• No results found

‘Van je beste vriend moet je het hebben’ : een onderzoek naar de positieve invloed van de bron op de weerstand richting een gezondheidsbevorderend Facebook bericht naar aanleiding van krachtig taalgebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Van je beste vriend moet je het hebben’ : een onderzoek naar de positieve invloed van de bron op de weerstand richting een gezondheidsbevorderend Facebook bericht naar aanleiding van krachtig taalgebruik"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Van je beste vriend moet je het hebben’

Een onderzoek naar de positieve invloed van de bron op de weerstand richting een gezondheidsbevorderend Facebook bericht naar aanleiding van krachtig taalgebruik

Eva Zwaard – 11018526

Master Thesis Persuasieve Communicatiewetenschappen Begeleidster: Saar Mollen

Graduate School of Communication 30 juni 2017 - Amsterdam

(2)

1 Samenvatting

Het blijkt dat gezondheidsbevorderende boodschappen nog steeds falen in het motiveren van mensen om zich bezig te houden met gezond en ziektevoorkomend gedrag. Er wordt verwacht dat dit falen wordt veroorzaakt door een negatieve invloed van krachtige taal op de weerstand die richting de boodschap ontstaat. Deze weerstand uit zich in reactantie en een

weerstandstrategie die de intentie om gezond gedrag uit te voeren, verlagen. Om te

onderzoeken of dit effect wellicht op een positieve manier wordt beïnvloed door de bron van de boodschap, werd een experiment onder 175 deelnemers uitgevoerd. Hierbij werd het effect van een krachtig of mild geformuleerd Facebook bericht vanaf een beste vriend of het

Trimbos-instituut op de reactantie, vier weerstandsstrategieën en de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, gemeten. Er werd verwacht dat een krachtig

geformuleerde boodschap van het Trimbos-instituut leidt tot een verhoging van de reactantie en weerstand via één van de vier strategieën in vergelijking met een krachtig geformuleerde boodschap van een beste vriend. Zodoende leidt een krachtig geformuleerde boodschap van het Trimbos-instituut tot een verlaging van de intentie om de challenge uit te voeren.. Er werd een verassend effect gevonden waarbij de boodschap van de beste vriend leidt tot meer denigratie van de bron dan de boodschap vanaf het Trimbos-instituut. Via het denigreren van de bron werd de intentie om de challenge uit te voeren, verlaagd. De bron blijkt dus wel degelijk een belangrijke invloed te hebben op een krachtig geformuleerd

gezondheidsbevorderend bericht. Dit onderzoek is zodoende een waardevolle aanvulling voor bestaande literatuur. Meer onderzoek is echter nodig om een verklaring te vinden voor deze relatie en zo mogelijk het falen van gezondheidsbevorderende boodschappen in de toekomst e verklaren.

(3)

2 Introductie

Één van de doelstellingen van gezondheidsbevorderende boodschappen is het motiveren van mensen om zich bezig te houden met gezond en ziektevoorkomend gedrag (Van ‘t Riet & Ruiter, 2011). Hierbij is het een uitdaging om een blijvende verandering in het gedrag teweeg te brengen. In de meta-analyse van Snyder (2007) over de effectiviteit van gezondheidsbevorderende campagnes wordt echter gesteld dat campagnes over

middelenmisbruik een zeer klein effect hebben op het gedrag, de attitude en de kennis. Hiermee worden conclusies van de eerdere meta-analyse van Snyder (2001) nogmaals bevestigd. Recente cijfers over alcoholgebruik onder de Nederlandse bevolking laten dit ook zien. Van de totale bevolking boven de 18 jaar voldoet maar 39,40% aan de richtlijnen van de Gezondheidsraad over het aanbevolen alcoholgebruik (CBS i.s.m. RIVM en

Trimbos-instituut,2016). Het is daarom essentieel om te achterhalen waar dit falen door wordt veroorzaakt en wat het effect van een gezondheidsbevorderende boodschap kan vergroten.

In gezondheidsbevorderende boodschappen wordt vaak gebruik gemaakt van taal met een hoge taalintensiteit, zogenaamde krachtige taal (Miller, Lane, Deatrick, Young & Potts, 2007). Krachtige taal wordt gekenmerkt door het gebruik van een bevel en heeft hierdoor een dwingende ondertoon. Het doel van krachtige taal is de ontvanger ervan te overtuigen dat het gezondheidsbevorderende gedrag moet worden uitgevoerd (Jenkins & Dragojevic, 2011). Denk bijvoorbeeld aan de boodschap ‘Stop met drinken, alcohol maakt meer kapot dan je lief is!’. Miller et al. (2007) concludeerden dat krachtige taal ertoe leidt dat de boodschap meer aandacht krijgt en als belangrijker wordt ervaren dan een boodschap met een mildere

ondertoon. Door het gebruik van krachtige taal wordt de overredingskracht van de boodschap dus verhoogd. Dit heeft zodoende een positieve invloed op de acceptatie en het succes van de gezondheidsbevorderende boodschap (Miller et al., 2007).

(4)

3 Maar het gebruik van krachtige taal heeft echter ook een keerzijde. Doordat de

dwingende ondertoon de overredingskracht benadrukt, wordt de persuasieve intentie van de boodschap voor de ontvanger verhoogd (Craig & Blankenship, (2011). De persuasieve intentie waarschuwt de ontvanger voor het doel van de boodschap om te overreden en zorgt zo voor een toename van de reactantie, een motivatie om de boodschap te verwerpen (Dillard & Shen, 2005). De ontvanger wordt namelijk gedwongen om aan de boodschap gehoor te geven en ervaart hierdoor een beperking van zijn keuzevrijheid (Quick & Stephenson, 2008; Quick & Considine, 2008). In plaats van het gedrag te veranderen, gebruikt de ontvanger een weerstandstrategie om deze keuzevrijheid te heroveren. Fransen, Smit en Verlegh (2015) hebben getracht verschillende weerstandstrategieën te koppelen aan weerstandmotieven als reactantie. Volgens Fransen et al. (2015) wordt bij verhoogde reactantie zowel een

bestrijdende als bekrachtigende weerstandstrategie gebruikt. Een bestrijdende strategie gaat in tegen de inhoud of bron van de boodschap, bijvoorbeeld door het gebruik van

tegenargumenten of het denigreren van de bron (Fransen et al., 2015). Een bekrachtigende strategie verdedigt de bestaande attitude door deze zelf middels argumenten te bekrachtigen of bevestiging uit de sociale omgeving te zoeken. De reactantie zorgt er dus indirect voor dat er geen verandering van het gedrag plaatsvindt (Quick & Considine, 2008; Rains, 2013).

Zolang gezondheidsbevorderende boodschappen krachtige taal bevatten, zal er reactantie optreden en blijft een verandering van het gedrag uit. Uit eerdere onderzoeken is nog niet gebleken wat kan leiden tot een eventuele verlaging van de reactantie. Het is daarom noodzakelijk om erachter te komen wat ervoor zorgt dat de reactantie naar aanleiding van krachtige taal afneemt. Een mogelijke oplossing kan wellicht worden gevonden in de bron van de boodschap. De bron bepaalt namelijk voor een groot gedeelte de persuasieve intentie die wordt ervaren door de ontvanger (Noord, Antheunis & Van Reijmersdal, 2012). Zeker wanneer de ontvanger doorheeft dat een eventuele attitudeverandering voordelig is voor de

(5)

4 bron, zoals bij een gezondheidsbevorderende instelling het geval is (Brown, Broderick & Lee, 2007). Het blijkt dat de waargenomen persuasieve intentie van een boodschap afneemt als de band tussen de bron en ontvanger sterk is, een zogenaamde strong tie (Noord, Antheunis & Van Reijmersdal, 2012). Deze sterke band is vooral aanwezig bij peers, goede vrienden. Door de sterke band wordt de waargenomen persuasieve intentie bij de ontvanger verlaagd en stijgt de overredingskracht van de boodschap (Noord et al., 2012). Wellicht leidt de sterke band door een verlaging van de persuasieve intentie dus tot een verlaging van de reactantie en voorkomt dit het optreden van een weerstandstrategie. Dit zou betekenen dat een peer als bron van een gezondheidsbevorderende boodschap wel leidt tot de gewenste gedragsverandering.

Dit onderzoek heeft als doel de invloed van de bron van een boodschap op de relatie tussen krachtige taal, weerstand tegen de boodschap en intentie om het gewenste gedrag uit te voeren, te onderzoeken en focust zich op overmatig alcoholgebruik. Een recente review van Dahl, Hales en Turner (2016) concludeert dat sociale media een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de gezondheidsbevorderende berichtgeving. Om te onderzoeken hoe een

gezondheidsbevorderende boodschap via deze nieuwe media een grotere invloed op het gedrag kunnen hebben, is daarom gekozen voor het sociale medium Facebook. De volgende vraag staat centraal: ‘Wat is de invloed van krachtig taalgebruik in een

gezondheidsbevorderend Facebook bericht op de intentie om het gedrag uit te voeren, wordt dit verklaard door de waargenomen weerstand en is deze relatie afhankelijk van de bron van de boodschap?’.

Theoretisch kader Taalintensiteit indirect

De taalintensiteit van een boodschap is een eigenschap van de taal die wordt gebruikt om de positie van de bron richting de ontvanger te benadrukken (Craig & Blankenship, 2011). Verschillende onderzoeken naar de invloed van taalintensiteit gebruiken verschillende termen

(6)

5 om de mate van intensiteit uit te drukken. Zo wordt er in het onderzoek van Granpre et al. (2003) gesproken over een expliciete en impliciete boodschap. Een expliciete boodschap beschrijft duidelijk het doel van de boodschap en is met een duidelijk aanwezige

overredingskracht geformuleerd terwijl een impliciete boodschap beleefder is en het

persuasieve doel meer verhult (Grandpre et al, 2003). Miller et al (2007) spreken over hoog- en laagcontrolerend taalgebruik, waarbij een hoogcontrolerende boodschap concrete taal bevat terwijl een laagcontrolerende boodschap beleefd en minder concreet spreekt.

Naar aanleiding van deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat vooral de concreetheid en duidelijke overredingskracht in een boodschap bepaalt of er sprake is van een hoge taalintensiteit. Om de taalintensiteit in dit onderzoek aan te duiden wordt gebruik

gemaakt van de termen ‘krachtig’ en ‘mild’. Krachtige taal wordt gekenmerkt door het

gebruik van een bevel in plaats van een suggestie. Het bevat een controlerend aspect waarmee een persoon middels een commando of bevel wordt aangespoord tot het uitvoeren van een bepaald gedrag, bijvoorbeeld: ‘Stop met drinken’. Hierbij worden krachtige termen als ‘moeten’, ‘willen’ en ‘genoodzaakt zijn’ gebruikt. Zo wordt expliciet aangegeven wat van iemand wordt verwacht (Miller et al., 2007). Door deze expliciteit is er in de boodschap ook duidelijke overredingskracht aanwezig (Granpre et al., 2003). Tegenover krachtig taalgebruik staat mild taalgebruik . De taal in een mild geformuleerde boodschap is minder dwingend, laat meer ruimte vrij voor een keuze en heeft vaak een beleefde ondertoon (Dillard & Shen, 2005). De boodschap bevat termen als ‘wellicht’, ‘misschien’ en ‘mogelijk’ (Jenkins & Dragojevic, 2011). Doordat er meer keuzevrijheid wordt gegeven, wordt de persuasieve intentie door de ontvanger minder goed waargenomen (Granpre et al., 2003). Een krachtig geformuleerde boodschap is dus expliciet en makkelijk te begrijpen door het concrete taalgebruik, waarbij een mild geformuleerde boodschap beleefd en indirect spreekt. De verschillen in taalintensiteit leiden tot diverse gevolgen.

(7)

6 Intentie en overredingskracht

De taalintensiteit van een boodschap kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Zo bestaat er een positieve invloed van krachtige taal op zowel de overredingskracht van de boodschap als op de intentie om het gedrag daadwerkelijk uit te voeren (Craig & Blankenship, 2011; Andersun & Blackburn, 2004). De positieve invloed wordt met drie verschillende theorieën verklaard die enkele raakvlakken met elkaar lijken te hebben.

Een mogelijke verklaring voor een toename van de overredingskracht wordt gegeven door het ElaborationLlikelihood Model (ELM) van Petty en Cacioppo (1986). Dit model bestaat uit twee routes waarlangs een boodschap kan worden verwerkt, namelijk de centrale en perifere route. Binnen de centrale routeverwerking is er sprake van een intensievere verwerking van een boodschap (Hamilton, Hunter & Burgoon, 1990). Hoe concreter en explicieter het

taalgebruik van een boodschap, hoe intensiever deze kan worden verwerkt middels de centrale route. Door deze intensievere verwerking wordt de overredingskracht van de boodschap en daarmee het effect op de attitude positief beïnvloed (Hamilton et al., 1990). De

informatieverwerkingstheorie van Hunter (1984) sluit hierbij aan. Deze theorie verklaart hoe het gebruik van krachtige taal zowel de overredingskracht als de uiteindelijke

attitudeverandering beïnvloedt. De informatieverwerkingstheorie stelt dat een krachtig geformuleerde boodschap een duidelijkere positie van de bron weergeeft. Zo wordt het verschil tussen de positie van de bron en de positie van de ontvanger in een groter contrast van elkaar gezet, het zogenaamde berichtcontrast (Hamilton et al., 1990). Door dit

berichtcontrast is het voor de ontvanger nog duidelijker wat er door de boodschap wordt verwacht en wordt de invloed van de boodschap vergroot. Of krachtige taal daadwerkelijk leidt tot een verhoogde overredingskracht en daardoor een toename van de

attitudeverandering,wordt door een derde factor beïnvloed, namelijk de weerstand die tegen de boodschap wordt geboden.

(8)

7 Reactantie

De verhoogde overredingskracht van een boodschap met krachtige taal heeft namelijk ook een nadelig gevolg. De waargenomen persuasieve intentie van de boodschap kan bij de ontvanger ook een potentiële bedreiging van vrijheid oproepen (Burgoon et al., 2002). Deze potentiële bedreiging van vrijheid wekt een fysieke agitatie op, de zogenaamde reactantie. De reactantie-theorie van Brehm (1966) verklaart waardoor deze reactie ontstaat.

Een belangrijke aanname binnen de reactantie-theorie is het recht op keuzevrijheid (Quick & Considine, 2008). Het recht op deze keuzevrijheid stamt af van de menselijke basisbehoefte om te willen overleven. Er dient namelijk een minimaal niveau van keuzevrijheid tussen verschillende gedragingen te zijn om te kunnen overleven en jezelf te ontwikkelen (Burgoon, Denning & Roberts, 2002). Brehm (1966) definieerde reactantie als een negatieve, aversieve motivationele staat waarin iemand verkeert nadat hem de keuzevrijheid is ontnomen (Jenkins & Dragojevic, 2011). Deze aversieve motivationele staat heeft als functie om de ontnomen vrijheid opnieuw te verkrijgen. Hierdoor verzet de persoon zich tegen hetgeen dat hem de vrijheid ontneemt (Quick & Considine, 2008).

De reactantie theorie bestaat uit vier essentiële elementen, namelijk vrijheid van keuze, bedreiging van die vrijheid, reactantie en het herstel van de vrijheid (Dillard & Shen, 2005). Vrijheid moet eerst worden ervaren voordat er een bedreiging van deze vrijheid plaats kan vinden (Brehm & Brehm, 1981). Een voorbeeld is de vrijheid om de keuze te maken op een bepaald moment alcohol te nuttigen. De waargenomen bedreiging van deze vrijheid ontstaat doordat de keuzevrijheid wordt beperkt, bijvoorbeeld door het gebruik van krachtige taal in een gezondheidsbevorderende boodschap (Dillard & Shen, 2005). Deze

gezondheidsbevorderende boodschap geeft een bevel om het gedrag te veranderen en te stoppen met drinken. Hierdoor wordt de vrijheid van het betreffende gedrag ingeperkt en treedt er mogelijke reactantie op (Dillard & Shen, 2005). De reactantie wordt gereduceerd

(9)

8 door het gevoel van keuzevrijheid terug te eisen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van het gedrag dat wordt bekritiseerd. Dit wordt ook wel het boemerang-effect genoemd en is zeer ongunstig omdat de overredingskracht van de boodschap in dit geval niet leidt tot de gewenste gedragsverandering (Fransen, Smit & Verlegh, 2015). Er wordt weerstand geboden tegen de persuasieve intentie van de boodschap om het alcoholgebruik te verminderen. Door deze weerstand te bieden, treedt een herstel van de bedreigde vrijheid op en neemt de reactantie af (Dillard & Shen, 2005). Reactantie is dus een samenkomst van de fysieke agitatie die wordt ervaren en de reductie middels een vorm van weerstand die daarop volgt (Jenkins &

Dragojevic, 2011).

Omdat een krachtig geformuleerde boodschap minder keuzevrijheid geeft, door bijvoorbeeld het gebruik van een bevel, treedt er eerder reactantie op dan bij een mild geformuleerde boodschap die een suggestie bevat (Dillard & Shen, 2005). Doordat er bij gebruik van krachtige taal meer reactantie optreedt, zal ook de overredingskracht van de boodschap dalen en leidt dit niet tot de gewenste gedragsverandering. Een factor die wellicht een positieve invloed kan hebben op de mate van reactantie is de bron van de boodschap. Bron

Naast de taalintensiteit beïnvloedt ook de bron van de boodschap het effect op de attitudeverandering. De informatieverwerkingstheorie (Hunter, 1984) stelt dat de

geloofwaardigheid van de bron de positieve invloed van krachtige taal op de

attitudeverandering naar aanleiding van het berichtcontrast verklaard. De geloofwaardigheid van de bron versterkt namelijk het berichtcontrast doordat de positie van de bron als

geloofwaardig wordt gezien (Hamilton & Stewart, 1993). Een krachtig geformuleerde boodschap van een hoog geloofwaardige bron heeft dus de grootste invloed op de

attitudeverandering. De taal-verwachtingstheorie stelt ook dat de geloofwaardigheid van de bron de positieve invloed van krachtige taal op de attitudeverandering verklaard. Deze theorie

(10)

9 betrekt de verwachting van de taalintensiteit naar aanleiding van de bron bij de invloed op de attitudeverandering (Burgoon, Denning & Roberts, 2002). Mensen ontwikkelen normen en verwachtingen van een geschikte taal die wordt gebruikt in een bepaalde situatie. Deze normen en verwachtingen zijn gebaseerd op culturele en sociologische belangen (Burgoon et al., 2002). Als een verwachting op een positieve manier worden geschonden, stijgt de

overredingskracht van de boodschap. Een positieve schending verschijnt als (a) het bepaalde gedrag beter of meer voorkeur heeft dan wat er werd verwacht in de situatie en (b) als negatief geëvalueerde bronnen beter voldoen aan culturele waarden of maatschappelijke normen dan verwacht (Burgoon et al., 2002). Bij bronnen met een hoge geloofwaardigheid wordt verwacht dat gebruik wordt gemaakt van krachtige taal terwijl bronnen met een lage geloofwaardigheid gebruik zullen maken van milde taal. Worden deze verwachtingen geschonden dan ontstaat er een vermindering van de overredingskracht. Worden deze verwachtingen waargemaakt dan stijgt de overredingskracht juist (Hamilton, Hunter & Burgoon, 1990).

Welke bronnen als geloofwaardig worden bestempeld, is van verschillende factoren afhankelijk. De communicatie tussen verschillende personen wordt ook wel aangeduid door de term Word of Mouth, mond tot mond. Deze communicatie is onder andere afhankelijk van de band die er tussen de twee individuen bestaat. Een sterke band wordt gekarakteriseerd door (a) een gevoel dat de relatie intiem is, met een vrijwillige investering in de band en een wens om een relatie met de ander aan te gaan, (b) een interesse om frequent contact te onderhouden in verschillende contexten en (c) een gevoel van gelijkwaardigheid in de relatie (Walker, Wasserman & Wellman, 1994). Zogenaamde peers, beste vrienden, worden over het

algemeen als zeer betrouwbaar ervaren (Noord, Antheunis & Van Reijmersdal, 2012). Dit kan ook worden verklaard door de onafhankelijkheid van de bron, deze heeft namelijk geen voordeel van een eventuele attitudeverandering (Brown, Broderick & Lee, 2007). Deze

(11)

10 kenmerken zorgen ervoor dat de waargenomen persuasieve intentie bij mond tot mond

boodschappen afneemt als er sprake is van een sterke band, zoals bij een beste vriend. Het Persuasion Knowledge Model (PKM) van Friestad en Wright (1994) verklaart waarom een gezondheidsbevorderende instelling als bron mogelijk minder geloofwaardig is dan een beste vriend. Het PKM bevat drie kennisstructuren waarmee de uitkomst van de persuasieve poging wordt bepaald, namelijk persuasieve, agent- en onderwerpkennis. De persuasieve kennis wordt opgedaan middels sociale interacties, gesprekken over hoe men kan worden beïnvloed, het observeren van marketeers en commentaar op advertenties en

marketingtactieken in het nieuws (Friestad & Wright, 1994). Met deze kennis is het mogelijk om een persuasieve intentie te doorzien, te beoordelen en aan de hand daarvan eventueel een attitudeverandering te laten optreden. Er wordt door deze kennis echter ook een

afweermechanisme ontwikkeld om persuasieve pogingen te weerstaan. Als een persuasieve poging van een bepaalde agent, bijvoorbeeld een gezondheidsbevorderende instelling, wordt doorzien, is er sprake van het betekenis-veranderingsprincipe (Friestad & Wright, 1994). Het betekenis-veranderingsprincipe stelt dat, als de ontvanger van een boodschap signalen opvangt die duiden op een persuasieve poging, een activatie van de persuasieve kennis

optreedt. Middels de geactiveerde persuasieve kennis wordt de persuasieve poging beoordeeld en treedt er een eventuele weerstand richting de boodschap op (Friestad & Wright, 1994). Omdat de band tussen een gezondheidsbevorderende instelling en een individu minder sterk zal zijn dan de band tussen een individu en beste vriend is de waargenomen persuasieve intentie bij een gezondheidsbevorderende instelling mogelijk groter. De krachtig

geformuleerde boodschap vaneen gezondheidsbevorderende instelling is daarom gevoeliger voor het betekenis-veranderingsprincipe waardoor de reactantie zal toenemen en

overredingskracht zal afnemen. Bij de krachtig geformuleerde boodschap vanaf een beste vriend zal juist minder persuasieve intentie worden waargenomen door de verhoogde

(12)

11 geloofwaardigheid waardoor er minder reactantie optreedt en de overredingskracht van de boodschap stijgt.

Hypothese 1: Een krachtig geformuleerd versus mild geformuleerd

gezondheidsbevorderend Facebook bericht afkomstig van een beste vriend versus een gezondheidsbevorderende instelling leidt tot een lager niveau van reactantie en een hogere intentie om het gezondheidsbevorderende gedrag uit te voeren.

Weerstandstrategieën

Een mogelijk gevolg van de reactantie is het gebruik van een bepaalde

weerstandstrategie. Het gebruik van een weerstandstrategie is een gemotiveerde weerstand, er wordt namelijk gebruik gemaakt van een strategie die men bezit en bewust gebruikt om weerstand te kunnen bieden (Fransen, Smit & Verlegh, 2015). Fransen et al. (2015) hebben een onderverdeling gemaakt met vier verschillende clusters waarin de weerstandstrategieën vallen, namelijk vermijdingsstrategieën, bestrijdingsstrategieën, verstoorde

verwerkingsstrategieën en versterkingsstrategieën. De focus van dit onderzoek ligt voornamelijk op de bestrijdings- en versterkingsstrategieën. Dit zijn de clusters waar de

gezondheidsbevorderende communicatie het meest mee te maken krijgt (Fransen et al., 2015). De vermijdingsstrategie is de meest eenvoudige manier om de overredingskracht van een boodschap te ontwijken (Fransen et al., 2015). De overredingskracht van de boodschap kan zowel bewust, bijvoorbeeld door weg te zappen bij een reclame, als onbewust,

bijvoorbeeld door selectieve blootstelling, worden vermeden (Van ’t Riet & Ruiter, 2011). In de gezondheidscommunicatie is er vaker sprake van vermijding door selectieve blootstelling. Een boodschap die de eigen overtuigingen tegenspreekt, wordt hierbij genegeerd (Fransen et al., 2015). Deze strategie wordt echter vergeleken met andere weerstandstrategieën het minst vaak gebruikt om weerstand te bieden tegen een verandering van gezondheidsgerelateerd gedrag (Zuwerinck Jacks & Cameron, 2010).

(13)

12 De verstoorde verwerkingsstrategieën maken gebruik van een alternatieve verwerking van een boodschap waardoor deze wel in lijn ligt met de attitude van de ontvanger (Fransen et al., 2015). Dit kan middels verschillende strategieën waarbij de informatie die inconsistent is met de bestaande attitude, wordt vervormd of de relevantie van de boodschap wordt

verworpen (Ahluwalia, 2000). Het gebruik van een verstoorde verwerkingsstrategie wordt door Fransen et al. (2015) in verband gebracht met een onwil om het gedrag te veranderen of een wens om hetzelfde te blijven. Dit is vaak het geval bij mensen met een gesloten houding en een cognitieve starheid, bijvoorbeeld bij een dogmatische attitude (Fransen et al., 2015). Zij weerleggen bijvoorbeeld de boodschap ‘Overmatig alcoholgebruik leidt tot leverkanker’ met het argument ‘Mij overkomt het toch nooit’ (Shepperd, Klein, Waters & Weinstein, 2013). Behalve via het verwerpen van de relevantie van de boodschap,worden de verstoorde verwerkingsstrategieën niet in verband gebracht met gezondheidsbevorderende communicatie (Fransen et al., 2015).

Middels een bestrijdingsstrategie kan zowel de inhoud als de bron van de boodschap worden bestreden (Fransen et al., 2015). Als de inhoud wordt bestreden, wordt deze met het gebruik van tegenargumenten weerlegd (Fransen et al., 2015). De tegenargumenten worden gevormd via bestaande overtuigingen die worden vergeleken met de

inhoud van het bericht. (Fransen et al., 2015). Denk bijvoorbeeld aan de boodschap

‘Overmatig alcoholgebruik leidt tot leverkanker’, die wordt weerlegd met het argument ‘Na vele jaren drinken heeft mijn vader nooit leverkanker gekregen’. Bij

gezondheidsbevorderende berichten wordt er vaak gebruik gemaakt van tegenargumenten (Van ’t Riet & de Ruiter (2011). Doordat er tegen de invloed van de boodschap wordt ingegaan, herstelt de keuzevrijheid en neemt de reactantie af (Fransen et al., 2015; Zuwerink Jacks & Cameron, 2003). Hierdoor valt de overredingskracht van de boodschap weg. Het is vaak een effectieve en veel voorkomende weerstandsstrategie bij gezondheidsbevorderende

(14)

13 boodschappen (Zuwerink Jacks & Cameron, 2003). Omdat wordt verwacht dat de reactantie het hoogste is bij een krachtige boodschap van een gezondheidsbevorderende instelling wordt verwacht dat deze eerder leidt tot het tegenspreken van de inhoud dan een krachtig

geformuleerde boodschap vanaf een beste vriend.

Naast het bestrijden van de inhoud, kan er ook worden gekozen voor het bestrijden van de bron door deze te denigreren. De geloofwaardigheid, expertise of betrouwbaarheid kan hierbij in twijfel worden getrokken waarop er een afwijzing van de boodschap volgt

(Zuwerink Jacks & Cameron, 2003). Ook deze strategie is een reactie op de keuzevrijheid en de daaropvolgende reactantie (Fransen et al., 2015). Door een daling van de

geloofwaardigheid, expertise of betrouwbaarheid wordt de overredingskracht van de boodschap verlaagd waardoor een herstel van de keuzevrijheid optreedt. Het blijkt dat de mate van dreiging van een boodschap het gebruik van deze strategie bekrachtigt (Fransen et al., 2015). Daarom wordt er verwacht dat een krachtig geformuleerde boodschap eerder leidt tot het denigreren van de bron dan een mild geformuleerde boodschap. Naar aanleiding van de positieve invloed van peers op de betrouwbaarheid van de bron wordt ook verwacht dat een krachtig geformuleerde boodschap van een beste vriend niet leidt tot het denigreren van de bron. Omdat een boodschap afkomstig van een commerciële bron, zoals een

gezondheidsbevorderende instelling, als minder betrouwbaar wordt gezien, leidt deze naar verwachting eerder tot een weerstand middels het denigreren van de bron (Fransen et al., 2015)

Middels een versterkingsstrategie wordt de bestaande attitude bekrachtigd of bevestigd met behulp van de sociale omgeving zodat de invloed van de boodschap afneemt (Fransen et al., 2015). Het bekrachtigen van de bestaande attitude vindt plaats door middel van het genereren van gedachten die in lijn zijn met de bestaande attitude en deze gebruiken om de boodschap te weerleggen (Zuwerink Jacks & Cameron, 2003). Deze strategie gaat niet op de

(15)

14 inhoud of bron van de boodschap in maar richt zich puur op de bestaande attitude ten opzicht van de attitude die uit de boodschap blijkt (Fransen et al., 2015). Een voorbeeld hiervan is naar aanleiding van de boodschap ‘Overmatig alcoholgebruik zorgt voor een

gewichtstoename’ het argument ‘Het is gezellig om tijdens een verjaardag wijn te drinken’. Doordat de bestaande attitude wordt bekrachtigd, neemt de overredingskracht van de boodschap en daardoor de bedreiging van de keuzevrijheid af. In eerdere onderzoeken werd de attitude ten opzichte van het alcoholgebruik in verband gebracht met het alcoholgebruik van peers (Borsari & Carey, 2011). Zo stelde Prentice (2010) dat de perceptie van peers gebruikt kan worden om het alcoholgedrag te beïnvloeden. De bestaande attitude wordt mogelijk deels door de perceptie over het alcoholgebruik van peers gevormd. Er wordt daarom verwacht dat de krachtig geformuleerde boodschap van een beste vriend minder leidt tot het bekrachtigen van de bestaande attitude dan de krachtig geformuleerde boodschap van een gezondheidsbevorderende instelling.

De bestaande attitude kan ook worden versterkt door het zoeken van bevestiging in de sociale omgeving. Hierbij worden overtuigingen van belangrijke mensen uit de sociale omgeving gebruikt om de bestaande attitude te bevestigen (Fransen et a., 2015). Bij alcoholgebruik speelt de sociale omgeving een belangrijke rol. Huang et al. (2014) onderzochten de link tussen online sociale activiteit en alcoholgebruik. Zij vonden dat blootstelling aan afbeeldingen van feest- of drinkgedrag van beste vrienden zorgt voor een toename in zowel rook- als drinkgedrag. Bij sociale bevestiging uit de omgeving worden belangrijke mensen die de bestaande houding delen, gebruikt om deze houding te

bekrachtigen (Fransen et al., 2015). Beste vrienden worden zodoende gebruikt om een bestaande attitude ten opzichte van het alcoholgebruik te bevestigen. Er wordt daarom verwacht dat een krachtig geformuleerde boodschap vanaf een gezondheidsbevorderende

(16)

15 instelling eerder leidt tot een weerstand middels een bevestiging uit de sociale omgeving dan een krachtig geformuleerde boodschap vanaf een beste vriend.

In het framework van Fransen et al. (2015) wordt een bedreiging van de keuzevrijheid gerelateerd aan de weerstandstrategieën in de clusters bestrijding en versterking. Via het bestrijden van de bron en inhoud van de boodschap en het versterken van de bestaande attitude en sociale steun wordt de keuzevrijheid namelijk hersteld. Omdat een

weerstandstrategie de overredingskracht van de boodschap indirect verkleint, wordt verwacht dat de weerstandstrategieën leiden tot een daling van de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren. Omdat er bij een bericht vanaf een beste vriend juist een toename van de overredingskracht wordt verwacht, leidt een krachtige boodschap vanaf een beste vriend tot minder weerstand en een toename van de intentie om de challenge uit te voeren.

Hypothese 2: Een krachtig geformuleerd versus mild geformuleerd Facebook bericht afkomstig van een beste vriend versus een gezondheidsbevorderende instelling leidt tot minder weerstand middels het tegenspreken van de inhoud, het bekrachtigen van de bestaande attitude, het denigreren van de bron of het zoeken naar sociale bevestiging en een verhoging van de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren.

Het onderstaande conceptuele model wordt getest aan de hand dit onderzoek. Hierbij wordt de invloed van de onafhankelijke variabele taalintensiteit op de afhankelijke variabele intentie gemeten via de reactantie en weerstandstrategieën met een invloed van de bron.

(17)

16 Figuur 1: Conceptueel model

Methode Design

Een 2 (taalintensiteit: milde versus krachtige taal) x 2 (bron: gezondheidsbevorderende instelling versus beste vriend) tussen groepsexperiment is uitgevoerd om de onderzoeksvraag te beantwoorden.

Participanten

Hoofdonderzoek. Van de 218 participanten die aan het onderzoek begonnen, werden participanten die buiten de onderzoekspopulatie vielen door niet akkoord te gaan met het toestemmingsverklaringformulier (n =2), niet binnen de leeftijdcategorie vielen (n =8), niet regelmatig Facebook gebruikten (n=11), het doel van het onderzoek doorhadden (n=1), de vragenlijst niet volledig voltooide (n=20) of deze dubbel hebben ingevuld (n =1) uitgesloten (totaal n =43). De participanten in de onderzoekspopulatie (n =175) bestaan uit mannen (n =60) en vrouwen (n =115) tussen de 21 en 30 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 24,77 jaar (SD= 2,43). Het grootste gedeelte van deze participanten heeft een WO opleiding (n

(18)

17 =118) of HBO opleiding (n =46) afgerond of volgt deze momenteel. De participanten werden middels randomisatie verdeeld over de vier condities zoals weergegeven in Tabel 1.

Vervolgonderzoek. Aan het vervolgonderzoek namen in totaal 107 participanten deel. In verband met een onvoltooide vragenlijst zijn vijf participanten uitgesloten van het

vervolgonderzoek. De totale onderzoekspopulatie (n=102) bestaat uit mannen (n=34) en vrouwen (n=68) tussen de 21 en 30 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 24,76 jaar (SD = 2,39. Van de totale onderzoekspopulatie (n=102) gaven 4 participanten aan, deel te hebben genomen aan de alcoholfreefor40 challenge. De populatie is hierdoor te klein om te worden vergeleken met resultaten uit het hoofdonderzoek.

Tabel 1

Condities hoofdonderzoek

Noot: n = 175

Stimulusmateriaal

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn vier boodschappen ontwikkeld die verschillen in bron en taalintensiteit. De bron van de boodschap is een beste vriend of de gezondheidsbevorderende instelling Trimbos-instituut. Het Trimbos-instituut is gekozen omdat zij vergaarde kennis over het gebruik van alcohol gebruiken in preventie en

voorlichting (Trimbos-instituut, 2017). De taalintensiteit van de boodschap is gebaseerd op een eerder onderzoek van Dillard en Shen (2005) over reactantie bij persuasieve

gezondheidscommunicatie. De krachtige boodschap maakt gebruik van sterke expliciete woorden als ‘moeten’, ‘nu’ en ‘vaak’. De milde boodschap maakt gebruik van sterk impliciete woorden als ‘wellicht’, ‘misschien’, probeer’ en ‘waarschijnlijk’.Het

gezondheidsbevorderende gedrag dat in de boodschappen wordt gepromoot is het Beste vriend Trimbos-instituut

Krachtige taal n=43 (A) n=44 (B) Milde taal n=44 (C) n=46 (D)

(19)

18 verminderen van alcoholgebruik middels de alcoholfreefor40 challenge, bedacht door Molly Kimball (2017). Dit is een uitdaging waarbij er 40 dagen achter elkaar geen alcohol wordt gedronken

Pre-test. Voordat het hoofdonderzoek werd uitgevoerd, is een pre-test gedaan om de mate van taalintensiteit en de geloofwaardigheid van de bron in de verschillende

boodschappen te meten. Vier verschillende boodschappen met zeer krachtig, gemiddeld krachtig, zeer mild en gemiddeld mild taalgebruik werden getoetst. De boodschappen werden nog niet verwerkt in een Facebook bericht maar bevatte alleen de tekst die in het

hoofdonderzoek werd gebruikt. De boodschappen gaven eerst een korte uitleg over algemeen alcohol gebruik, daarna volgden de gevolgen van overmatig alcoholgebruik en tot slot werd de alcoholfreefor40 challenge geïntroduceerd. De geformuleerde boodschappen zijn terug te vinden in Appendix I.

De participanten werden benaderd via Facebook. Zij ontvingen een link om aan de pre-test deel te kunnen nemen. Allereerst dienden zij akkoord te gaan met een informatieblad en toestemmingsverklaringsformulier. Het informatieblad gaf een korte uitleg over het doel van de pre-test en procedure en middels het toestemmingsverklaringsformulier werd de anonimiteit en vrijwillige deelname bevestigd. Nadat de participanten hun akkoord gaven volgden één van de vier verschillende boodschappen. Via een korte vragenlijst over het taalgebruik van de boodschap en de geloofwaardigheid van de bron werd de eerste boodschap geanalyseerd. Daarna volgde een tweede boodschap met nogmaals een korte vragenlijst over het taalgebruik en de geloofwaardigheid van de bron. Tot slot volgden een dankwoord.

In totaal hebben er 70 participanten deelgenomen aan de pre-test waarvan degene met een duur van minder dan 65 seconden zijn uitgesloten (n = 9). Hierdoor is de totale

onderzoekspopulatie 61 participanten. Middels een counterbalancing methode werden de vier boodschappen ongeveer evenredig tussen de participanten verdeeld (zie tabel 2).

(20)

19 Tabel 2

Counterbalancing boodschappen pre-test

Sterk Gemiddeld

Krachtige taal 17 16

Milde taal 12 16

Noot: n = 175

Het taalgebruik van de boodschap werd gemeten middels een samengestelde schaal uit een eerder onderzoek van Wassenaar (2016; zie Appendix 1). Deze schaal bevat drie bipolaire vragen waarmee de intensiteit van de taal wordt gemeten, namelijk (1) niet

dwingend-dwingend, (2) suggerend-commanderend en (3) beleefd-onbeleefd. De bipolaire vragen bestaan uit een 5-point likert scale, waarbij de twee uiterste worden gemeten. De geloofwaardigheid van de boodschap werd getoetst aan de hand van twee items:‘Het Trimbos-instituut zou dit bericht kunnen posten op Facebook’ & ‘Een beste vriend zou dit bericht kunnen posten op Facebook’. De schaal wordt gemeten met een 7-point likert scale, van 1 (zeer onwaarschijnlijk) tot 7 (zeer waarschijnlijk).

De vergelijking tussen de verschillende uitkomsten (zie tabel 3) laat zien dat de waargenomen taalintensiteit bij de sterk krachtige boodschap (M = 2.74, SD =.83) dan de gemiddeld krachtige boodschap (M = 2.50, SD=.20) hoger ligt. De sterk milde boodschap (M = 2.27, SD = .82) scoort lager in taalintensiteit dan de gemiddeld milde boodschap (M = 2.33, SD = .81). Er is daarom voor gekozen om bij de conditie taalintensiteit zowel de sterk

krachtige als sterk milde boodschap te gebruiken. Zowel de geloofwaardigheid van het Trimbos-instituut (M = 4.93, SD = 1.44; M = 4.97, SD = 1.13) als de beste vriend (M = 3.37, SD = 1.40; (M = 3.19, SD = 1.57) zijn bovengemiddeld (M = 3.50) en worden gebruikt als bron.

(21)

20 Tabel 3

Gemiddelden beide metingen per boodschap van taalintensiteit en geloofwaardigheid bron

Boodschap Sterk krachtig Gemiddeld

krachtig

Sterk mild Gemiddeld mild Taalintensiteit 2,74 (,83) 2,50 (,82) 2,27 (,82) 2,33 (,81)

Bron I: Beste vriend 3,37 (1,40) 3,30 (1,37) 3,19 (1,57) 3,29 (1,51)

Bron II: Trimbos-instituut

4,93 (1,44) 5,13 (1,38) 4,97 (1,13) 5,00 (1,44) Noot: Beide metingen werden gecontroleerd op tijdsduur, >65 seconden

Hoofdonderzoek. Aan de hand van de gekozen krachtige en milde boodschappen zijn vier verschillende Facebook berichten ontwikkeld (zie appendix 3). Alle vier de berichten werden getoond in een Facebook vormgeving waarbij dezelfde kleur, lettertype, grootte en opmaak werden aangehouden. Het krachtig geformuleerde Facebook bericht telde 107 woorden, het mild geformuleerde Facebook bericht telde 131 woorden. De vier verschillende Facebook berichten zijn terug te vinden in Appendix III. De Facebook berichten van het Trimbos Instituut bevatten zowel de naam ‘Trimbos-instituut’ als het logo van hun Facebook pagina. Omdat er niet voor iedere participant een Facebook bericht van een beste vriend kon worden ontwikkeld, werd de naam van de beste vriend gevraagd (‘Wie is je beste vriend op Facebook?’) voordat het bericht werd getoond. Daarna volgde een Facebook bericht waar geen logo of tenaamstelling bij stond. De naam van de beste vriend werd in de begeleidende tekst boven het Facebook bericht verwerkt.

(22)

21 Figuur 2: Krachtig en mild geformuleerde boodschap van beste vriend en Trimbos-instituut

Procedure

Hoofdonderzoek. De participanten werden benaderd via Facebook, e-mail en Whatsapp, waarbij een link naar het onderzoek werd toegestuurd. Via de link kwamen ze terecht bij het informatieblad en toestemmingsverklaringformulier. Het informatieblad gaf een korte uitleg over het doel van het onderzoek, de procedure en de toelatingseisen. Om deel te nemen aan het onderzoek dienden de participanten akkoord te gaan met het

toestemmingsverklaringformulier waarin zowel anonimiteit als vrijwillige deelname werd gewaarborgd. Nadat de participanten hun akkoord gaven, volgden twee vragen om te

controleren of de participanten voldeden aan de toelatingseisen, namelijk regelmatig gebruik van Facebook en een leeftijd tussen de 21 en 30 jaar oud. Voldeden de participanten hier niet aan dan werden ze doorgestuurd naar het einde van het onderzoek.

Als participanten binnen de onderzoekspopulatie vielen, kregen ze at random één van de vier Facebook berichten over de alcoholfreefor40 challenge te zien en werd hen verzocht dit goed door te lezen. Viel de participant in de beste vriend conditie dan werd vooraf aan het Facebook bericht gevraagd om de naam van de beste vriend op Facebook. Na het Facebook bericht volgden een aantal vragenlijsten met betrekking tot reactantie, de vier

(23)

22 om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, geslachten opleiding, en tot slot hun alcohol gebruik. Ook werd gevraagd waar zij dachten dat het onderzoek over ging.

Vervolgonderzoek. Om deel te nemen aan de vervolgvragenlijst werd het e-mailadres van de participanten gevraagd. Dit was niet verplicht, kozen zij er voor om niet deel te nemen dan volgden een korte debriefing van het onderzoek en dankwoord. Participanten die een e-mailadres achterlieten, ontvingen na 7 dagen een e-mail met daarin de link naar de

vervolgvragenlijst. Deze vragenlijst bevatte één stelling over de intentie om te participeren in de alcoholfreefor40 challenge en wederom de twee vragen over het alcoholgebruik. Tot slot werd nogmaals het e-mailadres opgevraagd, een korte debriefing van het onderzoek gegeven en dankwoord.

Analyseplan

Om de directe effecten tussen de verschillende variabelen te meten zijn allereerst een aantal eenwegs- en meerwegsvariantianalyses (one-way ANOVA & MANOVA) uitgevoerd. Hierbij werd het effect van de conditie taalintensiteit (krachtig versus mild) op zowel

reactantie als de vier weerstandstrategieën getoetst. Ook werd het effect van de voorgestelde moderator, de bron van de boodschap (beste vriend versus gezondheidsbevorderende

instelling) op de reactantie en de vier weerstandstrategieën getoetst. Tot slot werd het direct effect tussen de conditie taalintensiteit en de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, getoetst.

Om hypothese 1 en 2 te toetsen is gebruik gemaakt van PROCESS (Hayes, 2013), een macro van SPSS. Naar aanleiding van het conceptuele model werd een gemodereerde

mediatie-analyse uitgevoerd met behulp van model 7 met 10.000 bootstraps. Bij hypothese 1 werd getoetst welke invloed de conditie taalintensiteit heeft op de intentie om het gedrag uit te voeren via de bron van de boodschap (moderator) en de waargenomen reactantie (mediator). Bij hypothese 2 werd getoetst welke invloed de conditie taalintensiteit heeft op de intentie om

(24)

23 het gedrag uit te voeren via de bron van de boodschap (moderator) en de vier

weerstandstrategieën. Zo kan worden gesteld of de relatie tussen de conditie taalintensiteit en de twee mediatoren ook daadwerkelijk afhankelijk is van de bron van de boodschap.

Metingen

Reactantie. Reactantie is gemeten aan de hand van de aangepaste en vertaalde

vragenlijst van Hong en Faedda (1992) uit het onderzoek van Dillard en Shen (2005). De vragenlijst bevat negen items, zoals bijvoorbeeld: ‘Het Facebook bericht dat ik zojuist heb gelezen riep bij mij een gevoel van weerstand op’, ‘Ik vind het fijn om dit Facebook bericht tegen te spreken’ of ‘Het Facebook bericht beperkt mijn keuzevrijheid en dit maakt mij kwaad’ (zie appendix II). De schaal wordt gemeten met een 7-point likert schaal, van 1 (sterk mee oneens) tot 7 (sterk mee eens). De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden gevormd (EV = 4.25, R2= 53.06%,  = .86; M = 2.69, SE = .36). Hoe hoger de score, hoe hoger de waargenomen reactantie.

Weerstandstrategieën. De verschillende weerstandstrategieën van de participanten

zijn gemeten aan de hand van de ingekorte vragenlijst van Fransen, Ter Hoeven & Verlegh (2013; zie appendix II). Hierin zijn meerdere weerstandstrategieën opgenomen. Er is gekozen om vier van de zes strategieën te gebruiken naar aanleiding van eerder onderzoek (Fransen et al., 2015). Deze strategieën zijn (1) het tegenspreken van de inhoud, (2) denigreren van de bron, (3) bekrachtigen van de bestaande attitude en (4) het zoeken naar sociale bevestiging. De totale schaal bevatte negen items en wordt gemeten met een 7-point likert scale, van 1 (sterk mee oneens) tot 7 (sterk mee eens).

Tegenspreken van de inhoud. De weerstandstrategie tegenspreken werd gemeten aan de hand van twee items: ‘Ik denk aan argumenten die het Facebook bericht tegenspreken’ en ‘Ik zoek naar fouten in de argumenten die worden gebruikt in het Facebook bericht’ . De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden

(25)

24 gevormd (r (179)= .58, p= .000, = .75; M = 2.91, SE= .01). Hoe hoger de score, hoe meer de participanten de weerstandstrategie ‘tegenspreken’ gebruiken.

Bekrachtigen van de bestaande attitude. De weerstandstrategie bestaande attitude bekrachtigen wordt gemeten aan de hand van twee items: ‘Ik denk aan de argumenten die mijn eigen mening over het beschreven gedrag in het Facebook bericht vormen’ en ‘Ik denk aan feiten en argumenten die mijn eigen mening over het beschreven gedrag in het Facebook bericht onderbevestigingen’. De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden gevormd (r (179)= .72, p= .000; = .84; M = 4.15, SE = .002). Hoe hoger de score, hoe meer de participanten de weerstandstrategie ‘attitude bekrachtigen’ gebruiken.

Denigreren van de bron. De weerstandstrategie bron denigratie wordt gemeten aan de hand van twee items: ‘Ik heb negatieve gedachten over de persoon die het Facebook bericht heeft gepost’ en ‘Ik betwijfel de geloofwaardigheid van de bron van het geposte Facebook bericht’. De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden gevormd(r (179)= .66, p= .000; = .80; M = 3.08, SE = .10). Hoe hoger de score, hoe meer de participanten de weerstandstrategie ‘denigreren van de bron’ gebruiken.

Sociale bevestiging zoeken. De weerstandstrategie sociale bevestiging wordt gemeten aan de hand van drie items: ‘Ik denk aan het feit dat veel mensen mijn mening over het

Facebook bericht zullen delen’, ‘Ik denk aan mensen die het Facebook bericht niet leuk zullen vinden’ en ‘Ik denk aan andere mensen die ook niet beïnvloed willen worden door het

Facebook bericht’. De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden gevormd (EV = 1.99, R2= 66.35%,  = .74; M = 3.03, SE = .08). Hoe hoger de score, hoe meer de participanten de weerstandstrategie ‘sociale bevestiging’ gebruiken.

(26)

25

Facebook gebruik. Het Facebook gebruik van de participanten is gemeten aan de

hand van een aangepast en vertaalde versie van de Social Media Use vragenlijst van Jenkins-Guarnieri, Wright en Johnson (2013; zie appendix II). De schaal bevat zes items, zoals

bijvoorbeeld ‘Het gebruik van Facebook is onderdeel van mijn dagelijkse routine’, ‘Facebook speelt een belangrijke rol in mijn sociale relaties’ en ‘Ik vind het leuk om mijn Facebook account te checken’. De schaal wordt gemeten met een 7-point likert schaal, van 1 (sterk mee oneens) tot 7 (sterk mee eens). De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden gevormd (EV = 2.61, R2= 43.49%,  = .74; M = 3.89, SD = 2.25). Hoe hoger de score, hoe hoger het facebook gebruik in het dagelijks leven van de participanten is.

Taalintensiteit. De taalintensiteit van het bericht wordt gemeten aan de hand van

dezelfde schaal als in de pre-test, de taalintensiteit-schaal van Wassenaar (2016; zie appendix II). Deze schaal bevat drie bipolaire vragen waarmee de intensiteit van de taal wordt gemeten, namelijk (1) niet dwingend-dwingend, (2) suggerend-commanderend en (3)

beleefd-onbeleefd. De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden gevormd (EV = 2.08, R2= 69.44%,  = .77; M = 2.45, SD = .00). Hoe hoger de score, hoe hoger de taalintensiteit van het bericht wordt ervaren door de participanten.

Intentie. De intentie om deel te nemen aan de alcoholfreefr40 challenge is gemeten

aan de hand van een vertaalde en naar het onderwerp aangepaste vragenlijst van Stok de Ridder, de Vet en de Wit (2011; zie appendix II). De vragenlijst bevat vier items waaronder ‘Ik ben van plan om binnen een maand mee te gaan doen aan de alcohol free for 40 challenge’ en ‘Ik zal binnen een maand meedoen aan de alcohol free for 40 challenge‘. Deze schaal wordt gemeten met een 7-point likert schaal, van 1 (sterk mee oneens) tot 7 (sterk mee eens). De verschillende items vormen één component en er kan een betrouwbare schaal van worden

(27)

26 gevormd (EV = 3.81, R2= 95.20%,  = .98; M = 2.34, SD = .01). Hoe hoger de score, hoe hoger de intentie om binnen een maand deel te gaan nemen aan de alcoholfreefor40 challenge.

Alcoholgebruik . Het alcohol gebruik wordt gemeten aan de hand van twee vragen

namelijk (1) ‘Hoe vaak drink jij op dit moment alcohol’ en (2) ‘Als je drinkt hoeveel glazen zijn dit gemiddeld per gelegenheid’. Vraag 1 kan worden beantwoord met de opties ‘Nooit’, ‘Eens per maand’, ‘2 tot 4 keer per maand’, ‘2 tot 3 keer per week’ of ‘4 keer of vaker per week’. Vraag 1 kan met de opties ‘1-2’, ‘3-4’, ‘5-6’, ‘7-9’ of ’10 of meer’ worden beantwoord (M = 3.46, SD = .89; M = 2.16, SD = 1.02).

Demografische kenmerken. De demografische kenmerken leeftijd , geslacht en

opleidingsniveau zijn gemeten als controlevariabelen. De leeftijd werd door de participant zelf ingevuld. Bij het opleidingsniveau kon worden gekozen voor ‘Basisschool’, ‘MAVO’, ‘HAVO’, ‘VWO’, ‘MBO’, ‘HBO’ of ‘WO’. Het geslacht werd gevraagd middels de vraag ‘Wat is uw geslacht’ en de antwoordopties ‘man’ en ‘vrouw’.

Gedrag vervolgonderzoek. Of er daadwerkelijk een verandering in gedrag heeft

plaatsgevonden wordt gemeten aan de hand van het item:‘Ik ben begonnen met de

alcoholfreefor40 challenge’. Het item werd gemeten aan de hand van een meerkeuzevraag met de antwoordopties ‘ja’ of ‘nee’. Werd er ‘ja’ gekozen dan volgden opnieuw de twee items over het alcoholgebruik (M = 1.50, SD = .58; M = 2.00, SD = 1.16).

Resultaten Randomisatie-check

Een randomisatie check is uitgevoerd om na te gaan of de participanten met betrekking tot verschillende controlevariabelen gelijk over de vier condities (krachtig versus mild x beste vriend versus Trimbos-instituut) zijn verdeeld. Als er sprake is van een gelijke verdeling kan worden gesteld dat er in alle vier de condities sprake is van een evenredige invloed van de controlevariabelen.

(28)

27 Allereerst is een Chikwadraattoets uitgevoerd om de verdeling van geslacht tussen de vier condities te controleren. De verdeling van het geslacht tussen de condities blijkt niet te verschillen (χ2 (3) = 1,86 , p = .602) en heeft zodoende een evenredige invloed op alle vier de condities. Daarnaast werden verschillende eenwegsvariantieanalyses (one-way ANOVA) uitgevoerd om na te gaan of de participanten gelijk zijn verdeeld over de condities met betrekking tot leeftijd, opleidingsniveau, alcoholgebruik en social media gebruik. Uit de randomisatie check is gebleken dat participanten met betrekking tot leeftijd, (F (3,171) = .19, p =.903, η2 = 00) alcoholgebruik (F (3,171) = .35, p =.792, η2 =00) en social media gebruik (F (3,171) = 1.28, p =.281, η2= .02 ) gelijk over de vier condities zijn verdeeld. Deze

controlevariabelen hebben zodoende een evenredige invloed op de resultaten. Er wordt wel een verschil tussen de vier condities gevonden met betrekking tot het opleidingsniveau (F (3,171) = 2,93, p =.035, η2=05 ). Dit betekent dat het opleidingsniveau wellicht een andere invloed heeft op conditie A dan conditie B. Daarom wordt het opleidingsniveau in alle volgende analyses als controlevariabele meegenomen.

Manipulatie-check

Een manipulatie check is uitgevoerd om te controleren of de manipulatie van het taalgebruik en de bron van het gezondheidsbevorderende Facebook bericht niet door de participanten is doorzien. Hiervoor werd aan het einde van het onderzoek de vraag gesteld ‘Waar denk je dat het onderzoek over gaat?’. Stond in het antwoord zowel de invloed van het taalgebruik en de bron van bericht als de weerstand hiertegen benoemd dan werden de resultaten niet meegenomen in de analyses. Dit is het geval bij één participant, de resultaten hiervan zijn weggelaten uit het onderzoek.

Analyses directe effecten

Voordat beide hypotheses werden getoetst, zijn de directe effecten tussen de verschillende variabelen geanalyseerd (zie tabel 4).

(29)

28 Reactantie Met behulp van een eenwegsvariantieanalyse (one-way ANOVA) is de invloed van de taalintensiteit en bron van het Facebook bericht op de fysieke motivatie reactantie getoetst. Uit de analyse blijkt dat er geen significant effect van de taalintensiteit, F (1, 170) = .30, p = .586, η2 = .00, en de bron van het bericht, F (1, 170) = .52, p = .474, η2 = .00, op de waargenomen reactantie wordt gevonden. Zowel de taalintensiteit als de bron hebben zodoende geen versterkende of verzwakkend effect op de waargenomen reactantie. Ook een interactie effect van de taalintensiteit en bron van het bericht op de waargenomen reactantie wordt niet gevonden, F (1, 170) = .01, p = .935, η2 = .00. Reactantie neemt naar aanleiding van de taalintensiteit in combinatie met de bron van het bericht niet toe of af.

Bij het krachtig geformuleerde bericht (M = 2.71, SE = .11 ) ervoeren participanten niet significant minder reactantie dan het mild geformuleerde bericht (M = 2.62, SE = .11). Bij het bericht afkomstig van de beste vriend (M = 2.72 , SE = .11 ) werd niet significant meer reactantie gemeten dan bij het bericht afkomstig van het Trimbos-instituut (M = 2.62 , SE = .11 ).

Het krachtig geformuleerde bericht afkomstig van de beste vriend (M = 2.76, SE = .16) riep een niet significant hoger niveau van reactantie op bij de participanten dan het krachtig geformuleerde bericht afkomstig van het Trimbos-instituut (M = 3.03 , SE = .15 ). Dit is ook het geval bij het mild geformuleerde bericht, waarbij er niet significant meer reactantie werd gemeten bij het bericht vanaf de beste vriend (M = 2.69 , SE = .15 ) dan het bericht vanaf het Trimbos-instituut (M = 2.57, SE = .15).

Weerstandstrategieën. Met behulp van een meerweg variantie analyse (MANOVA) is het effect van de taalintensiteit en bron van het bericht en de mate van reactantie op de vier verschillende weerstandstrategieën getoetst.

De MANOVA toont geen significant interactie effect van de taalintensiteit en de bron van het bericht op de weerstandstrategieën tegenspreken van de inhoud, F (1, 170) = .18, p =

(30)

29 .674, η2 = .00, bestaande attitude versterken, F (1, 170) = 1.42, p = .236, η2 = .01, of

denigreren van de bron, F (1, 170) = .00, p = .986, η2 = .00, gevonden. Wel wordt er een interactie effect van de taalintensiteit en de bron van het bericht op de weerstandstrategie sociale bevestiging, F (1, 170) = 4.12, p = .044, η2 = .02. Het krachtig geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut (M = 3.40, SE = 1.24) leidt eerder tot de weerstandstrategie sociale bevestiging dan het mild geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut (M = 2.70, SE =1.25). Het krachtig geformuleerde bericht vanaf de beste vriend (M = 2.98, SE = 1.26) leidt juist minder tot de weerstandstrategie sociale bevestiging dan het mild geformuleerde bericht vanaf een beste vriend (M = 3.07, SE = 1.18). Twee aparte eenwegsvariantieanalyses (one-way ANOVA) zijn uitgevoerd om te controleren of het interactie effect wellicht

afhankelijk is van een direct effect tussen de taalintensiteit en de strategie sociale bevestiging of de bron van het bericht en de strategie. Uit de analyses blijkt dat er zowel bij de

taalintensiteit, F (1, 172) = 3.18, p = .076, η2 = .02, als de bron, F (1, 172) = .05, p = .824, η2 = .00, geen direct effect wordt gevonden op de weerstandstrategie sociale steun.

Daarnaast is er geen significant effect gevonden van taalintensiteit op de

weerstandstrategieën tegenspreken, F (1, 171) = .55, p = .461, η2 = .00, attitude versterken , F (1, 171) = .01, p = .917, η2 = .00, bron denigratie, F (1, 171) = 1.08, p = .301, η2 = .01, of sociale bevestiging, F (1, 171) = 3.24, p = .074, η2 = .02. Het krachtig geformuleerde bericht leidt zodoende niet eerder tot deze weerstandstrategieën dan het mild geformuleerde bericht (zie tabel 3). Ook de bron van het bericht heeft geen significant effect op de

weerstandstrategie tegenspreken, F (1, 171) = .08, p = .775, η2 = .00, attitude versterken, F (1, 171) = .01, p = .929, η2 = .00, of sociale bevestiging, F (1, 171) = 01, p = .925, η2 = .00, gevonden. Wel wordt er een significant effect van de bron van het bericht op de

weerstandstrategie bron denigratie gevonden, F (1, 171) = 5.71, p = .018, η2 = .03. Het bericht afkomstig van een beste vriend (M = 3.37, SE =1.46 ) leidt eerder tot de

(31)

30 weerstandstrategie bron denigratie dan het bericht afkomstig van het Trimbos-instituut (M = 2.83, SE = 1.43).

Intentie. Om het effect van de taalintensiteit, bron van het bericht, de waargenomen reactantie en weerstandstrategieën te toetsten, is een meerwegsvariantieanalyse (MANOVA) uitgevoerd. Uit de analyses blijkt dat de taalintensiteit van het bericht geen significante invloed heeft op de intensiteit om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, F (1, 171) = .12, p = .35, η2 = .00. Ook blijkt er geen significante invloed te zijn van de bron van het bericht op de intentie om de challenge uit te voeren, F (1, 171) = .18, p = .676, η2 = .00. Zowel het krachtig geformuleerde bericht van het Trimbos-instituut (M = 2.68, SE = 1.61) als het krachtig geformuleerde bericht van de beste vriend (M = 2.08, SE = 1.08) leidt niet tot een hogere intentie dan het mild geformuleerde bericht van het Trimbos-instituut (M= 2.10, SE=1.08) en het mild geformuleerde bericht van de beste vriend (M = 2.52, SE = 1.67). Er blijkt echter wel een significant interactie effect tussen de taalintensiteit en bron van het bericht op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren te zijn, F (1, 171) = 5.91, p = .016, η2 = .00. Het krachtig geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut (M = 3.68, SE = 1.61) leidt eerder tot de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren dan het mild geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut (M = 2.10, SE = 1.08). Het krachtig geformuleerde bericht vanaf de beste vriend (M = 2.08, SE = 1.08) leidt tot minder intentie om de challenge uit te voeren dan het mild geformuleerde bericht vanaf een beste vriend (M = 3.52, SE = 1.67). Daarnaast blijkt er geen significant effect van de waargenomen reactantie op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, gevonden, F (1, 144) = .94, p = .557, η2 = .16.

(32)

31 Tabel 4

Gemiddelden waarden van directe effecten

Bron

Vriend Trimbos-instituut

Taalintensiteit Krachtig Mild Krachtig Mild

n=42 n=43 n=44 n=46 M SE M SE M SE M SE Reactantie 2.74 1.08 2.67 1.04 2.67 .90 2.57 .97 Weerstand strategie Tegenspreken 2.98 1.36 2.88 .1.33 3.02 1.29 2.76 1.44 Attitude versterken 3.99 1.67 4.23 1.38 4.32 1.29 4.01 1.57 Bron denigratie 3.19 .23 3.49 .22 2.73 .22 2.94 .22 Sociale bevestiging 3.03 .19 3.06 .19 3.38 .19 2.68 .18 Intentie 2.08 1.08 2.52 1.67 2.68 1.61 2.10 1.08 Noot: n = 175

Gemodereerd mediatie model

Naast de directe effecten wordt ook het gemodereerde mediatie effect geanalyseerd middels een dubbele PROCESS macro van Haynes (2013) met 10.000 bootstrap samples, model 7. Hierbij wordt zowel het effect van taalintensiteit op de intentie via de mediator reactantie (Hypothese 1) als het effect van taalintensiteit op de intentie via de vier

weerstandstrategieën (Hypothese 2) getoetst. Bij beide effecten is de bron van het bericht de moderator in de relatie tussen taalintensiteit en de getoetste mediators.

Hypothese 1

Allereerst werd het gemodereerde mediatie effect van Hypothese 1 getoetst. Hierbij werd verwacht dat krachtige taal de reactantie verhoogd. Dit effect wordt echter beïnvloedt door de bron van het bericht. Er werd verwacht dat het bericht afkomstig vanaf een beste vriend tot minder reactantie leidt dan het bericht vanaf het Trimbos-instituut. Figuur 3 geeft

(33)

32 het statistische model van Hypothese 1 weer, de regressieresultaten staan weergegeven in Tabel 5.

Taalintensiteit, de bron en reactantie. Allereerst is het effect van de taalintensiteit en de bron van het Facebook bericht op de waargenomen reactantie getoetst (figuur 3, relatie a). Het model bleek niet significant, F (4, 170) = .29, p = 882, R² = .08. Daarom kan er niet worden gesteld of de taalintensiteit en bron daadwerkelijk leidt tot een significante verhoging van de reactantie. De invloed van taalintensiteit en de bron op de waargenomen reactantie naar aanleiding van het bericht is zodoende niet significant. De krachtige taal in het bericht leid niet tot significant meer reactantie dan de milde taal (zie figuur 3, a1; tabel 5). Het bericht afkomstig van het Trimbos-instituut leidde niet tot significant meer reactantie dan het bericht afkomstig van een beste vriend (zie figuur 3, relatie a2; tabel 5). Tot slot bleek er geen

gemodereerd significant effect te bestaan van de bron op de relatie tussen de taalintensiteit en de mate van reactantie. Het krachtig geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut leidde niet tot significant meer reactantie dan het krachtige geformuleerde bericht vanaf een beste vriend ( zie figuur 3, a3; tabel 5).

Intentie. Ten tweede is het effect van de waargenomen reactantie op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, getoetst (zie figuur 3, relatie b). Het model bleek niet significant, F (3, 171) = 1.62, p = .186, R² = .17. Daarom kan er niet worden gesteld of een verhoging van de reactantie daadwerkelijk leidt tot een significante verlaging van de intentie om de challenge uit te voeren, b = -.23, p = .034 (zie tabel 5). Tot slot is het directe effect van de taalintensiteit op de intentie om de challenge uit te voeren, getoetst (zie figuur 3, relatie c’; tabel 5). Er wordt geen significant direct effect van de taalintensiteit op de intentie om de challenge uit te voeren, gevonden . Gebruik van krachtige taal leidt zodoende niet tot een significante verhoging van de intentie dan milde taal.

(34)

33 Indirect effect. Tot slot is het indirecte effect van de taalintensiteit op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren via de waargenomen reactantie en de bron van het bericht gemeten. Het indirecte effect bleek niet significant. Bij zowel het Trimbos-instituut als de beste vriend tonen de resultaten een 0 in de confidence interval. Er wordt geen significant verschil tussen het Trimbos-instituut (b = -.02 , CI = [-.16, .07]) en de beste vriend (b = -.02 , CI = [-.17, .09]) gevonden in het effect van de taalintensiteit op intentie om de challenge uit te voeren als deze relatie via de waargenomen reactantie wordt getoetst. Daarnaast wordt er geen indirect effect gevonden van de bron van het bericht en de waargenomen reactantie op het effect van de taalintensiteit op de intentie op de challenge uit te voeren (CI = [-.16, .18]).

Naar aanleiding van de PROCES analyse kan worden geconcludeerd dat er geen gemodereerd mediatie effect bestaat tussen de taalintensiteit en bron van het bericht via de waargenomen reactantie op de intentie om de challenge uit te voeren. Hypothese 1 wordt met deze resultaten dus verworpen.

Direct effect. Tot slot wordt het directe effect van de taalintensiteit op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren (zie figuur 3, relatie c’). Het directe effect bleek niet significant, b = .12, p = .558. De krachtige taal in het Facebook bericht leidt niet tot een significant lagere intentie om de challenge uit te voeren dan de milde taal in het bericht.

(35)

34 Figuur 3: Statistisch model van Hypothese 1

Tabel 5

Regressieresultaten van het voorgestelde gemodereerde mediatie model hypothese 1 Bootstrap 10.000 b se t p LLCI ULCI Reactantie Constant 2.08 .67 3.09 .002 .75 3.41 Taalintensiteit a1 .10 .21 .45 .653 -.32 .51 Bron a2 .12 .21 .58 .564 -.30 .54 Taalintensiteit x Bron a3 -.02 .30 -.08 .935 -.63 .58 Intentie b -.23 .11 -2.14 .003 -.44 -.02

Direct effect van taalintensiteit op intentie

c .12 .21 .59 .558 -.29 .54

Gemodereerd mediatie effect

index se (Boot) BootLLCI BootULCI

Reactantie

.01 .08 -.16 .18

(36)

35

b se BootLLCI BootULCI

Trimbos-instituut -.02 .05 -.16 .07

Vriend -.02 .06 -.17 .09

Noot: n= 175. Bootstraps steekproefomvang = 10.000.

Hypothese 2

Het voorgestelde gemodereerde mediatie effect van Hypothese 2 wordt wederom getoetst met een PROCES analyse van Hayes (2013) middels model 7, 10.000 bootstraps. Er werd verwacht dat krachtige taal leidt tot een grotere intentie om de alcoholfreefor40

challenge uit te voeren. Dit effect wordt beïnvloedt door de bron van het bericht en één van de vier de weerstandstrategieën inhoud tegenspreken, attitude bekrachtigen, bron denigreren of sociale bevestiging. Figuur 4 geeft het statistische model weer, tabel 6 geeft de

regressieresultaten weer.

Inhoud tegenspreken, taalintensiteit en bron. Allereerst is het effect van de taalintensiteit en de bron van het Facebook bericht op de weerstandstrategie inhoud

tegenspreken getoetst (figuur 4, relatie a). Het model bleek niet significant, F (4, 170) = .25, p = 911, R² = .08. Daarom kan er niet worden gesteld of de taalintensiteit en bron

daadwerkelijk leidt tot een significant meer weerstand middels het tegenspreken van de inhoud. De krachtige taal in het bericht bleek niet te leiden tot significant meer tegenspreken van de inhoud dan de milde taal, b = .26, p = .361 (zie figuur 4, a1; tabel 6). Daarnaast bleek het bericht afkomstig van het Trimbos-instituut niet tot significant meer tegenspreken van de inhoud te leiden dan het bericht afkomstig van een beste vriend, b = .12, p = .680 (zie figuur 4, relatie a2; tabel 6). Tot slot bleek er geen gemodereerd significant effect te bestaan van de bron op de relatie tussen de taalintensiteit en strategie. Het krachtig geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut leidde niet tot meer tegenspreken van de inhoud dan het krachtige geformuleerde bericht vanaf een beste vriend, b = -.17, p = .674 ( zie figuur 4, a3; tabel 6).

(37)

36 Intentie. Ten tweede is het effect van de strategie inhoud tegenspreken op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, getoetst (zie figuur 4, relatie b). Het model bleek significant, F (6,168) = 2.66, p = .017, R² = .29, en kan worden gebruikt om het effect van de strategie op de intentie te voorspellen. Er wordt echter geen significant effect gevonden van de strategie op de intentie om de challenge uit te voeren. Het gebruik van de strategie leidt zodoende niet tot een significant verlaging van de intentie om de

alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, b = -.10, p = .330 (zie tabel 6).

Indirect effect. Tot slot is het indirecte effect van de taalintensiteit op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren via de strategie inhoud tegenspreken en de bron van het bericht gemeten. Dit indirecte effect bleek niet significant. Bij zowel het Trimbos-instituut als de beste vriend tonen de resultaten een 0 in de confidence interval. Hieruit blijkt dat er geen significant verschil tussen het Trimbos-instituut (b = -.03, CI = [-.19, .03]) en de beste vriend (b = -.01, CI = [-.15, .05]) wordt gevonden in het effect van de taalintensiteit op intentie om de challenge uit te voeren als deze relatie via de strategie inhoud tegenspreken wordt getoetst. Daarnaast wordt er geen indirect effect gevonden van de bron van het bericht en de strategie op het effect van de taalintensiteit op de intentie op de challenge uit te voeren (CI = [-.06, .22]).

Er werd verwacht dat een lagere geloofwaardigheid van het bericht vanaf het Trimbos-instituut eerder leidt tot de weerstandstrategie inhoud tegenspreken naar aanleiding van de verhoogde reactantie. Uit de resultaten blijkt dat er geen effect wordt gevonden op de strategie.

Attitude bekrachtiging, taalintensiteit en bron. Het effect van de taalintensiteit en de bron van het Facebook bericht op de weerstandstrategie bestaande attitude bekrachtiging is getoetst (figuur 4, relatie a). Het model bleek niet significant, F (4, 170) = .43, p = 783, R² = .10. Daarom kan er niet worden gesteld of de taalintensiteit en bron daadwerkelijk leidt tot een

(38)

37 significant meer weerstand middels het bekrachtigen van de attitude. De krachtige taal in het bericht bleek niet te leiden tot significant meer bekrachtigen van de bestaande attitude dan de milde taal, b = .31, p = .331 (zie figuur 4, a1; tabel 6). Daarnaast bleek het bericht afkomstig van het Trimbos-instituut niet tot significant meer bekrachtiging van de bestaande attitude te leiden dan het bericht afkomstig van een beste vriend, b = .31, p = .464 (zie figuur 4, relatie a2; tabel 6). Tot slot bleek er geen gemodereerd significant effect te bestaan van de bron op de relatie tussen de taalintensiteit en strategie. Het krachtig geformuleerde bericht vanaf het Trimbos-instituut leidde niet tot meer bekrachtiging van de bestaande attitude dan het krachtige geformuleerde bericht vanaf een beste vriend, b = -.54, p = .236 ( zie figuur 4, a3; tabel 6).

Intentie. Ten tweede is het effect van de strategie bestaande attitude bekrachtiging op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, getoetst (zie figuur 4, relatie b). Het model bleek significant, F (6, 168) = 2.66, p = .017, R² = .29, en kan worden gebruikt om het effect van de strategie op de intentie te voorspellen. Er wordt echter geen significant effect gevonden van de strategie op de intentie om de challenge uit te voeren. Het gebruik van de strategie leidt zodoende niet tot een significant verlaging van de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren, b = -.08, p = .277 (zie tabel 6).

Indirect effect. Tot slot is het indirecte effect van de taalintensiteit op de intentie om de alcoholfreefor40 challenge uit te voeren via de strategie bestaande attitude bekrachtiging en de bron van het bericht gemeten. Dit indirecte effect bleek niet significant. Bij zowel het Trimbos-instituut als de beste vriend tonen de resultaten een 0 in de confidence interval. Hieruit blijkt dat er geen significant verschil tussen het Trimbos-instituut (b = .03, CI = [-.02, .18]) en de beste vriend (b =-.02, CI = [-.19, .03]) wordt gevonden in het effect van de

taalintensiteit op intentie om de challenge uit te voeren als deze relatie via de strategie attitude bekrachtiging wordt getoetst. Daarnaast wordt er geen indirect effect gevonden van de bron

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de bijeenkomst in september is eveneens afgesproken om als inwoners, gemeente en instellingen met elkaar in gesprek te blijven.. Daarom wordt in het eerste

“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Johannes

Niels en Eva denken dat door middel van een belastingmaatregel de vermogensverschillen kunnen worden aangepakt, met de aanname dat de belasting in mindering wordt gebracht op

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

In chapter four the influence of two types of kraal manure and leaf cutting techniques on the biomass yields of the two indigenous African leafY vegetables

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Information and advice from Dutch GPs on the most common health issues at www.GPinfo.nl. Have a look