Tussen Sovjetisering en soevereiniteit
De Poolse crisis vanuit nieuw perspectief
Naam: Wouter Moll
Studentnummer: 10636137
Cursus: MA Scriptie
Opleiding: Europese Studies – cursuspad Institutionele Integratie van Europa
Scriptiebegeleider: Dhr. dr. C.W.C. Reijnen
Tweede lezer: Dhr. dr. E. van Ree
Datum: 14 december 2015
Foto: demonstraties en politieacties in Polen tijdens de noodtoestand, gemaakt tussen 1981 en 1983. Auteur onbekend. Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Stan_wojenny_w_Polsce_-‐_1981-‐1983_-‐_09a.JPG
Inhoudsopgave
1. Inleiding ... 4
1.1 Onderwerpskeuze ... 4
1.2 Vraagstelling ... 5
1.2 Opbouw ... 7
2. Historiografische inbedding ... 10
2.1 De positionering van de Poolse crisis in de geschiedschrijving van de Koude Oorlog ... 10
2.2 Het historisch debat rondom de Poolse crisis ... 12
2.3 Methodiek ... 20
2.4 Theoretisch kader ... 22
2.5 Conclusie ... 23
3. Uitroepen van de noodtoestand ... 25
3. 1 Inleiding ... 25
3.2 Politiek krachtenveld Polen ... 27
3.3 Politiek krachtenveld Sovjet-‐Unie ... 30
3.4 De machtswisseling van oktober 1981 ... 32
3.5 Uitroepen van de noodtoestand ... 36
3.6 Conclusie ... 41
4. Machtsverhoudingen binnen het Warschaupact ... 43
4.1 Inleiding ... 43
4.2 Tsjecho-‐Slowakije ... 44
4.3 Hongarije ... 46
4.4 DDR ... 48
4.5 Bulgarije ... 52
4.6 Roemenië ... 53
4.7 Reactie Polen ... 55
4.7 Reactie Sovjet-‐Unie ... 57
4.8 Conclusie ... 59
5. Economische diplomatie van Polen ... 61
5.1 Inleiding ... 61
5.2 Economisch wanbeleid als aanloop naar 1980-‐1981 ... 62
5.3 Polen zet de Sovjet-‐Unie onder druk ... 64
5.4 Conclusie ... 73
6. Conclusie ... 75
7. Bronnen ... 80
7.1 Primaire bronnen ... 80
7.2 Secundaire bronnen ... 82
1. Inleiding
1.1 Onderwerpskeuze
Elf jaar na de Poolse EU-‐toetreding in 2004 heeft Polen zich ontwikkeld tot een centrale en volwaardige speler op het Europese toneel. Omdat het land de grootste bevolking kent van de Centraal-‐ en Oost-‐Europese toegetreden EU-‐lidstaten en omdat de Poolse economie één van de snelst groeiende Europese economieën is – ook tijdens de eurocrisis -‐ zijn er meer ogen op Polen gericht. De nieuwe positie die Polen binnen Europa en de EU heeft verworven werd in 2014 bezegeld met de benoeming van Donald Tusk, voormalig president van Polen, tot vaste voorzitter van de Europese Raad. De Poolse ‘terugkeer naar Europa’ heeft voor velen de interesse in Polen vergroot waardoor het land kan rekenen op een toenemende belangstelling. Deze belangstelling gaat ook uit naar de Poolse geschiedenis.
De recente geschiedenis van Polen wordt gekenmerkt door het communistische verleden (1952-‐1989). Een van de meest bewogen perioden uit deze episode is de ‘Poolse crisis’ die begon als gevolg van de opkomst van de beweging die rondom Solidarność was ontstaan. Solidarność was uit verschillende stakingscomités in de jaren zeventig ontstaan als een vakbond en werd geleid door de elektricien Lech Wałęsa. Onder Wałęsa zou Solidarność worden uitgeroepen tot een nationale beweging met meer dan tien miljoen leden. Naast de verbetering van arbeidsomstandigheden eisten de leiders van Solidarność meer inspraak in de politiek. In reactie op deze ontwikkeling riepen de communistische autoriteiten uiteindelijk de noodtoestand uit om Solidarność een halt toe te roepen. Hierdoor zou het nog acht jaar duren voordat Solidarność alsnog het machtsmonopolie van de communistische partij wist te breken.
Gedurende de crisis fungeerde Jaruzelski, eerst als minister van Defensie en later ook als premier, als één van de centrale figuren binnen de Poolse leiding. Het besluit om de noodtoestand uit te roepen werd formeel genomen door Jaruzelski. Omdat eerdere opstanden binnen de Niet-‐Sovjet Warschaupact landen waren onderdrukt dankzij militaire interventies van het door de Sovjet Unie geleide Warschaupact, zou Jaruzelski na zijn politieke carrière het uitroepen van de noodtoestand verdedigen door te stellen dat hij hiermee een Sovjetinterventie had weten te voorkomen.
Na de instorting van het communisme konden de Polen met moeite een oordeel vellen over hun voormalig leider. Uit een enquête van 2011 bleek dat 44% van de ondervraagde Polen vond dat Jaruzelski in 1981 de juiste beslissing had gemaakt toen hij de noodtoestand uitriep. Hiertegenover stond een groep van 34% die het hiermee oneens was. Een enquête uit 2009 toonde bovendien aan dat 46% van de Poolse bevolking Jaruzelski zich
negatief herinnerde. Daartegenover oordeelde 42% van de bevolking positief.1 Dat de Polen moeilijk een oordeel konden vormen over de nalatenschap van Jaruzelski bleek toen hij overleed. Eerdere polls uit 2001 toonden echter aan dat de bevolking destijds juist positiever
oordeelde over het beleid van de voormalig leider.2 De recentste enquête die werd
gehouden toen Jaruzelski in 2014 overleed schetst weer een ander beeld. Dat de Polen diep verdeeld zijn over de controverse rondom Jaruzelski bleek eens temeer tijdens Jaruzelski’s uitvaartdienst. Jaruzelski kreeg een eervolle militaire begrafenis, maar deze dienst werd verstoord door protesten (van nabestaanden) die spandoeken droegen met daarop teksten
zoals: “Patriotten werden als honden in het bos begraven en de criminelen met eer”.3 De
wisselende uitkomsten van enquêtes en de begrafenis tonen aan dat de onenigheid over de Poolse crisis en Jaruzelski tot op de dag van vandaag voortduurt.
De nieuwe aandacht voor Polen en de Poolse geschiedenis maakt de Poolse crisis zowel een relevant, actueel en historisch onderwerp. Toen in de jaren negentig de wetenschappelijke geschiedschrijving over de Poolse crisis op gang kwam bleek de crisis ook een controversieel onderwerp voor academici. Zij konden namelijk geen overeenstemming vinden over de interpretatie van de gebeurtenissen in 1980 en 1981. Hoewel er de afgelopen jaren geleidelijk steeds meer bronnen over dit onderwerp beschikbaar zijn gekomen, is er geen breed gedragen interpretatie over hoe de reactie van de Poolse autoriteiten kan worden verklaard.
1.2 Vraagstelling
Met het verschijnen van From Solidarity to Martial Law van Andrzej Paczkowski en Malcolm Bryne in 2007 is aan de geleidelijke stroom van nieuwe beschikbare bronnen voorlopig een einde gekomen. In dit boek zijn 95 sleuteldocumenten uit de archieven in Warschau, Moskou en andere hoofdsteden uit het voormalige Warschaupact geselecteerd, vertaald en gebundeld. Zolang andere archieven gesloten blijven, lijkt een poging om nieuwe wetenschappelijke inzichten te verkrijgen over de Poolse crisis tevergeefs. Deze scriptie beziet de gebeurtenissen uit 1980-‐1981 daarom vanuit een nieuw perspectief. Dit perspectief wordt geboden door nieuwe inzichten over de machtsverhoudingen binnen het Warschaupact. Bovendien laat deze scriptie in de beoordeling van het beschikbare
1 The Economist, Poland’s comunist regime: Wojciech Jaruzelski, 25 mei 2014.
(http://www.economist.com/blogs/easternapproaches/2014/05/polands-‐communist-‐regime), geraadpleegd op 16 september 2015.
2 Jan Repa in BBC News, Profile: Poland's last communist leader, 16 mei 2001
(http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/1332541.stm) geraadpleegd op 16 september 2015.
3 JANEK SKARZYNSKI, POLAND-‐HISTORY-‐COMMUNISM-‐JARUZELSKI-‐FUNERAL (Mediafax, 2014), via
archiefmateriaal zoveel mogelijk ruimte voor analyse en duiding. Hiermee tracht dit onderzoek nieuw licht te werpen op de controversiële crisisperiode waarin Polen begin jaren tachtig verkeerde. Als de lezer na afloop op een andere manier naar de Poolse crisis kijkt dan op grond van de bestaande literatuur, dan is het doel van deze scriptie bereikt.
In deze scriptie wordt onderzocht of de reactie (met name het uitroepen van de noodtoestand) op de opkomst van Solidarność daadwerkelijk vanuit Polen zelf kwam, of dat deze werd gedirigeerd vanuit de Sovjet-‐Unie. Tot op de dag van vandaag is de reactie van de toenmalige machthebbers op de Poolse crisis controversieel. Ook in het historisch debat over de Poolse crisis gaan verschillende geluiden op over de beweegredenen van de Poolse autoriteiten om de noodtoestand uit te roepen. Door gebruik te maken van nieuwe inzichten, wordt in deze scriptie gekeken of de reactie van de Poolse autoriteiten op de crisis op Sovjetleest geschoeid was of dat deze vanuit de Poolse leiding zelf kwam. Bij het beantwoorden van deze vraag wordt, wordt er gekeken naar de machtsverhoudingen in het Warschaupact ten tijde van de crisisperiode (1980-‐81). De gebruikte bronnen zijn afkomstig uit vergaderingen en bijeenkomsten van het Politburo van Polen en de Sovjet-‐Unie, alsmede notulen van Warschaupact conferenties en verslagen van bilaterale consultaties tussen de leiders van Polen en de Sovjet-‐Unie.
‘Na het strijken van de Sovjetvlag’ is er veel over de geschiedenis van het
communisme, de Koude Oorlog en het Warschaupact geschreven.4 Zo ook over de
opstanden en crises die zich in 1953 (DDR), 1956 (Hongarije), 1968 (Tsjecho-‐Slowakije) en 1981 (Polen) afspeelden. In deze rij wordt de Poolse crisis gezien als het laatste grootschalige anticommunistische protest vóór 1989 dat een serieuze bedreiging vormde
voor het socialistische machtsblok.5 De succesvolle onderdrukking van Solidarność door de
Poolse communisten verklaart misschien wel waarom er tot 1989 geen soortgelijke opstanden volgden in de Warschaupactlanden.
In de traditionele geschiedschrijving wordt het Warschaupact neergezet als een
unilaterale organisatie die werd gedomineerd door de Sovjet-‐Unie.6 Voor de Sovjet-‐Unie
gold het Warschaupact als een instrument om Sovjetmacht in Oost-‐Europa te vergroten. Een recente studie stelt dat dit traditionele beeld onjuist is. Volgens deze studie zou het
4 Jacco Pekelder, ‘Na het strijken van de Sovjet‑vlag. Geschiedschrijving over de Koude Oorlog sinds 1989/1990’,
in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 114 (2001) 2, p. 227‑249.
5 Vojtech Mastny, The Soviet Non-‐Invasion of Poland in 1980/81 and the End of the Cold War uit CWIHP Working
Paper (1998).
6 Laurien Crump, The Warsaw Pact Reconsidered. International Relations in Eastern Europe, 1955-‐1969, (2015),
Warschaupact in de loop der jaren zijn uitgegroeid tot een multilaterale organisatie waarin de niet-‐Sovjet Warschaupactlanden het Warschaupact als een vehikel gebruikten om
daarmee hun nationale belangen te dienen.7 Deze visie op het Warschaupact biedt deze
scriptie een nieuw raamwerk om de Poolse crisis en de machtsverhoudingen binnen het Warschaupact te bestuderen. Omdat de gebruikte studie zich concentreert op de jaren zestig, kijkt deze studie in hoeverre de stelling dat het Warschaupact zich ‘multilateraliseerde’ opgaat aan het begin van de jaren tachtig. Naast de gebruikelijke vraagstelling in hoeverre de Sovjet-‐Unie invloed had op Oost-‐Europa, wordt er gekeken hoe de Poolse communisten hun Sovjettegenhangers beïnvloedden.
Ten tweede concentreert deze scriptie zich op de economische situatie van Polen en op de economische diplomatie van de Poolse partijleiding. Hoewel dit thema in de bestaande literatuur over de Poolse crisis weliswaar regelmatig ter sprake wordt gebracht, heeft het tot dusver geen centrale rol gekregen in studies. Het onderzoek naar de economische diplomatie van Polen bevestigt het beeld uit de recente studie, die als theoretisch uitgangspunt voor deze scriptie wordt gebruikt.
Het derde terrein is methodologisch van aard. Veel auteurs die over de Poolse crisis hebben geschreven hebben zich vastgepind door te zoeken naar een zogeheten smoking
gun in de archieven. Deze scriptie stelt dat de beschikbare bronnen niet de gehele waarheid
vertellen. Zo is er, ondanks de grote hoeveelheid primaire bronnen, nog veel archiefmateriaal ontoegankelijk voor onderzoekers. Bovendien, zo blijkt in de historiografie, zijn er geen notulen van alle relevante vergaderingen en bijeenkomsten gemaakt, laat staan dat deze zijn gearchiveerd. Bovendien is niet alles wat in de wel beschikbare bronnen staat noodzakelijk waar. Slechts een enkele auteur heeft erop gewezen dat beslissingen nooit
definitief waren en werden uitgesteld tot het laatste moment.8 Deze scriptie houdt er
daarom rekening mee dat besluiten altijd konden worden teruggedraaid en dat strategieën altijd werden aangepast naar gelang de situatie veranderde. Bij het bestuderen van bronnen voor dit onderzoek is er daarom rekening mee gehouden dat besluiten van de Sovjets en de Polen nooit in marmer gebeiteld waren.
1.2 Opbouw
Na deze inleiding volgt een hoofdstuk waarin het onderwerp historiografisch wordt ingebed. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de Poolse crisis in de geschiedschrijving van de Koude
7
Ibidem.
8 Mark Kramer, Poland, 1980-‐81: Soviet Policy During the Polish Crisis uit Cold War International History Project
Oorlog is geplaatst. Daarna volgt een uitgebreide uiteenzetting waarin de verschillende opvattingen over de crisis en het uitroepen van de noodtoestand worden besproken. Deze passage vertelt hoe de geschiedschrijving over de crisis is ontstaan en welke discussiepunten er zijn ontstaan. Vervolgens behandelt het hoofdstuk de methodiek van en de theorie(ën) die in de scriptie worden gebruikt.
Het eerste empirische hoofdstuk (hoofdstuk 3) concentreert zich op de meest controversiële gebeurtenis uit de crisisperiode in Polen: het besluit om de noodtoestand uit te roepen. Veel auteurs hebben reeds getracht een minute-‐to-‐minute reconstructie te maken van de eerste decemberdagen in aanloop naar de noodtoestand van 13 december 1981. Omdat er recentelijk geen significante nieuwe bronnen beschikbaar zijn gekomen zal het eerste hoofdstuk niet nogmaals deze periode navertellen. In plaats daarvan wordt er meer aandacht besteed aan de (machts)verhoudingen tussen de Polen en de Sovjet-‐Unie. Centraal hierin staan de vragen welke krachten ten grondslag lagen aan de Poolse machtswisseling waarbij Kania werd opgevolgd door Jaruzelski, wie als eerste het plan vatte om de noodtoestand uit te roepen als reactie op de vakbondstakingen die het land lam legden, wie het voortouw nam in de voorbereiding en uitvoering van deze plannen en tot slot de vraag wie de uiteindelijke beslissing maakte – en onder welke omstandigheden. Dit hoofdstuk concludeert dat de Sovjet-‐Unie een sturende rol had in de koers die Polen voer richting het afkondigen van de noodtoestand.
Het tweede empirische hoofdstuk (hoofdstuk 4) speelt zich af op het internationale podium: in Warschaupactverband. Gekeken wordt niet alleen naar de opstelling van Polen en de Sovjet-‐Unie maar ook van de andere niet-‐Sovjet Warschaupactleden (DDR, Tsjecho-‐ Slowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije). Hoe stelden deze landen zich op ten opzichte van Polen en de Sovjet-‐Unie? Welke posities namen zij in? Lieten zij zich leiden door de Sovjet-‐Unie of door eigen belang? Deze vragen zijn relevant omdat de beantwoording bijdraagt aan het vraagstuk over de machtsverhoudingen binnen het Warschaupact. Dit draagt op zijn beurt weer bij aan de vraag of het klopt dat deze machtsverhoudingen waren ‘gemultilateraliseerd’. Uit het hoofdstuk zal blijken dat de Sovjet-‐Unie weliswaar een centrale rol vervulde binnen het Warschaupact, maar dat de niet-‐Sovjetstaten een niet te verwaarlozen rol speelden binnen het bondgenootschap.
Het derde en laatste empirische hoofdstuk (hoofdstuk 5) concentreert zich op de economische diplomatie die Polen tijdens de crisis bedreef. Het hoofdstuk begint met een economische voorgeschiedenis. Hieruit blijkt dat de verslechtering van de economische situatie van Polen ten grondslag ligt aan de opkomst van Solidarność. Daarna wordt er
gekeken naar de bilaterale contacten tussen Polen en de Sovjet-‐Unie over de economische situatie in Polen. Wie naar deze contacten kijkt concludeert dat er iets opmerkelijks aan de hand is: Polen wist zijn onmisbare positie binnen het Warschaupact te gebruiken om druk uit te oefenen op de Sovjets en de andere Warschaupact landen zodat zij Polen economisch zouden ondersteunen. Het derde hoofdstuk is daarmee illustratief voor de stelling dat niet-‐ Sovjet Warschaupact landen zich assertiever wisten op te stellen binnen het Warschaupact en daarmee hun eigen belangen dienden.
In de slotconclusie worden de onderzoeksvragen van deze scriptie beantwoord aan de hand van de eerder getrokken subconclusies waarmee de empirische hoofdstukken zijn afgesloten. De vragen zoals hoe de Poolse crisis kan worden gepositioneerd en hoe de machtsverhoudingen eruit zagen komen hier terug. Aan de hand van deze antwoorden worden vervolgens de controversiële vraagstukken van de crisis besproken, zoals de invloed van de Sovjet-‐Unie en het Poolse(?) besluit om de noodtoestand af te kondigen.
2. Historiografische inbedding
2.1 De positionering van de Poolse crisis in de geschiedschrijving van de Koude
Oorlog
De Poolse crisis is uiteraard een van de belangrijkste episodes uit de recente nationale geschiedenis van Polen. Daarnaast vormt de crisis ook een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van het communisme en de Koude Oorlog. In de geschiedschrijving hierover wordt de Poolse crisis uiteenlopend gepositioneerd. Zo zijn er auteurs die de crisissituatie positioneren als een prelude van het einde van de Koude Oorlog en de instorting van het communisme. Er zijn ook auteurs die zich hiertegen verzetten en wijzen op continuïteit. Na 1981 bleef veel hetzelfde en de gebeurtenissen in 1989 en 1991 moeten dan ook los worden gezien van de Poolse crisis, luidt hun kritiek.
Onder de eerste groep, die bepleit dat met de Poolse crisis de ontmanteling van het communisme en de aftakeling van Sovjetmacht in Oost-‐Europa begon, vallen onder andere de auteurs Martin Malia, Mattew Quimet, Andrzej Paczkowski, Malcolm Byrne en Vojtech Mastny. In zijn boek The Rise and Fall of the Brezhnev Doctrine in Soviet Foreign Policy uit 2003 heeft Quimet gesteld dat de Sovjetreactie op de Poolse crisis een keerpunt vormde in de manier waarop men eerder had gereageerd op opstanden en protesten in het
Warschaupact.9 Door militaire interventie achterwege te laten maakte Brezjnev ironisch
gezien zelf een einde aan zijn eigen doctrine die stelde dat interventie geoorloofd was om het voortbestaan van het socialisme te verdedigen. De Poolse crisis veroorzaakte volgens Quimet een kentering in het buitenlandbeleid van de Sovjet-‐Unie. De ‘laissez-‐faire’ houding van Gorbatsjov ten opzichte van Oost-‐Europa die voor de Brezjnev doctrine in de plaats kwam maakte de revolutie van 1989 mogelijk, aldus Quimet. Ook de Amerikaanse historicus Martin Malia ziet de Poolse crisis als ‘een fatale barst in het Sovjetsysteem’ – en daarmee
ook in het communisme zelf.10 Solidarność kon in 1980 en 1981 het communisme niet
verslaan maar het communisme kon zich niet meer herstellen na de Poolse crisis, luidt de opvatting. De in Tsjecho-‐Slowakije geboren Amerikaan Vojtech Mastny heeft de crisis omschreven als de ‘voorlaatste uitdaging van Sovjetheerschappij’ in zowel Oost-‐Europa als eigen land: “The Polish crisis revealed how Moscow's capacity to hold its empire together by
the old crude methods progressively corroded.”11 De auteurs Andrzej Paczkowski en Malcom
Byrne doen hier in 2007 nog een schepje bovenop door te stellen dat de Poolse crisis in feite
9 Matthew J. Ouimet, The Rise and Fall of the Brezhnev Doctrine in Soviet Foreign Policy, (2003) blz. 204
10 Ibidem, blz. 247.
11 Vojtech Mastny, The Soviet Non-‐Invasion of Poland in 1980/81 and the End of the Cold War uit CWIHP Working
voortduurde tot aan 1989 toen de ontmanteling van het communisme begon.12 Net zoals Quimet zeggen de auteurs in het voorwoord van hun bundel met vertaald archiefmateriaal dat zonder de Poolse crisis de Sovjet-‐Unie nooit zo passief had gereageerd op de val van de
muur in 1989 en op de daaropvolgende gebeurtenissen.13 De auteurs concluderen dat de
Poolse crisis van cruciaal belang is geweest voor het einde van de Koude Oorlog: “One can be sure that the Cold War would not have ended in this way – or perhaps would not yet have ended at all – had Polish officials not declared the fateful rise in the price of ‘meat
products’ in July 1, 1980.”14
Niet iedereen sluit zich aan bij de hierboven genoemde interpretaties. Auteurs die zich tegen dit denkbeeld keren hebben erop gewezen dat er na 1981 meer continuïteit dan variëteit was. Volgens hen is het te gemakkelijk om een rechte lijn te trekken van 1981 naar 1989 en 1991. Eén van de auteurs die zich in dit kamp bevindt is Tony Judt. In zijn geschiedenis van het naoorlogse Europa Na de Oorlog benadrukt Judt dat de Poolse crisis
niet meer dan een ‘prikkelend voorwoord’ vormt en alleen een ‘bijkomstigheid’ is geweest.15
Expliciet stelt hij dat de crisis ‘geen voorbode van de val van communisme is geweest’. De reden die Judt hiervoor geeft is als volgt: “Het communisme was gebaseerd op macht, en de
macht bevond zich niet in Warschau maar in Moskou.”16
In 2008 heeft de historicus J. P. D. Dunbabin gewezen op het belang van een domino-‐effect voor de ondergang van het communisme. Gedurende de Koude Oorlog was het Westen bang voor een domino-‐effect waarin staten opeenvolgend voor het communisme zouden vallen. Wie naar de instorting van het communisme kijkt, zo stelt Dundabin, ziet een omgekeerd effect: toen Polen ophield een communistische staat te zijn veroorzaakte dit een kettingreactie in heel Oost-‐Europa en die uiteindelijk ook de Sovjet-‐ Unie deed imploderen. Echter, zo vervolgt Dunbabin, begon deze kettingreactie pas nadat het gehele communistische systeem in Polen wegviel. Dus niet al in 1981. Het bezweren van de Poolse crisis bracht het communistische Polen – en daarmee de rest van het
Warschaupact – slechts respijt.17
Ook Archie Brown ontkent in zijn boek De opkomst en ondergang van het
communisme dat de vakbondsbeweging in Polen een opmaat vormt voor de ontmanteling
van het Oostblok: “Er was echter geen causaal verband tussen de politieke verworvenheden
12 Andrezej Paczkowski, Malcom Bryne, From Solidarity to Martial Law: The Polish Crisis of 1980-‐1981, blz. 28.
13 Ibidem, blz. 43.
14 Document 43: Transcript of CPSU CC Politburo Meeting, Aril 7, 1981 uit From Solidarity to Martial Law.
15 Tony Judt, Na de Oorlog, (2005), uitgeverij Contact, blz. 733.
16 Ibidem.
van Solidarność in het begin van de jaren tachtig en de ondergang van het Communisme in
Oost-‐Europa aan het eind van het decennium”, aldus Brown.18 Ook wijst Brown op het
‘succes’ van de reactie van de Poolse communisten: het voorbeeld van Solidarność werd immers nergens in Oost-‐Europa opgevolgd, merkt hij op. Niet voor niets plaatst Brown daarom de Poolse crisis, tezamen met de invloed Paus Johannes Paulus II, onder de noemer ‘De Poolse uitdaging’ onder het hoofdstuk met de titel ‘de druk neemt toe’ (deel 4 van zijn
boek) en niet onder deel 5: ‘de ondergang van het communisme’.19 Brown wijst in het kader
hiervan ook op de macht van het communistische regime in Polen: “Zelfs in Polen bleken de repressiemiddelen die de staatsautoriteiten tot hun beschikking hadden voldoende om Solidarność als een massabeweging te verpletteren zodra de leiding van het land had
besloten dat dit een minder kwaad was.”20 Redenerend vanuit dit perspectief toont de
Poolse crisis aan dat de invloed en macht van de Sovjet-‐Unie in Oost Europa zo sterk was dat het gebruik van geweld niet noodzakelijk was om het socialisme te verdedigen. In 1953, 1956 en 1968 moest de Sovjet-‐Unie naar de wapens grijpen om de DDR, Hongarije en Tsjecho-‐Slowakije communistisch te houden. In 1981 had de Sovjet-‐Unie genoeg invloed op Polen om hen zelf de klus te laten opknappen, zo lijkt het. Anderzijds toont de crisis aan dat de Sovjet-‐Unie in 1981 niet meer in staat was om op basis van hard power haar invloed in Oost-‐Europa te behouden. De Sovjet-‐Unie bevond zich niet in de positie om zich een grootschalige militaire operatie te kunnen permitteren, zowel operationeel (en dus financieel) als diplomatiek.
2.2 Het historisch debat rondom de Poolse crisis
De auteurs Werblan en Paczkowsi hebben in 1997 gesteld dat de Poolse crisis misschien wel
voor altijd een onderwerp van historische en zelfs filosofische controverse zal blijven.21 Wie
zich verdiept in de gebeurtenissen moet concluderen dat de stelling van de auteurs amper overdreven is. In de directe periode na de crisis is er veel geschreven over de oorsprong ervan, dat wil zeggen over de sociaal-‐economische achtergrond van de opkomst van de
beweging Solidarność.22 Na de val van de muur en de val van de Sovjet-‐Unie ontstond er in
Polen discussie over de manier waarop de toenmalige machtshebbers in 1981 hadden gereageerd op de vakbondsbeweging. De meest prangende vraag in deze discussie rondom
18 Archie Brown, De Opkomst en Ondergang van het Communisme, (2009), blz. 579.
19 Ibidem, blz. 5.
20 Ibidem, blz. 579.
21 Paczkowski en Werblan, On the division’ report to commission of constitutional oversight (1997).
22 O.a. Sabrina Ramet, Social Currents in Eastern Europe: The Sources and Consequences of the Great
de Poolse crisis was de vraag of de beslissing om de noodtoestand uit te roepen gerechtvaardigd was onder de omstandigheden waarin Polen toentertijd verkeerde.
Directe aanleiding voor deze discussie was de ophef die was ontstaan nadat de gepensioneerde Sovjetgeneraal Antonni Gribkov in 1992 stelde dat Jaruzelski ten onrechte had beweerd dat hij de noodtoestand had uitgeroepen om daarmee een
Warschaupactinvasie, geleid door de Sovjet-‐Unie, te voorkomen.23 Toen Jaruzelski na de
omwentelingen van 1989 en 1991 uit de politiek was gestapt had hij gesteld dat hij met het uitroepen van de noodtoestand de minst kwade optie had gekozen. Omdat eerdere crises in niet-‐Sojvet Warschaupact landen in 1953, 1956 en 1968 waren geëindigd met militaire interventies werd Jaruzelski’s verklaring plausibel geacht. De uitspraken van Gribkov brachten Jaruzelski’s ‘alibi’ in diskrediet. Volgens Gribkov had Jaruzelski namelijk vlak voor het uitroepen van de noodtoestand de Sovjets wel degelijk verzocht om militaire steun. Deze bewering staat lijnrecht tegenover de verklaring die Jaruzelski naderhand gaf.
Reagerend op de uitspraken van Gribkov ontkende Jaruzelski later dat jaar in een
interview in Der Spiegel het verzoek tot militaire garantie.24 Volgens Jaruzelski werden hij en
de rest van de Poolse leiding juist gedwongen de noodtoestand uit te roepen, omdat een invasie van Warschaupact landen anders zou zijn uitgevoerd. Jaruzelski had hiervoor concrete aanwijzingen: “Es gab massive Truppenbewegungen. Im Grenzgebiet wurden bereits Betten in Krankenhäusern frei gemacht, Polnisch sprechende Reservisten einberufen.
Die Grenzposten wurden ausgewechselt.”25 De rondom Polen gestationeerde militaire
troepenmacht ervoer Jaruzelski en de rest van de Poolse leiding als een constante bedreiging. In het interview stelde hij dat deze druk hem tot het uitroepen van de noodtoestand noopte: “Der Druck Moskaus war bis zum Schluß enorm. Nicht nur ich habe ihn gespürt, auch Dutzende polnischer Politiker und Militärs auf verschiedenen Ebenen spürten ihn. Das war geradezu psychische Folter. Wer heute behauptet, es wäre anders
gewesen, der lügt oder ist doppelzüngig.”26
Jaruzelski’s ontkennende reactie op de uitspraken van Gribkov luidde het begin van de controverse rondom de Poolse crisis in. Deze controverse bleef in de jaren ’90 en ’00
23 Mark Kramer Jaruzelski, the Soviet Union, and the Imposition of Martial Law in Poland: New Light on the
Mystery of December 1981, in Cold War International History Project Bulletin 11, (1998), blz. 5.
24 Lorenz Von Kogelfranz, Das war psychische Folter: Ex-‐Präsident Wojciech Jaruzelski über Kriegsrecht und
Interventionsgefahr in Polen 1981 uit Der Spiegel (11-‐05-‐1992) via http://www.spiegel.de/spiegel/print/d-‐ 13680621.html
25 Ibidem.
26 Ibidem.
voortbestaan doordat geleidelijk meer bronnen beschikbaar kwamen die de geloofwaardigheid van Jaruzelski’s verklaring zowel leken te ondersteunen als ontkrachten. Het artikel Soviet Policy During the Polish Crisis van Mark Kramer in Cold War International
History Project uit 1995 geldt als het eerste wetenschappelijke artikel dat is gebaseerd op
primaire bronnen. Kramer baseerde dit artikel op Jaruzelski’s memoires en interviews die hij
na zijn politieke carrière had gegeven.27 Ook maakte hij gebruik van getuigenissen van
Jaruzelski, Kiszczak (tijdens de Poolse crisis minister van Binnenlandse Zaken) en Poolse ambtenaren. Tot slot putte hij uit de interviews met de Poolse spion Ryszard Kuklinski. In zijn artikel legt Kramer de nadruk op het Sovjet perspectief en stelt hij dat de leiders in het Kremlin bang waren voor een spill over effect in andere Warschaupactlanden, maar laat hij in het midden of de Sovjet-‐Unie bereid was om militair in te grijpen in Polen. Kramer geeft in 1995 geen sluitend antwoord omdat de bronnen enerzijds te kennen geven dat de Sovjetleiding de voorkeur gaf aan een binnenlandse oplossing van de crisis maar anderzijds een militaire oplossing nooit zou hebben uitgesloten. Sterker nog, er waren concrete
voorbeelden waarin een militaire optie werd voorbereid.28 Dit illustreert Kramer door te
wijzen op de militaire oefeningen die werden gehouden rondom Polen.29 Deze oefeningen
waren bedoeld om druk uit te oefenen op de Poolse leiding maar ook om voorbereid te zijn op een militaire oplossing, mochten de omstandigheden de Sovjet-‐Unie daartoe dwingen. Dat dit uiteindelijk niet hoefde ziet Kramer als een succes van het Sovjetbeleid.
Twee jaar na publicatie van Kramers artikel vond in het Poolse plaatsje Jachranka, nabij Warschau, een ‘Oral History Conference’ plaats, waarbij Poolse prominenten uit de communistische partij en uit de vakbond samen met Russische en Amerikaanse hoofdrolspelers samen kwamen in het bijzijn van historici. De Poolse communisten werden vertegenwoordigd door de voormalig PZPR-‐partijleiders (De Poolse Verenigde Arbeiderspartij) Wojciech Jaruzelski en Stanislav Kania, de voormalig vicepremier Rakowski en voormalig minister van Defensie Florian Siwicki. De aanwezige Russen die destijds deel uitmaakten van de Sovjetleiding waren onder andere voormalig opperbevelhebber van het
Warschaupact Viktor Kulikov, Generaal Gribkov en Generaal Viktor Anoshkin.30
27 Mark Kramer, Poland, 1980-‐81: Soviet Policy During the Polish Crisis uit Cold War International History Project
issue 5, (1995).
28 Andrezej Paczkowski, Malcom Bryne, From Solidarity to Martial Law: The Polish Crisis of 1980-‐1981, CEU Press,
blz. 141.
29 Mark Kramer, Poland, 1980-‐81: Soviet Policy During the Polish Crisis uit Cold War International History Project
issue 5, (1995).
30 Jerzy Holzer, Martial Law Evaluated by Historians and Generals at Jachranka: Are They Going In? They Did Not,
Noch de historici noch de voormalig generaals vonden in Jachranka overeenstemming over de controverse rondom de Poolse crisis. De conferentie vergrootte eerder de interpretatieverschillen tussen de Polen (met name Jaruzelski) en de Sovjets. Generaal Gribkov claimde wederom dat Jaruzelski om militaire Sovjetsteun had gevraagd bij
het beteugelen van Solidarność.31 Ditmaal werd zijn claim bevestigd door de voormalig WP-‐
opperbevelhebber Kulikov. Ook hij stelde dat Jaruzelski militaire assistentie had gevraagd– of in ieder geval de garantie wilde dat de Sovjet-‐Unie militair zou bijspringen indien het de Poolse autoriteiten niet lukte om de beweging van Solidarność een halt toe te roepen. Gribkov en Kulikov voegden hieraan toe dat zij destijds negatief hadden gereageerd op dit verzoek. Onder geen beding zou de Sovjet-‐Unie militair ingrijpen in Polen, aldus de Sovjets. Dit leidde tot woede van Jaruzelski die na afloop van de plenaire sessie in een halflege conferentiezaal naar Kulikov siste: “Je weet toch wat je toen tegen mij hebt gezegd? Hoe
kunnen jullie mij dit maken tegenover de Amerikanen?!”32
Ook de historici konden het niet eens worden over de interpretatie van de gebeurtenissen tijdens de crisisperiode. Er heerste geen eensgezindheid over de vraag of de Sovjet-‐Unie in 1980 en in 1981 bereid was om militair te interveniëren om het socialisme in Polen te verdedigen. Eén groep stelde dat de dreiging en de kans op externe interventie
altijd reëel was. Een standpunt dat door nagenoeg alle Poolse communisten (inclusief
Jaruzelski) werd verkondigd; dit rechtvaardigde immers hun reactie (het uitroepen van de noodtoestand) op de crisis. De historici die zich hier bij aansloten waren onder andere Karol
Modzelewski, Andrezej Werblan en Krystyna Kersten.33 Volgens hen was het non-‐
interventiebesluit nooit definitief en kon het Sovjetstandpunt altijd worden gewijzigd indien een veranderende situatie de Sovjets daartoe zou dwingen.
Hiertegenover staat een groep historici bestaande uit o.a.. Andrezej Paczkowski en Jerzy Holzer die zeggen dat de Sovjet-‐Unie alleen in het beginstadium van de crisis bereid
was tot interventie.34 De reële mogelijkheid dat de Sovjet-‐Unie militair zou interveniëren
nam aan het eind van 1980 en in het begin van 1981 af omdat men in het Kremlin de risico’s en de nadelen te groot vond. Door mogelijke sancties uit het Westen, verslechtering van diplomatieke betrekkingen, grootschalig verzet in Polen (de Sovjets verwachtten minimaal
31 John. S, Micgiel, “Poland 1980-‐1982: Internal Crisis, International Dimensions” 8-‐10 November (1997).
32 Ibidem.
33 Jerzy Holzer, Martial Law Evaluated by Historians and Generals at Jachranka: Are They Going In? They Did Not?
(1997).
30 divisies nodig te hebben, bij weerstand vijftien extra35) en de financiële kosten zouden de Sovjetleiders hun plannen om te interveniëren definitief hebben opgegeven halverwege 1981. Na 1981 zou de Sovjet-‐Unie niet meer afwijken van dit non-‐interventiestandpunt. Behalve veel historici scharen ook veel voormalige Amerikaanse diplomaten en
veiligheidsadviseurs, die de situatie nauwlettend volgden, zich achter deze aanname.36
Tot slot bestaat er het resterende standpunt dat de Sovjet-‐Unie nooit voornemens noch bereid was om militair te interveniëren in Polen. Er zijn echter amper historici die dit standpunt innemen. Deze opvatting wordt vooral vertolkt door voormalige Sovjetleiders. Volgens hen zou onder geen enkele omstandigheden een interventie hebben plaatsgevonden. De Sovjetleiding verwijst hierbij naar notulen waarin de interventieoptie
wordt afgeschreven.37 Het argument dat Jaruzelski de staat van beleg zou hebben
afgekondigd om een Sovjet-‐ of Warschaupactinvasie te voorkomen gaat volgens hen dan ook niet op.
De vraag of de Sovjet-‐Unie wel of niet bereid was om het Rode Leger in te zetten om de crisissituatie in Polen een halt toe te roepen is cruciaal, omdat het antwoord op deze vraag bepalend is voor de mogelijke rechtvaardiging van Jaruzelski’s beslissing om de noodtoestand uit te roepen. Het feit dat er geen overeenstemming heerst over de intentie van de Sovjets verklaart daarom indirect de discussie over Jaruzelski’s besluit die tot op de dag van vandaag voortduurt.
Behalve dat de Jachranka conferentie de kern van de controverse blootlegde was er ook nog het feit dat er tijdens deze conferentie nieuwe bronnen boven water kwamen. Deze bronnen leken het tegendeel aan te tonen van de claims die Jaruzelski eerder had gemaakt. Noemenswaardig zijn de aantekeningen uit de crisisperiode van generaal Viktor Anoshkin, de persoonlijke luitenant van Warschaupactopperbevelhebber Kulikov. Deze werden na afloop van conferentie gescand. Uit deze aantekeningen blijkt dat Jaruzelski zou hebben gezegd dat het uitblijven van Sovjetinterventie ‘verschrikkelijk voor Polen’ was en
dat de Sovjet-‐Unie hiermee Polen in de steek liet.38 Ook doken er telegrammen op van
Ryszard Kulkinski, een Poolse officier/spion die gedurende crisis informatie naar de Verenigde Staten doorsluisde. Tijdens zijn militaire carrière in Polen sluisde hij uit
35 A. Kemp-‐Welch, Poland under Communism: a Cold War History, Cambridge University Press (2008), blz. 305.
36 Jerzy Holzer, Martial Law Evaluated by Historians and Generals at Jachranka: Are They Going In? They Did Not,
(1997).
37 John. S, Micgiel, “Poland 1980-‐1982: Internal Crisis, International Dimensions” 8-‐10 November 1997.
38 Mark Kramer, Jaruzelski, the Soviet Union, and the Imposition of Martial Law in Poland: New Light on the
Mystery of December 1981, in CWIHP, issue 11, (1998).
ideologische overtuiging duizenden documenten door naar de CIA. Hierdoor zaten de
forecasts van de VS telkens dicht bij de waarheid. In een van de telegrammen die via
Kulkinski op de conferentie openbaar werd gemaakt stond dat de Poolse autoriteiten de militaire eenheden van de Sovjet-‐Unie en andere niet-‐Sovjet Warschaupactleden de grens
zouden laten passeren.39
Vanzelfsprekend kreeg de Jachranka conferentie een lange staart. Met name in academische kringen had de conferentie en de nieuw beschikbare bronnen veel stof doen opwaaien. In bulletins van het Cold War International History Project verschenen vele artikelen over de Poolse crisis. Doordat er de afgelopen jaren geleidelijk steeds meer bronnen beschikbaar zijn geworden, heeft het debat over de Poolse crisis aangehouden. In de wetenschappelijke discussie zijn een aantal kwesties ontstaan. De eerste hiervan is reeds toegelicht en behelst de bereidheid en intentie van de Sovjet-‐Unie om militair te interveniëren in Polen. Zoals gezegd hebben de voormalige Sovjets altijd ontkend dat er ooit enige sprake was van interventie, alle militaire oefeningen ten spijt. De historici zijn het onderling oneens over de vraag of de Sovjet-‐Unie op een geven moment definitief afzag van interventie (o.a. Paczkowski, Werblan en Brown) of dat dit altijd een reële optie bleef (zoals Kramer en Mastny). Onderling verschillen Paczkowski, Werblan en Brown van mening over de periode wanneer de Sovjetleiding de interventieplannen afgelastte maar allen plaatsen dit moment in de eerste helft van 1980. Kramer en Mastny brengen hier tegenin dat besluiten nooit geheel definitief waren.
Historici zijn ook verdeeld over een andere kwestie: de mate waarin de Sovjet-‐Unie druk uitoefende en met name de vraag in hoeverre deze druk het beleid van de Poolse communisten wist te beïnvloeden. Dát de Sovjet-‐Unie druk uitoefende staat vast. Dit zal ook in deze scriptie blijken uit het onderzoek van archiefmateriaal. Verschillende auteurs, waaronder Zawadski, Paczkowski, Werblan en Brown, hebben in hun onderzoek uit de doeken gedaan op welke wijze de Sovjet-‐Unie druk uitoefende – vaak gebeurde dit door middel van intimidatie. Deze scriptie zal daaraan toevoegen dat behalve de Sovjet-‐Unie Polen zelf ook druk uitoefende op de Sovjet-‐Unie en de andere niet-‐Sovjet Warschaupactlanden. Hiermee wordt op een nieuwe manier gekeken naar de machtsverhouding van een niet-‐Sovjet Warschaupactland zoals Polen ten opzichte van de Sovjet-‐Unie. Deze nieuwe zienswijze keert zich tegen de traditionele opvatting waarin de
39 Pawel Machcewicz en Malcom Bryne, Reavealing a New Side of Polands’s Martial Crisis, 4 december 1997 uit
The Los Angeles Times geraadpleegd op 28 september 2015 (via