• No results found

Criteriumvaliditeit van de multidimensionale persoonlijkheidsvragenlijst psychopathie schaal (MPQp)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Criteriumvaliditeit van de multidimensionale persoonlijkheidsvragenlijst psychopathie schaal (MPQp)"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Criteriumvaliditeit van de multidimensionale

persoonlijkheidsvragenlijst psychopathie schaal (MPQp)

Sebastiaan van Luik, 5960797, April 2015

Supervisor: Bruno Verschuere

Abstract

Psychopathie (psychopathische trekken) is een persoonlijkheidsstoornis die veel schade veroorzaakt, zowel financieel als psychologisch. Om meer inzicht te krijgen in psychopathische trekken is het van belang om deze valide en kosteneffectief te kunnen meten. Het is mogelijk gebleken om met een test voor normale persoonlijkheid (Multidimensional Personality Questionaire;MPQ)

psychopathische trekken te kunnen meten. Van Schagen, Verschuere, Eigenhuis, Kamphuis, & Gazendam (2013) hebben met MPQ items een nieuwe test voor het meten van psychopathische trekken ontwikkeld: de MPQp. Onderdeel van de validatie van een nieuw instrument is het onderzoeken van de criteriumvaliditeit, wat nog niet eerder is onderzocht voor de MPQp. Het huidige onderzoek maakte gebruik van een steekproef van 465 eerstejaars psychologiestudenten en 19 verschillende persoonlijkheidstrekken als externe criteria om de criterium validiteit van de MPQp aan te tonen. 16 criteria vertoonden een samenhang met de MPQp die verwacht werd op grond van eerdere onderzoeken en achterliggende theorieën van psychopathische trekken. Zodoende

(2)

Inleiding

Weinig psychologische constructen genieten zoveel aandacht van de populaire media als de

psychopathische persoonlijkheid. Films, boeken en tv-series met een psychopathisch personage zijn er in overvloed. Ook de wetenschap kent een lange geschiedenis van fascinatie met het concept psychopathie. Hoewel grondleggers van de klinische psychologie al schreven over aandoeningen die veel weg hadden van psychopathische trekken (Kraepelin, 1904; Schneider, 1934 aangehaald in (Patrick, Fowles, & Krueger, 2009) is de fundering voor de moderne conceptualisatie van

psychopathische trekken gelegd in het standaardwerk The mask of sanity (Cleckley, 1976). De vraag die Cleckly en zijn voorgangers probeerde te beantwoorden is vandaag de dag nog altijd relevant: ”Wat is psychopathie wel, en wat is het niet?”

Meting van psychopathische trekken

Om bovenstaande vraag te kunnen beantwoorden is het van belang om psychopathische trekken betrouwbaar en valide te kunnen meten. Het meest gebruikte instrument om

psychopathische trekken te meten is de Psychopathy Checklist – Revised (PCL-R; (Hare, 2003). De PCL-R wordt afgenomen als semigestructureerd interview en bestaat uit 20 items die gescoord worden van 0 tot en met 2. De PCL-R wordt gescoord op basis van een semigestructureerd interview en dossierinformatie. Hare gebruikte het voorbeeld van de prototype psychopaat omschreven door Cleckly (1976) als basis voor de ontwikkeling van de PCL. Aan de hand van de criteria van Cleckly werd een forensische populatie globaal gescoord op de aanwezigheid van psychopathie. Vervolgens construeerden de auteurs een grote itemset waaruit 22 items werden geselecteerd die het beste konden discrimineren tussen hoge en lage globale scoring van psychopathische trekken. In de eerste versie van de PCL-R zijn twee items verwijderd en de beschrijving van enkele items licht aangepast. De initiële factor analyses lieten zien dat de PCL-R uit twee factoren bestond. De eerste factor (PCL-R F1) omvatte interpersoonlijke en affectieve kenmerken van psychopathie. Personen die hoog scoren op PCL-R F1 zijn egoïstisch, hardvochtig en meedogenloos. De tweede factor (PCL-R F2) betrof de antisociale en gedragsmatige kenmerken. Personen die hoog scoren op PCL-R F2 leven een chronisch instabiel leven en zijn antisociaal (Hare & Neumann, 2006).

De publicatie van de PCL-R zorgde voor een opleving in het onderzoek naar psychopathische trekken en de test werd de gouden standaard voor het meten van psychopathische trekken. Kritiek was er ook. Met name Cooke en Michie (2001) beargumenteerden dat antisociaal gedrag een gevolg is psychopathische trekken en niet een definiërend kenmerk van het concept. In hun artikel stellen zij voor de items die antisocialiteit meten te verwijderen en een nieuwe factoranalyse uit te voeren. De auteurs vonden een hiërarchisch drie factorenmodel van psychopathische trekken, bestaande uit: (1) arrogante en misleidende interpersoonlijke stijl, (2) gebrekkige affectieve ervaring en (3) impulsieve en onverantwoordelijke gedragsstijl, zie Tabel1. Recent onderzoek toont

overwegend de voorkeur voor het drie factorenmodel. Over het algemeen worden psychopathische trekken in de huidige literatuur geconceptualiseerd als een constellatie van schadelijke

persoonlijkheidstrekken met een dimensionele verdeling (Edens, Marcus, Lilienfeld, & Poythress, 2006; Guay, Ruscio, Knight, & Hare, 2007).

Als psychopathische trekken gezien worden als een persoonlijkheidsstoornis en dus een vorm van persoonlijkheid, heeft dit tot gevolg dat een valide meetinstrument voor psychopathische treken een bepaald onderdeel van de persoonlijkheid in kaart moet brengen. De items die het

(3)

antisociale component van psychopathische trekken meten richten zich daarentegen voornamelijk op observeerbaar gedrag item 10: gebrekkige beheersing van het gedrag; item 12:

gedragsproblemen op jonge leeftijd. “

Het onderscheid tussen gedrag en persoonlijkheid is een belangrijke reden voor Skeem en Cooke (2010) om antisociaal gedrag te zien als een gevolg van psychopathische trekken in plaats van een onderdeel van de stoornis zelf. Het debat over de precieze structuur van de PCL-R is nog gaande. Naar aanleiding van de commentaren op de factorstructuur hebben Hare en collega’s de PCL-R verder onderzocht. Zij kwamen tot een vier factorstructuur: interpersoonlijk, affectief, gedragsmatig en antisociaal (Hare & Neumann, 2006). Deze onderzoekers hebben er nadrukkelijk voor gekozen om het antisociale aspect als onderdeel van psychopathische trekken te blijven conceptualiseren. Als bewijs voor deze keuze noemen zij onderzoek naar de gemeenschappelijke genetische markers voor antisociaal gedrag en psychopathische trekken en longitudinaal onderzoek naar de voorspellende waarde van antisociaal gedrag voor psychopathische trekken (Hare & Neumann, 2010). Ondanks de lopende discussie over de factoren blijft de PCL-R een gevalideerd en betrouwbaar instrument om psychopathie te meten, zowel voor onderzoek als in de klinische praktijk.

Tabel 1

Het drie factorenmodel van de PCL-R en items volgens Cooke & Michie (2001) en de YPI factoren en diens subschalen

PCL-R Factoren PCL-R Items YPI Factoren YPI Subschalen

Arrogante en misleidende interpersoonlijke stijl

- Oppervlakkige charme - Opgeblazen gevoel van eigenwaarde - Pathologisch liegen - Manipulatief Grandioos- Manipulatief (GM) - Onoprechte charme - Grandeur - Liegen - Manipulatie Gebrekkige affectieve ervaring

- Gebrek aan berouw - Ontbreken emotionele diepgang

- Gebrek aan empathie - Onverantwoordelijk Gewetenloos- emotieloos (GE) - Gewetenloos - Emotieloos - Meedogenloos Impulsieve en onverantwoordelijke gedragsstijl - Prikkelhongerig - Parasitaire levensstijl - Ontbreken realistische doelen op lange termijn - Impulsiviteit - Onverantwoordelijk gedrag Impulsief- onverantwoordelijk (IO) - Impulsief - Sensatie zoeken - Onverantwoordelijk

Zelfrapportage van psychopathische trekken

Behalve conceptuele kritieken kent de PCL-R ook enkele praktische tekortkomingen. Zo is de PCL-R specifiek ontwikkeld om psychopathische trekken te meten in een criminele of forensische populatie waarmee deze niet geschikt om af genomen te worden in een normale populatie. Zodoende kan de PCL-R niet gebruikt worden voor onderzoek naar psychopathische trekken in de

(4)

algemene populatie. Verder is een speciale training vereist voor het kunnen afnemen van de PCL-R en is de afname tijdrovend.

Bovengenoemde conceptuele en praktische tekortkomingen hebben er toe geleid dat er verschillende zelfrapportagetesten voor psychopathische trekken zijn ontwikkeld (S. Lilienfeld & Fowler, 2006). Eén hiervan is de Youth Psychopathic Traits Inventory (YPI; (Andershed, Kerr, Sattin, & Levander, 2002). De YPI meet psychopathische trekken aan de hand van drie factoren: Grandioos-Manipulatief (GM), Gewetenloos-Emotieloos (GE) en Impulsief-Onverantwoordelijk (IO). Deze factoren correleren met de drie factoren van PCL-R zoals omschreven door Cooke & Michie (2001; Andershed et al. 2007). De YPI is een valide instrument voor het meten van psychopathische trekken (Neumann & Pardini, 2014; Poythress, Dembo, Wareham, & Greenbaum, 2006) en lijkt de affectieve en interpersoonlijke factoren van psychopathie beter te omvatten dan de PCL: Youth Version (PCL:YV) (Skeem & Cauffman, 2003). Ook is de YPI geschikt om psychopathie te meten in de jong volwassen populatie (Campbell, Doucette, & French, 2009). Ondanks de goede psychometrische eigenschappen van de YPI blijft het een instrument dat afzonderlijk afgenomen dient te worden.

Om de noodzaak voor een afzonderlijke test te elimineren is in dit onderzoek onderzocht of een test voor normale persoonlijkheid psychopathische trekken kan meten. Immers, als

psychopathische trekken een samenstelling zijn van persoonlijkheidskenmerken, dan zou een reguliere persoonlijkheidstest deze trekken mogelijk kunnen meten. Hoewel psychopathische trekken op een valide manier gemeten kunnen worden met de hiervoor besproken zelfrapportage vragenlijsten, is het van belang te onderzoeken of specifieke instrumenten perse noodzakelijk zijn. Zo zou bijvoorbeeld oudere gegevens over persoonlijkheid hergebruikt kunnen worden in onderzoek naar psychopathische trekken.

Psychopathische trekken en persoonlijkheid

Eén van de persoonlijkheidstesten die gebruikt is voor onderzoek naar psychopathische trekken, is de Multidimensional Personality Questionnaire (MPQ; Tellegen,1982). De MPQ is een persoonlijkheidsvragenlijst die het gehele spectrum van persoonlijkheid pretendeert te meten. De MPQ bestaat uit drie factoren van hogere orde die weer opgebouwd zijn uit elf factoren van lagere orde. De drie factoren zijn: Positieve Emotionaliteit (PEM) bestaande uit: Welzijn, Dominantie, Ambitie en Sociale Affiliatie; Negatieve Emotionaliteit (NEM) bestaande uit: Stress Reactiviteit, Agressie en Vervreemding; Geremdheid (CON) bestaande uit: Controle, Voorzichtigheid en Conventionalisme.

De eerste onderzoeken naar de correlaties tussen de MPQ en psychopathische trekken lieten zien dat de verschillende factoren van de PCL-R deels met dezelfde en deels met andere subschalen van de MPQ samenhingen. Beide factoren correleerden positief met Dominantie, wat de drang tot macht en leiderschap omvat en negatief met Sociale Affilatie, wat de hartelijkheid en behoefte tot genegenheid omvat. Specifiek bleek PCL-R F2 negatief te correleren met een lage Terughoudenheid, welke de neiging tot risico’s en impulsief gedrag omvat. (Verona, Patrick & Joiner, 2001; Hicks, Markon, Patrick, Kreuger & Newmann, 2004). Benning, Patrick, Hicks, Blonigen en Krueger(2003) onderzochten de relatie tussen psychopathie gemeten door de

zelfrapportagevragenlijst Psychopathic Personality Inventory (PPI) en de MPQ. De PPI meet psychopathische trekken aan de hand van twee factoren: Onbevreesde Dominantie (PPI-OD) en

(5)

Egocentrische Impulsiviteit (PPI-EI). De PPI-EI overlapt met de lifestyle factor van de PCL-R, terwijl de PPI-OD de onverschrokkenheid van psychopathische trekken meet (Patrick et al., 2009).

De twee factoren van de PPI correleerden sterk met verschillende subschalen van de MPQ. De correlaties lieten een patroon zien dat overeenkwam met de inhoud van de verschillende aspecten van psychopathie. De PPI-OD correlaties schetsten op de MPQ het beeld van iemand die manipuleert, geniet van status, een drang heeft naar sensatie en weinig angsten ervaart. De PPI-EI correlaties schetsten op de MPQ het beeld van iemand die wantrouwend, agressief, afstandelijk, onvoorzichtig en rebels is (Benning et al., 2003). Deze constellatie van correlaties kwam inhoudelijk zo sterk overeen met de factoren van de PPI dat de onderzoekers besloten om te na te gaan of de MPQ psychopathische trekken kon meten. Scores op de PPI konden succesvol voorspeld worden en zodoende psychopathische trekken meten (Benning, Patrick, Blonigen, Hicks, & Iacono, 2005). De validiteit van deze nieuwe test is onderzocht en bleek toereikend (Witt & Donnellan, 2008; Witt, Donnellan, & Blonigen, 2009). De ontdekking dat psychopathische trekken gemeten konden worden met een vragenlijst voor normale persoonlijkheid demonstreerde dat psychopathische trekken nog gemakkelijker gemeten konden worden en dat de eerder verworven data hergebruikt zou kunnen worden voor onderzoek. Verder verstevigde het onderzoek de hypothese dat psychopathische trekken een constellatie van persoonlijkheidstrekken zijn.

Waar Benning en collega’s zich hebben gericht op de PPI en de MPQ, zal het huidige onderzoek zich richten op de MPQ en de drie factoren van de YPI, gebaseerd op het model van (Cooke & Michie, 2001). Van Schagen et al. (2013) hebben een nieuwe schaal, gebaseerd op de YPI, voor de MPQ ontwikkeld genaamd de MPQ-basesd psychopathy scale (MPQp). De MPQp bestaat uit drie factoren die overeenkomen met de YPI: MPQp Grandioos-Manipulatief (MPQp G-M), MPQp Gewetenloos-Emotieloos (MPQP G-E) en MPQP Impulsief-Onverantwoordelijkheid (MPQP I-O). MPQp Grandisoo-Manipulatief en MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk hadden een goede

betrouwbaarheid terwijl MPQp Gewetenloos-Emotieloos een matige betrouwbaarheid vertoonde. Aansluitend hebben Van Schagen et al. (2013) de criteriumvaliditeit van de MPQP onderzocht. De criteria bestonden uit persoonlijkheidskenmerken en psychopathologie waarvan de associatie met psychopathische trekken uit eerder onderzoek bekend was. In totaal werd twee derde van de voorspellingen bevestigd, maar niet elke factor presteerde even goed. De MPQP Grandioos-Manipulatief presteerde het beste, bijna alle voorspellingen konden bevestigd worden. De MPQP Impulsief-Onverantwoordelijk deed het redelijk goed. De verwachte negatieve relatie tussen

negatief affect/neuroticisme en MPQP Impulsief-Onverantwoordelijk kon niet bevestigd worden. Dit is niet geheel onverwachts aangezien het uitblijven van negatieve emotionaliteit beter past in het beeld van MPQp Gewetenloos-Emotieloos. De IO factor bleek voornamelijk gebrekkige inhibitie en de neiging tot alcoholmisbruik te omvatten. De MPQP Gewetenloos-Emotieloos kon een derde van de voorspellingen bevestigen en presteerde zodoende het minste. Mogelijke oorzaken zijn het kleinere aantal criteria dan de andere factoren en het gebrek aan specifieke criteria voor de MPQP Gewetenloos-Emotieloos factor. Aldus kan geconcludeerd worden dat MPQp een veelbelovend instrument is voor het meten van psychopathische trekken in een Nederlandse steekproef, waarvan de criteriumvaliditeit nog niet volledig in beeld is gebracht.

Huidig onderzoek

Het huidige onderzoek tracht de MPQp verder te valideren. Specifieke zal er gekeken worden naar de MPQp Gewetenloos-Emotieloos. Validatie van de MPQp Gewetenloos-Emotieloos is

(6)

van belang omdat het gebrek aan affect wordt gezien als een centraal onderdeel van het concept psychopathische trekken (Cleckly, 1976; Patrick, Fowels & Krueger, 2009). Ook neemt men aan dat de ontwikkeling van Gewetenloos-Emotieloos een belangrijke plaats inneemt in de etiologie van psychopathische trekken als groter geheel (Frick, 2009). Derhalve is het waardevol om deze trekken op jonge leeftijd te kunnen identificeren.

Om externe criteria te vinden maakten Van Schagen et al. (2013) gebruik van een empirische aanpak. Dit hield in dat zij alleen criteria hebben gebruikt waarvan de associatie met

psychopathische trekken in eerder onderzoek gevonden was. Hoewel de empirisch aanpak de gevonden verbanden direct verglijkbaar maakt met eerder onderzoek en ook de MPQp als geheel, beperkt het de keuze van criteria aanzienlijk. Ook heeft deze methode tot gevolg dat er enkele contra indicatieve verwachtingen tot stand kwamen. Zo werd verwacht dat alle factoren positieve samenhang zouden vertonen met impulsiviteit en novelty seeking, terwijl deze

persoonlijkheidstrekken specifiek aan de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk worden toegeschreven. In de PCL-R worden de items rijkelijk beschreven in termen van

persoonlijkheidstrekken waarvan er meerdere niet aan bod zijn gekomen bij Van Schagen et al. (2013). Zodoende maakt het huidige onderzoek gebruik van een theorie gedreven aanpak, waarmee de externe correlaten van de MPQp en haar factoren beter onderzocht worden en komt de

criteriumvaliditeit van de MPQp beter in beeld.

In tegenstelling tot Van Schagen et al. (2013) zijn enkele criteria geselecteerd die als redelijk specifiek voor de Gewetenloos-Emotieloos factor gezien kunnen worden (zie tabel 2). Uitgangspunt bij de selectie van testen was dat de gebruikte criteria nadrukkelijk werden omschreven in de items van de PCL-R. Criteria die niet werden omschreven in de PCL-R items maar wel bekend zijn uit empirisch onderzoek werden uitgesloten. Zodoende is er een selectie gemaakt van testen en bijbehorende subschalen. Aan de hand hiervan zijn de specifieke verwachtingen opgesteld. Verwacht wordt dat MPQp Grandioos-Manipulatief positief correleert met dominantie, ideaal zelfbeeld, vertoon, zelfwaardering, en liegen; negatief met nederigheid, minderwaardigheid en sociale inadequatie. Verder wordt verwacht dat MPQp Gewetenloos-Emotieloos positief correleert met zelfgenoegzaamheid en negatief met gewetensvolheid, gedragsinhibitie, schaamte en

schuldgevoel. MPQP-IO wordt verwacht positief te correleren met extraversie, alcohol- en drugsgebruik, gedragsactivatie en fun seeking.

(7)

Tabel 2

Verwachte correlaties met criterium variabelen, onderverdeeld per MPQp Factor

Factor Vragenlijst Criterium variabelen Verwachting

MPQP Grandioos-Manipulatief ACL Dominantie +

ACL Nederigheid -

ACL Ideaal zelfbeeld +

ACL Minderwaardigheid - ACL Vertoon + NPV Zelfwaardering + NPV Sociale inadequatie - YPI Liegen + MPQP Gewetenloos-Emotieloos 5PFT Gewetensvolheid - BISBAS Gedragsinhibite - NPV Zelfgenoegzaamheid + TOSCA Schaamte - TOSCA Schuldgevoel - MPQP Impulsief-Onverantwoordelijk 5PFT Extraversie + AUDIT Alcoholgebruik +

BISBAS Fun seeking +

BISBAS Gedragsactivatie +

DrugUse Harddrugsgebruik +

Methode Proefpersonen

De steekproef bestond uit 455 eerstejaars psychologiestudenten. De data werd verworven tijdens de testzittingen op de Universiteit van Amsterdam in 2012, als onderdeel van de testweek. De eerstejaars psychologiestudenten aan de UvA die deelnemen aan de testweek worden beloond met research credits. De testweek kent geen exclusiecriteria. De 455 deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 20,10 jaar (SD = 1,89); de leeftijd van de mannelijke deelnemers varieerde van 17 tot en met 28 jaar en van de vrouwen van 17 tot en met 30 jaar. 308 deelnemers waren vrouw (67,5%) en 147 man (32,5%). 36 proefpersonen (7,9%) waren tweetalig en 17 proefpersonen (3,7%) hadden een moedertaal anders dan Nederlands.

Materialen

In tabel 2 staat aangegeven welke schalen van welke vragenlijsten gebruikt worden, welke hieronder worden besproken.

Adjective Checklist (ACL; Gough & Heilbrun, 1983) De ACL is een zelfrapportage vragenlijst die bestaat uit 300 items die in totaal 35 persoonlijkheidstrekken meet. De items bestaan uit bijvoeglijke naamwoorden die op een vijfpunts Likert-schaal worden beantwoord, variërend van 1 (“helemaal niet van toepassing”) tot en met 5 (“helemaal van toepassing”). Voorbeelditems zijn: ”angstig”, “flirterig” en “gereserveerd”. Om ervoor te zorgen dat het voor de proefpersonen niet duidelijk is welk bijvoeglijk naamwoord bij welke persoonlijkheidstrek hoort worden de items in alfabetische volgorde gepresenteerd en zijn sommige items omgekeerd geformuleerd. Zo wordt de

(8)

score op de items “arrogant” en “verwaand” na omscoring opgeteld bij de persoonlijkheidstrek “Nederigheid”. Het huidige onderzoek maakte gebruik van de volgende persoonlijkheidstrekken: Dominantie (Cronbach’s α =.76), Nederigheid (Cronbach’s α =.72), Minderwaardigheid (Cronbach’s α =.80), Ideaal zelfbeeld (Cronbach’s α =.82), Vertoon (Cronbach’s α =.81) en Zorgzaamheid

(Cronbach’s α =.76).

Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT;Babor, Higgins-Biddle, Saunders & Monteiro; 2001) De AUDIT is een zelfrapportage vragenlijst die de hoeveelheid, frequentie en gevolgen van het alcoholgebruik meet. De AUDIT is ontwikkeld om riskante en schadelijke patronen in het alcoholgebruik te identificeren. Acht van de tien items worden beantwoord op een vijfpunts Likert-schaal variërend van 0 (“nooit”) tot en met 4 (Dagelijkst of bijna dagelijks). De laatste twee items vragen naar verwondingen als gevolg van alcoholgebruik en hulpverleningsgeschiedenis en worden beantwoord met een score van 0, 2 of 4. Een voorbeelditem is: ”Hoe vaak zijn er

gelegenheden waarop u 6 of meer glazen alcohol drinkt?” De AUDIT heeft een totaal score van 0 tot en met 40. (Cronbach’s α =.63)

Behavioural Inhibition and Behavioral Activation Scales (BIS/BAS; Carver & White, 1994) De BIS/BAS is een zelfrapportage vragenlijst die bestaat uit 23 items die de motivatie voor gedrag meet. De items zijn geformuleerd in de vorm van stellingen waarvan proefpersonen op een vierpunts Likert-schaal moeten aangeven hoe sterk de stelling op hen van toepassing is. De BIS/BAS

veronderstelt dat twee systemen een rol spelen in de motivatie voor gedrag. De BAS richt zich op het verkrijgen van positieve beloningen (gedragsactivatie) en de BIS richt zich op gedragingen die negatieve consequenties vermijden (gedragsinhibitie). Hoewel de BIS/BAS was opgezet als een vragenlijst met twee factoren bleek uit factoranalyse dat de BAS bestond uit drie sub schalen: drive, fun seeking en reward responsiveness. Het huidige onderzoek maakt gebruik van de BIS (Cronbach’s α =.76), BAS drive (Cronbach’s α =.60) en fun seeking (Cronbach’s α =.30).

The Core Alcohol and Drug Survey (DrugUse; Presley & Meilman, 1994) de DrugUse is een zelfrapportagevragenlijst die het gebruik van alcohol en drugs meet. Proefpersonen moeten

aangeven op een elfpunts Likert-schaal hoe vaak ze een bepaald middel hebben gebruikt: 1 (0 keer), 6 (“41 – 50 keer”) en 11 (“91+ keer”). Er word onderscheid gemaakt tussen twaalf verschillende soorten middelen (o.a. alcohol, sigaretten, opiaten en hallucinogen). De DrugUse bestaat uit en 24 items en het gebruik wordt onderverdeeld in de afgelopen maand en life-time. Dit onderzoek maakt alleen gebruik van de items die harddrug gebruik betroffen (Cronbach’s α =.69).

Multidimensional Personality Questionnaire Brief Form (MPQ-BF; (Patrick, Curtin, & Tellegen, 2002) De MPQ-BF is een zelfrapportagevragenlijst die persoonlijkheid meet aan de hand van drie factoren van hogere orde. Positieve emotionaliteit (PEM) meet de dispositie naar positieve emoties en gedragingen; hoogscoorders hebben een actieve en plezierige houding naar anderen. Negatieve emotionaliteit (NEM) meet de dispositie naar negatieve emoties en gedrag; hoogscoorders hebben een neiging naar het ervaren van emoties zoals angst en woede. De laatste factor meet de neiging naar Geremdheid (CON), hoogscoorders vermijden impulsief, risicovol en onconventioneel gedrag. De drie persoonlijkheidsfactoren bestaan uit elf primaire persoonlijkheidstrekken. PEM bestaat uit: Welzijn, Dominantie, Ambitie en Sociale Affiliatie. NEM bestaat uit Stress Reactiviteit, Agressie en Vervreemding. CON bestaat uit Controle, Voorzichtigheid en Conventionalisme. Ten slotte is er nog de persoonlijkheidstrek Absorption (gevoeligheid voor ervaringen) die op geen factor van hogere

(9)

orde laadt. De MPQ-BF is de verkorte versie van de MPQ en bestaat uit 155 items. De items zijn geformuleerd als stellingen (“Ik ben van nature vrolijk”), de proefpersoon geeft vervolgens aan of dit “juist” of “onjuist” is. Dit onderzoek gebruikt alleen de items die voorkomen in de MPQp en geen originele MPQ schalen.

Multidimensional Personality Questionnaire Based Psychopathy Scale (MPQp; Van Schagen et al., 2013) MPQp is een zelfrapportagevragenlijst voor psychopathische trekken die bestaat uit MPQ items. De MPQp is gebaseerd op de YPI en hanteert dezelfde drie factorstructuur. De MPQp Grandioos-Manipulatief (MPQp Grandioos-Manipulatief) omvat het interpersoonlijke aspect van psychopathische trekken. Hoogscoorders zijn geneigd om mensen te misbruiken, hebben een opgeblazen gevoel van eigenwaarde en liegen gemakkelijk (Cronbach’s α =.79). MPQp Gewetenloos-Emotieloos (MPQp Gewetenloos-Gewetenloos-Emotieloos) omvat het affectieve aspect van psychopathische trekken. Hoogscoorders ervaren structureel minder emoties en zijn hardvochtig van aard

(Cronbach’s α =.62). MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk (MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk) omvat het gedragsmatige aspect van psychopathische trekken. Hoogscoorders zijn geneigd naar ondoordacht en prikkelhongerig gedrag (Cronbach’s α =.80). Voor de ontwikkeling van de MPQp is onderzocht welke MPQ items correleerden met de YPI, vervolgens zijn alleen de items behouden die specifiek op één factor laadden.

Nederlandse Persoonlijkheids Vragenlijst-2 (NPV; Luteyn, Starren & Van Dijk, 1969) De NPV-2 is een persoonlijkheidsvragenlijst die zeven persoonlijkheidskenmerken meet aan de hand van 133 items. Items van de NPV bestaan uit stellingen en worden gescoord op een driepunts Likert-schaal: 3 (“juist”), 2 (“?”) of 0 (”onjuist”). Voorbeelditems zijn: “Ik ben vaak zenuwachtig.” en “In een groep heb ik meestal de leiding.” De NPV is gebaseerd op de California Psychological Inventory (CPI; Gough, 1964). Dit onderzoek gebruikt de dominantie (Cronbach’s α =.65), sociale inadequatie (Cronbach’s α =.87), zelfwaardering (Cronbach’s α =.76) en zelfgenoegzaamheid (Cronbach’s α = .71) schalen.

Test of Self-Concious Affect TOSCA-3 (Tagney et al. 2001) De TOSCA-3 is een zelfrapportage vragenlijst die de neiging naar het ervaren van schuld en schaamte meet. De TOSCA-3 bestaat uit 16 scenario’s of hypothetische situaties waarvan 11 negatief en 5 positief. Bij ieder scenario worden vier of vijf mogelijke reacties gegeven. Proefpersonen moeten op een vijfpunts Likert-schaal (1 “niet waarschijnlijk”; 5 “heel waarschijnlijk”) aangeven hoe waarschijnlijk het is dat zij met de gegeven reacties zullen reageren. Voorbeeld van een scenario is: “Je maakt een fout op werk en komt er achter dat een collega de schuld krijgt”. Twee van de vijf gegeven reacties zijn: ”Je zou je ongelukkig voelen en erop gebrand zijn de situatie te corrigeren.” en “Je zou je stilhouden en deze medewerker uit de weg gaan.” De TOSCA-3 tracht schaamte en schuld te meten als persoonlijkheidstrek en mede daarom hebben de gegeven reacties affectieve, cognitieve en gedragsmatige kenmerken. De TOSCA-3 kent in totaal zes schalen. Dit onderzoek maakt gebruik van de Schaamte (Cronbach’s α =.80) en Schuld (Cronbach’s α =.73) schalen.

Vijf persoonlijkheidsfactoren Test (5PFT; Elshout & Akkerman, 1975) De 5PFT is een persoonlijkheidsvragenlijst die bestaat uit vijf onafhankelijke factoren: extraversie, sociabiliteit, consciëntieusheid, neuroticiteit en ontwikkeling. Sommige factoren hangen samen, anderen niet. De 5PFT bestaat uit 70 items die op een zevenpunts Likert-schaal worden gescoord. De 5PFT vindt zijn oorsprong in het Big-Five model. De rationale achter het big-five model is dat belangrijke

(10)

ontwikkeld uit lexicaal onderzoek. Het huidige onderzoek zal alleen de gewetensvolheid (Cronbach’s α = .80) en extraversie (Cronbach’s α = .88) schaal gebruiken.

Youth Psychopathic Traits Inventory (YPI; Andershed et al. 2002) De YPI is een zelfrapportage vragenlijst die ontwikkeld is om psychopathische trekken te meten bij adolescenten. Doelstelling tijdens de ontwikkeling van de YPI was het formuleren van items die door de normale populatie als negatief beschouwd worden en de psychopathische populatie als positief. De YPI bestaat uit 50 items en wordt gescoord op een vierpunts Likert-schaal. Antwoorden variëren van “Helemaal niet van toepassing” tot en met “Heel erg van toepassing” de YPI bestaat uit tien subschalen die gezamenlijk drie factoren van psychopathie meten. De YPI meet niet het antisociale aspect van psychopathische trekken, zoals voorgesteld door Cooke & Michie (2001). In dit onderzoek wordt alleen de Liegen (Cronbach’s α =.89) schaal gebruikt.

Procedure

Ieder jaar worden de eerstejaars psychologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam aangemoedigd om deel te nemen aan de testweek. Als afgezien wordt van deelname moeten studenten een vervangende opdracht maken om de propedeutische fase met succes af te ronden. Het huidige onderzoek maakte gebruik van data verkregen tijdens de testweek van 2012. Vanwege het grote aantal deelnemers werden de proefpersonen in twee groepen ingedeeld, de dinsdag- of donderdagavond. Deelnemers konden een voorkeur opgeven maar om de spreiding gelijk te houden kon dit verzoek niet altijd gehonoreerd worden. De testweek bestond uit vijf testzittingen van 18:00 tot 20:15 uur, op een locatie van de Universiteit van Amsterdam. Gedurende de testzittingen waren er geen proefleiders aanwezig. In plaats daarvan kregen de deelnemers aan het begin van de eerste zitting een introductievideo te zien en waren er testmedewerkers aanwezig om vragen te

beantwoorden. Alle testen werden digitaal afgenomen.

Resultaten

Van de 455 deelnemers vulde er uiteindelijk 436 de MPQp in, 138 mannen en 298 vrouwen. De totale uitval bedroeg 4,2%; waarvan 3,4% onder de vrouwelijke deelnemers en 6,5% onder de mannelijke deelnemers. De gemiddelde leeftijd bedroeg 19,72 jaar (SD = 1,87), dit verschilde 1,9% met de originele steekproef. Voor de mannelijke deelnemers was de gemiddelde leeftijd 20,45 jaar (SD = 2,06) en 19,39 jaar (SD = 1,67) voor de vrouwelijke deelnemers. Met een indepedent t-test is onderzocht of er een verschil was in leeftijd tussen de uitgevallen deelnemers en de uiteindelijke selectie. Er was geen sprake van een significant verschil in leeftijd tussen de uiteindelijke selectie (M = 19.72; SD = 1.87) en de uitgevallen deelnemers (M = 20.50; SD = 1.6); t (444) = -1.17, p = .242. Met Pearson’s chi squared is berekend of er een sekseverschil was tussen de uiteindelijke selectie en uitgevallen deelnemers. Er was geen sprake van een significant sekserverschil tussen de uiteindelijke selectie en uitgevallen deelnemers; X2 = .131 p = .718. De schaal Fun Seeking van de BISBAS is verwijderd uit de analyse vanwege een niet toereikende betrouwenbaarheid (Cronbach’s α =.30).

De gebruikte testen werden afgenomen verspreid over de verschillende testzittingen, zodoende zijn deze gevoelig voor uitval. Wegens de afwezigheid van een testleider of exit-interview voor deelnemers die besluiten te stoppen, kan niet worden aangewezen waarom deelnemers precies besloten niet meer mee te doen of waarom de testen niet volledig zijn ingevuld. Wel is bekend dat sommige proefpersonen hun deelname staken omdat ze de studie psychologie voortijdig

(11)

stopzetten, besluiten de vervangende opdracht te doen of het simpelweg vergeten. Zodoende is het aantal proefpersonen per test verschillend.

Sekseverschillen

Omdat de vrouwelijke populatie meer dan twee keer zo groot was dan de mannelijke populatie zijn de sekseverschillen verder onderzocht. Aan de hand van een independent t-test is onderzocht of mannen en vrouwen significant verschilden op leeftijd, MPQp scores en de criterium maten. Om meer inzicht te krijgen in de effectgroottes is Cohen’s D brekend, zie tabel 5 voor een overzicht. Mannen bleken significant ouder te zijn dan vrouwen; het effect was matig. Verder bleken mannen op alle factoren van de MPQp significant hoger te scoren dan vrouwen; voor MPQp Grandioos-Manipulatief was het effect matig, voor MPQp Gewetenloos-Emotieloos groot en voor MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk klein. Ten slotte werd er ook een sekseverschil gevonden voor de meeste criteria. Op twaalf van de negentien criteria verschillenden mannen en vrouwen

significant van elkaar. Mannen scoorden hoger op ACL Ideaal zelfbeeld, NPV Dominantie, YPI Lie, NPV Zelfgenoegzaamheid, AUDIT totaalscore, BISBAS BAS Drive en DrugUse Harddrugs; vrouwen scoorden hoger op ACL Nederigheid, 5PFT Gewetensvolheid, BISBAS BIS, TOSCA Schaamte en TOSCA Schuld. Omdat er wezenlijke geslachtsverschillen waren in zowel leeftijd, MPQp factoren als criteria, is besloten om de verdere analyses voor mannen en vrouwen apart te doen. De implicaties van het gevonden geslachtsverschil op het huidige onderzoek worden besproken in de conclusie.

Tabel 3

Sekseverschillen voor leeftijd, MPQp scores en externe criteria

Man Vrouw N M SD N M SD t Cohen’s D Leeftijd 138 20.44 2.06 298 19.38 1.66 5.20** .55 MPQp Grandioos-Manipulatief 138 11.93 4.37 298 8.97 4.30 6.66** .68 MPQp Gewetenloos-Emotieloos 138 8.97 2.74 298 5.50 2.46 10.63** 1.33 MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk 138 8.24 3.78 298 7.24 4.02 3.60** .025 ACL Dominantie 137 33.64 5.66 298 33.22 4.94 .87 .09 ACL Nederigheid 137 33.21 4.70 298 34.65 4.89 -2.97** -.31

ACL Ideaal Zelfbeeld 137 35.79 5.22 298 32.96 4.79 5.75** .58

ACL Minderwaardigheid 137 20.83 5.61 298 21.96 5.29 -2.01* -.21 ACL Vertoon 137 32.02 5.57 298 31.52 5.61 1.16 .12 NPV Dominantie 65 21.63 6.05 143 17.48 6.76 4.22** .64 NPV Zelfwaardering 65 28.51 6.17 143 27.42 5.68 1.20 .18 NPV Sociale Inadequatie 66 8.51 8.50 143 8.45 6.67 .049 -.00 YPI Lie 136 9.01 2.66 298 7.68 2.44 5.11** .50 5pft Gewetensvolheid 137 59.16 10.77 298 63.41 10.39 -3.93** -.97 BISBAS BIS 116 3.04 0.65 275 3.65 .59 -9.07** -1.00 NPV Zelfgenoegzaamheid 65 11.86 5.44 143 9.79 4.47 2.89** .41 TOSCA Schaamte 138 38.41 7.86 298 47.72 8.36 -11.03** -1.15 TOSCA Schuld 138 56.70 7.92 298 62.36 6.30 -8.03** -.79 5pft Extraversie 137 63.41 13.68 298 64.63 11.71 -.96 -.08

AUDIT Totaal score 130 11.57 4.76 289 8.85 3.99 5.69** .62

BISBAS BAS Drive 116 13.27 2.78 275 12.33 2.49 3.54** .37

(12)

Inter-factor correlaties

Gebruikmakend van Pearson’s r zijn de inter-factor correlaties tussen de MPQp Grandioos-Manipulatief, MPQp Gewetenloos-Emotieloos en MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk berekend. Voor de effectgroottes van Pearson’s r is de volgende interpretatie gehanteerd: 0.1 – 0.3 als “klein”, 0.3 – 0.5 als “matig”, en > 0.5 als “groot”. Zie tabel 4.

Tabel 4

Onderlinge samenhang tussen de drie MPQp factoren

MPQp

Grandioos-Manipulatief MPQp Gewetenloos-Emotieloos MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk MPQp Grandioos-Manipulatief 1 - - MPQp Gewetenloos-Emotieloos .309* 1 - MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk .435* .287* 1 * p < .01 Hoofdanalyse

Gebruikmakend van Pearson’s r zijn de zero-order correlaties tussen de MPQp factoren Grandioos-Manipulatief, gewetenloos-emotieloos, impulsief-onverantwoordelijk en 18 criterium maten berekend. Het huidige onderzoek heeft een groot (18) aantal a priori hypotheses, daarom is er gebruik gemaakt van de Bonferroni correctie (Holm, 1979); de aangepaste alfa kwam neer op .0026 (.05/19). Met de split-file methode zijn correlaties apart voor mannen en vrouwen berekend; alle correlaties worden hieronder besproken. Zie tabel 6 voor een overzicht en de effectgroottes.

De MPQp Grandioos-Manipulatief vertoonde, volgens de verwachting, bij de vrouwelijke proefpersonen significante positieve correlaties met: ACL Dominantie, ACL Ideaal Zelfbeeld, ACL Vertoon, NPV Zelfwaardering en YPI Liegen; en significante negatieve correlaties met ACL Nederigheid en Sociale Inadequatie. De bij de mannelijke proefpersonen werden, volgens de verwachting, significante positieve correlaties gevonden met ACL Dominantie, ACL Ideaal Zelfbeeld en ACL Vertoon. Tegen de verwachting in werd er bij de vrouwelijke proefpersonen geen significante negatieve correlaties gevonden met ACL Minderwaardigheid. Bij de mannelijke proefpersonen werd tegen de verwachting in geen significante negatieve correlaties gevonden met ACL

Minderwaardigheid en NPV Sociale Inadequatie; ook de verwachte positieve correlaties met NPV Zelfwaardering en YPI Liegen werden niet bevestigd.

De MPQp Gewetenloos-Emotieloos vertoonde, volgens de verwachting, voor zowel de mannelijke als vrouwelijke proefpersonen significante negatieve correlaties met 5PFT

Gewetensvolheid, BIS, Schaamte en Schuld. Tegen de verwachting in werd er geen positieve correlatie met NPV Zelfgenoegzaamheid werd gevonden, voor zowel de vrouwelijke als mannelijke proefpersonen.

De MPQp Impulsief-onverantwoordelijk vertoonde, volgens de verwachting, bij de

vrouwelijke proefpersonen significante positieve correlaties met: 5PFT Extraversie, AUDIT totaal en BAS Drive. Bij de mannelijke proefpersonen werden, volgens de verwachting, significante positieve

(13)

correlaties gevonden met 5PFT Extraversie en AUDIT totaal. Bij de vrouwelijke proefpersonen werd, tegen de verwachting in, de positieve correlatie met DrugUse Hardrugs niet gevonden. Bij de mannelijke proefpersonen werd, tegen de verwachting in, geen positieve correlatie met DrugUse Hardrugs en BAS Drive gevonden

Tabel 5

De verwachte samenhang tussen de verschillende factoren en criterium variabelen en de uitkomst verdeeld naar geslacht

Factor Criterium variabelen Verwachting Uitkomst

Mannen Uitkomst Vrouwen

MPQP Grandioos-Manipulatief Dominantie + + + Nederigheid - - - Ideaal zelfbeeld + + + Minderwaardigheid - -n.s. - n.s. Vertoon + + + Zelfwaardering + +n.s. + Sociale inadekwatie - -n.s. - Liegen + +n.s. + MPQP Gewetenloos-Emotieloos Gewetensvolheid - - - Gedragsinhibite - - - Zelfgenoegzaamheid + +n.s. +n.s. Schaamte - - - Schuldgevoel - - - MPQP Impulsief-Onverantwoordelijk Extraversie + + + Alcoholgebruik + + + Gedragsactivatie + +n.s. + Harddrugsgebruik + +n.s. +n.s. Correlaties met p > .0026 zijn als niet significant (n.s.) gemarkeerd

Specificiteit van de criteria

Om de specificiteit van de hypothesen te onderzoeken is gekeken of de criteria significant sterker correleerden met de verwachte factor dan de twee overige factoren. Hiervoor is gebruik gemaakt van Steiger’s z-test (Steiger, 1980), voor deze berekening is gebruik gemaakt van de standaard .05 alfa waarde. Hieronder worden alleen de correlaties genoemd die significant sterker samenhingen met de voorspelde MPQp factor dan de twee andere factoren. Zodoende komt de specificiteit van de criteria in beeld. In tabel 6 zijn de specifieke correlaties dikgedrukt.

In vergelijking met de andere factoren vertoonde de MPQp Grandioos-Manipulatief een significant grotere positieve correlatie, zowel voor mannen als vrouwen, met ACL Ideaal Zelfbeeld (Z = 2.27 p < .01, Z = 2.39 p < .01; Z = 4.62 p < .01, Z = 4.57 p < .01) en NPV Dominantie (Z = 2.42 p < .01, Z = 2.26 p < .01; Z = 5.40 p < .01 Z = 6.93 p < .0) Alleen de vrouwelijke proefpersonen

vertoonden een significant grotere positieve correlatie met ACL Dominantie (Z = 3.72 p < .01, Z = 4.13 p < .01). Een significant grotere negatieve correlatie werd, zowel voor mannen als vrouwen, gevonden met ACL Nederigheid (Z = -2.70 p < .01, Z = -2.87 p < .01; Z = -8.02 p < .01, Z = -3.49 p < .01)

In vergelijking met andere factoren vertoonde de MPQp Gewetenloos-Emotieloos, zowel voor mannen als vrouwen, een significant grotere negatieve correlatie met BIS (Z = -3.57 p < .01, Z = -1.78 p < .01; Z = -8.51 p < .01; Z = -3.32 p < .01) en Tosca Schaamte (Z = -2.71 p < .01, Z = -2.79 p < .01; Z = -3.37 P < .01, Z = -2.66 p < .01). In vergelijking met de andere factoren vertoonde de MPQp Gewetenloos-Emotieloos geen significant positievere correlatie met een criteria.

(14)

In vergelijking met andere factoren vertoonde de MPQP Impulsief - Onverantwoordelijk, bij de mannelijke proefpersonen, een significant grotere positieve correlatie met de AUDIT (Z = 1.62 p < .05, Z = 2.35 p < .01), bij de vrouwelijke proefpersonen.

Bij de berekening van Steigers’s Z bleek dat enkele testen correlaties vertoonden met MPQP factoren die sterker waren dan met de voorspelde factoren. Bij de vrouwelijke proefpersonen correleerde ACL minderwaardigheid significant sterker met MPQp Gewetenloos-Emotieloos in plaats van de voorspelde MPQp GrandioosManipulatief, 5 PFT Gewetensvolheid (Z = 4.47 p < .01, Z = -8.23 p < .01) correleerde significant sterker met MPQp Grandioos-Manipulatief in plaats van de voorspelde MPQp Gewetenloos-Emotieloos, 5PFT Extraversie (Z = 6.78 p < .01, Z = 4.48 p < .01) correleerde significant sterker met MPQp Gewetenloos-Emotieloos in plaats van de voorspelde lifestyle factor.

(15)

Tabel 6

Hypotheses en Pearson’s r correlaties tussen de achttien Externe Criteria en de drie MPQp factoren, onderverdeeld naar sekse. Criteria die significant sterker correleerde met een enkele factor dan de twee anderen zijn dikgedrukt.

* p < .05, ** p < .01, *** p <.0026

MPQp Grandioos-Manipulatief MPQp Gewetenloos-Emotieloos MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk

Hypothese Man Vrouw Hypothese Man Vrouw Hypothese Man Vrouw

ACL Dominantie + .326*** .430*** .146* .194*** .249*** .162***

ACL Nederigheid - -.492*** -.580*** -.245*** -.083 -.224** -.381**

ACL Ideaal Zelfbeeld + .424*** .437*** .210** .141** .194* .140**

ACL Minderwaardigheid - -.120 -.159** -.226** -.316*** -.214 -.128* ACL Vertoon + .332*** .439*** .194* .100* .330*** .382*** NPV Dominantie + .456*** .706*** .117 .281** .141 .118 NPV Zelfwaardering + .199 .239*** .162 .175* .181 .049 NPV Sociale Inadekwatie - -.209* -.368*** -.146 -.315*** -.419*** -.134 YPI Lie + .234** .376*** .156* .114* .069 .346*** 5pft Gewetensvolheid .102 -.044 - -.396*** -.319*** -.456*** -.557*** BISBAS BIS -.053 -.053* - -.430*** -.430*** -.272*** -.272*** NPV Zelfgenoegzaamheid .163 .163 + .221* .221* -.304** -.304 TOSCA Schaamte -.142* -.080 - -.402*** -.304*** -.160* -.145** TOSCA Schuld -.162 -.098 - -.293*** -.253*** -.149* -.206*** 5pft Extraversie .337*** .532*** .113 .113* + .323*** .266***

AUDIT Totaal score .279*** .244*** .137 .210*** + .387*** .350***

BISBAS BAS Drive .315*** .291*** .149 .128* + .101 .190***

(16)

Discussie

Doel van de huidige studie was het verder bevestigen van de criteriumvaliditeit van de MPQp. Waar voorgaand onderzoek gebruik maakte van reeds bekende associaties tussen psychopathische trekken en externe criteria, maakte het huidige onderzoek gebruik van externe criteria die omschreven zijn in de PCL-R items. 11 van de 18 voorspelde verbanden met de criteria werden gevonden, zowel voor mannen als vrouwen. Drie voorspelde verbanden werden niet gevonden voor zowel mannen als vrouwen, vier anderen verbanden werden alleen niet onder de mannelijke deelnemers gevonden. De verschillende prestaties van de MPQp voor mannen en vrouwen kan verklaard worden door de grotere vrouwelijke steekproef. Mannen scoorden

significant hoger op alle factoren, wat consistent is met de literatuur (Verona & Vitale, 2006). Huidig onderzoek is een verdere bevestiging van de criteriumvaliditeit van de MPQp als test voor

psychopathische trekken in een niet forensische steekproef, zowel voor mannen als vrouwen. Om de validiteit van de MPQp in een breder geheel te kunnen plaatsten moet gekeken worden of de afzonderlijke factoren van de MPQp en de vragenlijst als geheel geplaatst kunnen worden binnen de algemeen geaccepteerde theorieën over psychopathische trekken. De factor MPQp Grandioos-Manipulatief vertoonde positieve samenhang met: dominantie, ideaal zelfbeeld, vertoon, zelfwaardering en de neiging tot liegen en een negatieve samenhang met: nederigheid en sociale inadequatie. Uit deze correlaties ontstaat het beeld van een sociaal vaardig, overheersend, hoogmoedig en bedrieglijk persoon. De factor MPQp Gewetenloos-Emotieloos vertoonde een negatieve samenhang met: gewetensvolheid, inhibitie van gedrag, schaamte en schuld. Deze correlaties schetsen het beeld van iemand met gebrekkige affecten en interne regulering. Ten slotte vertoonde de factor MPQp Impulsief-Emotieloos positieve samenhang met: extraversie,

alcoholgebruik en drive. Deze correlaties schetsen het beeld van een ontremd en prikkelhongerig persoon. De verwachte correlaties tussen Minderwaardigheid, Zelfgenoegzaamheid en DrugUse werden niet gevonden. Dit lijkt geen probleem te zijn voor de validiteit van de MPQp omdat deze uitval gelijkmatig is verdeeld over de drie factoren en omdat er voor deze niet bevestigde

verwachtingen wel correlaties zijn gevonden met schalen die overlappen of correlaties met andere factoren lieten zien. Zo bleek Minderwaardigheid negatief te correleren met de MPQp Gewetenloos-Emotieloos in plaats van de MPQp Grandioos-Manipulatief, zo lijkt het gebrek aan

Minderwaardigheid beter te passen in het gebrek aan affect. Ten slotte kan gezegd worden dat de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk wel met middelengebruik samenhangt (alcohol) maar niet specifiek met de DrugUse vragenlijst.

Kijkend naar de gevonden verbanden met de MPQp als groter geheel wordt duidelijk dat deze nauw overeenkomen met de interpersoonlijke, affectieve en gedragsmatige factoren van de PCL-R als omschreven door Cooke en Michie (2001; Zie tabel 2). Verder is er een gewenste gelijkenis te zien tussen de omschrijving van psychopathische trekken “als een constellatie van schadelijke persoonlijkheidstrekken met een dimensionele verdeling” en de externe correlaties van de MPQp factoren. Sommige persoonlijkheidstrekken die samenhingen met de MPQp zijn van zichzelf

schadelijker dan anderen (alcoholgebruik tegenover extraversie), maar het geheel van de gevonden persoonlijkheidstrekken is wat de overeenkomst met de psychopathische persoonlijkheid aantoont.

(17)

Ten slotte sluiten de gevonden resultaten aan bij de breed geaccepteerde theorie die stelt dat psychopathische trekken twee ontwikkelingspaden kennen: low-fear en disinhibited temperament (Patrick et al., 2009); blijkend uit de gevonden samenhang tussen de MPQp met bijvoorbeeld impulsiviteit en een gebrek aan negatieve emotionaliteit. Aldus groeit het bewijs dat de MPQp aansluiting kan vinden bij de heersende theorieën over psychopathische trekken en neemt de validiteit van de MPQp toe.

Specificiteit

Om een breder inzicht te krijgen in de criterium validiteit van de MPQp is onderzocht welke criteria specifiek met een bepaalde factor samenhingen en hoe mannen en vrouwen hierin

verschillen. De MPQP factor Impulsief-onverantwoordelijk had het minste aantal specifieke correlaties. Dat wil zeggen: er waren geen criteria die significant sterker met de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk correleerden dan de andere twee factoren voor zowel mannen als vrouwen. Voor de vrouwelijke populatie bleek alcoholgebruik specifiek met de MPQp

Impulsief-Onverantwoordelijk te correleren. De positieve associatie tussen alcoholgebruik en de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk van psychopathische trekken wordt bevestigd door eerdere onderzoeken (Walsh, Allen, & Kosson, 2007; Hildebrand & de Ruiter, 2004). Een onverwachte specifieke negatieve correlatie werd gevonden tussen de gedragsmatige factor en gewetensvolheid. Deze wordt ondersteund door de empirische literatuur (Lynam et al., 2005), maar de theoretische factorstructuur van de MPQp en YPI ondersteunt dit niet; daarin wordt gewetenloosheid juist in MPQp Grandioos-Manipulatief geplaatst (Andershed et al. 2002, Van Schagen et al. 2013). De persoonlijkheidstrek gewetensvolheid heeft zowel een moreel aspect (normen en waarden) maar ook een aspect dat meer een beroep doet op punctualiteit en ordelijkheid. Op itemniveau wordt duidelijk dat MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk waarschijnlijk een beroep doet op het laatste aspect van gewetensvolheid, bijvoorbeeld: ”Ik improviseer liever dan dat ik dingen voorbereid.”

De specificiteit van de MPQp factor Grandioos-Manipulatief was hoger. Drie van de negen voorspelde criteria (33%) lieten een specifieke associatie met de MPQp Grandioos-Manipulatief zien. Ideaal zelfbeeld en dominantie waren positief geassocieerd met MPQP GRANDIOOS-MANIPULATIEF; nederigheid vertoonde een negatieve associatie. De negatieve samenhang tussen nederigheid en Grandioos-Maipulatieve trekken wordt door eerder onderzoek bevestigd (Lee & Ashton, 2005). Ook de associatie met dominante trekken is eerder gevonden (S. O. Lilienfeld et al., 2012; Manson, Gervais, Fessler, & Kline, 2014). Onverwachts werden specifieke correlaties gevonden van de MPQp Grandioos-Manipulatief met extraversie en BAS drive. Een belangrijke overeenkomst tussen deze twee criteria lijkt prikkelhongerigheid te zijn. Hoewel de drang naar prikkels in de YPI en PCL-R aan de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk factor wordt toegeschreven, is de huidige bevinding eerder gevonden. Uit de meta-analyse van (Poythress & Hall, 2011) bleek een robuuste associatie tussen psychopathische trekken (gemeten door zelfrapportage) en prikkelhongerig gedrag.

De MPQP factor Gewetenloos-Emotieloos presteerde, qua specificiteit, als beste. Twee van de vijf voorspelde criteria (40%) lieten een specifieke associatie met de affectieve factor zien. Gedragsinhibitie en schaamte correleerde beide negatief met MPQP GEWETENLOOS-EMOTIELOOS. De samenhang tussen gedragsinhibitie en het Gewetenloos-Emotieloze aspect is in eerder

onderzoek ook gevonden (Uzieblo, Verschuere, Van den Bussche, & Crombez, 2010). Ook de samenhang tussen afwezige gevoelens van schaamte en het Gewetenloos-Emotieloze aspect komt terug in de literatuur (Holmqvist, 2008). Ten slotte was er nog een onverwachte negatieve

(18)

samenhang tussen minderwaardigheid en MPQp Gewetenloos-Emotieloos. Dit was opvallend aangezien het hoge positieve zelfbeeld met de Grandioos-Manipulatieve factor is geassocieerd (Cooke & Michie, 2001).

Kijkend naar de specificiteit van de MPQp als geheel toonde deze samenhang met criteria die zowel theoretisch verwacht werden als (grotendeels) een empirische ondersteuning kennen. Hoewel slechts enkele criteria specifiek met de verwachte factor samenhingen en enkele

onverwachte resultaten werden gevonden, vormen deze geen bedreiging voor de validiteit. Ten eerste worden de factoren van psychopathische trekken gemeten door de YPI gezien als

samenhangende maar verschillende aspecten van hetzelfde overkoepelende concept (Andershed et al., 2002). Dit houdt in dat de factoren zich van elkaar onderscheiden maar dat de verwachting is, dat een verhoogde score op één factor resulteert in deels verhoogde score op de andere factoren. Het is daarom niet opmerkelijk dat slechts een beperkt aantal criteria specifiek met één factor samenhingen. Immers, als de factoren samenhangen, zullen de externe criteria dit ook doen. Ten tweede moet in acht genomen worden dat er een verschil is tussen het concept van

psychopathische trekken en de testen voor psychopathische trekken (Skeem & Cooke, 2010). Patrick et al.(2009) onderstrepen dit verschil en stellen dat vanuit een theoretische perspectief de YPI (en de PCL-R) eerder een twee factorstructuur kent (impulsiviteit en onverschrokkenheid). Deze

discrepantie tussen theorie en empirie maakt het aannemelijk dat het huidige onderzoek sterkere samenhang vond met anderen factoren dan verwacht op basis van de inhoud van de PCL-R items. Zodoende zou de MPQp ook mogelijk andere onderliggende concepten kennen, met deze kennis indachtig is het te verwachten dat door het selecteren van criteria puur op de inhoud van de PCL-R items, afwijkende verbanden gevonden zouden worden met externe criteria.

Sekseverschillen

Hoewel enkele sekseverschillen in het huidige onderzoek zijn gevonden lijken deze geen invloed te hebben gehad op de validiteit van de MPQp en haar factoren; de gevonden verschillen zijn in overeenstemming met de huidige literatuur. In het huidige onderzoek scoorden mannen hoger op alle MPQp factoren, dit verschil wordt in de meeste studies naar psychopathische trekken in een niet forensische steekproef gerepliceerd (Verona & Vitale, 2006). Ook de samenhang met de externe criteria komen grotendeels overeen. Hoewel sommige criteria een sterkere of specifiekere samenhang vertoonden voor mannen of vrouwen, leek dit verschil grotendeels gelijk verdeeld te zijn over de verschillende seksen en een kleine effectgrootte te hebben. Wel zijn er vier criteria

gevonden waarvan de vrouwen significante correlaties met MPQp factoren vertoonden en de mannen niet. Het is aannemelijk dat bij drie criteria sprake is geweest van een vals negatieve

meetfout. De statistische power (1 – β) was zeer laag: zelfwaardering (.11), sociale inadequatie (.13), en drive (.04). De power van Liegen (.48) was beter maar hier moet opgemerkt worden dat sprake was van een trend (p = .003). Verder was geen criteria gevonden waarvan de richting van de correlatie tegengesteld was voor mannen en vrouwen. Zodoende wordt geconcludeerd dat de gevonden sekseverschillen geen invloed hebben op de criteriumvaliditeit van de MPQp.

Beperkingen en suggesties vervolgonderzoek

De huidige studie kent enkele beperkingen. De verschillende factoren van psychopathische trekken worden gezien als verschillend maar tegelijkertijd deels samenhangend. Een gevolg hiervan is dat het vinden van specifieke correlaties moeilijker wordt. Een mogelijke oplossing voor dit

(19)

probleem is het berekenen van partiële correlaties. Desalniettemin is er in deze studie bewust voor gekomen om dit niet te doen. De auteurs (Lynam, Hoyle, & Newman, 2006) demonstreren dat door het berekenen van partiële correlaties onduidelijk wordt welke onderliggende (soms onbekende) constructen gemeten worden wanneer het verband met anderen variabelen verwijderd wordt. Zodoende kunnen partiële correlaties niet vergeleken worden met zero-order correlaties. Het is daarom van belang één methodiek te kiezen en daar consequent in te blijven, in het voorgaande onderzoek (Van Schagen et al., 2013) naar de MPQp zijn de zero-order correlaties leidend voor de conclusie, zo ook in dit onderzoek.

Een ander obstakel was dat een groot deel van de huidige literatuur gebruik maakt van een twee factoren model in plaats van het drie of vier factoren model. Dat maakt het moeilijk om te zeggen of de huidige literatuur de gevonden verschillen tussen de interpersoonlijke en affectieve factor van de MPQp ondersteunt, of niet. Ook kan niet uitgesloten worden dan sommige

overeenstemmingen met de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk het antisociale component bevatten, welke de MPQP niet tracht te meten. Omdat sommige studies naar de criteriumvaliditeit van de PCL-R wel antisociale items meenamen, kan niet uitgesloten worden dat eerder gevonden verbanden specifiek verklaard worden door de antisociale factor. Wel is bekend dat antisociaal gedrag samenhangt met psychopathische trekken, waardoor het niet direct een bedreiging is voor de criteriumvaliditeit van de MPQp. Ook maken de meeste studies gebruik van forensische

populaties waardoor de generaliseerbaarheid van de resultaten verder wordt beperkt.

Verder is het niet mogelijk geweest te onderzoeken of sprake is geweest van faking good, het bewust onderrapporteren van psychopathische trekken. De MPQ-BF bezit een validiteitsschaal die gebruikt kan worden om te corrigeren voor onrealistisch positieve zelfpresentatie, spijtig genoeg zijn deze items niet opgenomen in de afname van de MPQ-BF tijdens de testweek van 2012. De huidige onderzoekers onderstrepen het belang van de afname van deze schaal gezien de manipulatieve aard van psychopathische trekken.

Ten slotte is de huidige studie er niet in geslaagd om specifiek meer onderzoek te doen naar de affectieve factor. In het onderzoek van (Van Schagen et al., 2013) werd benoemd dat deze factor meer aandacht behoeft. Omdat er gebruik is gemaakt van data vergaard tijdens de testweek, was het niet mogelijk om testen toe te voegen die criteria meten die specifiek geassocieerd zijn met de affectieve factor. Ook was de betrouwbaarheid voldoende, maar aan de lage kant. Het is onduidelijk waarom deze factor minder betrouwbaar is. In vervolgonderzoek zou deze factor verder onderzocht kunnen worden.

Verder zou een onderzoek gericht op de gevonden verschillen tussen extraversie en de MPQp Grandioos-Manipulatief en de MPQp Impulsief-Onverantwoordelijk gedaan kunnen worden. Een onderzoek waarin zowel de MPQP als de PCL-R afgenomen worden en een forensische populatie met een gewone populatie worden vergeleken kan op dit punt uitsluitsel bieden.

Praktijktoepassingen

De huidige praktijktoepassingen van de MPQp nemen toe maar kennen ook beperkingen. Het grootste obstakel voor toepassing in de praktijk is het gebruik van dezelfde steekproef voor de ontwikkeling en verdere validatie van de MPQp, zodoende is validatie in een andere steekproef van belang. Wel kan opgemerkt worden dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de MPQp niet valide zou zijn buiten een studentenpopulatie. Wel kan gezegd worden dat de MPQp in staat is om valide en betrouwbaar psychopathische trekken te kunnen meten in een studentenpopulatie. Ander

(20)

onderzoek naar de MPQ in Nederland zou wel de MPQp kunnen gebruiken voor supplementaire analyses.

Conclusie

Voorlopig kan geconcludeerd worden dat de drie factoren van MPQP het concept van psychopathische trekken met voldoende tot goede criteriumvaliditeit gemeten kan worden. De gevonden samenhangende criteria komen grotendeels overeen met de huidige empirische literatuur en de theoretische omschrijving van psychopathische trekken. De gewetenloze-emotieloze factor wordt het beste gemeten, en de impulsief-onverantwoordelijke het minste.

(21)

Referenties

Andershed, H., Kerr, M., Sattin, H., & Levander, S. (2002). Psychopathic traits in non-referred youths: A new assessment tool. (pp. 131 - 158). The Hague: Elsevier.

Benning, S., Patrick, C., Hicks, B., Blonigen, D., & Krueger, R. (2003). Factor structure of the psychopathic personality inventory: Validity and implications for clinical assessment. Psychological Assessment, 15(3), 340-350.

Benning, Patrick, C. J., Blonigen, D. M., Hicks, B. M., & Iacono, W. G. (2005). Estimating facets of psychopathy from normal personality traits - A step toward community epidemiological investigations. Assessment, 12(1)

Campbell, M. A., Doucette, N. L., & French, S. (2009). Validity and stability of the youth psychopathic traits inventory in a nonforensic sample of young adults. Journal of Personality Assessment, 91(6), 584-592.

Cleckley, H. (1976). The mask of sanity (5th ed.) mosby.

Cooke, D., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: Towards a hierarchical model. Psychological Assessment, 13(2), 171-188.

Edens, J., Marcus, D., Lilienfeld, S., & Poythress, N. (2006). Psychopathic, not psychopath: Taxometric evidence for the dimensional structure of psychopathy. Journal of Abnormal Psychology, 115(1), 131-144.

Guay, J., Ruscio, J., Knight, R. A., & Hare, R. D. (2007). A taxometric analysis of the latent structure of psychopathy: Evidence for dimensionality. Journal of Abnormal Psychology, 116(4), 701-716. Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2006). The PCL-R assessment of psychopathy. Handbook of

Psychopathy, , 58-88.

Hare, R. D. (2003). The hare psychopathy Checklist—Revised (2nd edition ed.). Toronto, ON, Canada: Multi-Health Systems.

Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2010). The role of antisociality in the psychopathy construct: Comment on skeem and cooke (2010). Psychological Assessment, 22(2), 446-454.

Hildebrand, M., & de Ruiter, C. (2004). PCL-R psychopathy and its relation to DSM-IV axis I and II disorders in a sample of male forensic psychiatric patients in the netherlands. International Journal of Law and Psychiatry, 27(3), 233-248.

Holm, S. (1979). A simple sequentially rejective multiple test procedure. Scandinavian Journal of Statistics, , 65-70.

Holmqvist, R. (2008). Psychopathy and affect consciousness in young criminal offenders. Journal of Interpersonal Violence, 23(2), 209-224.

Lee, K., & Ashton, M. C. (2005). Psychopathy, machiavellianism, and narcissism in the five-factor model and the HEXACO model of personality structure. Personality and Individual Differences, 38(7), 1571-1582.

(22)

Lilienfeld, S. O., Patrick, C. J., Benning, S. D., Berg, J., Sellbom, M., & Edens, J. F. (2012). The role of fearless dominance in psychopathy: Confusions, controversies, and clarifications. Personality Disorders-Theory Research and Treatment, 3(3), 327-340.

Lilienfeld, S., & Fowler, K. (2006). Promising new self-report measures of psychopathy. Handbook of psychopathy (pp. 115 - 124). New York: The Guilford Press.

Lynam, D. R., Caspi, A., Moffitt, T. E., Raine, A., Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (2005).

Adolescent psychopathy and the big five: Results from two samples. Journal of Abnormal Child Psychology, 33(4), 431-443.

Lynam, D. R., Hoyle, R. H., & Newman, J. P. (2006). The perils of partialling - cautionary tales from aggression and psychopathy. Assessment, 13(3), 328-341.

Manson, J. H., Gervais, M. M., Fessler, D. M. T., & Kline, M. A. (2014). Subclinical primary psychopathy, but not physical formidability or attractiveness, predicts conversational dominance in a zero-acquaintance situation. PloS One, 9(11), e113135-e113135. Neumann, C. S., & Pardini, D. (2014). Factor structure and construct validity of the self-report

psychopathy (srp) scale and the youth psychopathic traits inventory (ypi) in young men. Journal of Personality Disorders, 28(3), 419-433.

Patrick, C. J., Curtin, J. J., & Tellegen, A. (2002). Development and validation of a brief form of the multidimensional personality questionnaire. Psychological Assessment, 14(2)

Patrick, C. J., Fowles, D. C., & Krueger, R. F. (2009). Triarchic conceptualization of psychopathy: Developmental origins of disinhibition, boldness, and meanness. Development and Psychopathology, 21(3), 913-938.

Poythress, N. G., Dembo, R., Wareham, J., & Greenbaum, P. E. (2006). Construct validity of the youth psychopathic traits inventory (YPI) and the antisocial process screening device (APSD) with justice-involved adolescents. Criminal Justice and Behavior, 33(1), 26-55.

Poythress, N. G., & Hall, J. R. (2011). Psychopathy and impulsivity reconsidered. Aggression and Violent Behavior, 16(2), 120-134.

Skeem, J. L., & Cooke, D. J. (2010). Is criminal behavior a central component of psychopathy? conceptual directions for resolving the debate. Psychological Assessment, 22(2), 433-445. Skeem, J., & Cauffman, E. (2003). Views of the downward extension: Comparing the youth version of

the psychopathy checklist with the youth psychopathic traits inventory. Behavioral Sciences & the Law, 21(6), 737-770.

Steiger, J. H. (1980). Tests for comparing elements of a correlation matrix. Psychological Bulletin, 87(2), 245.

Uzieblo, K., Verschuere, B., Van den Bussche, E., & Crombez, G. (2010). The validity of the psychopathic personality inventory-revised in a community sample. Assessment, 17(3), 334-346.

(23)

Van Schagen, S. C., Verschuere, B. J., Eigenhuis, A., Kamphuis, J. H., & Gazendam, F. J. (2013). The MPQ-BF as a 3-factor measure of psychopathic traits: A feasability study. Unpublished, Verona, E., & Vitale, J. (2006). Psychopathy in women: Assessment, manifestations, and etiology. Walsh, Z., Allen, L. C., & Kosson, D. S. (2007). Beyond social deviance: Substance use disorders and

the dimensions of psychopathy. Journal of Personality Disorders, 21(3), 273-288. Witt, E. A., & Donnellan, M. B. (2008). Furthering the case for the MPQ-based measures of

psychopathy. Personality and Individual Differences, 45(3)

Witt, E. A., Donnellan, M. B., & Blonigen, D. M. (2009). Using existing self-report inventories to measure the psychopathic personality traits of fearless dominance and impulsive antisociality. Journal of Research in Personality, 43(6)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

“Jawel, maar ik dacht, dat ze me na al die jaren toch niet meer konden gebruiken en dus heb ik geen moeite gedaan een baan te krijgen”, antwoordt de 52-jarige huisvrouw Els.. Nu

[r]

Waar de loonkloof en het verschil in toelages nog relatief klein is onder UDs en UHDs (rond de €40 euro per maand en 3 tot 5 procentpunten minder kans op een toelage), is er

De klap op 58-jarige leeftijd vindt zijn oorsprong voor een belangrijk deel bij het brugpensioen en de daling op 60-jarige leeftijd is een gevolg van de mogelijkheid om op

Dus, hoewel de oor- zaken van stress meer aanwezig zijn in jobs en sec- toren waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn en hoewel vrouwen naast hun job ook nog vaak in- staan voor de

In tegenstelling tot de verschillen tussen mannen en vrouwen in ervaren hulp vanuit gemeenten, zijn er tussen mannen en vrouwen in de WW geen significante verschil- len in

Als in de praktijk de druk om meer informele hulp te verlenen toeneemt, is er – gegeven de huidige verdeling van arbeid en zorg tussen vrouwen en mannen – een kans dat vrouwen meer