• No results found

Draagmoederschap ein-de-lijk de wet in Maar wat voor wet heeft Nederland nodig?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Draagmoederschap ein-de-lijk de wet in Maar wat voor wet heeft Nederland nodig?"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Draagmoederschap ein-de-lijk de wet in

Maar wat voor wet heeft Nederland nodig?

Naam: Anna Kostiouk

Studentnummer: 12449377

Mastertrack: Publiekrecht (Gezondheidsrecht)

Scriptiebegeleider: Dhr. Prof. Dr. J. Legemaate

(2)

1

Abstract

Het Nederlandse kabinet kondigde in juli 2019 aan draagmoederschap wettelijk te willen regelen. Eind april 2020 is het Concept Wetsvoorstel Draagmoederschap, kind en afstamming ter internetconsultatie aangeboden: een eerste poging tot draagmoederschapswetgeving van de Nederlandse wetgever. In deze scriptie staat de hoofdvraag centraal of nieuwe wetgeving nodig is om de bij draagmoederschap in het geding zijnde belangen te beschermen, en zo ja, in welke vorm. Om deze hoofdvraag te beantwoorden wordt eerst een aantal belangrijke begrippen gedefinieerd. Vervolgens wordt ingegaan op de rechten en belangen van het kind, de wensouders en de draagmoeder. Daarna komt de huidige situatie in Nederland aan bod, waarbij wordt ingegaan op het geldende ‘draagmoederschapsrecht’, draagmoederschap in de medische wereld en de inhoud van het conceptwetsvoorstel. Nadien volgt een rechtsvergelijking met het Russische recht, waarbij aan de orde komt hoe draagmoederschap in Rusland is geregeld en welke kritische kanttekeningen hierbij kunnen worden geplaatst. Tot slot worden de rechtstekorten geconstateerd waar thans sprake van is in Nederland in het kader van draagmoederschap. Ook worden mogelijke oplossingen voor deze rechtstekorten gegeven, waarbij wordt ingegaan op het conceptwetsvoorstel. In de conclusie wordt de hoofdvraag beantwoord en worden aanbevelingen gedaan aan de wetgever met betrekking tot het conceptwetsvoorstel.

(3)

2

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Draagmoederschap ein-de-lijk de wet in’ die ik heb geschreven ter afronding van mijn master Publiekrecht, track Gezondheidsrecht, aan de Universiteit van Amsterdam. Toen ik nadacht over mogelijke scriptieonderwerpen, kwamen voornamelijk de onderwerpen naar boven die behandeld waren in het vak Rechtsvragen rond het begin en einde van het leven dat ik in 2019 heb gevolgd, gegeven door mijn scriptiebegeleider. De thema’s uit dit vak die te maken hadden met het begin van het leven vond ik het meest interessant en al snel kwam ik bij draagmoederschap uit. In het vak werd behandeld dat Nederland een wettelijke regeling mist die het draagmoederschapstraject in goede banen zou moeten leiden. Het leek mij leuk een bijzonder element toe te voegen aan mijn scriptie en al snel kwam ik uit op rechtsvergelijkend onderzoek met Rusland. Het feit dat mijn ouders uit de voormalig Sovjet-Unie komen en ik daarom vloeiend Russisch spreek en lees, heeft hier uiteraard aan bijgedragen.

Van januari tot juli 2020 ben ik bezig geweest met het plannen, onderzoeken en schrijven van de scriptie. In maart brak de coronacrisis uit, hetgeen de nodige uitdagingen met zich heeft meegebracht, waaronder het ontbreken van face-to-face contact met mijn scriptiebegeleider en het sluiten van de bibliotheken. Het was een zware en intensieve tijd, maar het feit dat ik dit onderwerp heel interessant vind heeft er zelfs op de moeilijkste momenten voor gezorgd dat ik vertrouwen en motivatie bleef houden.

Er is een aantal mensen die ik ontzettend wil bedanken, aangezien deze scriptie er zonder hen niet was geweest. Ten eerste uiteraard mijn begeleider Johan Legemaate, die altijd bereikbaar was, binnen no-time reageerde op al mijn vragen en mijn scriptie van fijne feedback heeft voorzien. Daarnaast wil ik Masha Antokolskaia bedanken, hoogleraar privaatrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij is bereid geweest met mij te bellen over het Russische stelsel en mij in de laatste weken van de scriptie te voorzien van materiaal dat ik zonder haar hulp niet had kunnen raadplegen. Tot slot wil ik mijn lieve ouders, vriend en vrienden bedanken voor de steun die zij mij hebben gegeven op elk mogelijke moment. Mijn ouders wil ik in het bijzonder bedanken voor het feit dat zij mij de Russische taal hebben willen leren, hetgeen dit onderzoek mogelijk heeft gemaakt. Ook waren zij bereid mij op ieder moment te helpen met vertalen uit het Russisch op de punten waar ik zelf niet helemaal uit kwam.

(4)

3

Inhoudsopgave

Abstract ... 1 Voorwoord ... 2 Afkortingenlijst ... 5 Inleiding ... 6

Hoofdstuk 1: Begrippen en definities ... 9

1.1 Definitie van draagmoeder(schap) ... 9

1.2 Soorten draagmoederschap: altruïstisch en commercieel ... 9

1.2.1 Altruïstisch draagmoederschap ... 9

1.2.2 Commercieel draagmoederschap ... 10

1.3 Vormen: hoog- en laagtechnologisch ... 11

Hoofdstuk 2: De in het geding zijnde belangen ... 12

2.1 Rechten en belangen van het kind ... 12

2.1.1 Verzorgd worden door de eigen ouders ... 12

2.1.2 Family life en privéleven ... 13

2.1.3 Afstammingsinformatie en identiteit ... 14

2.1.4 Menselijke waardigheid in relatie tot de verkoop van kinderen ... 15

2.2 Rechten en belangen van de wensouders ... 15

2.2.1 Het recht op family life en privéleven ... 16

2.2.2 Zekerheid rondom het ouderschap ... 16

2.2.3 Belang bij een gezond kind ... 17

2.3 Rechten en belangen van de draagmoeder ... 17

2.3.1 Recht op bescherming van het zelfbeschikkingsrecht ... 18

2.3.2 Bescherming tegen risico’s en onzekerheden ... 18

2.3.3 Family life en privéleven van de draagmoeder ... 19

2.4 Concluderende opmerkingen ... 19

Hoofdstuk 3: De huidige situatie in Nederland ... 21

3.1 Het geldende ‘draagmoederschapsrecht’ in Nederland ... 21

3.1.1 Ouderschap ... 21

3.2.2 De draagmoederschapsovereenkomst... 23

3.2 Draagmoederschap in de medische wereld ... 23

3.3 Consultatieversie van het Concept Wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming ... 24

3.3.1 De regeling van draagmoederschap binnen Nederland ... 25

3.3.2 De andere drie hoofdelementen van de Consultatieversie Draagmoederschapswet ... 27

3.4 Concluderende opmerkingen ... 28

Hoofdstuk 4: Rechtsvergelijking met Rusland ... 29

(5)

4

4.2 Draagmoederschap in de Russische wet ... 30

4.2.1 Wet Gezondheidsbescherming ... 30

4.2.2 Familiecodex en Federale Wet Akten Burgerlijke Stand ... 31

4.2.3 De overeenkomst tussen wensouders en draagmoeder ... 32

4.2.4 Loon voor draagmoederschap ... 32

4.3 Kritische kanttekeningen bij de Russische wetgeving ... 33

4.3.1 Afdwingbaarheid overeenkomst en onderhoudsplicht ... 33

4.3.2 Doorslaggevende toestemming draagmoeder ... 34

4.3.3 Kinderkoop en uitbuiting ... 35

4.4 Het wetsvoorstel tot verbieden van draagmoederschap ... 36

4.5 Concluderende opmerkingen ... 37

Hoofdstuk 5: De rechtstekorten in de Nederlandse wetgeving ... 38

5.1 Rechtstekorten in het kader van het belang van het kind ... 38

5.1.1 Rechtstekorten die risico’s meebrengen voor het kind ... 38

5.1.2 Mogelijke aanvulling van de wetgeving op dit vlak ... 40

5.2 Rechtstekorten in het kader van het belang van de wensouders ... 41

5.2.1 Rechtstekorten die risico’s meebrengen voor de wensouders ... 41

5.2.2 Mogelijke aanvulling van de wetgeving op dit vlak ... 42

5.3 Rechtstekorten in het kader van het belang van de draagmoeder ... 43

5.3.1 Rechtstekorten die risico’s meebrengen voor de draagmoeder ... 43

5.3.2 Mogelijke aanvulling van de wetgeving op dit vlak ... 44

Hoofdstuk 6: Conclusie en aanbevelingen ... 46

6.1 Conclusie met antwoord op de hoofdvraag ... 46

6.2 Aanbevelingen ... 47

6.3 Afsluiting ... 50

(6)

5

Afkortingenlijst

BW Burgerlijk Wetboek

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Gw Grondwet

IVF In-vitrofertilisatie

IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

NVOG Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie

RvKB Raad voor de Kinderbescherming

WDKB Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting

WvSr Wetboek van Strafrecht

Overige opmerkingen

- In deze scriptie wordt gebruik gemaakt van het woord ‘wensouders’. Waar

‘wensouders’ staat kan tevens ‘wensouder’ gelezen, aangezien ook sprake kan zijn van een alleenstaande wensouder.

- Op de plekken waar ‘hij’ staat kan in sommige gevallen tevens ‘zij’ worden gelezen. Ten behoeve van de leesbaarheid is er niet telkens hij/zij gebruikt in de tekst.

(7)

6

Inleiding

Draagmoederschap is op juridisch vlak nauwelijks geregeld in Nederland. Het enige waar de wet over rept, is het beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelen ten aanzien van draagmoederschap. Dit is verboden volgens de artikelen 151b en 151c WvSr.1 Het verbod houdt kort gezegd in dat het niet is toegestaan om via communicatiemiddelen vraag en aanbod van draagmoederschap te stimuleren of om via bijvoorbeeld sociale media bekend te maken dat je een draagmoeder zoekt of jezelf aanbiedt als draagmoeder.2 Hieruit blijkt de duidelijke wil van de wetgever om

een ontmoedigingsbeleid te voeren.3 Ten aanzien van andere vormen van draagmoederschap

heeft de wetgever ook een terughoudende houding gehad, maar deze konden niet in een strafrechtelijke bepaling worden opgenomen aangezien het strafrecht alleen als ‘ultimum remedium’ mag worden ingezet.4

Draagmoederschap zelf is niet verboden in Nederland en kan onder bepaalde omstandigheden plaatsvinden.5 Hoe het traject juridisch gezien zou moeten verlopen, is echter niet geregeld in de wet. Het is de vraag of het een onwenselijke situatie is dat er wel sprake is van draagmoederschap in Nederland, terwijl hier geen wettelijke regelgeving voor is. Naast het feit dat draagmoederschap een prachtige oplossing is voor ouders met een kinderwens die genetisch gezien niet de mogelijkheid hebben een kind te krijgen, zitten er zowel op juridisch als op medisch-ethisch vlak veel haken en ogen aan.

In juli 2019 werd bekend dat het kabinet draagmoederschap wettelijk wil gaan regelen. Het standpunt van het kabinet is dat het ontbreken van een wettelijke regeling ten aanzien van draagmoederschap onwenselijk is. Reden voor deze wetgeving zijn de maatschappelijke ontwikkelingen en het ontstaan van nieuwe gezinsvormen. Transparantie wordt door het kabinet als een van de kernwaarden van de wettelijke regeling genoemd.6 Op 24 april 2020 is

er een conceptwetsvoorstel met de naam Concept Wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en

1 Leenen e.a. 2017, p. 334.

2 ‘Draagmoederschap: wat mag en wat mag niet?’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/draagmoeder/draagmoederschap-wat-mag-en-wat-mag-niet, geraadpleegd op 20 april 2020.

3 Kamerstukken II 1991/92, 21968, 5, p. 3 en Van der Tol 2019, p. 248.

4 Ten Voorde, in: T&C Strafrecht 2019, art. 151b Sr, aant. 3 (online, bijgewerkt 1 september 2019). 5 ‘Draagmoederschap: wat mag en wat mag niet?’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/draagmoeder/draagmoederschap-wat-mag-en-wat-mag-niet, geraadpleegd op 20 april 2020.

6 ‘Kabinet brengt familierecht bij de tijd’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/07/12/kabinet-brengt-familierecht-bij-de-tijd, geraadpleegd op 20 april 2020.

(8)

7

afstamming (hierna: Consultatieversie Draagmoederschapswet) ter internetconsultatie aangeboden.7 Dit is een eerste poging van het kabinet in de richting van een wet die draagmoederschap regelt.

Door de beperkte mogelijkheid een draagmoeder te vinden in Nederland en de onduidelijkheid rondom wat wel en niet mag, zien Nederlandse wensouders zich soms genoodzaakt het draagmoederschapstraject in andere landen aan te gaan, wat ‘draagmoederschapstoerisme’ wordt genoemd en niet vrij is van risico’s.8 Een van deze landen speelt een belangrijke rol in deze scriptie; in hoofdstuk 4 zal een analyse gegeven worden van de Russische wetgeving ten aanzien van draagmoederschap. Gezien het feit dat Rusland een Europees land is en onder het EVRM valt, zou Nederland iets van de Russische wetgeving kunnen leren. De keuze is op Rusland gevallen, omdat ik vloeiend Russisch spreek en lees. Niet veel studenten kunnen onvertaalde Russische literatuur en wetgeving bestuderen, waardoor ik hoop dit onderzoek een unieke draai te kunnen geven.

Het uiteindelijke doel van deze scriptie is om de belangen in kaart te brengen die in het geding zijn bij draagmoederschap en te onderzoeken of een wettelijke regeling in Nederland nodig is om deze belangen te waarborgen. Mocht de conclusie getrokken worden dat nieuwe wetgeving nodig is, dan zullen de hoofdlijnen van deze wetgeving beschreven worden en aanbevelingen worden gedaan. De hoofdvraag van deze scriptie luidt daarom als volgt:

‘Is nieuwe wetgeving nodig om de bij draagmoederschap in het geding zijnde belangen te beschermen, en zo ja, in welke vorm?’

Om deze vraag te beantwoorden, ga ik in het volgende hoofdstuk eerst in op de definitie van draagmoederschap en de soorten en vormen. In hoofdstuk 2 breng ik vervolgens in kaart welke belangen in het geding zijn bij draagmoederschap. Daaropvolgend komt in hoofdstuk 3 aan de orde hoe draagmoederschap momenteel in de praktijk plaatsvindt en wat de Consultatieversie Draagmoederschapswet inhoudt. In hoofdstuk 4 wordt het rechtsvergelijkende onderzoek met Rusland behandeld. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 uitgelegd welke rechtstekorten er

7 De internetconsultatie liep van 24 april 2020 tot 25 mei 2020. 8 Vonken 2016, nr. 357.

(9)

8

momenteel zijn en worden er suggesties gedaan om deze aan te vullen. Tot slot volgt hoofdstuk 6 met daarin een conclusie en aanbevelingen.

Om antwoord te geven op de hoofd- en deelvragen is voornamelijk literatuuronderzoek verricht: er is een groot aantal juridische artikelen bestudeerd van verschillende auteurs. Een vooraanstaande rol speelt daarnaast het Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap ‘Kind en ouders in de 21ste eeuw’ uit 2016. Dit is een uitgebreid rapport over juridisch ouderschap, meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap dat is bedoeld als advies aan de Nederlandse regering.9 Het rapport bevat veel nuttige informatie over de in het geding zijnde belangen bij draagmoederschap en de huidige praktijk en geeft goede suggesties met betrekking tot wetgeving. Daarnaast is het standpunt het Modelreglement Embryowet 2018 van de NVOG geraadpleegd, aangezien dit rapport een medische kijk geeft op het fenomeen draagmoederschap. De recentelijk uitgekomen Consultatieversie Draagmoederschapswet speelt uiteraard ook een vooraanstaande rol. Voor het rechtsvergelijkende hoofdstuk is voornamelijk Russische literatuur bestudeerd.

(10)

9

Hoofdstuk 1: Begrippen en definities

1.1 Definitie van draagmoeder(schap)

Een definitie van het begrip draagmoeder kan worden gevonden in het in de inleiding genoemde artikel 151b WvSr. In het derde lid van dit artikel wordt het begrip draagmoeder als volgt gedefinieerd: ‘Als draagmoeder wordt aangemerkt de vrouw die zwanger is geworden met het voornemen een kind te baren ten behoeve van een ander die het ouderlijk gezag over dat kind wil verwerven, dan wel anderszins duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind op zich wil nemen.’ Op de website van de Rijksoverheid staat dat een draagmoeder een vrouw is die zwanger wordt voor de wensouders en het kind na de geboorte aan hen afstaat.10 Het begrip wensouders is niet eenduidig; er kan sprake zijn van een alleenstaande man of vrouw, een heteroseksueel echtpaar of een homoseksueel echtpaar.11 In de Van Dale wordt een draagmoeder simpelweg gedefinieerd als een ‘vrouw die bereid is een kind te baren en dat af te staan’.12 Er zijn dus meerdere definities denkbaar van het woord ‘draagmoeder’, maar zij

komen allemaal min of meer op hetzelfde neer.

1.2 Soorten draagmoederschap: altruïstisch en commercieel

Er zijn twee soorten draagmoederschap: altruïstisch en commercieel draagmoederschap. Kort gezegd kan dit onderscheid getypeerd worden als vrijwillig en betaald draagmoederschap. Hieronder wordt een definitie gegeven van deze begrippen en volgt enige achtergrondinformatie.

1.2.1 Altruïstisch draagmoederschap

Met altruïsme wordt onbaatzuchtigheid bedoeld, ook wel een levenshouding waarbij je mensen helpt zonder eigenbelang. Met altruïstisch of ideëel draagmoederschap wordt dan ook gedoeld op een vrouw die zich aanbiedt als draagmoeder zonder hier een eigenbelang bij te hebben. Een vrouw die zich uit altruïstische overwegingen aanbiedt als draagmoeder heeft hier dus financieel of materieel geen enkele baat bij. De tegenhanger van altruïstisch draagmoederschap is commercieel draagmoederschap, hetgeen in de volgende subparagraaf wordt behandeld. Welke overwegingen zouden een vrouw tot altruïstisch draagmoederschap kunnen zetten? Dat is bijvoorbeeld naastenliefde; denk aan de situatie dat de zus of schoonzus van een vrouw geen

10 ‘Draagmoederschap’, Rijksoverheid, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/draagmoeder, geraadpleegd op 20 april 2020.

11 Leenen e.a. 2017, p. 333. 12 https://www.vandale.nl/.

(11)

10

kinderen kan krijgen, waardoor de vrouw besluit een zwangerschap ten behoeve van haar (schoon)zus aan te gaan. Ook is het mogelijk dat een vrouw een willekeurig koppel – dat om de een of andere reden zelf geen kind kan krijgen – het geluk van het hebben van een kind wil schenken.13

1.2.2 Commercieel draagmoederschap

Zoals in de inleiding al werd genoemd, is het bevorderen van (commercieel) draagmoederschap verboden in Nederland. Commercieel draagmoederschap zelf is niet verboden bij wet.14 Bij commercieel draagmoederschap worden – in tegenstelling tot altruïstisch draagmoederschap – afspraken gemaakt tussen de draagmoeder en de wensouders met betrekking tot financiële vergoedingen. Bij commercieel draagmoederschap is sprake van betaald worden: de financiële vergoeding bedraagt meer dan de zwangerschap haar kost. Het enkele feit dat een vrouw gecompenseerd wordt in de gemaakte kosten sluit namelijk niet uit dat zij draagmoeder wil zijn uit altruïstische overwegingen. Betaald of commercieel draagmoederschap wordt door de Staatscommissie dan ook als volgt gedefinieerd: ‘Een arrangement waarbij de wensouder(s) de draagmoeder een financiële of anderszins op geld waardeerbare vergoeding geeft (geven), die de daadwerkelijke kosten te boven gaat die voor de draagmoeder zijn of zullen zijn verbonden aan het dragen en het baren van het kind.’15

Tegen betaald draagmoederschap bestaan veel bezwaren. Te denken valt aan het feit dat minder vermogende vrouwen zich vaker tegen betaling zullen aanbieden als draagmoeder. Het is daarnaast denkbaar dat vrouwen met financiële problemen zich genoodzaakt zullen voelen zich aan te bieden als draagmoeder of dat er druk vanuit hun omgeving is om het draagmoederschapstraject aan te gaan. Hoe hoger de vergoeding, hoe groter de kans dat een vrouw niet in volledige vrijheid voor het draagmoederschapstraject kiest. Uiteindelijk kan commercieel draagmoederschap resulteren in uitbuiting van vrouwen en zelfs mensenhandel.16 Er liggen dus ernstige gevaren op de loer.

13 Zie als voorbeeld het verhaal van Saar: https://www.youtube.com/watch?v=3a6Cp55jZjg.

14 Concept MvT voorstel Kind, draagmoederschap en afstamming – Consultatieversie (hierna: MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020), p. 3.

15 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 562. 16 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 124 en 126.

(12)

11 1.3 Vormen: hoog- en laagtechnologisch

Naast de zojuist genoemde soorten draagmoederschap zijn er ook nog twee vormen draagmoederschap te onderscheiden: de hoog- en laagtechnologische variant. Kort gezegd heeft dit betrekking op de manier waarop de bevruchting plaatsvindt.

De laagtechnologische variant kan ook wel traditioneel draagmoederschap worden genoemd.17 De bevruchting vindt plaats via de natuurlijke weg of via kunstmatige inseminatie, dat wil zeggen: bevruchting via geslachtsgemeenschap of door middel van het inbrengen van zaadcellen bij de vrouw.18 De eicel die wordt bevrucht is van de draagmoeder, hetgeen haar genetisch gezien de moeder van het kind maakt. Het zaad is afkomstig van de wensvader dan wel een zaaddonor.

Bij hoogtechnologisch draagmoederschap, ook wel IVF-draagmoederschap, vindt de bevruchting buiten het lichaam van de draagmoeder plaats. Er zijn altijd artsen betrokken bij deze procedure.19 Via IVF wordt een embryo tot stand gebracht. Hiervoor wordt meestal de eicel van een eiceldonor gebruikt, in welk geval de draagmoeder niet de genetische moeder is. Het is echter ook mogelijk dat de eicel van de draagmoeder bij de IVF bevrucht wordt, hetgeen haar wel de genetische moeder van het kind maakt. Na bevruchting wordt het embryo ingebracht bij de draagmoeder.20

17 Modelreglement Embryowet 2018, p. 25.

18 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 565. 19 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 563. 20 ‘Vormen van draagmoederschap’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/draagmoeder/draagmoederschap-vormen, geraadpleegd op 20 april 2020.

(13)

12

Hoofdstuk 2: De in het geding zijnde belangen

Bij draagmoederschap zijn de belangen van meerdere partijen in het geding: de wensouders, de draagmoeder en haar eventuele partner en niet te vergeten de belangen van het kind.21 Dit kan ook wel een belangendriehoek genoemd worden, omdat er drie betrokken partijen zijn met elk hun eigen rechten en belangen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze belangen. De belangen van het kind komen eerst aan bod, vervolgens de belangen van de wensouders en tot slot – maar zeker niet het minst belangrijk – de belangen van de draagmoeder.

2.1 Rechten en belangen van het kind

Volgens artikel 3, eerste lid, IVRK, dient het belang van het kind altijd op de voorgrond te staan als er maatregelen worden genomen die betrekking hebben op het kind.22 Met ‘kind’ wordt volgens het eerste artikel van het IVRK een mens jonger dan achttien jaren bedoeld. De artikelen van het IVRK beschermen echter alleen de rechten en belangen van het geboren kind. Naar het ongeboren kind wordt slechts in de preambule verwezen door te zeggen dat het ook bescherming verdient voorafgaand aan de geboorte. De verklaring voor het feit dat het IVRK alleen het geboren kind beschermt, is dat er tussen landen geen consensus bereikt kon worden over de inhoud van de rechten en belangen van het ongeboren kind.23 De rechten die het kind toekomen, moeten zelfstandig door het kind kunnen worden uitgeoefend, voor zover het hiertoe in staat is. Dit is afhankelijk van de mate van ontwikkeling die het kind heeft doorgemaakt. Over het algemeen kan dus worden gezegd dat een kind belang heeft bij respect voor zijn autonomie, die toeneemt met zijn ontwikkeling. Daarnaast speelt in de bescherming van de rechten van het kind uiteraard het veelomvattende beginsel van de menselijke waardigheid belangrijke rol.24

2.1.1 Verzorgd worden door de eigen ouders

Na de geboorte van het kind wordt ernaar gestreefd het kind zo snel mogelijk over te dragen aan de wensouders. Hier komen de rechten uit de artikelen 7 en 9 IVRK om de hoek kijken: het recht van het kind om de eigen ouders te kennen en door hen te worden verzorgd en het recht om niet van de eigen ouders gescheiden te worden. Het scheiden van een kind en diens

21 ‘Kabinet brengt familierecht bij de tijd’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/07/12/kabinet-brengt-familierecht-bij-de-tijd, geraadpleegd op 20 april 2020.

22 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 25. 23 Detrick, T&C PFR, commentaar op art. 1 IVRK, actueel t/m 15-04-2020. 24 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 22-23.

(14)

13

geboorteouders kan strijdigheid met artikel 9 IVRK opleveren. Dit is temeer het geval als het kind genetisch verwant is aan de draagmoeder. Het EHRM vereist echter geen bloedverwantschap of juridische verankering om te spreken van een ‘ouder’ in een ouder-kindrelatie. Ook de artikelen 7 en 9 IVRK vereisen in dit geval geen verwantschap. Of een draagmoederschapsconstructie per definitie inbreuk maakt op de artikelen 7 en 9 IVRK is niet helemaal duidelijk. Wat wel blijkt uit het voorgaande, is dat een draagmoederschapsconstructie ertoe leidt dat een kind niet door de genetische ouder(s) dan wel geboortemoeder wordt opgevoed. Draagmoederschap wringt dus wel met deze rechten. Hetgeen tevens wringt met voornoemde rechten is de onduidelijkheid die op dit moment bestaat over het ouderschap over het kind. Door het gebrek aan wetgeving is het bij de geboorte onduidelijk binnen welke termijn de wensouders juridisch ouder zullen kunnen worden. Mochten de wensouders het kind niet meer willen of mocht de draagmoeder het kind niet meer willen afstaan, dan bestaat het risico dat het kind ‘klem of verloren raakt’ tussen draagmoeder en wensouders. In het ene geval zal het kind opgevoed moeten worden door een draagmoeder die het kind zelf niet heeft gewild en in het andere geval zal er een strijd om het recht op ouderschap ontstaan tussen draagmoeder en wensouders.25

2.1.2 Family life en privéleven

Het recht op family life speelt tevens een rol in het kader van draagmoederschap.26 Het in de vorige subparagraaf genoemde recht van het kind om niet gescheiden te worden van zijn eigen ouders maakt deel uit van het recht op family life en privéleven van het kind. Het bestaan van genetische verwantschap is ook voor het bestaan van family life geen voorwaarde. De Staatscommissie verwijst hiervoor naar de uitspraak Ahrens versus Duitsland van het EHRM.27 In deze uitspraak werd geconcludeerd dat er tussen de vader en het kind geen sprake was van family life, ondanks het feit dat hij de biologische vader van het kind was.28 Genetische verwantschap leidt dus niet per definitie tot de conclusie dat sprake is van family life tussen een genetische ouder en een kind. De artikelen 8 EVRM en 16 IVRK houden daarnaast het recht op privacy ofwel privéleven in. Los van de vraag of er sprake is van family life, valt een ouderschapsband onder het recht op privéleven van een kind. De vraag of er een juridische afstammingsrelatie bestaat tussen kind en ouder raakt tevens aan dit recht op privéleven.29

25 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 259-260. 26 Artikel 8 EVRM en 16 IVRK.

27 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 261.

28 EHRM 22 maart 2012, 45071/09 (Ahrens/Duitsland), r.o. 59-60, EHRC 2012/130. 29 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 260.

(15)

14

Onder dit privéleven valt namelijk tevens de identiteitsvorming en -ontwikkeling van het kind.30 Tot slot vloeit uit het recht op privacy een recht op beslissingsprivacy voort: een kind mag op grond hiervan zelf beslissen wat het wel en niet wil weten.31 Blauwhoff concludeert dat het recht op beslissingsprivacy in combinatie met het recht op informatie een verplichting voor de wensouders in het leven roept om het kind tijdig te vertellen dat er een draagmoeder in beeld is geweest en haar identiteit te onthullen.32 In de volgende paragraaf wordt ingegaan op het hiermee verband houdende recht op afstammingsinformatie van het kind.

2.1.3 Afstammingsinformatie en identiteit

Het recht op afstammingsinformatie (ook wel: recht op informatie over de ontstaansgeschiedenis) hangt samen met het voornoemde belang van identiteitsontwikkeling. Hiervoor is artikel 7 IVRK genoemd in het kader van het recht om de eigen ouders te kennen en – voor zover mogelijk – door hen verzorgd te worden. Daarnaast is in het kader van de identiteitsontwikkeling van het kind artikel 8 IVRK van belang; het recht van het kind om de eigen identiteit te behouden, daarbij inbegrepen de nationaliteit, naam en familiebetrekkingen van het kind.33 Het recht op afstammingsinformatie valt onder artikel 8 EVRM.34

Het kabinet erkent het belang van het kind om informatie over zijn ontstaansgeschiedenis te kunnen achterhalen en is voorstander van versterking van dit recht. Op dit moment is het voor de betrokkenen bij een draagmoederschap namelijk te makkelijk om dit recht en belang van het kind te passeren.35 In dit kader vindt het kabinet dat het van belang is voor de identiteitsontwikkeling van een kind dat het kan achterhalen waar het vandaan komt of van wie het biologisch afstamt. Om ervoor te zorgen dat het kind deze informatie gemakkelijk kan vinden, wil het kabinet een loket oprichten waar kinderen de beschikbare informatie over hun oorsprong kunnen opvragen.36 Het kabinet baseert dit voornemen op het rapport van de Staatscommissie. Deze adviseerde om een ‘register ontstaansgeschiedenis’ (ROG) op te richten.37 Het geven van ‘statusvoorlichting’ aan het kind wordt door de Staatscommissie en Hoge Raad geschaard onder de verantwoordelijkheid die ouders hebben op grond van artikel

30 Schrama en Bou-Sfia 2019, p. 1. 31 Schrama 2019, p. 224. 32 Blauwhoff 2009, p. 331-332. 33 Schrama 2019, p. 224. 34 Blauwhoff 2009, p. 439. 35 Kamerstukken II 2018/19, 33836, 45, p. 2-3 en 7. 36 ‘Kabinet brengt familierecht bij de tijd’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/07/12/kabinet-brengt-familierecht-bij-de-tijd, geraadpleegd op 20 april 2020 en MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 21.

(16)

15

1:247 BW, dat de plichten omschrijft die bij het ouderlijk gezag horen. Het advies van de Staatscommissie is dan ook om uitdrukkelijk in dit artikel op te nemen dat gezagsdragers een informatieverplichting hebben jegens hun kinderen.38 Dit advies is overgenomen in de Consultatieversie Draagmoederschapswet.39

2.1.4 Menselijke waardigheid in relatie tot de verkoop van kinderen

Het beginsel van menselijke waardigheid is al kort genoemd. In deze paragraaf wordt dit beginsel ingeperkt tot het belang van het kind om niet verkocht te worden, aangezien dit een strijd met de menselijke waardigheid oplevert. Op basis van artikel 35 IVRK hebben staten een inspanningsverplichting om kinderhandel en -verkoop te voorkomen: een kind mag geen handelswaar worden. Hier kan de vraag bij worden gesteld of betaald draagmoederschap gelijkgesteld kan worden aan het verkopen van een kind.40 De NVOG beantwoordt deze vraag bevestigend en pleit in het Modelreglement Embryowet voor een onkostenvergoeding die de door de draagmoeder gemaakte kosten niet overschrijdt. Hiermee wordt het belang erkend om (de schijn van) kinderkoop te voorkomen. Een hogere vergoeding kan problemen veroorzaken bij de overgang van het juridisch ouderschap van draagmoeder naar wensouders.41

De Staatscommissie concludeert dat geld geen drijfveer voor de draagmoeder zou mogen zijn. Een financiële tegemoetkoming, naast een (on)kostenvergoeding, wordt daarentegen wel toelaatbaar geacht. Deze tegemoetkoming zou gezien kunnen worden als compensatie voor de pijn, ongemakken en inspanningen van de draagmoeder. In het rapport wordt een bedrag van ongeveer 500 euro per maand genoemd, hetgeen niet dermate hoog is dat er oneigenlijke druk op de draagmoeder uitgeoefend zou kunnen worden. Dit bedrag mag echter niet beschouwd worden als betaling voor een geleverde dienst.42

2.2 Rechten en belangen van de wensouders

Ieder draagmoederschapstraject begint bij de wensouders. Denk hierbij aan een heterostel bij wie het voor de vrouw door gezondheidsredenen riskant of niet mogelijk is om een kind te baren, een heterostel bij wie de vrouw onvruchtbaar is of een homostel dat een vrouw nodig

38 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 383-384.

39 Concept Wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming – Consultatieversie (hierna: Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020), p. 8.

40 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 89.

41 Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG) & Vereniging voor Klinische Embryologie (KLEM), ‘Modelreglement Embryowet’, 27 augustus 2018 (hierna: Modelreglement Embryowet 2018), p. 27.

(17)

16

heeft om een kind te krijgen. Het is niet nieuw dat er een vrouw wordt ingeschakeld om een kindje te dragen: in de Romeinse Oudheid was ook al sprake was van draagmoederschap om de bloedlijn te kunnen voortzetten.43

2.2.1 Het recht op family life en privéleven

In paragraaf 2.1.1 is ingegaan op het recht van het kind om door de eigen ouders verzorgd te worden. Vice versa hebben de wensouders er belang bij het uit draagmoederschap geboren kind te verzorgen en op te voeden. Op het moment dat het kind door de wensouders is opgenomen in het gezin en door hen wordt verzorgd, ontstaat er een beschermd recht op family life. Dit is echter niet het enige waar het EHRM waarde aan hecht; het bestaan van een ‘voorgenomen’ family life wordt ook erkend. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak Anayo versus Duitsland van het EHRM waarin het ‘intended family life’ wordt genoemd.44 Het Hof noemt dat het voorgenomen family life met name binnen de perken van artikel 8 EVRM valt als het een genetische ouder niet is aan te rekenen dat er nog geen ouderschapsrelatie tot stand is gekomen tussen ouder en kind.45 Mocht het bestaan van een family life niet aangenomen worden, dan

kan volgens het Hof worden aangenomen ‘that close relationships short of family life would generally fall within the scope of private life’. Een ouder-kindrelatie die niet onder het recht op family life van een genetische ouder valt, valt dus in ieder geval onder het beschermde recht op privéleven van die ouder, hetgeen overigens een belangrijk deel uitmaakt van diens identiteit.46

2.2.2 Zekerheid rondom het ouderschap

De wensouders hebben er belang bij dat zij juridisch ouder kunnen worden en hiermee erkenning krijgen voor het feit dat er tussen hen en het kind een familierechtelijke betrekking bestaat.47 Op dit punt gaat het wensouderschap gepaard met onzekerheid en onduidelijkheid. Hiervoor is genoemd dat een genetische ouder een beroep kan doen op het recht op privéleven, mits er nog geen family life kan worden aangenomen. De niet-verwante wensouder lijkt dit echter niet te kunnen en ook wordt diens positie minder goed beschermd door de rechtspraak van het EHRM. Dit is temeer het geval als er al sprake is van family life tussen draagmoeder en kind.48

43 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 258. 44 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 262.

45 EHRM 21 december 2010, 20578/07, NJ 2011/508, m.nt. S.F.M. Wortmann (Anayo/Duitsland), r.o 57. 46 EHRM 21 december 2010, 20578/07, NJ 2011/508, m.nt. S.F.M. Wortmann (Anayo/Duitsland), r.o. 58. 47 Leenen e.a. 2017, p. 334.

(18)

17

Meestal zal de draagmoeder instemmen met het feit dat de wensouders het kind opnemen in hun gezin, maar zonder deze instemming bevinden de wensouders zich in een vrij kansloze en kwetsbare positie. Een draagmoederschapscontract is niet rechtsgeldig en een overeenkomst met afspraken over bevruchting is niet afdwingbaar wegens strijdigheid met de artikelen 10 en 11 Gw en 8 EVRM.49 Mocht de draagmoeder het kind wel willen afstaan, dan kan dit alleen zonder tussenkomst van de RvKB als een van de wensouders juridisch ouder is of als sprake is van bloedverwantschap van eerste, tweede of derde graad tussen het kind en een wensouder.50 Uit de Consultatieversie Draagmoederschapswet blijkt het voornemen om de mogelijkheid te creëren dat de wensouders vanaf de geboorte van het kind worden gezien als juridische ouders.51

2.2.3 Belang bij een gezond kind

Logisch, maar zeker noemenswaardig, is het feit dat de wensouders er belang bij hebben een gezond kind te krijgen. Het wringt echter met de vrijheidsrechten van de draagmoeder om haar gedrag te sturen en verplichtingen op te leggen.52 Hiervoor is aan bod gekomen dat afspraken

rondom het afstaan van het kind nietig zijn. Wel kunnen er in de draagmoederschapsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de draagmoeder zich dient te gedragen om een gezond kind ter wereld te brengen. Volgens de Staatscommissie kunnen er consequenties aan verbonden worden als de draagmoeder gedragingen vertoont of nalaat, hetgeen in strijd is met het draagmoederschapscontract waar zij in eerste instantie akkoord mee is gegaan. Denk hierbij aan het verlagen van de vergoeding die zij hoort te krijgen of het opleggen van dwangmaatregelen om te zorgen dat zij het contract naleeft.53

2.3 Rechten en belangen van de draagmoeder

Zonder draagmoeder is er uiteraard geen draagmoederschapstraject mogelijk. In deze paragraaf komen de rechten en belangen van de draagmoeder aan bod.

49 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 269. 50 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 271. 51 ‘Kabinet brengt familierecht bij de tijd’, Rijksoverheid,

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/07/12/kabinet-brengt-familierecht-bij-de-tijd, geraadpleegd op 20 april 2020 en MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 11.

52 Leenen e.a. 2017, p. 334.

(19)

18

2.3.1 Recht op bescherming van het zelfbeschikkingsrecht

In 2.1.4 is genoemd dat financiële overwegingen en druk uit de omgeving van de draagmoeder geen rol zouden mogen spelen in haar keuze. Op dit punt speelt het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw een rol, hetgeen als onderdeel beschouwd kan worden van het recht op privéleven.54 Met andere woorden kan gezegd worden dat de (reproductieve) autonomie van de draagmoeder gerespecteerd moet worden.55 Op grond van het zelfbeschikkingsrecht moet een vrouw de keuze om draagmoeder te worden vrijwillig en weloverwogen nemen. Mocht dit niet het geval zijn, dan zou de draagmoederschap gekwalificeerd kunnen worden als mensenhandel.56 Het zelfbeschikkingsrecht van de draagmoeder staat ook in de weg aan gedwongen bevruchting.57

Het kabinet erkent het risico dat er druk op de draagmoeder wordt gelegd om zwanger te worden en vervolgens het kind af te staan.58

Ook is de verplichting een abortus te ondergaan in strijd met het zelfbeschikkingsrecht. De draagmoeder mag te allen tijde zelf beslissen of zij een abortus ondergaat.59 Dit betekent dat de

draagmoeder het kindje – zolang abortus wettelijk is toegestaan volgens de Wet afbreking zwangerschap – mag laten weghalen als zij wil terugkomen op haar beslissing om draagmoeder te zijn. Afspraken die tussen de draagmoeder en wensouders worden gemaakt en betrekking hebben op bevruchting, abortus of screening van de foetus, kunnen dus niet bij de rechter worden afgedwongen. Deze afspraken worden namelijk in strijd met artikel 10-11 Gw en artikel 8 EVRM geacht. Contractuele afspraken op dit punt kunnen gekwalificeerd worden als uitgesproken voornemens, maar niet als afdwingbare contractuele afspraken.60 Onder dezelfde categorie vallen regels die de draagmoeder verplichten een gezonde leefwijze aan te houden.61

2.3.2 Bescherming tegen risico’s en onzekerheden

Een zwangerschap gaat gepaard met risico’s van onder meer financiële en medische aard. Aangezien de draagmoeder zwanger wordt voor een ander, past het niet bij de draagmoederschapsconstructie om deze risico’s bij de draagmoeder neer te leggen. Een draagmoeder heeft daarom belang bij begeleiding, voorlichting over de mogelijke gevolgen van de draagmoedershap en vrijwaring van de risico’s die gepaard gaan met het traject dat zij

54 Artikel 8 EVRM.

55 NVOG-standpunt 2016, p. 5 en MvT Consultatieversie Draagmoederschap 2020, p. 9. 56 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 263.

57 Broekhuijsen-Molenaar 1991, p. 160. 58 Kamerstukken II 2018/19, 33836, 45, p. 7. 59 Schoots, Van Arkel & Dermout 2004.

60 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 269 en 467. 61 Modelreglement Embryowet 2018, p. 29.

(20)

19

aangaat.62 Daarnaast zou zij belang kunnen hebben bij een financiële compensatie die in verhouding staat tot de kosten die zij maakt, maar mogelijk ook een vergoeding die tegemoetkomt aan de inspanningen die zij gedurende negen maanden levert.

Daarnaast verkeert de draagmoeder tijdens het traject in onzekerheid: afspraken die de wensouders verplichten het kind daadwerkelijk in hun gezin op te nemen zijn nietig.63 Het doemscenario zou zich dus kunnen voordoen dat de wensouders zich bedenken, terwijl er al sprake is van zwangerschap of het kind al geboren is.64 Dit kan komen door het feit dat het kind een ander geslacht heeft dan zij willen, ziek is of simpelweg omdat zij van gedachten zijn veranderd. Ondanks het feit dat er een draagmoederschapscontract ligt, kunnen de wensouders niet gedwongen worden het kind tegen hun wil op te nemen in hun gezin. Een wettelijke regeling zou voor meer zekerheid voor de draagmoeder kunnen zorgen op dit punt.

2.3.3 Family life en privéleven van de draagmoeder

Hiervoor is uiteengezet dat genetische verwantschap tussen ouder en kind en family life niet per se in elkaars verlengde liggen. Zonder genetische verwantschap kan sprake zijn van family life, terwijl genetische verwantschap niet per definitie tot de conclusie leidt dat er sprake is van family life. Het al dan niet ontstaan of bestaan van een juridische afstammingsrelatie tussen de draagmoeder en het kind raakt in ieder geval wel aan haar recht op privéleven.65 Mocht er na de geboorte van het kind een family life zijn ontstaan tussen de draagmoeder en het kind, dan dient meer voorzichtigheid betracht te worden bij het overdragen van het kind aan de wensouders dan wanneer nog geen sprake is van family life. Het recht op family life van de draagmoeder moet in zo’n geval beter worden gewaarborgd, aangezien de ouderschapsband tussen haar en het kind daadwerkelijk wordt doorbroken. Verder is er voor de geboorte van het kind nimmer sprake van een family life tussen draagmoeder en kind; de band tussen draagmoeder en kind valt tijdens de zwangerschap onder het recht op privéleven van de draagmoeder.66

2.4 Concluderende opmerkingen

In deze paragraaf is duidelijk geworden dat in een draagmoederschapstraject sprake is van een belangendriehoek tussen het kind, de wensouders en de draagmoeder. Voor elke betrokkene 62 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 456-457.

63 Modelreglement 2018, p. 30.

64 Kamerstukken II 2018/19, 33836, 45, p. 7. 65 Artikel 8 EVRM.

(21)

20

zijn de rechten en belangen omschreven die een cruciale rol spelen in een draagmoederschapstraject. Gebleken is dat het recht op family life en privéleven bij zowel kind, als wensouders en draagmoeder in het geding is. Daarnaast is het duidelijk geworden dat kind, wensouders en draagmoeder allemaal te maken krijgen met onzekerheden tijdens het draagmoederschapstraject. Zij zijn daarom allemaal gebaat bij een wettelijke regeling die meer duidelijkheid schept over het juridisch ouderschap.67 De kwetsbare positie van de betrokkenen blijkt ook uit het feit dat zij afhankelijk zijn van elkaar, de beslissingen van de RvKB en de rechter. Een wettelijke regeling kan hier verandering in brengen en meer duidelijkheid verschaffen in situaties dat de wensouders het kind plotseling niet meer willen of de draagmoeder van gedachten verandert.68

67 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 276 en Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 5.

(22)

21

Hoofdstuk 3: De huidige situatie in Nederland

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden of nieuwe wetgeving nodig is om de bij draagmoederschap in het geding zijnde belangen te beschermen, dient de huidige situatie in Nederland geschetst te worden. In dit hoofdstuk komt eerst het geldende recht aan bod, daarna de werkwijze in de medische wereld en tot slot de recentelijk uitgekomen Consultatieversie Draagmoederschapswet. Het hoofdstuk wordt afgesloten met concluderende opmerkingen.

3.1 Het geldende ‘draagmoederschapsrecht’ in Nederland

Iedere openbaarmaking van de zoektocht naar een draagmoeder of de wil van een vrouw om zichzelf als draagmoeder aan te bieden is verboden in Nederland.69 Het opstellen van een draagmoederschapscontract of het aangaan van een draagmoederschapstraject is daarentegen niet verboden.70 Ook is het op dit moment niet verboden de draagmoeder een geldbedrag te betalen dat de door haar gemaakte kosten te boven gaat.71 Een wettelijke regeling voor draagmoederschap ontbreekt daarentegen, terwijl draagmoederschapstrajecten wel plaatsvinden.72 Om deze reden worden algemene wettelijke regels met betrekking tot afstamming, adoptie en gezag toegepast om het kind over te dragen aan de wensouders en het juridisch ouderschap aan hen toe te kennen.73

3.1.1 Ouderschap

Het juridisch ouderschap van een kind kan op een aantal manieren ontstaan. Volgens de huidige wetgeving verwerft de vrouw die een kind baart automatisch het juridisch ouderschap en komt zij op de geboorteakte te staan. Dit wordt ook wel het mater semper certa est-beginsel genoemd: de moeder is altijd de geboortemoeder.74 Ook haar echtgenoot/echtgenote of geregistreerde

partner wordt juridisch ouder. Verder kan juridisch ouderschap ontstaan door het erkennen van een kind of door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.75 Genetische verwantschap speelt geen rol bij het toekennen van juridisch ouderschap. Bij een draagmoederschapsconstructie doet zich een uitzonderlijk geval voor: het is niet de bedoeling dat de geboortemoeder en haar eventuele echtgenoot juridisch ouder worden. Door het gebrek

69 Zie hiervoor de artikelen 151b-151c WvSr. 70 Van Vlijmen en Van der Tol 2012, p. 161.

71 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 3. 72 Kamerstukken II 2018/19, 33836, 45, p. 1.

73 Modelreglement Embryowet 2018, p. 29.

74 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 248. 75 Kamerstukken II 2018/19, 33836, 45, p. 4 en artikelen 1:198-199 BW.

(23)

22

aan wetgeving past een rechter in draagmoederschapsconstructies de algemene ouderschapsregels van het BW toe.76

Er zijn – als de wensouders allebei juridisch ouder willen worden – verschillende scenario’s denkbaar. Een bepalende factor is of de draagmoeder gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Haar man of geregistreerde partner wordt vanaf de geboorte juridisch vader van het kind.77 Mocht de draagmoeder een vrouwelijke echtgenote of geregistreerd partner hebben, dan kan een van de wensouders het kind voorafgaand aan de geboorte erkennen.78 Zodoende komt het juridisch ouderschap van deze wensouder voorafgaand aan de geboorte tot stand, maar berust het gezag alleen bij de draagmoeder. In een dergelijk geval kan de wensouder die tevens juridisch ouder is om een gezagswissel vragen bij de rechtbank. De rechtbank zal dit verzoek beoordelen, eventueel met een advies van de RvKB. De andere wensouder kan het kind pas adopteren als het minimaal drie jaren met hem of haar heeft samengeleefd.79

Hierboven is genoemd dat de mannelijke partner of echtgenoot van de draagmoeder vanaf de geboorte juridisch ouder van het kind is. Ook hebben zij in dat geval gezamenlijk gezag over het kind.80 De wensouders kunnen in dit geval op twee manieren proberen juridisch ouder te worden. De eerste optie is adoptie door beide wensouders.81 Dit betekent dat het gezag van de draagmoeder en -vader eerst beëindigd moet worden door middel van een kinderbeschermingsmaatregel.82 Dat is niet in alle gevallen mogelijk, omdat de rechter in zo’n geval moet oordelen dat de draagouders niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind kunnen dragen. De andere route die de wensouders kunnen nemen is aantasting van het vaderschap via een bijzondere curator.83 Volgens Punselie, hoogleraar familierecht aan de Universiteit Leiden, dienen advocaten vaak meerdere verzoeken tegelijk in: ontkenning vaderschap van de draagvader, vaststelling vaderschap van de wensvader, overgang gezag naar de wensvader en adoptieverzoek door wensmoeder.84

De wensouders krijgen niet alleen te maken met onduidelijkheid over het juridisch ouderschap. Het is voor hen ook niet altijd mogelijk het kind na de geboorte op te nemen in hun gezin. Het kind mag alleen aan de wensouders worden meegeven, indien minimaal een van de wensouders

76 Punselie 2020, p. 42.

77 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 275. 78 Artikelen 1:203-204 BW.

79 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 273 en artikelen 1:227-228 BW. 80 Artikel 1:251 BW.

81 Artikel 1:228, eerste lid onder g BW. 82 Artikel 1:266 BW.

83 Artikel 2:212 BW.

(24)

23

juridisch ouder is of als er genetische verwantschap is met het kind tot en met de derde graad. In andere gevallen moet er eerst goedkeuring door de RvKB gegeven worden, welke alleen wordt gegeven als dit in het belang van het kind is.85

3.2.2 De draagmoederschapsovereenkomst

Een draagmoederschapsovereenkomst kan gekwalificeerd worden als een familierechtelijke overeenkomst waar de algemene regels die gelden voor rechtshandelingen en overeenkomsten op van toepassing zijn.86 De draagmoederschapsovereenkomst is vormvrij en de wensouders en draagmoeder kunnen er allerlei verschillende afspraken en verplichtingen in opnemen.87 Het is van groot belang dat de wensouders en draagmoeder duidelijke afspraken met elkaar maken over de wederzijdse verwachtingen en verplichtingen. Aan dit belang doet niet af dat de verbintenissen die uit een draagmoederschapsovereenkomst voortvloeien voor een groot deel rechtens niet afdwingbaar zijn.88 In het tweede hoofdstuk is het zelfbeschikkingsrecht van de

draagmoeder al toegelicht. Zij kan in geen enkel geval worden gedwongen het kind te voldragen, abortus te plegen of het kind aan de wensouders af te staan. Daarnaast kunnen gedragsvoorschriften en regels die betrekking hebben op haar leefwijze niet afgedwongen worden bij de rechter. Daartegenover staat dat ook de wensouders niet kunnen worden gedwongen het kind in hun gezin op te nemen.89 Op al deze punten wordt de draagmoederschapsovereenkomst beschouwd als nietig wegens strijd met de goede zeden. Dat maakt het draagmoederschapstraject voor de betrokkenen, maar ook voor juristen, zeer complex. Partijen maken duidelijke afspraken met elkaar, maar weten dat zij bij niet-nakoming met lege handen komen te staan.90

3.2 Draagmoederschap in de medische wereld

Hoe vindt een draagmoederschapsprocedure in de praktijk plaats? De eerste optie is zonder medische inmenging. Bij laagtechnologisch draagmoederschap kan de bevruchting thuis plaatsvinden. Hoogtechnologisch draagmoederschap kan daarentegen niet zonder medische inmenging plaatsvinden. De hoogtechnologische variant werd tot 1997 verboden door het

85 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 4.

86 Rapport van de Staatscommissie Herijking ouderschap 2016, p. 466. 87 Van der Tol 2012, p. 161.

88 Modelreglement Embryowet 2018, p. 29. 89 Buddenbaum & Vonk 2020, p. 33-34. 90 Modelreglement 2018, p. 29-30.

(25)

24

Planningsbesluit IVF 1989.91 Wensouders kunnen voor hoogtechnologisch draagmoederschap sinds 2006 terecht bij het Amsterdam UMC, locatie VUmc en per 1 januari 2019 ook bij de Nij Geertgen Kliniek in Elderdorp en MC Kinderwens Leiderdorp. Tot 1 januari 2019 was het VUmc dus de enige kliniek en golden er strenge voorwaarden. Het kon bijvoorbeeld alleen bij heterostellen, de geslachtscellen moesten afkomstig zijn van de wensouders en de wensouders moesten zelf een draagmoeder aandragen.92 In 2016 nam de NVOG het standpunt in draagmoederschap ook mogelijk moest zijn indien er slechts met één wensouder een genetische band bestond, hetgeen voor homostellen de mogelijkheid creëerde om te kiezen voor een draagmoederschapstraject.93 Verder stelt het VUmc de eis dat er sprake is van een indicatie bij de draagmoeder, hetgeen betekent dat haar gezondheidstoestand een zwangerschap niet toelaat of te riskant maakt. Ook voor de draagmoeder gelden strenge eisen.94 Een andere belangrijke eis is voorlichting van de wensouders en draagmoeder over het traject, hun keuze hiervoor en de mogelijke gevolgen die het traject kan hebben.95 Daarnaast gelden voor de klinieken dezelfde

strenge (vergunnings)eisen als voor reguliere klinieken die IVF-behandelingen uitvoeren.96

3.3 Consultatieversie van het Concept Wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming

Tijdens het schrijven van deze scriptie deed zich een grote ontwikkeling voor op het gebied van draagmoederschap. Op 24 april 2020 werd het Concept Wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming online ter consultatie aangeboden. Het doel van een internetconsultatie is dat burgers en organisaties kunnen reageren op het wetsvoorstel.97 In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van de Consultatieversie Draagmoederschapswet beschreven.

Met de Consultatieversie Draagmoederschapswet wordt getracht de meest serieuze en meest voorkomende problemen aan te pakken die zich voordoen in het kader van draagmoederschap. Op dit moment is er geen duidelijk rechtskader voor draagmoederschapsconstructies. De

91 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 4.

92 Voor alle voorwaarden kan de volgende folder geraadpleegd worden:

https://www.vumc.nl/web/file?uuid=f7cdecfd-b656-48c6-9400-acedaf3fdcb9&owner=5ec2d559-9d3f-4285-8cbd-140abc921b69&contentid=2960&disposition=inline (hierna: Folder VUmc, IVF-centrum, hoogtechnologisch draagmoederschap).

93 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 5.

94 Folder VUmc, IVF-centrum, hoogtechnologisch draagmoederschap. 95 Buddenbaum & Vonk 2020, p. 33.

96 Zie hiervoor het Planningsbesluit IVF 2016, onder meer artikelen 3 en 4. 97 ‘Wetsvoorstel Draagmoederschap: internetconsultatie start’, RvKB,

https://www.kinderbescherming.nl/actueel/nieuws/2020/04/28/wetsvoorstel-draagmoederschap-internetconsultatie-start, geraadpleegd op 1 mei 2020.

(26)

25

wetgever acht het belangrijk om het familierecht af te stemmen op de maatschappelijke werkelijkheid; een werkelijkheid waarin draagmoederschap plaatsvindt.98

Er zijn vier hoofdelementen te onderscheiden in het wetsvoorstel: er komt (1) een regeling voor ouderschap na draagmoederschap binnen Nederland, (2) een regeling voor de erkenning van ouderschap na draagmoederschap in het buitenland, (3) een verbod op kinderkoop in zowel binnen- als buitenland en (4) versterking van het recht op afstammingsinformatie. De wetgever doet afstand van zijn ontmoedigingsbeleid, maar het is ook niet de bedoeling een bemoedigingsbeleid te voeren. Het hoofddoel van het wetsvoorstel is dat de betrokken partijen zo goed mogelijk worden beschermd. Voorkomen moet worden dat partijen in een ‘juridisch niemandsland’ belanden: een situatie waarvoor geen rechtsregels zijn, hetgeen betekent dat er evenmin wettelijke waarborgen zijn voor de rechten en belangen van partijen. Het wetsvoorstel bevordert daarnaast een zorgvuldig en transparant draagmoederschapstraject en biedt rechtszekerheid aan de kind, wensouders en draagmoeder. De zorgvuldigheid wordt onder meer weerspiegeld door het verplicht stellen van voorlichting en counseling van de betrokkenen en het voorafgaand aan de conceptie voorleggen van de draagmoederschapsovereenkomst aan de rechter. Voor het kind wordt meer zekerheid geboden dat het diens afstammingsinformatie kan achterhalen, een nationaliteit krijgt (en niet staatloos wordt) en niet ‘verkocht’ wordt. De draagmoeder wordt beschermd tegen druk van buitenaf en de wensouders krijgen de zekerheid dat er een verantwoord draagmoederschapstraject plaatsvindt binnen de Nederlandse grenzen. Ook worden door het wetsvoorstel de intenties van draagmoeder en wensouders erkend, evenals de feiten en omstandigheden waarin het kind opgroeit na het draagmoederschapstraject.99

3.3.1 De regeling van draagmoederschap binnen Nederland

Een van de meest ingrijpende wijzigingen die door het wetsvoorstel worden beoogd, is het creëren van duidelijkheid over het ouderschap vanaf de geboorte van het kind. Hiervoor is genoemd dat de draagmoederschapsovereenkomst voorafgaand aan de conceptie ter toetsing voorgelegd zal moeten worden aan de rechter. De voorafgaande rechterlijke goedkeuring is vereist om de wensouders vanaf het moment van geboorte als juridische ouders te kunnen aanmerken. De draagmoeder zal – evenals de wensouders – op de geboorteakte worden vermeld, maar dan als geboortemoeder. Dit is noodzakelijk om het recht op afstammingskennis van het kind te kunnen beschermen.100 De wetgever noemt dat de gebruikte eicel bij

98 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 2. 99 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 9-10. 100 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 11.

(27)

26

hoogtechnologisch draagmoederschap ‘in principe niet van de draagmoeder’ is, hetgeen betekent dat er geen genetische connectie is tussen draagmoeder en kind. De eicel in kwestie is bij voorkeur afkomstig van de wensmoeder of een eiceldonor. Op dit punt kan de vraag gesteld worden wat de wetgever bedoelt met ‘in principe niet’.101

Alvorens naar de rechter te gaan met de overeenkomst, dienen wensouders en draagmoeder een voorlichtings- en counselingstraject te hebben gevolgd. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor het ‘informed consent’ van de betrokkenen: zij geven een geïnformeerde toestemming voor het uitvoeren van de medische behandeling. Ook zou counseling zo veel mogelijk problemen en wrijvingen tussen partijen moeten voorkomen.102 Vervolgens kunnen wensouders en draagmoeder met de door hen ondertekende overeenkomst naar de rechter. Uit de overeenkomst moet onder meer blijken wie de risico’s draagt die samenhangen met het traject, wat de afspraken zijn over contact tussen draagmoeder en kind, dat het bedrag dat de draagmoeder ontvangt niet hoger is dan de door haar gemaakte kosten en dat er geen afhankelijkheidsrelatie is die de vrijwillige en weloverwogen keuze van de draagmoeder zou kunnen beïnvloeden.103

Toch kunnen de wensouders of draagmoeder bedenkingen krijgen en willen dat de beslissing van de rechter ongedaan wordt gemaakt. Mocht de draagmoeder al zwanger zijn of mochten er minder dan zes weken verstreken zijn na haar bevalling, dan kan zij de rechter verzoeken diens beschikking te herroepen. Zij moet in dat geval aanvoeren dat zij door bedreiging, dwaling of bedrog het draagmoederschapstraject is aangegaan of dat er gewijzigde omstandigheden zijn. De wensouders kunnen binnen dezelfde termijn om herroeping van de beschikking vragen. Een reden hiervoor kan wederom bedreiging, dwaling of bedrog zijn op grond waarvan zij het verzoek hebben ingediend. Bedrog van de zijde van de draagmoeder over de manier waarop de zwangerschap tot stand is gekomen kan bijvoorbeeld een reden zijn om de beschikking te herroepen.104 Mocht de draagmoeder het ouderschap van de wensouders willen betwisten of zich op een ander moment willen terugtrekken uit het traject, dan wordt haar positie in dezen goed beschermd. Zij hoeft de door de wensouders gemaakte kosten namelijk niet terug te betalen, zelfs niet als zij besluit een abortus te ondergaan.105

101 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 3. 102 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 12. 103 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 13. 104 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 15. 105 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 9 en 31-32.

(28)

27

3.3.2 De andere drie hoofdelementen van de Consultatieversie Draagmoederschapswet

Het tweede hoofdelement van de Consultatieversie Draagmoederschapswet is erkenning van ouderschap na draagmoederschap dat niet (geheel) in Nederland heeft plaatsgevonden. Het idee is om ouderparen middels vereenvoudigde erkenning van het ouderschap aan te moedigen naar landen te gaan die voldoen aan de basisvoorwaarden die in Nederland gelden. Desalniettemin is er een beperkte mogelijkheid het ouderschap van de wensouders niet te erkennen als zij naar een land gaan dat niet voldoet aan onze basisvoorwaarden.106 Dit heeft te maken met het recht op privéleven van het kind, waar de ouder-kindrelatie deel van uitmaakt.107

Om onwenselijke buitenlandse praktijken te bedwingen, wordt naast het stimuleren van de gang naar bepaalde landen een strafrechtelijk verbod op kinderkoop door Nederlanders in het buitenland ingesteld (het derde hoofdelement). Ook zal gereguleerd worden in welke gevallen een buitenlandse geboorteakte direct kan worden geaccepteerd in Nederland en wanneer dit via de rechter moet. Voor directe acceptatie worden allerlei eisen gesteld, waaronder het feit dat de afstammingsgegevens voor het kind achterhaalbaar moeten zijn, het kind een genetische band heeft met minimaal een wensouder en de draagmoeder na de geboorte een mogelijkheid heeft gehad om het ouderschap van de wensouders te betwisten.108 De wetgever wil door middel van het voornoemde beleid onwenselijke buitenlandse praktijken bedwingen, maar het is de vraag of dit volstaat om wensouders tegen te houden zich te begeven naar landen die niet voldoen aan onze basisvoorwaarden.

Naast het strafrechtelijk verbod op kinderkoop in het buitenland komt er ook een binnenlands verbod op kinderkoop. Hiermee wordt getracht (de schijn van) kinderkoop te voorkomen, hetgeen bij de inspanningsverplichting van staten op grond van artikel 35 IVRM hoort. Zoals hiervoor genoemd moet uit de draagmoederschapsovereenkomst blijken dat de draagmoeder niet meer ontvangt dan een (on)kostenvergoeding. Het verbod op binnen- en buitenlandse kinderkoop dient het kind bescherming te bieden, maar zou ook de draagmoeder moeten beschermen tegen oneigenlijke druk van buitenaf.109 Met het maximeren van de financiële vergoeding tot de hoogte van de gemaakte kosten, wijkt de wetgever af van het voornoemde advies van de Staatscommissie om een tegemoetkoming voor de gemaakte inspanningen mogelijk te maken.110

106 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 7. 107 Blauwhoff 2019, p. 238.

108 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 16. 109 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 9.

(29)

28

Tot slot het vierde hoofdelement: een versterking van het recht op afstammingsinformatie. Er worden maatregelen getroffen om te bewerkstelligen dat het kind zijn afstammingsinformatie kan achterhalen, aangezien dit van cruciaal belang is voor een goede identiteitsontwikkeling. De verantwoordelijkheid om het kind informatie te geven wordt middels een positief wettelijke verplichting neergelegd bij de gezagdragers.111 Daarnaast komt er een register ontstaansgeschiedenis, speciaal voor kinderen die op de wereld zijn gezet met behulp van een draagmoeder. Hier zullen kinderen gegevens over hun biologische afstamming, maar ook de rechterlijke beschikking en draagmoederschapsovereenkomst terug kunnen vinden.112

3.4 Concluderende opmerkingen

In dit hoofdstuk is de huidige stand van zaken met betrekking tot draagmoederschap in Nederland beschreven. Naar voren is gekomen dat er geen wetgeving is die aansluit op de maatschappelijke praktijk. Uit de eerste paragraaf is gebleken dat een ouderschapsregeling die specifiek gericht is op draagmoederschap ontbreekt. De gekunstelde constructies die hiervoor zijn ontstaan veroorzaken veel onzekerheid. Daarnaast is omschreven hoe draagmoederschap in de medische wereld plaatsvindt: in welke klinieken dit mogelijk is en onder welke voorwaarden. De voorwaarden zijn afgelopen jaren versoepeld om draagmoederschap ook voor homoseksuele stellen mogelijk te maken. Tot slot is ingegaan op de Consultatieversie Draagmoederschapswet, die ertoe dient de bestaande wettelijke tekorten op te vullen. De vier hoofdelementen van de conceptwet zijn uiteengezet. Nu de huidige stand van zaken in Nederland in kaart is gebracht, wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan op de Russische praktijk.

111 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 1. 112 MvT Consultatieversie Draagmoederschapswet 2020, p. 18.

(30)

29

Hoofdstuk 4: Rechtsvergelijking met Rusland

Volgens statistisch onderzoek is vijftien procent van de Russische stellen onvruchtbaar.113 Het percentage kinderen dat in Rusland uit een draagmoeder wordt geboren, is daarentegen aanzienlijk lager. Dit hangt samen met het prijskaartje dat aan een draagmoederschapsprocedure hangt, maar ook met het feit dat de wetgeving op een aantal punten te wensen overlaat en dat er verschillende meningen over zijn in de samenleving.114 Ook in de Russische politiek en wetenschap is draagmoederschap een omstreden thema. In maart 2017 is zelfs een wetsvoorstel ingediend om draagmoederschap in Rusland volledig te verbieden.115

Het doel van dit hoofdstuk is om de situatie rond draagmoederschap in Rusland te beschrijven. Eerst volgt een introductie van het Russische rechtssysteem. Daarna komen achtereenvolgend het geldende recht, mogelijke kritische kanttekeningen hierbij en het voornoemde wetsvoorstel aan bod.

4.1 Het Russische rechtssysteem in het kort

In Rusland is, ten minste op papier, sprake van een machtenscheiding: de rechterlijke macht opereert onafhankelijk van de uitvoerende en wetgevende macht. Als bronnen van het burgerlijke recht worden onder meer gezien: de Constitutie van de Russische Federatie, federale wetten, besluiten van de president, gewoonterecht en rechterlijke voorschriften. De rechterlijke organisatie kan worden opgedeeld in federale gerechten, constitutionele gerechten en zogenaamde ‘justices of the peace’ ofwel vrederechters.116

Bovenin de hiërarchie van de Russische wetgeving staat de Constitutie van de Russische Federatie en internationale verdragen. Daarna volgen de federale constitutionele wetten en codexen die door de federale wetten zijn aangenomen (waaronder de Familiecodex). Daaronder staan de federale wetten. Hieronder staan nog allerlei andere soorten lagere regelgeving.117 In de volgende paragraaf komen de Familiecodex en twee federale wetten aan bod.

113 Gerasimov & Avanasyeva 2014, p. 30. 114 Bulin, bbc.com, 9 oktober 2013. 115 Oksukovskaja & Safina 2017, p. 1323.

116 Artikel 1 lid 2 en 4 lid 2 Federale Constitutionele Wet. 117 ‘Структура законодательства Российской Федерации’,

https://studme.org/174727/menedzhment/struktura_zakonodatelstva_rossiyskoy_federatsii, geraadpleegd op 30 juni 2020.

(31)

30 4.2 Draagmoederschap in de Russische wet

In 1996 nam de Russische wetgever draagmoederschap op in de wet. De ontwerpcommissie van de Familiecodex was zich bewust van de risico’s die draagmoederschap met zich meebrengt, maar ook van het feit dat een gebrek aan wetgeving of een wettelijk verbod het plaatshebben van draagmoederschapstrajecten niet zou kunnen voorkomen. Om draagmoederschap in goede banen te leiden, werd wetgeving geïntroduceerd die onder meer de overdracht van het ouderlijk gezag aan de wensouders vereenvoudigt.118 De drie Russische wetten die zich uitspreken over draagmoederschap zijn de Familiecodex, de federale wet ‘Wet Gezondheidsbescherming’ en de federale wet ‘Wet Akten Burgerlijke Stand’.119 In het vervolg

van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de inhoud van deze wetten.

4.2.1 Wet Gezondheidsbescherming

Artikel 55 Wet Gezondheidsbescherming draagt de titel: ‘Het gebruik van kunstmatige voortplantingstechnologieën’. Volgens dit artikel is draagmoederschap een kunstmatige voortplantingstechnologie die de onvruchtbaarheid verhelpt.120 Dit is een opmerkelijke formulering, aangezien de onvruchtbaarheid van de wensouders door inzet van een draagmoeder niet wordt verholpen. Het derde lid noemt dat een getrouwd of ongetrouwd stel en een alleenstaande vrouw recht hebben op het gebruik van kunstmatige voortplantingstechnologieën. De alleenstaande man staat niet in de wetgeving, maar in praktijk worden draagmoeders ook ingeschakeld door alleenstaande mannen.121

In het negende lid wordt de definitie van draagmoederschap (letterlijk vertaald ‘surrogaatmoederschap’) gegeven, wat neerkomt op: ‘het dragen van en geboorte geven aan een kind (inclusief vroeggeboorte) op basis van een contract, gesloten tussen de draagmoeder (een vrouw een foetus draagt na overdracht van een donorembryo) en potentiële ouders van wie de kiemcellen zijn gebruikt voor bevruchting, of een alleenstaande vrouw voor wie en het krijgen van een baby is om medische redenen niet mogelijk.’ Opvallend aan deze definitie zijn de volgende elementen: het draagmoederschapscontract wordt expliciet genoemd als basis, er van potentiële ouders gesproken in plaats van wensouders en er wordt gesproken van een donorembryo. Hier stuiten wij op een groot verschil met de Nederlandse praktijk. In Rusland is het absoluut verboden dat de draagmoeder een genetische connectie met het kind heeft.122

118 Antokolskaia p. 127-129.

119 Momotov 2019, p. 30 en wetten: 29.12.1995 N 223-ФЗ; 15.11.1997 N 143-ФЗ; 21.11.2011 N 323-ФЗ. 120 Artikel 55 lid 1 Wet Gezondheidsbescherming.

121 Dibov, journal.tinkoff.ru, 16 oktober 2019. 122 Zhilyaeva 2019, p. 30.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Van belang is evenwel dat een ontbinding wegens een wei- gering van de werknemer om zich in te spannen voor zijn re-integratie dient te worden gegrond op de ontslaggrond

Begin 2017 zijn afspraken gemaakt om cliënten met ambulante begeleiding uit te laten stromen uit MO en BW naar sociale huurwoningen. Verenigde woningcorporaties hebben toegezegd

Op basis van de succesfactoren en verbeterpunten die uit deze evaluatie zijn gekomen – en die ondersteund worden door eerder (wetenschappelijk) onderzoek - doen de onderzoekers

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

De patiënt kan in een wilsbeschikking zetten dat hij in bepaalde gevallen van geestelijke aftakeling euthanasie wenst, maar die wilsbeschikking moet hij om de vijf jaar vernieuwen

Ik wil graag in mijn jaar Koning zijn voor alle kinderen, juist ook de kinderen die op de vlucht zijn en huis en haard achter gelaten hebben.. Ik maakte in Alkmaar kennis met

constaterende dat er jaarlijks vele leerlingen slachtoffer zijn van pesten op school en dat scholen een verantwoordelijkheid hebben voor een veilige omgeving van hun leerlingen en