1
De Verklaring van de Hostiliteitsbias door de Combinatie van
Psychopathie en Jeugdtrauma
Bachelorthese klinische psychologie, 2015- 2016 Universiteit van Amsterdam
Naam: Kelly van Olphen
Studentnummer: 10519041
Begeleider: Lieke Nentjes
Aantal woorden abstract: 129 Aantal woorden literatuur: 5290
2 Abstract
De Hostile Attribution Bias (HAB) is de neiging om andermans gedrag vanuit een vijandig perspectief te zien. In dit onderzoek werd gekeken naar trauma en psychopathie, zowel afzonderlijk als gecombineerd, als mogelijke voorspeller voor het ontwikkelen van een HAB. Dit werd onderzocht bij 62 mannen uit een niet-forensische populatie. Middels
zelfrapportagevragenlijsten die trauma en psychopathie maten en een vignettenvragenlijst en gezichtentaak die hostiliteit maten, werd dit onderzocht. Uit de resultaten bleek dat er geen significante verbanden waren. Er was wel een significant verband tussen factor 1 van psychopathie en HAB in de gezichtentaak, dit verband was echter omgekeerd. Verder leken trauma en psychopathie, zowel afzonderlijk als gecombineerd, geen voorspeller te zijn voor het ontwikkelen van een HAB. Beperkingen van het huidige onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek worden besproken.
3
De Verklaring van de Hostiliteitsbias door de Combinatie van Psychopathie en Jeugdtrauma
Agressie wordt gedefinieerd als gedrag met als doel iemand schade toe te brengen (Dodge et al., 2006). Het is een groot probleem in onze huidige maatschappij. Steeds vaker zijn er situaties in het nieuws waarin agressief gedrag een grote rol speelt. Denk bijvoorbeeld aan mishandelingen van treinpersoneel of hulpverleners.
Een mogelijke verklaring voor agressie is de aanwezigheid van een Hostile Attribution
Bias (HAB). De HAB is de neiging om andermans gedrag te zien vanuit een vijandig
perspectief (Schönenberg & Jusyte, 2013). HAB is een cognitief proces waarbij er iets mis gaat in de informatieverwerking (De Castro et al., 2002). Crick en Dodge (1994) hebben een model voor sociale informatieverwerking ontwikkeld. Volgens hen gaat
informatieverwerking in vier stappen: (1) encoderen van situationele cues, (2) representatie en interpretatie van deze cues, (3) mentaal zoeken naar mogelijke reacties op de situatie, (4) selectie van een reactie. Bij mensen met een HAB gaat het waarschijnlijk bij de eerste en tweede stap fout. Ze richten zich op specifieke cues uit de omgeving en op basis daarvan maken ze een inschatting van de situatie en de intenties van anderen. Als tijdens deze stappen een bias aanwezig is, kunnen situaties verkeerd worden geïnterpreteerd en wordt het gedrag van een ander wellicht onterecht als vijandig beschouwd. Schönenberg en Jusyte (2013) vonden bijvoorbeeld dat agressieve mensen vaker gezichten als vijandig
interpreteerden, met name als de stimuli ambigu waren. Uit een meta-analyse van Mellentin et al. (2015) bleek een soortgelijk resultaat. Zij vonden dat mensen die vatbaar zijn voor woede en agressieve populaties worden gekarakteriseerd door een bias in hoe ze anderen waarnemen. Ze zien anderen als de vijand, als boos en vijandig wanneer ze kijken naar gezichtsuitdrukkingen.
4
Onderzoek laat dus zien dat HAB een rol speelt bij agressief gedrag. Er is echter nog weinig bekend over waar de HAB bij agressieve mensen vandaan komt. Twee mogelijke factoren zijn trauma en psychopathie.
Trauma als mogelijke oorzaak voor de ontwikkeling van HAB
Een mogelijke verklaring voor de ontwikkeling van de HAB is het meemaken van een trauma. Met trauma wordt in dit onderzoek psychotrauma bedoeld. Psychotrauma kan bijvoorbeeld ontstaan na ernstig fysiek letsel, seksueel misbruik of bij een bedreiging van de fysieke of mentale stabiliteit van een persoon. Dit kan vergaande gevolgen hebben als een dergelijke gebeurtenis op jonge leeftijd plaatsvindt (Vitzhum et al., 2009). Zo concluderen Kim en Cicchetti (2010) bijvoorbeeld dat mishandeling op vroege leeftijd interfereert met het ontwikkelen van belangrijke vaardigheden, zoals emotieregulatie en zelfregulatie. Price en Glad (2003) vonden dat mishandelde kinderen vaak een negatief beeld hebben van zichzelf, maar ook van anderen. Dit uit zich vooral in een groot wantrouwen van anderen. Daarnaast hebben ze de neiging om vijandige intenties aan anderen toe te schrijven. Hierdoor zijn mishandelde kinderen minder sociaal competent en agressiever dan kinderen die geen misbruik of mishandeling hebben ervaren. Chen, Coccaro en Jacobson (2012) onderzochten de relatie tussen kindermishandeling, sociale informatieverwerking en agressie op volwassen leeftijd. Zij vonden dat mensen die als kind een traumatische gebeurtenis hadden
meegemaakt vaker een HAB leken te ontwikkelen. Dit was met name het geval na emotionele mishandeling en fysieke verwaarlozing.
Op basis van deze resultaten lijkt het dus dat mensen die in hun jeugd een trauma hebben meegemaakt anderen vaker als vijandig ervaren en vatbaarder zijn voor het ontwikkelen van HAB. Omdat er nog niet veel bekend is over de relatie tussen het
5
meemaken van een trauma en het ontwikkelen van een HAB is hier meer onderzoek naar nodig.
Psychopathie als mogelijke oorzaak voor de ontwikkeling van HAB
Psychopathie is een ernstige persoonlijkheidsstoornis. In de normale bevolking komen psychopathische trekken weinig voor, slechts 1 procent (Hare, 2003). Dit percentage ligt in de forensische populatie echter vele malen hoger, ongeveer 15-25 procent (Blair, Mitchell, & Blair, 2005). Hervey Cleckley was de eerste die een duidelijke theorie omtrent psychopathie en psychopathische trekken en kenmerken beschreef in zijn boek ‘The Mask of
Sanity’ (1941). In dit boek stelde hij dat mensen met een hoge mate van psychopathische
trekken dit erg goed kunnen verbergen voor de buitenwereld, ze ogen normaal, maar dit is allemaal schijn. De kenmerken die Cleckley in zijn boek beschreef zijn tot op de dag van vandaag nog relevant en hebben de basis gevormd voor de Psychopathy Checklist- Revised (PCL-R; Hare, 2003), een veelgebruikt meetinstrument van psychopathische trekken en risicotaxatie in de forensische setting (Archer & Wheeler, 2013).
Psychopathie wordt vaak gekoppeld aan de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hoewel deze stoornissen veel met elkaar gemeen hebben, zijn ze niet gelijk aan elkaar. Om het onderscheid tussen de antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie duidelijk te maken, wordt in de praktijk vaak gewerkt aan de hand van twee factoren. Deze factoren komen voort uit de PCL-R. De eerste factor heeft betrekking op het interpersoonlijke en affectieve vlak en de tweede factor heeft betrekking op gedrag en de levensstijl. Bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis is er vooral sprake van een verhoging op factor 2, mensen met een hoge mate van antisociale trekken vertonen meer onverantwoord en risicovol gedrag. Bij mensen met een hoge mate van psychopathische trekken is er een
6
verhoging op beide factoren. Wat vooral kenmerkend is voor psychopathie is impulsiviteit, bedrieglijkheid, manipulatie en een gebrek aan berouw en empathie (Nentjes et al. 2015; Cleckley, 1941).
Er is al redelijk veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen psychopathie en
agressie. Psychopathie lijkt een belangrijke voorspeller van agressie, geweld en criminaliteit. Zo vonden Porter, Birt en Boer (2001) in hun onderzoek binnen een populatie van
wetsovertreders dat mensen met psychopathische trekken voor ongeveer 7.3 gewelddadige misdrijven waren veroordeeld, vergeleken met 4.5 gewelddadige misdrijven bij
niet-psychopaten. Daarnaast is het een uitdaging om mensen met psychopathische trekken te behandelen. Er wordt steeds meer bekend over behandelmogelijkheden van
psychopathische mensen, maar de meesten reageren nog niet zo goed op behandeling als wenselijk is (Polaschek, 2015). Ook is er vaak sprake van recidive (Cooke & Michie, 2001). Er is echter nog niet veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen psychopathie en HAB. Psychopathie zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het ontwikkelen van een HAB. Er is gevonden dat er vaak een HAB aanwezig is bij mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis omdat een HAB vooral samen lijkt te hangen met factor 2 en reactieve agressie, agressief gedrag als reactie op de omgeving (Bailey & Ostrov, 2007; Murray-Close et al., 2010). Daarnaast is gevonden dat psychopathie een significante voorspeller was van de neiging tot het maken van vijandige attributies (Vitale, Newman, Serin & Bolt, 2005). Er lijkt dus ook een associatie te zijn tussen factor 1 en de aanwezigheid van een HAB. Daarom is het aannemelijk dat er bij mensen met een hoge mate van
psychopathie ook een HAB aanwezig zou kunnen zijn. Mensen met psychopathie scoren namelijk hoog op beide factoren en reageren naast proactief agressief (agressief gedrag dat berekenend en weloverwogen is)ook reactief agressief.
7
De verbanden tussen psychopathie, agressie en een HAB die in voorgaand onderzoek zijn gevonden, zijn voornamelijk gebaseerd op forensische populaties. Om erachter te komen hoe deze verbanden in de normale bevolking liggen, is onderzoek bij een niet-forensische populatie nodig.
De ontwikkeling van HAB door de combinatie van trauma en psychopathie
Het is bekend dat veel mensen met een hoge mate van agressie en psychopathische trekken een trauma hebben meegemaakt. Zo verhoogt fysiek misbruik of verwaarlozing de kans op arrestatie bij zowel jeugdigen (31% vergeleken met 19% in een controlegroep) als volwassenen (48% vergeleken met 36% in een controlegroep, Gilbert et al., 2009). Krischer en Sevecke (2008) vonden dat mishandeling in de jeugd leidt tot meer gewelddadig en agressief gedrag op latere leeftijd. Cima, Smeets en Jelicic (2008) onderzochten de relatie tussen trauma, agressie en psychopathie bij gevangenen, zowel psychopaten als niet-psychopaten, en bij een controlegroep. Uit de resultaten bleek dat bij de gevangenen meer sprake was van jeugdtrauma dan bij de controlegroep. Ze vonden daarnaast dat
jeugdtrauma geen directe voorspeller was voor het ontwikkelen van psychopathie, maar dat trauma wel samenhangt met een aantal facetten van psychopathie, zoals impulsiviteit, lage stressimmuniteit en het attribueren van schuld aan externe factoren. Schimmenti, Di Carlo, Passanisi en Caretti (2015) onderzochten de relatie tussen trauma en psychopathie ook bij gevangenen. Ze vonden dat twee derde van de deelnemers emotionele, fysieke of seksuele misbruik heeft meegemaakt in de jeugd. Emotioneel misbruik, in combinatie met
neurobiologische kwetsbaarheden, was een grote voorspeller voor het ontwikkelen van psychopathie. Ook Borja en Ostrosky (2013) vonden dat mensen met een hogere mate van
8
psychopathische trekken vaker een trauma hadden meegemaakt en dat trauma in de jeugd een grote invloed heeft op de ontwikkeling van psychopathie.
Er is dus al veel onderzoek gedaan naar hoe trauma en psychopathie met elkaar samenhangen. Ook dit is echter voornamelijk onderzocht in forensische populaties. Aangezien psychopathie tegenwoordig meer als een dimensie dan als een categorie wordt gezien (Levenson, Kiehl & Fitzpatrick, 1995; Coid et al., 2009; Prado, Treeby & Crowe, 2015), zou iedereen enige mate van psychopathische trekken moeten hebben. DeMatteo, Heilbrun en Marczyk (2006) vonden al dat er in de normale populatie mensen zijn die een
vergelijkbare hoge mate van psychopathische trekken hebben als mensen in penitentiaire inrichtingen of de forensisch psychiatrische populatie. Het is dus mogelijk om de samenhang tussen trauma, psychopathie en de ontwikkeling van een HAB op een betrouwbare manier te meten in een niet-forensische populatie.
Doelen van het onderzoek
Uit bovenstaande beschreven onderzoeken blijkt dat er al enige empirische ondersteuning is voor het idee dat zowel mensen die een trauma hebben meegemaakt in hun jeugd als mensen met psychopathische trekken vaker een HAB lijken te ontwikkelen. Het verband tussen trauma, een hoge mate van psychopathie en het ontwikkelen van een HAB lijkt te bestaan in een forensische populatie, maar dit is nog niet genoeg onderzocht in een niet-forensische populatie. Het is daarom belangrijk om ook te kijken naar de aard van psychopathie in een niet-criminele bevolking, naar ‘the psychopathy of every day life’ (Kirkman, 2002), om erachter te komen of er ook een relatie is tussen psychopathie en het ontwikkelen van een HAB in de normale bevolking. Daarnaast is er nog niet eerder
9
onderzocht of de combinatie van trauma en psychopathie de HAB kan verklaren, het is enkel afzonderlijk bekeken.
In dit onderzoek werd dus gekeken naar de HAB in relatie tot jeugdtrauma, psychopathie in een niet-forensische populatie en de combinatie van beiden. Er werd verwacht dat er een relatie zou zijn tussen trauma en psychopathie. Daarnaast werd er verwacht dat de HAB zou worden voorspeld door trauma en psychopathie afzonderlijk, maar ook door de combinatie van beiden.
Methode Deelnemers
Uit een poweranalyse (G*Power, Faul, Erdfelder, Lang & Buchner, 2007), met een alpha van 0.05 en een gemiddelde effectgrootte van 0.15, bleek dat er 68mannelijke proefpersonen nodig waren voor een power van 0.80. Rekrutering van proefpersonen vond plaats via de onderzoekwebsite van de Universiteit van Amsterdam, www.lab.uva.nl, via het netwerk van alle betrokken onderzoekers en via flyers en posters op verschillende locaties van de Universiteit van Amsterdam. Als vergoeding kregen de deelnemers twee
onderzoekspunten.
Uiteindelijk hebben 63 mannen uit een niet-forensische populatie deelgenomen aan het onderzoek waardoor er een power was van 0.77. Een eis voor het onderzoek was dat de proefpersonen allemaal ouder waren dan 18 jaar. Daarnaast dienden de deelnemers een goed begrip te hebben van de Nederlandse taal, aangezien de vragenlijsten enkel in het Nederlands werden aangeboden. Verder waren er geen exclusiecriteria, om de
generaliseerbaarheid van de resultaten te waarborgen. De leeftijd in het onderzoek
varieerde van 18 tot 32 (M=21.77, SD=0.34). De grote meerderheid van de deelnemers had een Nederlandse nationaliteit, namelijk 88.7%. De overige deelnemers hadden een Belgische
10
(1.6%), Duitse (3.2%), Oostenrijkse (1.6%), Britse (3.2%) of Chileense (1.6%) nationaliteit, maar hadden allen een goed begrip van de Nederlandse taal. Over het algemeen waren de deelnemers hoog opgeleid, 48.4% deed op het moment van onderzoek een universitaire opleiding, 4.8% HBO en 3.2% MBO. Van de overige deelnemers gaf 29% aan VWO te hebben afgerond, 3.2% had HAVO afgerond en 1.6% MAVO/VMBO. De resterende deelnemers deden op het moment van onderzoek een andere opleiding dan bovenstaand (8.1%) of geen opleiding (1.6%).
Materiaal
JTV. De Jeugd Trauma Vragenlijst (JTV; Arntz & Wessel, 1996) werd gebruikt om
trauma te meten. De JTV bestaat uit 28 vragen verdeeld over vijf domeinen (emotioneel misbruik, fysiek misbruik, seksueel misbruik, emotionele verwaarlozing, en fysieke
verwaarlozing). Elk domein heeft vijf items. De drie resterende items zijn minimalisatie en ontkenningsvragen, vragen waarbij het niet waarschijnlijk is dat iemand deze beantwoordt met ‘heel vaak waar’. Deelnemers gaven hun antwoord aan op een schaal van 1 (nooit waar) tot 5 (zeer vaak waar). Een voorbeeld van een item uit de JTV is: ‘Tijdens mijn jeugd had ik
niet voldoende te eten’. Uit eerder onderzoek blijkt dat de JTV een goede betrouwbaarheid
heeft, fysiek misbruik α= 0.91, emotioneel misbruik α=0.89, seksueel misbruik α=0.95, fysieke verwaarlozing α=0.63 en emotionele verwaarlozing α=0.91. (Thombs, Bernstein, Lobbestael & Arntz, 2009).
SRP. Het meest gebruikte instrument om psychopathie te meten is de PCL-R. Deze
kon echter niet gebruikt worden in dit onderzoek omdat deze alleen toepasbaar is bij een forensische populatie. Om psychopathie te meten werd daarom de Self- Report Psychopathy
11
psychopathie in een niet-forensische populatie. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de SRP en PCL-R positief met elkaar correleren (r=0.44, p<0.001, Sandvik et al., 2012).
De SRP bestaat uit 64 vragen verdeeld over vier facetten (interpersoonlijke manipulatie, gevoelloos affect, onregelmatige levensstijl, en criminele tendensen), met elk 16 items. Als er over psychopathie wordt gesproken is dat vaak in termen van het tweefactorenmodel. De facetten interpersoonlijke manipulatie en gevoelloos affect vormen samen factor 1. Factor 2 bestaat uit de facetten onregelmatige levensstijl en criminele tendensen. Deelnemers gaven hun antwoord aan op een schaal van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Een voorbeeld van een item uit de SRP is: ‘Ik ben een opstandig persoon’. De vragenlijst kent een goede betrouwbaarheid in niet-forensische populaties. In eerder onderzoek is gevonden dat de gehele vragenlijst een α heeft van 0.86, de facetten interpersoonlijke manipulatie α=0.72, gevoelloos affect α=0.65, onregelmatige levensstijl α=0.76 en criminele tendensen α=0.75 (Mahmut, Menictas, Stevenson & Homewood, 2011).
Gezichtentaak. In de hostiliteitsgezichtentaak (Alleva, Lange, Jansen, & Martijn, 2014)
werd van de deelnemers bij binnenkomst een portretfoto gemaakt. Tijdens de computertaak werden afwisselend in één van vier kwadranten op het scherm de portretfoto van de
deelnemer, een portretfoto van een onbekend persoon en een neutrale foto getoond, wat in dit onderzoek een ei was. Als er een foto verscheen moest de deelnemer op deze foto
klikken. Als op de foto was geklikt werd direct daarna een groep portretfoto’s kort
gepresenteerd. De groep portretfoto’s was afkomstig uit de NimStim Facial Stimuli Set en bestond uit achttien foto’s, waarvan negen foto’s van mannen en negen van vrouwen. Ze hadden een boze, vrolijke of neutrale gezichtsuitdrukking, dit was gelijk verdeeld. De foto’s werden gepresenteerd in een 4x3 matrix en werden 400 ms weergegeven. Aan het eind van de taak gaven deelnemers per stimulus-type (eigen portretfoto, portretfoto van een
12
onbekende man, neutrale foto) een schatting van de hoeveelheid boze, vrolijke en neutrale gezichten. Daarnaast waren er ook een aantal vragen om het doel van de taak te
verbloemen. Zo werd er bijvoorbeeld gevraagd naar haarkleur, kleur van de ogen en het percentage mannelijke en vrouwelijke gezichten. HAB werd gemeten door te kijken naar het aantal gerapporteerde boze gezichten nadat een foto van de deelnemer zelf was getoond. Omdat deze taak nog niet eerder voor dergelijke doeleinden is gebruikt, is er nog weinig bekend over de psychometrische kwaliteiten van de taak.
Vignettentaak. In de hostiliteitsvignettentaak (gebaseerd op Lobbestael, Cima &
Arntz, 2013) moesten deelnemers zich inleven in acht verschillende situaties. Na elke situatie werden een neutrale, positieve, negatieve en vijandige interpretatie van de situatie
gepresenteerd. Deelnemers gaven op sliders aan in hoeverre ze het eens waren met elke interpretatie, deze liepen van 0 (heel onwaarschijnlijk) tot 100 (heel waarschijnlijk). Een voorbeelditem is: Je loopt over straat en ziet drie jongens die aan het voetballen zijn. Op het
moment dat je langs hen loopt, hoor je hen lachen.
• Ze lachen je uit
• Ze lachen om een grapje over iets anders
• Ze proberen je uit te dagen om te vechten
• Ze lachen omdat ze blij zijn om je te zien
HAB werd gemeten door de gemiddelde score te nemen van de vijandige interpretaties. Ook deze taak is nog niet eerder in bovenbeschreven vorm toegepast. In het onderzoek van Lobbestael et al. (2013) hing deze vragenlijst samen met reactieve agressie, er was een significante relatie tussen reactieve agressie en vijandige interpretaties (ß=0.37, p<0.001). Daarom is het waarschijnlijk dat deze vragenlijst ook in dit onderzoek een valide instrument is om de HAB te meten.
13
Naast bovenstaande vragenlijsten en taken werd ook nog wat globale informatie uitgevraagd middels een vragenlijst naar demografische kenmerken. Hier werden zaken zoals leeftijd, nationaliteit, moedertaal, hoogst genoten opleiding en beroep uitgevraagd.
Procedure
Het onderzoek is op 11 maart 2016 goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek vond plaats in het lab van de Universiteit van Amsterdam. Bij aankomst in het lab kregen de deelnemers een informatiebrochure. Daarnaast moesten ze een informed consent tekenen waarin stond beschreven dat
deelname geheel vrijwillig was en dat de deelnemers ten alle tijde konden stoppen met het onderzoek. Direct na het tekenen van de informed consent werd een portretfoto genomen voor de gezichtentaak.
Het onderzoek bestond uit twee delen van elk een uur, met tussen de delen een pauze van een kwartier. Het huidige onderzoek maakte deel uit van een groter onderzoek waarin meerdere vragenlijsten zijn afgenomen en taakjes zijn uitgevoerd. Voor dit
onderzoek waren alleen de hierboven beschreven tests van belang, de overige afgenomen tests zullen voor dit onderzoek buiten beschouwing worden gelaten. Alle tests werden afgenomen op een computer. De deelnemers begonnen met de vragenlijsten JTV, SRP, en vignetten. Vervolgens kregen ze de gezichtentaak en bijbehorende vragenlijst.
Er was ten alle tijde een proefleider aanwezig die uitleg gaf over de taken, ondersteuning kon bieden en eventuele vragen kon beantwoorden. Dit was voor zover mogelijk gestandaardiseerd aan de hand van een draaiboek zodat alle proefpersonen
dezelfde uitleg en antwoorden kregen. Om tussentijdse uitval van deelnemers te voorkomen werden de onderzoekspunten pas na voltooiing van beide meetmomenten toegekend. Voor
14
eventuele vragen na afloop van het onderzoek konden de deelnemers contact opnemen met de onderzoekers.
Analyseplan
Allereerst werden er betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd voor alle gebruikte tests en bijbehorende subschalen. Indien de betrouwbaarheid van een subschaal laag was, kon worden besloten om deze niet mee te nemen in de analyse.
Om te toetsen of de HAB voorspeld kan worden door trauma, psychopathie en een combinatie van beiden, werden meerdere regressieanalyses uitgevoerd. De HAB (vignetten of gezichten) was de afhankelijke variabele en trauma en psychopathie de onafhankelijke variabelen. Alle drie de variabelen waren continu. Wegens een lage correlatie tussen de hostiliteitstaken (r=-0.07, p=0.596) werden deze apart meegenomen in de analyses. Allereerst werd gekeken of de predictoren trauma en psychopathie afzonderlijk de HAB konden voorspellen, dit waren dus twee aparte analyses voor elke hostiliteitstaak.
Vervolgens werd gekeken naar de voorspellende waarde van trauma op psychopathie. Tot slot werd de voorspellende waarde van de interactie tussen trauma en psychopathie op HAB geanalyseerd. Om uitspraak te kunnen doen over de specificiteit van de resultaten zijn de parameters voor beide hostiliteitstaken ook meegenomen in de analyses. Voor de
vignettentaak waren dat de neutrale, negatieve en positieve interpretaties en voor de gezichtentaak de neutrale en blije uitdrukkingen. Deze zouden allemaal niet significant moeten zijn omdat er geen relatie tussen deze schalen en de gemeten constructen zou moeten bestaan.
Resultaten
Door het vroegtijdig sluiten van de vragenlijst zijn de gegevens van één deelnemer niet opgeslagen. Daardoor is deze verwijderd uit de dataset. Daarnaast waren er drie outliers
15
voor trauma (z= 2.51, 3.24, 4.26) en één voor psychopathie (z=2.70). Omdat deze scores wel binnen de range van mogelijk haalbare scores lagen en omdat er weinig verschil was in de resultaten tussen de analyses met en zonder outliers, werd besloten deze deelnemers wel mee te nemen in de analyses. Het aantal deelnemers dat werd meegenomen in de analyses kwam daarmee op 62. De beschrijvende statistieken voor de gebruikte vragenlijsten worden weergegeven in tabel 1 tot en met 4.
Tabel 1
Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van de Self-Report Psychopathy scale
Subschalen Gemiddelde (Sd) Range
Interpersoonlijke manipulatie 44.65 (10.15) 52 Gevoelloos affect 41.08 (6.12) 31 Onregelmatige levensstijl 47.42 (8.10) 33 Criminele tendensen 25.21 (6.47) 28 Factor 1 85.73 (14.74) 69 Factor 2 72.63 (11.09) 42 Psychopathie totaal 158.35 (19.86) 87
Noot. Factor 1=interpersoonlijke manipulatie + gevoelloos affect; Factor 2= onregelmatige levensstijl +
criminele tendensen. Tabel 2
Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van de Jeugd Trauma Vragenlijst
Subschalen Gemiddelde (Sd) Range
Emotioneel misbruik 7.03 (2.95) 13 Fysiek misbruik 5.34 (0.85) 4 Seksueel misbruik 5.29 (1.22) 8 Emotionele verwaarlozing 9.44(3.89) 17 Fysieke verwaarlozing 6.24 (2.24) 10 Trauma totaal 33.34 (8.60) 47
16 Tabel 3
Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van de hostiliteitsgezichtentaak
Subschalen Gemiddelde (Sd) Range
Neutraal 39.34 (14.53) 70
Boos 40.18 (18.01) 84
Blij 38.74 (17.34) 73
Tabel 4
Gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van de hostiliteitsvignettentaak
Subschalen Gemiddelde (Sd) Range
Vijandig 13.46 (9.52) 37.63
Neutraal 63.61 (11.67) 55.63
Negatief 33.06 (12.43) 57.50
Positief 33.57 (13.30) 55.63
Om de betrouwbaarheid van de gebruikte vragenlijsten en diens subschalen vast te stellen, is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Over het algemeen hadden de
gebruikte vragenlijsten een goede betrouwbaarheid, dit is te zien in tabel 5. De
betrouwbaarheid van de gezichtentaak was echter matig. De betrouwbaarheid van de vier facetten van de SRP was over het algemeen ook erg matig, dit is te zien in tabel 6. De
factoren hadden de hoogste betrouwbaarheid, daarom is in dit onderzoek uitgegaan van het twee-factorenmodel van psychopathie en is het vier-facettenmodel achterwege gelaten. In tabel 7 zijn de subschalen van de JTV te zien. De subschaal ‘fysiek misbruik’ had een hele lage betrouwbaarheid. ‘Lichamelijke verwaarlozing’ was matig. Omdat deze subschalen een dermate lage betrouwbaarheid hadden, werd besloten om in de analyses alleen de drie
17
schalen emotioneel misbruik, seksueel misbruik en emotionele verwaarlozing mee te nemen. Deze subschalen van de JTV hadden een hoge betrouwbaarheid.
Tabel 5
Cronbach’s alpha’s berekend voor de gebruikte vragenlijsten
Vragenlijsten Cronbach’s alpha (α)
SRP 0.691
JTV 0.689
Gezichten 0.591
Vignetten 0.773
Noot. SRP=Self-Report Psychopathy scale;, JTV= Jeugd Trauma Vragenlijst; Gezichten= hostiliteitsgezichtentaak;
Vignetten = hostiliteitsvignettentaak
Tabel 6
Cronbach’s alpha’s berekend voor elke subschaal van de Self-Report Psychopathy scale
Subschalen Cronbach’s alpha (α)
Interpersoonlijke manipulatie 0.414 Gevoelloos affect 0.431 Onregelmatige levensstijl 0.267 Criminele tendensen 0.545 Factor 1 0.642 Factor 2 0.534
Noot. Factor 1=interpersoonlijke manipulatie + gevoelloos affect; Factor 2= onregelmatige levensstijl +
18 Tabel 7
Cronbach’s alpha’s berekend voor elke subschaal van de Jeugd Trauma Vragenlijst
Subschalen Cronbach’s alpha (α)
Emotioneel misbruik 0.798 Fysiek misbruik 0.099 Seksueel misbruik 0.854 Emotionele verwaarlozing 0.863 Lichamelijke verwaarlozing 0.511 Trauma en HAB
Er werd verwacht dat er een verband zou zijn tussen trauma en het ontwikkelen van HAB. Om dit te testen is er een regressieanalyse uitgevoerd met de totaalscore van alle drie de traumasubschalen.
Vignetten. Er bleek tegen de verwachtingen in geen significante samenhang te zijn
tussen trauma en de gemiddelde score van de vijandige interpretaties, b=0.15, t(60)=0.84,
F(1, 61)= 0.71, p=0.404. In lijn met de verwachtingen bleek dat er ook geen samenhang was
tussen trauma en neutrale interpretaties, b=-0.39, t(60)=-1.81, F(1,61)=3.28, p=0.075, trauma en negatieve interpretaties, b=0.41, t(60)=1.82, F(1,61)=3.31, p=0.074 en trauma en positieve interpretaties, b= -0.22, t(60)=-0.88, F(1,61)=0.77, p= 0.383.
Gezichten. Tegen de verwachtingen in bleek er geen relatie te zijn tussen trauma en
het aantal gerapporteerde boze gezichten, b=-0.15, t(60)=-0.46, F(1,61)=0.21, p=0.650. In lijn met de verwachtingen was er ook geen significante samenhang tussen trauma en het aantal gerapporteerde neutrale gezichten, b=0.27, t(60)=1.00, F(1,61)=0.99, p=0.323 en het aantal blije gezichten, b=0.35, t(60)=1.08, F(1,61)=1.16 p=0.286.
19 Psychopathie en HAB
Om te onderzoeken of er een verband was tussen psychopathie en HAB is een regressieanalyse uitgevoerd.
Vignetten. Om te onderzoeken of psychopathie samenhing met vijandige
interpretaties zijn factor 1 en 2 samen als predictor ingevoerd in een model. Het gehele model bleek niet significant te zijn, F(2,61)=1.74, p=0.185. Factor 1 bleek tegengesteld aan de verwachtingen geen significante voorspeller van vijandige interpretaties, b=0.15,
t(60)=1.81, p=0.075 en ook factor 2 bleek geen significante voorspeller te zijn, b=0.02, t(60)=0.14, p=0.888. In lijn met de verwachtingen waren bij factor 1 de neutrale
interpretaties, b=-0.16, t(60)=-1.64, p=0.106 en negatieve interpretaties, b=0.06, t(60)=0.50, p=0.618 niet significant. De positieve interpretaties waren tegen de verwachting in wel significant, b=-0.24, t(60)=-2.12, p=0.039. Hetzelfde gold voor factor 2, ook hier waren de neutrale interpretaties, b=0.24, t(60)=1.82, p=0.074 en negatieve interpretaties, b=0.05,
t(60)=0.32, p=0.751 niet significant, maar positieve interpretaties tegen de verwachtingen in
wel, b=0.37, t(60)=2.49, p=0.016.
Gezichten. Factor 1 en 2 zijn samen als predictor in een model gedaan om de relatie
met het aantal boze gezichten te onderzoeken. Het gehele model bleek significant te zijn,
F(2,61)=3.77, p=0.029. Factor 1 bleek een significante voorspeller te zijn van het aantal boze
gezichten, b=-0.38, t(60)=-2.48, p=0.016. Deze relatie is echter de tegengestelde kant op. Dit zou betekenen dat als de mate van psychopathie in factor 1 met 1 toeneemt, HAB met 0.38 afneemt. Factor 2 was geen significante voorspeller, b=0.32, t(60)=1.58, p=0.120. Zoals verwacht was er geen significante samenhang tussen factor 1 en neutrale gezichten, b=-0.07,
20
samenhang tussen factor 2 en neutrale gezichten, b=0.08, t(60)=0.44, p=0.660 en blije gezichten, b=-0.07, t(60)=-0.33, p=0.741.
Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat enkel bij factor 1 en het aantal boze gezichten een significante samenhang was, hoewel deze relatie wel omgekeerd was. De overige relaties waren niet significant.
Trauma en psychopathie
Vervolgens werd gekeken of er een relatie was tussen trauma en psychopathie. Dit werd middels een regressieanalyse onderzocht. Hierbij was de somscore van de drie subschalen van trauma de onafhankelijke variabele en de totale score van psychopathie de afhankelijke. Deze analyse bleek niet significant, b=0.17, t(60)=0.46, F(1,61)=0.21, p=0.651. Er is ook gekeken naar trauma als voorspeller voor de ontwikkeling van de factoren van psychopathie, maar dat bleek voor beide factoren niet significant. Factor 1 had een b van 0.18, t(60)=0.66, F(1,61)= 0.44, p=0.512. Factor 2 had een b van -0.01, t(60)=-0.06, F(1, 61)=0.00 en p=0.953. In deze onderzoekspopulatie lijkt trauma dus geen significante voorspeller te zijn voor de ontwikkeling van psychopathie.
Trauma, psychopathie en HAB
Tot slot werd gekeken of de combinatie van trauma en psychopathie voorspellend kan zijn voor de ontwikkeling van HAB. In dit model waren de totaalscore van trauma en psychopathie, factor 1 en 2 en de interactie van trauma*psychopathie, trauma*factor 1 en trauma*factor 2 de predictoren.
Vignetten. Voor de vijandige interpretaties was er geen significant hoofdeffect van
21
p=0.236. Daarnaast was de interactie tussen trauma en de totale psychopathiescore niet
significant, b=0.00, t(60)=0.71, p=0.481. Er was geen interactie-effect voor trauma en factor 1, b=-0.00, t(30)= -0.23, p=0.818, en ook niet voor trauma en factor 2, b=-0.00, t(60)=-0.10, p=0.922.
Gezichten. Voor het aantal boze gezichten was er geen hoofdeffect van trauma,
b=-0.78, t(60)=-0.28, p=0.783 en ook niet van psychopathie, b=-0.17, t(60)=-0.43, p=0.669. Daarnaast was de interactie tussen trauma en psychopathie niet significant, b=-0.00, t(60)=-0.68, p=0.498. Er was geen interactie-effect van trauma en factor 1, b=-0.01, t(60)=-0.42,
p=0.678 en ook niet van trauma en factor 2, b=0.02, t(60)=1.10, p=0.275.
Trauma, psychopathie en de combinatie van beiden bleken dus niet voorspellend te zijn voor het ontwikkelen van HAB.
Discussie
In dit onderzoek werd onderzocht of trauma en psychopathie afzonderlijk en
gecombineerd geassocieerd waren met een HAB. Psychopathie factor 1 was een significante voorspeller in het aantal gerapporteerde boze gezichten, maar deze relatie was omgekeerd. Er waren verder geen significante resultaten. Voorafgaand aan het onderzoek werd
verwacht dat trauma en psychopathie afzonderlijk, maar ook gecombineerd voorspellers zouden zijn voor de ontwikkeling van HAB. Dit bleek niet het geval en daardoor is er geen steun gevonden voor de vooraf gestelde hypothesen.
De gevonden resultaten zijn in strijd met eerder genoemd onderzoek waarin wordt gesteld dat trauma en psychopathie een sterke samenhang hebben (Cima, Smeets & Jelicic,2008; Schimmenti et al., 2015; Borja & Ostrosky, 2013), trauma de kans op de ontwikkeling van een HAB vergroot (Chen, Coccaro & Jacobson, 2012)en psychopathie de kans op de ontwikkeling van een HAB vergroot (Vitale et al, 2005; Bailey & Ostrov, 2007;
22
Murray-Close et al., 2010). In het huidige onderzoek zijn deze relaties niet gevonden en lijken zowel trauma als psychopathie geen voorspellende waarde te hebben voor het ontwikkelen van een HAB.
Een mogelijke verklaring voor het feit dat er in deze populatie geen verbanden zijn gevonden, is dat de deelnemers van het onderzoek goed functioneren in de maatschappij. De meerderheid van de deelnemers was hoog opgeleid en alle deelnemers hadden een opleiding voltooid. Wellicht is dit een beschermende factor voor het ontwikkelen van een HAB. HAB is een cognitief proces en misschien is dit proces en het proces van sociale informatieverwerking (Crick & Dodge, 1994) bij mensen die een hoge opleiding hebben genoten beter ontwikkeld. Daarnaast waren er in deze onderzoekspopulatie weinig mensen met een hoge mate van trauma of psychopathie. Het zou kunnen dat psychopathie toch meer een categorie dan een dimensie is, hoewel er meer bewijs lijkt te zijn voor het dimensionele perspectief (Levenson, Kiehl & Fitzpatrick, 1995; Coid et al., 2009; Prado, Treeby & Crowe, 2015).
Er waren een aantal tekortkomingen aan het onderzoek. Ten eerste waren er te weinig proefpersonen waardoor er een te lage power was voor het onderzoek. Uit een posthoc poweranalyse bleek dat de power van het huidige onderzoek 0.76 was. Dit is te laag om mogelijk gevonden resultaten te generaliseren naar een grotere bevolkingsgroep. Voor vervolgonderzoek wordt het dus aangeraden om meer proefpersonen te testen. Het waren echter slechts zes proefpersonen te weinig. Het valt dus te betwisten of dit een groot verschil zal maken in de mate van significantie van de resultaten.
Een tweede tekortkoming van het onderzoek was dat er acht verschillende proefleiders waren die het onderzoek uitvoerde. Dit kan invloed hebben gehad op het onderzoek omdat er verschil kan zijn geweest in de mate van uitleg die werd gegeven en in
23
het gegeven antwoord op gestelde vragen. Deze verschillen werden zoveel mogelijk teruggebracht door uitleg te standaardiseren aan de hand van een draaiboek. Toch kan dit van invloed zijn geweest op het onderzoek omdat niet alle onderzoekers zich mogelijk even streng aan dit draaiboek hebben gehouden.
Een ander punt van discussie is de lage betrouwbaarheid van sommige schalen. Dit komt waarschijnlijk doordat de mensen in de steekproef niet divers genoeg waren. Er was weinig variantie in de gegeven antwoorden, de scores lagen over het algemeen dicht bij elkaar. Wat ook opmerkelijk was, was dat de hostiliteitstaken niet met elkaar correleerden. Deze zouden hetzelfde moeten meten. Dat de taken niet correleerden zou echter ook kunnen komen door het gebruik van verschillende meetmanieren en hoeft daarom geen probleem te zijn, maar nader onderzoek hiernaar is nodig.
Het is nu bekend dat er in deze onderzoeksopzet geen verbanden zijn gevonden. Een suggestie voor vervolgonderzoek is dat er meer proefpersonen worden getest en dat die afkomstig zijn uit een meer diverse populatie. Daarnaast wordt aangeraden om het aantal proefleiders terug te dringen of om te werken aan de hand van een strak protocol waarvan niet mag worden afgeweken, om mogelijke bias te voorkomen.
Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen samenhang is tussen trauma, psychopathie en HAB. Trauma en psychopathie lijken de ontwikkeling van HAB niet te kunnen voorspellen. Ondanks dat er geen significante verbanden zijn gevonden, heeft het onderzoek toch enige bijdrage gehad aan de bestaande literatuur, er is een eerste stap gezet in het onderzoeken van de relatie tussen trauma en psychopathie in het voorspellen van een HAB in een niet-forensische populatie.
24 Literatuurlijst
Alleva, J. M., Lange, W. G., Jansen, A., & Martijn, C. (2014). Seeing ghosts: Negative body evaluation predicts overestimation of negative social feedback. Body image, 11, 228- 232.
Archer, R. P.,. & Wheeler, E. M. A. (2013). Forensic Uses of Clinical Assessment Instruments. Routledge.
Arntz, A., & Wessel, I. (1996). Jeugd trauma vragenlijst [Dutch version of the childhood trauma questionnaire]. The Netherlands: Author.
Bailey, C. A., & Ostrov, J. M. (2008). Differentiating forms and functions of aggression in emerging adults: Associations with hostile attribution biases and normative beliefs. Journal of Youth and Adolescence, 37, 713-722.
Blair, J., Mitchell, D., & Blair, K. (2005). The Psychopath: emotion and the Brain. Blackwell Publishing.
Borja, K., & Ostrosky, F. (2013). Early traumatic events in psychopaths. Journal of Forensic
Sciences, 58, 927-931.
Chen, P., Coccaro, E. F., Lee, R., & Jacobson, K. C. (2012). Moderating effects of childhood maltreatment on associations between social information processing and adult aggression. Psychological Medicine, 42, 1293-1304.
Cima, M., Smeets, T., & Jelicic, M. (2008). Self-reported trauma, cortisol levels, and aggression in psychopathic and non-psychopathic prison inmates. Biological
Psychology, 78, 75-86.
Coid, J., Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A., & Hare, R. D. (2009). Prevalence and correlates of psychopathic traits in the household population of Great Britain. International
25
Cleckley, H. (1941). The mask of sanity; an attempt to reinterpret the so-called psychopathic personality.
Cooke, D. J., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: towards a hierarchical model. Psychological Assessment, 13, 171.
Crick, N. R., & Dodge, K. A. (1994). A review and reformulation of social information-processing mechanisms in children's social adjustment. Psychological bulletin, 115, 74.
De Castro, B. O., Veerman, J. W., Koops, W., Bosch, J. D., & Monshouwer, H. J. (2002). Hostile attribution of intent and aggressive behavior: A meta-analysis. Child
Development, 73, 916-934.
DeMatteo, D., Heilbonn, G., & Marczyk, G. (2006). An empirical investigation of psychopathy in a noninstitutionalized and noncriminal sample. Behavioral Sciences and the Law,
24, 133−146.
Dodge, K. A. (2006). Translational science in action: Hostile attributional style and the development of aggressive behavior problems. Development and
Psychopathology, 18, 791-814.
Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A.-G., & Buchner, A. (2007). G*Power 3: A flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences. Behavior
Research Methods, 39, 175-191
Gilbert, R., Widom, C. S., Browne, K., Fergusson, D., Webb, E., & Janson, S. (2009). Burden and consequences of child maltreatment in high-income countries. The Lancet, 373, 68-81.
Hare, R. D. (2003). The Hare Psychopathy Checklist - Revised: 2nd Edition. Toronto, ON: Multi-Health Systems.
26
Kim, J., & Cicchetti, D. (2010). Longitudinal pathways linking child maltreatment, emotion regulation, peer relations, and psychopathology. Journal of Child Psychology and
Psychiatry, 51, 706–716.
Kirkman, C. A. (2002). Non-incarcerated psychopaths: Why we need to know more about the psychopaths who live amongst us. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing,
9, 155−160.
Krischer, M. K., & Sevecke, K. (2008). Early traumatization and psychopathy in female and male juvenile offenders. International Journal of Law and Psychiatry, 31, 253-262. Levenson, M. R., Kiehl, K. A., & Fitzpatrick, C. M. (1995). Assessing psychopathic attributes in
a noninstitutionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 151.
Lobbestael, J., Cima, M., & Arntz, A. (2013). The relationship between adult reactive and proactive aggression, hostile interpretation bias, and antisocial personality disorder. Journal of personality disorders, 27, 53.
Mahmut, M. K., Menictas, C., Stevenson, R. J., & Homewood, J. (2011). Validating the factor structure of the Self-Report Psychopathy Scale in a community sample. Psychological
Assessment, 23, 670.
Mellentin, A. I., Dervisevic, A., Stenager, E., Pilegaard, M., & Kirk, U. (2015). Seeing enemies? A systematic review of anger bias in the perception of facial expressions among anger-prone and aggressive populations. Aggression and Violent Behavior, 25, 373-383.
Murray-Close, D., Ostrov, J. M., Nelson, D. A., Crick, N. R., & Coccaro, E. F. (2010). Proactive, reactive, and romantic relational aggression in adulthood: Measurement, predictive
27
validity, gender differences, and association with Intermittent Explosive Disorder. Journal of Psychiatric Research, 44, 393-404.
Nentjes, L., Bernstein, D., Arntz, A., van Breukelen, G., & Slaats, M. (2015). Examining the influence of psychopathy, hostility biases, and automatic processing on criminal offenders' Theory of Mind. International Journal of Law and Psychiatry, 38, 92-99. Paulhus, D.L., Hemphill, J.D., & Hare, R.D. (in press). Self-Report Psychopathy Scale: Version
III. Toronto: Multi-Health Systems.
Polaschek, D. L. (2015). (Mis) understanding Psychopathy: Consequences for Policy and Practice with Offenders. Psychiatry, Psychology and Law, 22, 500-519.
Porter, S., Birt, A. R., & Boer, D. P. (2001). Investigation of the criminal and conditional release profiles of Canadian federal offenders as a function of psychopathy and age. Law and Human Behavior, 25, 647.
Prado, C. E., Treeby, M. S., & Crowe, S. F. (2015). Examining relationships between facial emotion recognition, self-control, and psychopathic traits in a non-clinical
sample. Personality and Individual Differences, 80, 22-27.
Price, J. M., & Glad, K. (2003). Hostile attributional tendencies in maltreated children. Journal
of Abnormal Child Psychology, 31, 329-343.
Sandvik, A. M., Hansen, A. L., Kristensen, M. V., Johnsen, B. H., Logan, C., & Thornton, D. (2012). Assessment of psychopathy: Inter-correlations between Psychopathy Checklist Revised, Comprehensive Assessment of Psychopathic Personality– Institutional Rating Scale, and Self-Report of Psychopathy Scale–III. International
28
Schimmenti, A., Di Carlo, G., Passanisi, A., & Caretti, V. (2015). Abuse in childhood and psychopathic traits in a sample of violent offenders. Psychological Trauma: Theory,
Research ,Practice, and Policy, 7, 340.
Schönenberg, M., & Jusyte, A. (2014). Investigation of the hostile attribution bias toward ambiguous facial cues in antisocial violent offenders. European Archives of Psychiatry
and Clinical Neuroscience, 264, 61-69.
Thombs, B. D., Bernstein, D. P., Lobbestael, J., & Arntz, A. (2009). A validation study of the Dutch Childhood Trauma Questionnaire-Short Form: Factor structure, reliability, and known-groups validity. Child abuse & neglect, 33, 518-523.
Vitale, J. E., Newman, J. P., Serin, R. C., & Bolt, D. M. (2005). Hostile attributions in
incarcerated adult male offenders: An exploration of diverse pathways. Aggressive
Behavior, 31, 99-115.
Vitzthum, K., Mache, S., Joachim, R., Quarcoo, D., & Groneberg, D. A. (2009). Psychotrauma and effective treatment of post-traumatic stress disorder in soldiers and