• No results found

De langdurige effecten van alcohol op het geheugen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De langdurige effecten van alcohol op het geheugen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

De langdurige effecten van

alcohol op het geheugen

Masterthese Psychologie, Brein & Cognitie

M. van Hal BSc

10000822

15/08/2015

(2)

1

Inhoudsopgave

Abstract ... 2

Introductie... 3

Alcohol gebruik in adolescenten ... 3

De farmacodynamiek van alcohol ... 4

Alcohol en de hippocampus ... 5

De effecten van alcohol op het geheugen ... 6

Verschil impliciet en expliciet geheugen ... 6

Langdurige effecten van alcohol op het geheugen; WSC taak ... 7

Methode ... 8 Proefpersonen ... 8 Materiaal ... 8 Procedure ... 9 Data-analyse ... 11 Resultaten ... 12 Proefpersonen ... 12

Alcohol gebruik onder mannen en vrouwen ... 12

Langdurige effecten van alcohol op het geheugen; hoofd-analyse ... 14

Aanvulfrequentie WSC en totaal aantal expliciete items; aanvullende analyses ... 16

Discussie ... 18

Literatuur ... 24

(3)

2

Abstract

De laatste jaren is er steeds meer bewijs gevonden voor de negatieve gevolgen van het drinken van alcohol op jonge leeftijd op de ontwikkeling, en het functioneren van de hersenen. Voornamelijk de processen in de hippocampus blijken gevoelig voor de neurotoxische effecten van alcohol en raken daardoor verstoord (Grant et al., 1990; Hunt, 1993; Oscar-Berman et al., 1997; Zeigler et al., 2005). Het gevolg is dat mensen problemen kunnen ervaren met onder andere hun geheugen. Ondanks dat het voor veel jongeren algemeen bekend is dat het drinken van alcohol negatieve gevolgen kan hebben op de latere ontwikkeling, blijven zij erg veel drinken.

In deze studie werd onderzocht of jongeren die veel alcohol drinken een verslechterd geheugen hebben in vergelijking met jongeren die weinig drinken. Er werd zowel naar het impliciete als het expliciete geheugen gekeken. In het onderzoek werden de proefpersonen met behulp van de Alcohol Use Disorder Identification Test (AUDIT) vragenlijst ingedeeld in een groep die weinig alcohol drinkt en een groep die veel alcohol drinkt. Vervolgens kon er voor deze verschillende groepen gekeken worden of de hoeveelheid alcohol effect had op het expliciete of impliciete geheugen. De verwachting was dat alcohol voornamelijk invloed had op het expliciete geheugen. De hersenstructuren die betrokken zijn bij expliciet geheugen zijn namelijk vooral gevoelig voor de neurotoxische effecten van alcohol. Doordat het impliciete geheugen fundamenteel verschilt van het expliciet geheugen, werd deze verslechtering niet verwacht voor het impliciete geheugen. Uit de resultaten bleek dat de proefpersonen die veel alcohol drinken niet significant slechter presteerden op expliciet geheugen dan proefpersonen die weinig alcohol drinken. Ook was er geen significant verschil in impliciet geheugen voor beide groepen.

(4)

3

Introductie

Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de fysiologische en medische consequenties van het drinken van alcohol bij jongeren en vooral in de groep adolescenten. Adolescentie wordt beschouwd als de overgang in de ontwikkeling tussen de jeugd en volledige volwassenheid. Tijdens de adolescentie vinden er verscheidene functionele ontwikkelingen plaats in het centrale zenuwstelsel. Dit wordt ook wel neuromaturatie genoemd. Gedurende dit proces verbetert de effectiviteit van de hersenen door toegenomen myelinatie en selectieve verwijdering van synapsen (synaptic pruning) (Brown et al., 2000; DeBellis et al., 2002; Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder, 2005; Zeigler et al., 2005). De hippocampus en prefrontale cortex zijn hersengebieden die zich voornamelijk actief ontwikkelen gedurende de adolescentie. Deze hersengebieden zijn onder andere relevant voor geheugen, plannen, informatie integreren, abstract denken, problemen oplossen, oordelen en beredeneren (Lynch, 2004; Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder, 2005; Zeigler et al., 2005). Doordat de hersenen van adolescenten nog dynamische veranderingen ondergaan zijn ze waarschijnlijk gevoeliger voor de neurotoxische effecten van alcohol dan volwassenen (Grobin et al., 2001; Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder, 2005; Zeigler et al., 2005; Scaife & Duka, 2009). Het drinken van alcohol op jonge leeftijd kan de ontwikkeling van de hersenen zodanig verstoren dat mensen hier op latere leeftijd ook nog problemen van ondervinden (Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder 2005).

Alcohol gebruik in adolescenten

Het is onder veel jongeren bekend dat het drinken van alcohol negatieve gevolgen kan hebben. Ondanks deze kennis komt het steeds vaker voor dat adolescenten en studenten extreem veel drinken in een korte periode. Dit wordt in het Engels ook wel “binge drinking” genoemd en is door de National Household Survey on Drug Abuse (NHSDA) gedefinieerd als het consumeren van vijf of meer alcoholische consumpties op dezelfde gelegenheid, op tenminste één dag in de afgelopen 30 dagen. Onderzoek uitgevoerd in Amerika heeft aangetoond dat 39% van de studenten ingedeeld konden worden in deze groep (Rockville, 2014). De NHSDA heeft ook nog een groep “heavy drinking” gedefinieerd. Mensen worden tot deze groep gerekend als ze vijf of meer alcoholische consumpties consumeren op dezelfde gelegenheid, op tenminste vijf verschillende dagen in de afgelopen 30 dagen. Uit hetzelfde onderzoek van Rockville (2014) bleek dat 12.7% van de studenten in de “heavy drinking” groep ingedeeld kon worden.

Extreem veel drinken op één avond zorgt ervoor dat alcohol niveaus in de hersenen plotseling hoog worden. Na zo een avond volgt er vaak een periode waarin er geen alcohol

(5)

4 geconsumeerd wordt, waardoor alcohol niveaus in de hersenen weer sterk dalen. Resultaten uit eerdere onderzoeken hebben laten zien dat adolescenten gevoeliger zijn voor de neurotoxische effecten van alcohol dan volwassenen. Hiernaast blijkt dat binge drinken nog eens leidt tot een groter risico op schade in de hersenen (Hunt, 1993; Scaife & Duka, 2009). Een studie van Scaife & Duka (2009) heeft aangetoond dat binge drinkers een kleinere prefrontale cortex hebben dan controle proefpersonen. Ook hebben binge drinkers minder grijze en witte massa volume in vergelijking met de controle proefpersonen. Verder wordt binge drinken geassocieerd met het slechter functioneren van de temporele kwab en de hippocampus. Aanvullend onderzoek heeft laten zien dat vrouwen gevoeliger zijn voor de neurotoxische effecten van alcohol dan mannen (Mann et al., 2005).

De farmacodynamiek van alcohol

Het is aangetoond dat alcohol invloed heeft op het functioneren van de hersenen via verschillende mechanismes, waaronder effecten op ion-kanalen, neurotransmitter receptoren en cel-signalering moleculen. Hierdoor variëren de effecten van alcohol op cellulaire activiteit dus van hersengebied tot hersengebied (Criswell et al., 1993; Crews et al., 1996; White et al., 2000; Zeigler et al., 2005). Alcohol werkt voornamelijk als onderdrukker van het centrale zenuwstelsel. Hier gaat alcohol een interactie aan met verschillende neurotransmitter systemen. Alcohol heeft alleen op bepaalde subtypes van receptor-ion complexen invloed. Zo activeert alcohol de inhibitoire werking van gamma-aminobutyric acid (GABA) op bepaalde subtypes van de GABAA

receptor (White et al., 2000; Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder, 2005; Zeigler et al., 2005). Deze selectiviteit komt ook voor bij glutamaat receptoren, de belangrijkste excitatoire receptoren in het menselijk brein. Alcohol onderdrukt voornamelijk de werking van de N-methyl-D-aspartate (NMDA) receptoren en niet de werking van andere glutamaat receptoren (Oscar-Berman et al., 1997; White et al., 2000; Zeigler et al., 2005). Subtypes van zowel GABAA als NMDA receptoren

zijn verschillend verdeeld in de hersenen. Deze differentiële verdeling draagt bij aan de regionale effecten van alcohol in de hersenen (Criswell et al., 1993; White et al., 2000).

De inhibitoire werking van alcohol op neurotransmitter systemen zorgt echter niet voor de eerder beschreven neurotoxische effecten van alcohol. Er wordt gedacht dat de oorsprong van deze neurotoxische effecten ontstaat gedurende de periode dat er geen alcohol gedronken wordt (Hunt, 1993; Oscar-Berman et al., 1997; Zeigler et al., 2005). Hoge alcoholconsumptie leidt tot een afname in het aantal GABA receptoren, dit proces wordt ook wel down-regulatie genoemd (Oscar-Berman et al., 1997). Op het moment dat mensen stoppen met het drinken van alcohol vindt er een afname plaats van de inhibitoire werking van alcohol op de GABA

(6)

5 receptoren. Het verlies van deze inhibitoire werking, in combinatie met de afgenomen hoeveelheid GABA receptoren door down-regulatie, resulteert in over-excitatie van de hersenen (Oscar-Berman et al., 1997). Deze over-excitatie draagt vervolgens bij aan zogenoemde withdrawal-seizures. Een soortgelijk effect treedt ook op in de NMDA receptoren. Doordat alcohol een inhibitoire werking heeft op deze excitatoire receptoren, zorgt hoge alcohol consumptie voor een toename in het aantal NMDA receptoren en in het bijzonder in de hippocampus (Lovinger et al., 1989; Grant et al., 1990; Oscar-Berman et al., 1997). Wanneer er geen alcohol meer gedronken wordt, zal de toename in het aantal receptoren leiden tot overactiviteit van de NMDA receptoren. Deze glutamaat overactiviteit kan vervolgens weer leiden tot celdood, één van de neurotoxische effecten van alcohol (Oscar-Berman et al., 1997; Zeigler et al., 2005).

Naast de invloed op de werking van GABA en glutamaat receptoren kan het drinken van alcohol ook resulteren in een toename aan endorfine. Endorfine stimuleert vervolgens het vrijkomen van dopamine in de Nucleus Accumbens (NAcc) (Philpot & Kirstein, 1998). De NAcc is een hersengebied die van belang is als het gaat om beloningen. Wanneer dit gebied geactiveerd wordt leidt dit vaak tot een beloningsgevoel voor de persoon die alcohol consumeert. Dit heeft als gevolg dat er meer alcohol gedronken wordt.

Alcohol en de hippocampus

De hippocampus is, samen met anatomisch gerelateerde structuren, essentieel voor de vorming van expliciete herinneringen en is vooral relevant voor het kortetermijngeheugen (Squire, 1992; Lynch, 2004). Herhaling van herinneringen zorgt ervoor dat de informatie steeds meer hippocampus onafhankelijk wordt. Het langetermijngeheugen bevindt zich dan ook vooral in de neocortex (Squire, 1992; Lynch, 2004).

De vorming van herinneringen is afhankelijk van veranderingen in synaptische effectiviteit. Door deze veranderingen worden associaties tussen neuronen versterkt, waardoor informatie opgeslagen kan worden (Lynch, 2004). Een relevant mechanisme, betrokken bij het versterken van synapsen, is lange termijn potentiëring (LTP). Glutamaat speelt hierbij een fundamentele rol (Oscar-Berman et al., 1997; Lynch, 2004; Zeigler et al., 2005). Tijdens LTP reageert het neuron efficiënter op zijn neurotransmitters. Dit komt doordat de synaptische transmissie effectiever wordt door recente activiteit (Bliss & Collingridge, 1993; Zeigler et al., 2005). De gebeurtenis die leidt tot de inductie van LTP is de influx van calcium ionen. In de meeste synapsen die LTP ondersteunen (in de hippocampus en andere hersengebieden) wordt de post-synaptische toename in calcium gemedieerd door activatie van de NMDA receptor (Bliss &

(7)

6 Collingridge, 1993; Lynch, 2004). Zoals eerder beschreven, is het aangetoond dat alcohol interfereert met de activatie van NMDA receptoren. Wanneer de excitatoire werking van de NMDA receptoren geïnhibeerd wordt, zal er dus minder calcium de cel instromen. Wanneer er geen calcium de cel instroomt, kan LTP niet tot stand komen waardoor nieuwe herinneringen minder goed, of niet gevormd worden (Bliss & Collingridge, 1993; Oscar-Berman et al., 1997; Lynch, 2004; Zeigler et al., 2005).

De effecten van alcohol op het geheugen

Eén van de langdurige effecten van alcohol is een verslechtering van het geheugen: alcohol interfereert met het vermogen van de drinker om nieuwe herinneringen te vormen. Niet alle vormen van geheugen zijn verslechterd door alcohol. Alcohol verstoort voornamelijk de vorming van nieuwe, blijvende herinneringen. Verder belemmert alcohol de vorming van expliciete herinneringen. Eerder opgeslagen herinneringen veranderen niet door alcohol gebruik. Ook blijft het onthouden van nieuwe informatie in het geheugen voor enkele secondes intact (Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder; 2005).

Expliciet geheugen wordt ook wel declaratief geheugen genoemd en omvat zowel het episodische als het semantische geheugen. Expliciete herinneringen zijn onder andere herinneringen voor feiten (bijvoorbeeld namen en telefoonnummers) en gebeurtenissen. Expliciet geheugen wordt voornamelijk gebruikt bij het uitvoeren van een taak wanneer bewust terug gedacht wordt aan eerdere herinneringen (Graf & Schacter, 1985; Schacter, 1987; Lynch, 2004). Impliciet geheugen wordt gebruikt wanneer eerdere ervaringen de uitvoering van een taak vergemakkelijken, terwijl deze ervaringen niet bewust of opzettelijk gebruikt worden (Graf & Schacter, 1985; Schacter, 1987). Impliciet geheugen is een vorm van geheugen waarbij simpele associaties gevormd worden. Voorbeelden zijn klassiek conditioneren, het leren van vaardigheden en habituatie. Eerdere onderzoeken van Hashtroudi et al. (1984) en Lister et al. (1991) hebben aangetoond dat alcohol geen effect heeft op het vormen van perceptuele priming associaties, dit is een voorbeeld van impliciet geheugen. In dit onderzoek werd gekeken naar het expliciete geheugen en het impliciete geheugen.

Verschil impliciet en expliciet geheugen

Geheugenonderzoek heeft verschillende bewijzen gevonden die aantonen dat impliciet geheugen fundamenteel verschilt van expliciet geheugen. Zo is gebleken dat de uitvoering van impliciete en expliciete geheugen taken verschillend beïnvloed worden door verschillende experimentele

(8)

7 manipulaties (Graf & Schacter, 1985). Het meest doorslaggevende bewijs komt echter van onderzoek uitgevoerd met amnesiepatiënten. Amnesiepatiënten laten een patroon zien van cognitief functioneren dat gekarakteriseerd wordt door slechte herinneringen voor recente gebeurtenissen, maar relatief normale intellectuele functies en pre-morbide kennis en vaardigheden. Deze groep patiënten zijn dan ook vaak ernstig verslechterd in het uitvoeren van expliciete taken, maar presteren normaal of minder verslechterd op impliciete taken (Graf & Schacter, 1985; Schacter, 1987; Schacter et al., 1993; Lynch, 2004). Aangezien het impliciete geheugen vaak nog intact is bij amnesiepatiënten wordt er aangenomen dat het onafhankelijk is van de hippocampus. Welke exacte hersengebieden wel betrokken zijn bij impliciet geheugen is tot nu toe nog niet bekend.

Langdurige effecten van alcohol op het geheugen; WSC taak

In het huidige onderzoek werd onderzocht wat de langdurige effecten van alcohol zijn op verschillende vormen van geheugen. Er werden drie verschillende groepen onderzocht. Met behulp van de Alcohol Use Disorder Identification Test (AUDIT) vragenlijst werden de groepen “weinig drinkers”, “veel drinkers” en “binge drinkers” gevormd. Weinig drinkers hadden een score van 7 of lager en veel drinkers een score van 8 of meer op de AUDIT. Proefpersonen werden tot binge drinkers gerekend als ze zes of meer glazen alcohol op één gelegenheid dronken.

Uit de resultaten van voorgaande studies is het te verwachten dat alcohol voornamelijk zal resulteren in een achteruitgang van het expliciet geheugen. Ook lijkt binge drinken te zorgen voor een extra verslechtering van het geheugen, doordat de neurotoxische effecten van alcohol in deze groep nog groter zijn. Het impliciet geheugen verschilt fundamenteel van het expliciet geheugen en maakt dus waarschijnlijk gebruik van andere hersenstructuren. Hierdoor is het niet te verwachten dat alcohol een effect zal hebben op deze vorm van geheugen.

Er werden verschillende hypotheses getest. De eerste hypothese was dat de groep mensen die tot de categorie “veel drinkers” gerekend werden, slechter presteren op een test voor expliciet geheugen, maar niet op een test voor impliciet geheugen, in vergelijking met de groep proefpersonen die weinig alcohol drinken. De tweede hypothese was dat de groep proefpersonen die veel alcohol drinken en binge drinken slechter presteren op de test voor expliciet geheugen in vergelijking met de groep mensen die veel alcohol drinken en niet binge drinken. Doordat de neurotoxische effecten van alcohol groter zijn in deze groep proefpersonen, hebben ze mogelijk ook slechter impliciet geheugen.

(9)

8

Methode

Proefpersonen

Er hebben 135 proefpersonen (38 man, 97 vrouw) deelgenomen aan het experiment. Alle proefpersonen waren tussen de 18 en 35 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 22.48 jaar, met een standaard deviatie van 2.94. In dit onderzoek werden jongeren in de leeftijd van 13 tot 23 jaar tot de groep adolescenten gerekend. Het grootste gedeelte van de proefpersonen viel onder deze groep (N = 96). Een vereiste om deel te kunnen nemen aan het onderzoek was dat de proefpersonen goed Nederlands konden spreken en schrijven. Proefpersonen met dyslexie werden om deze reden dan ook uitgesloten van deelname aan het experiment. Het merendeel van de proefpersonen deed een universitaire opleiding (118 wo, 15 hbo, 1 mbo en 1 havo).

Materiaal

De trials werden geprogrammeerd met behulp van Visual C++. Het gehele experiment werd uitgevoerd op een computer met Windows 7. Proefpersonen zaten allemaal op dezelfde afstand van het computerscherm en het experiment werd uitgevoerd in een geluidsdichte ruimte waarvan de ramen afgeschermd werden met zonnewering.

Het experiment maakte gebruik van de Word Stem Completion (WSC) taak. Voor de WSC taak werden vier verschillende sets met relevante stimuli gecreëerd (zie Appendix). Welke van deze sets proefpersonen te zien kregen werd willekeurig bepaald. De eerste item set werd gevormd met behulp van de woordenlijst uit Moors et al. (2012). Er werden in totaal 30 woorden gekozen die allemaal tot een andere categorie behoorden en door Moors et al. (2012) als neutraal gescoord werden in valentie, arousal en dominanatie (zie tabel 1 voor de gemiddelden). De overige drie sets met relevante items werden gevormd door drie alternatieve items uit dezelfde categorieën te kiezen. Alle relevante items moesten aan een aantal eisen voldoen: zo moesten de woorden tussen de zes en negen letters bevatten, geen van de stimuli binnen een set mocht dezelfde woordstam (eerste drie letters van een woord) hebben en de woordstam moest met tenminste vijf andere woorden aangevuld kunnen worden. Naast de 120 woorden voor de verschillende sets, werden er ook nog 60 filler items voorbereid voor de WSC taak. De belangrijkste eis voor deze woorden was dat er geen overeenkomstige woordstammen waren met één van de items uit de relevante sets.

(10)

9 Tabel 1

De valentie, arousal en dominantie waarderingen berekend aan de hand van Moors et al. (2012)

Valentie Arousal Dominantie

Item set 1 4.55 4.02 3.99

Om het alcohol gebruik van de proefpersonen te analyseren werd de AUDIT vragenlijst gebruikt. De AUDIT bestaat uit tien verschillende vragen, waarbij voor elke vraag een score van 0 tot 4 toegekend kan worden. In totaal konden er dus 40 punten behaald worden. In de AUDIT wordt gevraagd naar recent alcohol gebruik, symptomen van alcohol afhankelijkheid en alcohol gerelateerde problemen. Aan de hand van de scores uit de AUDIT werden proefpersonen ingedeeld in verschillende groepen, een groep waarin het alcohol gebruik laag was (een totaal score van < 8) en een groep waar het alcohol gebruik hoog was (een score van ≥ 8). Proefpersonen werden tot de groep binge drinkers gerekend als ze de vraag: ‘Hoe vaak drinkt u zes of meer glazen per gelegenheid?’, beantwoord hadden met minder dan maandelijks, maandelijks, wekelijks, dagelijks of bijna dagelijks.

Procedure

Proefpersonen kregen de instructie dat ze deelnamen aan een onderzoek naar verschillende woordtaken, met het uiteindelijke doel om deze taken te valideren en te verbeteren. Vervolgens kregen ze een informatie brochure te lezen en werden de belangrijkste punten van het onderzoek nog eens kort herhaald. Als de proefpersoon verder geen vragen had werd de informed consent getekend en het experiment gestart.

Het experiment was opgedeeld in verschillende fases, die allemaal uitgevoerd werden op de computer. Per onderdeel kregen proefpersonen op het computerscherm verdere instructies te lezen. Het experiment startte met een studiefase. Tijdens deze fase kregen proefpersonen 60 woord stimuli te zien. Deze 60 woorden bestonden uit 30 relevante items (één van de vier item sets) die twee keer herhaald werden. Woorden werden voor 1 seconde getoond op het midden van het scherm en de volgorde van presentatie werd gerandomiseerd. Er was dus geen pauze na het zien van een complete item set. Om er zeker van te zijn dat proefpersonen ook daadwerkelijk alle items detecteerden, kregen proefpersonen de instructie de woorden hardop voor te lezen.

Na de studie fase volgde direct de impliciete geheugen fase. Gedurende deze fase voerden proefpersonen de WSC taak uit. Hierin werd gekeken of items die eerder in de studiefase getoond werden, impliciet onthouden werden. Proefpersonen kregen in deze taak 90 verschillende woordstammen te zien: 30 woordstammen kwamen overeen met de relevante

(11)

10 items uit de studie fase en 60 nieuwe woordstammen (de filler set). Elke trial startte met een fixatie punt die voor 500 ms in beeld was. Dit fixatie punt werd opgevolgd door een woordstam die 4.000 ms getoond werd. De presentatie van de woordstammen was relatief kort om te voorkomen dat er expliciete geheugen strategieën gebruikt konden worden. Proefpersonen kregen de instructie om de woordstam aan te vullen met het eerste Nederlandse woord dat in ze op kwam. Doordat er bij sommige proefpersonen onduidelijkheid bestond over de hoeveelheid letters waarmee de woordstam aangevuld moest worden, werd na 68 proefpersonen in de instructies toegevoegd dat de woordstam niet per se met drie letters aangevuld hoefde te worden. De volgorde van de woordstammen werd voor elke proefpersoon opnieuw gerandomiseerd. In lijn met eerder onderzoek werd de WSC taak geïntroduceerd als een letter spel, zodat deze taak niet gerelateerd leek aan de studie fase (Graf & Schacter, 1985).

Na de impliciete geheugen fase kregen de proefpersonen de opdracht om 15 minuten lang sudoku’s te maken; deze dienden als afleidingstaak van de studiefase en WSC taak. Na deze sudoku’s begon de laatste fase van het experiment: de expliciete geheugen fase. Tijdens dit gedeelte van het onderzoek kregen de proefpersonen 120 woorden op het computerscherm te zien, de 30 relevante items en de drie alternatieven uit de drie overige sets (90 woorden in totaal). Proefpersonen kregen één voor één alle items te zien. Terwijl de items gepresenteerd werden, werd de proefpersoon gevraagd om aan te geven of ze de items al eerder in het experiment hadden gelezen of getypt. De antwoord opties die de proefpersonen gegeven werden waren: (1) Ja, gelezen; (2) Ja, getypt; (3) Ja, gelezen en getypt; (4) Ja, niet zeker en (5) Nee. De keuze kon gemaakt worden door op één van deze antwoordmogelijkheden te klikken. Als laatste werden de proefpersonen gevraagd om de AUDIT vragenlijst en de Core Alcohol and Drug Survey vragenlijst in te vullen waarna ze klaar waren met het experiment.

Na het doorlopen van de drie verschillende fases van het experiment werd het impliciete en expliciete geheugen per proefpersoon bepaald. Onder impliciet geheugen werden alle items gerekend die goed aangevuld werden in de WSC taak en met nee beantwoord werden tijdens de expliciete geheugen fase. Onder het expliciet geheugen werden alle items gerekend die goed aangevuld werden in de WSC taak en tijdens de expliciete geheugen fase met ja, gelezen beantwoord werden. De verschillende vormen van geheugen kwamen dus tot stand als een score van het aantal items. Er werd ook gekeken naar het aantal vergeten woorden. Deze woorden werden tot de categorie geen herinneringen gerekend. Dit waren alle woorden die niet goed aangevuld werden in de WSC taak en waarvan proefpersonen aangaven dat ze deze ook niet meer herinnerden.

(12)

11

Data-analyse

Voor de data analyse werden de proefpersonen opgedeeld in een groep die weinig alcohol drinkt (AUDIT score van < 8) en een groep die veel alcohol drinkt (AUDIT score van ≥ 8). Het was niet mogelijk om de hypothese over binge drinken te testen. Alle proefpersonen die een score van 8 of meer hadden op de AUDIT vragenlijst, gaven namelijk aan ook regelmatig te binge drinken. Het was dus niet mogelijk om het geheugen te vergelijken voor een groep die veel alcohol drinkt en niet binge drinkt en een groep die veel alcohol drinkt en wel binge drinkt.

De data is vervolgens samengevat met behulp van gemiddeldes en als maat van variabiliteit werd gebruik gemaakt van standaard deviaties. Met behulp van een repeated measures Anova, met een significantiegrens van p < 0.05, werd (1) onderzocht of er een

significante interactie tussen alcohol (hoog vs. weinig) en geheugen (expliciet, impliciet en geen herinneringen) bestaat; en (2) of er een verschil in geheugen bestaat tussen de twee alcohol groepen (hoofdeffect van alcohol). Verschillende drugs werden toegevoegd als covariaten om te controleren voor de effecten van drugs op het geheugen.

Er werden verder nog twee aanvullende analyses gedaan. Met behulp van een repeated measures Anova werd gekeken of de groepen weinig en veel alcohol verschilden in het aantal woorden die goed aangevuld werden in de WSC taak (priming). In deze analyse werd impliciet geheugen vervangen door de aanvulfrequentie in de WSC taak en bleef expliciet geheugen en geen herinneringen hetzelfde. Bij de tweede repeated measures Anova werd gekeken of er een verschil was in het totaal aantal expliciete items voor de verschillenden groepen. Onder het totale aantal expliciete items werden alle items gerekend waarvan proefpersonen aangegeven hadden dat ze zich deze nog herinnerden, ongeacht of ze wel of niet goed aangevuld werden in de WSC taak. In de analyse werd expliciet geheugen vervangen voor totaal aantal expliciete items en bleven impliciet geheugen en geen herinneringen hetzelfde als tijdens de hoofdanalyse.

(13)

12

Resultaten

Proefpersonen

In dit onderzoek hebben 135 proefpersonen deelgenomen. Acht proefpersonen werden uitgesloten voor verdere analyse. Er werden vier proefpersonen verwijderd omdat zij de AUDIT vragenlijst of CORE drugs vragenlijst niet volledig ingevuld hadden. Ook werden twee proefpersonen, met als hoogste opleiding mbo en havo, verwijderd voor verdere analyse omdat zij een lager opleidingsniveau hadden dan de gemiddelde proefpersoon; ervan uitgaande dat proefpersonen op wo- en hbo-niveau allemaal ongeveer even hoog scoren qua intelligentie. Verder, werden nog eens twee proefpersonen verwijderd omdat zij 2.5 standaard deviatie boven het gemiddelde zaten met het aantal vals positieven (false positives) in de expliciete geheugen fase. Woorden werden tot vals positief gerekend als proefpersonen aangaven dat ze een woord al eerder gelezen of geschreven hadden terwijl dit niet het geval was. Wanneer proefpersonen vaak (fout) aangaven dat ze een woord nog herinnerden, zorgde dit ervoor dat het aantal impliciete en expliciete items onnauwkeurig bepaald kon worden. Er bestaat namelijk de mogelijkheid dat deze items per toeval met ja, gelezen beantwoord worden of met nee. Om te voorkomen dat op het aantal items voor impliciet en expliciet geheugen hoger gescoord werd dan daadwerkelijk onthouden werd, zijn deze proefpersonen verwijderd voor verdere analyse. Het uitvalpercentage kwam daardoor uit op 5.93%. Na het verwijderen van proefpersonen was de gemiddelde leeftijd 22.54 jaar (SD = 2.93) en de man vrouw verdeling respectievelijk 34 en 93.

Alcohol gebruik onder mannen en vrouwen

De totaal scores op de AUDIT werden vergeleken voor mannen en vrouwen. Met een onafhankelijke sample t-test werd aangetoond dat er een significant verschil was tussen de gemiddelde AUDIT scores voor mannen en vrouwen t (125) = 3.77, p < 0.001. Mannen hadden

dus gemiddeld een significant hogere score op de AUDIT dan vrouwen (zie tabel 2). Tabel 2

Gemiddelde totaal scores (standaard deviatie) op de AUDIT, voor mannen en vrouwen.

Gemiddelde (SD) totaal score AUDIT

Mannen 10.50 (4.29)

(14)

13 Vervolgens werden de gemiddelde scores voor binge drinken vergeleken. Binge drinken werd geclassificeerd als (0) = nooit, (1) = minder dan maandelijks, (2) = maandelijks en (3) = wekelijks. Een onafhankelijke sample t-test toonde aan dat mannen significant vaker binge drinken dan vrouwen t (125) = 5.40, p < 0.001. De gemiddelde scores voor binge drinken zijn

weergegeven in tabel 3. Tabel 3

Gemiddelde scores voor binge drinken (standaard deviatie), voor mannen en vrouwen.

Gemiddelde (SD) score binge drinken

Mannen 2.18 (0.97)

Vrouwen 1.22 (0.86)

Verder werd er gekeken naar de verschillende vormen van geheugen voor mannen en vrouwen. Meerdere onafhankelijke sample t-testen toonden aan dat mannen en vrouwen niet significant afweken in het gemiddelde aantal items voor de verschillende vormen van geheugen: impliciet geheugen t (125) = 0.26, p = 0.80, expliciet geheugen t (125) = -1.06, p = 0.29 en geen

herinneringen t (125) = 1.85, p = 0.07. In tabel 4 zijn het gemiddelde aantal items weergeven

voor de verschillende vormen van geheugen. Tabel 4

Gemiddelde aantal items (standaard deviatie) voor de verschillende vormen van geheugen voor zowel mannen als vrouwen. Aantal items (SD) Mannen Vrouwen Impliciet geheugen 1.12 (1.18) 1.05 (1.26) Expliciet geheugen 3.88 (2.83) 4.55 (3.25) Geen herinneringen 4.91 (3.35) 3.86 (2.63)

Er werd vervolgens met een repeated measures Anova met een Greenhouse-Geisser correctie een significant hoofdeffect van geheugen gevonden F (1.54, 192.43) = 53.61, p < 0.001.

Echter, was er geen significant interactie effect tussen geslacht en geheugen F (1.54, 192.43)=

2.88, p = 0.07. Het hoofdeffect van geslacht was ook niet significant F (1, 125) = 0.25, p = 0.62.

Met een Bonferroni post hoc test werd gekeken welke vormen van geheugen significant van elkaar verschilden. Hieruit bleek dat impliciet geheugen significant verschilden van expliciet geheugen (p < 0.001) en geen herinneringen (p < 0.001). Alleen expliciet geheugen en geen

(15)

14 herinneringen verschilden niet significant van elkaar (p = 1.00). In figuur 1 zijn het gemiddelde

aantal items voor de verschillende vormen van geheugen voor mannen en vrouwen grafisch weergegeven.

Figuur 1. Het gemiddelde aantal items voor het impliciete en expliciete geheugen en geen herinneringen (no), voor mannen en vrouwen.

Langdurige effecten van alcohol op het geheugen; hoofd-analyse

Als eerste werden de proefpersonen opgedeeld in de categorieën weinig alcohol en veel alcohol. Deze keer werden mannen en vrouwen dus niet apart ingedeeld, maar werd er naar alle proefpersonen gekeken. De groep weinig alcohol bestond uit 61 proefpersonen en de groep veel alcohol uit 66 proefpersonen.

Een repeated measures Anova met een Greenhouse-Geisser correctie werd uitgevoerd om het effect van weinig en veel alcohol gebruik op het geheugen te onderzoeken. In de repeated measures Anova is er ook gecontroleerd voor drugs gebruik. Er werd gecontroleerd voor de drugs marihuana, cocaïne, MDMA en amfetamine. De resultaten toonden een significant hoofdeffect voor geheugen aan: F (1.53, 190.88) = 65.49, p = < 0.001. Er was echter geen

(16)

15 significant interactie effect tussen alcohol en geheugen F (1.53, 190.88) = 0.08, p = 0.87. Het

hoofdeffect van alcohol was ook niet significant F (1, 125) = 1.49, p = 0.23. In tabel 5 zijn het

gemiddelde aantal items voor impliciet en expliciet geheugen en geen herinneringen weergegeven. In figuur 2 zijn deze resultaten nog eens grafisch weergegeven. Verder werden er geen significante interactie effecten gevonden van de covariabelen met geheugen: marihuana F (1,

121) = 0.26, p = 0.60; cocaïne F (1, 121) = 0.83, p = 0.37; MDMA F (1, 121) = 0.27, p = 0.60 of

amfetamine F (1, 121) = 0.71, p = 0.40.

Tabel 5

Gemiddelde aantal items voor impliciet, expliciet geheugen en geen herinneringen (standaard deviatie) voor de groep weinig alcohol en veel alcohol.

Aantal items (SD)

Weinig alcohol Veel alcohol

Impliciet geheugen 0.97 (1.28) 1.17 (1.20)

Expliciet geheugen 4.13 (3.28) 4.59 (3.02)

Geen herinneringen 3.98 (2.60) 4.29 (3.10)

Figuur 2. Gemiddelde aantal items voor impliciet, expliciet geheugen en geen herinneringen (no), voor de groep proefpersonen die weinig alcohol en veel alcohol drinken.

(17)

16 Met meerdere gepaarde sample t-testen werd gekeken welke vormen van geheugen significant van elkaar verschilden. Proefpersonen bleken significant te verschillen in het aantal impliciet en expliciete items t (126) = -11.60, p < 0.001. In tabel 6 is te zien dat proefpersonen

significant meer expliciete items dan impliciete items hadden. Wanneer impliciet geheugen met geen herinneringen vergeleken werd, bleek dat proefpersonen ook significant meer items vergeten waren dan impliciet onthouden hadden t (126) = -11.81, p < 0.001. Tussen expliciet

geheugen en geen herinneringen werd geen significant verschil gevonden t (126) = 0.57, p = 0.57.

Tabel 6

Gemiddelde aantal items (standaard deviatie) voor impliciet, expliciet geheugen en geen herinneringen.

Aantal items (SD)

Impliciet geheugen 1.07 (1.23)

Expliciet geheugen

Geen herinneringen 4.36 (4.54) 4.14 (2.86)

Dezelfde analyses werden ook uitgevoerd zonder de proefpersonen met als hoogste opleiding hbo. De repeated measures Anova toonde aan dat in deze groep proefpersonen ook een significant hoofd effect van geheugen bestond. Er werden echter geen significante interactie effect gevonden van alcohol en geheugen en was er ook geen hoofdeffect van alcohol. Doordat de analyse niet afweek van de hoofdanalyse met de gehele steekproef, zijn deze resultaten vermeld. De resultaten bevatte dus de proefpersonen met als opleiding wo of hbo.

Aanvulfrequentie WSC en totaal aantal expliciete items; aanvullende analyses

Wanneer gebruik gemaakt wordt van de WSC taak is priming een terugkerend begrip. Om te kijken naar priming als maat voor impliciet geheugen werd wederom een repeated measures Anova uitgevoerd waarbij impliciet geheugen vervangen werd door de aanvulfrequentie van woorden in de WSC taak. De andere gegevens bleven hetzelfde. Uit de repeated measures Anova met een Greenhouse-Geisser correctie bleek dat er een significant hoofdeffect van geheugen was

F (1.61, 201.06) = 365.91, p = < 0.001. Er was echter geen significant interactie effect tussen

alcohol en geheugen F (1.61, 201.06)= 0.11, p = 0.86 en het hoofdeffect van alcohol was ook

niet significant F (1, 125)= 0.48, p = 0.49. In tabel 7 zijn de gemiddelde resultaten voor de

(18)

17 Tabel 7

Gemiddelde aantal goed aangevulde woorden (standaard deviatie) in de WSC taak voor de groepen weinig en veel alcohol.

Aantal items (SD)

Weinig alcohol Veel alcohol

Aanvulfrequentie 16.56 (5.72) 16.70 (5.37)

In de laatste fase van het experiment, de expliciete geheugentaak, werden proefpersonen gevraagd om aan te geven of ze de items al eerder in het experiment hadden gelezen of getypt. Een tweede aanvullende analyse werd gedaan waarbij de expliciete items vervangen werden door het totale aantal expliciete items. Uit de repeated measures Anova met een Greenhouse-Geisser correctie bleek dat er een significant hoofdeffect van geheugen was F (1.20, 150.19) = 1110.59, p

= < 0.001. Er was echter geen significant interactie effect tussen alcohol en geheugen F (1.20,

150.19) = 0.02, p = 0.93. Het hoofdeffect van alcohol op geheugen was ook niet significant F (1,

125)= 0.60, p = 0.44. In tabel 8 zijn het gemiddelde aantal totaal expliciete items weergegeven

voor de groep proefpersonen weinig en veel alcohol. Tabel 8

Gemiddelde aantal expliciete items (standaard deviatie) in de WSC taak, voor de groepen weinig en veel alcohol.

Aantal items (SD)

Weinig alcohol Veel alcohol

(19)

18

Discussie

Dat alcohol negatieve gevolgen heeft op de ontwikkeling van de hersenen is tegenwoordig algemeen bekend. Onderzoek heeft uitgewezen dat adolescenten extra kwetsbaar zijn voor de neurotoxische gevolgen van alcohol, omdat hun hersenen nog veel dynamische veranderingen ondergaan (Grobin et al., 2001; Hiller-Sturmhöfel & Swartzwelder, 2005; Zeigler et al., 2005; Scaife & Duka, 2009). In dit onderzoek werd onderzocht of het geheugen van studenten beïnvloed wordt door de hoeveelheid alcohol die zij drinken. Er werd zowel naar het impliciete geheugen als het expliciete geheugen gekeken. Om de hypotheses te testen werd gebruik gemaakt van een WSC taak, opgevolgd door een herkenningstaak. Hieruit kon het aantal impliciete en expliciete items bepaald worden en de items die proefpersonen helemaal vergeten waren. Deze items waren de afhankelijke variabelen (within-subject variabelen). Als onafhankelijke variabelen (between-subject variabelen) werden de groepen weinig en veel alcohol gebruikt.

Uit de resultaten bleek dat mannen significant meer alcohol drinken en vaker binge drinken dan vrouwen. De verschillende vormen van geheugen werden vervolgens vergeleken voor mannen en vrouwen. Het bleek dat mannen en vrouwen gemiddeld niet significant verschilden op het aantal items voor impliciet en expliciet geheugen. Vervolgens werd een repeated measures Anova uitgevoerd. Er werden geen significante interactie effecten gevonden van geslacht op geheugen en geen significant hoofdeffect van geslacht.

Daaropvolgend werden de proefpersonen opgedeeld in de categorieën weinig en veel alcohol. Voor deze twee groepen werd gekeken naar het aantal items per geheugenconditie. Met een repeated measures Anova werd een significant hoofd effect gevonden van geheugen. Er was echter geen significant interactie effect van alcohol en geheugen en ook het hoofd effect van alcohol was niet significant. Vervolgens werden meerdere gepaarde sample t-testen uitgevoerd om het hoofdeffect van geheugen te analyseren. Het bleek dat proefpersonen significant meer expliciete dan impliciete items hadden. Ook werden er significant meer items vergeten dan impliciet onthouden. De woorden uit de studiefase werden dus vaker bewust onthouden, dan dat de woorden door middel van priming, onbewust onthouden werden. Verder lijkt het erop dat proefpersonen vaker woorden vergaten, dan onbewust onthielden. Er werd geen significant verschil gedetecteerd tussen expliciet geheugen en geen herinneringen.

Vervolgens werden nog twee aanvullende analyses uitgevoerd. Met behulp van een repeated measures Anova werd gekeken of de proefpersonen uit de groepen weinig alcohol en veel alcohol verschilden in het aantal items die goed aangevuld werden in de WSC taak. Er werd wederom een hoofdeffect van geheugen gevonden, echter geen interactie effect van alcohol op

(20)

19 geheugen of een hoofdeffect van alcohol. Proefpersonen verschilden niet in het aantal woorden die goed aangevuld werden in de WSC taak. Priming was dus hetzelfde in beide groepen. Tot slot werd nogmaals een repeated measures Anova uitgevoerd waarbij gekeken werd of de groepen proefpersonen verschilden in het totaal aantal expliciete items. Er werd opnieuw een hoofdeffect van geheugen gevonden, maar wederom geen interactie effect van alcohol en geheugen of een hoofdeffect van geheugen. Zowel de proefpersonen uit de groep weinig alcohol als uit de groep veel alcohol, bleken evenveel woorden expliciet onthouden te hebben.

De verkregen resultaten kwamen niet overeen met de vooraf opgestelde hypothese. De proefpersonen uit de groep ‘veel alcohol’ presteerden namelijk niet slechter op een test voor expliciet geheugen dan proefpersonen die tot de groep weinig alcohol gerekend werden. Het aantal expliciete items voor proefpersonen in de groep veel alcohol was ietwat hoger dan voor de groep proefpersonen in de groep weinig alcohol; dit verschil was echter niet significant. Verder werd verwacht dat er geen verschil zou zijn tussen de groepen weinig en veel alcohol voor het impliciete geheugen. Deze hypothese werd bevestigd: er werden namelijk geen significante verschillen gevonden voor het aantal impliciete items tussen de verschillende groepen. De laatste hypothese kon niet getest worden. In deze hypothese werd verondersteld dat proefpersonen die veel alcohol drinken en binge drinken een slechter expliciet geheugen hebben dan proefpersonen die veel alcohol drinken maar niet binge drinken. Deze hypothese kon niet onderzocht worden doordat alle proefpersonen in de groep veel alcohol aangaven ook regelmatig te binge drinken. Het was dus niet mogelijk om onderscheid te maken tussen deze twee groepen, waardoor over deze hypothese geen uitspraken gedaan konden worden.

In dit onderzoek werden niet de verwachte resultaten gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er een verschil in intelligentie was tussen de groepen weinig en veel alcohol. Wanneer proefpersonen in de groep weinig alcohol veelal lager scoren op intelligentie, bestaat de mogelijkheid dat ze hierdoor lager scoren op het aantal impliciete en expliciete items. Om deze reden zijn dezelfde analyses nogmaals uitgevoerd zonder de studenten met als hoogste opleiding hbo. De overgebleven proefpersonen waren of allemaal bezig met een universitaire opleiding of waren al afgestudeerd aan een universitaire opleiding. Het is te verwachten dat studenten op wo-niveau, qua intelligentie, dichter bij elkaar liggen dan wanneer studenten op hbo-niveau ook meegenomen werden in de analyses. Wederom werd een repeated measures Anova uitgevoerd. Er werd echter ook nu geen significant interactie-effect gevonden van alcohol op geheugen. Verder was het hoofdeffect van alcohol ook niet significant. Dit suggereert dat intelligentie, in het huidige onderzoek, niet de oorzaak geweest is van de onverwachte resultaten.

(21)

20 Een alternatieve verklaring zou kunnen zijn dat de proefpersonen die ingedeeld zijn in de groep weinig alcohol, wel veel drugs gebruiken. Om hiervoor te controleren zijn verschillende drugs, waarvan bekend is dat ze geheugen beïnvloeden, meegenomen als covariaten in de repeated measures Anova analyse. Geen van de drugs had een significante interactie met geheugen. In andere woorden: drugsgebruik had geen invloed op de verschillende geheugencondities. Er kan dus geconcludeerd worden dat in de groep weinig alcohol, niet meer drugs gebruikt werd die de resultaten zouden kunnen verklaren.

Een andere oorzaak die de gevonden resultaten zou kunnen verklaren, is dat de proefpersonen in de groep weinig alcohol ook binge drinken. Uit de gegevens van de AUDIT vragenlijst bleek dat van de 61 proefpersonen uit de groep ‘weinig alcohol’, 37 proefpersonen aangaven minder dan maandelijks of maandelijks te binge drinken. Er wordt dus minder vaak alcohol gedronken in deze groep, echter kan het binge drinken voor hersenbeschadiging gezorgd hebben als gevolg van de neurotoxische effecten die het drinken van alcohol teweeg brengt. Dit verklaard mogelijk waarom er geen verschil tussen de twee groepen gevonden werd. Het expliciete geheugen van de proefpersonen in de groep weinig alcohol die ook binge drinken, zou verslechterd kunnen zijn waardoor ze niet verschillen van de groep veel alcohol. In het vervolg is het dus beter om in de groep weinig alcohol geen proefpersonen mee te nemen die ook aangeven aan binge drinken te doen.

Een factor waar geen rekening mee gehouden is in dit onderzoek, maar de resultaten zou kunnen verklaren, is de leeftijd waarop begonnen is met het drinken van alcohol. De proefpersonen in de groep weinig alcohol zijn mogelijk op jongere leeftijd begonnen met het drinken van alcohol dan de proefpersonen in de groep veel alcohol. Ook zou het kunnen zijn dat er op dit moment niet veel alcohol gedronken wordt, maar dat proefpersonen in de groep weinig alcohol dit op jongere leeftijd wel gedaan hebben. In beide gevallen kan er dus al beschadiging van de hersenen opgetreden zijn, waar nu niet meer voor gecontroleerd kon worden.

De verkregen resultaten kunnen echter ook nog door een aantal andere factoren beïnvloed zijn. Ten eerste zou de cutoff score voor de verschillende groepen verkeerd gekozen kunnen zijn. In dit onderzoek werd geen onderscheid gemaakt in cutoff scores voor mannen en vrouwen. Verschillende onderzoeken hebben echter aangetoond dat de schadelijke dosis alcohol voor vrouwen lager ligt dan voor mannen (Mann et al. 2005) en dat een cutoff score van 7 voor vrouwen beter zou zijn (Babor et al. 2001; Kokotailo et al. 2004). Ook gaven ze in het onderzoek van Kokotailo et al. (2004) aan dat een cutoff score van 6 voor een nog hogere sensitiviteit zorgde van de AUDIT in een populatie met alleen studenten. Aangezien in dit onderzoek vrijwel alleen studenten deelgenomen hebben zou dit mogelijk een betere cutoff score geweest zijn.

(22)

21 De AUDIT vragenlijst werd gekozen, omdat alcoholproblematiek op deze manier duidelijk in kaart gebracht kon worden. In de AUDIT vragenlijst worden onder andere vragen gesteld over alcohol afhankelijkheid en alcohol gerelateerde problemen. Uiteindelijk is echter besloten dat deze specifieke vragen niet relevant waren voor het onderzoek. Vragen die wel belangrijk waren om onderscheid te maken tussen proefpersonen die weinig en veel alcohol drinken, waren de vragen hoe vaak drink je alcohol, hoeveel glazen alcohol drink je gewoonlijk op een dag en de vraag over het binge drinken. Het was dus beter geweest een vragenlijst te gebruiken die meer nadruk legt op het drinken van alcohol in bijvoorbeeld de afgelopen maand of het afgelopen jaar. Aan de hand van deze vragen zouden vervolgens de groepen weinig en veel alcohol gevormd kunnen worden. Ook zou een nieuwe vragenlijst vragen moeten bevatten die ingaan op de leeftijd waarop gestart werd met het drinken van alcohol en de hoeveelheid alcohol die gedronken werd in deze periode.

Verder werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van een impliciete en expliciete geheugentaak die over dezelfde woorden gingen. Vervolgens werd aan de hand van een herkenningstaak het aantal items bepaald die tot impliciet en expliciet geheugen gerekend konden worden. Mogelijk zou het beter geweest zijn om voor zowel het impliciete als het expliciete geheugen aparte taken te gebruiken. Normaal gesproken wordt de WSC taak gebruikt om het impliciete geheugen te onderzoeken aan de hand van reactietijden. Wanneer proefpersonen sneller zijn in het aanvullen van woorden uit de studiefase dan in het aanvullen van nieuwe woorden, wordt dit gezien als een vorm van priming (Roediger III et al., 1992). Doordat gebruik gemaakt wordt van woordstammen zijn proefpersonen zich vaak niet bewust van het feit dat de woordstammen overeen komen met de woorden uit de studiefase. Er wordt dan ook geconcludeerd dat proefpersonen onbewust de woorden sneller afgemaakt hebben en dit dus een vorm van impliciet geheugen is. In het huidige onderzoek werd een herkenningstaak toegevoegd om er zeker van te zijn dat woorden daadwerkelijk impliciet onthouden werden en niet expliciet. Veel proefpersonen gaven echter aan dat ze dit een moeilijke en verwarrende taak vonden. Het aantal vals positieven lag daardoor vrij hoog (gemiddeld 17 items fout beoordeeld). De kans is aanwezig dat items tot expliciet of impliciet geheugen gerekend werden, terwijl proefpersonen deze items niet daadwerkelijk bewust of onbewust onthouden hadden. Mogelijk zijn er dus geen verschillen in geheugen gevonden door het design van het onderzoek.

Op basis van dit onderzoek is het niet mogelijk geweest te concluderen dat het drinken van alcohol invloed heeft gehad op het geheugen. Uit resultaten van eerdere onderzoeken werd verwacht dat de proefpersonen uit de groep weinig alcohol een beter expliciet geheugen zouden hebben dan de proefpersonen uit de groep veel alcohol. Er werd met name een verschil in het

(23)

22 expliciete geheugen verwacht, doordat neurotransmitters die betrokken zijn bij LTP onderdrukt worden door het drinken van alcohol (Oscar-Berman et al., 1997; White et al., 2000; Zeigler et al., 2005). LTP komt voornamelijk voor in de hippocampus, de hersenstructuur die cruciaal is voor het expliciete geheugen (Grant et al., 1990; Squire, 1992; Lynch, 2004). Eerder in de discussie zijn een aantal potentiële oorzaken beschreven die mogelijk verklaren waardoor deze resultaten niet in dit onderzoek gevonden zijn.

Vervolgonderzoek kan beter andere taken gebruiken om het impliciete en het expliciete geheugen te onderzoeken dan een WSC taak, gevolgd door een herkenningstaak. In dit onderzoek is bewust gebruik gemaakt van één taak waaruit verschillende vormen van geheugen bepaald konden worden, omdat er een tweede onderzoek gedaan werd met een deel van de proefpersonen. Echter, wanneer alleen het effect van alcohol op geheugen onderzocht wordt is het beter om deze taken te splitsen. Een herkenningstaak om het expliciete geheugen te testen is een geschikte taak. Wanneer deze taak daarentegen gebruikt wordt in vervolgonderzoek is het van belang dat deze op een andere manier afgenomen wordt. Een mogelijke taak die gebruikt zou kunnen worden is de geheugen voor lijsten taak van Roediger & McDermott (1995). In deze taak krijgen proefpersonen een lijst met woorden te zien. Bij de instructies staat aangegeven dat deze woorden zo goed mogelijk onthouden moeten worden, omdat ze hier later op getest zullen worden. Vervolgens wordt na een bepaald tijdsinterval getest hoeveel van deze woorden onthouden zijn. Dit wordt gedaan door proefpersonen alle woorden te laten typen die ze zich denken te kunnen herinneren. Deze test wordt drie keer herhaald met steeds verschillende woorden. Uiteindelijk zouden het aantal items vergeleken kunnen worden voor proefpersonen die weinig en veel alcohol drinken.

Een taak die gebruikt zou kunnen worden om het impliciet geheugen te testen is de Dot Clearing taak. In deze taak lees je snel een aantal woorden. Vervolgens wordt niet gevraagd welke van deze woorden herinnerd worden, maar wordt er getest hoe snel woorden geïdentificeerd kunnen worden. Een woord zit verscholen achter een stippenwolk die langzaam verdwijnt waardoor het woord steeds duidelijker zichtbaar wordt. Wanneer de proefpersoon het woord denkt te kunnen identificeren moet er op de spatiebalk gedrukt worden. Daaropvolgend wordt gevraagd om het woord te typen zodat er gecontroleerd kan worden of de proefpersoon daadwerkelijk het juiste woord gedetecteerd heeft. Van de woorden die juist aangevuld zijn wordt vervolgens gekeken naar de reactietijden. Hierbij is de verwachting dat woorden die eerder in een studiefase getoond zijn, sneller herkend worden achter de stippenwolk dan woorden die voor het eerst getoond worden. Deze reactietijden zouden vervolgens vergeleken kunnen worden als maat van impliciet geheugen, voor de groepen weinig en veel alcohol.

(24)

23 Ondanks dat het huidige onderzoek geen extra bewijs geleverd heeft voor de negatieve gevolgen die het drinken van alcohol kan hebben op de hersenen, blijft dit een erg belangrijk onderwerp. Zoals eerder gezegd neemt het aantal jongeren dat extreem veel drinkt in korte periodes nog steeds toe. Naast de negatieve gevolgen op de hersenen zorgt het drinken van alcohol ook voor acute gezondheid- en veiligheidsconsequenties. Het drinken van alcohol door adolescenten wordt namelijk ook geassocieerd met alcoholvergiftiging, auto-ongevallen, risico seksueel gedrag, verdrinking en drugsgebruik (Zeigler et al., 2005). Het is dus belangrijk dat jongeren het drinken van alcohol niet alleen als leuk gaan zien, maar zich ook bewuster worden van de negatieve gevolgen die het met zich mee kan brengen. Wanneer jongeren bewuster omgaan met het drinken van alcohol, neemt in de toekomst mogelijk het alcoholgebruik onder jongeren af of wordt er pas op latere leeftijd gestart met het drinken van alcohol. Ik denk dus dat het een goede start geweest is dat de leeftijdsgrens waarop legaal alcohol gedronken mag worden, verhoogd is van 16 naar 18 jaar.

(25)

24

Literatuur

Allen, J.P., Litten, R.Z., Fertig, J.B. & Babor, T. (1997). A review of research on the Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT). Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 21,

613-619.

Bliss, T. V. P. & Collingridge, G.L. (1993). A synaptic model of memory: long term potentiation in the hippocampus. Nature, 361, 31-39.

Brown, S. A., Tapert, S. F., Granholm, E. & Delis, D. C. (2000). Neurocognitive functioning of adolescents: effects of protracted alcohol use. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 24,

164-171.

Conigrave, K.M., Hall, W.D., & Saunders, J.B. (1995). The AUDIT questionnaire: choosing a cut-off score. Addiction, 90, 1349-1356.

Criswell, H. E., Simson, P. E., Duncan, G. E., McCown, T. J., Herbert, J. S., Morrow, A. L., & Breese, G. R. (1993). Molecular basis for regionally specific action of ethanol on gamma-aminobutyric acidA receptors: Generalization to other ligand-gated ion channels. Journal of

Pharmacology Experiment Therapeutics, 267, 522–537.

DeBellis, M. D., Clark, D. B., Beers, S. R., Soloff, P. H., Boring, A. M., Hall, Kersh, A. & Keshavan, M. S. (2002). Hippocampal volume in adolescent-onset alcohol use disorders.

American Journal of Psychiatry, 157, 737-744.

Fleming, M.F., Barry, K.L. & MacDonald, R. (1991). The alcohol use disorders identification test (AUDIT) in a college sample. International Journal of the Addictions, 26, 1173-1185.

Graf, P. & Schacter, D.L. (1985). Implicit and explicit memory for new associations in normal and amnesic subjects. Journal of experimental psychology: Learning, Memory and Cognition, 11,

(26)

25 Grant, B. F. & Dawson, D. A. (1997). Age of onset of alcohol use and association with DSM-IV

alcohol abuse and dependence: results from the National Longitudinal Alcohol epidemiologic Survey. Journal of Substance Abuse, 9, 103-110.

Grant, K. A., Vaiverius, P., Hudspith, M. & Tabakoff, B. (1990). Ethanol withdrawal seizures and the NMDA receptor complex. European Journal of Pharmacology, 176, 289-296.

Grobin, A. C., Matthews, D. B., Montoya, D., Wilson, W. A., Morrow, A. L. & Swartzwelder, H. (2001). Age-related differences in neurosteroid potentiation of muscimol-stimulated Cl-flux following chronic ethanol treatment. Neuroscience, 105, 547– 552.

Hashtroudi, S., Paker, E. S., DeLisi, L. E., Wyatt, R. J. & Mutter, S. A. (1984). Intactretention in acute alcohol amnesia. Journal of Experimental Psychology, 10, 156–163.

Hiller-Sturmhöfel, S. & Swartzwelder, H. S. (2005). Alcohol’s effects on the adolescent brain: What can be learned from animal models. Alcohol Research & Health, 29, 213-221.

Hunt, W. A. (1993). Are binge drinkers more at risk of developing brain damage? Alcohol, 10,

559–61.

Kokotailo, P.K., Egan, J., Gagnon, R., Brown, D., Mundt, M. & Fleming, M. (2004). Validity of the Alcohol Use Disorders Identification Test in college students. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 28, 914-920.

Lister, R. G., Gorenstein, C., Fisher-Flowers, D., Weingartner, H. J. & Eckardt, M. J. (1991). Dissociation of the acute effects of alcohol on implicit and explicit memory processes.

Neuropsychologia, 29, 1205–1212.

Lovinger, D. M., White, G. & Weight, F. F. (1989). Ethanol inhibits NMDA-activated ion current in hippocampal neurons. Science, 243, 1721-1724.

(27)

26 Mann, K., Ackermann, K., Croissant, B., Mundle, G., Nakovics, H. & Diehl, A. (2005).

Neuroimaging of gender differences in alcohol dependence: are women more vulnerable?

Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 29, 896–901.

Oscar-Berman, M., Shagrin, B., Evert, D. L. & Epstein, C. (1997). Impairments of brain and behavior: the neurological effects of alcohol. Alcohol Health & Research World, 21, 65– 75.

Philpot, R. M. & Kirstein, C. L. (1998). The effects of repeated alcohol exposure on the neurochemistry of the periadolescent nucleus accumbens septi. NeuroReport, 9, 1359–1363.

Roediger III, H. L., Weldon, M. S., Stadler, M. L. & Riegler, G.L. (1992). Direct comparison of two implicit memory tests: word fragment and word stem completion. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory and Cognition, 18, 1251-1269.

Saunders, J.B., Aasland, O.G., & Babor, T.F. (1993). Development of the Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT): WHO collaborative project on early detection of persons with harmful alcohol consumption-II. Addiction, 88, 791-804.

Scaife, J. C. & Duka, T. (2009). Behavioural measures of frontal lobe function in a population of young social drinkers with binge drinking pattern. Pharmacology, Biochemistry and Behavior, 93,

354–362.

Schacter, D.L. (1987). Implicit memory: History and current status. Journal of experimental psychology: learning, memory and cognition, 13, 501-518.

Wallace, G. B. (1932). The pharmacological actions of alcohol. Alcohol and man, 24-65.

White, A. M., Matthews, D. B. & Best, P. J. (2000). Ethanol, memory and hippocampal function: a review of recent findings. Hippocampus, 10, 88–93.

Zeigler, D.W., Wang, C.C., Yoast, R. A., Dickinson, B.D., McCaffree, M. A., Robinowitz, C.B. & Sterling, M.L. (2005). The neurocognitive effects of alcohol on adolescents and college students. Preventive Medicine, 40, 23–32.

(28)

27

Appendix

Item - Sets Categorie

1 2 3 4

aardbei mandarijn banaan perzik fruit

antilope kameel pinguin tijger dieren

minuut decennium seconde kwartier tijdsindicatoren

tennis ballet roeien klimmen sport

gember bieslook basilicum kerrie kruiden

koning keizer hertog president staatshoofden

broche paraplu bretels ketting accessoires

zanger regisseur acteur tekenaar kunstenaars

diamant kristal smaragd briljant edelstenen

kasteel paleis caravan burcht huis types

kapper advocaat bewaker monteur beroepen

keuken terras berging kantoor ruimtes in huis

kennis vriend collega geliefde relaties

fluweel flanel katoen satijn stoffen

fornuis droger magnetron radiator elektrische apparaten

geiser krater vulkaan lagune natuurfenomeen

trompet drumstel klarinet accordeon muziekinstrumenten

piepen zoemen blaffen knorren dierengeluiden

hoepel domino barbie knikker speelgoed

kleuter zuigeling dreumes senior levensfases

papier porselein graniet metaal materialen

schaar kalender potlood liniaal kantoor artikelen

planeet komeet ruimte heelal astronomie

margriet krokus geranium chrysant bloemen

vinger bekken gezicht boezem lichaamsdelen

darmen longen nieren prostaat organen

wortel courgette champignon spruitjes groentes

chocolade praline karamel vanille zoetigheid

garnaal kreeft tonijn makreel zeedieren

grillen stomen frituren braden kookmethodes

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Integendeel heeft de persoon die 1 à 2 keer een aanval heeft in de week meer aandacht voor zijn of haar epilepsie tijdens het drinken, maar heeft net zoals de anderen weinig

Bovendien is deze Wet geen algemene regel tegen het drinken van alcohol door priesters, maar slechts een gebod tegen het drinken van alcohol door priesters gedurende bepaalde

U krijgt deze folder omdat u op de Spoedeisende Hulp (SEH) bent behandeld en mogelijk ook alcohol of drugs heeft gebruikt voorafgaand aan uw behandeling op de SEH.. Het

De Drank- en Horecawet maakt een strikte scheiding tussen wat verkocht mag worden in levens- middelenwinkels (alleen verkoop van zwak-alcoholhoudende drank voor consumptie elders dan

De meeste panelleden (85%) vinden het goed dat het verbo- den is om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 18 jaar.. Ruim 70% geeft aan dat jongeren wel vanaf 18 jaar alcohol

’ Deze folder geeft informatie over hoeveel alcohol u kan drinken als u de negatieve gevolgen of de risico’s wilt voorkomen of verminderen. In de brochure staan ook tips om

Deze folder geeft informatie over hoeveel alcohol u kan drinken als u de negatieve gevolgen of de risico’s wil voorkomen of verminderen. In de brochure staan ook tips om te

Een aantal voorzieningen zijn gratis en rechtstreeks toegankelijk; bij andere kan je alleen terecht na verwijzing van een hulpverlener of arts?. Mocht je na het lezen van