• No results found

Emoties bij ZML-leerlingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emoties bij ZML-leerlingen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Emoties bij ZML-leerlingen’

‘Waarom is het belangrijk om met emoties om te kunnen gaan?’

Avans Hogeschool, opleiding leraar basisonderwijs Onderzoeksrapportage in het kader van

de kernopgave ‘Identiteit’ (IDE) Begeleider: Patrick van Lommel Afstudeerrichting: Katholiek Stageschool: XXX

Breda, 19 januari 2015 Student: Kim Goossens Studentennummer: 2046637 Klas: 29V4B

(2)

Voorwoord...3

Inleiding...4

Wie ben ik als leerkracht?...4

Waar sta ik op het gebied van levensbeschouwing?...4

Onderzoeksvraag...5

Deelvragen vanuit verschillende invalshoeken...5

Opbouw van dit onderzoek...5

Literatuurstuk...6

Emoties in het algemeen...6

Emoties bij ZML-leerlingen...7

Emoties binnen het katholieke geloof...8

In gesprek met een Bijbelverhaal...10

Conclusie en reflectie literatuurstuk...12

Conclusie...12 Reflectie...12 Praktijkdeel...13 Inleiding...13 Beginsituatie...13 Wat ga ik doen?...13 Algemene doelen...13 Activiteit 1...14 Activiteit 2...16 Activiteit 3...18 Activiteit 4...20

Conclusie en reflectie - ontwikkeling van je professionele identiteit...22

Literatuurlijst...24

Bijlagen...25

Bijlage 1: Bijbelverhaal Johannes 11...25

Bijlage 2: Bijbelverhaal Genesis 1...27

(3)

Voorwoord

Als leerkracht is het belangrijk om een eigen professionele identiteit te ontwikkelen. Door kritisch naar mezelf te kijken en door kritisch op mezelf te reflecteren word ik me bewust van wie ik ben en waar ik voor sta als leerkracht. Ik kom er langzamerhand achter waarom ik bepaalde keuzes maak en waarom ik op een bepaalde manier handel. Het is overigens niet altijd makkelijk om kritisch naar jezelf te kijken, maar in de afgelopen jaren op de Pabo ben ik dat wel gaan leren. Op dit moment loop ik stage in het speciaal onderwijs op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen. In het speciaal onderwijs zie ik kinderen die het vaak ontzettend moeilijk vinden om met hun emoties om te kunnen gaan. Ze vinden het daarnaast ook erg moeilijk om emoties van anderen te herkennen, waardoor ze geen rekening houden met anderen. Hierdoor ontstaan vaak conflicten. In dit onderzoek wil ik gaan onderzoeken waarom het nou belangrijk is om met emoties om te kunnen gaan? En is dit wel belangrijk voor kinderen en volwassenen? Het is een thema dat mij aanspreekt en waar ik veel meer over wil lezen en leren.

(4)

Inleiding

Wie ben ik als leerkracht?

Aan het begin van deze kernopgave is dit een vraag die in mijn hoofd rond blijft dwalen. Ik vraag mezelf steeds af wie ik nou daadwerkelijk ben als leerkracht en of dat ook is wie ik wil zijn. Door hierop te reflecteren probeer ik erachter te komen of ik wil zijn wie ik nu ben.

Als leerkracht ben je medeverantwoordelijk voor de opvoeding van de leerlingen in je klas. Naast de leerlingen op cognitief gebied dingen bij te leren probeer ik de leerlingen zoveel mogelijk normen en waarden mee te geven.

Wat ik zelf het allerbelangrijkste vind in mijn klas is dat elk kind zich veilig voelt. Ik vind het belangrijk dat elk kind met plezier naar school komt. Ik vind het fijn als elk kind zich fijn voelt in mijn klas. Alleen dan kan een kind zich optimaal ontwikkelen. Ik probeer een zo goed mogelijk veilig pedagogisch klimaat te scheppen voor de leerlingen in mijn klas. Het is hierbij vooral belangrijk dat de leerlingen respect hebben voor elkaar. Ik loop op dit moment stage in het speciaal onderwijs en voor veel leerlingen is structuur ook een stukje veiligheid. Daarnaast is het belangrijk dat leerlingen aan kunnen geven hoe ze zich voelen. Als een leerling aan kan geven hoe hij/zij zich voelt dan kunnen andere leerlingen hier rekening mee houden. In het REC3 onderwijs is dit voor veel leerlingen een hele grote belemmering. Ik zie leerlingen vaak worstelen met hun eigen emoties. Ook het herkennen van emoties bij andere leerlingen is heel lastig.

Veiligheid creëren in de klas doe ik door regels en afspraken te maken met de leerlingen. Ik probeer de regels en afspraken met de leerlingen samen te maken. Ik maak ze visueel, zodat ze er altijd naar kunnen kijken. Naast het afspreken van regels is het ook belangrijk om hier consequenties aan te hangen, maar vooral ook een beloning. Ik ben er van overtuigd dat belonen een positievere invloed heeft op de leerlingen dan straffen. Ik probeer dan ook juist zoveel mogelijk de goede dingen positief te benaderen. Als iets negatiefs genegeerd kan worden dan doe ik dat ook zeker.

Ik beschrijf mezelf als een hele rustige, gestructureerde en lieve juffrouw. De leerlingen weten dat ze altijd bij me terecht kunnen. Ik vind het dan ook heel belangrijk dat de leerlingen zich veilig voelen bij mij. Dit is vooral wie ik wil zijn als leerkracht.

Waar sta ik op het gebied van levensbeschouwing?

Ook dit is een vraag waar ik even over na moet denken. Ik heb van thuis uit een katholieke opvoeding gekregen. Ik ben gedoopt en ik heb mijn communie gedaan. Als baby of als kind ben je nog niet in staat om zelf deze keuzes te maken. Dit is dus een keuze die mijn ouders voor me hebben gemaakt. In mijn laatste leerjaar op de basisschool heb ik er zelf voor gekozen om mijn vormsel te doen. Ik zat in die tijd bij het kinderkoor van onze kerk, dus ik zat bijna elke zondag in de kerk. Ik weet nog wel dat ik dit niet echt deed voor het geloof, maar meer omdat ik zingen gewoon ontzettend leuk vond. Nadat ik mijn vormsel heb gedaan ben ik ook van het kinderkoor afgegaan.

Ik heb ook op een katholieke school gezeten. Daar werd natuurlijk veel aandacht besteed aan de feestdagen en van wat ik nog weet werd er met regelmaat een Bijbelverhaal voorgelezen. Dit waren vooral verhalen waarin naar voren kwam hoe je met elkaar om moet gaan. Ik vind dat in de

(5)

vind is aardig zijn voor elkaar, samen delen, elkaar helpen en elkaar respecteren. Dit zijn

onderwerpen die je goed met kinderen kunt bespreken. Ook tijdens mijn verschillende stages heb ik Bijbelverhalen voorgelezen. Op de meeste scholen wordt hier de methode ‘Trefwoord’ voor gebruikt. Wat mij inspireert in het christendom is dat je God kunt ervaren door de bijbel te lezen, het woord van god. Er staan verhalen in die over een langdurige periode gaan en waarin God zichzelf laat zien. God laat zien dat als je goed doet, ook goed ontmoet. Verschillende feesten gedenkdagen maken je bewust van het leven, zoals witte donderdag, goede vrijdag, Pasen, palm zondag, hemelvaart, Pinksteren, Allerheiligen en Kerstmis. Steeds weer laat God zien met woorden hoe belangrijk het is om vrede te creëren, solidair te zijn naar de medemens. Dat gerechtigheid een belangrijk onderdeel is in onze wereld en vooral niet te vergeten dat je elkaar lief moet hebben.

Onderzoeksvraag

Vooral vanuit mijn ervaringen binnen het speciaal onderwijs heb ik voor het thema ‘emoties’ gekozen. Kinderen binnen het ZML-onderwijs vinden het lastig om met hun eigen emoties om te gaan. Ik zie ze hier vaak mee worstelen. Daarnaast vinden ze het ook lastig om emoties bij anderen te herkennen. Je zou je kunnen afvragen of het wel belangrijk is om met emoties om te kunnen gaan. Ik ben uiteindelijk tot de volgende onderzoekvraag gekomen:

- Waarom is het belangrijk om met emoties om te kunnen gaan?

Deelvragen vanuit verschillende invalshoeken

Levensbeschouwelijk perspectief

- Zijn er emoties te herkennen in Bijbelverhalen?

- Hoe kan de sociaal-emotionele ontwikkeling samenhangen met de levensbeschouwelijke

ontwikkeling van kinderen? Pedagogisch perspectief

- Hoe kan ik ZML-leerlingen om leren gaan met emoties?

- Hoe kan ik ZML-leerlingen om leren gaan met emoties van anderen?

Maatschappelijk perspectief

- Waarom hebben mensen emoties?

Mijn eigen leervraag

- Hoe kan ik levensbeschouwing vorm geven in het speciaal onderwijs?

Opbouw van dit onderzoek

Dit onderzoek begint met een theoretisch deel. Aan de hand van verschillende theorieën probeer ik antwoord te geven op de onderzoeksvraag en de deelvragen. Na het literatuurstuk wordt er een conclusie en een reflectie gegeven op de theorie. Het tweede deel van dit onderzoek bestaat uit een praktijkdeel. In dit praktijkdeel worden de verschillende activiteiten beschreven. Per activiteit wordt er ook een reflectie geschreven, waarin er terug gekeken wordt hoe de activiteit is verlopen en of de gestelde doelen zijn behaald. Als laatste wordt er een conclusie en een reflectie weergegeven over de ontwikkeling van de professionele identiteit van de leerkracht.

(6)

Literatuurstuk

Emoties in het algemeen

Pijn, verdriet, boosheid, teleurstelling, agressie, blijdschap en vreugde. Bij kinderen zijn er heel wat emoties. Het is ontzettend belangrijk dat kinderen hun emoties kunnen voelen, benoemen en uiten. Er is anders een grote kans dat er bijvoorbeeld agressie ontstaan. We vinden het vaak maar eng of lastig om onze emoties te uiten. Maar door emoties te ontkennen gaan ze niet weg. Emoties zetten zich dan vaak vast in het lichaam en er ontstaan dan klachten zoals slecht slapen, buikpijn of hoofdpijn (Bieger, 2012). Bieger is van mening dat we emoties hebben meegekregen om te kunnen overleven. Emoties kunnen ons helpen om met anderen te communiceren. Daarnaast dragen emoties bij aan de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. In het artikel van Bieger wordt de definitie van het woord ‘emoties’ als volgt omschreven: “Het Latijnse woord emovere betekent ‘doen bewegen’ of ‘ergens uitdrijven’. Een emotie zorgt ervoor dat we in beweging komen of bewogen worden,

lichamelijk en innerlijk. Emoties hebben volgens Schalkwijk (2011) ook allerlei kenmerken. Een emotie is op het moment van beleving een actie. Dit is een belangrijk kenmerk van een emotie. Maar deze actie zet tegelijkertijd aan tot een vervolgactie, tot gedrag. Angst motiveert bijvoorbeeld het zoeken van bescherming bij een ander of in een stil hoekje, en blijdschap maakt meestal dat een jongere het contact met anderen zoekt om het plezier te delen.

Volgens Postema (2013) zijn emoties universeel. Ieder mens op aarde heeft emoties. Alleen niet iedereen gaat hetzelfde om met zijn emoties, dit wordt enerzijds bepaald door de cultuur en de tijdgeest waar je in opgroeit. Anderzijds heeft de opvoeding en het voorbeeld van je ouders in het omgaan met emoties een sterke invloed. Ook Bieger (2012) is van mening dat je als ouder een grote rol hebt bij het uiten van emoties. Als ouder hoef je volgens haar alleen het voorbeeld te geven en bij dat gevoel te blijven en het te erkennen. Daarnaast veronderstelt Postema (2013) dat jong

ontwikkelde beschermingsstrategieën en ingrijpende gebeurtenissen ook factoren zijn die invloed kunnen hebben op je emotionele ontwikkeling. Al deze factoren hebben ervoor gezorgd dat je op een bepaalde manier met emoties hebt leren omgaan. Misschien heb je geleerd ze te erkennen en herkennen, maar het kan ook zijn dat je hebt geleerd ze te negeren of te veroordelen.

Ook niet bij iedereen loopt de ontwikkelingsfase binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling zoals het hoort (Schalkwijk, 2011). Bij sommige kinderen is de ontwikkeling stilgevallen, of er is van jongs af aan sprake geweest van een moeizame ontwikkeling. Het is dan ook goed om eerst goed naar de voorgeschiedenis te kijken als een jongere problemen ervaart binnen deze ontwikkeling. Vooral in de vroegste jaren moet er veel op de rails worden gezet. Een baby ontwikkelt al vroeg een

gehechtheidsrelatie en leert zijn emoties te reguleren. Er kan natuurlijk een situatie ontstaan waarin de moeder emotioneel onvoldoende beschikbaar is voor haar baby. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan ziekte, een postnatale depressie of een conflictueuze beleving van het moederschap. Deze omstandigheden kunnen leiden tot een moeder-kindrelatie waarin de moeder haar baby als een last ervaart. De emotionaliteit tussen de moeder en de baby koelt dan sterk af. Dit kan de

ontwikkeling van de baby bemoeilijken. Onveilige gehechtheid in deze levensfase legt mogelijk al de kiem voor het ontstaan voor latere problemen.

Emoties zijn belangrijk om te hebben. Emoties kunnen je helpen, maar ze kunnen je ook tegenwerken (Postema, 2013). Ze beïnvloeden de kleine keuzes die je maakt, maar ook de grote keuzes die je maakt. Ze helpen je om je eigenheid te ontdekken, hierdoor is het gemakkelijker om richting te geven aan je leven. Emoties zijn een belangrijke leidraad in je leven. Als je emoties accepteert, dan kunnen deze emoties betekenis geven aan je leven. Je kunt hierdoor verlies, tegenslag en teleurstelling

(7)

verwerken, maar ze zorgen er ook voor dat je vitaal in je leven staat. Het gaat er niet om dat je je emoties kunt beheersen, maar je moet ze wel kunnen managen. Zo kun je in vrijheid kiezen wanneer je je emoties wilt uiten. Postma schrijft dus eigenlijk dat het belangrijk is om emoties te hebben en hier ook mee om te kunnen gaan.

Ook volgens van Dijk (2013) zijn emoties noodzakelijke elementen van het menselijk bestaan. Al zou het mogelijk zijn, toch willen we onze emoties niet kwijt. Door het leren beheersen van je emoties wordt je je meer bewust van je gevoelens. Je kunt zo proberen te ontdekken wat je ermee moet doen en hoe je jezelf en anderen niet beschadigd door emoties. Je moet leren omgaan met emoties in plaats van ze te negeren, ook als ze pijnlijk zijn. Van Dijk schrijft in haar boek dat mindfulness je kan helpen bij het leren omgaan met allerlei emotionele problemen die je als mens kunt hebben.

Mindfulness gaat over het lijden van je leven op een manier die de meesten van ons niet gewend zijn. Het kan op heel veel manieren behulpzaam zijn. Mindfulness kan je beter leren te concentreren, maar het kan je ook helpen jezelf beter te leren kennen. Door mindfulness wordt je je meer bewust van wat je denkt en voelt. In een artikel van Schurink (2009) staat een definitie van Jon Kabat-Zinn (2003) en deze luidt als volgt: “Beoefening van mindfulness betekent op een speciale manier oplettend zijn: bewust aanwezig zijn in het hier en nu, zónder te oordelen”. Volgens Schurink werkt mindfulness omdat je leert je emoties toe te laten. Je durft hierdoor meer dingen te doen en je kunt ook beter de confrontatie aan gaan met situaties die je anders vermijdt.

Uit bovenstaande theorie blijkt dus dat het wel degelijk belangrijk is dat mensen emoties hebben en hier mee om kunnen gaan. Er zijn verschillende factoren die hier invloed op kunnen hebben. Zo kan het zijn dat een ingrijpende gebeurtenis veel invloed heeft gehad op je emotionele ontwikkeling. Maar hoe werkt dit bij kinderen met een verstandelijke beperking? In de volgende paragraaf gaan we hier uitgebreid op in.

Emoties bij ZML-leerlingen

Het speciaal onderwijs is verdeelt in vier clusters. Onder clusters 3 vallen de kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en kinderen die langdurig ziek zijn. Op deze scholen zitten ZML-kinderen, ook wel Zeer Moeilijk Lerende Kinderen (ZMLK). Op een ZMLK-school zitten dus kinderen met een verstandelijke beperking. Op sommige scholen is er ook plaats voor meervoudig gehandicapten. Er is vaak sprake van een vertraging of een achterstand in de ontwikkeling. Dit is vaak in combinatie met een gedragsprobleem, zoals autisme of dyslexie. Soms is de oorzaak een syndroom zoals het Downsyndroom, Fragiele X syndroom of medische complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling. Vaak is er echter geen duidelijke aanwijsbare oorzaak voor de ontwikkelingsproblemen van het kind. We gaan verder in op de ontwikkelingsachterstand binnen de sociale en emotionele

vaardigheden.

Sociale vaardigheden en het kunnen omgaan met emoties zijn competenties die noodzakelijk zijn om op een prettige en constructieve manier te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven (Lammers, 2009). Aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en de sociale vaardigheden is voor alle kinderen belangrijk, maar voor kinderen en jongeren met een beperking geldt dit nog meer. De ontwikkeling van deze kinderen verloopt minder vanzelfsprekend. Vanaf jongs af aan hebben kinderen met een beperking extra ondersteuning nodig binnen de sociale en emotionele

ontwikkeling. Zij hebben veel steun nodig om verbale en non-verbale boodschappen van henzelf en van anderen te begrijpen. Meestal is het wel overduidelijk aan iemand gezicht te zien als hij boos is, maar kinderen met een beperking vinden dit helemaal niet logisch. Vooral kinderen met autisme hebben ontzettend veel moeite met het herkennen van emoties en ook het uiten ervan.

(8)

Nieuwenstein (2011) vertelt in een interview waarom kinderen met autisme het zo moeilijk vinden om met emoties om te gaan. Volgens hem is het namelijk absoluut niet dat autisten geen interesse hebben in emoties en gevoelens van anderen. Het probleem bij deze kinderen is dat ze emoties niet herkennen, niet bij zichzelf en niet bij een ander. Ze kennen meestal alleen de extreme variant van een emotie en niet de verschillende tussenlagen. Als je geen emoties automatisch aanleert moet je daar binnen de school iets anders mee doen. De emoties moeten echt aangeleerd worden aan deze kinderen, net zoals reken- en taalvaardigheden. Als je dat niet doet dan blijven ze in die

ongenuanceerdheid hangen. Ze krijgen heel vaak conflicten. We leven in een sociale wereld waarin we sociale regels kennen en deze kinderen pikken dat niet automatisch op. Volgens Nieuwenstijn moet je emoties dus aanleren. Het blijft heel lang aangeleerd gedrag. Het heeft een lange tijd nodig voordat het beklijft. Het aanleren van emoties kun je volgens Nieuwenstijn het beste doen d.m.v. plaatjes. Die visuele informatie die je aanbiedt beklijft veel beter dan de verbale informatie die wij heel veel geven. Bieger (2012) is daarnaast van mening dat kinderen ook echt genieten van het werken met emoties. Dit kan volgens hem ook in de vorm van toneelspel, oefeningen, lachen en muziek. Ze vindt het een verfrissende manier om hen te leren omgaan met gevoelens. Ze is er ook van overtuigd dat er veel minder agressie en angst op scholen zouden zijn als dit wat meer

aangeboden wordt aan de kinderen.

Niet alleen het aanleren van de emoties is belangrijk, maar de kinderen moeten ook leren om emoties bij andere te herkennen. Hier hebben de kinderen ook inlevingsvermogen voor nodig. Inlevingsvermogen, ook wel empathisch vermogen, gaat volgens Beer (2012) vooraf aan de sociale vaardigheden. Kinderen met een verstandelijke beperking hebben moeite met inlevingsvermogen. Zij kunnen zich moeilijker voorstellen hoe een ander zich voelt. Dit kan tot onwenselijke reacties of gedragingen leiden. De sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd van kinderen met een verstandelijke beperking loopt achter op hun kalenderleeftijd. Kinderen met een verstandelijke beperking voelen wel emoties, maar om de emoties te kunnen definiëren moet je op jezelf kunnen reflecteren. Kinderen met een verstandelijke beperking zijn op dit gebied beperkt. Ook Lieshout (2009) geeft aan dat kinderen met een verstandelijke beperking emoties van anderen niet aanvoelen. Deze kinderen begrijpen volgens haar weinig van de sociale wereld om hen heen. Hun ‘sociaal snapvermogen’, ook wel Theory of mind genoemd, verloopt afwijkend en vertraagd. Volgens haar kun je dingen ook het beste visueel duidelijk maken door bijvoorbeeld pictogrammen te gebruiken. Dit maakt de wereld voor deze kinderen concreet, overzichtelijk, zichtbaar en voorspelbaar. Gesproken informatie is vluchtig en kan tot misverstanden leiden.

Uit bovenstaande theorie blijkt dat het ook voor kinderen met een verstandelijke beperking ontzettend belangrijk is om emoties te herkennen en te benoemen. Het blijkt wel dat het voor veel kinderen erg lastig is. Hun sociale en emotionele ontwikkeling verloopt vertraagd. Bij deze kinderen moeten de emoties dus echt aangeleerd worden.

Emoties binnen het katholieke geloof

Binnen dit onderzoek wordt er ook ingegaan op de emoties binnen het katholieke geloof. Daarnaast wordt er ook onderzocht of de levensbeschouwelijke ontwikkeling samenhangt met de sociaal-emotionele ontwikkeling. In levensbeschouwelijke verhalen zit vaak een boodschap die overgebracht kan worden aan kinderen of volwassenen. Er zijn dan ook heel wat levensbeschouwelijke verhalen te vinden die aansluiten bij het onderwerp ‘emoties’. Bijna in elk levensbeschouwelijk verhaal zijn emoties te herkennen bij de personen die in het verhaal voorkomen. Holtkamp (2009) heeft een boek geschreven met verhalen die een brede levensbeschouwelijke en sociaal-emotionele invulling hebben. Hij heeft veel verhalen zelf geschreven, maar hij heeft ook verhalen aangepast. Hij wil niet

(9)

dat verhalen verloren gaan. De verhalen zijn allemaal voorzien van een thema en een

leeftijdsaanduiding. Deze verhalen zijn bedoeld voor kinderen van 4 tot 12 jaar. In dit boek komen thema’s naar voren als angst en blijheid. Dit zijn natuurlijk thema’s die mooi aansluiten bij het onderwerp ‘emoties’.

In elke menselijke relatie die iets voorstelt krijg je met gevoelens en emoties te maken (Rikkert, 2006). Aan de mate waarin een relatie je emotioneel raakt kan je aflezen hoe belangrijk die ander, of het ander voor je is. Voor veel mensen kunnen emoties in het contact met God ook een belangrijke rol spelen. In de Bijbel staan veel menselijke maar ook Goddelijke emoties. God kan daar blij zijn, woedend en treurig. Rikkert is een bange God, voor zover ze weet, nog niet tegengekomen in de Bijbel. Menselijke emoties zijn er ook. Menselijke emoties worden vooral veel beschreven in de psalmen. Dit is een stukje uit psalm 77 waar menselijke emoties in terug komen:

Luid roep ik God, ik schreeuw het uit, luid roep ik God – dat hij mij hoort.

Op de dag van mijn nood zoek ik de Eeuwige, bij nacht hef ik mijn handen, rusteloos, mijn ziel laat zich niet troosten. Ik denk aan God en moet zuchten, mijn gedachten vermoeien mijn geest.

Volgens Rikkert heeft de Christelijke kerk toch een taboe op emoties overgenomen van onze westerse cultuur. Als een oude man bijvoorbeeld na het overlijden van zijn vrouw lang verdrietig is, zegt hij: “Ik mag niet treurig zijn, want ze is nu toch in de hemel”. Of als een kind bang is in het donker, zeggen de ouders: “Je hoeft nergens bang voor te zijn, God is altijd bij je.” Ook als mensen niet gelovig zijn dan mogen ze nog steeds niet emotioneel zijn. De oude man zou dan zeggen: “Ik mag niet treurig zijn, want we hebben het toch heel lang goed gehad samen.” Je emoties niet altijd laten zien is dus iets wat in onze westerse cultuur zit.

Op de site van stichting Generatio staat een stuk geschreven over Johannes 11. Dit stuk is geschreven in samenwerking met Family Builders. Het Bijbelverhaal is opgenomen in bijlage 1. Dit verhaal gaat over de Heere Jezus, Martha, Maria en Lazarus. De Heere Jezus is vaak te gast bij Martha en Maria. Martha en Maria zijn sociaal vaardig. Maria begrijpt dat het soms belangrijker is om te luisteren dan bezig te zijn. Martha vindt vooral een goede relatie erg belangrijk. De relatie van Jezus met de twee zussen en hun broer groeit door de tijd heen. Ze maken veel mee met elkaar. Ze hebben veel gezellige momenten, maar ook emotionele momenten. Als Lazarus sterft zoeken Martha en Maria steun bij elkaar en ze wenden zich tot Heere Jezus. Martha en Maria durven allebei hun emoties te tonen. Ook Jezus laat zien dat het verdriet van de zussen en de dood van Zijn vriend Hem diep raakt. Martha en Maria tonen hun verdriet door dit uit te spreken. Ze zeggen: “Heere als U hier eerder was geweest, was onze broer niet gestorven!”. Dit Bijbelverhaal laat zien dat emoties op verschillende manieren geuit kunnen worden. Het laat ook zien dat het hebben van relaties en sociale contacten heel kostbaar is. In dit verhaal is het hebben van een goede relatie toch wel het belangrijkste. Doordat Martha, Maria en Jezus een goede relatie hebben met elkaar durven ze ook hun emoties te tonen aan elkaar.

Uit bovenstaande theorie blijkt dat emoties ook voorkomen binnen het katholieke geloof. Emoties zijn te herkennen in levensbeschouwelijke verhalen en in Bijbelverhalen. God laat in de

Bijbelverhalen zijn emoties zien. De emotie ‘bang’ is Rikkert (2006), voor zover hij weet, nog niet tegengekomen in de Bijbel.

(10)

In gesprek met een Bijbelverhaal

In het theoretisch stuk onder het kopje ‘emoties binnen het katholieke geloof’ staat een stukje geschreven over het Bijbelverhaal ‘Johannes 11’. In dit verhaal komen duidelijke emoties naar voren. Martha en Maria laten duidelijk hun emotie zien. Ook Jezus toont zijn emoties als hij hoort dat Zijn vriend Lazarus is overleden. Vooral de emotie ‘verdriet’ komt duidelijk in dit verhaal naar voren. Voor dit deel van het onderzoek heb ik gekozen voor het scheppingsverhaal. In bijlage 2 staat het scheppingsverhaal uit de gewone bijbel en in bijlage 3 staat het scheppingsverhaal uit een oude kinderbijbel. Ik heb het scheppingsverhaal gelezen volgens het model ‘in gesprek met een Bijbelverhaal’.

Wat weet je al?

Het scheppingsverhaal is voor mij niet een geheel onbekend verhaal. Ik kan het me vooral nog herinneren van vroeger. In het scheppingsverhaal wordt, van wat ik nog weet, vertelt hoe God de aarde heeft geschapen. Hoe het verhaal daadwerkelijk gaat weet ik niet meer.

Wat lees je? Raar? Of niet?

Ik heb het scheppingsverhaal uit de bijbel gelezen, maar ik heb ook het scheppingsverhaal uit de kinderbijbel gelezen. Natuurlijk komen beide verhalen overeen met elkaar. In de kinderbijbel wordt alleen alles simpeler en minder uitgebreid vertelt.

Het verhaal gaat dus over de schepping van de aarde door God. Dit wordt beschreven in zeven dag. In het begin van het verhaal vraagt God eerst om licht. Het licht en de duisternis wordt gescheiden door dag en nacht. Als het licht er is maakt God de hemel. God wil hiermee de watermassa scheiden. Na het maken van de hemel maakt God onderscheid tussen het water en het droge. Het water noemt Hij de zee en het droge noemt Hij de aarde. Elke keer als God weer iets nieuws heeft gemaakt zag God dat het goed was. Hierbij komt de emotie blijheid en vreugde bij me naar boven. Maar God was nog niet helemaal tevreden. God wilde ook groen op de aarde. Hij maakte planten en bomen. In de bomen moesten vruchten met zaden zitten. God heeft ook de zon, de maan en de sterren geschapen. Overdag scheen de zon en ’s nachts gaven de maan en de sterren hun zachte licht. Naast al deze dingen wilde God ook dieren. Hij schiep dieren voor in het water, hij schiep vogels voor in de lucht en hij schiep wild levende dieren voor op de aarde. Als laatste schiep God de mens. Hij schiep

mannelijke en vrouwelijke mensen. In de kinderbijbel wordt gesproken over de eerste mensen Adam en Eva. In de gewone Bijbel wordt in dit stuk van het verhaal niet over hun gesproken.

De hoofdpersoon van het verhaal is God. God is de persoon die in dit verhaal de wereld heeft geschapen. God geeft steeds aan wat hij wil. Hij wil bijvoorbeeld licht, dit krijgt Hij ook. Elke keer als God iets geschapen had voor de wereld gaf hij aan dat het goed was. Aan het eind van het verhaal geeft God aan dat het zeer goed is. Ik denk dat God hierbij blijheid en vreugde voelde. Bij mij komen deze gevoelens en emoties ook naar boven. Het is een fijn verhaal met een blijde boodschap. Het verhaal kent geen pijn, geen verdriet, geen rouw, geen boosheid of troost. Het verhaal kent vreugde en blijdschap over hoe de wereld is geschapen.

Wat staat er tussen de regels?

Dit stuk van de Bijbel wil ons vooral duidelijk maken dat we blij moeten zijn met wat God voor ons heeft gedaan. God heeft voor ons de aarde geschapen. In de kinderbijbel staat ook letterlijk: “Als we dit nu maar nooit vergeten en niet ophouden Hem hiervoor te danken en te prijzen”. Ik denk vooral

(11)

dat ze ons mee willen geven dat we blij en tevreden moeten zijn met wat we nu hebben. Ik vind het wel lastig om nou te bedenken wat ik hier nou echt van vind. Ik weet namelijk niet zo goed wat ik moet geloven over het ontstaan van onze aarde. Na het lezen van dit scheppingsverhaal nodigt het me wel uit om verder te lezen. Ik ben wel nieuwsgierig geworden naar hoe het verhaal verder loopt. Dit verhaal herken ik niet echt in een dagelijkse situatie. Het scheppen van de wereld is natuurlijk niet iets wat dagelijks terug komt. Ik herken wel de tevredenheid van God als hij weer iets nieuws

geschapen heeft. Als God weer iets geschapen had keek hij hierop terug en kon dan zien dat het goed was. Dit is een stukje tevredenheid wat in het dagelijkse leven wel vaak terug komt. Ik herken mezelf hier minder snel ik. Ik ben niet vaak snel tevreden. Ik ben erg perfectionistisch waardoor ik niet snel tevreden ben met resultaten.

(12)

Conclusie en reflectie literatuurstuk

Conclusie

Ik ben dit onderzoek gestart met de vraag waarom het nou belangrijk is om met emoties om te kunnen gaan. In mijn literatuurstuk heb ik daar duidelijk antwoord op gekregen. Het is me ook wel duidelijk geworden dat het wel zeker heel belangrijk is om met emoties om te kunnen gaan. Kinderen die niet om kunnen gaan met hun emoties laten snel agressie zien. Daarnaast kunnen er ook klachten ontstaan zoals buikpijn en hoofdpijn als iemand zijn/haar emoties niet uit. Niet iedereen gaat

hetzelfde om met emoties. Dit wordt vaak bepaald door de cultuur waar je in opgroeit of door de opvoeding die je hebt meegekregen. Ouders hebben hier een grote rol in. De ontwikkeling van de emotionele ontwikkeling begint namelijk al heel vroeg. Als het in deze vroege ontwikkeling al fout gaat kan een kind onveilig gehecht raken. Mogelijk kan hier al een kiem ontstaan voor latere problemen.

Kinderen in het ZML-onderwijs ervaren vaak problemen met het uiten en het herkennen van emoties. Vooral kinderen met autisme hebben hier veel moeite mee. Het is dan ook belangrijk om extra veel aandacht te besteden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij het aanleren van emoties is het belangrijk om dit visueel te maken. Je zou hierbij gebruik kunnen maken van plaatjes. Kinderen kunnen ook echt genieten van het werken met emoties, vooral in toneelvorm.

Emoties komen ook veel voor binnen het katholieke geloof. In de bijbel staan verhalen vol met emoties. God kan in een verhaal blij, woedend of treurig zijn. Ook andere personen in de bijbel laten emoties zien. In het Bijbelverhaal ‘Johannes 11’ komt vooral de emotie verdriet naar boven. Maria en Martha rouwen hier om hun broer Lazarus en laten zien dat ze hier verdrietig over zijn.

Emoties komen dus voor in het dagelijks lezen. Iedereen krijgt ermee te maken. De een gaat er makkelijker mee om dan de ander. Er is dus ook een groep die het extra moeilijk vinden om met emoties om te gaan en om emoties te herkennen bij anderen. Ik heb het dan over ZML-leerlingen met in het bijzonder kinderen met autisme.

Reflectie

Naast het verdiepen in de theorie over emoties ben ik ook zelf na gaan denken over hoe ik nou eigenlijk met emoties omga. Ik vind het heel lastig om dit in het algemeen te benoemen, omdat ik vind dat dit per situatie kan verschillen. Op mijn stage in het speciaal onderwijs heb ik eigenlijk vooral geleerd om emoties niet te veel te tonen. Ik heb dit echt moeten leren. Als ik boos ben op een leerling dan liet ik dat eerst duidelijk merken door wat zwaarder te gaan praten en ik liet dit merken door een bozere gezichtsuitdrukking te laten zien. Ik kwam er al snel genoeg achter dat dit niet de juiste manier was om te laten merken dat je het ergens niet mee eens bent. Ik werd zelfs door een autistische leerling uitgelachen. Ik heb geleerd dat een kind met autisme niet om weet te gaan met emoties, dus als ik mijn emotie laat zien reageert hij daar ook op met een emotie. Ik werd boos, waarop de leerling blij werd en ging lachen. Ik heb dus geleerd om in het speciaal onderwijs heel neutraal te blijven. Dit geldt natuurlijk niet voor alle kinderen. In het dagelijkse leven vind ik het ook soms best lastig om mijn emoties te laten zien. Daar zit wel verschil in natuurlijk. Een emotie als blij vind ik makkelijker om te tonen dan een emotie als verdrietig. In een veilige omgeving zoals thuis bij personen die ik vertrouw durf ik mijn emoties wel te uiten.

(13)

Praktijkdeel

Inleiding

Beginsituatie

Op dit moment loop ik stage op de XXX in Breda. Dit is een school voor kinderen met een

verstandelijke beperking. Volgens de schoolgids (2014-2015) melden ouders op de eerste plaats hun kind aan op de XXX vanwege de beperking van hun kind. Toch willen zij de visie rond de identiteit van het schoolbestuur uitdragen. XXX handelt vanuit waarden en normen, die gebaseerd zijn op

christelijke principes. Uitgangspunten zijn dan ook de christelijke principes waarbij geanticipeerd wordt op algemeen maatschappelijke, onderwijskundige en pedagogische ontwikkelingen. Toch ervaar ik dat er weinig wordt gedaan rondom het katholieke geloof. Ik ben wel van mening dat dit voor veel kinderen niet van belang is wegens hun lage verstandelijke beperking.

Het praktijkdeel wordt uitgevoerd in mijn eigen stageklas. In mijn stageklas zitten 12 leerlingen van twaalf en dertien jaar oud. De meeste leerlingen zullen volgend schooljaar naar het VSO (Voortgezet Speciaal Onderwijs) gaan. Binnen het praktijkdeel wordt vooral gewerkt aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling is er een doorgaande leerlijn die bestaat uit twaalf niveaus. Binnen deze leerlijn zijn er verschillende doelen waar we aan werken met de leerlingen. In mijn klas werken de leerlingen in vier verschillende niveaus. Er is dus best een groot niveauverschil tussen een aantal leerlingen. Omdat er binnen de school weinig aandacht wordt besteed aan godsdienst is het lastig om binnen het praktijkdeel hier wel veel aandacht aan te besteden. De leerlingen hebben geen voorkennis en zijn ook niet bekend met verhalen uit de christelijke levensvisie. Toch maak ik tijdens mijn lessen wel gebruik van verhalen. Om toch enigszins aandacht te besteden aan het katholieke geloof heb ik ervoor gekozen om het kerstverhaal te behandelen. Ik wil namelijk zo dicht mogelijk bij de belevingswereld van de kinderen blijven. De leerlingen zijn wel gewend om naar verhalen te luisteren. Er worden vaak verhalen voorgelezen en deze verhalen worden dan ook nabesproken. De leerlingen zijn niet gewend om over hun emoties te praten. Dit zal dus nieuw zijn voor de leerlingen.

Wat ga ik doen?

Ik heb ervoor gekozen om elke les te starten met een verhaal. Naast het kerstverhaal heb ik ervoor gekozen om de verhalen van Kikker en zijn vriendjes te gebruiken. Deze verhalen gaan vaak over hele herkenbare situaties. Daarnaast heb ik ervoor gekozen om per les één basisemoties centraal te stellen. Volgens de methode ‘een doos voor gevoelens’ (2010) is het verstandig om de basisemoties uitgebreid te behandelen en ook één basisemotie per les te bespreken. De verwerking van de aangeleerde emotie is in elke les anders, zodat de betrokkenheid van de leerlingen groot blijft. Volgens Bieger (2012) is het ook goed om emoties aan te leren in de vorm van toneelspel, oefenen, lachen en muziek. Ik laat dit dan ook terug komen in de verwerking van de lessen. Ook zegt Bieger dat het goed is om de emoties aan te leren via plaatjes. De visuele informatie blijft volgens haar beter hangen. Ik gebruik tijdens mijn lessen dan ook veel plaatjes waar de emoties op te zien zijn. In mijn praktijkdeel ga ik dus vooral uit van de theorie van Bieger.

Algemene doelen

Deze algemene doelen ga ik gebruiken:

- De leerlingen weten de basisemoties te herkennen en kunnen deze benoemen.

(14)

- De leerlingen kunnen vanuit een verhaal benoemen welke emotie daarbij past.

Activiteit 1

Duur van de activiteit: 30 minuten Lesdoelen

- De leerlingen kunnen de emotie blij uit het verhaal herkennen en benoemen. - De leerlingen kunnen verwoorden wanneer ze zelf wel eens blij zijn.

Beginsituatie

Dit schooljaar hebben ze het in deze groep nog niet eerder uitgebreid over de basisemoties gehad. Een aantal leerlingen weten de basisemoties wel te benoemen, maar het herkennen ervan is voor veel leerlingen nog lastig.

Organisatie/hulpmiddelen

De activiteit vindt plaats in de klas. De assistent van de groep is bij de activiteit, zodat ook zij de leerlingen kan aansturen en kan helpen.

Hulpmiddelen:

- Het digibord met de prenten

- Het boek ‘Kerstmis’ van Dick Bruna

- Gevoelsfiguur op A4 (blij)

- 12x wit papier

Lesopbouw Tijd

Introductie (in de kring):

Het boek ‘Kerstmis’ van Dick Bruna wordt geïntroduceerd. We bekijken de kaft en voorspellen waar het verhaal over zou kunnen gaan. We luisteren naar verschillende voorspellingen.

2 min

Instructie (in de kring):

Het boek ‘Kerstmis’ van Dick Bruna wordt op een interactieve manier

voorgelezen. Voor veel leerlingen is het fijn als ze de prenten gelijk kunnen zien. De prenten van het boek worden daarom op het digibord getoond. Tijdens het verhaal activeer ik de leerlingen door ze verschillende dingen aan te laten wijzen of te laten verwoorden. Wat zien ze op de prenten? Hoe voelen de personages zich?

Na het lezen van het verhaal bespreken we het na. - Wat gebeurde er nou in het verhaal?

- Hoe voelde de personages zich in het verhaal? - Hoe komt dat? Heb jij je wel eens zo gevoeld? - Wanneer voel jij je blij?

- Hoe weet je nou wanneer je blij bent?

- Hoe kun je aan iemand anders zien of hij/zij blij is? - Wat doe jij als je blij bent?

We bespreken uitgebreid de emotie ‘blij’. Voor deze leerlingen is het heel belangrijk om er veel over te praten met veel voorbeelden erbij, zodat ze er enigszins een beeld bij hebben. We bekijken ook een gevoelsfiguur die de emotie blij laat zien. De leerlingen leren hierbij hoe je nou kunt zien als iemand blij is. Ik laat eerst de leerlingen zelf verwoorden hoe je kunt zien dat iemand

(15)

blij is. Eventueel kunnen ze zelf laten zien hoe ze kijken als ze blij zijn. Kern (aan de eigen tafel):

Wat we in de instructie besproken hebben gaan we tijdens de kern verwerken. De leerlingen krijgen bij deze activiteit een individuele opdracht. Tijdens de instructie hebben we besproken wanneer de leerlingen wel eens blij zijn. De leerlingen mogen nu voor zichzelf een tekening maken met een situatie waarbij ze zich blij voelden. Tijdens de verwerking lopen ik en de assistent rond om de leerlingen te helpen met het verwoorden ervan. Eventueel schrijven we er dingen bij, zodat we later nog weten in welke situatie de leerling zich blij voelde.

15 min

Afsluiting (in de kring):

We sluiten de les klassikaal af. We bespreken kort een aantal tekeningen. - Wat hebben ze getekend?

- En waarom hebben ze dat getekend? - Wat hebben ze geleerd tijdens deze les? - Waarom is het belangrijk om dit te leren?

3 min

Reflectie

Beide doelstellingen zijn behaald, maar voor sommige leerlingen blijft het wel lastig. Het is dan ook belangrijk om dit te blijven oefenen in de klas.

Na het lezen van het verhaal gaven vooral veel leerlingen aan dat de herders blij waren dat ze naar kindje Jezus waren gaan kijken. In het verhaal zelf wordt het woord ‘blij’ ook een aantal keer genoemd, bijvoorbeeld: O, wat waren ze blij dat ze kindje Jezus gevonden hadden. Deze emotie kwam dus ook duidelijk naar voren in het verhaal. Andere emoties kwamen niet naar voren in het verhaal. Het bespreken van één emotie was ook erg duidelijk voor de leerlingen.

Sommige leerlingen konden heel goed vertellen wanneer ze zelf nou echt blij zijn. Andere

leerlingen vonden dat nog lastig. Bij het bespreken van het gevoelsfiguur wist iedereen waar je aan kon zien dat iemand blij is. De meeste leerlingen gaven aan dat ze dat konden zien aan de lach van het jongetje.

Het tekenen van een situatie waarin de leerlingen blij waren ging goed. In de klas tekenen we elke maandag, dus dat zijn de leerlingen al gewend. Sommige leerlingen hadden nog wel sturing nodig bij het bedenken van een situatie. Maar met doorvragen kwam iedereen zelf op een situatie uit. Tijdens de afsluiting hebben een aantal leerlingen goed verwoord wat ze nou hebben geleerd en waarom het belangrijk is dat ze dit leren.

(16)

Activiteit 2

Duur van de activiteit: 30 minuten Lesdoelen

- De leerlingen kunnen de emotie verdrietig uit het verhaal herkennen en benoemen. - De leerlingen kunnen verwoorden wanneer ze zelf wel eens verdrietig zijn.

Beginsituatie

Dit schooljaar hebben ze het in deze groep nog niet eerder uitgebreid over de basisemoties gehad. Een aantal leerlingen weten de basisemoties wel te benoemen, maar het herkennen ervan is voor veel leerlingen nog lastig. Tijdens de eerste activiteit is de emotie blij besproken.

Organisatie/hulpmiddelen

De activiteit vindt plaats in de klas. De assistent van de groep is bij de activiteit, zodat ook zij de leerlingen kan aansturen en kan helpen.

Hulpmiddelen:

- Het boek ‘Kikker is bedroefd’ van Max Velthuijs

- Situatiekaartjes

- Gevoelsfiguur op A4 (verdrietig)

Lesopbouw Tijd

Introductie (in de kring):

Het boek ‘Kikker is bedroef’ van Max Velthuijs wordt geïntroduceerd. We bekijken de kaft en voorspellen waar het verhaal over zou kunnen gaan. We luisteren naar verschillende voorspellingen.

2 min

Instructie (in de kring):

Het boek ‘Kikker is bedroefd’ van Max Velthuijs wordt op een interactieve manier voorgelezen. Voor veel leerlingen is het fijn als ze de prenten gelijk kunnen zien. De prenten van het boek worden daarom op het digibord getoond. Tijdens het verhaal activeer ik de leerlingen door ze verschillende dingen aan te laten wijzen of te laten verwoorden. Wat zien ze op de prenten? Hoe voelen de personages zich?

Na het lezen van het verhaal bespreken we het na. - Wat gebeurde er nou in het verhaal?

- Hoe voelde de personages zich in het verhaal? - Hoe komt dat? Heb jij je wel eens zo gevoeld? - Wanneer voel jij je verdrietig?

- Hoe weet je nou wanneer je verdrietig bent?

- Hoe kun je aan iemand anders zien of hij/zij verdrietig is? - Wat doe jij als je verdrietig bent?

We bespreken uitgebreid de emotie ‘verdrietig’. Voor deze leerlingen is het heel belangrijk om er veel over te praten met veel voorbeelden erbij, zodat ze er enigszins een beeld bij hebben. We bekijken ook een gevoelsfiguur die de emotie verdrietig laat zien. De leerlingen leren hierbij hoe je nou kunt zien als iemand verdrietig is. Ik laat eerst de leerlingen zelf verwoorden hoe je kunt zien dat iemand verdrietig is. Eventueel kunnen ze zelf laten zien hoe ze kijken als ze verdrietig zijn.

(17)

Kern (in de kring):

Wat we in de instructie besproken hebben gaan we tijdens de kern verwerken. We bespreken een aantal situatiekaartjes waarbij personages zich verdrietig voelen. Bijvoorbeeld:

Mies speelt op het strand. Ze maakt een zandkasteel. Opeens komen twee jongens o haar af. “Wat een stom kasteel!” roepen ze. “Dat lijkt nergens op!” Ze springen boven op het zandkasteel van Mies. En ze trappen haar kasteel

helemaal stuk.

Vragen die ik zou kunnen stellen bij deze situatie aan de leerlingen: - Hoe voelt Mies zich?

- Hoe weet jij dat?

- Waarom voelt Mies zich zo? - Wat zou ze nu (kunnen) doen? - Wat zou jij doen?

We bespreken gedurende 15 minuten een aantal situatiekaartjes. De leerlingen verwoorden steeds bovenstaande vragen. Vooral de laatste vraag is hierbij erg belangrijk. De leerlingen moeten leren wat zij kunnen doen om iemand te helpen of te troosten. Hoe doe je dat? En waarom is dat zo belangrijk? Een stukje inlevingsvermogen is hierbij wel belangrijk, dus voor veel leerlingen zal dit lastig zijn.

15 min

Afsluiting (in de kring):

In de afsluiting bespreken we kort wat we gedaan hebben en waarom we dat geleerd hebben. Ik laat de leerlingen zelf verwoorden wat ze kunnen doen met wat ze geleerd hebben.

3 min

Reflectie

De doelstelling is voor 9 van de 12 leerlingen behaald.

Na het verhaal bleek al snel dat de leerlingen goed de emotie verdrietig uit het verhaal konden herkennen en benoemen. Veel leerlingen konden ook zelf een situatie benoemen waarbij ze verdrietig waren. Er waren ook twee leerlingen die volgens hen nooit verdrietig waren. Door bij deze leerlingen door te vragen kwamen ze toch uiteindelijk op een situatie uit waarbij ze zich verdrietig voelden. Je merkt dan wel dat het voor sommige leerlingen lastig is om een concrete situatie te bedenken en dit ook te benoemen.

Bij het tweede deel van de les moesten de leerlingen zelf bedenken wat je nou kan doen als iemand verdrietig is. Er waren een aantal leerlingen met hele goede ideeën. Zij konden uit zichzelf een manier bedenken hoe je iemand kunt troosten. Er waren toch 3 leerlingen die na een aantal voorbeelden nog steeds niet konden benoemen hoe je iemand kunt troosten. Ze hadden al verschillende voorbeelden gehoord, maar hier konden ze niet opkomen. Twee van deze drie leerlingen konden na het verhaal ook geen concrete situatie bedenken waarbij ze zelf wel eens verdrietig zijn. Deze leerlingen moeten in de praktijk dus vaker gestimuleerd worden om bijvoorbeeld leerlingen te troosten.

(18)

Activiteit 3

Duur van de activiteit: 30 minuten Lesdoelen

- De leerlingen kunnen de emotie boos uit het verhaal herkennen en benoemen. - De leerlingen kunnen verwoorden wanneer ze zelf wel eens boos zijn.

Beginsituatie

Dit schooljaar hebben ze het in deze groep nog niet eerder uitgebreid over de basisemoties gehad. Een aantal leerlingen weten de basisemoties wel te benoemen, maar het herkennen ervan is voor veel leerlingen nog lastig. Tijdens de vorige activiteiten zijn de emoties ‘blij’ en ‘verdrietig’

besproken.

Organisatie/hulpmiddelen

De activiteit vindt plaats in de klas. De assistent van de groep is bij de activiteit, zodat ook zij de leerlingen kan aansturen en kan helpen.

Hulpmiddelen:

- Het digitale prentenboek van ‘Kikker is boos’

- Gevoelsfiguur op A4 (boos)

Lesopbouw Tijd

Introductie (in de kring):

Ik vertel dat we zo naar een verhaal gaan kijken over Kikker. Ik vertel niet waar het verhaal over gaat, maar ik geef de leerlingen wel de opdracht om goed te kijken hoe Kikker zich in het verhaal voelt.

2 min

Instructie (in de kring):

We kijken naar het verhaal van Kikker is boos. Het is voor de leerlingen fijn om het verhaal een keer te zien met bewegende beelden erbij. Ze kunnen zo goed zien wat Kikker doet als hij boos is. Ik kan de leerlingen niet activeren door het interactief voor te lezen, maar ik verwacht dat ze leerlingen actief zullen kijken door de bewegende beelden op het digibord.

Na het verhaal bespreken we het na wat de leerlingen hebben gezien. - Wat gebeurde er nou in het verhaal?

- Hoe voelde de personages zich in het verhaal? - Hoe komt dat? Heb jij je wel eens zo gevoeld? - Wanneer voel jij je boos?

- Hoe weet je nou wanneer je boos bent?

- Hoe kun je aan iemand anders zien of hij/zij boos is? - Wat doe jij als je boos bent?

We bespreken uitgebreid de emotie ‘boos’. Voor deze leerlingen is het heel belangrijk om er veel over te praten met veel voorbeelden erbij, zodat ze er enigszins een beeld bij hebben. We bekijken ook een gevoelsfiguur die de emotie boos laat zien. De leerlingen kunnen aangeven hoe ze zien dat dit gevoelsfiguur boos is.

10 min

Kern (in de kring):

Wat we in de instructie besproken hebben gaan we tijdens de kern verwerken. We gaan dit doen door de emotie boos te gaan acteren. Aan de hand van het

(19)

gevoelsfiguur bespreken we het volgende:

- Kijk goed naar het gezicht. Wat zie je?

- Kijk goed naar de mond. Wat zie je?

- Kijk goed naar de ogen. Wat zie je?

- Kijk goed naar de schouders. Wat zie je?

Daarna gaan de leerlingen de emotie zelf laten zien. We doen dit klassikaal, zodat iedereen tegelijk de emotie kan acteren. Ik vraag het volgende aan de leerlingen:

- Laat eens zien hoe dit kindje kijkt.

- Hoe zijn de ogen van het kind? Probeer ook eens zo te kijken.

- Hoe zijn je schouders nu?

- Denk eens na hoe je kunt laten zien dat je boos bent?

- En … nu wil ik allemaal boze leerlingen zien!

- Laat eens zien hoe je kijkt als je boos bent?

- Laat eens zien wat je doet als je boos bent?

Ik nodig daarna de leerlingen uit om zichzelf te bekijken in een spiegel. Ik laat de leerlingen, die dat kunnen, verwoorden wat ze in de spiegel zien.

Afsluiting (in de kring):

In de afsluiting bespreken we kort wat we gedaan hebben en waarom we dat geleerd hebben. Ik laat de leerlingen zelf verwoorden wat ze kunnen doen met wat ze geleerd hebben.

3 min

Reflectie

De doelstelling is voor 10 van de 12 leerlingen behaald.

Uit het verhaal konden de leerlingen goed vertellen dat Kikker boos was. Dit was ook duidelijk te zien op het beeld. Veel leerlingen konden ook zelf een situatie benoemen waarbij ze echt boos waren. Er was bijvoorbeeld een leerling die boos werd als ze niks uit de koelkast mocht pakken van haar moeder. Er waren ook hele verschillende voorbeelden. Zo was er ook een leerling die boos werd als iemand iets van haar afpakt. Toch waren er 2 leerlingen die niet konden bedenken wanneer ze boos zijn. Zij waren volgens hen nooit boos. Ook met doorvragen wisten ze geen situatie te benoemen. Zij vonden het dus lastig om een concrete situatie te bedenken en dit ook te benoemen.

Bij het tweede deel van de les mocht iedereen de emotie boos acteren. Ik heb dit gedaan met de hele groep, omdat ik van te voren had bedacht dat iedereen dan wel mee zou doen. Dat was ook zo, maar sommige leerlingen schamen zich nergens voor. Andere vonden het toch wel lastig om echt een boze uitdrukking te laten zien. Toch vond ik het erg knap dat iedereen mee wilde doen. Ik deed uiteraard zelf ook mee. Veel leerlingen vonden dit toch wel grappig.

(20)

Activiteit 4

Duur van de activiteit: 30 minuten Lesdoelen

- De leerlingen kunnen de emotie boos uit het verhaal herkennen en benoemen. - De leerlingen kunnen verwoorden wanneer ze zelf wel eens boos zijn.

Beginsituatie

Dit schooljaar hebben ze het in deze groep nog niet eerder uitgebreid over de basisemoties gehad. Een aantal leerlingen weten de basisemoties wel te benoemen, maar het herkennen ervan is voor veel leerlingen nog lastig. Tijdens de vorige activiteiten zijn de emoties blij, verdrietig en boos besproken.

Organisatie/hulpmiddelen

De activiteit vindt plaats in de klas. De assistent van de groep is bij de activiteit, zodat ook zij de leerlingen kan aansturen en kan helpen.

Hulpmiddelen:

- Het digibord met de prenten

- Het boek ‘Kikker is bang’ van Max Velthuijs

- Gevoelsfiguur op A4 (bang)

- Muziekfragmenten

Lesopbouw Tijd

Introductie (in de kring):

Het boek ‘Kikker is bang’ van Max Velthuijs wordt geïntroduceerd. We bekijken de kaft en voorspellen waar het verhaal over zou kunnen gaan. We luisteren naar verschillende voorspellingen.

2 min

Instructie (in de kring):

Het boek ‘Kikker is bang’ van Max Velthuijs wordt op een interactieve manier voorgelezen. Voor veel leerlingen is het fijn als ze de prenten gelijk kunnen zien. De prenten van het boek worden daarom op het digibord getoond. Tijdens het verhaal activeer ik de leerlingen door ze verschillende dingen aan te laten wijzen of te laten verwoorden. Wat zien ze op de prenten? Hoe voelen de personages zich?

Na het lezen van het verhaal bespreken we het na. - Wat gebeurde er nou in het verhaal?

- Hoe voelde de personages zich in het verhaal? - Hoe komt dat? Heb jij je wel eens zo gevoeld? - Wanneer voel jij je bang?

- Hoe weet je nou wanneer je bang bent?

- Hoe kun je aan iemand anders zien of hij/zij bang is? - Wat doe jij als je bang bent?

We bespreken uitgebreid de emotie ‘bang’. Voor deze leerlingen is het heel belangrijk om er veel over te praten met veel voorbeelden erbij, zodat ze er enigszins een beeld bij hebben. We bekijken ook een gevoelsfiguur die de emotie bang laat zien. De leerlingen leren hierbij hoe je nou kunt zien als iemand bang is. Eventueel kunnen ze zelf laten zien hoe ze kijken als ze

(21)

verdrietig zijn. Kern (in de kring):

Wat we in de instructie besproken hebben gaan we tijdens de kern verwerken. Ik heb ervoor gekozen om tijdens deze laatste les alle emoties nog eens aanbod te laten komen. We werken tijdens de verwerking met muziek. Muziek schept onmiddellijk een sfeer en ‘raakt’ leerlingen op een heel eigen, lichamelijke manier.

In de kring luisteren we samen naar verschillende muziekfragmenten (elke emotie komt hierbij aanbod). Ik laat per fragment de leerlingen verwoorden welk gevoel het bij hun oproept. Ik leg de gevoelsfiguren in het midden van de kring, zodat ze er nog eens naar kunnen kijken. Ik stimuleer de leerlingen ook om hun gelaatsuitdrukking aan te passen tijdens de muziek (laat met je gezicht eens zien hoe je je voelt als je naar de muziek luistert).

15 min

Afsluiting (in de kring):

In de afsluiting bespreken we kort wat we gedaan hebben en waarom we dat geleerd hebben. Ik laat de leerlingen zelf verwoorden wat ze kunnen doen met wat ze geleerd hebben.

3 min

Reflectie

De doelstelling is voor 10 van de 12 leerlingen behaald.

Uit het verhaal konden de leerlingen goed vertellen dat Kikker bang was. De emotie bang was ook de enige emotie die echt duidelijk naar voren kwam in dit verhaal. De leerlingen vonden het nog wel lastig om een concrete situatie te benoemen wanneer ze zelf bang zijn. Het viel me wel op dat de leerlingen het bij deze emotie het lastigste vonden. Na een aantal voorbeelden volgenden er meer. Eén leerling was bang van onweer en een andere leerling was weer bang in het donker. Er was ook een leerling die heel stoer zei: “Ik ben nooit bang”.

Bij het tweede deel van de les kon ik goed zien of iedereen de emoties nog goed wist te

verwoorden. Sommige wisten ze nog heel goed, anderen vonden het lastig. Aan de hand van de gevoelsfiguren kwamen we toch een heel eind. Ik ben hierdoor wel tot inzicht gekomen dat het ontzettend belangrijk is om dit vaker te herhalen. De kans is zo kleiner dat de leerlingen de basisemoties vergeten. Het is belangrijk dat ze de emoties kunnen herkennen en benoemen.

(22)

Conclusie en reflectie - ontwikkeling van je

professionele identiteit

Als ik terugkijk naar dit onderzoek heb ik een heel tevreden gevoel. Ik ben dit onderzoek gestart met een ervaring uit de praktijk. Uit eerdere ervaringen kwam ik erachter dat kinderen met een

verstandelijke beperking het heel moeilijk vinden om met hun emoties om te kunnen gaan. Daarnaast bleken ze het vooral ook moeilijk te vinden om emoties van anderen te herkennen. Hierdoor zag ik dat er veel conflicten ontstonden in de klas. Ik zag dat kinderen elkaar soms gewoon echt niet begrepen. Ze kunnen dan ook geen rekening houden met elkaars gevoelens. Dit heeft de aanleiding gegeven voor mijn onderwerp. Door me te verdiepen in de theorie ben ik er ook achter gekomen dat het zeker wel van belang is om met emoties om te kunnen gaan. Emoties maken een groot deel uit van je leven. Het is dan ook zeker belangrijk om kinderen hier op een goede manier mee om te leren gaan. Vanuit de theorie heb ik een lessenserie ontworpen waarbij ik de basisemoties per les heb aangeleerd. Dit heb ik gedaan door elke les te starten met een verhaal. Ik heb ervoor gekozen om verhalen te pakken met bekende situaties. Om toch aandacht te schenken aan het katholieke geloof heb ik er bij de eerste les voor gekozen om het kerstverhaal te pakken. Ik vind het wel jammer dat ik niet meer aandacht heb geschonken aan het katholieke geloof. Ik heb hier wel bewust voor gekozen, omdat dit voor veel kinderen ontzettend moeilijk is. Kinderen met een verstandelijke beperking vinden het al lastig om zich in te leven in een verhaal. Dit wordt alleen maar moeilijker als het verhaal niet dicht in de buurt ligt van hun belevingswereld. Verder heb ik er tijdens de lessenserie voor gekozen om de aangeleerde emotie op verschillende manieren te verwerken. Volgens Bieger (2012) genieten kinderen echt van het werken rondom de sociaal-emotionele ontwikkeling. Volgens haar is het heel verfrissend om te werken met toneelspel of muziek. Ik heb dit dan ook terug laten komen in mijn lessen. Het viel me op dat de leerlingen het inderdaad erg leuk vinden op de emoties op deze manier te verwerken. Ik denk ook dat de leerlingen hierdoor de emoties sneller zullen onthouden. Ik ben ook zeer tevreden over de resultaten die de leerlingen hebben laten zien. Niet voor alle

leerlingen zijn alle doelen behaald. Dit is enigszins wel te verklaren. De leerlingen die de doelen niet hebben behaald zijn sociaal-emotioneel erg zwak. Voor hen zullen op dit moment andere doelen belangrijker zijn die eerst behaald zullen moeten worden. Het blijft voor hen wel belangrijk om aandacht te blijven besteden aan de emoties. Dit geldt overigens voor alle leerlingen uit mijn klas. We zullen de aankomende tijd dan ook blijven oefenen met de emoties.

Zelf ben ik in gaan zien dat het belangrijk is om over emoties te kunnen en te durven praten. Ik vind dat zelf ook nog wel eens lastig namelijk. Toch probeer ik dit steeds meer te gaan doen. Ik merk wel dat ik dit alleen doe als ik me ergens veilig voel. Dit werkt bij de leerlingen uit mijn klas natuurlijk ook zo. Daarom probeer ik ook echt een relatie op te bouwen met de leerlingen uit mijn klas. Ik merk nu ook dat de leerlingen steeds makkelijker naar me toe komen als er iets is. Sommige leerlingen komen ook echt over hun gevoel praten. Als ze bijvoorbeeld verdrietig zijn komen ze naar me toe om te vertellen wat er aan de hand is. Ik probeer me dan ook echt in te leven en de leerlingen te helpen. Ik vind het belangrijk dat kinderen het gevoel hebben dat ze bij me terecht kunnen. Ik ben er dan ook achter gekomen dat ik het in mijn identiteit als leraar erg belangrijk vind om energie te steken in mijn relatie met de leerlingen. Zoals ik ook in mijn inleiding heb geschreven ben ik van mening dat

kinderen zich alleen optimaal kunnen ontwikkelen als ze zich veilig voelen in de klas.

Binnen dit onderzoek heb ik me natuurlijk ook verdiept in het katholieke geloof. Ik heb vooral gekeken hoe de emoties terug komen binnen het geloof. Ik vond het wel heel interessant om me

(23)

hierin te verdiepen. Ik vond het wel jammer dat ik niet veel heb terug laten komen in mijn

praktijkdeel. Ik had graag verhalen uit de christelijke levensvisie willen behandelen. Toch blijf ik van mening dat dit in mijn klas niet te doen is. Zij zullen weinig begrijpen van de verhalen, waardoor ik mijn doel mis zou slaan. Ik heb binnen dit onderzoek ook goed naar mezelf gekeken. Ik heb mezelf dan ook de vraag gesteld hoe ik binnen het katholieke geloof sta. Ik heb verwoord wat mij inspireert in het katholieke geloof. Ik vond dit wel moeilijk, maar ik vind het wel goed dat ik dit heb kunnen verwoorden. Ik ben katholiek opgevoed, dus ik vind ook dat ik me hier best eens goed in mag verdiepen. Later zou het me niet zoveel uitmaken wat voor godsdienst de school heeft waar ik zal werken. Ik weet natuurlijk het meeste af van het katholieke geloof, maar ik zou het ook interessant vinden om me in andere geloven te verdiepen. Ik ben flexibel genoeg om me aan te passen. Samenvattend kan ik concluderen dat dit onderzoek wel degelijk heeft bijgedragen aan de vorming van mijn persoonlijke identiteit. Ik ben beter naar mezelf gaan kijken, waardoor ik er ook echt achter ben gekomen waar ik voor sta en wat ik belangrijk vind. Ik ben ook tot de conclusie gekomen dat ik blij ben met wie ik nu ben. Ik ben op dit moment ook echt wie ik wil zijn als leerkracht. Daarnaast ben ik meer te weten gekomen over de sociaal-emotionele ontwikkeling. Nu ik stage loop in het speciaal onderwijs vind ik het ook fijn dat ik me uitgebreid heb kunnen verdiepen in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met een verstandelijke beperking. Dit is ook van belang geweest bij de vorming van mijn identiteit. De theorie kan ik goed gebruiken in de praktijk, waardoor ik pedagogisch beter kan handelen in de klas. Dit past ook weer bij wat ik erg belangrijk vind. Ik hecht veel waarde aan een veilig en fijn pedagogisch klimaat. Ik ben er van overtuigd dat kinderen zich alleen optimaal kunnen ontwikkelen in een veilig klimaat.

In de toekomst zal ik dan ook streven naar een veilig pedagogisch klimaat voor elk kind in mijn klas!

(24)

Literatuurlijst

Bieger, J. (2012). Waarom kinderen emoties uiten.

http://kiind.nl/articles/396/Omgaanmetgevoelens.html

Geraadpleegd op: 11-10-2014

Cramer-Schaap, D. (1974). Bijbelse verhalen voor jonge kinderen. Amsterdam: Ploegsma

De Beer, Y. (2012). De kleine gids mensen met een licht verstandelijke beperking 2012. Deventer: Kluwer. Holtkamp, F. (2009). Verhalen met een vleugje boodschap.

Kog, M., Moons, J., & Depondt, L. (2010). Een doos vol gevoelens. Leuven: CEGO publishers NV.

Lammers, M. (2009). Overzicht programma’s en materialen sociaal emotionele ontwikkeling; voor leerkrachten van het SO en VSO en ondersteuners van mensen met een verstandelijk beperking.

http://seksueelgeweld.info/doc/Programma's_en_materialen_soc_vaardigheden_2009_web.pdf

Geraadpleegd op: 26-09-2014

Metselaar, T. (2014). Schoolgids XXX 2014-2014. Nieuwenstein, H. (2011). Autisme en emoties.

http://www.onderwijsdatabank.nl/79005/

Geraadpleegd op 26-09-2014

Postema, M. (2013). Emoties wat moet ik ermee? Amersfoort: BBNC. Rikkert, R. (2006). Contact met God. Alphen aan de Rijn: Philomena. Schalkwijk, F. (2011). Emoties bij jongeren. Amsterdam: Boom.

Schurink, G. (2009). Mindfulness. Een praktische training in het omgaan met gevoelens en gewoonten. Zaltbommel: Thema.

Van Dijk, S. (2013). Hoe krijg ik meer grip op mijn emoties? Een hulpboek voor jongeren. Amsterdam: SWP. Van Lieshout, T. (2009). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Stichting Generatio. (z.j.). Bouwsteen drie: ons emotioneel en sociaal erfgoed.

http://www.generatio.nu/downloads/Family%20Builders/Bouwstenen/Bouwsteen%20drie_pagina%2010.pdf

Geraadpleegd op: 22-10-14

https://www.debijbel.nl/bijbel/zoeken/vertaling/johannes%2011

(25)

Bijlagen

Bijlage 1: Bijbelverhaal Johannes 11

Lazarus uit de dood opgewekt

11

1Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en

haar zuster Marta woonden – 2dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft

en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar

broer. 3De zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Heer, uw

vriend is ziek.’ 4Toen Jezus dit hoorde zei hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de

dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal

worden.’ 5Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. 6Maar toen

hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij

was. 7Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Laten we teruggaan naar

Judea.’8‘Maar rabbi,’ protesteerden de leerlingen, ‘de Joden wilden u stenigen,

en nu wilt u daar toch weer naartoe?’ 9Jezus zei: ‘Telt een dag niet twaalf uren?

Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, 10maar

wie ’s nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.’ 11Nadat hij dat gezegd

had zei hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker

maken.’ 12De leerlingenzeiden: ‘Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.’ 13Zij

dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven

was. 14Toen zei hij hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven, 15en om jullie ben ik blij dat

ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem

toe gaan.’ 16Tomas (dat betekent ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij

maar gaan, om met hem te sterven.’

17Toen Jezus daar aankwam, hoorde hij dat Lazarus al vier dagen in

het graf lag. 18Betanië lag dicht bij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer

vijftien stadie, 19en er waren dan ook veel Joden naar Marta en Maria gekomen

om hen te troosten nu hun broer gestorven was. 20Toen Marta hoorde

datJezus onderweg was ging ze hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. 21Marta

zei tegen Jezus: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven

zijn. 22Maar zelfs nu weet ik dat God u alles zal geven wat u vraagt.’ 23Jezus zei:

‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ 24‘Ja,’ zei Marta, ‘ik weet dat hij bij de

opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ 25Maar Jezus zei: ‘Ik ben de

opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, 26en

ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27‘Ja Heer,’ zei

ze, ‘ik geloof dat u de messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’

28Na deze woorden ging ze terug, ze nam haar zuster Maria apart en zei: ‘De

meester is er, en hij vraagt naar je.’ 29Zodra Maria dit hoorde ging ze

naar Jezus toe, 30die nog niet in het dorp was, maar op de plek waar Marta hem

tegemoet was gekomen. 31Toen de Joden die bij haar in huis waren om haar te

troosten, Maria zo haastig zagen weggaan, liepen ze achter haar aan, want ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te weeklagen.

32Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn

voeten neer. Ze zei: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven

zijn!’ 33Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat

ergerde hem. Diep bewogen 34vroeg hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze

zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ 35Jezus begon ook te huilen, 36en de Joden

zeiden: ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ 37Maar er werd ook gezegd: ‘Hij

heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus

(26)

met een steen voor de opening. 39Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zuster

van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ 40Jezus zei

tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je

gelooft?’ 41Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader,

ik dank u dat u mij hebt verhoord. 42U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik

zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij

gezonden hebt.’ 43Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ 44De dode kwam

tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’

45Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden

wat Jezus deed, kwamen tot geloof in hem. 46Maar enkelen gingen naar de

farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had.47Daarop riepen de

hogepriesters en de farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze

man doet veel wondertekenen, 48en als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen

in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze

onze tempel en ons volk vernietigen.’ 49Een van hen, Kajafas, die dat

jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet!50Besef

toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat

niet het hele volk verloren gaat.’ 51Dat zei hij niet uit zichzelf: als hogepriester in

dat jaar sprak hij de profetie datJezus zou sterven voor het volk, 52en niet alleen

voor het volk, maar ook om de verstrooide kinderen van God bijeen te

brengen. 53Vanaf die dag overlegden ze hoe ze hem zouden doden.

54Jezus trad onder de Joden niet meer in het openbaar op, maar vertrok naar de

omgeving van de woestijn, naar de stad Efraïm. Daar bleef hij met zijn leerlingen.

(27)
(28)

Bijlage 2: Bijbelverhaal Genesis 1

De schepping van hemel en aarde

1In het begin schiep God de hemel en de aarde. 2De aarde was nog woest en

doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water.

3God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. 4God zag dat het licht goed was,

en hij scheidde het licht van de duisternis; 5het licht noemde hij dag, de

duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.

6God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s

van elkaar scheidt.’7En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het

water onder het gewelf van het water erboven. 8Hij noemde het gewelf hemel.

Het werd avond en het werd morgen. De tweede dag.

9God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er

droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het. 10Het droge noemde hij aarde, het

samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was.

11God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten

en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het. 12De

aarde bracht jong groen voort: allerlei zaadvormende planten en allerlei bomen

die vruchten droegen met zaad erin. En God zag dat het goed was. 13Het werd

avond en het werd morgen. De derde dag.

14God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden

van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, 15en ze

moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’

En zo gebeurde het. 16God maakte de twee grote lichten, het grootste om over de

dag te heersen, het kleinere om over de nacht te heersen, en ook de sterren.17Hij

plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, 18om te heersen

over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis. En God

zag dat het goed was. 19Het werd avond en het werd morgen. De vierde dag.

20God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde,

langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ 21En hij schiep de grote

zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en

krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. 22God

zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water

van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ 23Het werd

avond en het werd morgen. De vijfde dag.

24God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende

dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. 25God maakte alle soorten in het

wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was.

26God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij

moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop

rondkruipt.’ 27God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God

schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. 28Hij zegende hen

en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de

hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’29Ook zei God: ‘Hierbij

geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal

jullie voedsel zijn. 30Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de

hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Antwoorden op het bovenstaande formulier - Afspraken die gemaakt zijn in het gesprek - Overige zaken die besproken zijn in het gesprek?. Dit verslagje stuur je binnen één week

De gemiddelde score van eigen school (GSES) De gemiddelde score van andere scholen (GSOS) Het verschil tussen GSES en GSOS.

Om het heel boud te zeggen: elke toon die je speelt terwijl je diep in je muziek zit, is de moeite waard; elke toon die je speelt terwijl je niet of nauwelijks in de muziek zit,

Voila, en dan heb je Handelingen 2,26 (de vreugde van David); 2,46 (de vreugde van de eerste christenen die samen komen en het voedsel in blijdschap genieten) ; 16,34 (de vreugde

De vrouw kan een symbool zijn van de ziel van de mens die zijn innerlijke kern is kwijtgeraakt en nu op zoek is naar zijn ware Zelf. Maar de vrouw kan ook een symbool zijn van

Voor 1 punt eenduidiger maken, niet zo veel antwoorden goed rekenen?. Fout= ruggemerg droogt

Jan van de Beek laat in zijn proefschrift zien dat economen wisten dat immigratie geen nationaal- economische baten zou brengen, maar dat hun geluid werd genegeerd

De eerste categorie private kosten van meer eigen vermogen die leidt tot een te grote steun op schuldfinanciering is generiek voor alle bedrijven, bank of niet..