• No results found

De invloed van de opvoedstijl op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de opvoedstijl op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Graduate School of Child Development and Education

De invloed van de opvoedstijl op het effect van

slaapproblemen op depressie bij adolescenten

Masterscriptie Orthopedagogiek

2013-2014

Naam student: Elianne Hupperetz Studentnummer: 5837634

E-mailadres: elianne.hupperetz@student.uva.nl Onderwerp: Slaap en functioneren van adolescenten

Toewijzing aan leerstoelgroep: Ontwikkelings- en opvoedingsproblemen Begeleider: Dr. G.J.A. Garst

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Samenvatting ... 4

Inleiding ... 5

Theoretisch kader ... 6

Slaapproblemen bij adolescenten ... 6

Slaapstoornissen ... 6

Gevolgen van slaapproblemen ... 9

Depressie ... 9 Opvoedstijl ... 11 Huidig onderzoek ... 13 Methode ... 16 Participanten ... 16 Procedure ... 16 Meetinstrumenten ... 16 Slaapproblemen ... 17 Depressie ... 18 Opvoedstijl ... 19 Statistische analyses ... 19 Resultaten ... 20

Berekening van totaalscore voor slaapproblemen ... 20

Descriptieve gegevens van de schalen ... 21

Toetsen van de hypothesen ... 22

Discussie ... 24

Beperkingen ... 27

(3)

Abstract

The influence of the parenting style on the effect of sleep problems on depression in adolescents

Introduction: Eighty percent of adolescents are not getting enough sleep. This shortage can

have negative consequences for their functioning at school and their mood. A shortage of sleep may even lead to a depression. The current research investigated the relationship between sleep problems and depression in adolescents. In addition it was investigated whether an authoritative parenting style was a mitigating moderator on the effect of sleep problems on depression. There was also studied whether an authoritarian parenting style was an enhancing moderator of the same effect. Method: 149 adolescents filled in a series of questionnaires about varying sleep problems, depression (SMFQ) and parenting style (PBQ). The hypotheses were tested via (multiple) regression analyses. Results: A strong significant positive relationship was found between sleep problems and depression. There was no empirical backup for the moderating function of both the authoritative and the authoritarian parenting style on the effect of sleep problems on depression. Discussion: The strong positive relationship between sleep problems and depression was evident. There is no clarity about the direction of this relationship. Future research about the direction of this relationship and the influence of the parenting style is recommended to improve psychological and medical care for adolescents.

(4)

Samenvatting

De invloed van de opvoedstijl op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten

Inleiding: Tachtig procent van de adolescenten slaapt te weinig, wat negatieve gevolgen kan

hebben voor hun schoolse functioneren en stemming. Slaaptekort kan zelfs leiden tot een depressie. Het huidige onderzoek heeft het verband tussen slaapproblemen en depressie bij adolescenten onderzocht. Daarnaast is gekeken of een autoritatieve opvoedstijl van ouders een verzachtende modererende werking heeft op het effect tussen slaapproblemen en depressie. Vervolgens is gekeken of een autoritaire opvoedstijl van ouders een versterkende modererende werking heeft. Methode: 149 adolescenten hebben een serie vragenlijsten ingevuld betreffende verschillende slaapproblemen, depressie (SMFQ) en opvoedstijl (PBQ). Door middel van (multipele) regressieanalyses werden de hypothesen onderzocht. Resultaten: Er werd een sterk significant positief verband gevonden tussen slaapproblemen en depressie bij adolescenten. In het huidige onderzoek werd voor beide opvoedstijlen geen empirische steun gevonden voor een modererende werking op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten.

Discussie: Het sterke positieve verband tussen slaapproblemen en depressie kwam in het

huidige onderzoek duidelijk naar voren. Er is echter nog onduidelijkheid over de richting van dit verband. Vervolgonderzoek naar dit verband en de invloed van de opvoedstijl is sterk aan te bevelen om psychologisch en medische hulpverlening op het gebied van slaapproblemen en depressie bij adolescenten te verbeteren.

(5)

Inleiding

Tachtig procent van de adolescenten slaapt te weinig (El-Sheikh, 2011). Dit slaaptekort kan grote gevolgen hebben voor het functioneren op school en op de stemming- en emotieregulatie (Dahl & Harvey, 2007 in Harvey, 2011). Een tekort aan slaap is eveneens een risicofactor voor het ontstaan van een depressie (Ford & Kamerow, 1989).

Slaapproblemen bij adolescenten kunnen veroorzaakt worden door verscheidene factoren. Deze factoren zijn op te delen in lichamelijke, psychiatrische, socio-culturele en psychologische factoren (Brand, Hatzinger, Beck, & Holsboer-Trachsler, 2009). Veel van deze factoren zijn niet altijd te voorkomen omdat zij gebonden zijn aan de adolescentiefase, zoals wijzigingen in de sociale omgeving of hormonale veranderingen. Om die reden is het van belang zicht te krijgen op de factoren die de gevolgen van deze slaapproblemen kunnen verminderen (Brand & Kirov, 2011). Een van de factoren die nog onderbelicht zijn in de onderzoeksliteratuur is de invloed van de opvoedstijl van ouders op de relatie tussen slaapproblemen en depressie bij adolescenten (Brand et al., 2009).

In dit onderzoek wordt getracht meer duidelijkheid te scheppen over de invloed van de opvoedstijl op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten. In meerdere theorieën, ondersteund door onderzoek, is de opvoedstijl van ouders als modererende factor naar voren gekomen bij de ontwikkeling van adolescenten (Ishak, Low, & Lau, 2011; Letcher et al., 2004; Brand et al., 2009). Het hanteren van een specifieke opvoedstijl heeft dan een verzachtende, bufferende werking waardoor de negatieve gevolgen voor de adolescent verminderd worden. In de huidige studie zal onderzocht worden of de opvoedstijl van ouders op deze verzachtende, bufferende manier iets bijdraagt aan de relatie tussen slaapproblemen en depressie bij adolescenten. Het is te verwachten dat een adolescent minder last heeft van depressieve gevoelens na een periode van slecht slapen wanneer er thuis sprake is van een begripvolle opvoedsituatie, in tegenstelling tot een strenge en kille opvoedsituatie. De vraag die in het huidige onderzoek centraal staat is of de opvoedstijl van ouders een modererende werking heeft op de relatie tussen slaapproblemen en depressie bij adolescenten.

Het is zinvol om de relatie van slaapproblemen, depressie en opvoedstijl tot elkaar te onderzoeken om meer zicht te krijgen op het ontstaan en in stand houden van depressie bij adolescenten en zodat tijdig maatregelen kunnen worden getroffen om de prevalentie te laten dalen. Resultaten kunnen relevant zijn voor verder onderzoek naar een effectieve behandeling van depressie en kunnen bijdragen aan psycho-educatie voor ouders en adolescenten die te maken hebben met slaapproblemen en/of depressieve klachten.

(6)

Dit onderzoek maakt deel uit van een grootschalig onderzoek naar slaap en functioneren van adolescenten door Dewald, Meijer, Oort en Van Maanen.

Theoretisch kader Slaapproblemen bij adolescenten

Slaap kan gedefinieerd worden als “een omkeerbare toestand met een verminderd bewustzijn

van de omgeving en een verminderde reactie op de omgeving, waarbij het lichaam in betrekkelijke rust verkeert” (Boer, 2010).

Slaap is een ingewikkeld concept dat bepaald wordt door biologische en omgevingsfactoren. Over de functies en werking van slaap is nog veel onbekend. Wel is bekend dat de processen die zich in de hersenen afspelen tijdens de slaap invloed hebben op het cognitieve, fysieke en emotionele presteren gedurende de dag (Brand & Kirov, 2011; Dewald, Meijer, Oort, Kerkhof, & Bögels, 2010). Slaap is bijvoorbeeld nodig voor energiebehoud van het lichaam (Brand & Kirov, 2011). Daarnaast worden tijdens de slaap lichamelijke systemen hersteld, zoals het immuunsysteem (Boer, 2010). Verder is slaap noodzakelijk voor de informatieverwerking. Tijdens de slaap wordt de informatie die de hersenen hebben verzameld opgeslagen in het lange termijn geheugen (Boer, 2010).

Het aantal uren slaap dat nodig is verschilt per leeftijd. Uit onderzoek van Moore en Meltzer (2008) komt naar voren dat adolescenten minimaal negen uur slaap per nacht nodig hebben, maar dat de meerderheid van de adolescenten dit niet haalt. Gezien de invloed van slaap op de cognitieve, fysieke en emotionele toestand van adolescenten mag duidelijk zijn dat wanneer er sprake is van slaapproblemen deze verregaande gevolgen kunnen hebben. Slaapproblemen kunnen zich op verschillende manieren manifesteren en de meest bekende vormen van slaapproblemen zullen hieronder besproken worden.

Slaapstoornissen

Het komt regelmatig voor dat mensen problemen ervaren met hun slaap. Uit onderzoek van Bell en Belsky (2008) naar slaapproblemen onder adolescenten komt naar voren dat ruim 40% van de adolescenten een slaapstoornis heeft.

(7)

vormen van slaapstoornissen: insomnie, hypersomnie, narcolepsie, ademhaling gerelateerde slaapstoornis, circadiane ritmestoornis, nachtmerries, pavor nocturnus en slaapwandelen (American Psychiatric Association, 2000). Deze slaapstoornissen zullen hieronder toegelicht worden.

Onder insomnie vallen zowel problemen met het inslapen aan het begin van de nacht als problemen met doorslapen na het ’s nachts ontwaken (American Psychiatric Association, 2000). Mensen die lijden aan insomnie kunnen ook een combinatie van inslaap- en

doorslaapproblemen hebben. Insomnie komt onder alle leeftijden voor. Bij jong volwassenen uit insomnia zich vaker als inslaapprobleem, terwijl ouderen vaak meer moeite hebben met doorslapen (American Psychiatric Association, 2000). Bij adolescenten ligt de oorzaak van inslaapproblemen vaak bij piekeren. Door de vele veranderingen die plaatsvinden in de adolescentieperiode, zoals het wisselen van school, ontluikende seksualiteit en sociale

verhoudingen, kunnen adolescenten meer last hebben van stress en piekeren, wat het inslapen bemoeilijkt (Brand et al., 2009; Boer, 2010).

Hypersomnie heeft in tegenstelling tot insomnie te maken met overmatig slapen. Mensen die lijden aan hypersomnie hebben langere slaaptijden of dagelijkse slaapperiodes overdag (American Psychiatric Association, 2000). Kenmerken van hypersomnie zijn overmatige slaperigheid overdag, slaapdronkenschap of gedrag vertonen ‘op de automatische piloot’ in plaats van actief bewustzijn. Deze kenmerken zijn aanwezig terwijl de persoon wel voldoende nachtrust heeft gehad (American Psychiatric Association, 2000).

Bij narcolepsie is sprake van herhaaldelijke onbedwingbare slaapaanvallen overdag (American Psychiatric Association, 2000). Daarnaast is er bij mensen die aan narcolepsie lijden vaak sprake van verstoringen van de REM-slaap bij het in slaap vallen of wakker worden en/of kataplexie, spontane spierverslapping (American Psychiatric Association, 2000). Veel adolescenten hebben last van slaperigheid overdag doordat zij een verschuiving in hun slaappatroon meemaken, zij gaan later naar bed (Boer, 2010). Er is echter pas sprake van narcolepsie als iemand geen weerstand kan bieden aan slaapaanvallen overdag en er geen sprake is van andere oorzaken zoals een slechte nachtrust (American Psychiatric Association, 2000).

Bij de ademhaling gerelateerde slaapstoornis is sprake van een verstoorde slaap met slaperigheid als gevolg. De bekendste vorm van deze stoornis is apneu. De oorzaak van de verstoorde slaap bij apneu zijn ademhalingsafwijkingen tijdens het slapen (American

Psychiatric Association, 2000). Deze slaapstoornis komt voornamelijk voor bij mannen boven de vijftig jaar met overgewicht. Bij kinderen en jongeren komt het minder voor en zijn de

(8)

symptomen minder duidelijk aanwezig (American Psychiatric Association, 2000). De circadiane ritmestoornis is een slaapstoornis waarbij sprake is van een herhaaldelijke verstoring van de slaap die veroorzaakt wordt door een verstoring in het slaapwaakritme, de circadiane ritmiek (American Psychiatric Association, 2000). Er kan sprake zijn van een vervroegd slaapritme of juist een vertraagd slaapritme. Dit vertraagde slaapritme komt veel voor onder adolescenten en studenten door de latere bedtijden die zij aanhouden. Deze

stoornis kan tevens veroorzaakt worden door het werken in ploegendiensten, maar is dan vaak van tijdelijke aard (American Psychiatric Association, 2000).

Nachtmerries komen voor onder de gehele populatie. Nachtmerries zijn beangstigende dromen die leiden tot het ontwaken uit de slaap. Er is echter sprake van een slaapstoornis wanneer deze nachtmerries regelmatig voorkomen en de nachtmerries, of het slaaptekort dat er het gevolg van is, zorgen voor een significante beperking in het sociale, beroepsmatige of op andere belangrijke domeinen van het dagelijkse leven (American Psychiatric Association, 2000).

Pavor nocturnus is een slaapstoornis waarbij een persoon regelmatig plotseling wakker wordt uit zijn slaap, gepaard met een paniekerige schreeuw of heftig huilen (American Psychiatric Association, 2000). Tijdens deze aanvallen van angst is de persoon nog in een slaaptoestand en lastig wakker te krijgen. Nadat de persoon ontwaakt uit zijn slaap herinnert hij/zij zich niets van de nachtelijke angst. Pavor nocturnus komt voornamelijk voor bij kinderen (1-6%), maar kan zich ook bij volwassenen voordoen (1%) (American Psychiatric Association, 2000). Pavor nocturnus verdwijnt vaak uit zichzelf tijdens de adolescentie (American Psychiatric Association, 2000).

Slaapwandelen heeft, net als bij nachtmerries, enkel de status van een slaapstoornis wanneer er sprake is van significante beperking in het sociale, beroepsmatige of op andere belangrijke domeinen van het dagelijks leven (American Psychiatric Association, 2000). 10 tot 30% van de kinderen slaapwandelt wel eens, maar bij slechts 1 tot 3% van hen is sprake van een slaapwandelstoornis. Slaapwandelen ontstaat gewoonlijk tussen de leeftijd van vier en acht jaar, maar komt het meeste voor bij kinderen rond de twaalf jaar oud (American Psychiatric Association, 2000).

Slaap is een gedifferentieerd begrip dat uit vele facetten bestaat. In de huidige studie zijn de volgende bovengenoemde stoornissen meegenomen: insomnie, narcolepsie,

(9)

Gevolgen van slaapproblemen

De gevolgen die slaapproblemen bij adolescenten kunnen hebben zijn erg wijdverspreid. De focus van het huidige onderzoek ligt op het verband tussen slaapproblemen en depressie. Om echter een duidelijk beeld te krijgen van de omvang van de gevolgen van slaapproblemen zullen hieronder nog enkele andere gebieden waar slaap invloed op heeft benoemd worden.

Vervolgens zal het verband tussen slaapproblemen en depressie besproken worden.

Slaapproblemen kunnen negatieve gevolgen hebben voor het functioneren op school en op de stemming- en emotieregulatie (Dahl & Harvey, 2007 in Harvey, 2011). El-Sheikh (2011) noemt een verzameling van experimentele onderzoeken waarin wordt aangetoond dat slaapproblemen zorgen voor een significante afname van het cognitieve functioneren, het werkgeheugen en het psychomotorisch functioneren. Slaapkwaliteit, slaapduur en slaperigheid hebben effect op het schoolse functioneren van adolescenten, door de invloed van slaap op geheugen processen en het leren (Dewald et al., 2010). Daarnaast valt op dat adolescenten met hogere cijfers gemiddeld eerder gaan slapen, eerder opstaan en minder lang uitslapen in het weekeinde, in vergelijking met adolescenten die lagere cijfers behalen (Millman et al., 2005 in Boer, 2010).

Slaapproblemen kunnen in de adolescentie leiden tot een lagere zelfwaardering en meer depressieve verschijnselen (Boer, 2010). Volgens Ford en Kamerow (1989) is een tekort aan slaap zelfs een risicofactor voor het ontstaan van een depressie. Uit onderzoek van Wolfson en Carskadon (1998) komt naar voren dat adolescenten met een kortere slaapduur hoger scoren op depressieve stemming.

De effecten van slaapgebrek bij adolescenten worden verergerd doordat in deze leeftijdsperiode grote lichamelijke en geestelijke ontwikkelingen plaatsvinden, waardoor juist een grotere behoefte aan slaap ontstaat (Carskadon in Harvey, 2011; El-Sheikh, 2011).

Depressie

Slaapproblemen en depressie worden al jarenlang door onderzoekers met elkaar in verband gebracht. Het verband tussen slaapproblemen en depressie blijkt echter complex te zijn (Kalak et al., 2012; Brand et al., 2009; Harvey, 2011; Franzen & Buysse, 2008).

(10)

Uit de onderzoeksliteratuur komt naar voren dat de richting van het verband op meerdere manieren causaal geïnterpreteerd kan worden. Uit de onderzoeksliteratuur komen drie1 richtingen van het verband naar voren.

1. Slaapproblemen ! Depressie 2. Depressie ! Slaapproblemen 3. Slaapproblemen "! Depressie

De eerste richting geeft aan dat slaapproblemen kunnen leiden tot een depressie. Uit een longitudinaal onderzoek onder 3824 ouderen komt naar voren dat insomnia en slaperigheid risicofactoren zijn voor het krijgen van een depressie (Jaussent et al., 2011). Volgens Franzen en Buysse (2008) beïnvloedt de kwaliteit van de slaap het ontstaan en de verdere ontwikkeling van een depressie. Daarnaast stelt Harvey (2011) dat het hebben van slaapproblemen een negatieve werking heeft op de stemmingsregulering en een risico vormt voor het ontstaan van depressieve episodes.

De tweede richting van het verband, dat uit de onderzoeksliteratuur naar voren komt, is dat het hebben van een depressie kan leiden tot slaapproblemen. Franzen en Buysse (2008) noemen verschillende onderzoeken waarin depressie wordt gezien als de meest voorkomende oorzaak van insomnia. Deze onderzoeken benoemen naast dit verband ook het eerder genoemde verband van slaapproblemen op depressie. In de DSM-IV wordt een speciale categorie van

slaapproblemen genoemd, namelijk de slaapproblemen die gerelateerd zijn aan een psychische stoornis. Hierbij wordt gesteld dat deze slaapproblemen veroorzaakt worden door de psychische stoornis, bijvoorbeeld angst of depressie (American Psychiatric Association, 2000). Bij de symptomen van een depressieve episode noemt de DSM-IV de aanwezigheid van insomnie. Er wordt hierbij echter niet genoemd of de slaapproblemen al voor aanvang van de

depressieve episode aanwezig moesten zijn waardoor de richting van het verband buiten beschouwing blijft (American Psychiatric Association, 2000).

De derde richting van het verband geeft aan dat slaapproblemen en depressie elkaar wederzijds beïnvloeden. Kalak et al. (2012) spreekt van een bidirectioneel verband tussen slaapproblemen en psychisch functioneren. Het lijden aan chronisch slaaptekort heeft negatieve effecten op het psychisch functioneren, maar een slecht psychisch welzijn kan op zijn beurt negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de slaap (Kalak et al., 2012).

1

Naast deze drie interpretaties van het verband tussen slaapproblemen en depressie is nog een vierde alternatieve verklaring mogelijk: zowel slaapproblemen als depressie worden door een of meer externe variabelen veroorzaakt. Deze ‘derde variabele’ verklaring werd echter niet genoemd in de bestudeerde literatuur.

(11)

Het grootschalige onderzoek waar dit onderzoek deel van uit maakt, maakt gebruik van een cross-sectioneel design. Hierdoor is het niet mogelijk om de richting van het verband tussen slaapproblemen en depressie te toetsen. Hoewel het niet mogelijk is om op basis van de resultaten van dit onderzoek causale uitspraken te doen is in deze scriptie gekozen voor het uitgangspunt dat slaapproblemen kunnen leiden tot depressieve klachten (richting 1). Deze keuze wordt ondersteund door Harvey (2011). Harvey (2011) stelt dat slaapproblemen tegenwoordig niet meer beschouwd worden als een secundair bijverschijnsel van

stemmingsproblemen, maar als een belangrijk mechanisme in het veroorzaken en in stand houden van stemmingsproblemen.

Opvoedstijl

Om te onderzoeken wat de invloed van de opvoedstijl is op het verband tussen slaapproblemen en depressie is het van belang meer te weten over de verschillende opvoedstijlen die gehanteerd kunnen worden.

Een opvoedstijl kan gedefinieerd worden als relatief stabiel gedrag dat ouders vertonen in de omgang met hun kind in specifieke situaties (Krohne, 1988, in Brand, 2009). Opvoedstijlen hebben een belangrijke invloed op alle aspecten van de ontwikkeling van een kind (Ishak, Lo, & Lau, 2011).

De meest populaire benadering van opvoedstijlen is afkomstig van Diana Baumrind (Kievit, Tak, & Bosch, 2008). Volgens Baumrind zijn opvoedstijlen in te delen in de mate waarin controle en warmte aanwezig zijn in het opvoedgedrag van ouders. Baumrind (1966) maakt een onderscheid tussen drie verschillende opvoedstijlen die ouders hanteren; autoritair, autoritatief en permissief. Maccoby en Martin (1983) heeft hier nog een vierde opvoedstijl aan toegevoegd, de verwaarlozende opvoedstijl. Afhankelijk van de mate waarin controle en warmte aanwezig zijn kan een opvoedstijl ingedeeld worden in een van deze vier opvoedstijlen (Wolfradt, Hempel, & Miles, 2003). De opvoedstijlen worden schematisch weergegeven in Figuur 1.

(12)

Figuur 1 – Opvoedstijlen van Diana Baumrind op de dimensies Controle en Warmte De autoritaire opvoedstijl wordt gekenmerkt door een hoge mate van controle met daarnaast weinig warmte (Wolfradt, Hempel, & Miles, 2003). Er is hier sprake van erg strenge ouders die weinig aandacht hebben voor de behoeften van het kind (Kievit, Tak, & Bosch, 2008).Bij een autoritatieve opvoedstijl is sprake van een hoge mate van controle en een hoge mate van warmte (Wolfradt, Hempel, & Miles, 2003). Ouders die deze opvoedstijl hanteren hebben aandacht voor de behoeften van het kind en geven het kind vrijheid binnen duidelijke grenzen (Kievit, Tak, & Bosch, 2008). De permissieve opvoedstijl bevat weinig controle met daarnaast een hoge mate van warmte (Wolfradt, Hempel, & Miles, 2003). Ouders zijn sensitief, maar bieden daarnaast weinig tot geen grenzen aan het kind (Kievit, Tak, & Bosch, 2008). De verwaarlozende opvoedstijl wordt gekenmerkt door weinig controle en weinig warmte (Wolfradt, Hempel, & Miles, 2003).

Uit de onderzoeksliteratuur komt meerdere keren naar voren dat het hanteren van een specifieke opvoedstijl invloed uit kan oefenen op adolescenten. In een onderzoek van

Wolfradt et al. (2003) onder 276 Duitse adolescenten wordt aangetoond dat het hanteren van een autoritaire opvoedstijl een negatieve invloed heeft op het niveau van angst van de adolescenten. Daarnaast komt uit de onderzoeksliteratuur naar voren dat de opvoedstijl van ouders een modererende werking kan hebben op verschillende gebieden, zoals bij het effect van het academisch zelfbeeld op schoolresultaten van adolescenten (Ishak, Low, & Lau, 2011), op het effect van temperament van de adolescent op gedragsproblemen van de

(13)

adolescent (Letcher et al., 2004)2 en op het effect van slaapproblemen van de moeder op slaapproblemen van het kind (Brand et al., 2009).

In de Nederlandse samenleving wordt de autoritatieve opvoeding door professionele opvoeders, beleidsmakers en empirisch pedagogen gezien als de ideale opvoedstijl (Vreeke & van Goor, 2004; Kievit, Tak, & Bosch, 2008). Een opvoedstijl waarin een duidelijke balans is tussen warmte en controle wordt sterk verkozen boven de opvoedstijlen waarin één, of beide, van deze begrippen afwezig is (Vreeke & van Goor, 2004). Bij de autoritatieve opvoedstijl is de ouder gevoelig en responsief voor de behoeften van het kind. Daarnaast zijn de grenzen die ouders met een autoritatieve opvoedstijl geven passend bij de ontwikkeling van het kind (Kievit, Tak, & Bosch, 2008). Het kind kan bij deze opvoedstijl, gesteund door een warme omgeving, zijn eigen ontwikkelingspad volgen.

In verband met de keuze van vragenlijsten die in het grootschalige onderzoek, waar dit onderzoek deel van uitmaakt, zijn gebruikt zal gekeken worden naar de effecten van de autoritaire en autoritatieve opvoeding. De permissieve en verwaarlozende opvoedstijl zullen niet meegenomen worden in het huidige onderzoek.

De autoritaire en de autoritatieve opvoedstijl bevatten beiden een hoge mate van controle. Controle is volgens Wissink, Dekovic en Meijer (2006) echter nog op te delen in autoritaire en autoritatieve controle. Autoritaire controle is gebaseerd op macht, dreiging of fysieke straffen. Deze vorm van controle wordt regelmatig gekoppeld aan negatieve gevolgen voor het kind. Autoritatieve controle is gebaseerd op overleg en het uitleggen van handelen en lijkt positievere uitkomsten te hebben voor het kind (Wissink, Dekovic, & Meijer, 2006). Deze tweedeling van het begrip ‘controle’ wordt meegenomen in het huidige onderzoek.

Huidig onderzoek

Uit voorgaand onderzoek komt naar voren dat slaapproblemen kunnen leiden tot een depressie. Het hebben van een depressie op jonge leeftijd kan schoolprestaties doen afnemen en de algehele ontwikkeling flink verstoren (Trimbos instituut, 2011). De opvoedstijl kan op meerdere manieren inwerken op het verband tussen slaapproblemen en depressie. Hieronder wordt kort uiteengezet hoe dit in eerdere onderzoeken onderzocht is en welke insteek het huidige onderzoek zal hebben.

2 Een opvoedstijl met meer aanwezigheid van warmte heeft een verzachtende modererende werking op het effect van het temperament van de adolescent op gedragsproblemen van de adolescent (Letcher et al., 2004).

(14)

In eerdere onderzoeken is vanuit verschillende hoeken gekeken naar de invloed van de opvoedstijl van ouders op slaapproblemen en depressie bij adolescenten. In onderzoek van Tynjälä et al. (1999) werd een positieve correlatie tussen het thuisklimaat en de slaapkwaliteit van adolescenten aangetoond. Hiermee is een relatie aangetoond tussen de opvoedsituatie en slaapproblemen (zie Figuur 2). Een betere thuissituatie stond in verband met een betere slaapkwaliteit.

In een onderzoek van Brand et al. (2009) is gekeken naar de invloed van de opvoedstijl van ouders op depressie bij adolescenten. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er een relatie bestaat tussen het functioneren van het gezin, gemeten via de opvoedstijl van ouders, en het psychisch functioneren van adolescenten. Brand et al. (2009) toont in zijn onderzoek aan dat afwijzende, negatieve opvoedstijlen sterk samenhangen met zowel negatieve stemming als met slechtere slaap bij adolescenten (zie Figuur 2). Er blijft echter onduidelijk wat de samenhang tussen slaapproblemen, depressie en opvoedstijl precies is. Wat is de functie van de opvoedstijl van ouders bij deze samenhangende begrippen?

De vraag die in dit onderzoek gesteld wordt is of de opvoedstijl van ouders een modererende werking kan hebben op het effect van slaapproblemen op depressie (zie Figuur 2). Zijn ouders door middel van hun opvoedstijl in staat het effect van slaapproblemen op depressie te

verzachten of kunnen zij dit effect juist versterken?

(15)

Deze visie op de invloed van de opvoedstijl van ouders op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten is op basis van de huidige literatuurstudie niet teruggevonden in eerder onderzoek. Om die reden is het niet mogelijk naar eerder onderzoek te verwijzen. Wel komt uit onderzoeksliteratuur naar voren dat het hanteren van een specifieke opvoedstijl een modererende werking kan hebben op onder andere gedragsproblemen van adolescenten (Ishak, Low, & Lau, 2011; Letcher et al., 2004; Brand et al., 2009). De aanwezigheid van voldoende warmte, steun en controle in de opvoeding wordt geassocieerd met een sterk ontwikkeld coping-systeem, waardoor adolescenten beter met problemen om kunnen gaan (Brand et al., 2009). Vanuit die kennis is te verwachten dat een adolescent die last heeft van slaapproblemen, maar daarbij liefdevol en begripvol gesteund wordt door zijn ouders, hier minder hinder van ondervindt dan een adolescent die deze steun en warmte moet ontberen. Het negatieve effect van slaapproblemen zal negatief blijven, maar wellicht kan de

opvoedstijl van ouders verzachtend werken op het effect van slaapproblemen op depressie en daarmee als een buffer optreden.

Dit onderzoek tracht meer duidelijkheid te creëren over de mogelijke modererende invloed van de opvoedstijl op het effect van slaapproblemen op depressie. Om dit te onderzoeken zijn drie hypothesen opgesteld.

Hypothese 1

Slaapproblemen heeft een positief effect op depressie.

Hypothese 2

Een autoritatieve opvoedstijl heeft een verzachtende modererende werking op het effect van slaapproblemen op depressie.

Hypothese 3

Een autoritaire opvoedstijl heeft een versterkende modererende werking op het effect van slaapproblemen op depressie.

(16)

Methode

Dit onderzoek maakt deel uit van een grootschalig onderzoek naar slaap en functioneren van adolescenten door Dewald, Meijer, Oort en Van Maanen.

Participanten

Tijdens dit onderzoek is door adolescenten een digitale vragenlijst ingevuld. Deze adolescenten werden via hun school benaderd. Bij de selectie is gelet op een spreiding van leeftijd,

woonplaats en opleidingsniveau.

Procedure

Verspreid door heel Nederland zijn scholen benaderd door middel van een brief, telefonisch en/of per e-mail. In deze brief werd informatie verstrekt over het onderzoek, de prevalentie van slaapproblemen, het belang voor de school en de procedure. Indien scholen bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek werd er wervingsmateriaal beschikbaar gesteld. Dit

wervingsmateriaal betrof flyers, een informatieve tekst voor op de website en een brief voor de ouders. De brief voor de ouders is tevens om te voldoen aan de richtlijnen met betrekking tot ‘informed consent’. Aan ouders werd gevraagd te reageren indien zij niet wilden dat hun kind participeerde in het onderzoek.

Er is bij de benadering van scholen geen gebruik gemaakt van een lijst met alle scholen in Nederland. Er is gekozen om scholen te benaderen in de regio’s van de masterstudenten die verantwoordelijk waren voor de dataverzameling.

De jongeren die mee wilden werken aan het onderzoek konden online een vragenlijst invullen. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 30 minuten in beslag. Na afloop van het

onderzoek werd er per 50 deelnemende leerlingen van een school een bioscoopbon ter waarde van 10 euro verloot.

Meetinstrumenten

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van drie sets vragenlijsten. De eerste set is aan alle respondenten voorgelegd en betreft voornamelijk vragenlijsten over slaap. Vervolgens werd de tweede of derde set door de computer aselect aan de adolescenten toegewezen. Er is gekozen

(17)

voor deze opdeling in sets om de vragenlijst in te korten en daarmee de motivatie voor het volledig invullen te vergroten.

Het eerste deel van de vragenlijst bestaat uit: Demografische gegevens, slaapduur,

slaapkwaliteit, slaapbehoefte, circadiane voorkeur, chronisch slaaptekort, insomnie, circadiane ritmestoornissen, apneu, slaperigheid, slaaphygiëne, schoolcijfers, aandachtsproblemen en puberteit.

Het tweede deel van de sets bestaat uit de hieronder genoemde vragenlijsten.

Versie A: functioneren op school, prestatie en motivatie, stemming, opvoeding algemeen en opvoeding met betrekking tot slaap.

Versie B: depressie en pediatrie.

Hieronder worden de voor dit onderzoek gebruikte onderdelen van de vragenlijsten verder toegelicht.

Slaapproblemen

De variabele Slaapproblemen is gemeten aan de hand van zes subschalen: slaapkwaliteit, insomnie, circadiane ritmestoornissen, apneu, slaperigheid en slaaphygiëne.

• Slaapkwaliteit. Slaapkwaliteit is gemeten met behulp van 11 vragen die beantwoord worden op een driepunts Likertschaal (Meijer & van den Wittenboer, 2004). De schaal heeft een waarde van Cronbachs alfa van .67 (Meijer & van den Wittenboer, 2004). In het huidige onderzoek betreft de Cronbachs alfa .81.

• Insomnie. Insomnie is gemeten met de vragen uit de schaal ‘slaapstoornissen’ van de Holland Sleep Disorders List. Deze schaal bestaat uit 13 vragen die beantwoord worden op een vijfpunts Likertschaal. De eerste zeven vragen betreffen de

slaapstoornis insomnie en zijn gebruikt in het huidige onderzoek. Gegevens over de betrouwbaarheid van de vragenlijst zijn niet aanwezig. In het huidige onderzoek betreft de Cronbachs alfa .90.

• Circadiane ritmestoornissen. De aanwezigheid van circadiane ritmestoornissen is ook gemeten met vragen uit de schaal ‘slaapstoornissen’ van de Holland Sleep Disorders List. Deze schaal bestaat uit 13 vragen die beantwoord worden op een vijfpunts Likertschaal. De laatste zes vragen betreffen de slaapstoornis circadiane

ritmestoornissen en zijn gebruikt in het huidige onderzoek. Gegevens over de betrouwbaarheid van de vragenlijst zijn niet aanwezig. In het huidige onderzoek betreft de Cronbachs alfa .81.

(18)

• Apneu. Apneu is gemeten met vragen over kenmerken van apneu. De vragenlijst bestaat uit zes vragen die beantwoord worden op een vijfpunts Likertschaal. De vragen gaan over wakker worden met een droge mond, snurken, stoppen met

ademhalen, verstikkingsgevoel, uitgerust zijn en ongewild in slaap vallen. Gegevens over de betrouwbaarheid van de vragenlijst zijn niet aanwezig. In het huidige

onderzoek betreft de Cronbachs alfa .68.

• Slaperigheid. Slaperigheid is gemeten met behulp van de Epworth Sleepiness Scale (ESS) (Johns, 1991). In dit onderzoek wordt een aangepaste versie voor adolescenten gebruikt (Anderson, Storfer-Isser, Taylor, Rosen, & Redline, 2009). Deze schaal bestaat uit acht vragen die beantwoord worden op een vierpunts schaal. De

antwoordcategorieën geven de kans op indutten aan: geen, klein, redelijk of groot. De schaal heeft een waarde van Cronbachs alfa van .74. In het huidige onderzoek betreft de Cronbachs alfa .79.

• Slaaphygiëne. Slaaphygiëne is gemeten met de Adolescent Sleep Hygiene Scale (ASHS). Deze vragenlijst bestaat uit 28 vragen die beantwoord worden op een zespunts schaal: altijd, bijna altijd, soms, zelden of nooit. De vragenlijst bevat negen schalen: fysiek, cognitief, emotioneel, slaapomgeving, slaap overdag,

middelengebruik, bedtijd routine, slaap stabiliteit en het delen van slaapkamer/bed. De waarde van Cronbachs alfa varieert voor de verschillende schalen tussen de .46 en .74. De volledige vragenlijst heeft een waarde van Cronbachs alfa van .80 (LeBourgeois, Giannotti, Cortesi, Wolfson, & Harsh, 2005). In het huidige onderzoek betreft de Cronbachs alfa .69.

De uitkomstwaarde van de variabele slaapproblemen, de totaalscore, kan als volgt

geïnterpreteerd worden: een relatief hoge score correspondeert met veel slaapproblemen, terwijl een relatief lage score correspondeert met weinig slaapproblemen.

Depressie

Depressie is gemeten met behulp van de Short Mood and Feeling Questionnaire (SMFQ). Deze vragenlijst bestaat uit 13 stellingen met drie antwoordcategorieën: waar, soms of niet waar. De vragenlijst heeft een waarde van Cronbachs alfa van .85 (Angold et al., 1995). De

(19)

geïnterpreteerd worden: een relatief hoge score correspondeert met veel depressieve gevoelens, terwijl een relatief lage score correspondeert met weinig depressieve gevoelens.

Opvoedstijl

Opvoedstijl, zoals ervaren door de adolescent, is gemeten met behulp van de Parenting

Behavior Questionnaire (PBQ). De PBQ bestaat uit 30 vragen en deelt opvoedgedrag op in drie dimensies: steun, autoritatieve controle en autoritaire controle. De vragen worden beantwoord op een vijfpunts schaal: nooit, heel af en toe, soms, vaak of heel vaak. De vragenlijst heeft een waarde van Cronbachs alfa van .84 (steun), .74 (autoritatieve controle) en .82 (autoritaire controle) (Wissink, Dekovic, & Meijer, 2006). Enkel de scores op de schalen autoritatieve controle en autoritaire controle zullen in de huidige studie gebruikt worden. De

betrouwbaarheid in de huidige studie is goed (autoritatieve controle: α = .77; autoritaire controle: α = .87).

Statistische analyses

In de vragenlijst werden veel kenmerken van slaap behandeld. Elk van deze kenmerken zou gekozen kunnen worden om de drie hypothesen te toetsen. Echter om veelvuldige toetsing te voorkomen, en daarmee een verhoogde kans op een fout van de eerste soort, is gekozen om geen gebruik te maken van deze afzonderlijke kenmerken van slaap. In plaats daarvan werd gebruik gemaakt van een algemene indicator van slaapproblemen. Deze indicator werd berekend door de gestandaardiseerde schaalscores te sommeren. Voorafgaand aan het

samenvoegen van de slaapvariabelen zijn slaapkwaliteit en slaaphygiëne gehercodeerd, zodat op alle slaapvariabelen een hogere score correspondeerde met meer slaapproblemen.

Het gebruik van een totaalscore voor slaapproblemen werd getoetst met behulp van een confirmatieve factoranalyse.

Om de eerste hypothese te beantwoorden werden de correlaties tussen slaapproblemen en depressie uitgerekend en werd een regressieanalyse uitgevoerd om de voorspellende waarde van slaapproblemen te onderzoeken.

Om de tweede en derde hypothese te beantwoorden werd gebruikt gemaakt van multipele regressie waarbij producttermen gebaseerd op deviatiescores werden ingebracht in de regressie vergelijking (Cohen, Cohen, West, & Aiken, 2002). Bij het meten van deze effecten werd rekening gehouden met de achtergrondvariabelen geslacht, leeftijd en etniciteit. Om deze analyses uit te voeren werd gebruik gemaakt van het programma IBM SPSS Statistics 20.

(20)

Resultaten

De vragenlijsten die in dit onderzoek gebruikt werden, zijn door 149 adolescenten volledig ingevuld. De respondenten waren afkomstig van 15 verschillende scholen voor voortgezet onderwijs (waarvan drie scholen met speciaal onderwijs). De steekproef bestond uit 75 jongens en 74 meisjes. De gemiddelde leeftijd van deze respondenten was op de datum van afname (april 2012) gelijk aan 14 jaar en 10 maanden (SD = 2.2, range: 12 - 24). Het aantal allochtonen (volgens het criterium dat één of beide ouders geboren waren in het buitenland) bedroeg 15 (10%).

Berekening van totaalscore voor slaapproblemen

Het berekenen van een totaalscore was gerechtvaardigd omdat alle schaalscores van de afzonderlijke schalen die betrekking hebben op kenmerken van slaap significant met elkaar correleerden (zie Tabel 1). In termen van effectgrootte3 duidden deze correlaties op

middelmatige tot sterke samenhang. De aannemelijkheid van het bestaan van een onderliggende algemene slaapfactor werd getoetst met behulp van confirmatieve factoranalyse. Een

éénfactormodel leverde een acceptabele passing op (RMSEA = 0.11; CFI = 0.97). Tabel 1

Correlaties tussen Schaalscores van de Slaapschalen

1 2 3 4 5 6 1. Slaapkwaliteit 1.00 2. Insomnie .65 1.00 3. Circadiane ritmestoornissen .67 .74 1.00 4. Apneu .44 .63 .57 1.00 5. Slaperigheid .33 .49 .40 .56 1.00 6. Slaaphygiëne .35 .54 .52 .50 .48 1.00 NB. Alle correlaties p < .01.

3De gebruikelijke interpretatie voor de sterkte van de samenhang volgens Cohen (1988) is als volgt: een correlatiecoëfficiënt van .10 geldt als klein effect, .30 als een middelmatig effect en .50 als een groot effect.

(21)

Descriptieve gegevens van de schalen

In Tabel 2 worden de beschrijvende statistieken voor de vier variabelen slaapproblemen, depressie, autoritatieve controle en autoritaire controle gepresenteerd. Uit Tabel 2 is op te maken dat het aantal respondenten met valide data varieerde tussen de vier variabelen. Het aantal respondenten was het hoogst (N = 423) op de variabele slaapproblemen, omdat de vragenlijsten die betrekking hadden op kenmerken van slaap aan alle respondenten werden aangeboden. In de analyses die betrekking hebben op het toetsen van de hypothesen werden enkel de gegevens van de respondenten meegenomen waarvan gegevens op alle vier de variabelen bekend waren (N = 149).

Tabel 2

Beschrijvende Statistieken voor de variabelen Slaapproblemen, Depressie, Autoritatieve Controle en Autoritaire Controle

N Min Max Mean SD

Slaapproblemen 423 -1.72 2.82 -0.02 .81

Depressie 151 1.00 3.00 1.40 .45

Autoritatieve controle 149 1.00 4.80 3.52 .61

Autoritaire controle 149 1.00 4.90 2.39 .73

Vervolgens zijn de correlaties tussen de vier variabelen berekend (zie Tabel 3). Tussen slaapproblemen en depressie werd een sterk positief verband gevonden. In het algemeen geldt dat hoe meer slaapproblemen gerapporteerd werden door de adolescenten, hoe meer

depressieve gevoelens aangegeven werden (r = .60). Daarnaast werd een middelmatig positief verband gevonden tussen slaapproblemen en autoritaire opvoedstijl (r = .32). Dat betekent dat in het algemeen geldt dat adolescenten die meer slaapproblemen rapporteerden ook aangaven dat hun ouders een meer autoritaire opvoedstijl hanteerden. Dit is in overeenstemming met de bevindingen van Brandt et al. (2009), die eveneens een positieve samenhang vond.

De overige correlaties waren niet significant. Hierbij is het vooral opvallend dat de samenhang tussen slaapproblemen en autoritatieve controle niet significant was. Dit is echter geen

noodzakelijke voorwaarde voor de modererende werking van autoritatieve controle die in dit onderzoek onderzocht werd. Eveneens is opmerkelijk dat er geen significante negatieve samenhang gevonden werd tussen autoritatieve en autoritaire controle. Dit betekent dat alle

(22)

combinaties tussen autoritair en autoritatief even vaak kunnen voorkomen. Met andere woorden, het kan dus voorkomen dat een adolescent van mening is dat de opvoedstijl van zijn/haar ouder zowel gekenmerkt wordt door autoritaire als door autoritatieve controle (terwijl volgens de theorie beide vormen van opvoedstijl van elkaar verschillen op de ervaren warmte). Tabel 3

Correlatie tussen Slaapproblemen, Depressie, Autoritatieve Controle en Autoritaire Controle

1 2 3 4 1. Slaapproblemen 1.00 2. Depressie .60* 1.00 3. Autoritatieve controle -.07 -.11 1.00 4. Autoritaire controle .32* .26 -.11 1.00 * p < .05.

Toetsen van de hypothesen

De drie hypothesen werden getoetst met behulp van meerdere regressieanalyses waarbij steeds de variabele depressie als afhankelijke variabele werd genomen. In elke van deze analyses werd slaapproblemen in de eerste stap opgenomen (zie Model 1 in Tabel 4 en 5). In alle gevallen leverde de variabele slaapproblemen een significante bijdrage aan de voorspelling van depressie (B = 0.32, p < .01); zie ook r = .60 in Tabel 3). Dat betekent dat hypothese 1 in

overeenstemming was met de resultaten. De variantie op depressie kon voor 33% verklaard worden uit de mate waarin een adolescent slaapproblemen ervaart.

Hypothese 2 werd getoetst door in de tweede stap (Model 2) het hoofdeffect van autoritatieve controle toe te voegen aan het eerste model. In de derde en laatste stap (Model 3) is de

interactievariabele tussen slaapproblemen en autoritatieve controle (Sp × Avc) toegevoegd (zie Tabel 4). Eenzelfde procedure is toegepast voor het toetsen van de derde hypothese. Hier werd autoritaire controle in de tweede stap toegevoegd als hoofdeffect (Model 2 uit Tabel 5). In de derde en laatste stap (Model 3) werd dan de interactievariabele (Sp × Arc) toegevoegd. In beide regressieanalyses leverden de interactievariabelen geen significante bijdrage aan de voorspelling van depressie. Dit betekent dat zowel hypothese 2 als hypothese 3 verworpen werden. Overigens waren de hoofdeffecten van de beide opvoedstijlen eveneens niet significant.

(23)

Na de uitvoering van de analyses is nog gecontroleerd voor de achtergrondvariabelen geslacht, leeftijd en etniciteit. Dit leverde geen wijziging op in de resultaten.

Tabel 4

Regressieanalyse met Depressie voorspeld door Slaapproblemen, Autoritatieve Controle en het Interactie-effect tussen Slaapproblemen en Autoritatieve Controle

B SE Β t p R2 F Δ F Model 1 .33 71.02**0 71.02**0 Constant 1.40 .03 47.48 .00 Slaapproblemen 0.32 .04 .57 8.43 .00 Model 2 .33 36.03** 1.03 Constant 1.57 .17 9.14 .00 Slaapproblemen 0.31 .04 .57 8.34 .00 Autoritatieve controle -0.05 .05 -.07 -1.01 .31 Model 3 .33 23.88** 0.040 Constant 1.57 .17 9.07 .00 Slaapproblemen 0.31 .04 .57 8.28 .00 Autoritatieve controle -0.05 .05 -.07 -0.07 .32 Sp x Avca -0.01 .06 -.01 -0.21 .84

(24)

Tabel 5

Regressieanalyse met Depressie voorspeld door Slaapproblemen, Autoritaire Controle en het Interactie-effect tussen Slaapproblemen en Autoritaire Controle

B SE Β t p R2 F Δ F Model 1 .33 71.02**0 71.02**0 Constant 1.40 .03 47.48 .00 Slaapproblemen 0.32 .04 .57 8.43 .00 Model 2 .33 36.25** 1.32 Constant 1.28 .11 12.06 .00 Slaapproblemen 0.30 .04 .54 7.62 .00 Autoritaire controle 0.05 .04 .08 1.15 .25 Model 3 .33 24.05** 0.100 Constant 1.29 .11 11.84 .00 Slaapproblemen 0.30 .04 .54 7.47 .00 Autoritaire controle 0.05 .05 .08 1.00 .32 Sp x Arca 0.02 .05 .02 0.32 .75

* p < .05, ** p < .01 a Sp x Arc = Interactie-effect Slaapproblemen en Autoritaire controle

Discussie

Het huidige onderzoek is gericht op het onderzoeken of de opvoedstijl van ouders een modererende werking heeft op het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten. Tijdens dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen twee opvoedstijlen: de autoritatieve en de autoritaire opvoedstijl. Deze opvoedstijlen zullen in de tweede en derde hypothese aan bod komen.

De eerste hypothese stelt dat slaapproblemen een positief effect heeft op depressie. Dit positieve effect betekent dat hoe meer slaapproblemen er aanwezig zijn hoe meer depressieve klachten een adolescent heeft. Uit het huidige onderzoek kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een sterk positief significant verband tussen slaapproblemen en depressie bij adolescenten. Dit resultaat sluit aan bij een lange reeks onderzoeken naar slaapproblemen en depressie. Er zijn echter verschillende theorieën over de richting van het verband, zoals eerder al benoemd is in het theoretisch kader van de huidige studie. Met de huidige resultaten is geen uitsluitsel

(25)

maar is wel duidelijk dat er sprake is van een sterke samenhang. Vervolgens rijst de vraag wat de opvoedstijl voor invloed heeft op de samenhang tussen slaapproblemen en depressie. Dit zal besproken worden bij de tweede en derde hypothesen.

De tweede hypothese veronderstelde de verwachting dat de autoritatieve opvoedstijl een verzachtend modererend effect heeft op het effect van slaapproblemen op depressie. De

opvoedstijl van ouders kan dan als een buffer werken om de adolescenten te beschermen tegen de negatieve gevolgen van slaapproblemen. Uit de resultaten kwam echter naar voren dat het hanteren van een autoritatieve opvoedstijl geen significante verandering aanbrengt in het effect van slaapproblemen op depressie. De hypothese dat de autoritatieve opvoedstijl een

verzachtende modererende functie heeft op het effect van slaapproblemen op depressie vindt in de huidige studie geen empirische steun. Deze uitkomst lag niet in de lijn der verwachting aangezien uit de literatuurstudie naar voren kwam dat de autoritatieve opvoedstijl op andere gebieden een verzachtende modererende werking heeft (Ishak, Low, & Lau, 2011; Letcher et al., 2004; Brand et al., 2009). Dit roept de vraag op of de generalisatie van het modererende effect van opvoedstijl naar andere gebieden verantwoord is. Daarnaast was te verwachten dat de aanwezigheid van voldoende warmte, steun en controle, passend bij een autoritatieve

opvoedstijl, de adolescenten van een sterker ontwikkeld coping-systeem zou voorzien,

waardoor zij beter met problemen om zouden kunnen gaan (Brand et al., 2009). De autoritatieve opvoedstijl werkt volgens de huidige studie dus niet als een buffer tegen de gevolgen van slaapproblemen.

De derde hypothese veronderstelde de verwachting dat het hanteren van een autoritaire opvoedstijl een versterkend modererende werking heeft op het effect van slaapproblemen op depressie. De negatieve gevolgen van slaapproblemen worden in deze situatie versterkt doordat er sprake is van een opvoedstijl met een hoge mate van controle en weinig warmte richting de adolescent. Uit de resultaten van de huidige studie kwam naar voren dat de autoritaire opvoedstijl, net als de autoritatieve opvoedstijl, geen significante verandering aanbrengt in het effect van slaapproblemen op depressie bij adolescenten. De derde hypothese kan op grond van deze resultaten verworpen worden. Het verwerpen van deze hypothese ligt, net als bij de tweede hypothese, niet in de lijn der verwachting. In de literatuurstudie kwam naar voren dat het hanteren van een autoritaire opvoedstijl een negatieve invloed heeft op het niveau van angst van adolescenten (Wolfradt et al., 2003). Volgens Brand et al. (2009) hangen afwijzende, negatieve opvoedstijlen sterk samen met zowel negatieve stemming als met

slechtere slaap bij adolescenten. Daarnaast wordt autoritaire controle gekenmerkt door het gebruik van macht, dreiging en fysieke straffen. Het is te verwachten dat iemand die meer last

(26)

heeft van angst en weinig warmte en steun ondervindt van zijn ouders meer last heeft van zijn slaapproblemen en daarmee een grotere kans heeft op depressieve gevoelens. Uit de huidige resultaten blijkt echter geen versterking van het effect van slaapproblemen op depressie. Het sterke verband tussen slaapproblemen en depressie is in de huidige studie aangetoond. Aangezien dit verband in de literatuurstudie ook veelvuldig naar voren kwam kan gezegd worden dat dit een belangrijk verband is om rekening mee te houden in zowel de

psychologische hulpverlening als in de medische hulpverlening. Uit de huidige studie is niet te concluderen wat de richting van het verband tussen slaapproblemen en depressie is. Kennis daarover zou de hulpverlening sterk ten goede komen. Vervolgonderzoek naar de richting van het verband tussen slaapproblemen en depressie is sterk aan te bevelen.

De invloed van de opvoedstijl is in eerder onderzoek aangetoond bij zowel slaapproblemen als bij depressie. In het huidige onderzoek is echter niet aangetoond dat de opvoedstijl van ouders een modererende werking heeft op het effect van slaapproblemen en depressie. Meer inzicht in de invloed van de opvoedstijl van ouders kan helpen bij de ontwikkeling van interventies die gericht zijn op zowel adolescenten met slaapproblemen, als op adolescenten die depressieve klachten hebben.

Er zijn vraagtekens te plaatsen bij de resultaten van het huidige onderzoek. Mogelijk was de generalisatie die gemaakt is over het modererende effect van opvoedstijl niet verantwoord. De modererende werking die de opvoedstijl van ouders op andere gebieden heeft geldt mogelijk niet voor het effect van slaapproblemen op depressie. Een tweede mogelijkheid voor de onverwachte uitkomst is dat de kwaliteit van de vragenlijsten ondermaats is. Dit is te herleiden uit het opvallende resultaat dat de autoritatieve en autoritaire opvoedstijl niet significant samenhangen. Er is te verwachten dat deze twee opvoedstijlen, die een tegenovergestelde mate van warmte en een andere vorm van controle hanteren, negatief zouden samenhangen. De afwezigheid van dit significante verband geeft aan dat de vragenlijst over opvoedstijl in de huidige studie mogelijk niet valide is. Een derde mogelijkheid is dat de richting van de verbanden, zoals voorgesteld is in de huidige studie (zie Figuur 2), niet kloppend is. Er is wellicht sprake van een andere richting van de verbanden waarop mogelijk nog meer variabelen invloed uitoefenen.

(27)

Beperkingen

Enige voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie van de resultaten van het huidige onderzoek aangezien er enkele beperkingen te benoemen zijn in de uitvoering van het onderzoek. Deze beperkingen kunnen tevens als advies gebruikt worden voor toekomstig onderzoek naar slaapproblemen, depressie en opvoedstijlen.

Een belangrijke beperking van het huidige onderzoek is het cross-sectionele design. Bij het onderzoeken van dynamische processen zoals slaapproblemen en depressie is het van belang om veranderingen te meten. Zo is duidelijk wat de volgorde van voorkomen is. Door deze vorm van onderzoek te gebruiken was het niet mogelijk causale uitspraken te doen over de gevonden verbanden. Voor toekomstig onderzoek is, indien mogelijk, aan te raden om een longitudinaal onderzoek op te zetten. Bij een longitudinaal onderzoek blijven deze dynamische processen lastig om te onderzoeken en te ontwarren maar zal meer duidelijkheid ontstaan over de veranderingen in de loop der tijd.

Het aantal respondenten dat deel heeft genomen aan het huidige onderzoek betreft 149 adolescenten. Om een duidelijke afspiegeling van de maatschappij te geven en de resultaten generaliseerbaar te maken is een groter aantal respondenten aan te raden. Daarnaast zijn de respondenten verworven via scholen. Om personen te onderzoeken waarbij echt sprake is van een ernstige slaapstoornis of een klinische depressieve stoornis is onderzoek nodig in een klinische setting. De populatie op scholen voldoet doorgaans niet aan deze criteria.

Een andere beperking betreft de tijdsbepaling in de vragenlijsten. De vragenlijsten die gebruikt zijn verschilden in de tijdsbepaling waarop de antwoorden gebaseerd moesten worden. Zo werd bij de vragenlijst over insomnie gevraagd of men ergens last van had in de afgelopen drie maanden, terwijl de vragenlijst over depressie de afgelopen twee weken betrof. Dit kan voor verwarring gezorgd hebben bij de respondenten waardoor de antwoorden in betrouwbaarheid afnemen. Daarnaast is het onduidelijk hoe een vraag beantwoord dient te worden als er in de gevraagde periode een verandering is opgetreden.

Het onderzoeken van de opvoedstijl kan verder verdiept worden door gebruik te maken van een vragenlijst die meerdere aspecten van de opvoedstijl onderzoekt. Een uitgebreider beeld van de opvoedstijl zou meer recht doen aan het opvoedkundig handelen van ouders. In de huidige studie is enkele gekeken naar autoritaire en autoritatieve controle. Het is aan te raden begrippen toe te voegen om de validiteit van het begrip opvoedstijl te vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan steun, warmte, autonomie en sensitiviteit. Daarnaast is de vragenlijst over de opvoedstijl van ouders maar over één ouder ingevuld door de respondenten. Wanneer er in een

(28)

gezin sprake is van twee ouders dan kan het gegeven beeld van de opvoedstijl afwijken door invloed van de tweede ouder.

In de huidige studie is gekozen om de verschillende onderdelen van slaapproblemen samen te voegen tot een totaalscore. Op die manier werd veelvuldige toetsing voorkomen. In

vervolgonderzoek kan gekozen worden voor het opsplitsen van deze totaalscore, of het focussen op een specifiek slaapprobleem, om een duidelijk beeld te creëren welke slaapproblemen in welke mate in verband staan met depressie en/of opvoedstijl.

(29)

Literatuur

American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical

manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: American

Psychiatric Association.

Anderson, B., Storfer-Isser, A., Taylor, H.G., Rosen, C.L., & Redline, S. (2009). Associations of executive function with sleepiness and sleep duration in adolescents. Pediatrics,

123 (4), 701-707.

Angold, A., Costello, E.J., Messer, S.C., Pickles, A., Winder, F., & Silver, D. (1995).

Development of a short questionnaire for use in epidemiological studies of depression in children and adolescents. International Journal of Methods in Psychiatric Research,

5, 237-249.

Bell, B.G., & Belsky, J. (2008). Parents, parenting, and children’s sleep problems: Exploring reciprocal effects. British Journal of Developmental Psychology, 26, 579-593.

Boer, F. (2010). Als je kind moeilijk slaapt. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum. Brand, S., Hatzinger, M., Beck, J., & Holsboer-Trachsler, E. (2009). Perceived parenting styles,

personality traits and sleep patterns in adolescents. Journal of Adolescence, 32, 1189-1207.

Brand, S., & Kirov, R. (2011). Sleep and its importance in adolescence and in common adolescent somatic and psychiatric conditions. International Journal of General

Medicine, 4, 425-442.

Baumrind, D. (1966). Effects of authoritative parental control on child behavior. Child

development, 37 (4), 887-907.

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Cohen, J., Cohen, P., West, S.G., & Aiken, L.S. (2002). Applied multiple regression/

correlation analysis for the behavioural sciences. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum

Associates.

Dewald, J.F., Meijer, A.M., Oort, F.J., Kerkhof, G.A., & Bögels, S.M. (2010). The influence of sleep quality, sleep duration and sleepiness on school performance in children and adolescents: A meta-analytic review. Sleep Medicine Reviews, 14, 179-189.

El-Sheikh, M. (2011). Sleep and development. Familial and socio-cultural considerations. New York, NY: Oxford University Press.

Ford, D.E., & Kamerow, D.B. (1989). Epidemiologic study of sleep disturbances and psychiatric disorders. An opportunity for prevention? Journal of the American

Medical Association, 262 (11), 1479-1484.

Franzen, P.L., & Buysse, D.J. (2008). Sleep disturbances and depression: Risk relationships for subsequent depression and therapeutic implications. Dialogues in Clinical

Neuroscience, 10 (4), 473-481.

Harvey, A.G. (2011). Sleep and circadian functioning: Critical mechanisms in the mood disorders? Annual Review of Clinical Psychology, 7, 297-319.

Ishak, Z., Low, S.F., & Lau, P.L. (2011). Parenting style as a moderator for students’ academic achievement. Journal of Science Education and Technology, 21, 487-493.

Jaussent, I., Bouyer, J., Ancelin, M., Akbaraly, T., Pérès, K., Ritchie, K., . . . Dauvilliers, Y. (2011). Insomnia and daytime sleepiness are risk factors for depressive symptoms in the elderly. Sleep, 34 (8), 1103-1110.

Johns, M.W. (1991). A new method for measuring daytime sleepiness: The Epworth Sleepiness Scale. Sleep, 14 (6), 540-545.

(30)

Kalak, N., Gerber, M., Kirov, R., Mikoteit, T., Puhse, U., Holsboer-Trachsler, E., & Brand, S. (2012). The relation of objective sleep patterns, depressive symptoms, and sleep disturbances in adolescent children and their parents: A sleep-EEG study with 47 families. Journal of Psychiatric Research, 46, 1374-1382.

Kievit, T., Tak, J.A., & Bosch, J.D. (2008). Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening

aan kinderen. Utrecht, Nederland: De Tijdstroom.

LeBourgeois, M.K., Giannotti, F., Cortesi, F., Wolfson, A.R., & Harsh, J. (2005). The

relationship between reported sleep quality and sleep hygiene in Italian and American adolescents. Pediatrics, 115 (1), 257-265.

Letcher, P., Toumbourou, J., Sanson, A., Prior, M., Smart, D., & Okerlais, F. (2004). Parenting style as a moderator of the effect of temperament on adolescent externalizing and internalizing behaviour problems. Australian Educational and Developmental

Psychologist, 19 (2), 5-34.

Maccoby, E.E., & Martin, J. (1983). Socialization in the context of the family: Parent-child

interaction. In E.M. Hetherington (Ed.), P.H. Mussen (series Ed.), Handbook of child

psychology: Vol. 4. Socialization, personality, and social development (pp1-101). New York: Wiley.

Meijer, A.M., & Wittenboer, G.L.H. van den (2004). The joint contribution of sleep, intelligence and motivation to school performance. Personality and Individual

Differences, 37, 95-106.

Moore, M., & Meltzer, L.J. (2008). The sleepy adolescent: causes and consequences of sleepiness in teens. Paediatric Respiratory Reviews, 9, 114-121.

Rawls, I. (2007). Parenting style, home-based involvement, and educational expectations of

black parents: Their roles in the development of pre-literacy readiness of black children

(scriptie). Departments of Psychology and Social Foundations, University of South Florida.

Trimbos instituut. (2011). Preventie van depressie. Factsheet preventie 2011. Verkregen op 6 oktober 2013, van

http://www.trimbos.nl/webwinkel/productoverzicht-webwinkel/psychische-gezondheid/af/af1115-factsheet-preventie-van-depressie. Tynjälä, J., Kannas, L., Levälahti, E., & Välimaa, R. (1999). Perceived sleep quality and its

precursors in adolescents. Health Promotion International, 14, 155-166.

Vreeke, G.J., & Goor, R. van (2004). Goed opvoeden is autoritatief opvoeden. Vernieuwing,

tijdschrift voor onderwijs en opvoeding, 63 (1).

Wissink, I.B., Dekovic, M., & Meijer, A.M. (2006). Parenting behavior, quality of the parent-adolescent relationship, and parent-adolescent functioning in four ethnic groups. The Journal

of Early Adolescence, 26 (2), 133-159.

Wolfradt, U., Hempel, S., & Miles, J.N.V. (2003). Perceived parenting styles,

depersonalisation, anxiety and coping behaviour in adolescents. Personality and

Individual Differences, 34, 521-532.

Wolfson, A.R., & Carskadon, M.A. (1998). Sleep schedules and daytime functioning in adolescents. Child Development, 69 (4), 875-887.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

aeruginosa strains is the presence or absence of the peptide synthetase, mcyB, in toxin producing and non toxin-producing strains respectively (Dittmann et al.,..

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

The article concluded that life-saving assistance including unconditional cash programming limit vulnerable populations from voicing their aspirations and influencing critical

Although the manipulation of Study II had failed, indicating that there are boundaries on the possibilities to frame the role division, both studies clearly showed that for

In order to investigate the effect of antioxidant supplementation in reducing the early aging of human mesenchymal stromal cells in vitro, we tried to establish different

The Dutch Folktale Database contains fairy tales, traditional legends, urban legends, and jokes written in a large variety and combination of languages including (Middle and

Quantity &amp; Quality of Wastewater Grey Water (1) (2) (3) (4) Irrigation Requirement (IR) WF of Oil Palm Cultivation Climatic Factor Effective Rainfall (Peff)