• No results found

Bloeiende planten waarschuwen kwekers voor plaaginsecten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bloeiende planten waarschuwen kwekers voor plaaginsecten"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bloeiende planten waarschuwen kwekers voor plaaginsecten

Om de bestrijding van

schade-lijke insecten goed te timen,

moet je als kweker precies weten

wanneer een plaag tot

ontwikke-ling komt. Nu blijkt de bloei van

sommige gewassen vaak samen

te vallen met de eerste vlucht

van bepaalde plaaginsecten. PPO

zoekt dit soort indicatorplanten

om de kweker te kunnen helpen

bij een gerichte bestrijding.

Bij de meeste insecten is het niet eenvou-dig om ze op tijd waar te nemen. Vaak vallen ze pas op als er al schade is en het beste bestrijdingsmoment voorbij is. Een goede waarnemingsmethode is daarom van groot belang.

Het moment waarop insecten in het voorjaar tevoorschijn komen, heeft vaak te maken met de temperatuur. In warme voorjaren komen ze meestal eerder te voorschijn dan wanneer het lang koud is. Per insect verschilt de warmtebehoefte. Ook de bloei van veel planten is afhan-kelijk van het temperatuurverloop in het voorjaar. De bloei van planten die dezelf-de warmtebehoefte hebben als bepaaldezelf-de plaaginsecten, zou als waarschuwing kunnen dienen voor een plaag van het be-treffende insect. Deze planten kunnen dan naast de cultuurgewassen op de kwekerij staan als ‘waarnemers’ voor schadelijke insecten. Het kan elke willekeurige plant zijn en hoeft dus niet het gewas te zijn waarin het insect schade veroorzaakt.

Uit Amerikaans onderzoek bleek de eerste vlucht van veel plaaginsecten in-derdaad samen te vallen met het moment waarop verschillende planten daar be-gonnen te bloeien. In meerdere jaren werd hetzelfde patroon gevonden, ondanks de grote weersverschillen tussen die jaren.

In navolging van Amerika is PPO Bomen van start gegaan met een onder-zoek waarin naar planten gezocht wordt die hier algemeen voorkomen en begin-nen te bloeien op een tijdstip dat bepaal-de insecten bestrebepaal-den moeten worbepaal-den. Het onderzoek richt zich onder meer op

appelbladgalmug, beukenbladluis, ge-wone dopluis, gleditsiagalmug, groene appelwants, kleine wintervlinder en lindebladwesp.

Bruikbaarheid

Gestart is met het beoordelen van het boomkwekerijsortiment op praktische bruikbaarheid als indicatorplant voor plaaginsecten. Handig zijn planten die het eerste jaar na uitplanten al bloeien, elk jaar bloeien, gemakkelijk

verkrijg-Foto’ s: PPO Bomen

Teelt

Gewasbescherming

De Boomkw ek er ij 3 (1 8 januar i 2008)

10

De Boomkw ek er ij 3 (1 8 januar i 2008)

11

baar zijn, niet grondsoort gebonden zijn, niet te groot zijn en niet te vatbaar zijn voor ziekten en plagen. Uiteindelijk werden ongeveer 400 handige planten geselecteerd.

In de sortimentstuin in Boskoop werd gedurende drie groeiseizoenen precies genoteerd wanneer de planten in bloei kwamen. Als start van de bloei telde de eerste dag waarop er minimaal drie bloemen open waren. Op basis van dit onderzoek zijn 15 planten geselecteerd, waarvan er elke week, van begin april tot

en met juli, naar verwachting één in bloei komt. Onder de soorten bevinden zich cul-tivars van onder meer Forsythia, Skimmia en Geranium.

De 15 planten zijn vervolgens neergezet op verschillende locaties in het land: Bos-koop (Zuid-Holland), Randwijk (Gelder-land), Noordbroek (Groningen) en Vre-depeel (Limburg). Vanaf april tot en met augustus is daar zowel het bloeitijdstip als de aanwezigheid van plaaginsecten waar-genomen. Daarnaast is er navraag gedaan naar de insectenwaarnemingen die advi-seurs bij kwekers in de buurt van de vier proeflocaties hebben verricht en werd de informatie op www.gezondeboomteelt.nl en uit de literatuur benut.

Met de weersgegevens van de proeflo-caties is voor elke locatie en voor elk jaar de temperatuursom bepaald. De tempera-tuursom geeft aan hoe warm het is geweest: op 1 januari begint deze bij nul en elke dag wordt het gemiddeld aantal graden boven nul daarbij opgeteld.

Eerste resultaten

De bloeiwaarnemingen laten zien dat er altijd wel een geschikte plant te vinden is die qua bloeitijdstip aansluit bij het verschij-nen van een plaaginsect. Het vaststellen van het eerste moment van vóórkomen van de plaaginsecten was lastiger. Er zijn veel waarnemingen nodig om met zekerheid te kunnen vaststellen bij welke temperatuur-som ze in het veld verschijnen. Daardoor is het verschijningsmoment van de meeste plaaginsecten momenteel nog niet goed te koppelen aan de bloei van de planten. Dit is wel gelukt bij de groene appelwants en de kleine wintervlinder (Kaders: Groene

ap-pelwants en Kleine wintervlinder). Bij deze insecten hebben de onderzoekers hun eigen waarnemingen kunnen aanvullen met ge-gevens van PPO Fruit.

Het onderzoek wordt in 2008 vervolgd. Dankzij de verzamelde informatie kan ko-mend jaar in specifieke perioden nadruk-kelijker gezocht worden naar insecten. De onderzoekers proberen vooral een indica-torplant te vinden bij ‘kansrijke’ insecten als beukenbladluis en gleditsiagalmug. Het juiste moment van bestrijden zal daarmee nauwkeuriger te voorspellen zijn. ■

Kleine wintervlinder

De rupsen van de kleine wintervlinder (Operophtera brumata) kunnen al vroeg in het voorjaar schade veroorzaken in bijvoor-beeld Malus, Prunus en Quercus. Bestrijding kan het best plaatsvinden wanneer de rupsen nog jong zijn. De datum waarop de rupsen uit het ei kruipen kan echter van jaar tot jaar en per locatie behoorlijk verschillen: dit varieerde van 24 maart tot 29 april. Door naar de bloei van planten te kijken, werd de onzekerheid over het moment van verschij-nen van de rups verkleind. Twee cultivars van

Forsythia x intermedia bleken hiervoor

ge-schikt. De rupsen van de kleine wintervlinder werden bijna altijd waargenomen tussen nul en twee weken nadat de cultivars ’Lynwood’ en ’Spring Glory’ in bloei gekomen waren.

Elberse, Reijers en De Blok zijn onderzoeker bij PPO Bomen in Lisse, (0252) 46 21 21/Ivonne.Elberse@wur.nl, Nathalie. Reijers@wur.nl, Jerre.deBlok@wur.nl.

Ivonne Elberse, Nathalie Reijers en Jerre de Blok

Groene appelwants

De groene appelwants (Lygocoris

pabuli-nus) heeft onder meer Malus en Tilia als

(winter)waardplant. Nadat de jonge larven uit het ei gekomen zijn, beginnen ze al met het opzuigen van plantensappen. Dat is dan ook het moment om ze te bestrijden. In de aangeprikte bladeren ontstaan anders kleine gaatjes die later uitgroeien tot grote gaten. Twee planten bleken geschikt als indicator-plant voor groene appelwants: Chaenomeles

superba ’Vermilion’ en Amelanchier arborea

’Robin Hill’. De jonge appelwantsen werden bijna altijd voor het eerst waargenomen binnen anderhalve week na de bloei van de

Chaenomeles of binnen twee weken na de

bloei van de Amelanchier. Wanneer alleen naar de datum wordt gekeken, is de sprei-ding meer dan vijf weken: in het ene jaar verschenen de wantsen al op 2 april, in het andere jaar pas op 9 mei.

Chaenomeles superba ‘Vermilion’ komt in bloei wanneer de groene appelwants (foto linksonder) uit het ei kruipt.

Forsythia intermedia ’Lynwood’ waarschuwt voor de komst van de rupsen van de kleine wintervlinder (foto rechtsonder). Foto: Margriet van Asch, NIOO-KNA W

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sommige planten zijn zelfs onder extreme omstandigheden in staat tot fotosynthese en de daarop volgende voortgezette assimilatie. CAM(Crassulacean Acid Metabolism)-planten

In Vlaanderen komt de soort vooral voor in de Kempen (Kalmthoutse Heide, Groot en Klein Schietveld, valleigebied van de Kleine en de Grote Nete, de heidegebieden

Heterogeneous phenotypes of expression of the NKB1 natural killer cell Class I receptor among individuals of different human histocompatibility leukocyte antigens types

In this regard, a peer tutor-mentor programme was introduced at a private university in South Africa to improve the academic outcomes of vulnerable first-year

(1986:10) hierdie werk as "(d)ie eerste en (by my wete enigste) volwaardig histories-kritiese uitgawe" beskou, kan dit om verskeie redes eerder as 'n Anglo-Amerikaanse

2 Hoewel we in de gezondheidszorg bereid zijn een stukje doelmatigheid op te offeren ten behoeve van meer rechtvaardigheid, omdat ook ouderen, mensen met

For example, discourse presentation depicts the thoughts and words of the participants (Semino & Short, 2004; Vandelanotte, 2009), but was not included in the

Aan het begin van de proef werd weinig stikstof in het grondmonster aangetroffen (1,3 mmol NO3 + NH4 per 1 extract), maar waar het hier een gestoomde klei­ grond betreft moet het