• No results found

Mindfulnesstraining bij politiemedewerkers : wat is het effect op stress, veerkracht en copingsstijl en wordt dit effect verklaard door verbeterde aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mindfulnesstraining bij politiemedewerkers : wat is het effect op stress, veerkracht en copingsstijl en wordt dit effect verklaard door verbeterde aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie?"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0 Mindfulnesstraining bij politiemedewerkers: Wat is het effect op stress, veerkracht en

copingsstijl en wordt dit effect verklaard door verbeterde aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie?

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Larissa Smit, 11078359 Begeleider: dr. M. Hoeve Tweede beoordelaar: dr. P.E. Helmond Amsterdam, 11 december 2016

(2)

1 Abstract

Introduction: Prior research showed that law enforcement is one of the most stressful occupations. Stress experienced by police officers increases the risk of physical and psychological symptoms, such as depression, posttraumatic stress and sleeping problems. Research in the United States showed that mindfulness is effective in reducing stress, increasing wellbeing and decreasing physical issues. Therefore, this study investigated the effect of mindfulness training on stress, resilience, coping styles, mindful awareness, attention and self-compassion of police officers.

Methods: Multiple repeated measures ANOVA, based on data of fourteen police officers, were carried out to investigate the effect of mindfulness on the experienced stress, resilience, coping styles, mindful awareness, attention, and self-compassion of the police officers. In case of a significant effect of mindfulness on stress, the association between stress and the working mechanisms of mindfulness (mindful awareness, attention and self-compassion) were further examined by analysing correlations between change scores.

Results: The results of the study show that stress is significantly decreased after the mindfulness training, suggesting that mindfulness training is beneficial for police officers with regard to stress. In addition, there was a significant negative association between attention and stress. This means that an increase of attention is associated with a decrease of stress. There was no significant effect of mindfulness on resilience, coping styles, mindful awareness and self-compassion.

Discussion: Mindfulness training in order to reduce stress in police officers seems promising, but in order to make more firm conclusions further research is necessary. Recommendations for further research are increasing the sample size and taking employees from different departments in account.

(3)

2 Mindfulnesstraining bij politiemedewerkers: Wat is het effect op stress, veerkracht en copingsstijl en wordt dit effect verklaard door verbeterde aandacht, opmerkzaamheid en

zelf-compassie?

Politiewerk wordt beschouwd als één van de meest stressvolle beroepen (Violanti et al. 2009; Cash, 2006). Uit onderzoek is gebleken dat politiemedewerkers aanzienlijk meer stress ervaren dan mensen die werkzaam zijn in andere beroepsgroepen (Hartley, Burchfiel, Fekedulegn, Andrew, & Violanti, 2011). Politiemedewerkers worden in hun werk relatief vaak blootgesteld aan levensbedreigende en/of traumatiserende situaties, ervaren een hoge druk op hun functioneren en laten naar verhouding een hoog ziekteverzuim zien (Ministerie van Veiligheid & Justitie, 2012; Evans, Coman, Stanley, & Burrows, 1993; Huijs, Houtman, & Kallen, 2014; Anderson & Lo, 2011). Bovendien hebben burgers hoge verwachtingen van het functioneren van de politie wat de druk op de agenten tevens doet toenemen (Rosenbaum, Schuck, Costello, Hawkins & Ring, 2005). Uit onderzoek is gebleken dat mindfulness

effectief is in het verminderen van stress en stressgerelateerde symptomen bij verschillende doelgroepen. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar het effect van mindfulness op politieagenten. Deze studie zal zich richten op de effecten van mindfulnesstraining bij politiemedewerkers.

Werkgerelateerde stress bij politiemedewerkers

De stress die ontstaat door de aard van het werk verhoogt het risico op psychische klachten (Gershon et al., 2009). Zo is gebleken dat politiemedewerkers vaker depressieve klachten ervaren, een burn-out hebben en aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) leiden (Andersson Elffers Felix, 2011; Marmar et al., 2006). Bovendien is het percentage suïcidegevallen onder politiemedewerkers verhoudingsgewijs ongeveer drie keer zo hoog als onder de gehele bevolking (Turvey, 2005; Mohandie & Hatcher in: Berg et al., 2003;

(4)

3 Slovenko, 1999; Violanti, 1996; Miller, 2005). Suïcide en gedachten aan suïcide hangen in grote mate samen met factoren als trauma’s, werkgerelateerde stress en de toegang tot geschikte middelen en de vaardigheden om daarmee zelfmoord te plegen (Bol, 2002). Ondanks de beschikbaarheid van geestelijke gezondheidszorg, gefinancierd door de

werkgever, toonde onderzoek onder 150 politieagenten aan dat slechts 46,7% hulp zocht voor de klachten vanwege de angst dat dit een negatieve impact kan hebben op hun carrière (Fox, et al., 2012). Daarnaast stelde het adviesbureau Andersson Elffers Felix (2011) een rapport op waarin werd vermeld dat tussen de 25% en 37% van de politieorganisatie verminderd

weerbaar is, wat inhoudt dat ze minder goed bestand zijn tegen de mentale belasting die gerelateerd is aan de aard van het werk. Interventies lijken noodzakelijk om de klachten van de politiemedewerkers af te laten nemen.

Stress bij politiemedewerkers verhoogt tevens het risico op lichamelijke klachten (Gershon et al., 2009). Politiemedewerkers hebben onder andere relatief vaak last van

vermoeidheid en geïrriteerdheid (Rajaratnam et al., 2011) en lichamelijke klachten waaronder rugklachten en migraine (Gershon et al., 2009). Onderzoek onder 61 politieagenten heeft aangetoond dat de vermoeidheid van agenten in veel gevallen een chronische vermoeidheid betreft (Stepka & Basińska, 2014). Tevens ondervinden de agenten slaapproblemen volgens onderzoek onder 363 politieagenten naar de samenhang tussen slaapproblemen en

politiediensten, dit geldt in het bijzonder voor agenten die nacht- en avonddiensten draaien en in enigszins mindere mate voor agenten met middagdiensten (Fekedulegn et al., 2016).

De werkgerelateerde stress bij politiemedewerkers wordt verder in verband gebracht met een positieve attitude tegenover het gebruik van geweld tijdens het werk (Kop et al., 1999; Kop et al., 2001; Stearns & Moore, 1993), geweld binnen de partnerrelatie en interpersoonlijke conflicten (Gershon et al., 2009). Zo bleek uit een Nederlands onderzoek onder 358 politiemedewerkers (Kop et al., 1999) dat medewerkers met een hoge mate van

(5)

4 stress zijn geneigd om meer geweld te gebruiken tijdens het werk, omdat 1) de drempel voor het gebruik van geweld tegenover burgers lager is wanneer zij gezien worden als objecten in plaats van personen (depersonalisatie), en 2) emotioneel uitgeputte agenten met een

incompetent zelfbeeld een gebrek hebben aan energie en een tekort aan alternatieven bij het oplossen van problemen op een constructieve manier.

Verder kan een vermindering in empathie een verklaring zijn voor geweld tijdens het werk. Onderzoek onder 200 mannelijke studenten (Bartholow, Sestir, & Davis, 2005) naar het effect van blootstelling aan geweld op agressie heeft aangetoond dat herhaalde blootstelling aan traumatische gebeurtenissen samenhangt met een vermindering van empathie en een verhoging van agressief gedrag. Volgens Chereji, Pintea en David (2012) laten agenten agressief en gewelddadig gedrag zien, omdat zij niet in staat zijn om hun boosheid en agressie te verwerken en deze gevoelens vervolgens op burgers projecteren.

Dat politiemedewerkers over het algemeen moeite hebben met het omgaan met ingrijpende gebeurtenissen tijdens het werk kan ook leiden tot een verhoogd alcoholgebruik. Volgens onderzoek (Avdija, 2014) naar de samenhang tussen de aard van het politiewerk en gezondheidskwesties onder 1632 politiemedewerkers wordt alcoholmisbruik namelijk in de hand gewerkt door werkgerelateerde stress, het werken zonder partner en regelmatige veranderingen van diensten. Uit een onderzoek (Smith, Devine, Leggat, & Ishitake, 2005) naar het alcohol- en tabaksgebruik van politiemedewerkers bleek dat de prevalentie van alcoholmisbruik onder politiemedewerkers is vastgesteld op ongeveer het dubbele van de prevalentie in de algemene populatie, één derde van de politiemedewerkers laat problematisch alcoholgebruik zien en drie procent is afhankelijk van alcohol. Vanwege de werkgerelateerde stress die politiewerk met zich meebrengt en de mogelijke gevolgen, zoals psychische en lichamelijke klachten, het gebruik van geweld en alcoholgebruik is het van belang dat er meer

(6)

5 aandacht wordt gegeven aan preventie en behandeling van werkgerelateerde stress en de gevolgen hiervan (zie ook Violanti et al., 1995).

Coping van politiemedewerkers

Over het algemeen reageert men op een specifieke manier op een stressvolle of nare gebeurtenis, dit wordt een copingsstrategie of copingsstijl genoemd (Evans, Coman, Stanley, & Burrows, 1993). Politiemedewerkers maken relatief vaak gebruik van probleemgerichte en directe-actie-copingstrategieën welke effectief zijn om stress het hoofd te kunnen bieden (Evans, Coman, Stanley, & Burrows, 1993). Bij een probleemgerichte copingstrategie focust men zich op het verbeteren en beheersen van de stressvolle situatie terwijl een emotiegerichte copingstrategie gekenmerkt wordt door het verminderen van de emotionele stress als gevolg van de situatie (Beehr, Johnson, & Nieva, 1991). De probleemgerichte en directe-actie-coping strategieën zijn echter ineffectief gebleken in emotiegerichte situaties waardoor

politiemedewerkers relatief vaak niet adequaat lijken om te gaan met hun emotionele zorgen. Bovendien heeft onderzoek (Williams et al., 2010) onder 60 politieagenten naar

copingstrategieën aangetoond dat politiemedewerkers de neiging hebben om stress en herinneringen aan nare gebeurtenissen te vermijden. Vermijding wordt in verband gebracht met een verhoogd stressniveau en een verminderd welbevinden (Ingledew, Hardy, Cooper & Jamal, 1996). Onderzoek van Williams et al. (2010) naar copingstrategieën bij

politiemedewerkers stelde dat stressklachten het risico verhogen op een inadequate copingsstijl. Daarnaast verhogen inadequate copingstijlen de kans dat een specifieke gebeurtenis als stressvol wordt ervaren (Evans, Coman, Stanley, & Burrows, 1993).

Naast de copingsstijl kan een lage mate van veerkracht politiemedewerkers kwetsbaar maken voor het effect van werkgerelateerde stress. Zo wees eerder onderzoek uit dat een lage mate van veerkracht maakt dat politiemedewerkers daarbij kwetsbaarder voor het kampen met stress zijn, dan politiemedewerkers met een hoge persoonlijke weerbaarheid (Patton, 2006). In

(7)

6 de literatuur wordt veerkracht op verschillende manieren gedefinieerd. Allereerst is veerkracht omschreven als het vermogen om snel terug te veren naar de gemoedstoestand zoals deze werd ervaren vóórdat de nare gebeurtenis plaatsvond (Agnes, 2005; Bonanno, Brewin, Kaniasty & La Greca, 2010). In een ander onderzoek van Bonanno (2004) wordt echter gesteld dat niet gesproken kan worden van herstel maar van het vermogen om mentaal stabiel te blijven ondanks dat men wordt blootgesteld aan een nadelige situatie. Patton (2006) noemt dat veerkracht de mate aangeeft waarin politieambtenaren omgaan met stress die voortkomt uit kritieke omstandigheden. Politiemedewerkers met een lage mate van veerkracht lijken kwetsbaarder voor het ervaren stress en gaan mogelijk anders om in een situatie waarin zij bloot worden gesteld aan stress.

Mindfulness

De werkgerelateerde stress maakt politiemedewerkers aldus kwetsbaar voor onder andere het hanteren van een inadequate copingstijl, het ervaren van posttraumatische

stressklachten, lichamelijke klachten als rugpijn en migraine, suïcidepogingen en –gedachten, vermoeidheid, alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid. Mindfulnesstrainingen zijn

effectief gebleken in het reduceren van stress en de gevolgen hiervan in diverse populaties (Brown & Ryan, 2003; Davis & Hayes; 2011) waardoor verwacht wordt dat de ervaren stress en gerelateerde klachten tevens bij politiemedewerkers zullen afnemen wanneer zij een mindfulnesstraining volgen (Williams et al., 2011). Mindfulnesstrainingen bestaan uit drie kernelementen waar yoga er één van is, de andere twee kernelementen zijn de zitmeditatie en de body scan (Kabat-Zinn, 1996; Kabat-Zinn, 2003).

Er zijn slechts enkele buitenlandse studies verricht naar de invloed van

mindfulnesstraining en opmerkzaamheid (mindful awareness) bij politiemedewerkers. In de Verenigde Staten hebben 43 politiemedewerkers deelgenomen aan een 8-weekse

(8)

7 vonden significante positieve veranderingen na de mindfulnesstraining wat betreft

mindfulnessvaardigheden (handelen met opmerkzaamheid, niet oordelen en leven in het hier en nu), veerkracht, emotionele intelligentie, emotieregulatie, psychische en lichamelijke gezondheid en een afname van stress, boosheid, burn-out, vermoeidheid en slaapproblemen. Bovendien heeft een studie (Galantino, Baime, Maguire, Szapary, & Farrar, 2005) onder 84 medewerkers van een academisch ziekenhuis naar de invloed van mindfulness op stress gerelateerde symptomen een afname laten zien van emotionele uitputting na de

mindfulnesstraining. Verder heeft de deelname van 42 politieagenten aan yoga geleid tot aanzienlijke positieve veranderingen op het gebied van humeur en stress en een afname van spanning, vermoeidheid en boosheid (Jeter, Cronin & Khalsa, 2012).

Voor een ander onderzoek (Chopko & Schwartz, 2013) in de Verenigde Staten werden vragenlijsten afgenomen bij 183 politieagenten over de mate van mindfulness en PTSS-symptomen zoals vermijden en herbeleven van ingrijpende gebeurtenissen. Er werd een significant verband gevonden tussen opmerkzaamheid (mindful awareness) en

PTSS-symptomen; politieagenten die meer mindfulnessvaardigheden hadden, zoals observeren, het beschrijven van gedachten en gevoelens en het accepteren van gedachten, gevoelens en gedrag zonder oordeel, rapporteerden minder PTSS-symptomen. Dit verband was het sterkst voor het accepteren van gedachten, gevoelens en gedrag zonder oordeel en PTSS-symptomen. In een 8-weekse Mindfulness-Based Cognitive Therapy bleek het welbevinden van de deelnemers met name te verhogen doordat de deelnemers geleerd werd om hun gedachten en gevoelens te observeren en te ervaren als voorbijgaande mentale gebeurtenissen (Segal, Teasdale, Williams, & Gemar, 2002). Verder werd een hoge mate van opmerkzaamheid gerelateerd aan een hoog welbevinden omdat het mensen kan helpen om te breken met hun ingesleten gedragspatronen (Ryan & Deci, 2000).

(9)

8 toegeschreven aan de verschillende componenten van de training. In de literatuur worden over het algemeen vijf mindfulnessfacetten beschreven, namelijk observeren, beschrijven, bewust handelen, niet-oordelen en non-reactief zijn. Observeren refereert naar het opmerken of waarnemen van interne stimuli (bijvoorbeeld pijn, gedachten en emoties) en externe stimuli (bijvoorbeeld geluiden en geuren). Beschrijven houdt in het onder woorden brengen van interne of externe ervaringen. Bewust handelen betekent het hebben van volle aandacht voor datgene waar een persoon op dat moment bezig is zonder zich te laten afleiden door interne en externe factoren. Niet-oordelen houdt het accepteren van ervaringen op een niet-oordelende wijze in. Dit betekent dat er geen pogingen worden ondernomen om ervaringen te veranderen of te vermijden. Non-reactief zijn is de vaardigheid om interne vaardigheden te laten komen en gaan zonder hierop te reageren (Baer, Smith, & Allen, 2004; Baer et al., 2004, Bohlmeijer et al., 2011).

In een onderzoek (Carmody & Baer, 2008) naar het effect van MBSR onder 174 volwassenen met angst- en stressgerelateerde klachten is aangetoond dat opmerkzaamheid (mindful awareness) één van de werkzame factoren is bij het verminderen van stress.

Opmerkzaamheid houdt in dat de aandacht gericht wordt op het huidige moment op een niet-oordelende manier (Williams et al., 2010). Volgens onderzoek naar de definities en implicatie van mindfulness in de praktijk, biedt het trainen van opmerkzaamheid de kans om

denkprocessen op een niet-oordelende manier te onderzoeken (Teasdale, Segal & Williams, 2003). Door een verminderde reactiviteit van negatieve emoties, zoals angst, wordt men blootgesteld aan gedachten en emoties die anders onderdrukt zouden worden door cognitieve processen (Baer, 2003). Het is zodoende mogelijk om de aandacht weg te nemen bij het doelgerichte denken en het idee om steeds ergens naar te streven. Dit resulteert in

verminderde ruminatie en in een grotere openheid naar huidige ervaringen. Bovendien werd een verhoogde opmerkzaamheid in een meta-analyse (20 studies; Grossman, Niemann,

(10)

9 Schmidt, & Walach, 2004) naar het effect van MBSR onder de klinische en non-klinische bevolking geassocieerd met een verbeterde mentale en fysieke gezondheid.

Naast opmerkzaamheid wordt ook aandacht beschouwd als een werkend mechanisme van mindfulnesstrainingen. Onderzoek (Moore, Gruber, Derose, & Malinowski, 2012) naar veranderingen in het brein onder 40 meditatiebeginners heeft aangetoond dat mindfulness de aandachtscontrole verbetert op de lange termijn, dit is voornamelijk zichtbaar in de

occipitotemporale gebieden in de hersenen. Bovendien relateerde een studie naar het effect van aandacht in mindfulnessprogramma’s de verhoogde aandacht aan een vermindering in stress (Jensen, Vangkilde, Frokjaer, & Hasselbalch, 2012). Aandacht wordt in de literatuur gedefinieerd als iemands vermogen om zich te focussen en de aandacht te verschuiven (Derryberry & Reed, 2002).

Volgens Baer et al. (2010) kan de effectiviteit van de mindfulnesstraining, wat betreft een vermindering van depressieve klachten en stressklachten, grotendeels worden

toegeschreven aan het onderdeel zelf-compassie en zou dit een centraal mechanisme kunnen zijn in de werking van de training. Zelf-compassie houdt in vriendelijk en begripvol zijn richting jezelf, wanneer men pijn of een mislukking ervaart, in plaats van kritisch. Een

pijnlijke situatie wordt ervaren als een onderdeel van het menselijke bestaan (Neff, 2003). Een hoge mate van zelf-compassie wordt in de literatuur geassocieerd met een gezondere

copingsstijl bij stressvolle omstandigheden, zoals traumatische gebeurtenissen en chronische pijn (Neely et al., 2009; Thompson & Waltz, 2009; Costa & Pinto – Gouveia, 2011). Verder rapporteerden compassievolle personen meer empathie, begrip, altruïsme en

vergevingsgezindheid en functioneren zij gezonder in relaties (Neff & Pommier, 2012; Neff & Beretvas, 2012). Bovendien bleek dat zelfs in de hersenen veranderde activiteit opgemerkt kon worden; mensen die compassie naar anderen beoefenden lieten meer activiteit zien in hersengebieden die geassocieerd kunnen worden met empathie en emotieregulatie. Zij waren

(11)

10 dan ook beter in staat liefdevolle gevoelens op te roepen (Lutz et al., 2008). Een korte training liet al opmerkelijke resultaten zien.

Onderzoek naar politiemedewerkers in Nederland

Ondanks dat de effecten van mindfulness uitgebreid zijn onderzocht in verschillende populaties en goede resultaten laten zien, bestaat er weinig onderzoek naar de invloed van mindfulness bij politiemedewerkers en is in Nederland voor zo ver bekend nog niet eerder zo’n onderzoek uitgevoerd. In deze pilotstudie, geïnitieerd door de Nederlandse Politie Bond, zal in samenwerking met UvA en UvA Minds You een mindfulnesstraining worden

aangeboden aan politiemedewerkers die regelmatig met ingrijpende situaties worden

geconfronteerd. Er zal worden onderzocht wat het effect is van de mindfulnesstraining op de stress, veerkracht en copingsstijl van de politiemedewerkers direct na de training. Daarbij zal worden bestudeerd of het mogelijke effect van de mindfulnesstraining op stress gemedieerd wordt door aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie. In Figuur 1 is de laatstgenoemde onderzoeksvraag schematisch weergegeven.

Op basis van de literatuur wordt verwacht dat na de mindfulnesstraining, de stress van de medewerkers verminderd is, de veerkracht verhoogd is en de copingsstijl veranderd is van inadequaat naar adequaat. Verder wordt verwacht dat deze verbeteringen worden gemedieerd door verbeteringen in opmerkzaamheid, aandacht en zelf-compassie.

Figuur 1. Schematische weergave van de onderzoeksvraag

Mindfulness

training Stress

Aandacht

Opmerkzaamheid Zelf-compassie

(12)

11 Methode

Respondenten

De respondenten waren politiemedewerkers die lid zijn van de Nederlandse Politiebond. De onderzoeksgroep bestond uit 14 deelnemer: 5 mannen (n = 35.7%) en 9 vrouwen (n = 64.3 %). De leeftijd van de medewerkers in de onderzoeksgroep varieerde van 35 jaar tot 59 jaar met een gemiddelde leeftijd van 50 jaar (SD= 7.39). Aan het onderzoek namen 2 rechercheurs, 6 agenten en 6 personeelsmedewerkers deel.

Design en procedure

In deze studie werd gebruik gemaakt van een pre-test/posttest quasi-experimenteel design. De respondenten werden persoonlijk benaderd en geworven door de Nederlandse Politie Bond. Politiemedewerkers die gemotiveerd waren voor de mindfulnesstraining, werden toegelaten tot de training en namen deel aan het onderzoek. De respondenten ontvingen zes weken voor de training aanving een informatie brochure en een informed consent formulier. Per e-mail kregen de respondenten vragenlijsten opgestuurd 6 weken voor de training (T0; wachtlijstmeting), in de week voor de training (T1; voormeting), na de training (T2; nameting) en 7-8 weken na de training (T3; voor de follow-up meting). Door middel van deze vragenlijsten werden de scores op de variabelen aandacht, opmerkzaamheid, zelf-compassie (mediërende variabelen) en stress, veerkracht en copingsstijl (primaire

uitkomstmaten) gemeten op meerdere meetmomenten. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de meetmomenten T0 tot en met T2, omdat deze op het moment van dit onderzoek beschikbaar waren.

Instrumenten

De mate van aandacht van de politiemedewerkers werd gemeten door middel van de Attention Control Scale (ACS; Derryberry & Reed, 2002). De vragenlijst bestond uit 20 items waarbij de scores op de items varieerden van 1 (bijna nooit) tot 4 (altijd). Voorbeelditems

(13)

12 waren ‘Wanneer ik mij moet concentreren en een probleem moet oplossen, dan heb ik moeite om mij te focussen’ en ‘Het is makkelijk voor mij om te schrijven of te lezen wanneer ik tegelijkertijd aan het bellen ben’. De schaalscore varieerde van 20 tot 80 en werd berekend door de scores op alle items op te tellen. Hoe hoger de score, hoe beter de aandacht van de respondent was. De vragenlijst had een Cronbach’s Alpha van .83.

Mindful awareness ofwel opmerkzaamheid van de politiemedewerkers werd gemeten door middel van de Five Facet Mindfulness Questionnaire (FFMQ-SF; Baer et al., 2006; Bohlmeijer et al., 2001). Mindful awareness wordt omschreven als het vermogen om de aandacht te kunnen richten op het huidige moment, op een niet-oordelende en accepterende wijze. De FFMQ-SF bestond uit 24 items die vijf facetten van mindfulness meet, namelijk: observeren, beschrijven, bewust handelen, niet-oordelen en non-reactief zijn. De scores op de items konden variëren van 1 (nooit of bijna nooit waar) tot 5 (heel vaak of altijd waar). De schaalscore varieerde van 24 tot en met 120 en werd berekend door de scores op alle items bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de score, hoe beter de respondent zijn of haar aandacht kan richten op het huidige moment, op een niet-oordelende en accepterende wijze.

Voorbeelditems waren ‘Ik ben goed in het vinden van woorden om mijn gevoelens te beschrijven’ en ‘Ik oordeel of mijn gedachten goed of fout zijn’. Voor de subschaal

Observeren, (bestaande uit 8 items) was de Cronbach’s alpha .78. De subschaal Beschrijven (bestaande uit 8 items) had een Cronbach’s alpha van .91 en de subschaal Bewust Handelen (bestaande uit 8 items) had een Cronbach’s alpha van .86. Voor de subschaal Niet-oordelen (bestaande uit 8 items) was de Cronbach’s alpha .86 en voor de subschaal Non-reactief zijn was de Cronbach’s alpha .73.

Zelf-compassie werd gemeten door middel van de Self-Compassion Scale Short Form (SCS-SF; Raes et al., 2011). De schaal bestond uit 3 items waarbij de respondent gevraagd werd aan te geven in hoeverre een uitspraak op hem of haar van toepassing was op een schaal

(14)

13 van 1 (zelden of nooit) tot 7 (bijna altijd). De schaalscore kon variëren van 3 tot 21 en werd berekend door de scores op alle items bij elkaar op te tellen. Hoe hoger de score, hoe meer zelf-compassie de medewerker had. De items van de SCS-SF waren ‘Ik probeer mijn mislukkingen te zien als een gewoon onderdeel van het menselijk bestaan’, ‘Als ik me rot voel, ben ik geneigd me meer te fixeren op alles wat er mis is’ en ‘Ik ben intolerant en ongeduldig tegenover die kanten van mezelf die me niet bevallen’. De Cronbach’s alpha van de SCS-SF was .86.

Stress werd gemeten door middel van drie vragenlijsten. Dit waren de Operational Police Stress Questionnaire (PSQ-OP; McCreary & Thompson, 2006), de subschaal stress van de Depression Anxiety Stress Scale (DASS-21; Lovibond & Lovibond, 1995) en de

Schokverwerkingslijst (SVL; Van der Ploeg, Mooren, Kleber, Van der Velden, & Brom, 2004; Impact of Event Scale- revised, IES-R; Weiss & Marmar, 1996).

De PSQ-OP bestond uit 20 items, die ingevuld moesten worden over de afgelopen 6 maanden (McCreary & Thompson, 2006). De items benoemden kort aspecten die het politiewerk omschrijven en waar de medewerkers stress door kunnen ervaren. De

politiemedewerkers gaven aan in welke mate zij stress ervaren als gevolg van deze aspecten op een schaal van 1 (helemaal geen stress) tot 7 (heel veel stress). Voorbeelditems waren ‘Het behouden van een sociaal netwerk buiten het werk’ en ‘Niet genoeg tijd beschikbaar hebben om door te brengen met familie en vrienden’. De schaalscore varieerde van 20 tot en met 140 en werd berekend door de scores op alle items op te tellen. Hoe hoger de score, hoe meer stress de medewerker heeft ervaren op de aangegeven aspecten. De Cronbach’s alpha van de PSQ-OP was .93.

De subschaal Stress van de DASS-21 bestond uit 7 items waarbij de medewerker werd gevraagd aan te geven in hoeverre een item op hem of haar de afgelopen week van toepassing was (Lovibond & Lovibond, 1995). De items werden gescoord op een schaal van 0 (helemaal

(15)

14 niet of nooit van toepassing) tot 3 (zeer zeker of meestal van toepassing). De subschaalscore kon variëren van 0 tot 42 en werd berekend door de scores op de subschaal op te tellen en met twee te vermenigvuldigen. Hoe hoger de score, hoe meer stress de politiemedewerker heeft ervaren. Voorbeelditems van de vragenlijst waren ‘Ik merkte dat ik erg snel prikkelbaar was’ en Ik was erg opgefokt’. Voor de subschaal Stress van de DASS-21 was de Cronbach’s alpha .85.

De SVL is de Nederlandse versie van de ‘Impact of Event Scale’ (Van der Ploeg, Mooren, Kleber, Van der Velden, & Brom, 2004; Impact of Event Scale- revised, IES-R; Weiss & Marmar, 1996). De respondent vulde 15 items in met de door hem of haar meest recent meegemaakte ingrijpende gebeurtenis in gedachte. De lijst had betrekking op twee centrale dimensies in de psychische verwerking van een ingrijpende gebeurtenis, namelijk het herbeleven van de gebeurtenis (‘Iedere herinnering bracht de gevoelens weer terug’) en het vermijden van onaangename gevoelens of herinneringen aan de gebeurtenis (‘Ik probeerde de gebeurtenis uit mijn geheugen te bannen’). De 15 items werden gescoord op een

vierpuntsschaal die varieerde van 1 (helemaal niet) tot 4 (vaak). De schaalscore werd

berekend door de scores op de items op te tellen en kon variëren van 15 tot 60. Hoe hoger de score, hoe meer invloed een ingrijpende gebeurtenis had op de respondent. De Cronbach’s alpha van de subschalen herbeleven en vermijden en de totale schaal waren respectievelijk .87, .87 en .92.

Veerkracht werd gemeten aan de hand van de Brief Resilience Scale (BRS; Smith, Dalen, Wiggins, Tooley, Christopher, & Bernard, 2008). Veerkracht hield in het vermogen om terug te veren of te herstellen na stress. De BRS bestond uit 6 items, die gescoord werden op een schaal van 1 (sterk mee oneens) tot 5 (sterk mee eens). De schaalscore kon variëren van 1 tot en met 5 en werd berekend door de scores op de items op te tellen en te delen door het aantal ingevulde items. Hoe hoger de score, hoe meer veerkracht de respondent had.

(16)

15 Voorbeelditems van de vragenlijst waren ‘Ik doe er niet lang over om te herstellen na een stressvolle gebeurtenis’ en ‘Ik heb de neiging om snel terug te veren na moeilijke tijden’. De Cronbach’s alpha van de BRS was .86.

Copingsstijl werd gemeten aan hand van de Utrechtse Coping Lijst (UCL; Schreurs, Van de Willige, Tellegen, Brosschot, & Graus, 1993). De UCL bestond uit zeven subschalen, namelijk: actief aanpakken (7 items; ‘direct ingrijpen als er moeilijkheden zijn’), palliatieve reactie (8 items; ‘proberen je te ontspannen’), vermijden of afwachten (8 items; ‘toegeven om moeilijke situaties te vermijden’), sociale steun zoeken (6 items; ‘je zorgen delen met

iemand’), passief reactiepatroon (7 items; ‘je volledig afzonderen van anderen’), expressie van reacties (3 items; ‘je ergernis laten blijken’) en geruststellende en troostende gedachten hanteren (5 items; ‘je bedenken dat na regen zonneschijn komt’). Verder bestond de UCL uit 47 items, die gescoord werden op een schaal van 1 (zelden of niet) tot 4 (zeer vaak). De schaalscores werden berekend door de items per schaal op te tellen. De totale schaalscore kon uiteenlopen van 47 tot 188. Een hoge score op een subschaal van de UCL betekende dat de respondent de bijbehorende strategie vaak gebruikt. De Cronbach’s alpha van de UCL varieerde van .43 tot .89 in verschillende steekproeven. In deze studie werd de copingsstijl vermijden gecategoriseerd als inadequaat en de overige copingstijlen als adequaat.

De demografische gegevens werden verkregen door te vragen naar gegevens als geslacht, leeftijd, functie binnen de politie, burgerlijke status en het aantal kinderen dat zij hebben. Daarnaast werd naar het cafeïne-, tabak-, alcohol- en drugsgebruik van de

respondenten gevraagd. Interventie

De interventie in dit onderzoek was een 6-wekelijkse mindfulnesstraining gebaseerd op het boek Mindfulness in a frantic world (Williams & Penman, 2011). Elke sessie duurde 120 minuten met dagelijks 15 minuten huiswerk gedurende deze 6 weken. De

(17)

16 meditatieoefeningen tijdens de training zijn ontleend aan het traditionele Mindfulness Based Stress Reduction protocol (MBSR; Kabat-Zinn, 1982). Tijdens de sessies werd geoefend met de lichaamsscan, diverse zitmeditaties en de korte ademruimte meditatie. Deze geleide meditaties, die werden beoefend tijdens de groepssessies, werden ook beoefend tijdens het huiswerk. Naast meditatieoefeningen werd er psycho-educatie gegeven en werden ervaringen van deelnemers, van tijdens de sessies of het huiswerk, gedeeld en besproken. De thuis uit te voeren meditaties werden ter beschikking gesteld op CD en MP3.

Analyse

Eerst werd onderzocht wat het effect was van de mindfulnesstraining op aandacht, opmerkzaamheid, zelf-compassie van politiemedewerkers door een repeated measures ANOVA uit te voeren met tijd als onafhankelijke variabele en aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie als afhankelijke variabelen. Vervolgens werd een repeated measures ANOVA uitgevoerd met tijd als onafhankelijke variabele, stress, veerkracht en copingsstijl als

afhankelijke variabelen. Bij een significant effect van tijd op deze variabelen werd eerst nagegaan of de verschillen in scores plaatsvonden tijdens de wachtlijstperiode (T0 – T1) of tijdens de training (T1 – T2). Er werd verwacht dat er geen veranderingen tijdens de wachtlijstperiode zullen plaatsvinden en dat tijdens de training aandacht, opmerkzaamheid, zelf-compassie, veerkracht en adequate copingstijlen toenemen en stress en de inadequate copingsstijl vermijden afnemen. Indien er een significante afname in stress werd gevonden werd vervolgens de invloed van de mogelijke mediërende variabelen aandacht,

opmerkzaamheid, zelf-compassie onderzocht. Meer specifiek werd onderzocht of

veranderingen in de scores op opmerkzaamheid, aandacht en zelf-compassie samenhingen met veranderingen in scores op stress. Dit werd onderzocht door middel van het berekenen van een correlatie tussen de verandering in de drie verschillende maten van stress als

(18)

17 afhankelijke variabelen (verschilscores T1 – T2) en verschilscores (tussen T1 – T2) in

aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie als onafhankelijke variabelen. Resultaten

Om te onderzoeken wat het effect van de mindfulnesstraining was op de veerkracht, copingsstijl, mate van stress, aandacht, opmerkzaamheid en zelf-compassie van de deelnemers is voor elke variabele een repeated measures ANOVA uitgevoerd. Hierbij waren de scores op T0 (7 weken voor aanvang van de training), T1 (in de week voor de training) en T2 (in de week na de training) met elkaar vergeleken. Vervolgens is door middel van een correlatie onderzocht of een verandering in opmerkzaamheid, aandacht en zelf-compassie samenhing met een verandering in de mate van stress.

Opmerkzaamheid, Aandacht en Zelf-compassie

Repeated measures ANOVA’s toonden aan dat de opmerkzaamheid, aandacht en zelf-compassie van de deelnemers tussen de meetmomenten niet toegenomen is. Er was geen significant effect voor tijd. De resultaten worden weergegeven in Tabel 1.

Stress, Werkstress en Schokverwerking

Om de stress van de deelnemers op de drie meetmomenten te vergelijken, is wederom een repeated measures ANOVA uitgevoerd. Er was een significant effect voor tijd, F(2, 12) = 4.32, p < .05, η2= .249. Een post hoc test met een Bonferroni correctie liet zien dat de stress van de deelnemers significant is afgenomen tussen de wachtlijstmeting en de nameting (-4.29, p < .05). De resultaten staan weergegeven in Tabel 2.

Een repeated measures ANOVA voor het analyseren van eventuele verschillen tussen de drie meetmomenten in werkgerelateerde stress van de deelnemers liet zien dat er geen significant effect voor tijd was. Op basis van de resultaten kon worden geconcludeerd dat de werkgerelateerde stress van de deelnemers niet significant is afgenomen over tijd.

(19)

18 Vervolgens werden repeated measures ANOVA’s uitgevoerd om de verschillen tussen de meetmomenten te detecteren betreffende de subschalen herbeleven en vermijden van de schokverwerkingslijst. Er werden geen significante effecten voor tijd gevonden. Op basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat herbeleven en vermijden niet

significant afgenomen zijn over tijd. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 2. Veerkracht en Coping

Een repeated measures ANOVA is uitgevoerd om de scores op veerkracht op de verschillende meetmomenten te vergelijken (zie Tabel 2). Er was geen significant effect voor tijd. De resultaten suggereren dat de veerkracht van de deelnemers niet significant

toegenomen is over tijd.

De Utrechtse Coping Lijst bestaat uit zeven subschalen namelijk de copingsstijl actief aanpakken, palliatieve reactie, vermijden, sociale steun zoeken, passief reactiepatroon, expressie van emoties en geruststellende gedachten. Voor elke subschaal is een repeated measures ANOVA uitgevoerd om de verschillen tussen de scores op de verschillende

meetmomenten te vergelijken (zie Tabel 2). Er waren geen significante effecten voor tijd voor de copingstijlen palliatieve reactie, vermijden, sociale steun zoeken, passief reactiepatroon, expressie van emoties en geruststellende gedachten. Een repeated measures ANOVA met een Huynh-Feldt correctie is uitgevoerd voor de copingsstijl actief aanpakken (Mauchly’s W = .59, p < .05, ε > .75). Er was geen significant effect voor tijd. De resultaten suggereren dat de copingstijlen niet veranderd zijn over tijd.

Tabel 1. Gemiddelde, standaarddeviatie, F en p-waarde van de mediërende variabelen

Variabele T0 T1 T2

N M SD N M SD N M SD F(df) p Mediërende variabelen

(20)

19 Aandacht 14 2.70 .61 14 2.69 .57 14 2.74 .58 .427(2,12) .329 Zelf-compassie 14 14.50 3.90 14 13.57 3.88 14 14.29 4.73 .559(2,12) .290 + p < .10, * p < .05, ** p < .01, *** p < .001.

Tabel 2. Gemiddelde, standaarddeviatie, F en p-waarde van de primaire uitkomstmaten

Variabele T0 T1 T2 N M SD N M SD N M SD F(df) p Primaire uitkomstmaten Stress Werkstress Schokverwerking: Herbeleven Vermijden 14 14 14 14 11.86 61.07 13.64 15.71 2.05 20.04 6.02 6.57 14 14 14 14 10.14 63.43 12.79 15.50 1.90 21.06 4.56 5.05 14 14 14 14 7.57 66.0 11.71 13.71 1.81 24.98 5.65 6.98 4.32(2,12) .530(2,12) 1.14(2,12) 1.03(2,12) .042* .30 .17 .19 Coping: Actief aanpakken Palliatieve reactie Vermijden Sociale steun zoeken Passief reactiepatroon Expressie van emoties 14 14 14 14 14 14 19.43 19.00 16.43 14.36 11.50 6.21 2.85 3.19 2.90 3.52 2.47 1.48 14 14 14 14 14 14 18.43 18.79 17.00 13.64 11.50 6.21 3.23 2.36 3.28 3.81 2.56 1.58 14 14 14 14 14 14 19.43 18.86 17.07 15.07 11.57 6.07 3.23 2.66 2.79 2.27 3.30 1.44 .91(2,12) .03(2,12) .526(2,12) 1.50(2,12) .01(2,12) .11(2,12) .198 .484 .299 .121 .456 .448

(21)

20 Geruststellende

gedachten 14 13.15 1.74 14 12.20 2.04 14 13.25 1.98 1.78(2,12) .102

+ p < .10, * p < .05, ** p < .01, *** p < .001. Het Verband tussen Opmerkzaamheid en Stress

De samenhang tussen de verandering in de mate van opmerkzaamheid en de verandering in de mate van stress (DASS) liet zien dat de verandering in de mate van

opmerkzaamheid niet significant gerelateerd is aan de verandering in de mate van stress, p = .103. Tevens was de verandering in de mate van opmerkzaamheid niet significant gerelateerd aan de verandering in de mate van stress, p = .220 (SVL, herbeleven). Verder werd gevonden dat de samenhang tussen de verandering in de mate van opmerkzaamheid niet significant gerelateerd is aan de verandering in de mate van stress p = .265 (SVL, vermijden). Daarnaast werd gevonden dat de verandering in de mate van opmerkzaamheid niet significant

gerelateerd was aan de verandering in de mate van werkgerelateerde stress, p = .520 (PSQ). Het Verband tussen Aandacht en Stress

De samenhang tussen de verandering in de mate van aandacht en de verandering in de mate stress (DASS) liet zien dat de verandering in de mate van aandacht significant

gerelateerd is aan de verandering in de mate van stress, r = -.688, p = .007. Dit betekent dat een stijging in de mate aandacht gaat gepaard met een daling in de mate van stress.

Daarnaast bleek dat de verandering in de mate van aandacht niet significant

gerelateerd is aan de verandering in de mate van herbeleven, p =.521 en aan vermijden, p = .741. De samenhang tussen de verandering in de mate van aandacht en de verandering in de mate van werkgerelateerde stress is tevens niet significant, p = .166 (PSQ).

(22)

21 De samenhang tussen de verandering in de mate van zelfcompassie enerzijds enade verandering in de mate van stress (DASS, p = .776), herbeleven (SVL, p = .207), vermijden (SVL, p = .819) en werkgerelateerde stress (PSQ-óp, p = .079) anderzijds waren niet

significant.

Tabel 3. Correlatietabel

DASS SVL-Her SVL-Ver PSQ

FFMQ .103 -.350 -.320 -.188

ACS -.688* .188 .097 -.392

SCS -.084 -.360 -.067 .485

p < .05*.

Discussie

In deze studie is onderzoek gedaan naar het effect van de mindfulnesstraining op stress, veerkracht en copingsstijl van de politiemedewerkers. Tevens is onderzocht of

mogelijke veranderingen in opmerkzaamheid, aandacht en zelf-compassie samenhangen met een verandering in stress. De resultaten lieten een afname in stress zien na de

mindfulnesstraining. Daarnaast bleek dat stress en aandacht negatief met elkaar samenhangen; bij een toename van aandacht is er sprake van een afname van stress. Er zijn in deze studie geen significante veranderingen waargenomen na de mindfulnesstraining in zelf-compassie, opmerkzaamheid, aandacht, werkgerelateerde stress, schokverwerking, veerkracht en de copingstijlen.

In het huidige onderzoek is gebleken dat stress bij politiemedewerkers afneemt na het volgen van een mindfulnesstraining. Eerdere onderzoeken hebben tevens aangetoond dat mindfulnesstrainingen effectief zijn in het reduceren van stress in diverse populaties (Brown & Ryan, 2003; Davis & Hayes; 2011; Williams et al., 2011) waardoor verwacht werd dat politiemedewerkers na de mindfulnesstraining tevens een afname in stress zouden ervaren. In

(23)

22 eerder onderzoek in de Verenigde Staten werd na een mindfulnesstraining een afname in stress waargenomen (Christopher et al., 2015). Ander onderzoek in de Verenigde Staten heeft een afname laten zien van stress gerelateerde symptomen na een mindfulnesstraining

(Galantino, Baime, Maguire, Szapary, & Farrar, 2005). De bevindingen in het huidige onderzoek betreffende stress sluiten zodoende aan bij eerder onderzoek en suggereren dat de mindfulnesstraining in het vervolg ingezet kan worden om stress onder politiemedewerkers te verminderen.

In het huidige onderzoek is tevens geconstateerd dat er een negatief verband bestaat tussen aandacht en stress, ofwel een toename van aandacht hangt samen met een afname in stress. Deze bevinding komt overeen met onderzoek uit de Verenigde Staten (Christopher et al., 2015) waaruit bleek dat een verhoogde mate van aandacht en een verminderde mate van stress samenhangen. Volgens onderzoekers aan Harvard (Allison & Siegel, 2016) is

multitasken een manier van leven geworden. Politiemedewerkers zijn genoodzaakt te multitasken door hun positie als generalist en een gebrek aan capaciteit bij de politie

(Ponsaers et al., 2014). Het gevolg van multitasken is dat mensen geen aandacht meer hebben voor datgene wat zij werkelijk voelen en hetgeen aan de hand is, zoals een verhoogde mate van stress vanwege het continue multitasken (Allison & Siegel, 2016). Mindfulness is het tegenovergestelde van multitasken, de aandacht wordt juist gericht op slechts één taak waardoor de taak met aandacht kan worden afgerond zonder tegelijkertijd met andere taken bezig te zijn. Dit zorgt voor een efficiëntere en vooral rustgevende manier van werken (Allison & Siegel, 2016). Op basis van de literatuur en het huidige onderzoek kan gesteld worden dat het focussen op één taak de stress kan doen verminderen bij politiemedewerkers. Opmerkelijk is dat er geen significante effecten gevonden zijn in deze studie op de overige uitkomstmaten. Mogelijk zijn er geen effecten gevonden als gevolg van een zeer kleine steekproef in verhouding tot de populatie. In Nederland waren in 2015 circa 65.000

(24)

23 politiemedewerkers (Politie, 2016) werkzaam waarvan 14 medewerkers hebben deelgenomen aan het onderzoek. Volgens Van Dessel (2013) worden bij een te kleine steekproef zelden effecten gevonden wegens een te kleine power. Aan het onderzoek hadden minstens 60 medewerkers moeten deelnemen (Van Dessel, 2013). De kans om een bestaand effect in de populatie te vinden met het onderzoek is te klein waardoor geen betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden bij groep respondenten van deze omvang (Jones, Carley, & Harrison, 2003).

De reorganisatie bij de nationale politie gedurende de training is een tweede mogelijke verklaring voor het feit dat er slechts een beperkt aantal significante effecten zijn gevonden. Als gevolg van de reorganisatie werden functies van meerdere deelnemers opgeheven en werden zij verplicht overgeplaatst naar een andere functie en een ander team. De deelnemers hebben op een evaluatieformulier aangegeven hierdoor een hoge mate van stress, onzekerheid en angst te ervaren. Zij noemden dat de reorganisatie van grote invloed is geweest bij het invullen van de vragenlijsten. Volgens de voorzitter van de centrale ondernemingsraad van de politie leeft een grote groep agenten al lange tijd in angst en onzekerheid, dit maakt hen letterlijk ziek (Winterman, 2016). Op een evaluatieformulier hebben de deelnemers aangegeven baat te hebben gehad bij de training, zo noemde iemand ‘Ik heb veel aan de training gehad, ik merk dat ik me in veel situaties beter kan ontspannen’. Het is mogelijk dat de stress als gevolg van de reorganisatie er voor heeft gezorgd dat de effecten van de

mindfulnesstraining verminderd tot uiting zijn gekomen doordat een situatie als deze een langere termijn benodigd om de klachten te verminderen maar dat de deelnemers desondanks positieve effecten hebben ervaren door de training.

Een derde mogelijke verklaring voor de beperkte significante resultaten is het vertraagde effect die een mindfulnesstraining kan hebben op deelnemers. De huidige interventie duurde zes weken waarna de nameting vrijwel direct is afgenomen. De

(25)

24 verwachting is dat deelnemers die mindfulness blijven integreren in hun dagelijks leven meer vooruitgang zullen vertonen in de follow-up periode (Schipper, 2008). Deze verwachting wordt ondersteund met de scores in het tussentijdse rapport van de Nederlandse Politiebond (2016). In het rapport is zichtbaar dat bij de follow-up meer veranderingen zijn waargenomen dan bij de nameting, namelijk een afname van de scores op de copingsstijl vermijden en een toename van de scores op aandacht, opmerkzaamheid, zelf-compassie en de copingstijlen actief aanpakken, palliatieve reactie, sociale steun zoeken, expressie van emoties en geruststellende en troostende gedachten. Vergelijkbare resultaten zijn geconstateerd in een soortgelijk onderzoek naar het effect van mindfulness op het welzijn van de werknemers van Unilever (UvA Minds You, 2016). Mogelijk hebben de deelnemers na de training regelmatig gemediteerd en hebben ze de mindfulness geïntegreerd in hun leven waardoor de effecten later tot uiting zijn gekomen.

Dit onderzoek kent een drietal beperkingen. Ten eerste zijn de resultaten van de huidige studie niet generaliseerbaar naar de populatie vanwege de te kleine steekproef. Op basis van het aantal deelnemers kunnen geen betrouwbare conclusies getrokken worden over de effecten van de mindfulnesstraining. Een tweede beperking van het onderzoek is de lage betrouwbaarheid van de subschalen expressie van emoties (.55) en geruststellende gedachten (.60) van de Utrechtse Coping Lijst (COTAN, 2010). Vanwege de lage betrouwbaarheid dienen de resultaten voor deze subschalen met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Ten derde waren de deelnemers medewerkers van slechts een beperkt aantal afdelingen en is er geen onderzoek gedaan naar de effecten van de mindfulnesstraining op het niveau van de afdelingen. Doordat het mogelijk is dat medewerkers van eenzelfde afdeling meer

overeenkomsten vertonen dan medewerkers van verschillende afdelingen, wordt aanbevolen voor vervolgonderzoek om medewerkers van verschillende afdelingen op te nemen in de steekproef. De deelnemers zijn werkzaam op verschillende afdelingen binnen de politie en

(26)

25 komen daardoor tevens in contact met verschillende situaties. Politiemedewerkers die op straat werken, staan direct in contact met burgers en mogelijke daders. Uit onderzoek (Kant & Raak, 2009) is gebleken dat er sprake is van toegenomen geweldsincidenten, deze vormen een grote mentale belasting voor de agenten. Aangezien politiemedewerkers in aanraking komen met zeer uiteenlopende situaties lijkt het aanvullende informatie te geven om in

vervolgonderzoek onderscheid te maken tussen de verschillende functies. Op die manier kan inzicht worden verkregen in welke werknemers baat hebben bij welke onderdelen van de mindfulnesstraining.

Concluderend kan worden gesteld dat na de training een afname in stressklachten werd waargenomen en dat een verhoogde mate van aandacht samenhangt met een vermindering in de mate van stress. Verder had de mindfulnesstraining in de huidige studie geen effect had op de veerkracht en copingsstijl van de politiemedewerkers. Daarnaast had de training in de huidige studie tevens geen effect op opmerkzaamheid, aandacht en zelf-compassie. De bevindingen geven de noodzaak weer voor vervolgonderzoek naar het effect van mindfulness op politiemedewerkers. Vervolgonderzoek zou meer deelnemers kunnen opnemen in de steekproef en onderscheid maken tussen de verschillende afdelingen binnen de politie.

(27)

26 Literatuurlijst

Allison, S.M. & Siegel, R.D. (2016). Positive Psychology. Massachusetts: Harvard Health Publications.

Anderson, A. S. & Lo, C. C. (2011). Intimate partner violence within law enforcement families. Journal of Interpersonal Violence, 26(6) 1176–1193.

Andersson Elffers Felix (2011). De prijs die je betaalt …. Politie: de kosten achter een hoog risicoberoep. Utrecht.

Agnes, M. (Ed.). (2005). Webster’s new college dictionary. Cleveland, OH: Wiley. Avdija, A. S. (2014). Stress and law enforcers: testing the relationship between law enforcement work stressors and health-related issues. Health Psychology and Behavioral Medicine, 2(1), 100–110.

Baer, R. A., Smith, G. T., & Allen, K. B. (2004). Assessment of mindfulness by self-report: The Kentucky Inventory of Mindfulness Skills. Assessment, 11, 191–206.

Baer, R. A., Smith, G. T., Hopkins, J., Krietemeyer, J., Toney, L. (2006). Using self-report assessment methods to explore facts of mindfulness. Assessment, 13, 27-45.

Baer, R. A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: A conceptual and empirical review. Clinical Psychology: Science and Practice, 10(2), 125–143 Baer, R.A. (2010). Self-compassion as a mechanism of change in mindfulness- and

acceptance-based treatments. In R.A. Bear (Ed.), Assessing mindfulness and acceptance processes in clients: Illuminating the theory and practice of change (pp. 135-153). Oakland, CA: New Harbinger Publications.

Bartholow, B. D., Sestir, M. A., & Davis, E. B. (2005). Correlates and consequences of

exposure to video game violence: hostile personality, empathy, and aggressive behavior. Personality & Social Psychology Bulletin, 31(11), 1573–86.

(28)

27 Beehr, T.A., Johnson, L.B., & Nieva, R. (1991). Occupational stress: coping of police and

their spouses. Chicago: Psychological Association.

Bohlmeijer, E. T., Ten Klooster, P. M., Fledderus, M., Veehof, M. M., Baer, R. (2011). Psychometric properties of the Five Facet Mindfulness Questionnaire in depressed adults and development of a short form. Assessment, 18, 308-20.

Bol, P. (2002). Mortaliteit van tandartsen. Nederlands tijdschrift Tandheelkunde, 109, 240- 242.

Bonanno, G.A. (2004). Loss, trauma and human resilience: Have we underestimated the human capacity to thrive after extremely aversive events? American Psychologist, 59, 20-28.

Bonanno, G.A., Brewin, C.R., Kaniasty, K., & La Greca, A.M. (2010). Weighing the costs of disaster: Consequences, risks, and resilience in individuals, families and communities. Psychological Science in the Public Interest, 11, 1-49.

Brown, K. W., Ryan, R. M. (2003). The benefits of being present: Mindfulness and its role in psychological well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 84, 822-48. Carmody, J., & Baer, R.A. (2008). Relationships between mindfulness practice and levels of

mindfulness, medical and psychological symptoms and well-being in a mindfulness-based stress reduction program. Journal of Behavioral Medicine, 31xf, 23-33. Cash, A. (2006). Posttraumatic stress disorder. Hoboken, N.J.: John Wiley & Sons. Chereji, S. V., Pintea, S., & David, D. (2012). The relationship of anger and cognitive

distortions with violence in violent offenders’ population: a meta-analytic review. The European Journal of Psychology Applied to Legal Context. Sociedad española de psicología jurídica y forense.

(29)

28 Chopko, B.A. & Schwartz, R.C. (2013). The Relation Between Mindfulness and

Posttraumatic Stress Symptoms Among Police Officers. Journal of Loss and Trauma, 18 (1), 1-9

Christopher, M. S., Goerling, R. J., Rogers, B. S., Hunsinger, M., Baron, G., Bergman, A. L., & Zava, D. T. (2015). A Pilot Study Evaluating the Effectiveness of a Mindfulness-Based Intervention on Cortisol Awakening Response and Health Outcomes among Law Enforcement Officers. Advance online publication. Journal of Police and Criminal

Psychology.

Costa, J. & Pinto-Gouveia, J. (2011). Acceptance of pain, self-compassion and

psychopathology: Using the chronic pain acceptance questionnaire to identify patients’ subgroups. Clinical Psychology and Psychotherapy, 18, 292-302.

COTAN (2010). Utrechtse Coping Lijst (UCL). Documentatie van Tests en Testresearch in Nederland. Amsterdam: Boom test uitgevers.

Davis, D. M., & Hayes, J. A. (2011). What are the benefits of mindfulness? A practice review of psychotherapy-related research. Psychotherapy, 48, 198-208.

Derryberry, D., & Reed, M. A. (2002). Anxiety-related attentional biases and their regulation by attentional control. Journal of Abnormal Psychology, 111, 225–236.

Dessel, G. van. (2013). How to determine population and survey sample size? Geraadpleegd op 24 oktober 2016, van https://www.checkmarket.com/2013/02/how-to-estimate-your-population-and-survey-sample-size/

Evans, B. J., Coman, G. J., Stanley, R. O., & Burrows, G. D. (1993). Police officers’ coping strategies: An Australian police survey. Stress Medicine, 9(4), 237–246.

Fekedulegn, D., Burchfiel, C. M., Charles, L. E., Hartley, T. A., Andrew, M. E., & Violanti, J. M. (2016). Shift Work and Sleep Quality Among Urban Police Officers: The BCOPS

(30)

29 Study. Journal of Occupational and Environmental Medicine / American College of Occupational and Environmental Medicine, 58(3), 66–71.

Fox, J.D., Desai, M.M., Britten, K., Lucas, G., Luneau, R., & Rosenthal, M.S. (2012). Mental-Health Conditions, Barriers to Care, and Productivity Loss Among Officers in An Urban Police Department. Connecticut Medicine, 76(9), 525-531.

Galantino, M., Baime, M., Maguire, M., Szapary, P., & Farrar, A. (2005). Short

communication: Association of psychological and physiological measures of stress in healthcare professionals during an 8-week mindfulness meditation program:

Mindfulness in practice. Stress and Health, 21, 255-261

Gershon, R. R. M., Barocas, B., Canton, A. N., Li, X., & Vlahov, D. (2009). Physical, and Behavioral Outcomes Associated With Perceived Work Stress in Police Officers. Criminal Justice and Behavior, 36, 275-289.

Grossman, P., Niemann, L., Schmidt, S., & Walach, H. (2004). Mindfulness-based stress reduction and health benefits: A meta-analysis. Journal of Psychomatic Research, 57(1), 35-43.

Hartley, T. A., Burchfiel, C. M., Fekedulegn, D., Andrew, M. E., & Violanti, J. M. (2011). Health disparities in police officers: comparisons to the U.S. general population. International Journal of Emergency Mental Health, 13(4), 211–20.

Huijs, J. J. J. M., Houtman, I. L. D., & Kallen, V. L. (2014). Langdurig verzuim bij de Nederlandse politie. TNO.

Ingledew, D.K., Hardy, L., Jamal, H., & Cooper, C.L. (1996). Health behaviors reported as coping strategies: A factor analytical study. British Journal of Health Psycholog, 1(3), 263-281.

(31)

30 Jensen, C.G., Vangkilde, S., Frokjaer, V., & Hasselbalch, G.S. (2012). Mindfulness training

affects attention - Or is it attentional effort? Journal of Experimental Psychology, 141(1), 106-123.

Jeter, P.E., Cronin, S., & Khalsa, S.B.S. (2012). Yoga for Police Academy recruits. International Research Congress on Integrative Medicine and Health. Portland, Oregon; USA.

Jones, S. R., Carley, S., & Harrison, M. (2003). An introduction to power and sample size estimation. Emergency Medicine Journal : EMJ, 20(5), 453–8.

Kabat-Zinn, J. (1996). Mindfulness meditation: What it is, what it isn't, and it's role in health care and medicine. Y. Haruki, Y. Ishii, M. Suzuki (Eds.), Comparative and

Psychological Study on Meditation, Eburon, Netherlands.

Kabat-Zinn, J. (2003). Mindfulness-based interventions in context: Past, present, and future. Clinical Psychology Science and Practice, 10, 144–156

Kant, A. & Raak, R. van. (2009). De agent aan het woord. Onderzoek van SP.

Kobasa, S. C. (1979). Stressful life events, personality, and health: an inquiry into hardiness. Journal of Personality and Social Psychology, 37, 1-11.

Kop, N., Euwema M., & Schaufili, W. (1999). Burnout, job stress and violent behavior among Dutch police officers. Work & Stress, 13 (4), 326-340.

Kop, N. & Euwema, M. C. (2001). Occupational stress and the use of force by Dutch police officers. Criminal Justice and Behavior, 28, 631-652.

Lovibond, P.F. & Lovibond, S.H. (1995). The structure of negative emotional states:

Comparison of the Depression Anxiety Stress Scales (DASS) with the Beck Depression and Anxiety Inventories. Behaviour Research and Therapy, 33, 335-343.

(32)

31 Lutz, A., Brefczynski-Lewis, J., Johnstone, T. & Davidson, R.J. (2008). Regulation of the

neural circuitry of emotion by compassion meditation: Effects of meditative expertise. Public Library of Science, 3 (3), 1-5.

Marmar C., McCaslin S., Metzler T., Best S., Weiss D., Fagan J., Liberman A., Pole N., Otte C., Yehuda R., Mohr D., & Neylan T. (2006). Predictors of posttraumatic stress in police and other first responders. Annals of the New York Academy of Sciences. 107, 1– 18.

McCreary, D. R., & Thompson, M. M. (2006). Development of two reliable and valid measures of stressors in policing: The Operational and Organizational Police Stress Questionnaires. International Journal of Stress Management, 13, 494-518.

Miller, M., & Hemenway, D., & Azrael, D. (2005). Firearms and Suicide in the Northeast. Boston: Harvard School of Public Health.

Ministerie van Veiligheid & Justitie (2012). Jaarverslag Nederlandse Politie.

Mohandie, K., & Hatcher, C. (1999). Suicide and violence risk in law enforcement: practical guidelines for risk assessment, prevention and intervention. Behavioral sciences & the law, 17, 357-376.

Moore, A., Gruber, T., Derose. J., & Malinowski, P. (2012). Regular, brief mindfulness meditation practice improves electrophysiological markers of attentional control. Frontiers in human neuroscience, 10, 18.

Nederlandse Politie Bond (2016). Tussentijds rapport.

Neely, M.E., Schallert, D.L., & Mohammed, S. (2009). Self-kindness when facing stress: The role of selfcompassion, goal regulation, and support in college students’ well-being. Motivation and Emotion, 33, 88-97.

Neff, K.D. (2003). The Development and Validation of a Scale to Measure Self-Compassion. Self and Identity, 2(3), 223-250.

(33)

32 Neff, K.D. & Beretvas, S.N. (2012). The role of self-compassion in romantic relationships.

Self and Identity.

Neff, K.D. & Pommier, E. (2012). The relationship between self-compassion and other-focused concern among college undergraduates, community adults, and practicing meditators. Self and Identity.

Patton, D. (2006). Critical incident stress risk in police officers: managing resilience and vulnerability. Traumatology, 12, 198–206.

Ploeg, E. van der, Mooren, T.T.M., Kleber, R.J., Velden, P.G. van der & Brom, D. (2004). Internal validation of the Dutch version of the Impact of Event Scale. Psychological Assessment, 16, 16-26.

Politie (2016). Aantal en uitkomst interne onderzoeken politie stabiel. Geraadpleegd op 24 oktober 2016, van https://www.politie.nl/nieuws/2016/juni/23/00-aantal-en-uitkomst-interne-onderzoeken-politie-stabiel.html

Ponsaers P., Ruyver, B. de, Janssens, J., Verbist, K., Keyenberg, D., Schuddinck, S., & Avaux, L. (2014). Naar een vrijwillige opschaling van de lokale politie.

Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.

Raes, F., Pommier, E., Neff, K. D.,& Van Gucht, D. (2011). Construction and factorial validation of a short form of the Self-Compassion Scale. Clinical Psychology & Psychotherapy, 18, 250–255.

Rajaratnam, S. W., Brager, L. K., Lockley, S. W., Shea, S. A., Wang, W., Landrigan, C. P., Czeisler, C. A. (2011). Sleep disorders, health and safety in police officers. J Am Med Assoc, 306, 2567–2578.

Rosenbaum, D. P., Schuck, A. M., Costello, S. K., Hawkins, D. F., & Ring, M. K. (2005). Attitudes toward the police: The effects of direct and vicarious experience. Police quarterly, 8(3), 343-365.

(34)

33 Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic

motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68–78 Segal, Z.V., Teasdale, J.D., Williams, J.M. & Gemar, C.G. (2002). The mindfulness-based

cognitive therapy adherence scale: inter-rater reliability, adherence to protocol and treatment distinctiveness. Clinical Psychology & Psychotherapy, 9(2), 131-138.

Schipper, T. (2008). Mindfulnesstraining & Gezondheidszorg professionals (bachelor thesis). Geraadpleegd op 21 november van

http://www.yogapsychologie.nl/wp- content/uploads/2013/11/Website_versie_-_Mindfulness-training_voor_Professionals.pdf

Schreurs, P. J. G., Van de Willige, G., Brosschot, J. F., Tellegen, B., Graus, G. M. H. (1993). Handleiding Utrechtse Coping Lijst UCL (herziene versie). Lisse: Swets & Zeitlinger. Slovenko, R. (1999). Police suicide. Medicine & Law, 18, 149-151.

Smith, B. W., Dalen, J., Wiggins, K., Tooley, E., Christopher, P., & Bernard, J. (2008). The brief resilience scale: assessing the ability to bounce back. International journal of behavioral medicine, 15, 194-200.

Smith, D.R., Devine, S., Leggat, P.A., & Ishitake T. (2005). Alcohol and Tobacco Consumption among Police Officers. Kurume Medical Journal, 52, 63-65. Stepka, E., & Basinska, M. (2014). [Chronic fatigue and strategies of coping with

occupational stress in police officers]. Medycyna pracy, 65(2), 229-238.

Stearns, G.M., & Moore, R.J. (1993). The physical and psychological correlates of job burnout in the Royal Canadian Mounted Police. Canadian Journal of Criminology, 35, 127-148.

Teasdale, J.D., Segal, Z.V., & Williams, M.G. (2003). Mindfulness training and problem formulation. Clinical Psychology: Science and Practice, 10(2), 157–160

(35)

34 Thompson, B. & Waltz, J. (2008). Self-compassion and PTSD symptom severity. Journal of

Traumatic Stress, 21(6), 556-558.

Turvey, B.E. (1995). Police officers: control, hopelessness & suicide. Knowledge solutions library.

UvA Minds You (2016). Mindfulness Training at Unilever.

Violanti, J.M., Burchfiel, C.M., Fekedulegn D., Andrew, M.E., Dorn J., Hartley, T.A., Miller, D.B. (2009). Cortisol patterns and brachial artery reactivity in a high stress

environment. Psychiatry Res, 169, 75–81.

Violanti, J.M (1995). The Mystery within Understanding Police Suicide. FBI Law Enforcement Bulletin, (4), 19 – 23.

Violanti, J.M. (1996). Police Suicide: Epidemic in Blue. Springfield, IL: C.C. Thomas. Williams, V., Ciarrochi, J., & Deane, F. P. (2010). On being mindful, emotionally aware, and

more resilient: Longitudinal pilot study of police recruits. Australian Psychologist, 45, 274–282.

Winterman, P. (2016). Ziekteverzuim onder politie-agenten explodeert. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd op 24 oktober 2016, van http://www.ad.nl/home/ziekteverzuim-onder-politie-agenten-explodeert~a9ad311e/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op online advertenties tussen de tekst wordt dan wel enkele keren gefixeerd, maar doordat deze advertenties niet beter worden onthouden kan worden gezegd dat deze fixaties

Bij hoge bereidheid om actief te blijven en om pijn te verdragen, dus hogere scores op activity engagement en pain willingness, zijn er minder depressieve klachten, minder angst

The authors, Sean Morrow, adjunct professor of history at Fort Hare, and Christopher Saunders, professor emeritus of historical studies at Cape Town, show how Monica came

To get an answer on the first hypothesis, weather people who were exposed to an infographic will experience a greater effect on recall than those exposed to text based content,

The aim of the study is to gain a conceptual understanding of the family, to identify the challenges contemporary families are currently facing, and to find ways in which

Together with the thorough colloidal analysis of the PNCs, their stability in human blood plasma and the detailed protein corona composition, these results underline the high

structure, graphene has a higher electrical conductance due to the higher local electron density induced by charge transfer from the ice layer. High resolution conductance

The coherent mortality projection for the Netherlands which took into account both mortality delay and smoking resulted in higher remaining life expectancy at age 40 in 2050 and