drukte van mijn opleiding zal het niet altijd gemakkelijk geweest zijn voor jou. Dank voor alle energie die je in mij hebt willen steken.

Mijn co-promotor, dr. L.M. Brewster, beste Lizzy, jouw enthousiasme over CK, maar ook over myomen werkte inspirerend. Jouw kritische blik heb ik erg gewaardeerd en daar heb ik veel van geleerd. Ik zal jouw hulp tot in de laatste uurtjes, en zelfs op Koningsdag (resulterend in de Snapperprijs), nooit vergeten. Jouw bijdrage aan mijn ontwikkeling is groter dan alleen op wetenschappelijk gebied. Dank hiervoor!

De leden van de promotiecommissie, prof. dr. C. Schultsz, prof. dr. R.J.G. Peters, dr. N.R. Bindraban, prof. dr. E.T. van Bavel en prof. dr. J.C. Seidell, bedankt voor het lezen en beoordelen van dit proefschrift en de bereidheid om plaats te nemen in mijn promotiecommissie.

Daarnaast wil ik graag alle co-auteurs bedanken voor hun hulp en bijdragen aan de manuscripten.

Beste prof. dr. C.J. van der Woude en prof. dr. R.A. de Man, dank voor de kans mij te specialiseren in de Maag-, Darm- en Leverziekten en de mogelijkheid om mijn promotie tijdens mijn opleiding af te ronden.

Beste dr. G.A. van Montfrans, beste Gert, ook toen de vergaderingen in het AMC logistiek niet meer haalbaar waren, was je bereid om te vergaderen in de avonduren. Jouw enthousiasme over hypertensie en jouw inzet voor Suriname is mooi om te zien. Hartelijk dank voor alle hulp de afgelopen jaren.

Beste Inge, toen jij nog promovendus was en ik als jong studentje bij je kwam, heb jij mij geleerd hoe ik mijn eerste artikel moest schrijven. Wat was ik blij met al jouw hulp! Ik heb veel van je geleerd. Beste Fares, ik weet nog dat wij samen als onderzoekers gestart zijn. Ik bewonder je om jouw labwerk en de mooie publicatie over Creatine Kinase mRNA. Ik vond het leuk om een kamertje op F4 met je te delen! Beste Frederieke, helaas voor ons zat je de meeste tijd in Suriname maar tijdens de congressen hebben we elkaar beter leren kennen. Vooral het delen van de hotelkamer in Milaan zal ik niet snel vergeten!

(19)

Beste Rani, het was een plezier om jou een klein beetje te kunnen helpen met jouw eerste stuk. Het is inspirerend om te zien hoe jij je inzet voor Suriname. Beste Inna, Lisa, Hind, Jonne, Iteke en Habibah, met veel plezier heb ik jullie begeleid bij jullie onderzoeksprojecten. Lieve Caroline, wat een eer dat jij mijn paranimf wil zijn en mij wilde helpen met de kaft van mijn boekje. Jouw organisatorisch talent maakte de afrondende fase van mijn promotie een stuk fijner!

Beste Guido, bedankt voor de mooie tijd die we samen hebben gehad en alle hulp en steun. Ik heb veel van je geleerd en zonder jou was dit proefschrift er niet in deze vorm geweest. Lieve opa, mijn nieuwsgierigheid heb ik ongetwijfeld van u. Ik zal nooit vergeten hoe trots u was op mijn eerste artikel. Ik ben blij dat u bij mijn promotie aanwezig kan zijn. Lieve oma, wat vind ik het jammer dat u hier niet bij kan zijn. Ik denk nog vaak aan u.

Lieve mam en pap, dank voor jullie betrokkenheid, steun en het bieden van alle mogelijkheden om mijn ambities te verwezenlijken. Wat heb ik geluk met jullie. Ik weet dat jullie er altijd voor mij zullen zijn.

Lief zusje, lieve Frederike, wat ben ik blij met jou in mijn leven. Dank voor al je steun de afgelopen periode. Ondanks dat je er stiekem geen tijd voor had, wilde je toch nog mijn paranimf zijn. Wat ben ik trots op wat jij allemaal bereikt hebt!

(20)
(21)
(22)

ABOuT THE AuTHOR

Yentl Christina Louise Haan was born in Bussum, The Netherlands on the 1st of December, 1989.

After graduating from secondary school in 2008 (Gymnasium, Goois Lyceum, Bussum), she commenced medical school at the University of Amsterdam. The first steps towards this thesis were made during her research rotation and were continued during here clinical rotations. Yentl did an elective rotation at the Thyolo District Hospital in Malawi and a senior internship Gastroenterology and Hepatology at the Amsterdam Medical Center. After obtaining her medical degree cum laude in 2014 she started as a resident Internal Medicine at Tergooi, Hilversum. In 2016, she started her residency training in Gastroenterology and Hepatology at the Erasmus Medical Center.

(23)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This highlights that only in specific chains and for specific actors (wholesalers and exporters) who add value, take most risks and earn the highest profit,

Glass synchronises the singing voice and instrumental music to the film image of the speaking body, and he achieves an unusual operatic result that relies on the

•• irj, j/j, ÏÜJ and h) denote the center, width and height of the textzone. •• Sj and t l j denote the average pointsize and number of textlines in the zone. Eachh vertex in

We show that the atom-molecule mixture formed in a degenerate atomic Fermi gas with interspecies repul- sion near a Feshbach resonance constitutes a peculiar system where the

So if we consider the dual procedure of permanent sedation to full unconsciousness and withholding artificial nutrition and hydration, there is a certain threshold of life expec-

Here also it was the poets who crucially dictated the image of poetry (especially Dirk van Bastelaere and Erik Spinoy, who manifested themselves polemically in the Flemish

Another promising lead for future research concerns the role of organizational TMS theory in constructing an information governance framework, aimed at the development,

Organizing distributed knowledge for collaborative action: Structure, functioning, and emergence of organizational transactive memory systems..