• No results found

Sleep terrors bij kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sleep terrors bij kinderen"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptie Sleep Terrors bij Kinderen Universiteit van Amsterdam

Naam: Kirstie Antonissen Begeleider: Ed de Bruin Studentnummer: 10556001

Datum: 25-01-2016 Aantal woorden: 4506

(2)

Inhoudsopgave Voorblad 1 Inhoudsopgave 2 Abstract 3 Inleiding 3 Middenstuk

- Hoe kan het beloop van sleep terrors worden beschreven? 7 - Hoe komt het dat sleep terrors vooral bij kinderen voorkomen 8

en meestal vanzelf verdwijnen?

- Welke behandelingen zijn effectief voor het voorkomen of 11 behandelen van sleep terrors?

Discussie 14

(3)

Abstract

In deze scriptie wordt onderzocht wat sleep terrors bij kinderen zijn in de vorm van een literatuuronderzoek aan de hand van drie deelvragen: Hoe kan het beloop van sleep terrors worden beschreven? Hoe komt het dat sleep terrors vooral bij kinderen voorkomen en meestal vanzelf verdwijnen? Welke behandelingen zijn effectief voor het voorkomen of behandelen van sleep terrors? Dit wordt onderzocht met betrekking tot kinderen tot zeven jaar oud. Sleep terrors verschijnen in de non REM slaap en worden veroorzaakt door de verstoring van delta golven in de cortex. De ontwikkeling van de cortex is dan ook van invloed op het feit dat sleep terrors vooral bij kinderen voorkomen. Ouders maken zich vaak zorgen over sleep terrors ben hun kind, maar uit dit onderzoek blijkt dat deze niet schadelijk zijn voor de ontwikkeling en het functioneren van het kind. Echter kunnen maatregelen genomen worden om de sleep terrors te verminderen.

Sleep Terrors bij Kinderen

Parasomnia’s zijn vormen van slaapstoornissen waarbij sprake is van problemen tijdens het slapen of andere problemen die een goede nachtrust voorkomen. Volgens de DSM-5 criteria zijn parasomnia’s onder te verdelen in verschillende categorieën waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen parasomnia’s die voorkomen in de REM slaap en parasomnia’s die

voorkomen in de non REM slaap (Fois et al., 2015). Daarnaast geeft de International Classification of Sleep Disorders een meer specifieke classificatie van alle verschillende slaapstoornissen (Edinger et al., 2004). Parasomnia’s worden hierin onderscheiden van dyssomnia’s, mentale, neurologische en andere medische stoornissen en proposed sleep disorders. Parasomnia’s zijn in de International Classification of Sleep Disorders opgedeeld in vier categorieën: arousal disorders, sleep-wake transition disorders, parasomnia’s die

geassocieerd zijn met REM slaap en overige parasomnia’s. De arousal disorders zijn onderdeel van slaapstoornissen die plaatsvinden in de non REM slaap en zijn weer

(4)

onderverdeeld in slaapwandelen, confusional arousals en sleep terrors (Edinger et al., 2004). Deze komen meestal voor in de eerste drie uur van de slaapcyclus. Sleep terrors zijn de meest extreme vorm van arousal disorders (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaresi, 2011).

Het verschijnsel sleep terrors is een veel voorkomende vorm van parasomnia bij kinderen die plaatsvindt in de non REM slaap. In dit literatuuroverzicht zullen deze sleep terrors onderzocht worden. Sleep terrors zijn gekenmerkt door een plotselinge verstoring van de slaap waarbij het kind vaak hard schreeuwt of huilt, waarbij gedrag wordt geuit dat wijst op intense angst. De verschrikkingen die het kind heeft in de slaap zien eruit als een ernstige ontlading. Roodheid van de huid en spierspanning kunnen bijkomende factoren zijn. Vaak zit het kind rechtop in bed en het kind reageert niet op externe prikkels. In sommige gevallen is duidelijk sprake van hallucinaties of levendige droombeelden. Daarnaast kunnen het maken van onsamenhangende geluiden en ongewenst urineren voorkomen tijdens een sleep terror (Sateia, 2014).

Sleep terrors hebben comorbiditeit met een aantal andere al dan niet slaap gerelateerde stoornissen. Comorbiditeit betekent dat stoornissen vaak in combinatie met elkaar

voorkomen, en de ene stoornis dus de kans op een andere stoornis kan verhogen (Angold, Costello, & Erkanli, 1999). Zo blijkt dat kinderen die op jonge leeftijd last hebben van sleep terrors, op een leeftijd van ongeveer tien jaar oud een grotere kans hebben om te gaan

slaapwandelen (Petit et al., 2015). Daarnaast gaan sleep terrors ook vaak gepaard met andere slaapproblemen, zoals gewelddadig gedrag gedurende de slaap (Ohayon & Schenk, 2010). Uit onderzoek van Mason en Pack (2005) is gebleken dat sleep terrors vaak samenhangen met migraine bij kinderen. Tevens blijkt bij kinderen met autisme spectrum stoornis de prevalentie van vormen van parasomnia, waaronder sleep terrors, hoger te zijn dan bij kinderen zonder autisme (Ming, Sun, Nachajon, Brimacombe, & Walters, 2009). Deze comorbiditeit is echter gering. Daarnaast komt wel in meerdere studies naar voren dat de verschillende soorten van

(5)

parasomnia vaak in combinatie met elkaar voorkomen. Van comorbiditeit van sleep terrors met andere stoornissen of klachten is vooral sprake bij volwassenen die last hebben van sleep terrors, bij kinderen is deze comorbiditeit zeldzaam (Mason & Pack, 2005).

Opvallend is dat wel 80% van de jonge kinderen op peuterleeftijd last heeft van vormen van parasomnia gedurende ten minste één periode (Kotagal, 2008). Hierbij is

gebleken dat 39,8% van de kinderen tussen 2.5 en 6 jaar last hebben van sleep terrors. Terwijl andere slaapproblemen als slaapwandelen (14.5%) en enuresis nocturna, ook wel bedplassen genoemd (25%), minder voorkomen dan sleep terrors. Een andere studie toonde aan dat de prevalentie bij kinderen tussen 4 en 9 jaar oud ligt op 19.2% (Nguyen et al., 2008). Sleep terrors kunnen ook voorkomen bij volwassenen, dit is echter maar het geval bij 1% van de volwassen populatie. Onderzoek van Petit et al. (2015) heeft aangetoond dat de prevalentie van sleep terrors het hoogst ligt bij kinderen van anderhalf jaar oud, 34,4% van de kinderen in deze leeftijdscategorie heeft last van sleep terrors.

Naast het feit dat kinderen een grotere kans hebben op het beleven van sleep terrors dan volwassenen zijn er meerder factoren die een rol spelen bij het wel of niet ontwikkelen van sleep terrors. Zo blijkt uit onderzoek van Scribante (2007) dat sleep terrors vaker voorkomen bij jongens dan bij meisjes en in veel gevallen erfelijk zijn. Ander onderzoek waarbij gebruik gemaakt is van tweelingstudies laat eveneens zien dat bij jonge kinderen van 18 maanden de sleep terrors voor 43,7% verklaard kunnen worden door genetische factoren en voor 56,3% door omgevingsfactoren (Nguyen et al., 2008). Daarbij is gebleken dat deze genetische invloed continu blijft wanneer het kind ouder is. Onderzoek van Mason en Pack (2005) stelt echter dat het niet de sleep terrors zijn die genetisch bepaald zijn, maar dat andere slaapstoornissen die vaak samenhangen met sleep terrors een genetische component bevatten, wat er voor zorgt dat sleep terrors indirect genetisch worden overgegeven. Dit kan verklaard worden door het feit dat de regulatie van slaap over het algemeen ook genetisch bepaald blijkt

(6)

te zijn. Doordat bepaalde slaappatronen erfelijk worden overgegeven, zullen slaapstoornissen mogelijk hierdoor ook een genetische factor hebben (Seghal & Mignot, 2011).

Sleep terrors en andere slaapproblemen bij kinderen leiden vaak tot zorgen bij de ouders (Kotagal, 2008). Ouders weten niet hoe ze hiermee moeten omgaan en kunnen zich ernstige zorgen maken omdat het kind er tijdens een sleep terror zeer angstig uit ziet (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011). Onderzoek naar sleep terrors is daarom erg relevant en maatschappelijk interessant. Het is belangrijk dat ouders toegang krijgen tot meer kennis over dit onderwerp. Helemaal omdat het relatief bij zeer veel kinderen voorkomt. Wanneer vormen van parasomnia langere tijd aanhouden en frequent voorkomen, kan dit negatieve gevolgen hebben voor het kind door een verstoring van het slaapritme. Tevens kunnen sleep terrors, net als slaapwandelen, op de korte termijn een serieus gevaar zijn voor het kind, omdat het kind zichzelf lichamelijke schade aan kan richten wanneer het bijvoorbeeld met het hoofd of andere lichaamsdelen tegen voorwerpen of de muur bonkt (Petit et al., 2015). Daarom is het belangrijk dat bekend is hoe men om moet gaan met deze gevallen.

In deze scriptie zal het verschijnsel sleep terrors bij kinderen nader worden

onderzocht. De volgende hoofdvraag zal in deze scriptie behandeld worden: Wat zijn sleep terrors? Daarnaast zal in deze scriptie worden onderzocht hoe het kan dat sleep terrors meestal maar tot een bepaalde leeftijd voorkomen en vervolgens vanzelf vaak over gaan (Fois et al., 2015). Tot slot zal in kaart worden hoe ouders van kinderen die last hebben van sleep terrors hier op de best mogelijke manier mee om dienen te gaan. Uit onderzoek is gebleken dat deze specifieke vorm van parasomnia vooral voorkomt bij jonge kinderen (Kotogal, 2008). Om deze reden zal in deze scriptie vooral de nadruk worden gelegd op jonge kinderen tot ongeveer zeven jaar oud. De volgende deelvragen zullen concreet worden beantwoord: Hoe kan het beloop van sleep terrors worden beschreven? Hoe komt het dat sleep terrors vooral bij

(7)

kinderen voorkomen en meestal vanzelf verdwijnen? Welke behandelingen zijn effectief voor het voorkomen of behandelen van sleep terrors?

Hoe kan het beloop van sleep terrors worden beschreven?

Kinderen die last hebben van sleep terrors hebben last van plotselinge verschrikkingen in de nacht waarbij het lijkt dat ze wakker zijn doordat ze vaak schreeuwen en huilen, maar in de werkelijkheid nog aan het slapen zijn. Tijdens een sleep terror kan het kind zijn of haar ouders direct aankijken, maar herkent het de ouders niet (Provini, Tinuper, Bisulli, &

Lugaresi, 2011). Sleep terrors duren meestal maar een paar minuten en na deze korte tijd valt het kind meestal vanzelf weer spontaan in slaap in bed. Hoewel de meeste kinderen tijdens een sleep terror in bed blijven, is het ook mogelijk dat het kind loopt of rent. Soms kan een kind wakker worden tijdens een sleep terror (Mason & Pack, 2005). In dat geval beschrijft het kind vaak een licht gevoel van angst te ervaren, maar geen herinneringen meer te hebben van wat het kind precies gezien of beleefd heeft. Dit gebeurt echter zeer zelden. In de meeste gevallen wordt het kind pas de volgende ochtend weer wakker en herinnert zich dan niets meer van de sleep terrors (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaresi, 2011).

Sleep terrors zijn te onderscheiden van nachtmerries (Scribante, 2007). Kinderen die een nachtmerrie hebben, worden hier wakker van, terwijl kinderen tijdens sleep terrors niet bij bewustzijn zijn en zich later niet herinneren wat er die nacht is gebeurd. Daarbij kan een kind tijdens een sleep terror moeilijk tot rust worden gebracht, terwijl dit na een nachtmerrie makkelijker gaat. Sleep terrors zijn veel abrupter dan nachtmerries en komen vooral bij jonge kinderen voor, terwijl nachtmerries zich parallel ontwikkelen met de ontwikkeling van dromen. Dit komt doordat een nachtmerrie plaatsvindt in de REM slaap. De slaapcyclus van een mens wisselt af tussen REM slaap en non REM slaap, deze duurt ongeveer negentig minuten. Tijdens de REM slaap wordt met de ogen bewogen en zijn de spieren niet actief, ook wordt tijdens de REM slaap een hoge frequentie hersenactiviteit gemeten. Tijdens de non

(8)

REM slaap is de hersenactiviteit aanzienlijk lager dan tijdens de REM slaap en is zeer weinig tot geen sprake van beweging met de ogen (Phillips, Robinson, & Klerman, 2013). Het grootste verschil tussen sleep terrors en nachtmerries is dat nachtmerries plaatsvinden in de REM slaap en sleep terrors in de non REM slaap.

Wanneer hier dieper op ingegaan wordt, blijkt dat sleep terrors specifiek plaatsvinden in de diepe slaap (Bruni et al., 2008). Diepe slaap is de vierde en laatste fase van de non REM slaap, hoewel het onderscheid tussen fase drie en vier vaak niet concreet wordt gemaakt (Valderrama et al., 2012). In deze fase vindt een verhoogde spierspanning plaats en wordt een verminderde huidweerstand gemeten. Daarnaast vinden verhoogde delta golven plaats in de diepe slaap. De delta golf is een golf die plaatsvindt in de hersenen. De hersengolven waaronder de delta golf worden gemeten met behulp van een EEG, dit is een scan die de golven duidelijk weergeeft. Uit onderzoek met behulp van deze EEG scans is gebleken dat de kinderen gedurende sleep terrors een verhoogd verstoord ritme laten zien in de hersengolven, waaronder de delta golf. Deze kinderen lieten snellere wisselingen zien in de EEG

uitbarstingen in de hersengolven (Bruni et al., 2008). Deze verstoringen in de hersengolven waaronder delta wave zijn de oorzaak van het ontstaan van verschillende parasomnia’s, waaronder arousal disorders zoals sleep terrors (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011).

Hoe komt het dat sleep terrors vooral bij kinderen voorkomen en meestal vanzelf verdwijnen?

Het feit dat vooral kinderen last hebben van sleep terrors staat waarschijnlijk in

verband met het gegeven dat kinderen een grote hoeveelheid aan diepe slaap hebben (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011). Zoals eerder genoemd vinden in deze derde en vierde fase van de non REM slaap de sleep terrors plaats. Deze fases duren minder lang bij

volwassenen dan bij kinderen. Daarnaast is de frequentie van deze fases groter bij kinderen dan bij volwassenen. De verstoorde EEG hersengolven die in deze fase kunnen voorkomen,

(9)

zijn de neurofysiologische oorzaak van het ontstaan van sleep terrors (Bruni et al., 2008). Het slaap-waak ritme van mensen verandert gedurende de ontwikkeling, waarbij verschillende fases van duur en intensiteit verschillen per leeftijdscategorie. De fase in de slaap waarin sleep terrors plaatvinden duurt dus simpelweg langer bij kinderen dan bij volwassenen (Miyamoto, Katagiri, & Hensch, 2003).

Daarop aanvullend is tevens uit onderzoek van Cirelli en Tononi (2015) gebleken dat de mate van ontwikkeling van arousal disorders gedurende de slaap, zoals sleep terrors, hoger is wanneer de diepe slaap hoger ligt. Deze correleren dus positief met elkaar. Dit komt

doordat het slaap-waak gedrag wordt beïnvloed door de hersengolven die worden

geproduceerd in de cortex. Deze samenhang tussen de diepe slaap en de mate van arousal disorders wordt sterker wanneer de cortex beter is ontwikkeld. De ontwikkeling van de cortex vindt zijn piek ongeveer twee weken na de geboorte, vanaf dit moment is de cortex zover ontwikkeld dat de samenhang tussen diepe slaap en de mate van arousal sterker wordt. Dit is de reden dat baby’s na de eerste paar dagen na de geboorte plots soms want minder constant slapen (Cirelli & Tononi, 2015). Na de leeftijd van twee weken neemt de prevalentie van arousal disorders dan ook toe. Vanaf de leeftijd van drie jaar blijft de samenhang tussen hersengolven die ontstaan in de cortex en het gedrag gedurende de slaap van een mens constant. Meer hersenactiviteit tijdens de diepe slaap zorgt dus voor meer hersengolven door de cortex en dit verhoogt weer de kans op het ontwikkelen van arousal disorders, waaronder sleep terrors. Deze golven die plaatsvinden in de diepe slaap komen in een hogere frequentie voor bij kinderen tot zeven jaar dan bij adolescenten en volwassenen (Cirelli & Tononi, 2015).

De drie vormen van arousal disorders verdwijnen meestal helemaal op de leeftijd van vijfentwintig jaar, wat verklaard kan worden door het feit dat het slaap patroon verandert tijdens de adolescentie (Chamorro, Ferri, Algarin, Lozoff, & Peirano, 2013). Vooral tussen de

(10)

leeftijd van tien en vijftien jaar vinden veel veranderingen plaats. De stabiliteit van de slaap neemt in deze leeftijdsfase af. Het veranderende slaappatroon is vooral terug te zien in de eerste en tweede fase van de non REM slaap en de diepe slaap. Onderzoek van Miyamoto, Katagiri en Hensch (2003) heeft tevens aangetoond dat de intensiteit van de diepe slaap steeds minder wordt naarmate de hersenen zich verder ontwikkelen. Dit gebeurt in drie fases: eerst ontstaan delta golven die activiteit-onafhankelijk zijn, dit betekent dat deze golven zich

onafhankelijk van elkaar bewegen en deze golven niet worden beïnvloed door de omgeving of het gedrag van het kind op dat moment. Vervolgens worden deze golven gedurende een kritische periode plaatselijk gevormd door zintuigelijke ervaringen, de golven worden hierbij dus beïnvloed door wat het kind op dat moment ervaart. Tot slot worden deze golven

geconsolideerd in de volwassenheid, waardoor de stabiliteit van de delta golven toeneemt. In de kindertijd zijn de delta golven dus nog instabieler dan later in de volwassenheid, terwijl deze tegelijkertijd intenser zijn (Miyamoto, Katagiri, Hensch, 2003).

Het slaap-waak ritme van kinderen is tevens minder constant dan bij volwassenen. Jonge kinderen wisselen gedurende de nacht minder gestructureerd af tussen slapen en waken dan volwassenen (Karlsson, Kreider, & Blumberg, 2004). Pas wanneer kinderen ouder

worden, wordt de cyclus stabieler. De precieze neurologische verklaringen voor de

veranderingen in het slaap-waak ritme in de ontwikkeling van kinderen en mensen zijn niet helemaal bekend. Wel is bekend dat slaap in de hersenen in eerste instantie wordt gereguleerd door de hypothalamus (Scammell, 2015). Vanuit de hypothalamus lopen neuronen met

vertakkingen naar de cortex. De cortex en de hypothalamus zijn samen met de hippocampus, die invloed heeft op het geheugen, de meest actieve delen in de hersenen tijdens de slaap. De hippocampus is echter actiever tijdens de REM slaap en zorgt er bijvoorbeeld voor dat een mens zich dromen kan herinneren. In de non REM slaap en bij het reguleren van de

(11)

afwisseling tussen slapen en waken zijn de hypothalamus en de cortex actieve delen in de hersenen (Scammell, 2015).

In acht genomen dat de cortex en de hypothalamus van invloed zijn op het slaap-waak ritme, kan gekeken worden naar de mate van verandering in deze delen van de hersenen in de latere kindertijd en in de adolescentie. De ontwikkeling van de hypothalamus blijkt een grote genetische component te hebben, wat de eerder genoemde genetische invloed op sleep terrors zou kunnen verklaren (Alvarez-Bolado, Grinevich, & Puelles, 2015). De cortex ontwikkelt zich bij mensen langzamer dan bij de meeste andere dieren, wat ervoor zorgt dat het

uiteindelijke volume van de cortex groter is. De meeste hersenfuncties, waaronder de cortex, zijn al gevormd wanneer het kind geboren wordt. De cortex ontwikkelt zich echter nog verder tot in de volwassenheid. Uit onderzoek is gebleken dat de ontwikkeling van de cortex zijn piek bereikt vlak na het eerste levensjaar (Johnson, 2003). Rond de leeftijd van anderhalf vindt tevens een piek plaats in prevalentie van sleep terrors bij kinderen (Petit et al., 2015). De ontwikkeling van sleep terrors zou dus sterk kunnen samenhangen met de ontwikkeling van de cortex die vooral in de kindertijd plaatsvindt.

Welke behandelingen zijn effectief voor het voorkomen of behandelen van sleep terrors? Hoewel sleep terrors en andere vormen van arousal disorders vaak beangstigend lijken en soms lichte lichamelijke schade op de korte termijn kunnen aanrichten aan het kind, hebben ze meestal geen invloed op de kwaliteit en de kwantiteit van de slaap (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011). Slaap heeft vaak invloed op het neuropsychologisch functioneren en gedrag van volwassenen en kinderen en verstoring van slaap kan het geheugen negatief beïnvloeden (Novelli, Ferri, & Bruni, 2013). Het is belangrijk voorop te stellen dat sleep terrors deze invloed niet hebben. Uit onderzoek van Germo, Goldberg, en Keller (2009) is gebleken dat sleep terrors de onafhankelijkheid van kinderen in sociale activiteiten en het cognitief en sociaal functioneren in het dagelijks leven niet beïnvloeden. In

(12)

onderzoek naar slaperigheid overdag werd tevens geen verband gevonden met sleep terrors (Lopez, Jaussent, & Daubilliers, 2014). Tot slot is tevens uit onderzoek van Provini, Tinuper, Bisulli en Lugaresi (2011) gebleken dat kinderen die last hebben van sleep terrors hier overdag geen consequenties van ervaren, omdat zij vaak niets meer weten van de betreffende sleep terror.

In slechts enkele gevallen kunnen sleep terrors wel schadelijke effecten laten zien (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011). Dit is echter vooral het geval wanneer sleep terrors plaatsvinden op latere leeftijd. Wanneer sleep terrors plotseling ontstaan in de adolescentie of volwassenheid kan dit in een aantal gevallen een symptoom zijn van een neurologische aandoening. Zoals eerder genoemd, komen sleep terrors in de adolescentie en de volwassenheid echter zelden voor. Daarentegen ligt de prevalentie bij kinderen vrij hoog (Kotagal, 2008). Bij jonge kinderen zijn sleep terrors als het ware normaal en is er geen reden voor zorgen over het welzijn en de ontwikkeling van het kind (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011).

Ondanks het feit dat sleep terrors bij jonge kinderen dus vrijwel niet schadelijk zijn voor de ontwikkeling en het welzijn van het kind, maken ouders zich vaak toch wel zorgen (Kotagal, 2008). Aan kinderen is namelijk niet duidelijk te merken of slaap hun dagelijks cognitief, sociaal of lichamelijk functioneren beïnvloedt. Wanneer het welzijn of de prestaties van kinderen overdag achteruit gaat, kan moeilijker worden vastgelegd of dit door

slaapstoornissen of slaapgebrek komt dan bij volwassenen (Altena, 2001). Voor de behandeling en de omgang met sleep terrors is kennis van de ouders een voorop gesteld belang. Kennis over sleep terrors en de negatieve gevolgen, wat er dus weinig tot geen zijn in tegenstelling tot wat de ouders van het kind vaak denken, zou ouders kunnen helpen zorgen te verminderen en op de juiste manier om te gaan met de sleep terrors van het kind.

(13)

Door de angst die zichtbaar is tijdens een sleep terrors, zijn ouders vaak geneigd te proberen het kind wakker te maken. Uit onderzoek is echter gebleken dat het trachten tot wakker maken van het kind vaak geen resultaat heeft en zelfs kan zorgen voor het verlengen van de sleep terror (Mason & Pack, 2005). Daarnaast kan het de onrust van het kind en de bewegingen die het kind mogelijk maakt doen toenemen. Er is sprake van een merkwaardige paradox tussen opwinding van het kind en ongecontroleerde bewegingen of geluiden. Het is van belang dat ouders zich bewust zijn dat sleep terrors voorkomen bij veel kinderen en geen reden tot ernstige zorgen zijn. Hoewel dit beangstigend kan overkomen kunnen ouders in deze situatie het kind het beste door laten slapen. De enige zorgen die een ouder zou moeten

hebben is dat het kind zichzelf en anderen tijdens de betreffende sleep terror geen schade aanbrengt, maar dit kan makkelijk opgelost worden door bijvoorbeeld scherpe objecten te verwijderen of af te plakken. Na een aantal minuten gaat de sleep terror vanzelf weer over en zal het kind weer gaan slapen, tot die tijd kan de ouder het beste de sleep terror laten gebeuren en in de buurt blijven om te voorkomen dat het kind zichzelf of de omgeving schade

aanbrengt (Mason & Pack, 2005).

Wanneer de sleep terrors regelmatiger voorkomen kunnen ouders bijhouden wanneer de sleep terrors bij het betreffende kind meestal plaatsvinden, vaak gebeurt dit telkens op hetzelfde moment in de slaapcyclus. Daarbij kunnen zij bijhouden wanneer een sleep terror optreedt, hoe vaak en wanneer herstellende slaap optreedt en in welke frequentie dit

voorkomt. Door dit bij te houden kunnen ouders het kind ongeveer vijftien tot zestig minuten voor het optreden van de sleep terror het kind kort wakker maken. Dit proces wordt ook wel ‘scheduled awakening’ genoemd. Doordat het ritme van het kind kort verstoord wordt vlak voor het ontstaan van de sleep terror, zal deze sleep terror niet meer verschijnen (Rickert & Johnson, 1988). Scheduled awakenings kunnen er dus voor zorgen dat sleep terrors niet meer

(14)

optreden. Dit is echter een oplossing op de korte termijn, maar wanneer ouders dit iedere nacht herhalen zullen de sleep terrors afnemen.

Daarnaast zijn er andere maatregelen die de kans op sleep terrors kunnen verkleinen. Zo kunnen ouders ervoor zorgen dat het kind een beter gestructureerd slaapschema volgt of bijvoorbeeld overdag ook vaste dutjes doet (Mason & Pack, 2005). Een belangrijk

aandachtspunt hierbij is het verlichten van de slaap. Ouders zullen zich moeten verdiepen in de geschiedenis van de slaappatronen van hun kind en de duur hiervan. Dit alles om inzicht te krijgen in de problemen zodat iets gedaan kan worden aan de structuur en rekening gehouden kan worden met eventuele volgende sleep terrors. Kinderen jonger dan vier jaar zullen

regelmatig dutjes moeten doen en ook slaaphygiëne is belangrijk. Onder slaaphygiëne worden aspecten verstaan als de maatregelen die men neemt voor het slapen gaan en de omgeving waarin een persoon slaapt. Voorbeelden van aspecten met betrekking tot de slaaphygiëne waar op gelet kan worden is dat het kind niet overmatig beweegt of zware maaltijden eet voordat het gaat slapen en dat het bed alleen dient om in te slapen, en dus niet ook als

speelplek van het kind of voor andere gelegenheden. Tot slot kunnen ouders van kinderen die sleep terrors ervaren voor het slapen gaan hun kinderen helpen met het vormen van vrolijke en veilige gedachten (Mason & Pack, 2005).

Discussie

In deze scriptie is besproken wat sleep terrors zijn. Om dit te beschrijven zijn het beloop en de behandeling van sleep terrors onderzocht aan de hand van drie deelvragen: Hoe kan het beloop van sleep terrors worden beschreven? Hoe komt het dat sleep terrors vooral bij kinderen voorkomen en meestal vanzelf verdwijnen? Welke behandelingen zijn effectief voor het voorkomen of behandelen van sleep terrors? De belangrijkste bevindingen zullen hier nader kort samengevat worden. Sleep terrors worden veroorzaakt door verstoringen in delta golven in de hersenen die plaatsvinden in de non REM slaap. De veranderingen in de

(15)

hersenen en het veranderende slaap-waak ritme van de mens zijn van invloed op het plotselinge verdwijnen van sleep terrors en andere arousal disorders in de volwassenheid. (Miyamoto, Katagiri, Hensch, 2003). De cortex speelt een grote rol bij het ontstaan van arousal disorders als sleep terrors. Deze cortex is in de kindertijd nog niet volledig

ontwikkeld, wat deels verklaart dat sleep terrors na de volledige ontwikkeling van de cortex in de meeste gevallen niet meer voorkomen. Tot slot is mogelijke behandeling van sleep terrors onderzocht. Geconcludeerd kan worden dat sleep terrors bij kinderen geen reden tot

bezorgdheid hoeven te zijn bij ouders, omdat deze vaak niet schadelijk zijn voor het

functioneren van kinderen en in de meeste gevallen vanzelf weer overgaan in de adolescentie of nog daarvoor (Provini, Tinuper, Bisulli, & Lugaseri, 2011). Wanneer de sleep terrors erg regelmatig en vrij frequent voorkomen, kunnen ouders maatregelen toepassen, zoals het verzorgen van een meer gestructureerd slaapschema, zorgen voor goede slaaphygiëne of het toepassen van scheduled awakenings (Mason & Pack, 2005).

De resultaten uit dit onderzoek zijn zeer relevant. Uit dit onderzoek is namelijk gebleken dat het van belang is dat ouders van kinderen met sleep terrors hier kennis over hebben. Het is van belang deze bevindingen toe te passen in het dagelijks leven. Daarnaast wordt deze kennis die de ouders zouden moeten bezitten in dit onderzoek geboden. De bevindingen in deze scriptie kunnen op die manier ouders helpen, waardoor zij zich minder zorgen maken en weten hoe zij moeten handelen wanneer hun kind last heeft van sleep terrors. Tevens kan met behulp van de bevindingen in deze scriptie wetenschappelijk beter begrepen worden waar sleep terrors vandaan komen. Daarbij kunnen deze bevindingen een begin bieden voor vervolgonderzoek naar de ontwikkeling van sleep terrors bij kinderen, maar ook bij volwassenen en het verschil tussen het proces bij kinderen en volwassen. De resultaten uit dit onderzoek zijn daarom toe te passen in een groter perspectief en naar de realiteit.

(16)

Aan deze scriptie kunnen tevens enkele beperkingen worden toegeschreven. Zo is er bijvoorbeeld weinig literatuur beschikbaar over scheduled awakening, terwijl dit een passende oplossing kan zijn voor sleep terrors. De literatuur die beschikbaar is over dit onderwerp is oud en zou hierdoor minder betrouwbaar kunnen zijn, de bron gebruikt in deze scriptie is daarbij al 27 jaar oud (Rickert & Johnson, 1988). Sommige andere onderzoeken die gebruikt zijn in deze scriptie zijn tevens ouder dan 10 jaar, wat het onderzoek minder betrouwbaar maakt. Daarnaast zijn er nog een aantal onderzoeken die in deze scriptie zijn gebruikt die beperkingen bevatten. Zo bevat het onderzoek van Fois et al. (2015) een relatief kleine steekproef en miste er in dit onderzoek informatie over een aantal participanten. Tot slot is er in deze scriptie weinig gebruik gemaakt van experimenteel onderzoek, veel onderzoek dat is gebruikt is beschrijvend, een combinatie van beide zou een goede aanvulling zijn. Echter, al met al zijn de bevindingen in deze scriptie erg betrouwbaar, aangezien gebruik is gemaakt van meerdere wetenschappelijke bronnen waarin de informatie overeen kwam.

Hoewel veel bekend is over de verandering in slaap-waak ritme van de kindertijd naar de volwassenheid, is het verband met sleep terrors nog weinig gelegd in bestaande

literatuurstudies. Onderzoek naar het vanzelf verdwijnen van sleep terrors op een leeftijd van rond de 7 jaar is vooralsnog weinig tot niet verricht. Dit verband tussen sleep terrors en het veranderende slaap-waak ritme onder invloed van de hersenontwikkeling is in dit

literatuuronderzoek gelegd aan de hand van verschillende onderzoeken, maar niet eerder specifiek onderzocht. Vervolg onderzoek zou zich dus vooral moeten richten op de

hersenontwikkeling in samenhang met de ontwikkeling en verandering van het slaap-waak ritme bij mensen en hoe dit veranderende slaap-waak ritme sleep terrors beïnvloedt. Meer onderzoek naar wat er precies gebeurt in de hersenen tijdens een sleep terror is wenselijk. Daarnaast is, zoals eerder vermeld, nog niet duidelijk onderzoek verricht naar de oorzaak voor het veranderende slaap-waak ritme van de kindertijd naar volwassenheid. Tot slot kan, nu het

(17)

beloop van sleep terrors in kaart is gebracht, voor vervolg onderzoek aanbevolen worden dat wordt onderzocht hoe de verstoringen in de delta golven die sleep terrors veroorzaken mogelijk voorkomen kunnen worden en wat de precieze oorzaken hiervoor zijn, naast het veranderende slaap-waak ritme.

(18)

Literatuur

Altena, E. (2001). Slaap en slaapstoornissen bij kinderen. Neuropraxis, 5(1), 1-6. Alvarez-Bolado, G., Grinevich, V., & Puelles, L. (2015). Editorial: Development of the

hypothalamus. Frontiers in neuroanatomy, 9. doi:10.3389/fnana.2015.00083

Angold, A., Costello, J. E., Erkanli, A. (1999). Comorbidity. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines. p.57(3)

Bruni, O., Ferri, R., Novelli, L., Finotti, E., Miano, S., & Guilleminault, C. (2008). NREM sleep instability in children with sleep terrors: the role of slow wave activity

interruptions. Clinical Neurophysiology, 119(5), 985-992. doi: 10.1016/j.clinph .2008.01.015

Castiglia, P. T. (1993). Nightmares. Journal of pediatric health care : official publication of National Association of Pediatric Nurse Associates & Practitioners. 7(3), 125-6. Chamorro, R., Ferri, R., Algarín, C., Lozoff, B., & Peirano, P. (2013). SLEEP cyclic

alternating pattern (CAP) changes from school-age to adolescence in healthy subjects. Sleep Medicine, 14, e42-e43. doi:10.1016/j.sleep.2013.11.064

Cirelli, C., & Tononi, G. (2015). Cortical Development, Electroencephalogram Rhythms, and the Sleep/Wake Cycle. Biological psychiatry, 77(12), 1071-1078. doi:10.1016/j .biopsych.2014.12.017

Edinger, J. D., Bonnet, M. H., Bootzin, R. R., Doghramji, K., Dorsey, C. M., Espie, C. A., Jamieson, A. O., McCall, W. V., Morin, C. M., & Stepanski, E. J. (2004). Derivation of research diagnostic criteria for insomnia: report of an American Academy of Sleep Medicine Work Group. Sleep, 27(8), 1567-1596.

Fois, C., Wright, M. A. S., Sechi, G., Walker, M. C., & Eriksson, S. H. (2015). The utility of polysomnography for the diagnosis of NREM parasomnias: an observational study

(19)

over 4 years of clinical practice. Journal of neurology, 262(2), 385-393. doi:10.1007 /s00415-014-7578-2

Germo, G. R., Goldberg, W. A., & Keller, M. A. (2009). Learning to sleep through the night: solution or strain for mothers and young children. Infant Mental Health Journal, 30(3), 223-244. doi:10.1002/imhj.20212

Guilleminault, C., Palombini, L., Pelayo, R., & Chervin, R. D. (2003). Sleepwalking and sleep terrors in prepubertal children: what triggers them?.Pediatrics, 111(1), e17-e25. Johnson, M. H. (2003). Development of human brain functions. Biological Psychiatry,

54(12), 1312-1316. doi:10.1016/S0006-3223(03)00426-8

Kotagal, S. (2008). Parasomnias of childhood. Sleep medicine reviews, 13(2), 157-168. doi: 10.1016/j.smrv.2008.09.005

Kothare, S. V., & Ivanenko, A. (Eds.). (2013). Parasomnias: clinical characteristics and treatment. Springer Science & Business Media. doi:10.1007/978-1-4614-7627-6 Kreider, J. C., & Blumberg, M. S. (2004). Hypothalamic contribution to sleep–wake cycle

development. Neuroscience, 123(2), 575-582. doi:10.1016/j.neuroscience.2003.09.025 Lopez, R., Jaussent, I., & Dauvilliers, Y. (2014). Objective daytime sleepiness in patients with

somnambulism or sleep terrors. Neurology, 83(22), 2070-2076. doi: 10.1212/WNL .0000000000001019

Mason, T. B. A., & Pack, A. I. (2005). Sleep terrors in childhood. The Journal of Pediatrics, Vol. 147(3), pp. 388-392. doi:10.1016/j.jpeds.2005.06.042

Ming, X., Sun, Y. M., Nachajon, R. V., Brimacombe, M., & Walters, A. S. (2009). Prevalence of parasomnia in autistic children with sleep disorders. Clinical medicine. Pediatrics, 3, 1.

Miyamoto, H., Katagiri, H., & Hensch, T. (2003). Experience-dependent slow-wave sleep development. Nature neuroscience. doi:10.1038/nn1064

(20)

Nguyen, B. H., Pérusse, D., Paquet, J., Petit, D., Boivin, M., Tremblay, R. E., & Montplaisir, J. (2008). Sleep terrors in children: a prospective study of twins. Pediatrics, 122(6), e1164-e1167. doi:10.1542/peds.2008-1303

Novelli, L., Ferri, R., & Bruni, O. (2013). Sleep cyclic alternating pattern and cognition in children: a review. International Journal of Psychophysiology, 89(2), 246-251. doi:10 .1016/j.ijpsycho.2013.07.009

Ohayon, M. M., & Schenck, C. H. (2010). Violent behavior during sleep: Prevalence, comorbidity and consequences. Sleep Medicine. doi:10.1016/j.sleep.2010.02.016 Petit, D., Pennestri, M. H., Paquet, J., Desautels, A., Zadra, A., Vitaro, F., ... & Montplaisir, J.

(2015). Childhood sleepwalking and sleep terrors: a longitudinal study of prevalence and familial aggregation. JAMA pediatrics. doi:10.1001/jamapediatrics.2015.127 Phillips, A. J. K., Robinson, P. A., & Klerman, E. B. (2013). Arousal state feedback as a

potential physiological generator of the ultradian REM/NREM sleep cycle. Journal of theoretical biology, 319, 75-87. doi:10.1016/j.jtbi.2012.11.029

Provini, F., Tinuper, P., Bisulli, F., & Lugaresi, E. (2011). Arousal disorders. Sleep medicine, 12, S22-S26. doi:10.1016/j.sleep.2011.10.007

Rickert, V. I., & Johnson, C. M. (1988). Reducing nocturnal awakening and crying episodes in infants and young children: a comparison between scheduled awakenings and systematic ignoring. Pediatrics, 81(2), 203-212.

Sateia, M. J. (2014). International classification of sleep disorders. Chest, 146(5), 1387-1394. doi:10.1378/chest.14-0970

Sato, K. (2013). Why does serotonergic activity drastically decrease during REM sleep?. Medical hypotheses, 81(4), 734-737. doi:10.1016/j.mehy.2013.07.041

Scammell, T. E. (2015). Overview of Sleep: The Neurologic Processes of the Sleep-Wake Cycle. The Journal of clinical psychiatry, 76(5), 13-13. doi:10.4088/JCP.14046tx1c

(21)

Scribante, L. (2007). Nightmares and sleep terrors. South African Family Practice, 49(6), 26-27. doi:10.1080/20786204.2007.10873573

Sharpless, B. A., & Barber, J. P. (2011). Lifetime prevalence rates of sleep paralysis: a systematic review. Sleep medicine reviews, 15(5), 311-315. doi:10.1016/j.smrv.2011 .01.007

Valderrama, M., Crépon, B., Botella-Soler, V., Martinerie, J., Hasboun, D., Alvarado-Rojas, C., Baulac, M., Adam, C., & Le Van Quyen, M. (2012). Human gamma oscillations during slow wave sleep. PloS one, 7(4), e33477. doi:10.1371/journal.pone.0033477

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

doorbrengen, kinderen met andere kinderen kunnen samen spelen en/ of ouders andere ouders kunnen ontmoeten in de. aanwezigheid van

Net omwille van die kinderen zetten ze de stap naar diensten en voorzieningen, soms met de angst verkeerd begrepen te worden of hun kind door een plaatsing te verliezen.. Een

In de tweede stap werd aan de ouders die op de screeningslijst aangegeven hadden benaderd te mogen worden voor nader onderzoek een vragenlijst gestuurd met vragen die

Wat we in tabel 4 wel zien, is dat als een werkende moeder geconfronteerd wordt met een werkgever die een onderbreking negatief onthaalt, moeders toch vaak hun loopbaan

Ruben (14 jaar) vertelt: “Omdat ik niet meer thuis ga wonen, ben ik bang dat ik straks opa niet meer zie.” 1 On- dertussen zijn hulpverleners ontevreden over wat ze kunnen doen

Om tot een omvattend raamwerk te komen voor het bepalen of de informatie die ouders krijgen aansluit bij de zorgen en informatiebehoefte die ouders hebben, is

Compared to the national sample, slum residents reported 208 more daily mean minutes of total activity; however, both samples spent similar proportions of total activity on

Namelijk de bevindingen dat er interactie bestaat tussen aantrekkelijkheid en sportprestaties, dat het voor merkattitude niet uitmaakt of een aantrekkelijke sportendorser goed