28
Van
de voorzitter
Sprekende van beleid denk ik niet aan ledenwerving, want een tê groot
aantal leden zou -hoewel het financieel natuurlijk aantrekkelijk
is-het 'werkgroepskarakter 1
weleens kunnen aantasten. Een beleid in welke
richting dan? Daarvoor zullen we de revue moeten laten passeren wat er de afgelopen 17 jaar in de werkgroep is gebeurd' en overwegen of we de bestaande trends wenselijk vinden.
In de begintijd van de'werkgroep was er een stel enthousiaste verzamelaars met interesse voor stratigrafie, en vooral: met een enorme werklust.
In die tijd was de belangstelling van een groot aantal leden gericht op de gelderse Achterhoek roet al zijn problemen en nieuwe mogelijkheden.
Nieuwe leden konden zonder meer meedoen wanneer ze bereid varen de
handen uit de mouwen te steken. Het aantal aktieve leden was verhoudings-gewijs groot en de specialisaties lagen vooral op het paleontologische vlak (mollusken, haaietanden).
Maar de tijd laat niemand onaangetast en het was onvermijdelijk dat de meest enthousiasten zich ontwikkelden tot echte specialisten ,zich gedeeltelijk zelfs beroepsmatig met de geologie gingen bezighouden.
De probleemstelling van het in de werkgroep aangevatte onderzoek groeide met deze mensen mee. Wie de Mededelingen van de afgelopen 10 jaar
opslaat kan deze trend duidelijk volgen. Zoals zo vaak, bepaalde de interesse van het bestuur -in toenemende mate bestaande uit specialisten
en 'beroeps'- het onderzoek dat in en namens de werkgroep gedaan werd en zo nu en dan werd het zo specialistisch dat velen begonnen te twijfelen of er in de toekomst nog plaats zou zijn voor amateurs.
Ik hoef eigenlijk niet te benadrukken, dat juist die plaats voor amateurs -of als u wilt 'niet-beroeps'- het bestaansrecht van de vereniging vormt. Is een vrij diepgaand onderzoek in werkgroepverband daarom onwenselijk? Ik ben van mening dat onderzoek op enig niveau NOODZAKELIJK is voor het voortbestaan van de werkgroep, omdat het anders de specialisten zullen
zijn die de werkgroep de rug toekeren.Er moet dus iets anders op
ge-vonden worden, want de kloof tussen ambitie van de onderzoeker (-publicist)
en de belangstelling van de amateur map niet groter worden dan hij nu is. De oprichting van 'Afzettingen' is al êên stap in deze richting.
Het doel van de werkgroep is altijd geweest de leden te konfronteren met,
en mee te laten werken aan geologisch onderzoek. Daar wordt niet alleen het determineren van fossielen mee bedoeld, maar ook onderzoek met een Het is nu zeven jaar geleden, dat ik het voorzitterschap van de WTKG op
mij nam. Ik ben niet iemand die zulke baantjes zoekt, omdat ik meestal
van mening ben dat ik mijn tijd beter aan onderzoek kan besteden, maar
in dit geval heb ik met genoegen zitting in het bestuur genomen, omdat de T-JTKG mij een dynamische vereniging leek, die iets meer deed dan alleen mensen met dezelfde manie een onderdak geven. En zo kwam ik in
een bestuur dat nog voor een groot gedeelte bestond uit oprichters van de vereniging. De gang van zaken had zich al min of meer gestabiliseerd
en in feite was er niet veel meer nodig -en zeker niet aan inzet van de voorzitter- om alles draaiende te houden.
In de afgelopen zeven jaren -gedurende drie daarvan werd het
voorzitter-schap waargenomen door de heer Dekker- is het echter hoe langer hoe meer
duidelijk geworden dat het verenigingsbestuur een beleid moet gaan voeren en in de toekomst moet gaan kijken: We beginnen volwassen te
29
bredere basis. En het is juist die brede basis die te vaak bekend wordt verondersteld. Het bestuur is daarom van mening, dat de werkgroep zijn
doelstelling beter kan vervezenlijken door leden de gelegenheid te geven juist hun basis wat te verbreden. Er wordt hier gedacht in de
richting van werkdagen of -middagen, waarbij eenvoudige zaken als het lezen van geologische kaarten, het verwerken van helling- en strekkings-gegevens, het tekenen van dagzomen, etc. geoefend worden. Maar ook andere
onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de principes van het determineren
van mollusken zouden aan de orde kunnen komen.
Het bestuur zcu graag: vernemen of u belangstelling heeft om aan zulke
'praktika* deel te nemen, of te helpen bij de voorbereiding ervan.
Paleontologisch en stratigrafisch onderzoek moet liefst leiden tot een
synthese: het paleomilieu of het paleolandschap. In verband hiermee wil ik u graag op de hoogte stellen van een verzoek, dat vorig jaar aan de werkgroep verd gedaan.Dr. Montagne, direkteur van het natuurhistorisch
museum te Maastricht, heeft enkele bestuursleden van de WTKG gepolst -1
of het niet mogelijk zou zijn een ontwerp te maken voor een nieuwe
Tertiair-tentoOnstelling in genoemd museum.Het bestuur heeft zich
hier-over beraden en is van mening, dat de WTKG, wil deze zijn medewerking kunnen verlenen aan zo'n projekt, moet trachten tot een synthese te komen van alle gegevens die tot nu toe in het Belgisch-Nederlandse
Tertiair (Leuven-Zuid Limburg), met name in het Oligoceen zijn verza-meld. Op deze wijze zouden we kunnen komen tot een aantal, elkaar
op-volgende overzichten van paleomilieus: de ruimtelijke verbreiding van
ondiep mariene, getijden-, lagunaire-, terrestrische en andere afzettingen
Een dergelijke rekonstruktie kan alleen worden gebouwd op een"‘gedegen
stratigrafie, een nauwkeurige bestudering van fauna's en -voor afzettingen zonder fossielen- de sedimentaire strukturen.
We hebben inmiddels de Werkgroep Sedimentologie van de RU Utrecht weten
,
te interesseren voor de sedimentologische aspekten van het onderzoek en
we hopen over enkele jaren inderdaad tot een synthese te komen, die
ons een inzicht geeft in paleomilieu en paleolandschap van de Oligocene afzettingen uit genoemd gebied.
Het is een groot projekt, waarin ook de werkzaamheden tijdens het
werk-kamp een rol spelen. Wij zoüden de medewerking van onze leden op grote prijs stellen.
Bennekom, maart '80
P. Buurman