• No results found

Flow in Hiphopdans. Een Exploratief Onderzoek naar Topervaringen en Motivatie van Amateur Hiphopdansers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Flow in Hiphopdans. Een Exploratief Onderzoek naar Topervaringen en Motivatie van Amateur Hiphopdansers"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Flow in Hiphopdans

Een Exploratief Onderzoek naar Topervaringen en Motivatie

van Amateur Hiphopdansers

Masterscriptie

Hilde Swart

(2)
(3)

Een Exploratief Onderzoek naar Topervaringen en Motivatie van

Amateur Hiphopdansers

Masterscriptie

Hilde Swart

Utrecht,

december 2015

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Geesteswetenschappen

Kunst en Cultuur in het Publieke Domein

Begeleider: Dhr. Dr P.G.F. (Peter) Eversmann

Tweede lezer: Dhr. F. (Francesco) Chiaravalloti MSc

(4)
(5)

i

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Flow in Hiphopdans. Een Exploratief Onderzoek naar Topervaringen en Motivatie van Amateur Hiphopdansers’. Deze afstudeerscriptie is geschreven in het kader van de masteropleiding Kunst en Cultuur in het Publieke Domein aan de Universiteit van Amsterdam. Veel dank gaat uit naar mijn scriptiebegeleider Peter Eversmann, die mij gedurende het hele traject heeft geholpen. Daarnaast bedank ik Francesco Chiaravalloti voor zijn ondersteuning. Mijn dank gaat ook uit naar Influence Zone Dance Complex in Utrecht. Deze dansschool heeft mij de kans gegeven om diepgaand onderzoek te doen naar de dansbeleving van dansers. Dankjewel Raoul, Shirley, Juran, Ginny, Denise, Julia, Ruby, Jane, Bas, Artemi, Valenard, Cody, Elisa, Yoeri, Chantal, Ylian, Jennifer, Jeroen en Jeroen voor jullie tijd en medewerking.

Hilde Swart December 2015

(6)

ii

Samenvatting

In dit onderzoek worden de topervaringen en motivatie van amateur hiphopdansers onderzocht. Hierbij wordt het concept ‘Flow’, afkomstig uit een theorie van Mihaly Csikszentmihalyi over topervaringen, als leidraad gebruikt. Flow is een topervaring waarbij onder andere sprake is van een uitdaging, diepe concentratie en het gevoel volledig op te gaan in een activiteit. Daarnaast heeft de ervaring van flow persoonlijke ontwikkeling tot gevolg. Flow is hiermee ook een vorm van zelfontplooiing.

De ervaringen van de hiphopdansers zijn geanalyseerd door middel van kwalitatief

onderzoek en worden vergeleken met ‘Flow’. Centraal hierin staan de karakteristieken van de topervaring tijdens de dansles, de condities die hieraan bijdragen en de motivatie van de danser. In totaal zijn er achttien semigestructureerde diepte-interviews afgenomen, waarvan vijftien met dansers en drie met dansdocenten.

De topervaringen van de geïnterviewde dansers kunnen worden beschreven aan de hand van zeven karakteristieken: ‘automatisme’, ‘muziek laat bewegen’, ‘alle aandacht bij het dansen’, ‘uitdaging’, ‘controle en zelfvertrouwen’, ‘energie’ en ‘expressie’. Deze karakteristieken komen grotendeels overeen met de dimensies van flow. De flowdimensies ‘verlies van zelfbewustzijn’ en ‘verlies van tijdsbesef’ zijn in beperkte mate of minder expliciet aanwezig. De karakteristiek ‘muziek laat bewegen’ is een bijzondere variant van ‘automatisme’ waarbij het lichaam wordt geleid door de muziek. ‘Energie’ en ‘expressie’ zijn geen onderdeel van de flowdimensies, hoewel energie wel gevolg kan zijn van flow.

De condities die bijdragen aan de topervaring zijn: ‘muziek’, ‘choreografie’, ‘de docent’, ‘persoonlijke instelling’, ‘feedback’, ‘sociale omgeving’, ‘voorbeelden en inspiratie’ en ‘voorbereiding’. Muziek en choreografie zijn nauw met elkaar verbonden. De docent is een bijzondere en belangrijke factor omdat hij of zij invloed heeft op de andere condities, met uitzondering van ‘persoonlijke instelling’ en ‘voorbereiding’. Het belang van de persoonlijke instelling kenmerkt zich met name door zelfvertrouwen en een positieve instelling. De sociale omgeving lijkt in de meeste gevallen een indirecte invloed te hebben topervaringen.

Uit de resultaten blijkt dat de dansers sterk zijn gemotiveerd. Ze kiezen zelf voor de danslessen vanuit een intrinsieke motivatie, dus vanwege de ervaring van het dansen zelf. In de les stellen de docenten ontwikkeling, het hebben van plezier en het natuurlijk kunnen dansen centraal. Dit doen ze door met name het niveau zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de dansers en door feedback te geven, zowel individueel als aan de groep.

De resultaten bieden zowel dansers als dansdocenten inzicht in kenmerkende

karakteristieken en condities van de danservaring. Dit biedt de mogelijkheid om in te spelen op een optimale ervaring en ontwikkeling.

(7)

iii

Abstract

This research investigates peak experiences and motivation of amateur hip-hop dancers. The starting point of this research is the concept of ‘Flow’, originating from a theory on peak experiences by Mihaly Csikszentmihalyi. Flow is a peak experience that among others is characterized by a challenge, deep concentration and the feeling to be completely immersed in an activity. Flow also results in personal growth and is a way to self-development.

The experiences of hip-hop dancers are analyzed by qualitative research methods and are compared to ‘Flow’. Key subjects are the characteristics of peak experiences during dance class, the conditions that contribute to these experiences and the motivation of the dancer. Eighteen respondents were interviewed using in-depth semi structured interviews: fifteen dancers and three dance teachers.

The dancers’ peak experiences are described by seven characteristics: ‘automatism’, ‘music brings on movement’, ‘total focus on dance’, ‘challenge’, ‘control and self-confidence’, ‘energy’ and ‘expression’. These characteristics largely correspond to flow. The flow dimensions ‘loss of self-consciousness’ and ‘transformation of time’ are limitedly described or less explicit. The characteristic ‘music brings on movement’ is a specific variant of automatism, in which the body is led by the music. Energy and expression are not part of the flow dimensions, although energy can be a consequence of flow.

The conditions that contribute to peak experiences are: ‘music’, ‘choreography’, ‘teacher’, ‘personal mindset’, ‘feedback’, ‘social environment’, ‘role models and inspiration’ and

‘preparation’. Music and choreography are closely connected. The teacher is an important and special factor because he or she influences the other conditions, except for ‘personal mindset’ and ‘preparation’. The importance of a personal mindset is particularly described by having self-confidence and a positive mindset. In most cases, the social environment seems to have an indirect influence on peak experiences.

The results show that the dancers are strongly motivated. They autonomously chose to participate in dance class and are intrinsically motivated; they dance because of the dance experience itself.

The dance teachers’ main focus during dance class is on development, having fun and the ability to dance naturally. They do this in particular by matching the dancer’s skills to the right level and providing feedback, both individually and to the group as a whole.

The results offer dancers and dance teachers information about the characteristics and conditions of dance experience, which might enable them to manipulate optimal experience and development.

(8)

iv

Inhoudsopgave

Voorwoord ... i Samenvatting ... ii Abstract ... iii Inhoudsopgave ...iv 1 Inleiding ... 1 2 Flow ... 3

2.1 Dimensies van Flow ... 4

2.2 Flow en vrije tijd ... 6

2.3 Contextfactoren van flow ... 7

3 Flow en dans, muziek en sport ... 9

3.1 Kenmerken van Flow ... 10

3.2 Condities van Flow ... 11

3.3 De rol van de docent ... 12

4 Motivatie: Self-Determination Theory ... 15

5 Onderzoeksmethodiek en respondenten ... 17

5.1 Onderzoeksmethode ... 17

5.2 Interviewontwerp ... 17

5.3 Casestudie: Influence Zone Dance Complex ... 19

5.4 Respondenten, tijdsduur en locatie ... 19

5.5 Verwerking van de resultaten ... 20

6 Onderzoeksresultaten ... 21

6.1 Karakteristieken van het topmoment ... 22

6.1.1 Automatisme ... 22

6.1.2 Muziek laat bewegen ... 23

6.1.3 Alle aandacht bij dansen ... 23

6.1.4 Uitdaging ... 24

6.1.5 Controle en zelfvertrouwen ... 26

6.1.6 Energie ... 27

6.1.7 Expressie... 27

6.1.8 Deelconclusie Karakteristieken ... 28

6.2 Condities van het topmoment ... 29

6.2.1 Muziek... 29

6.2.2 Choreografie ... 31

(9)

v 6.2.4 Feedback ... 33 6.2.5 Sociale omgeving ... 34 6.2.6 Voorbeelden en inspiratie ... 35 6.2.7 Voorbereiding ... 36 6.2.8 Deelconclusie Condities ... 36 6.3 Motivatie ... 38 6.3.1 Dansmotivatie... 38 6.3.2 Deelconclusie Motivatie ... 39 6.4 Dansdocenten ... 40

6.4.1 Wat wil je overbrengen op de dansers? ... 40

6.4.2 Op welke manier breng je dat over?... 40

6.4.3 Is er een verschil in lesgeven aan beginners of gevorderden? ... 41

6.4.4 Wat maakt een les geslaagd of minder geslaagd? ... 41

6.4.5 Deelconclusie Dansdocenten ... 42

7 Conclusie ... 43

Bibliografie ... 49

Bijlage I Interviewontwerp Dansers ... 51

Bijlage II Interviewontwerp Dansdocenten ... 53

Bijlage III Analyse Dansers... 55

(10)
(11)

1

1 Inleiding

Mijn persoonlijke ervaring als amateur muzikant en danser heeft mij van jongs af aan vele momenten bezorgd die mij hebben geraakt, me hebben ontwikkeld en me altijd zijn bijgebleven. Het is voor mij altijd vanzelfsprekend geweest dat actieve deelname aan muziek en dans ervoor kan zorgen dat ik me goed voel, zonder daarbij bewust stil te staan. In deze scriptie krijg ik de

mogelijkheid om deze ervaring van dit topgevoel te ontrafelen.

De impact en waarde van kunst is een eeuwenoud onderwerp van discussie. De invloed van kunst is op uiteenlopende manieren beschreven, zowel op maatschappelijk als individueel niveau en zowel vanuit de kant van het publiek als de maker. Zo kan kunst een moralistische boodschap doorgeven of uiting zijn van politieke idealen. Daarnaast kan kunst de (culturele) identiteit versterken, middel zijn tot verheffing van het volk of zorgen voor sociaaleconomische ontwikkeling. Daarnaast is kunst beschreven als middel voor emotionele expressie, intellectuele ontwikkeling of ervaring van plezier.1 Het merendeel van deze theorieën bestaat echter uit

conceptueel onderzoek waarin de bijzondere waarde van passieve of actieve kunstbeoefening wordt verondersteld. Empirisch onderzoek naar de bijzondere waarde van kunst is van recentere datum.

In dit onderzoek neemt het werk van psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi een centrale plaats in. Csikszentmihalyi heeft uitgebreid empirisch onderzoek gedaan naar topervaringen, waar kunstbeleving een onderdeel van is. Zijn onderzoek naar ‘optimal experiences’ heeft geleid tot een omvangrijke en gedetailleerde theorie over dit fenomeen. Het empirische onderzoek leidde tevens tot een nieuwe benaming van het concept: ‘Flow’. Flow is een psychologische topervaring die wordt gekenmerkt door onder andere diepe concentratie en een balans tussen vaardigheid en uitdaging, met persoonlijke ontwikkeling als gevolg.2 Het concept komt voort uit talloze

onderzoeken met mensen met uiteenlopende culturele achtergronden en van verschillende leeftijden. Wat echter overeenkomt is de manier waarop de respondenten hun ‘beste momenten’ beschrijven. De activiteiten die worden beschreven variëren van koken en converseren tot bergbeklimmen en toneelspelen. 3

Flow is onder meer toegepast in onderzoek naar topsport.4 Daarnaast is de theorie ook

onderzocht binnen andere terreinen zoals (professionele) muziekperformance en

(professionele) dansperformance. Deze onderzoeken zijn gericht op het karakteriseren van topmomenten. Daarnaast richten deze studies zich op de factoren die van invloed zijn op de topervaring, waardoor de ervaring geoptimaliseerd kan worden. Het onderzoek naar flow en dans is zeer beperkt. Dans is echter een universele activiteit waarbij de kwaliteit van beleving een centrale rol speelt. Csikszentmihalyi beschrijft in ‘Flow’ de universaliteit van dans en de relatie tussen dans en optimale ervaring:

1 E. Belfiore, O. Bennet. The Social Impact of The Arts. Basingstoke: Palgrave Macmillan 2008.

2 M. Csikszentmihlayi. Flow. The Psychology of Optimal Experience. New York: Harper and Row 1990: 74.

3 Csikszentmihlayi. Flow: 4.

4 A.D. McInman, J.R. Grove. ‘Peak moments in sport: A literature review.’ Quest 43 (1991): 333-351. En S.A. Jackson,

G.C. Roberts. ‘Positive performance states of athletes: Toward a conceptual understanding of peak performance.’ The

(12)

2 “…dance is probably the oldest and the most significant (medium), both for its universal appeal and because of its potential complexity. From the most isolated New Guinea tribe to the polished

troupes of the Bolshoi Ballet, the response of the body to music is widely practiced as a way of improving the quality of experience.” 5

Deze scriptie is gericht op flow en hiphopdans. Hiphop is in enkele decennia uitgegroeid van een kleine underground straatstijl in New York en aan de westkust van de Verenigde Staten tot een diverse en wereldwijd populaire stijl.6 De ontwikkeling van hiphop en het leren van deze stijl

vindt niet meer alleen plaats op straat of in clubs. Er zijn inmiddels vele (gespecialiseerde) dansscholen waar hiphop wordt gegeven. Hiphop is echter een dansstijl waar weinig wetenschappelijk aandacht voor is, ondanks de grote populariteit van de stijl.

Dit onderzoek is een casestudie gericht op amateur hiphopdansers en hun dansdocenten. Centraal hierin staan de motivatie van de danser en zijn of haar topervaring in de dansles. De keuze om onderzoek te doen naar flow bij amateurs is gemaakt om aandacht te geven aan kunst als vorm van recreatie. Kunst is niet alleen een professionele aangelegenheid gericht op

topprestaties. De ervaring van topmomenten en flow is daarom ook niet voorbehouden aan professionele kunstenaars of sporters.

Flow is sterk gerelateerd aan intrinsieke motivatie. Deze vorm van motivatie is gericht op de activiteit zelf en niet op externe factoren. Het verschil tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie is uitgebreid onderzocht door Ryan en Deci, wat heeft geleid tot de Self-Determination Theory (SDT). Daarnaast is de Cognitive Evaluation Theory (CET), een subtheorie van SDT, gericht op factoren die intrinsieke motivatie versterken.7 Flow en SDT kunnen elkaar aanvullen; flow richt

zich met name op de kenmerken van de topervaring, terwijl SDT is gericht op factoren die kunnen bijdragen aan de intrinsieke motivatie ervan.

Flow en de Self-Determination Theory vormen het fundament van dit onderzoek. Door middel van diepte-interviews met hiphopdansers en docenten worden de drie kernelementen van dit onderzoek onderzocht:

- De karakteristieken van topervaringen tijdens een dansles; - De condities die hieraan bijdragen;

- De motivatie van de danser.

Daarnaast wordt gekeken naar de rol van de dansdocent en wat hij of zij wil overbrengen op de leerlingen. In het bijzonder wordt gekeken naar de aandacht voor de ervaring van topmomenten of flow in de les en in hoeverre dit aansluit op de ervaring van de danser.

In deze scriptie wordt eerst de flowtheorie van Csikszentmihalyi beschreven (Hoofdstuk 2). Vervolgens wordt een overzicht gegeven van eerder onderzoek op het gebied van dans, muziek en sport in relatie tot flow (Hoofdstuk 3). Hierna worden de onderzoeksmethodiek, casestudie, respondenten en verwerking van de resultaten besproken (Hoofdstuk 4). Vervolgens worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd (Hoofdstuk 5) en wordt afgesloten met een conclusie (Hoofdstuk 6).

5 Csikszentmihlayi. Flow: 99.

6 J. Pabon. ‘Physical Graffiti: The History of Hop Dance.’ In: J. Chang, red. Total Chaos: The Art and Aesthetics of

Hip-Hop. New York: BasicCivitas 2006:18.

7 M.R. Ryan, E.L. Deci, D. ‘Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic Motivation, Social Development,

(13)

3

2 Flow

‘The purpose of flow is to keep on flowing’8

De flowtheorie van Csikszentmihalyi is ontstaan uit zijn onderzoek naar topervaringen. Dit psychologische onderzoek is gericht op het verkrijgen van kennis over positieve ervaringen en gemoedstoestanden en wordt beschouwd als onderdeel van de positieve psychologie.

Csikszentmihlayi omschrijft positieve psychologie als ‘the scientific study of positive human functioning and flourishing on multiple levels that include the biological, personal, relational, institutional, cultural, and global dimensions of life’.9

Het onderzoek van Csikszentmihalyi en zijn team en later ook van duizenden collega’s van over de hele wereld heeft geleid tot een gestructureerde beschrijving van een topervaring. De onderzoeken zijn wereldwijd gedaan met respondenten afkomstig uit verschillende culturen, zowel mannen als vrouwen en jong en oud. Uit deze studies komt naar voren dat ongeacht deze verschillen en ongeacht de activiteit, de respondenten hun topervaringen op een vergelijkbare manier beschrijven.10 Naar aanleiding van deze beschrijvingen heeft Csikszentmihalyi de

kenmerken van topervaringen ondergebracht onder acht dimensies. De naamgeving van het concept ‘Flow’ is tevens afgeleid van de beschrijvingen van de respondenten.

Csikszentmihalyi omschrijft het belang van flow als volgt: ‘Flow is important because it makes the present instant more enjoyable, and because it builds the self-confidence that allows us to develop skills and make significant contributions to humankind.’11 Oftewel, flow is belangrijk in

de persoonlijke ontwikkeling van elk individu.

Het onderscheid tussen plezier en enjoyment staat centraal bij flow. Csikszentmihalyi omschrijft plezier als ‘a feeling of contentment that one achieves whenever information in consciousness says that expectations set by biological programs or by social conditioning have been met.’12 Csikszentmihalyi erkent het belang van plezier in het leven, maar stelt dat plezier

niet zorgt voor persoonlijke ontwikkeling. Hier tegenover staat enjoyment. Enjoyment wordt gekarakteriseerd door vooruitgang en vernieuwing en kan worden ervaren als er sprake is van concentratie en een zekere uitdaging in de activiteit.13 Een activiteit die normaal gesproken

plezier veroorzaakt, kan worden omgezet in een veroorzaker van enjoyment. Dit is mogelijk wanneer de karakteristieke kenmerken van enjoyment (concentratie en uitdaging) worden toegevoegd. Deze twee kenmerken vormen samen met zes andere kenmerken de centrale flow dimensies.

8 M. Csikszentmihalyi. Flow. The Psychology of Optimal Experience. New York 1990: 54.

9 M.E.P. Seligman, M. Csikszentmihalyi, M. ‘Positive Psychology: An introduction’. American Psychologist 55-1 (2000):

5-14.

10 Csikszentmihalyi. Flow: 48.

11 Csikszentmihalyi. Flow: 42.

12 Csikszentmihalyi. Flow: 45.

(14)

4

2.1 Dimensies van Flow

Csikszentmihalyi beschrijft flow aan de hand van acht dimensies: balans tussen uitdaging en vaardigheid, vermenging van bewustzijn en activiteit, concentratie, duidelijke doelen en feedback, gevoel van controle, verlies van zelfbewustzijn, verlies van tijdsbesef en autotelische beleving. Deze dimensies worden hieronder toegelicht.

1. Balans tussen uitdaging en vaardigheid

Elke activiteit bevat mogelijkheden voor uitdaging. Wanneer het niveau van vaardigheden niet in balans is met de uitdaging heeft de activiteit echter geen betekenis.14 Wanneer vaardigheden

tekort schieten kan dit frustratie veroorzaken. Daartegenover kan er verveling worden ervaren wanneer een activiteit te gemakkelijk is en uitdaging ontbreekt. Wanneer een persoon het gevoel heeft dat zijn of haar vaardigheden gelijk zijn aan de uitdaging, kan de activiteit betekenisvol worden. 15 Bepaalde activiteiten die potentieel enjoyment veroorzaken zijn vaak

(onbewust) ontworpen voor dit doel. Spel, sport en artistieke en literaire vormen zijn

ontwikkeld om uit te dagen en het leven te verrijken. Het is echter niet zo dat flow alleen in vrije tijd en tijdens speciale activiteiten kan optreden. Ook geroutineerde activiteiten of

werkzaamheden kunnen een uitdaging vormen en zo meer betekenis krijgen.16

2. Vermenging van bewustzijn en activiteit

Door complete absorptie in een activiteit kan de activiteit spontaan en automatisch worden. De persoon is niet meer bewust bezig met zichzelf want de activiteit is alles wat er op dat moment speelt. Een danser uit het onderzoek van Csikszentmihalyi beschrijft dit als volgt: ‘Your

concentration is very complete. Your mind isn’t wandering, you are not thinking of something else; you are totally involved in what you are doing… Your energy is flowing very smoothly. You feel relaxed, comfortable and energetic.’17. Het is echter niet zo dat er geen moeite hoeft te

worden gedaan; de inspanning is alleen onbewust omdat alle aandacht bij de activiteit is.18

3. Concentratie

Csikszentmihalyi omschrijft concentratie als een belangrijk bijproduct van activiteiten waarop men zich compleet moet focussen. Irrelevante informatie krijgt op deze manier geen toegang tot de gedachten. Het is daarom een manier om negatieve gedachtes tijdelijke weg te zetten.19 Een

danser uit het onderzoek van Csikszentmihalyi beschrijft deze dimensie ook: ‘I get a feeling that I don’t get anywhere else… I have more confidence in myself than any other time. Maybe an effort to forget my problems. Dance is like therapy. If I am troubled about something, I leave it out the door as I go in [the dance studio].’20 Concentratie speelt een belangrijke rol in de tweede

dimensie. In relatie tot elkaar kan concentratie worden gezien als een voorwaarde voor vermenging van bewustzijn en activiteit.

14 Csikszentmihalyi. Flow: 50. 15 Csikszentmihalyi. Flow: 52. 16 Csikszentmihalyi. Flow: 51. 17 Csikszentmihalyi. Flow: 53. 18 Csikszentmihalyi. Flow: 54. 19 Csikszentmihalyi. Flow: 58. 20 Csikszentmihalyi. Flow: 59.

(15)

5 4. Duidelijke doelen en feedback

Duidelijke doelen geven richting aan de activiteit. Het krijgen van constante feedback maakt duidelijk of het doel wordt of is bereikt. Daarnaast is feedback belangrijk bij het krijgen van zelfinzicht en het versterken van het bewustzijn. Activiteiten verschillen in de mate van concrete doelstellingen, zo is het aanleren van een choreografie duidelijker dan het maken van een

choreografie. De danser moet in het laatste geval namelijk een concreet beeld hebben van wat hij of zij wil maken en wanneer hij of zij tevreden is.21

5. Gevoel van controle

Het hebben van controle geeft zelfvertrouwen. Het gaat vaak echter niet om werkelijke controle, maar om het gevoel van complete controle. Onverwachte gebeurtenissen kunnen optreden en er blijft altijd de mogelijkheid bestaan iets mis gaat. Echter, de persoon heeft het gevoel alles in eigen hand te hebben door middel van goede voorbereiding en concentratie. Dit wordt door een danser beschreven als: ‘A strong relaxation and calmness comes over me. I have nog worries of failure. What a powerful and warm feeling it is! I want to expand, to hug the world. I feel enormous power to effect something of grace and beauty.’22

6. Verlies van zelfbewustzijn

Het verlies van zelfbewustzijn houdt in dat de persoon niet bezig is met nadenken over zichzelf, maar opgaat in het ‘The Other’. Het is dus niet het verliezen van jezelf of van het bewustzijn, maar het verliezen van het bewustzijn ván jezelf.23 Dit is gerelateerd aan zelftranscendentie: ‘a

feeling that the boundaries of our being have been pushed forward.’24 Csikszentmihalyi

benadrukt dat deze ervaring niet mysterieus is, maar dat deze ervaring optreedt wanneer iemand alle energie focust op één ding of activiteit, waardoor hij niet meer bewust is van zijn eigen zelf. Dit houdt ook in dat de persoon zich niet bewust is van anderen om haar heen. Tijdens de activiteit is er geen plaats voor zelfreflectie, na afloop van de ervaring kan de persoon

reflecteren op zichzelf en de activiteit en hierdoor een sterker zelfbeeld creëren. 25

7. Verlies van tijdsbesef

Wanneer er sprake is van een verlies van tijdsbesef is de persoon zich niet bewust van het verstrijken van de tijd. Achteraf kan deze zowel sneller te lijken gegaan als langzamer.

Csikszentmihalyi geeft echter aan dat het niet duidelijk is of deze dimensie een bijproduct is van concentratie, of dat het op zichzelf bijdraagt aan de beleving van flow.26

8. Autotelische beleving

De centrale dimensie in flow is dat de activiteit een doel op zichzelf is. Het doen van de activiteit wordt alleen gemotiveerd omdat het doen op zich intrinsiek betekenis geeft. Oftewel, de

activiteit is autotelisch. Deze term vindt zijn oorsprong in het Grieks: ‘auto’ betekent ‘zelf’, en

21 Csikszentmihalyi. Flow: 54. 22 Csikszentmihalyi. Flow: 59. 23 Csikszentmihalyi. Flow: 64. 24 Csikszentmihalyi. Flow: 64. 25 Csikszentmihalyi. Flow: 65. 26 Csikszentmihalyi. Flow: 66.

(16)

6 ‘telos’ betekent ‘doel’. De meeste activiteiten zijn niet puur autotelisch of exotelisch (externe doelen), maar hebben kenmerken van beide.27

2.2 Flow en vrije tijd

De eerste dimensie van flow is gericht op de balans tussen uitdaging en vaardigheid. Dit betekent niet dat een hogere vaardigheid leidt tot meer flow. In dat geval zou flow zijn voorbehouden aan professionele muzikanten, wetenschappers, schrijvers en topsporters. Centraal in deze dimensie staat een activiteit waarbij een persoon gebruikt maakt van haar uiterste kunnen dat vervolgens verder kan worden ontwikkeld. De ervaring van flow kan dus bij zowel professionele als amateur muzikanten, wetenschappers, schrijvers en sporters optreden. Volgens Csikszentmihalyi wordt de nadruk sterk gelegd op prestaties door professionals met sociaaleconomisch belang; persoonlijke topbeleving lijkt hieraan van ondergeschikt belang te zijn.28 Daarnaast worden bepaalde activiteiten voorbehouden aan professionals, denk aan

componeren of wetenschappelijke experimenten; van amateurs wordt niet verwacht dat ze zich hiermee bezighouden.29 Het woord ‘amateur’ is echter afkomstig van het Latijnse woord ‘amare’

dat ‘liefhebben’ betekent. Een amateur werd vroeger gezien als iemand die zich met overgave en liefde stort in haar hobby. Hetzelfde geldt voor de term ‘dilettant’ dat oorspronkelijk

‘genoegen/genot vinden’ betekent. Tegenwoordig hebben beide termen een meer negatieve betekenis gekregen die is veroorzaakt door de nadruk op topprestaties: ‘Consequently it has become embarrassing to be called a dilettant, even though to be a dilettant is to acheive what counts most, the enjoyment one’s actions provide.’30

Uit de onderzoeken van Csikszentmihalyi blijkt dat flow het vaakst optreedt gedurende activiteiten die een persoon het liefste doet, bijvoorbeeld koken, muziek maken of tuinieren. Daarnaast komt het vaak voor op het werk of tijdens gesprekken met vrienden. Duidelijk is dat flow het minst vaak voorkomt tijdens passieve activiteiten, zoals televisie kijken.31 Hoewel

activiteiten als muziek maken of televisie kijken beiden een vorm van (populaire)

vrijetijdsbesteding zijn, onderscheiden deze activiteiten zich van elkaar op het gebied van er actief mee bezig zijn. Vrije tijd kan actief of passief worden besteed, waarbij actieve

tijdsbesteding kan resulteren in flow en passieve tijdsbesteding nauwelijks.32

27 Csikszentmihalyi. Flow: 67.

28 Csikszentmihalyi. Flow: 140.

29 M. Csikszentmihalyi, Finding Flow. The Psychology of Engagement with Everyday Life. New York: BasicBooks 1997:

75.

30 Csikszentmihalyi. Flow: 140.

31 Csikszentmihalyi. Finding Flow: 34.

(17)

7

Flow Relaxation Apathy Anxiety Games and sports 44 16 16 24

Hobbies 34 30 18 19

Socializing 20 39 30 12

Thinking 19 31 35 15

Listening to music 15 43 35 7

Television watching 13 43 38 6

Figuur 1: Tijdspercentage per activiteit aan flow, relaxation, apathy en anxiety Bron: Bidwell, Csikszentmihalyi, Hedges en Schneider, 1997

Zoals besproken zijn er een aantal kenmerken die de ervaring van flow kenmerken. Deze

kenmerken, zoals duidelijke doelen, concentratie en een balans tussen uitdaging en vaardigheid, zijn echter niet vanzelf aanwezig in vrije tijd. Om vrije tijd toch optimaal te kunnen besteden, kunnen deze aspecten bewust worden toegevoegd door bijvoorbeeld een actieve hobby.33 Dit is

tevens een verklaring voor het regelmatig optreden van flow tijdens het werk. Op het werk zijn bepaalde kenmerken van flow, zoals concentratie of duidelijke doelen en feedback, vaak

aanwezig. Csikszentmihalyi benadrukt het belang van een actieve vrijetijdsbesteding: ‘Just as the excellence of an individual life depends to a large extent on how free time is used, so the quality of a society hinges on what its members do in their leisure time.’34

2.3 Contextfactoren van flow

Volgens Csikszentmihalyi kan cultuur invloed hebben op de mogelijkheid om flow te ervaren. De functie van cultuur beschrijft Csikszentmihlyi als volgt: ‘Cultures prescribe norms, evolve goals, build beliefs that help us tackle the challenges of existence.’35 Als een cultuur erin slaagt om

normen en doelen goed aan te passen aan de vaardigheden van de leden, kunnen ze flow ervaren.36

Een andere factor die invloed heeft op de mogelijkheid om flow te ervaren is persoonlijkheid. Afhankelijk van het karakter zijn sommige mensen eerder in staat om flow te ervaren dan anderen. Hierbij speelt onder andere de mate van zelfbewustzijn een rol. Iemand die overmatig bezig is met zichzelf kan moeilijk flow ervaren. Dit kan zowel komen door overmatig veel denken over wat anderen van hem denken, of juist door het hebben van een egocentrisch karakter. Hiernaast beschrijft Csikszentmihalyi de ‘autotelische persoonlijkheid’. Deze persoonlijkheid wordt gekenmerkt door het grote vermogen om aandacht te geven aan de wereld om hem of haar heen. Dit karakter is zich bewust van zijn of haar omgeving en minder gericht op zichzelf. De autotelische persoonlijkheid steekt daarnaast energie in dingen zonder daar direct iets van terug te verwachten.37 Iedereen kan deze karaktereigenschappen trainen.38

Door het stellen van doelen, betrokken te zijn in een activiteit, aandacht te geven aan wat er gebeurt en het plezier hebben in directe gebeurtenissen kan het autotelische karakter worden ontwikkeld.39

De aanwezigheid van andere mensen is van grote invloed op de manier waarop we momenten ervaren. Zowel de topmomenten als de diepe dalen vinden meestal plaats in een

33 Csikszentmihalyi. Finding Flow: 66.

34 Csikszentmihalyi. Finding Flow: 76.

35 Csikszentmihalyi. Flow: 81.

36 Csikszentmihalyi. Flow: 82.

37 Csikszentmihalyi. Finding Flow: 123.

38 Csikszentmihalyi. Flow: 93.

(18)

8 sociale context.40 De reden dat sociale interactie onderdeel kan zijn van een flowervaring is

omdat we tijdens deze interactie onze aandacht moeten structureren. Door de aanwezigheid van anderen worden doelen gesteld en wordt direct feedback verkregen. Deze kenmerken zijn niet automatisch aanwezig tijdens het alleen-zijn.41

Locatie en tijdstip kunnen ook van invloed zijn op flow. Voor beide geldt dat er geen algemene regels zijn te formuleren; de invloed van beide aspecten verschilt van persoon tot persoon. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om zowel verschillende kamers in het huis als om verschillende natuurgebieden.42 Hetzelfde geld voor tijd; zelfreflectie kan uitvinden waar de

persoonlijke voorkeur naar uitgaat.43

40 Csikszentmihalyi. Flow: 164.

41 Csikszentmihalyi. Finding Flow: 42.

42 Csikszentmihalyi. Finding Flow: 43.

(19)

9

3 Flow en dans, muziek en sport

De flowtheorie van Csikszentmihalyi is toegepast binnen verschillende onderzoeksterreinen. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de onderzoeken waarin flow in relatie tot dans, muziek, theater en sport is onderzocht. In deze empirische studies is gekeken naar de aan- of afwezigheid van de flowkenmerken zoals geformuleerd door Csikszentmilhayi. Daarnaast houdt een deel van deze studies zich bezig met de vraag welke randvoorwaarden een rol spelen bij de mogelijkheid om flow te ervaren. Een deel van de studies richt zich daarnaast op de rol van de docent of trainer bij in relatie tot de ervaring van flow.

Onderzoek naar flow en dans is beperkt en daarom niet voldoende om dit onderzoek van een goede theoretische basis te voorzien. Het huidige onderzoek richt zich echter op amateur dansers, voorgaand onderzoek naar dans en flow is echter gericht op professionele dansers. Desondanks is door middel van eerdere empirische onderzoeken naar dans en flow een beeld te verkrijgen over de aard van een topervaring tijdens het dansen en de condities die hieraan bijdragen. Om een breder beeld te krijgen over de aspecten die een topervaring kenmerken, is daarnaast gekeken naar onderzoeken die zich richten op flow en muziek en muziekeducatie. Muziek is een belangrijk onderdeel van dans en waarschijnlijk ook van de beleving ervan. Daarnaast is er een vergelijking te trekken tussen het actief muziek maken en het uitvoeren van een dans; beide behoren tot de podiumkunsten waarin creativiteit en expressie een rol spelen. Onderzoek naar flow heeft zich in het verleden met name toegespitst op sport. De resultaten van deze onderzoeken dragen bij aan een theoretische basis voor flow en dans. Sport kan worden beschouwd als een performance waarin het lichaam centraal staat. In zowel dans als sport is het lichaam instrument voor de performance. 44

In de studies naar muziek(educatie) en sport in relatie tot flow is er zowel aandacht voor professionele muzikanten en sporters als amateur muzikanten en sporters. In zijn onderzoek naar drum circles beargumenteert Wood het belang van amateurkunst en de

(wetenschappelijke) aandacht ervoor. In zijn maatschappelijke manifest wil hij waarde geven aan recreational music making, waarin het hoge doel van een perfecte performance niet centraal staat. 45 Daarnaast beargumenteert Wood dat niet alleen geïnstitutionaliseerde kunstvormen

dienen te worden onderzocht; andere kunstkunstuitingen kunnen tevens de motor zijn van persoonlijke ontwikkeling. 46Dit heeft hij ook in zijn eigen studie naar drum circles

geconcludeerd:

Wood: ‘Incorporating recreational music-making into education can provide opportunities for students to experience self-expression, creativity, social connection, and enjoyment. These values will not only enhance their education, but also lead to acquired skills for use in all areas of their lives.’47

De ontwikkeling van zelfexpressie, creativiteit, sociale connecties en enjoyment door middel van kunstbeoefening staat bij Wood centraal. Het is het ervaren van enjoyment dat een sterke overeenkomst vertoont met de flowtheorie van Csikszentmihalyi.

44 K. F. Hays, ‘The Enhancement of Performance Excellence Among Performing Artists.’ Journal of Applied Sport

Psychology 14 (2002): 299.

45 B.K. Wood, Recreational Music-Making in Music Pedagogy: A Manifesto for Change. Masterthesis. University of

Kentucky (2012): 3.

46 Wood. Recrational Music-Making: 8.

(20)

10 In dit hoofdstuk wordt door middel van eerder onderzoek naar flow in relatie tot dans, theater, muziek en sport een theoretische basis gecreëerd. Eerst zal worden gekeken naar de kenmerken van het topmoment. Vervolgens wordt gekeken naar de condities die deze topmomenten

mogelijk maken. Als laatste worden onderzoeken behandeld waarin de rol van de docent of trainer in relatie tot flow is bestudeerd.

3.1 Kenmerken van Flow

De acht kenmerken van flow zoals geformuleerd door Csikszentmihalyi zijn in verschillende empirische studies onderzocht. Hierbij is gekeken in hoeverre deze acht aspecten (balans tussen uitdaging en vaardigheid, vermenging van bewustzijn en activiteit, duidelijke doelen en

feedback, concentratie, gevoel van controle, verlies van zelfbewustzijn, verlies van tijdsbesef en autotelische beleving) aanwezig zijn tijdens het dansen, musiceren of sporten.

Uit eerder kwalitatief onderzoek naar de ervaring van flow door professionele dansers (gespecialiseerd in ballet, hedendaagse dans, jazzdance, Ierse dans en Canadese dans) komt naar voren dat met name drie kenmerken van flow worden ervaren: autotelische beleving, balans tussen uitdaging en vaardigheid en vermenging van bewustzijn en activiteit.48 De intrinsieke

motivatie van de respondenten om te dansen is erg groot, waardoor het dansen het doel op zich is (autotelische beleving). De balans tussen uitdaging en vaardigheid wordt in deze studie in verband gebracht met het opbouwen van zelfvertrouwen en het voorkomen van frustratie of verveling. In eerder onderzoek naar professionele balletdansers is zowel door middel van enquêtes als diepte-interviews onderzoek gedaan naar flow. Het kwantitatieve onderzoek is gedaan met behulp van een enquête ontwikkeld in het domein van flow en topsport, de Dispositional Flow Scale (DFS-2).49 De resultaten laten zien dat er hoofdzakelijk sprake is van

het hebben van duidelijke doelen, concentratie en een autotelische beleving. Het minst sterk aanwezig zijn het verlies van zelfbewustzijn en transformatie van tijd.50 Ambra Vallo maakt in

haar kwalitatieve onderzoek geen onderscheid tussen de kenmerken van flow en de condities ervoor, maar tussen de facilitators en inhibitors van flow. De interviews laten zien dat

vertrouwen, intrinsieke motivatie, fysieke en mentale voorbereiding en focus de voornaamste factoren zijn die samenhangen met flow.51 Wanneer beide onderzoeken met elkaar worden

vergeleken komen met name de aspecten autotelische beleving of intrinsieke motivatie en het hebben van zelfvertrouwen naar voren.

Het theater is tevens een plek waar flow kan worden ervaren. In eerder kwantitatief onderzoek is door middel van de Flow State Scale (FSS-2) onderzocht welke flowdimensies aanwezig zijn bij theaterstudenten. De resultaten laten zien dat alle dimensies sterk aanwezig zijn. De hoogste scores zijn echter behaald op autotelische beleving en concentratie. De relatief laagste score is behaald op duidelijke feedback en verlies van tijdsbesef.52

In een kwalitatieve studie naar flow en (amateur) skateboarden wordt flow door de

skateboarders beschreven als een topmoment, diepe concentratie, een rijke subjectieve beleving

48 K.M. Hefferon, S. Ollis, “Just clicks’: an interpretive phenomenological analysis of professional dancers’ experience of

flow.” Research in Dance Education 7:2 (2006): 157.

49 S.A. Jackson, R.C. Eklund, R.C. ‘Assessing flow in physical activity: The flow State

Scale-2 (FSS-2) and Dispositional Flow Scale-2 (DFS-2)’. Journal of Sport & Exercise Psychology 24 (2002): 133.

50 M. Ambra Vallo. An Investigation of Professional Ballet Dancers Experiences of Flow and Motivational Perspectives.

Masterthesis. The University of Birmingham (2010): 73.

51 Ambra Vallo. An Investigation: 74.

52 J.M. Martin, J. M., K. Cutler. ‘An exploratory Study of Flow and Motivation in Theatre

(21)

11 en/of een transcendentale ervaring.53 Uit onderzoek naar topsport blijkt dat met name gevoel

van een hoog niveau van vaardigheid, competitiespanning en intrinsieke motivatie bijdragen aan flow.54Het gevoel van grote bekwaamheid in de sport is erg belangrijk om zelfvertrouwen te

krijgen. De rol van competitiespanning is afwijkend van andere studies waaruit blijkt dat sporters juist zo min mogelijk spanning willen ervaren. Competitiespanning kan dus toch bijdragen aan flow, hoewel uit dezelfde studie ook blijkt dat competitiespanning het verliezen van zelfbewustzijn in de weg kan staan.55

In eerder onderzoek naar flow en live muziekperformance is onderscheid gemaakt tussen de ervaring van flow bij conservatoriumstudenten en amateur muziekstudenten. Hieruit is gebleken dat 95% van conservatoriumstudenten en 87% van de amateurstudenten regelmatig flow ervaart.56 Elke dimensie van flow is van belang voor de muzikanten. Het verschil tussen

beide groepen is dat de amateurstudenten op twee dimensies lager scoren dan

conservatoriumstudenten: de balans tussen vaardigheid en uitdaging en duidelijke doelen. De amateurstudenten scoorden echter hoger op het verlies van zelfbewustzijn.57 In ander

onderzoek naar flow en muziekperformance is door middel van de Flow State Scale (FSS-2)58

laten zien dat de dimensies Verlies van Zelfbewustzijn en Vermenging van Bewustzijn en Activiteit zijn het minst sterk aanwezig zijn onder de respondenten.59 De respondenten vulden

de enquête in na het doen van een muziekexamen, wat de lage score op deze twee dimensies zou kunnen verklaren.60

Onderzoek heeft ook laten zien dat de ervaring van flow bij (jonge) amateurmuzikanten sterker is wanneer er in een groep wordt gerepeteerd , en niet op individuele basis.61 Het is

mogelijk dat dit komt omdat de groepsrepetities werden geleid door ervaren en gedreven docenten; zij kunnen hun eigen plezier en motivatie doorgeven aan de muzikanten.62 In 2.3

wordt dieper ingegaan op de rol van de docent.

3.2 Condities van Flow

Eerder onderzoek naar dans en flow heeft zich naast de kenmerken van flow ook gericht op de condities die flow mogelijk maken. Uit het onderzoek van Hefferson en Ollis naar flow bij

professionele dansers komen de volgende randvoorwaarden naar voren: vertrouwen, muziek en choreografie, pre-performance routines, kostuums en make-up, stage settings en de relatie met anderen.63 Het kwalitatieve onderzoek van Ambra Vallo is gericht op de facilitators en inhibitors

van flow, er is dus geen verdeling gemaakt tussen kenmerken en condities van flow. De

53 T. Seifert, C. Hedderson, C. ‘Intrinsic Motivation and Flow in Skateboarding: An Ethnographic Study.’ Journal of

Happiness Studies 11 (2010): 277.

54 S.A. Jackson, J. Kimiecik, S. Ford, H.W. Marsh. ‘Psychological correlates of flow in sport.’ Journal of Sport & Exercise

Psychology 20 (1998): 373.

55 Jackson. ‘Psychological correlates’: 374.

56 S. Sinnamon, A. Moran, M. O’Connell. ‘Flow Among Musicians: Measuring Peak Experiences of Student Performers’

Journal of Research in Music Education 60-1 (2012): 18.

57 Sinnamon ‘Flow Among Musicians’: 19.

58 Jackson. ‘Assessing Flow’: 133.

59 W.J. Wrigley, S.B. Emmerson. ‘The experience of the flow state in live music performance.’ Psychology of Music 41-3

(2011): 302.

60 Wrigley. ‘The Experience’: 302.

61 F.M. Diaz, J.M. Silveira. (2012) ‘Dimensions of flow in academic and social activities among summer music camp

participants.’ International Journal of Music Education 31-3 (2012): 316.

62 Diaz. ‘Dimensions of flow’: 317.

(22)

12 resultaten van het kwalitatieve onderzoek laten zien dat vertrouwen, intrinsieke motivatie, fysieke en mentale voorbereiding en focus een belangrijke factor zijn bij de ervaring van flow.64

Het zijn met name de fysieke en mentale voorbereiding en vertrouwen die kunnen worden beschouwd als condities van flow en niet als kenmerken ervan.

Vergelijkbare resultaten zijn te vinden in studies naar flow in relatie tot andere sporten. In een onderzoek naar flow en professionele kunstschaatsers is gevonden dat een positieve instelling, positieve concurrentie, het behouden van focus en fysieke voorbereiding belangrijk zijn bij flow. Voor sommige paren is ook het gevoel van eenheid met de partner belangrijk.65

Factoren die flow in de weg staan of kunnen verstoren zijn fysieke problemen of fouten,

verliezen van focus, negatieve instelling en weinig publieksrespons.66 in onderzoek gericht op de

relatie tussen flow en psychologische instelling in topsport wordt ook het belang laten zien van de mentale instelling. In het bijzonder zijn dit: het vermijden van negatief denken, emotionele controle, ontspanning, appropriate activation level en in mindere mate het stellen van doelen, gebruik van verbeelding en positieve self-talk.67

3.3 De rol van de docent

In eerder onderzoek naar de relatie tussen flow en de rol van de dansdocent het bereiken van flow door zowel de docent als de leerling vergeleken met het bereiken van Zen68. De docent

begint met improvisatie en gaat over op een cognitieve instelling, zoals bij het maken van een choreografie. De leerling begint echter met een cognitieve instelling die wordt gevolgd door improvisatie of transcendentie.69 Oftewel, in een dansles begint een leerling met het cognitief

aanleren van bewegingen of een choreografie. Na enige oefening kan de cognitieve ervaring pas veranderen in een transcendentale ervaring. Dit is een verschil tussen docent en leerling waar de docent rekening mee moet houden.70

In eerder onderzoek naar muziek(educatie) en flow is de rol van de docent onderzocht. In het onderzoek naar flow tijdens een muziekkamp is gevonden dat flow sterker aanwezig is tijdens groepsrepetities in vergelijking tot individuele muzieklessen.71 Deze groepsrepetities werden

geleid door ervaren docenten met veel aandacht voor feedbackmomenten en voor individuele vaardigheden. Bovendien was flow sterker aanwezig bij deze ervaren docenten.72 Ander

onderzoek naar muziek en flow laat ook zien dat hoe meer de docent flow ervaart, hoe sterker de student deze ervaring ook heeft.73 Daarnaast richt dit onderzoek zich op de condities die flow

voor de docent mogelijk maken, dit zijn contact met collega’s, autonomie, performance feedback en coaching.74

In onderzoek naar flow en muziekperformance zijn lage scores op verlies van zelfbewustzijn

64 Ambra Vallo. An Investigation: 74.

65 S. A. Jackson ‘Athletes in flow: A qualitative investigation of flow states in elite figure skaters.’ Journal of Applied

Sport Psychology 4:2 (1992): 172-173.

66 Jackson. ‘Athletes in flow’: 176.

67 S. A. Jackson, P. R. Thomas, H. W. Marsh, C. J. Smethurst ‘Relationships between Flow, Self-Concept, Psychological

Skills, and Performance.’ Journal of Applied Sport Psychology 13 (2001): 148.

68 D.T. Suzuki. Zen and Japanese Culture. Princeton: Princeton University Press, 1970.

69 A. Paskevska, A. ‘On Zen, Flow, and Being in the Dance,’ Journal of Dance Education 1:3 (2001): 103.

70 Paskevska ‘On Zen’: 105.

71 Diaz. ‘Dimensions of flow’: 316.

72 Diaz. ‘Dimensions of flow’: 317.

73 A. Bakker. ‘Flow among music teachers and their students: The crossover of peak experiences.’ Journal of Vocational

Behavior 66 (2005): 38.

(23)

13 en vermenging van activiteit en bewustzijn door de stress die optreedt tijdens een examen.75

Muziekdocenten kunnen hierop inspelen door in hun lessen meer aandacht te geven aan niet-muziek gerelateerde aspecten zoals het vergroten van het zelfvertrouwen.76 Docenten bezitten

waarschijnlijk over informele kennis het overbrengen van flow. Aanvullend empirisch

onderzoek naar de rol van flow in de lesmethode van docenten kan echter bijdragen aan formele kennis over de manier waarop docenten flow kunnen versterken. Deze formele kennis kan tevens een motivatie zijn voor de docenten zelf om die factoren op te nemen in het

lesprogramma.77

Overeenkomstig tussen deze studies is de conclusie dat hoe meer de docent zelf flow ervaart, hoe meer hij of zij dit kan overbrengen op de leerlingen.

75 Wrigley. ‘The Experience’: 302.

76 Wrigley. ‘The Experience’: 303.

(24)
(25)

15

4 Motivatie: Self-Determination Theory

Een belangrijk kenmerk van flow is dat de activiteit het doel op zich is, dit wordt omschreven in de dimensie ‘autotelische beleving’. Deze dimensie van flow beschrijft de intrinsieke motivatie voor het doen van een activiteit. Ryan en Deci onderzoeken verschillende soorten motivatie die ten grondslag liggen aan gedrag, wat heeft geresulteerd in de Self-Determination Theory (SDT). SDT richt zich daarnaast op de condities die invloed hebben op motivatie en het niveau van authenticiteit in motivatie. Ryan en Deci beschrijven het onderzoeksgebied van SDT als ‘people’s inherent growth tendencies and innate psychological needs that are the basis for their self-motivation and personality integration.’78 SDT gaat dus uit van een natuurlijke neiging tot

zelfontplooiing.

In SDT wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Extrinsieke motivatie verwijst naar het doen van een activiteit met als doel dat het iets oplevert. Die doelen kunnen bestaan uit zowel tastbare resultaten (bijvoorbeeld een geldelijke beloning) als niet-tastbare resultaten (zoals erkenning, aanzien of sociale contacten).79 Daartegenover staat

intrinsieke motivatie, die is gericht op de voldoening die de activiteit zelf geeft. Intrinsieke motivatie wordt door Ryan and Deci beschreven als motivatie die is gebaseerd op ‘natural inclination toward assimilation, spontaneous interest and exploration that is so essential to cognitive and social development and that represents a principal source of enjoyment and vitality throughout life.’80 De beschrijving van intrinsieke motivatie vertoont vele

overeenkomsten met de de flowtheorie van Csikszentmihalyi. Zowel Ryan en Deci als Csikszentmihalyi stellen persoonlijke ontwikkeling en enjoyment centraal.

De Cognitive Evaluation Theory (CET) is een subtheorie van de Self-Determination Theory. In CET beschrijven Ryan and Deci de factoren die intrinsieke motivatie verklaren: competentie, autonomie en relatedness. Het gevoel competent te zijn in een activiteit draagt bij aan intrinsieke motivatie. Hierbij is dan belangrijk dat de persoon de activiteit uit vrije wil doet, oftewel dat er sprake is van autonomie.81 Dit betekent niet dat de activiteit gericht is op individualisme of

onafhankelijkheid, maar dat het uitvoeren van de activiteit een persoonlijke keuze is. 82 De

sociale omgeving kan bijdragen aan het gevoel van competentie door het geven van feedback. 83

Naast het geven van feedback kan de omgeving ook bijdrage aan het maken van eigen keuzes. Verbondenheid met de omgeving kan de intrinsieke motivatie versterken door een veilige basis te bieden. Competentie en autonomie zijn factoren die een directe bijdrage leveren aan

intrinsieke motivatie. De factor relatedness, oftewel het gevoel van verbondenheid met de omgeving, lijkt een factor zijn die meer op een afstand meespeelt.84

Intrinsieke motivatie komt overeen met de dimensie ‘autotelische ervaring’ in de flowtheorie

78 M.R. Ryan, E.L. Deci, D. ‘Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic Motivation, Social Development,

and Well-Being.’ American Psychologist 55-1 (2000): 68.

79 Deci en Ryan onderscheiden in de Organismic Integratin Theory (OIT) verschillende niveaus van extrinsieke

motivatie. Motivatie is onder te verdelen in: amotivatie, externally regulated motivation, introjected regulation, regulation through identification en integrated regulation. Het niveau van integreren van de activiteit in de persoonlijke waarden en normen staat hierin centraal. Motivatie kan zich ontwikkelen van extern naar intern en intrinsiek, maar dat hoeft niet. Ook in deze theorie staan competentie, autonomie en relatedness centraal.

80 Ryan. ‘Self-Determination’: 70.

81 Ryan. ‘Self-Determination’: 70.

82 Ryan. ‘Self-Determination’: 74.

83 Ryan. ‘Self-Determination’: 70.

(26)

16 die beschrijft dat het doen van een activiteit het doel op zich is.85 Self-Determination Theory is

een aanvulling op de flowtheorie omdat er een grotere rol is weggelegd voor de sociale omgeving, zoals beschreven in de factor relatedness. Dansen in een hiphoples is een

groepsactiviteit, hoewel de intensiteit van het contact met andere dansers of de docent kan verschillen. Resultaten van eerder onderzoek naar flow en dans laat zien dat de respondenten de relatie met andere dansers of trainers beschrijven als een conditie van flow. Csikszentmihalyi beschrijft de invloed van cultuur op flow, in de zin dat er verschil is tussen de mate waarop verschillende culturen flow kunnen bevorderen. Verbondenheid met cultuur of sociale omgeving heeft echter geen centrale plaats in de acht centrale dimensies van flow zoals in 2.1 is

beschreven.

85 E. L. Deci, R. M. Ryan ‘The "What" and "Why" of Goal Pursuits: Human Needs and the Self-Determination of

Behavior.’ Psychological Inquiry: An International Journal for the Advancement of Psychological Theory 11-4 (2000): 260.

(27)

17

5 Onderzoeksmethodiek en respondenten

5.1 Onderzoeksmethode

In eerder onderzoek naar flow zijn verschillende onderzoeksmethodes gebruikt.

Csikszentmihalyi begon zijn onderzoek naar topmomenten door middel van interviews. Deze interviews hebben veel diepgaande beschrijvingen van topmomenten opgeleverd. Het

structureren van deze beschrijvingen vormde de basis waarmee Csikszentmihalyi vragenlijsten kon samenstellen om het topmoment te onderzoeken. Onderzoek naar flow in sport begon tevens als kwalitatief onderzoek, maar heeft ook geleid tot de ontwikkeling van kwantitatieve onderzoeksmethodes om flow te inventariseren. Kwantitatieve onderzoek maakt het mogelijk om grote groepen respondenten te onderzoeken. Het heeft als nadeel dat respondenten worden beperkt in hun antwoorden en er geen plaats is voor persoonlijke bijzonderheden of

toevoegingen. Kwalitatief onderzoek heeft meer diepgang en geeft ruimte aan individuele bijzonderheden, maar is tijdrovender. Op basis van degelijk kwalitatief onderzoek kunnen kwantitatieve methodes worden ontwikkeld, hoewel het altijd belangrijk blijft om resultaten aan te vullen met kwalitatieve kennis. Csikszentmihalyi waarschuwt zelf:‘The moment we say that 'flow is the balance of challenges and skills,' or that 'flow is a score of "x" on the flow

questionnaire,' we have lost it. We have mistaken the reflection for the reality" 86

Diepgaand kennis over de ervaring van dansers geeft inzicht in de verschillende dimensies van hun beleving en motivatie. Kwalitatief onderzoek kan uitvinden wat de kenmerken zijn van topmomenten tijdens het dansen en hoe deze topmomenten zich verhouden tot de flowtheorie. Vanwege het beperkte onderzoek naar flow en dans en het geheel ontbreken van onderzoek naar flow en hiphopdans is een diepgaande kwalitatieve onderzoeksmethode het meest geschikt. Gezien het exploratieve karakter van deze scriptie is gekozen voor

semigestructureerde interviews die diepgaande beschrijvingen opleveren. Eerder onderzoek is te beperkt om de resultaten als basis te laten dienen voor een enquête. Twee bestaande en veel gebruikte enquêtes zijn de Flow State Scale (FSS-2) en de Dispositional Flow Scale (DFS-2). Vanwege de achtergrond van deze enquêtes in het (top)sportdomein zijn ze echter niet geschikt om flow bij amateur hiphopdansers te onderzoeken. Kwalitatief onderzoek kan uitvinden wat de verschillen zijn tussen flow bij amateur hiphopdans en flow bij (professionele) danser,

muzikanten en sporters. Uitgebreide kwalitatieve onderzoeksresultaten kunnen in de toekomst eventueel worden ontwikkeld naar een kwantitatieve onderzoeksmethode.

5.2 Interviewontwerp

Centraal in dit onderzoek staan de persoonlijke beleving van topmomenten, de condities die hieraan bijdragen en de motivatie van de danser. De interviewvragen zijn rondom deze drie onderwerpen geformuleerd. De interviewontwerpen voor de dansers en docenten verschillen van elkaar (zie Bijlage I en II). De vragen voor de dansers zijn gericht op de drie

kernonderwerpen. Het eerste deel van het interviewontwerp voor de docenten komt overeen met het interviewontwerp voor de dansers. Het tweede deel bestaat uit vragen over hun rol als dansdocent. De respondenten worden gevraagd naar hun persoonlijke topgevoel en persoonlijke benaming en uitleg ervan. Er wordt dus niet gesproken over het begrip ‘flow’. Het gebruiken van

(28)

18 deze term zou ervoor kunnen zorgen dat de respondent woorden in de mond worden gelegd waardoor hij of zij het begrip van de interviewer gaat invullen, in plaats van een beschrijving vanuit eigen ervaring van het topgevoel.

De interviewvragen zijn geformuleerd op basis van het literatuuronderzoek. De dimensies van flow geformuleerd door Csikszentmihalyi staan hierin centraal (balans tussen uitdaging en bekwaamheid, vermenging van bewustzijn en activiteit, duidelijke doelen en feedback,

concentratie, gevoel van controle, verlies van zelfbewustzijn, verlies van tijdsbesef, autotelische beleving). Er wordt niet direct gevraagd naar de afzonderlijke dimensies van flow, maar de respondent legt zelf uit wat hiphopdans voor hem of haar bijzonder maakt. Deze persoonlijke beschrijving vormt de basis waarop de volgende vragen worden gesteld en het antwoord wordt uitgediept. Wanneer de interviews worden verwerkt zal worden gekeken in hoeverre de beschrijving van de topmomenten overeenkomt met de flow.

Het literatuuronderzoek naar flow en de relatie tussen flow en dans, sport en muziek heeft informatie gegeven over contextfactoren die een rol kunnen spelen bij de ervaring van flow bij hiphopdansers. De flowtheorie van Csikszentmihalyi beschrijft dat cultuur, karakter, plaats en tijd kunnen meespelen bij de ervaring van flow (zie ook 2.3). De onderzoeken naar flow en dans laat meer specifieke factoren zien: (zelf)vertrouwen, muziek, choreografie, fysieke en mentale voorbereiding, focus, use of psychological skills, de relatie met anderen en make-up, kostuums en stage settings (zie ook 3.2). Net zoals bij de karakteristieken van het topmoment wordt er niet direct gevraagd naar de condities. De respondent wordt in eerste instantie alle vrijheid gegeven om zelf te bedenken welke randvoorwaarden in zijn of haar geval een rol spelen. Door probing wordt dieper ingegaan op de genoemde condities. Afhankelijk van de loop van het interview wordt eventueel direct gevraagd naar nog niet genoemde factoren.

Om de motivatie van de danser te achterhalen wordt de vraag ‘Waarom dans je?’ gesteld. Deze vraag wordt als eerste gesteld om zo direct een beeld te krijgen van de dansmotivatie, zonder het topmoment al te hebben uitgediept.

De specifieke vragen voor de docenten gaan over hun rol als docent. Resultaten van eerder onderzoek laten zien dat hoe meer de docent zelf flow ervaart, hoe meer de leerlingen dit ook kunnen ervaren (zie ook 3.3)Centraal in het interview staat wat de docent wil overbrengen, de manier waarop hij of zij dit doet en in het bijzonder de plaats van flow in de les.Daarnaast wordt gevraagd naar de verschillen tussen lesgeven aan beginners of gevorderden. Net als bij de dansers, wordt met de docenten ook niet direct gesproken over flow. De docenten wordt gevraagd om hun topmomenten en rol als docent in eigen woorden te beschrijven.

Om een goed beeld te krijgen van de kenmerken van de topervaring, de condities die hieraan bijdragen en de motivatie wordt er niet alleen gevraagd naar topmomenten. Er wordt ook gevraagd naar momenten waarop er juist sprake was van een minder goede of slechte ervaring en de factoren die daarop van invloed waren. Daarnaast wordt gevraagd wat veranderd zou kunnen worden om het topgevoel zo vaak en optimaal mogelijk te krijgen.

Het interviewontwerp voor de dansers bestaat uit zeven vooraf geformuleerde vragen, het interviewontwerp voor de docenten uit veertien vragen (zie Bijlagen I en II). Deze vragen worden niet per se letterlijk gesteld. De vragen zijn eerder te beschouwen als een lijst van onderwerpen die aan bod moeten komen. Het is belangrijk dat het interview natuurlijk verloopt en dat de interviewer flexibel op de antwoorden van de respondent kan inspelen. Dit is niet mogelijk wanneer er een vaste lijst van vragen wordt afgewerkt. De vragen worden zo open

(29)

19 mogelijk gesteld. Afhankelijk van de loop van het interview en het inzicht van de interviewer kunnen vragen gerichter worden gesteld.

5.3 Casestudie: Influence Zone Dance Complex

In dit onderzoek is gekozen voor een casestudie naar amateur hiphopdansers en docenten die actief zijn binnen dezelfde dansschool: Influence Zone Dance Complex in Utrecht. Omdat de locatie en docenten voor de dansers overeenkomen zijn de respondenten beter vergelijkbaar. Daarnaast spelen praktische overwegingen een rol. De onderzoeker neemt zelf deel aan lessen (geen hiphop) van de dansschool en kan bij het benaderen van respondenten gebruik maken van het eigen netwerk.

Influence Zone Dance Complex is in 2005 opgericht door een professionele hiphopdanser. Influence Zone biedt danslessen voor zowel kinderen als volwassenen. Voor volwassenen biedt de dansschool per week drie keer hiphop voor gevorderden, twee keer hiphop voor beginners, drie keer dancehall (beginners, intermediate, en gevorderd), één keer popping, één keer house, één keer contemporary dance en één keer een high heels class. Deze lessen zijn open; dansers zijn vrij om te kiezen aan welke lessen ze willen deelnemen, ze zijn dus niet gebonden stijl of niveau. De gesloten lessen zijn de lessen voor de hiphopcrews; een selectie van dansers die behalve het volgen van lessen ook trainen voor shows en wedstrijden.

5.4 Respondenten, tijdsduur en locatie

Voor het afnemen van de interviews is toestemming gevraagd aan de eigenaar van de

dansschool. Hierbij was het van belang dat de eigenaar voldoende werd geïnformeerd over het onderwerp van onderzoek. Aangezien de eigenaar zelf een respondent is, kon niet te veel inhoudelijke informatie worden gegeven. De uitleg over het onderzoek beperkte zich tot

informatie over het uitvoeren van interviews met dansers over hun persoonlijke dansmotivatie. Hierbij is expliciet duidelijk gemaakt dat het onderzoek is gericht op de persoonlijke

dansbeleving van de dansers en niet op een evaluatie van de dansschool. Er is wel duidelijk gemaakt dat kennis over de persoonlijke motivatie van de dansers kan bijdragen aan de kwaliteit van de dansschool. Na afloop van het onderzoek zullen de resultaten van onderzoek worden toegelicht aan de hand van een kort verslag voor de dansschool.

Vanwege de persoonlijke bekendheid met de dansschool en de dansers kon er eenvoudig contact worden gelegd met de hiphopdansers. De werving van respondenten is gegaan via zowel direct contact als via Facebook. Na afloop van de eerste interviews werd geïnformeerd of de

respondent nog andere dansers kende die mogelijk mee zouden willen werken aan het onderzoek waardoor er een sneeuwbaleffect optrad. Influence Zone heeft daarnaast een lijst geleverde met mogelijke respondenten. Deze dansers zijn vervolgens door de onderzoeker via e-mail benaderd. Bij de benadering van de respondenten is gecommuniceerd dat het onderzoek plaats zou hebben in de vorm heeft van een persoonlijke interview dat gaat over persoonlijke dansmotivatie. Bij de werving is de respondenten zo min mogelijk informatie gegeven over inhoud en onderwerp van de interviews. In de verdere aanloop naar het interview is ook niet gecommuniceerd over het onderwerp van onderzoek. Op deze manier is voorkomen dat de ene respondent meer voorkennis had over het onderzoek dan de ander.

(30)

20 De respondenten in dit onderzoek zijn dansers die deelnemen aan de hiphoplessen van

Influence Zone. Veel van deze dansers hebben vanwege het open lessensysteem van de

dansschool ook ervaring met andere dansstijlen. In totaal zijn er vijftien dansers geïnterviewd. Hiervan volgen zes dansers de lessen voor beginners, zeven de lessen voor gevorderden en twee volgen sinds kort de lessen voor gevorderden. Om deze reden volgen zij een aparte groep. De leeftijd van de dansers varieert van 16 tot 44 jaar, de meeste dansers zijn echter tussen de 20 en 25.87 De groep respondenten bestaat uit acht vrouwen en zeven mannen. Het aantal jaren

ervaring met dansles varieert sterk; sommige dansers kunnen zich niet anders herinneren dan dat ze naar dansles gaan, anderen hebben pas één jaar ervaring.

Drie docenten van Influence Zone hebben deelgenomen aan de interviews, waaronder de eigenaar van de dansschool. De eigenaar is tevens degene die, behalve de crews, vier van de vijf hiphoplessen doceert. De andere hiphoples wordt gedoceerd door een hiphopdocent die vanaf het ontstaan verbonden is aan de dansschool. De derde docent is de vaste docent van house bij Influence Zone en is tevens verbonden aan de dansschool sinds de oprichting ervan. Hij geeft geen vaste hiphoplessen, maar vervangt regelmatig lessen van andere docenten.

De duur van de interviews varieerde van 35 tot 90 minuten. De gemiddelde duur lag rond de 50 minuten. Bij elk interview nam de respondent de tijd om de vragen te beantwoorden, er is bij geen enkel interview sprake geweest van tijdsdruk. De interviews vonden plaats op

verschillende locaties; zowel bij de respondenten thuis als op de dansschool en in cafés.

5.5 Verwerking van de resultaten

De achttien interviews zijn opgenomen met tablet of smartphone en na afloop volledig

getranscribeerd. Er is gestart met de analyse van transcripties nadat alle interviews, op twee na, waren uitgevoerd. Per respondent, met uitzondering van de drie docenten, is een analyse gedaan op drie niveaus: kenmerken van topervaringen, de condities die hieraan bijdragen en de

motivatie van de danser. Uitspraken over deze onderwerpen zijn gemarkeerd en per respondent onder elkaar gezet. Voor elke respondent is een document gemaakt met zijn of haar kerncitaten die gaan over de drie kernonderwerpen. Na analyse van de eerste transcripties werden de eerste overeenkomsten zichtbaar en is een begin gemaakt met het categoriseren en benoemen van de data. Na analyse van alle transcripties zijn de factoren in de categorieën ‘karakteristieken’ en ‘condities’ grotendeels vastgesteld. Per respondent is daarnaast aangegeven welke kenmerken en condities het meest toonaangevend zijn. Hierna zijn de transcripties nog één of meerdere keren grondig doorgenomen. Hierdoor werden per categorie de verschillen en overeenkomsten tussen de respondenten zichtbaar en werd de invulling en betekenis van de categorieën

duidelijker. Binnen dezelfde categorie konden verschillende benaderingen van respondenten worden onderscheiden. Vereenvoudigde citaten van alle respondenten zijn vervolgens naast elkaar gezet om meer overzicht te creëren (zie Bijlage III).

De transcripties van de docenten zijn geanalyseerd aan de hand van vijf kernvragen: Wat wil je overbrengen? Hoe doe je dat? Is er een verschil tussen beginners en gevorderden? Wat maakt een les een geslaagde les? Wat maakt een les een minder geslaagde les? De kerncitaten van de docenten zijn onder deze vragen ondergebracht en vervolgens vereenvoudigd (zie Bijlage IV).

87 Leeftijden dansers: B1: 17, B2: 42, B3: 22, B4: 25, B5: 25, B6: 44, BG1: 25, BG2: 26, G1: 23, G2: 25, G3: 21,

(31)

21

6 Onderzoeksresultaten

De analyse van de interviews is gericht op drie deelonderwerpen: de ervaring van het topgevoel, de condities die hieraan bijdragen en de motivatie van de danser. In dit hoofdstuk wordt als eerste de beschrijving van het topgevoel van de dansers geanalyseerd. De beschrijvingen van de respondenten zijn met elkaar vergeleken en gegroepeerd in de volgende categorieën:

- Automatisme

- Muziek laat bewegen - Alle aandacht bij het dansen - Uitdaging

- Controle en zelfvertrouwen - Energie

- Expressie

Het topgevoel in één woord

In de interviews is de respondenten zoveel mogelijk ruimte gegeven om hun eigen beleving van het topgevoel te beschrijven. De term flow is om deze reden niet genoemd tijdens de interviews, het gebruik van deze term zou ervoor kunnen zorgen dat de eigen beleving wordt beïnvloed door de lading van het begrip flow.

De respondenten (dansers en dansdocenten) is gevraagd om het persoonlijke topgevoel tijdens het hiphopdansen in één woord te omschrijven. De vraag was aanvankelijk geen deel van het interviewontwerp en is om deze reden niet gesteld in de eerste twee interviews (respondenten G1 en G2). Na de eerste analyse van de interviews met G1 en G2 is de vraag ‘Kan je het topgevoel in één woord omschrijven?’ opgenomen in het interviewontwerp. Hiervoor is gekozen omdat het moeilijk was om het topgevoel onder woorden te brengen. Door het geven van een naam aan het topgevoel wordt de beschrijving concreter, wat het praten over het topgevoel vergemakkelijkt. De antwoorden die werden gegeven zijn: stoer, (drie keer), vrij (twee keer), cool, vrolijk, energiek, krachtig, ontspannen, liefde, los, happy, hard/ruig, energy bomb en positieve energie. Gedurende het interview is de desbetreffende term regelmatig gebruikt bij het benoemen van het topgevoel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

le Moine habile Protestant & savant dans les langues Orien- tales, nous assûre qu’il étoit écrit en Ebreu, parce que Saint Barnabé qui l’avoit décrit pour son usage étoit

le Moine habile Protestant & savant dans les langues Orien- tales, nous assûre qu’il étoit écrit en Ebreu, parce que Saint Barnabé qui l’avoit décrit pour son usage étoit

Voor SP.A-voorzitster Caroline Gennez mogen de privéverzekeringen alleen meer comfort in het ziekenhuis verzeke- ren, maar niet de medische zorgen. SP.A publiceert plan voor

es toxicologues et les spécialistes du mercure n’arrêtent pas de nous alerter sur ses dangers dans l’ali- mentation?. On sait que cette substance s’accumule particulièrement

Doordat ik nu mijn netwerk heb uitgebreid zouden de resultaten wel degelijk een meerwaarde kunnen hebben voor de andere instellingen omdat de resultaten zich nu niet alleen

Marinette Pichon: Pas du tout. Cette an née-là, j’ai participé au championnat d’Eu e Allemagne avec l’équipe de France. La li gue américaine y avait mis en place une dé-

Naar goed Zuid Amerikaans gebruik is dit een initiatief voor mensen die van muziek en gezelschapsdans houden om zodoende weer eens prettig de deur uit te zijn en nieuwe mensen

[r]