• No results found

Moderne burger vergt eigentijds bestuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Moderne burger vergt eigentijds bestuur"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De afgelopen decennia is de relatie tussen het openbaar bestuur en de burger veel-vuldig onderwerp van maatschappelijk debat en wetenschappelijk onder-zoek geweest. Vanaf de jaren zeventig is een con-stante stroom van publika-ties op gang gekomen die het disfunctioneren van de parlementaire democratic in al zijn aspecten tot thema heeft; en nog onlangs wijdde s&.P een heel num-mer aan de verminderde betekenis en erosie van po-litieke partijen (Becker & Cuperus 2ooo/ 2oo1). Tel -kens terugkerende aspec-ten in de discussie hebben betrekking op het afne-mend aantal stemmers, het functieverlies van politieke partijen, het legitirniteits-verlies van het parlement, het bestuurlijk onvermo-gen van de overheidsbu-reaucratie, de formeel

mo-S&__Do3 2ooi

REHABILITATIE VAN DE POLITIEK

Moderne burger

vergt eigentijds

bestuur

VIC VELDHEER 1

Teaelijk met Blokland zijn twee andere bijdraaen onder het motto 'rehabilitatie van de politiek' opaenomen, met dien verstande dat hier sprake is

van uiteenlopende difinities van politiek. Vic Veldheer laat aan de hand van moderne concepties van buraerschap zien in hoeverre de

aloude instituties van de representatieve democratie tekort zijn aaan schieten. Hij bepleit

een aanpassinB van het politiek-bestuurlijk systeem vanuit het perspectiif van de eiaentijdse buraer en doet voorstellen om de representatieve democratie aan te vullen met elementen van directe democratie. Mirko Noorderaracif, hierna, analyseert de 'interventiifuik' waarin politiek en

openbaar bestuur momenteel aevanaen zitten. Hij stelt eerst het Jailliet van jeiten-politiek' vast, om vervolaens een nieuw bestuurlijk krachtenveld te schetsen, waarin het openbaar

bestuur zowel vermaatschappelijkt als aeprcifessionaliseerd kan worden.

het idee dat de burger daar-mee weer daar-meer vertrouwen krijgt in dat systeem. Door institutionele veranderin-gen hopen de politici het tij te keren en de afnemende betrokkenheid van de bur-ger bij de politiek te stop-pen. Maar de meningen !o-pen uiteen over de manier waarop dit is te bereiken en het gevolg daarvan is dat de discussie zich blijft toespit-sen op die instituties. Daar-mee verdwijnt de positie van de burger uit het zicht, terwijl daar juist naar rnijn idee aanknopingspunten zijn te vinden voor vernieu-wing van politiek en be-stuur.

In dit artikel wordt de plausibiliteit van de stelling verkend dat de instituties van de representatieve de-mocratic zoals die in de vo-rige eeuw zijn ontwikkeld niet meer passen bij de eisen van de moderne bur-nistische lokale bestuursstructuur en de dualistische

bestuurspraktijk en de kwestie van de ministeriele verantwoordelijkheid.

In die periode zijn er een groot aantal (Staats) commissies (o.a. Biesheuvel, Vonhoff, Deetman, Van Thijn, Franssen, Scheltema, Wiegel en Elzinga) en een enkele regeringscommissaris (Tjeenk Willink) geweest die zich onder meer gebogen hebben over manieren om het democratische tekort op te heffen. Tot fundamentele veranderingen van het politieke systeem he eft dat allemaal niet geleid. Centraal in die beschouwingen staat niet zozeer de verhouding tus-sen overheid en burger als wei de noodzaak tot her-vorming van het politiek-bestuurlijke systeem vanuit

ger. De steeds beter opgeleide en steeds mondiger burger wil meer dan eens in de 4 jaar zijn opvattin-gen aan het politieke bestuur kenbaar maken. Hij wil in bepaalde gevallen meebeslissen. Bij het hervor-men van de politieke en bestuurlijke instituties zal die veranderde maatschappelijke positie van de bur-ger als vertrekpunt moe ten dienen. Daarom nu eerst een nadere verkenning van modern burger-schap.

Nieuw buraerschap:

van neo-republikein tot 'Everday maker'

De afgelopen jaren is zowel in theoretisch als empi-risch opzicht veel aandacht aan het concept '

burger-schap ren 1 voor gepul schap loep dernc eeuw kcnru schap schap WRR concc Die l 'de r overl au tor me en posit! dooi geeft blieki meer regel drag pla~tl de v. dagel moet 0 burg I het ten guan share 1997 Aan< volgc tiek ring en tel van

d

(2)

l aar-:wen ~oor :rin-et tij !nde bur- top-1 lo-lnier n en at de spit-~aar­ )sitie icht, mijn In ten ieu-1

be-It

de llling uties

e

de-e

vo-ckeld j de bur-diger lttin-ijwil rvor-_s zal : bur-n nu rger-1 :mpi-. rger-s &...o o3 2oo1

chap' besteedt (zie o.m. Beiner 1995; Van Gunste-ren 1998). Zo heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (w R R) in 199 2 een studie gepubliceerd onder de titel 'Eigentijds burger-schap', waarin het concept burgerschap onder de locp wordt genomen vanuit het besef dat de mo-derne tijd om een andere invulling vraagt dan een eeuw geleden (Van Gunsteren 1992). Na een ver-kcnning van de gangbare concepties van burger-chap (de liberaal-individualistische, de gemeen-chap- en de republikeinse variant) ontwikkelt de WRR uit de kenmerken van deze drie een vierde conceptie onder de titel neo-republikeins buraerschap. Die burger is autonoom, loyaal, oordeelkundig en 'de republiek' garandeert die eigenschappen. De overheid zorgt voor de vorming van mensen tot autonome en oordeelkundige leden van een ge-meenschap en waarborgt hun gelijkheid in politieke positie. In zijn conclusies houdt de w R R een

plei-dooi voor een overheid die zich meer rekenschap geeft van het feit dat burgerschap het hart van de pu-blieke zaak vormt. De overheid zou zich daarvan meer bewust moeten zijn en zou in haar wet- en rcgelgeving na moeten gaan in hoeverre die het ge-drag van burgers ondermijnt dan wel versterkt. In • plaats van omvangrijke wettelijke regelingen pleit de WRR voor meer nadruk op maatwerk. In de dagelijkse bestuurspraktijk zou daaraan meer vorm moeten worden gegeven.

Ook Dagger hangt een republikeins concept van burgerschap aan, aileen legt hij meer de nadruk op het bereiken van een balans tussen rechten en plich-ten van burgers. Zijn theorie van republikeins libera-lisme 'ties individual rights to civic duties by way of reciprocity and fair play. Those who enjoy the benefits of a cooperative enterprise, such as rights guaranteed by a political order, must also bear their share of the burdens of the enterprise' (Dagger

1997:98).

Aan deze theorie van civic reciprocity verbindt hij ver-volgens politieke gevolgen: hij beschouwt de poli-tiekc gemeenschap als de institutionele concretise-ring van die wederkerigheid, als een 'cooperative enterprise for mutual benefit' waarin het streven van de burger om een autonoom Ieven te leiden

af-hankelijk is van de steun van de andere !eden van de gemeenschap. Het benadrukken van burgerschap, de daarmee verbonden waarden (als individuele au-tonomic, tolerantie voor andersdenkenden, fair play, en het leveren van een actieve bijdrage aan de gemeenschap) en het principe van de wederkerig-heid zijn voor hem richtinggevend voor de inrich-ting van de samenleving en daarmee ook voor het politieke systeem.

Vormt Dagger deels een reactie op Rawls' theory

if

justice, hetzelfde geldt voor Margalits pleidooi voor een decent society (1996). Beiden gaan uit van een eigentijds burgerschap waarin waarden als indi-viduele autonomic en interdependentie met elkaar verbonden zijn in een concept van (politieke) ge-meenschap. Margalit gaat evenwel uitvoeriger dan Dagger in op het handel en van de overheid die con-sequenties moet verbinden aan het moderne bur-gerschap. Hij benadrukt ook vee! meer 'the politics of dignity' en beargurnenteert heel precies hoe een samenleving met haar zwakke !eden kan omgaan zonder ze te vernederen. Hij introduceert de term 'symbolic citizenship' waarmee hij bedoelt aan te geven dat een fatsoenlijke samenleving haar zwakke-ren toegang verschaft tot haar cultuur en hen een waardige positie garandeert: een fatsoenlijk samen-leving is een samenleving wier instituties mensen niet vernederd. Burgers zijn niet aileen in juridische, po-litieke en sociale zin volwaardig lid van een gemeen-schap, maar zij mogen ook del en in het symbolische kapitaal van de gemeenschap. Als er een meerder-heidscultuur is behoort die geen beelden te hebben die vernederend zijn voor minderheden. De over-heid vervult daarin een voorbeeldfunctie: de bu-reaucratic is zo georganiseerd dat haar 'clienten' niet systematisch vernederd worden; door de onper-soonlijke werkwijze van een bureaucratic is dat ri-sico erg groot.

Van oorsprong kent het burgerschap in een de-mocratisch georganiseerde samenleving een aantal rechten. Dahl spreekt in dat verband van 'inclusive

ci-tizenship'. Iemand die permanent in een land woont en subject is van zijn wetten behoort rechten te heb-ben die iedere andere ingezetene ook heeft. Het gaat .. dan om passief en actief kiesrecht, uit te oefenen in vrije verkiezingen, om het recht van expressie, om

1 . Ik dank Rene Cuperus, Rob Gilsing,

Paul Kalma en Patrick van Schic voor

hun commentaar op een ecrdcre vcrsie

van het artikel. Uiteraard ben ikzelf

(3)

100

s &._o 03 2oo1

het recht onafhankelijke politieke partijen te forme-ren en eraan dee! te nemen, om het recht op toe gang

tot onafhankelijke informatiebronnen en om het

recht op andere vrijheden die noodzakelijk kunnen zijn voor de effectieve werking van politieke institu-ties in grote democratieen (Dahl1998: 86). Het aar-dige van Dahl is dat hij weer in herinnering brengt hoe van oudsher gedacht werd over de rechten en

noemd, door Jos de Beus vertaald met

'toeschou-wersdemocratie' (De Beus 2ooo). Kiezers zijn goed

gei'nformeerd over datgene wat zich in de politick

afspeelt, Iaten weinig van zich horen zolang hun

be-langen naar behoren worden behartigd. Zij gaan tot

actie over wanneer zij het idee hebben dat hun be

-langen worden geschaad. En gezien hun verbeterde

toerusting qua kennis en vaardigheden, weten zij

plichten van de burger in relatie tot de bestuurlijke

organisatie van het

poli-tieke systeem. De politieke

instituties zijn geent op de

uitoefening van deze

rech-ten. Hij wijst op het belang

De moderne burger is iemand die een

oogje in bet zeil houdt en pas actiif

wordt wanneer hij daartoe enige

aanleiding ziet

ook beter dan vroeger hoe

die belangen het best zijn te

verdedigen.

Bang en Sorensen

spre-ken van een nieuwe

poli-tieke identiteit: de Everyday

Maker; iemand die gei'nte-van eerlijke verkiezingen, transparant bestuur, van

responsiviteit, doelmatig en doeltreffend bestuur als enkele essentiele factoren die de stabiliteit van een

democratisch systeem waarborgen (p. 1 3 9 I I 40).

Overigens is Dahl de mening toegedaan dat de oude

politieke instituties aan vernieuwing toe zijn: ' ...

one of the imperative needs of democratic countries

is to improve citizens' capacities to engage

intelli-gently in political life. ( ... ) I do believe that in the years to come these older institutions will need to be enhanced by new means of civic education, political participation, information, and deliberation that

draw creatively on the array of techniques and

tech-nologies available in the twenty-first century. We

have barely begun to think seriously about these

pos-sibilities' (Dahl I998: I 87/8).

Enkele jaren terug is een nieuw concept van burger-schap ontwikkeld door Schudson (I 998) die spreekt van een monitorial citizen. Burgers zijn tegenwoordig goed gei'nformeerd over wat zich in de wereld af-speelt en zijn voldoende geequipeerd om de rechten

en plichten die methet burgerschap verbonden zijn,

te materialiseren. Aileen kiezen ze in zijn optiek

daar niet voor: 'Monitorial citizens scan (rather than

read) the informational environment in a way so that

they may be alerted on a very wide variety of issues

for a very wide variety of ends and may be mobilized

around those issues in a large variety of ways'

(Schudson 1998: 3 I o ). De mod erne burger is

ie-mand die een oogje in het zeil houdt en pas actief

wordt wanneer hij daartoe enige aanleiding ziet: 'they look inactive, but they are poised for action if action is required' (Schudson I998: 3 I I).

Deze opvatting van burgerschap komt dicht in de

buurt bij wat Manin de audience democracy heeft

ge-resseerd is in politick, maar die zijn politieke

engage-ment vooral tot uiting brengt in het oplossen van

con-crete problemen van alledag en niet zozeer in relatie

tot de prestaties van de overheid. Zij kenncn aan die

nieuwe politieke identiteit de volgende eigenschap

-pen toe: ' a strong self-relying and capable individu

-ality; a perception of politics as the concrete and

direct handling of difference, diversity and dispute in

everyday life; a notion of commonality as relating to solving common concerns; an acceptance of cartoon

democratic values and procedures in the handling not

only of high but also of low politics' (Bang and

Soren-sen I998: 2-3). Een dergelijke 'moderne burger'

heeft zich wei erg ver verwijderd van de traditionele

instituties van de representatieve democratic.

De achtergrond van dit alles is dat de

maatschap-pelijke positie van de burger grote veranderingen

heeft ondergaan.ln algemene bewoordingen zijn die

bekend: het opleidingsniveau van de bevolking is

ge-staag gestegen en he eft geleid, in samenhang met an

-dere sociale en culturele ontwikkelingen, tot een

burger die steeds mondiger, welbespraakter en kri

-tischer is geworden. Van Gunsteren en Andeweg

( 1 994: 6o) spreken van een 'onthierarchiscring van de samenleving': sturingsinstituties en samenleving

passen niet goed bij elkaar. De burger accepteert

niet meer op voorhand van bovenaf opgelegde

maat-regelen. Oat betekent dat organen die beslissingen

nemen 'namens het volk', 'uit naam van het volk' of

die geacht worden de 'wil van het volk' te

represen-teren, die besluiten steeds moeilijker geaccepteerd

zien door datzelfde volk dan bijvoorbeeld in de eer

-ste helft van de vorige eeuw. Kennelijk schort er iets

aan de representatie van wat er onder de bevolking

leeft. Om die reden pleiten veel bestuurssociologen

voor horizontalisering van bestuur, coproductie van

belei< alson nietn Ve. Hetp gers i Hoe\1 onde1 het 'k de we speur 11) -gingt ment be stu jaren wikk1 sluitv van v de ge dera< kiezir overh en 01 wez decer wareJ H over cratiE (zie t huidi volk, expel tutie; Ierne vanzt niet ~ kent post pi 'Het telijlci over maar gcn, tieke gang: pres~ groe1 cxp

(4)

IOU-roed ltiek 1 be-1 tot l be-brde h zij I hoe tjn te ! pre- poll-ryday i'nte- gage- con-elatie n die : hap-lvidu -~ and ute in !ng to rtoon tgnot oren-~rger' .onele chap-•ingen ijndie ~is ge -let an-~t een :n kri-~eweg :1gvan .leving pteert maat-singen 'olk' of . resen-pteerd :le eer-, er iets rolking ologen :tie van s &_o o3 2oo1

beleid, interactieve beleidsvoering e.d. 'De burger als onderdaan' is een negentiende-eeuws concept en nict meer van deze tijd.

Vernieuwend bestuur

Het politieke besluitvormingsproces is voor vee! bur-gers in toenemende mate onherkenbaar geworden.

Hoewel een aantal auteurs onder verwijzing naar onder meer Romein ( 19 2 6 II 967) en Songer ( 19 34) het 'kloofdenken' relativeert- Van Gunsteren en An-deweg menen zelfs een cyclische regelmaat te be-peuren in de opleving van het kloofdenken ( 1994: 11)- klinkt in de meeste publikaties tach de overtui-ging door dater thans werkelijk sprake is van funda-mentele veranderingen in de rclatie tussen burger en bestuur. Ondanks aile voorstellen die de afgelopen jaren zijn gedaan en ondanks de plannen die zijn ont-wikkeld ter verbetering van het democratische be-sluitvormingsproces- veranderingen van het tijdstip van verkiezingen, de invoering van het referendum, de gekozen burgemeester, de wethouder van buiten de raad, het telefonisch stemmen bij waterschapsver-kiezingen e.d. -, 'zal niettemin de verhouding tussen overheid en samenleving of tussen burgers, politick en openbaar bestuur in de toekomst waarschijnlijk wezenlijk anders zijn dan waarmee we de afgelopen decennia, in overigens afnemende mate, vertrouwd warcn' (Van Kemenade 1999: 282).

Hoppe spreekt in zijn oratie zijn bezorgdheid uit over het functioneren van de representatieve demo-cratic (Hoppe 1 999). Hij is allang niet meer de enige (zie bijvoorbeeld Caste !Is 1 9 9 7). In zijn visie is de

huidige democratic niet meer van, voor en door het volk, maar van belangenvertegenwoordigers en hun experts. De parlementaire democratic en haar insti-tutie zijn aan de verliezende hand. Regering en par-lement zijn een belangrijk dee! van hun voorheen zo vanzelfsprekende centrale gezag kwijt. Zij regeren niet meer ('government'), zij pogen beleidsnetwer-kcn te sturen ('governance'). Hij spreekt van een

postparlementaire, postnationale netwerkdemocratie: 'Het politieke bestel is verworden van een overzich-tclijke nationale elite karteldemocratie tot een on-overzichtelijke brij van ideeen over onbcheersbare maar onvermijdelijke internationale ontwikkelin-gcn, nationale representatie door kwijnende poli-tieke partijen die niettemin in stand blijven als toe-gangskanaal tot de politieke macht, functionele re-prcsrntatie van- stevig georganiseerde- belangen-grocpen, en representatie van eveneens functionele expertise' (Hoppe 1999: 10).

Zoals hiervoor al is aangestipt, wordt er in het open-baar bestuur naar wegen gezocht om het besluitvor-mingsproces transparanter te maken zodat de bur

-ger beter zicht heeft op wat er gebeurt en eventueel ook een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van beleid.

Met de komst van de democratiseringsbeweging halverwege de jaren zestig, is er bij de politici - ge-leidelijk en met enige weerzin - de bereidheid ge-groeid om de burger meer en in een vroeg stadium te betrekken bij de beleidsvorming. De structuur van de politieke besluitvorming bleek te verouderd om aan die behoefte en wensen tegemoet te komen (zie ook Schuyt en Taverne 2ooo: 379-403). In-spraak en participatie hebben sindsdien een hoge vlucht genomen in bestuursorganisatorische zin, maar ook bij de burger zelf. Niet aileen werden in al-lerlei besluitvormingsprocedures, aldan niet wette

-lijk geregeld, inspraakmomenten gecreeerd, ook de burger heeft zich georganiseerd - patientenvereni

-gingen, clientenraden, buurtvereni-gingen, wijk-raden, e.d. - om zo met meer stem te kunnen (in)spreken.

lnspraak heeft de tand des tijds even wei niet kun

-nen doorstaan. Deze vorm van politiek-bestuurlijk handelen past meer bij de cultuur van de jaren ze-ventig en niet in de meer zakelijke en gelndividuali-seerde cultuur van de jaren negentig (Veldboer

1996: 15). Volgens Tops en Depla (1992) brengt sterk afgebakende inspraak zoals die in vele gevallen werd georganiseerd, eerder vooringenomenheid en verstarring teweeg dan draagvlakvorming en crea-tieve inbreng. Zowel politici en bestuurders als bur-gers lijken verzadigd met inspraak; de eersten zoe

-ken naar nieuwe manieren om de bevolking rneer bij de besluitvorming te betrekken; politicologen en bestuurskundigen trachten- tot nu toe tevergeefs

-nate gaan welke verklaring voor de hiervoor aange-duide paradoxale situatie is te geven en de burger wenst vanaf het begin van het beleidsproces een serieuze inbreng te hebben.

Op verschillende terreinen is in Nederland geex-perimenteerd met vormen van interactieve beleids

-vorming (Propper 1999), internationaal en

natio-.#naal is er de nodige ervaring mee opgedaan en er zijn resultaten van een aantal evaluaties- o.a. renovatie in de Bijlmer (Klijn en Koppenjan 1999).

Uit de tot nu toe opgedane ervaringen met inter-actieve beleidsvoering komen positieve signalen naar voren wat de betrokkenheid van de burger be-treft, maar er zijn ook knelpunten en

(5)

102

s &...o o3 2oor

den (zie het themanummer van Bestuurskunde over dilemma's van interactieve beleidsvormingjrg. 7, nr.

7, 1 998). Met name de kwestie van de representatie (wie vertegenwoordigen de betrokken burgers?) speelt een rol, hoewel door praktische oplossingen van de deelnemers zelf dat probleem kan worden verminderd. Daarnaast brengt deze vorm van be-sluitvorming andere machtsverhoudingen voort waarbij de rol van de politici niet altijd duidelijkis en nog lang niet uitgekristalliseerd (zie voor een over-zicht Edelenbos en

Mon-sumrnier aangeduide sociale en culturele verande-ringen: 'De kracht van het politieke primaat ligt in

het mobiliseren van creativiteit, het blootleggen van grote maatschappelijke keuzevraagstukken, het sti

-muleren van dwarsverbindingen tussen overheid en samenleving en het, inhoudelijk ontwikkelen - in samenspraak- van richtinggevend beleid, liefst van-uit een dragend beginsel. Oat betekent niet dat de politiek haar sturend vermogen inlevert, zoals Be-vens c.s. in De verplaatsing van de politiek beweren.

Een revival van het inhou-nikhof 1998). In de grond

van de zaak is dit het di-lemma van representatieve versus directe democratic.

In de afgelopen 2

s

jaar is geprobeerd elementen van de directe democratic te verzoenen met die van de representatieve democra-tic: inspraakavonden en an-dere vormen van politieke participatie, zoals

stadspa-De buraer accepteert niet meer op

voorhand van bovencif opaeleade

maatreaelen. Dat betekent dat oraanen

die beslissinaen nemen

'namens

het

delijke debat zal het stu-rend vermogen van de po-litick op bestuurlijke posi-ties juist versterken' (Van Thijn 1997: 28).

Deze herdefiniering

volk',

'uit

naam van het volk'

if

die aeacht worden de

'wil van

het

volk'

te representeren, die besluiten

steeds

moeilijker aeaccepteerd

zien.

past goed in een cultuur van interactieve beleids-vorrning, maar behoeft we! nadere operationalisering. Het vasthouden aan het po-nels, hoorzittingen, diverse vormen van referenda

op lokaal niveau, de mogelijkheid van een gekozen burgemeester e. d .. Zowel tijdelijke als structurele oplossingen zijn bedacht: van projectgroepen in stadsvernieuwingsgebieden (Rotterdam) tot deel-gemeenteraden (in Amsterdam). Er is geexperi-menteerd met een vorm als de 'brede maatschappe-lijke discussie' (over de toepassing van kernenergie), maar dat is bij een proef gebleven. Er zijn klank-bordgroepen geformeerd en burgerpanels inge-steld. Er is in een aantal gemeenten geexperimen-teerd met vormen van referenda over de meest uit-eenlopende onderwerpen. Er is en wordt geexperi-menteerd met het vergroten van de toegankelijk-heid van de bureaucratic en het verbeteren van de bureaucratische competentie van de burger (het project bestuur-bestuurden; de een-loketge-dachte). Hoewel ook het nodige schort aan de be-leidsuitvoering, i.e. de acceptatie van beleid door de bevolking, zijn op dat vlak nog weinig experimenten gedaan. Bij al die pogingen is steeds uitgegaan van verbetering van het stelsel van representatieve de-mocratic en niet van bijvoorbeeld de invoering van directe democratic. Het gaat om pogingen die erop gericht zijn de effectiviteit en legitimiteit en daar-mee de stabiliteit van dat stelsel te versterken.

Van Thijn heeft in zijn oratie het politieke pri-maat geherdefinieerd op grond van de hiervoor

litieke primaat is een keuze en een die zich keert tegen de tendens van de ver

-plaatsing van de politiek naar 'het maatschappelijke middenveld' in a! zijn omvang en veelkleurigheid; aan de andere kant is er het gegeven dat de (georga-niseerde) burger tot op grote hoogte in staat is zelf vee! te sturen en te beslissen. Onderzoek naar het fenomeen 'civil society' wijst daar ook op (zie o.m. Dekker I 994).

Representatieve versus directe democratie

Op dit punt van de redenering aangekomen is de cruciale vraag welke democratie-opvatting het beste aansluit bij het mod erne burgerschap. Grofweg zijn er twee opvattingen van democratic te onderschei-den. In de klassiek-liberale opvatting van bijvoor-beeld John Stuart Mill en Jean-Jacques Rousseau was de participatie van de burger een essentieel on-derdeel van het functioneren van de democratie. Hoe meer burgers participeren, hoe beter voor de democratic; daarmee wordt oneigenlijke machtsuit -oefening belemmerd of zelfs voorkomen. Daar te-genover staat de opvatting van Schumpeter, gefor-muleerd in I 942, waarin de democratic vooral als een methode van besluitwrming wordt gezien: 'the democratic method is that institutional arrangement for arriving at political decisions in which individu-als acquire the power to decide by means of a com-petitive struggle for the people's vote' (Schumpeter

I94 poli part dem gers

'

kom gers lerle hetl was spra 6o

p

~ kom ge toeg dem reSSI polil het < wee kiezi Intel plid in d nein omd tiek schi men verkl bij r men! nen funcj tevr be lei telo opko nog1 kom• trom

(6)

rnde

-mg

t

in n van ~t sti-1id en 1- in ~van­ lat de

ts

Bo -reren. iliou -: stu-le po-iposi -1 (Van iering ~tuur l leids-ftwel , ering. etpo-jceuze f! ver-;elijke gheid; wrga-is zelf ar het ~o.m. I 1 is de ~ beste eg zijn j SChei- ijvoor-usseau ;el on -~ratie. por de h tsuit-~ar te - gefor-1ral als n: 'the ement lividu- ICOm-hpeter s &...o 03 2oo1

1942 I 1 9 .P). De idee was de politiek vooral aan de politici over te Iaten en de burgers alleen te Iaten participeren bij verkiczingen. In de representatieve democratie 7ijn de gekozenen, als

vertegenwoordi-gers van de burgers, de belangrijkste spelers.

Vanaf de jaren zestig/zeventig van de 2oe eeuw

komt een democratiseringsgolf op gang waarin

bur-gers steeds meer toegang eisen tot en inspraak in

al-lerlci beleidsmaatregelen. Deze golf had vooral in het begin van de jaren zeventig de wind mee: in 19 7 o was So procent van de bevolking voor meer in

-spraakmogeli jkheden, daarna kalfde die steun af tot

Go procent in 1985 (Castenmiller 1984: 26). Momenteel is naar aanleiding van de dalende op

-komstcijfers bij verkiezingen de vraag opportuun

geworden welke betekenis hieraan moet worden

toegekend in het Iicht van het functioneren van de

democratic. Uit onderzoek weten we dat de inte-resse voor en het vertrouwen van de bevolking in de politick redelijk groot is en dat de tevredenheid over het overheidsbeleid hoog is. Die tevredenheid zien

we evenwel niet terug in een hoge opkomst bij ver

-kiezingen en een hoge activiteit in politieke partijen. lntegendeel: sinds de afschaffmg van de

opkomst-plicht heeft zich een dalende tendentie ontwikkeld

in de dee! name aan verkiezingen. Vol gens vee! waar

-• nemers stelt dat de formele democratic onder druk,

omdat de mate van representativiteit van het poli

-tieke ysteem bepaald wordt door de opkomst. Mis

-chien moet er een minirnaal aantal vereiste

stem-men worden afgesproken voor de geldigheid van

verkiezingen; per slot van rekening doen we dat wei

bij referenda, dus waarom geen quorum bij alge

-mene verkiezingen?

De vraag is echter of ook andere aspecten kun-nen worden meegenomen in het oordeel over het functioneren van de democratie, zoals de genoemde

tcvredenheid van de bevolking over het

overheids-bclcid. Schudson ( 1998) meent dat een entuele

teloorgang van het burgerschap niet aileen aan de

opkomstcijfers mag worden afgemeten. Hij noemt

nog twee andere indicatoren die samen met de

op-kom t zijns inziens de belangrijkste zijn: het ver

-trouwen dat men sen hebben/ uitspreken in de rege

-ring en andere belangrijke instituties, en de omvang

van sociaal kapitaal.

Onlangs heeft minister Vermeend van Sociale

Zaken & Werkgelegenheid deze redenering toege-past in de discussie met het vv n-Kamerlid Wilders

over de mate van representativiteit van de

vakbon-den. 2

De laatste vindt dat de vakbonden in het Iicht

van het ]eden tal - 1 op de 4 werknemers is lid- een

te grote rol vervullen in het over leg over de

arbeids-voorwaarden. Vermeend schrijft: 'De

organisatie-graad van deN ederlandse vakbeweging en de

discre-pantie tussen de organisatiegraad ( 2 7 procent) en

het percentage werknemers dat is gebonden aan door vakbonden met werkgevers( organisaties)

overeengekomen cAo's (85 procent) kunnen niet

zonder meer worden beschouwd als indicaties voor

de mate van representativiteit van de vakbeweging'

(brief aan de Tweede Kamer van 8 februari jl.). De

'inclusieve' belangenbehartiging van de bonden en

het feit dat zij steeds vaker niet-leden raadplegen bij het formuleren van hun CAo-beleid zijn naar zijn

opvatting factoren die de legitimiteit van de

vakver-enigingen vergroten. Het vertrouwen van een

meerderheid van niet georganiseerde werknemers in het werk van vakbonden moet ook meewegen. Op grond van deze overwegingen concludeert Ver-meend dat 'het werk van de vakbond in hoge mate wordt gelegitimeerd door niet-georganiseerde

werknemers'. Overigens is het interessant deze

re-denering door te trekken naar organisaties met vee! !eden die ook aan inclusieve belangenbehartiging doen zoals de ANWB. In hoeverre is het legitiem

wanneer deAN WB, toch vooral een service-organi

-satie voor de aangesloten !eden, zich in het politiek

-bestuurlijke besluitvormingsproces manifesteert als

vakbond van autobezitters? Spreekt zij namens de

!eden wanneer zij zich keert tegen het re kening-rij-den?

Responsiviteit

Aan welke vereisten moet het politieke besluitvor

-mingsproces voldoen, wil de burger zich er weer meer bij betrokken voelen en wil hij zich er weer in herkennen?

Wellicht biedt het begrip responsiviteit enige aan-knopingspunten om de relatie tussen burger en over

-heid te verhelderen, omdat het niet los staat van het

o# begrip representatie. Vanwege de beperktheid van

het begrip representatie (zie Pitkin 1967) is het

be-grip responsiviteit opgekomen:

volksvertegenwoor-2. Overigens ben ik benieuwd waar Wilders uitkomt wanneer hij zijn redenering toepast op politieke partijen.

(7)

S &_D 03 2001

digers zijn responsief als zij in het algemeen handel en

overeenkomstig de wen sen van degenen die zij verte-genwoordigen en als zij bereid zijn hun handelen uit

te leggen en te rechtvaardigen in termen van de

be-langen die zij vertegenwoordigen (Van der Kolk

1997: 28). VanderKolk maakt in zijn onderzoek op

lokaal niveau een onderscheid in materiiile en

voor-waardelijke responsiviteit. Het eerste betreft de mate van overcenstemrning tussen de wcnsen van burgers

en de handelingen van hun vertegenwoordigers. Het tweede begrip omschrijft hij als: 'de mate waarin

volksvertegenwoordigers hun handelingcn

toelich-ten en rechtvaardigen in termen van de belangen van

degenen die worden vertegenwoordigd en de mate waarin zij burgers de gelegenheid geven hun mening

te geven, vragen te stellen en hen ter

verantwoor-ding te roepen' (VanderKolk 1997: 34).

De tijd is meer dan rijp om op grond van de ver-anderde positie van de burger in de samenleving te

zoeken naar nieuwe wegen om de legitimiteit van

het politiek-bestuurlijke systeem te versterken. Daarbij client meer dan tot nu toe het modern

bur-gerschap als uitgangspunt gehanteerd te worden.

Eigentijds bestuur

Redenerend vanuit het burgerperspectief zijn er op een drietal punten aanpassingen van het politiek-bestuurlijk systeem voor te stellen. Het gaat om ele

-menten van directe democratic die als aanvulling moeten worden beschouwd op de representatieve democratie. Bovendien zou er prudent mee om moeten worden gegaan: niet ieder onderwerp leent

zich voor het referendum noch voor interactief be

-stuur.

Het eerste betreft de invoering van het

referen-dum. De steeds beter opgeleide en mondiger burger

wil vaker dan eens in de vier jaar zijn opvattingen aan

het politieke bestuur kenbaar maken. De brede

steun onder de bevolking- So procent- voor de

in-veering van een referendum heeft daarmee rnijns

in-ziens zonder twijfel te maken (Sociaal en Cultureel

Planbureau (scP)1999: 36). Die steun is in de afge-lopen drie decennia met 3 o pro cent gegroeid. Ik

be-schouw die steun als een uiting van veranderend

burgerschap: mensen willen invloed uitoefenen op beslissingen van de politiek die raken aan hun l

eefsi-tuatie. Het houden van een referendum stimuleert

de maatschappelijke discussie en leidt - rnits goed

geregeld - tot bindende besluitvorming. Het

on-langs gehouden referendum in Groningen over de binnenstad kan vanuit dit perspectief als een groot

succes worden beschouwd. Bijkomend voordeel van

het houden van referenda is dat het de responsi viteit van bestuurders zal vergroten.

Het referendum als middel om burgers over be-langrijke kwesties te raadplegen past heel goed bij

het concept van 'monitorial citizen', zoals hiervoor

aangeduid. Het wordt dan ook tijd dat politici hun koudwatervrees Iaten varen en met een

verant-woorde regcling komen. Het referendum is ook een

rniddel van directe democratie dat zich goed laat in-passen in het representatieve stelsel, zoals in vele

an-dere Ianden in Europa blijkt (zie voor een overzicht

SCP 1990: 364-366).

Een tweede voorstel betreft interactiif bestuur.

Hoewel van recente datum sluit ook deze manier van

politiek bedrijven goed aan op modern burgerschap. ln aanleg kan het de geloofwaardigheid van de poli

-tiek vergroten, maar er kleven nogal wat haken en

ogen aan; er zijn negatieve en positieve ervaringen.

Zo is gebleken dat burgers met name op lokaal niveau goed zijn te motiveren om bijvoorbeeld een plan te ontwikkelen om hun wijk te renoveren. Elders in Eu-ropa zijn positieve ervaringen opgedaan met het

a-select samenstellen van groepen burgers die zelf

ideeen ontwikkelen voor beleid of zelfbepaalde acti

-viteiten ondernemen. Wel moet vooraf helder zijn

hoe de taken en verantwoordelijkheden tussen

'be-sluitmakers' en burgers zijn verdeeld; vrijblijvend

-heid is tahoe. Hajer waarschuwt ook uitdrukkelijk

voor het rnislukken van in aanleg veelbelovende

ex-perimenten met interactieve beleidsvoering door

'onhandig of domweg manipulatief optreden' van

bestuurders (Hajer 2ooo ). Overigens kunnen de moderne communicatiemiddelen bij zowel referen

-dum als interactieve besluitvorming behulpzaam zijn

bij de realisering van de mogelijkheden. De pc heeft

snelle ingang gevonden in het huishouden (6o pro

-cent van de huishoudens bezit er een), de toename

van het gebruik van internet en e-mail gaat razend

-snel (Van Dijk, de Haan en Rijken 2ooo: 1os-1so).

In de derde plaats ware rekening te houden met het proces van verplaatsing van de politiek. ln vee!

sec-toren - arbeid, zorg, onderwijs, wonen, cultuur,

sport, milieu, - spelen burgers een steeds actievere

rol. Zij eisen daarin ook meer zeggenschap op. Dat

vergt adequate organisatie, waarin goed het oog ge

-houden wordt op het algemene, publieke belang en

op de afstemming met het individuele, private

be-lang. Zie in dit verband ook Witteveen die herstel

van de fictie van het algemeen belang bepleit als richtsnoer voor besluitvorming (Witteveen 2ooo:

2SJ vel1 me noc rinJ pm te t hei1 bre 64) niel pol Wei zod zicl bcu der nie1 VI( HoG SocJ LIT I E ~ Bed s Bein l BeU! d (j jt A Bon1 I Bov

v

Cast e/ I Cast DagJ /' Dahl Dekl

(8)

~~van viteit !r he-ed bij rvoor ~i hun erant-,keen tat in-i lean-rzicht buur. ervan schap. ~ poli-ten en lngen. niveau llan te l inEu-het a-le zelf .e acti-~r zijn In 'be- ivend-kkelijk Ide

ex-t

door

'

ill' van 1en de ~feren­ ~m zijn F heeft o pro-lename razend-1 so). en met rei sec-~tuur, tievere

p.

Oat pog ge-!ang en 'ate be-herstel 1leit als 2ooo: s &...o o3 2oo1

255-256). Naarmate het maatschappelijke

midden-veld meer zeggenschap wil en heeft, is afbakening met het zeggenschapsgebied van de politici des te noodzakelijker. Giddens pleit voor een herdefinie-ring van de balans tussen 'government and political power, the economy and civil society' om zo de basis te scheppen voor welvaart, democratic en

gelijk-heid. Ook hij is van mening dat het momenteel

ont-breekt aan een effectief evenwicht (Giddens 2ooo:

64). Uiteindelijk komt het aan op het vinden van een

nieuwe balans tussen het sturend vermogen van de politick en modern burgerschap (zie ook

Hooger-werf 1995). Het zal er dan om gaan die verhouding zodanig te herstellen dat zowel overheid als burger

zich daarin herkennen. Wanneer er weer niets ge-beurt, zal het proces van vervreemding tussen mo-dcrne burgers en hun politieke vertegenwoordigers niet stoppen.

VIC VELDHEER

Hoifd Onderzoeksaroep 'Participatie en Bestuur' van het Sociaal en Cultureel Planbureau in Den Haaa

L1TERATU UR

Bang, Henrik P. and Eva Sorensen. The Everyday Maker: a new

challenae to democratic aovernance. paper presented to the

ECPR-congress, 23-28 march 1998, University of Warwick.

Becker, F. & R. Cuperus (red.). Politieke partijen op dr!fi. s&.P

special nl s8, 2oool2oo 1.

Beiner, Ronald (ed.) TheorizinB citizenship New York: State University Press, r 99S.

Beus, Jos de. Veerkracht en misnoegen in de duurzame democratic: de kernstaten sinds 1989. In: Frans Becker (red.). De toekomst van de democratie; het eenentwint~aste

jaarboek voar het democratisch socialisme. Amsterdam: De

Arbeiderspers/ Wiardi Beckmanstichting, 2ooo. Bonger, WA. Problemen der democratie. Groningen: Noordhof,

1934·

Bevens, M. et al. De verplaatsinB van de politiek. Amsterdam: Wiardi Beckman Stichting, 1 997.

Castells, Manuel. The power tf identi~; the iriformation aae:

economy, socie~ and culture. Oxford: Blackwell Publishers,

1997 (volume II).

Castenmiller, Peter. Participatie in beweaina. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau, 1988 (cahier S9)·

Dagger, Richard. Civic virtues; riahts, citizenship and republican liberalism. New York/Oxford: Oxford University Press,

1997·

Dahl, Robert A. On democracy. New Haven & London: Yale University Press, 1998.

Dekker, Paul (red.). Civil socie~. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau, 1994 (cahier 1 1 o).

Edelenbos, Jurian en Rene Monnikhof (red.). Spannina in

inleractie; een analyse van interactief beleid in lokale

democratic. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politick, 1998.

Dijk, Liset van, Jos de Haan en Susanne Rijken. Diaitaliserina

van de leifwereld. Den Haag: Sociaal en Cultureel

Planbureau; Ca. Sociologie/Universiteit Utrecht, 2ooo (cahier 167).

Giddens, Anthony. Globalization, inequality and the social investment state. In: World Culture Report 2000. Paris:

UNESCO, 2ooo.

Gunsteren, Herman van. Eiaentijds buraerschap. Den Haag: Sdu uitgeverij, 1 99 2 (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeieid).

Gunsteren, Herman van. Theorizina citizenship. New York: Westview Press, 1998.

Gunsteren, Herman van; Rudy Andeweg. Het arote onaenoeaen;

over de klotf tussen buraers en politiek. Haarlem: Aramith

Uitgevers, 1 994·

Hajer, Maarten. Politiek als vormaevin9. Amsterdam:

Vossiuspers AUP, 2ooo (oratie).

Hoogerwerf, A. Politiek als evenwichtskunst. Alphen a/d Rijn:

Samsom H.D. Tjeenk Willink, 1995'·

Hoppe, Rob. De broosheid van debat en araumentatieve

beleids-analyse. Enschcde: Univcrsiteit Twente, 1998 (oratie).

Kemenade,

J.

van. De kwetsbare overheid. In: Socialisme &..

Democratie 6 (1999) s6 (276-284).

Klijn, E. H., en J.F.M. Koppenjan. Interactive decision makina

and the primacy tj politics: in search tj new roles for politicians.

(Paper Luton conference 1999).

Kolk, H. van der. Electorale controle; lokale verkiezinaen en

responsiviteit van politici. Enschede: Twente University

Press, 1997.

Margalit, Avishai. The decent socie~. Cambridge: Harvard University Press, 1 996.

Norris, Pippa (ed.). Critical citizens;alobal support for democratic

aovernance. Oxford: Oxford University Press, 1999.

Pitkin, Hanna Fenichel. The concept tj representation. Berkeley: California University Press 1967 (1972).

Propper, Igno. lnteractieve beleidsvoerina. Den Haag:

VNG-uitgeverij, 1999.

Romein, Jan. Op het breukvlak van twee eeuwen. Brill: Leiden, 1926; Amsterdam: Querido, 1967.

Schudson, Michael. The aood citizen; a history tf american civic

life. New York: The Free Press, 1998.

Schum peter,

J.

Capitalism, socialism and democracy. London:

Unwin University books, 19)1 (herdruk 1942). chuyt, Kees en Ed Taverne. 1950: Welvaart in zwart-wit. Den

Haag: Sdu Uitgevers, 2ooo.

Sociaal en Cultureel Planbureau. Sociaal en Cultureel Rapport 1990. Rijswijk: SCP, 1990.

Sociaal en Cultureel Planbureau. Sociale en Culturele

Verkenninaen 1999. Den Haag: Elsevier/Sociaal en

Cultureel Planbureau, 1999 (cahier 1>7). Thijn, Ed van. Politiek en bureaucratie. Amsterdam: Van

Gennep/Wiardi Beckman Stichting, 1997 (oratie). Tops, P. W. en P. Depla. Naar een modernisering van de lokale

politick. In:jaarbericht 1992 van het Centrum voor lokaal bestuur. Amsterdam: Wiardi Beckman Stichting, 1992.

"' Veld boer, Lex. De inspraak voorbij; ervarinaen van buraers en

lokale bestuurders met nieuwe vormen van over/ea. Amsterdam: Instituut voor Publiek en politick, 1996.

Witteveen, Willem. De denkbeeldiae staat; voorsteiHngen van

democratische vernieuwing. Amsterdam: University Press,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze moderne perceptie van de individualiteit heeft niet alleen zijn weerslag op het materiele recht, maar klinkt ook door in het procesrecht.. De mondige burger voegt zieh niet

De internationale vereniging voor de burgerluchtvaart, de IATA, heeft een &#34;crisis-confel&#34;entie&#34; moesten bijeenroepen in verband met het veto, dat de

Het is voldoende als er twee grote partijen zijn plus een of twee kleine, principiële luizen in de politieke pels.. Het partijstelsel kan het beste op twee benen lopen:

En dan zijn er nog de mensen die het niet zo veel kan schelen of een bericht feitelijk juist is of niet – omdat ze denken dat het wel eens waar zou kunnen zijn.. Ik heb

De onafhankelijkheid van de journalistiek geldt ook ten opzichte van de directie van het mediabedrijf of de uitgever van de krant(en).. 1p 20 In welk document is

• Het streven naar winst kan de onafhankelijkheid van het journalistieke product in gevaar brengen, bijvoorbeeld wanneer een kritisch stuk over een (belangrijke) adverteerder

die jongens wordt gepakt, krijgt hij niet langer de softe behandeling die gebruikelijk was bij iemand die voor de eerste keer in de fout gaat – er wordt direct een passende

Door nodeloze bangmakerij over het klimaat denken onze kinderen dat ze geen toekomst meer hebben, aldus statisticus Björn Lomborg.. Griezelverhalen zouden er voor zorgen dat