• No results found

Groene infrastructuur als adaptatiestrategie in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groene infrastructuur als adaptatiestrategie in Amsterdam"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Groene infrastructuur als

adaptatiestrategie in Amsterdam

Ethan Voerman (10797777) Etham.voerman@student.uva.nl

Bachelor scriptieproject sociale geografie Universiteit van Amsterdam

Begeleider: dr. Marco Bontje Tweede lezer: Adres Verzijl +/- 22800 woorden

(2)

2

Inhoudsopgave

1.

Inleiding ...4

2.

Theoretisch kader ...5

2.1 Klimaatverandering ... 5 2.1.1 Injustice ... 6 2.2 Stedelijke klimatologie ... 6 2.3 Klimaatadaptatie ... 7 2.4 Groene infrastructuur ... 8

2.4.1 Adaptatiefuncties van groene infrastructuur ... 8

2.4.2 Groen op gebouwen ... 9

2.4.3 Multifunctionaliteit ... 9

2.4.4 Groene versus grijze infrastructuur ... 9

2.4.5 Verschillende schaalniveaus van de implementatie van groene infrastructuur ...10

2.4.6 Barrières voor implementatie ...10

3.

Onderzoeksvragen, methoden en locaties... 12

3.1 Overzicht ...12 3.2 Conceptueel schema...14 3.3 Operationalisering ...15 3.4 Onderzoeksmethoden ...16 3.4.1 Observaties ...16 3.4.2 Documentanalyse ...16 3.4.3 Interviews ...20 3.5 Onderzoekslocaties ...23

3.5.1 Nieuw ontwikkelde gebieden ...23

3.5.2 Oude gebieden ...23

4

Observaties ... 25

4.1 Oudere stadswijken ...25

4.1.1 Vernieuwde deel Frederik Hendrikbuurt ...28

4.2 Nieuw ontwikkelde gebieden ...30

(3)

3

5

Beleidsanalyse ... 35

Deel 1 ... 35

5.1 Documentanalyse ...35 5.1.1 Amsterdam ...35 5.1.2 Amstelkwartier ...39 5.1.3 Overhoeks ...40 5.1.4 Frederik Hendrikbuurt ...41 5.1.5 Eerste Oosterparkstraat ...42 5.2 Deelconclusie documentanalyse ...42 5.3 Interviewanalyse ...43

Deel 2 ... 49

5.4 Beantwoording sub-deelvragen beleidsanalyse ...49

5.5 Deelconclusie beleidsanalyse ...53

6

Conclusie ... 54

7

Bibliografie ... 56

(4)

4

1. Inleiding

De komende jaren zal het klimaat gaan veranderen, en de stad moet zich hier aan aanpassen. In verschillende delen van de wereld zijn gevolgen van antropogene klimaatverandering

merkbaar. In het zuidwesten van de Verenigde Staten zijn extreme droogten, in het Caribische gebied zijn steeds frequenter zware tropische stormen en orkanen, en ook hier in Nederland ondervinden we steeds vaker buitengewone weersomstandigheden, zoals hittegolven en hevige regenbuien.

In Nederland woont 48% van de mensen in zeer sterk stedelijk en sterk stedelijk gebied, wordt het matig stedelijk gebied hierbij opgeteld is dit 65% van de bevolking (CBS, 2017). Ook hier is de verandering in het klimaat merkbaar. Met steeds grotere regelmaat zijn er hoosbuien of hittegolven in de stad (NOS, 2017; Parool 2017). Door de bebouwing in deze stedelijke gebieden kan het water moeilijk weg en wordt de warmte langer vastgehouden. De gevolgen van klimaatverandering in de stad kunnen, doordat er zo veel mensen in deze regio’s wonen, voor veel materiële schade en menselijk leed zorgen. Dus is het van belang voor de stad om klimaatbestendig te worden. Dit kan onder andere door adaptatie en mitigatiestrategieën te implementeren.

Derhalve is het belangrijk om te kijken waar de gemeente Amsterdam mee bezig is op het gebied van klimaatadaptatie. Specifiek ga ik kijken naar het gebruik van groene

infrastructuur als adaptatiestrategie in de stad. Deze wijze van adaptatie is interessant om te onderzoeken, omdat men binnen de bebouwde stad op een creatieve wijze met de ruimte om moet gaan. En omdat deze methode in de literatuur vaak als effectief wordt beschreven. Hiernaast ben ik op dit idee gekomen, omdat ik tijdens mijn tijd op de University of Minnesota een vak gevolgd heb dat ging over de stad en klimaat. Hier werd uitgelegd hoe de universiteit groene infrastructuur inzette om de campus te beschermen tegen klimaatverandering. Het lijkt mij interessant om te bekijken hoe de gemeente Amsterdam dit wellicht ook doet. Er zal gekeken worden of de gemeente groen gebruikt als adaptatiestrategie en waar en hoe ze dat doen. De centrale onderzoeksvraag die ik hiervoor wil hanteren is de volgende: In hoeverre integreert de gemeente Amsterdam groene infrastructuur als adaptatiestrategie in hedendaagse gebiedsontwikkeling?

De verzamelde informatie kan gebruikt worden om te onderzoeken of er voldoende maatregelen worden genomen in beleidsplannen en in de bebouwde stad zelf. Zo kan bepaald worden of er genoeg en adequate oplossingen zijn voor de mogelijke risico’s. Hierop verder bouwend kunnen aanbevelingen gedaan worden, of kan het gebruikt worden als ondersteuning voor verder onderzoek.

(5)

5

2. Theoretisch kader

Voordat er aan de slag gegaan wordt met het onderzoek moet er een solide basiskennis gecreëerd worden over wat klimaatverandering is, wat de gevolgen hiervan zijn op stedelijke gebieden, en wat adaptatiestrategieën zijn. Specifiek is het van belang om dit te doen voor de onderzochte strategie groene infrastructuur. In dit deel van de scriptie zullen eerst

klimaatverandering en climate change injustice besproken worden, vervolgens zal het kort gaan over klimaatadaptatie en tenslotte zal de bestaande literatuur over groene infrastructuur als adaptatiestrategie uiteengezet worden.

De discussie over klimaatverandering zal voornamelijk gebaseerd zijn op het vijfde report van het IPCC (Revi et al., 2014). Het deel over stedelijke klimaten zal in de basis gedragen worden door enkele vooraanstaande wetenschappers op dit vlak zoals Tim Oke en John

Arnfield. Het zal verder ondersteund worden door recenter onderzoek.

Groene infrastructuur is hier opgesplitst in enkele belangrijke onderdelen ervan. Als eerste wordt de definitie van het begrip groene infrastructuur behandeld en zullen er wat concrete voorbeelden gegeven worden. Vervolgens zullen de verschillende klimaat-adaptieve functies, de invloed van groen op gebouwen, multifunctionaliteit, voor- en nadelen ten opzichte van grijze infrastructuur (denk aan constructies gemaakt van asfalt, beton en staal),

verschillende schaalniveaus, en mogelijke bestuurlijke problemen van het implementeren van groene infrastructuur behandeld worden aan de hand van de bestaande literatuur.

2.1 Klimaatverandering

Dagelijks staan er in de media berichten over klimaatverandering en de gevolgen ervan. Wat met klimaatverandering bedoeld wordt is het opwarmen van de aarde door menselijk toedoen. De Zweedse wetenschapper Svante Arrhenius toonde in 1896 al aan dat de verbranding van fossiele brandstoffen bijdroegen aan het opwarmen van de aarde (Arrhenius, 1897). In de jaren hierna was er minder aandacht voor antropogene klimaatverandering. Klimatologische

onderwerpen werden veelal losstaand onderzocht en werden niet zozeer aan elkaar gekoppeld (Cubasch et al., 2007). Aan het eind van de 20e eeuw raakte de kennis over aerosolen en

broeikasgassen in een stroomversnelling, en werden steeds meer de onderlinge verbanden duidelijk (Cubasch et al., 2007). In 1988 werd dan ook de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) opgericht vanuit de Verenigde Naties. Het is een organisatie die zelf geen onderzoek doet, maar alle relevante wetenschap over klimaatverandering samenbrengt en evalueert. Op deze wijze brengen zij de kennis van honderden, zo niet duizenden

wetenschappers samen om een overzichtelijk beeld te creëren van de kennis over klimaatverandering en de gevolgen ervan.

Het klimaat is de laatste decennia snel aan het veranderen door het verbranden van fossiele brandstoffen door de mens (Revi et al., 2014). De gevolgen van deze antropogene klimaatverandering zijn groot. De atmosfeer warmt op, de oceanen warmen op en het ijs op de aarde is aan het smelten. Hierdoor stijgt de zeespiegel en worden allerhande cyclussen

aangetast (Revi et al., 2014). De gevolgen hiervan voor mens en natuur zijn groot. De

verscheidenheid aan gevolgen is te groot om ze hier allemaal te benoemen, en de effecten zijn zeer verschillend over de hele wereld. Enkele voorbeelden zijn het toenemen van

weersextremen, zoals extreme droogte, hitte, stormen en neerslag, uitsterven van dieren door snelle habitat verandering, het verschuiven van voedselproductie en het groeien van

gezondheidsrisico’s voor mensen (Revi et al., 2014). Veel van deze gevolgen zijn ook met elkaar verbonden en zullen invloed op elkaar hebben.

(6)

6 Omdat mensen verspreid over de aarde zijn zullen de impacts van deze gevolgen op de mensheid verschillend zijn. Zo zal voedselproductie over de wereld veranderen. Op sommige plaatsen zullen de omstandigheden voor voedselproductie verbeteren en op andere plekken zullen de omstandigheden verslechteren. Dit kan op verschillende schaalniveaus gebeuren, van regionaal tot globaal (Iglesias et al., 2012; Mereu et al., 2015; Springmann et al., 2016). Hetzelfde geldt voor de toename van weersextremen. In Nederland zullen deze extremen vooral toenemen op het gebied van neerslag, hitte en periodes van droogte, deze periodes zullen elkaar

afwisselen over de tijd (Minnen & Ligtvoet, 2012). 2.1.1 Injustice

Er zijn gezien klimaatverandering talloze opkomende risico’s voor mensen, zoals

gezondheidsrisico’s (Godlee, 2014; Revi et al., 2014), extreme weersomstandigheden, en infrastructuur en andere onderdelen van een maatschappij die aangetast worden, waardoor weer andere directe en indirecte risico’s ontstaan (Revi et al., 2014). Veel van deze risico’s gaan samen met climate change injustice. Dit houdt in dat de armste, meest kwetsbare groepen mensen het eerst en het hardst geraakt worden door klimaatverandering. Hierbij komt kijken dat deze mensen het probleem niet veroorzaakt hebben. De veroorzakers zijn de rijke landen die minder kwetsbaar zijn en zich tegen de eerste gevolgen kunnen weren (Unesco, 2010).

Dit probleem van climate of environmental injustice speelt niet alleen op globale schaal zoals hiervoor beschreven, maar ook op nationale en lokale schaalniveaus. Ook op het stedelijke niveau waar deze scriptie over gaat. Zo kwam uit een onderzoek, uitgevoerd in El Paso, Texas en Ciudad Juárez, Chihuahua, twee zustersteden die gescheiden worden door de grens tussen de Verenigde Staten en Mexico, naar voren dat gevaren als hittestress, luchtvervuiling en

overstromingen een groter risico vormden in de economisch minder stabiele stad Juárez. Dit gecombineerd met een gemiddeld lager inkomen, slechtere gezondheidszorg, een hogere bevolkingsdichtheid en andere negatieve factoren in Juárez, zorgt voor een oneerlijk verdeeld risico van de gevolgen van klimaatverandering voor de bewoners van deze twee naast elkaar gelegen steden (Grineski et al., 2012).

Injustice heeft ook te maken met klimaatadaptatie. Welke afwegingen worden gemaakt om wie te beschermen tegen klimaatverandering? Een voorbeeld van climate adaptation injustice komt vanuit een onderzoek uitgevoerd in Delhi (Hughes, 2013). Hier kwam uit naar voren dat armere bevolkingsgroepen niet meegenomen worden in de planning van

klimaatadaptatie en ook geen inspraak hebben in het proces, waardoor ze zeer kwetsbaar blijven en het gat van deze ongelijkheid kan groeien. Of deze vorm van climate change adaptation inequality ook terugkomt in Amsterdam is nog maar de vraag, vanwege de grote verschillen tussen de cases uit India en Nederland.

2.2 Stedelijke klimatologie

Het klimaat in steden is anders dan de gebieden er omheen. Dit is toe te schrijven aan meerdere factoren. Deze zijn beschreven door John Arnfield in zijn review van de literatuur over stedelijke klimaten (2003).

De eerste factor die hij beschrijft is de schaal van stedelijke oppervlakten. De grootte hiervan is van belang hoe zij omgaan met de atmosfeer. Zo is de grootte van oppervlakten bepalend voor de totale inkomende en uitgaande energie in een stad. Op deze manier wordt de temperatuur beïnvloed (Arnfield, 2003). Zo zal een groot park een grotere temperatuur regulerende functie hebben dan een enkele struik of boom en zal een groot stuk asfalt meer warmte vasthouden dan een kleine strook. Deze factoren kunnen vervolgens bij elkaar opgeteld

(7)

7 worden om energiebalansen te creëren op verschillende schaalniveaus binnen de stad, en tussen de stad en omliggende gebieden (Ching et al., 1983). Om de volledige complexiteit van een stedelijk klimaat te begrijpen is het belangrijk om de invloed van schaal mee te nemen.

Deze factor hangt op meerdere manieren samen met andere invloeden. Een van deze andere factoren is het type oppervlak. Het type oppervlak kan samen met de vorm van de omgeving, gebouwd of natuurlijk, invloed hebben op de temperatuur in de stad, evenals het afvoeren van water. De invloed op temperatuur komt doordat de verschillende gebruikte materialen de energiebalans van een stad veranderen (Oke, 1988; Zhou et al., 2013). De standaard energiebalans van de aarde met inkomende en uitgaande straling wordt veranderd door de gebruikte (warme vasthoudende) materialen in de stad. Hiernaast hebben meer factoren invloed op de energiebalans, zoals antropogene energie-uitstoot en de bepaalde vormen en geometrieën van een stad (Oke, 1988; Zhou et al., 2013). De bebouwde vorm kan verschillende invloeden hebben. Er kan een “urban canyon” ontstaan waar overdag zonne-energie wordt opgeslagen en het ’s nachts niet weg kan (Emmanuel, 2003). Daarentegen kan het ook zo zijn dat de gebouwde vorm een verkoelend effect heeft op het microklimaat op

straatniveau. Hoge gebouwen kunnen koude lucht afvoeren naar beneden, en de gebouwde vorm kan ingezet worden om een luchtstroom te creëren waarmee een comfortabele gevoelstemperatuur kan ontstaan tijdens warme dagen (Allegrini & Carmeliet, 2017).

Zo hebben schaal, het type oppervlak en de vorm van de stad een uitgesproken invloed op het klimaat van een stad. Een vierde factor die hierbij komt kijken zijn luchtdeeltjes. In een stad zijn meer deeltjes aanwezig in de lucht dan in omliggende gebieden (Arnfield, 2003). Dit heeft meerdere gevolgen. Zo is uit ouder onderzoek naar voren gekomen dat vervuiling een verkoelend effect kan hebben, omdat minder zonnestraling het oppervlak bereikt (Stanhill and Kalma 1995; Jauregui and Luyando, 1999). Daarentegen argumenteert Arnfield (2003) dat deze extra deeltjes in de lucht een direct verwarmend effect hebben, omdat ze uitgaande straling absorberen en weer uitstralen naar het oppervlak.

Deze verschillende factoren kunnen bijdragen aan stads-specifieke microklimaten en klimatologische verschijnselen, zoals urban canyons en het urban heat island effect. De eerder genoemde urban canyons ontstaan door de vorm van de stad. Zonne-energie reikt niet geheel tot straatniveau, waardoor warmte en schadelijke luchtdeeltjes niet kunnen opstijgen uit deze canyon (Arnfield, 2003), en ’s avonds kan de warmte niet weg (Emmanuel, 2003) . Het urban heat island effect is het gegeven dat een stad warmer is dan de omliggende rurale gebieden (Mohajerani et al., 2017). Dit effect wordt voornamelijk een probleem op warme zomerdagen met weinig wind en weinig wolken. Het kan op zulke dagen gevaarlijk worden, en zorgen voor slechte waterkwaliteit, hoge energievraag en publieke gezondheidszorgen (Mohajerani et al., 2017; EPA, 2017; Richter, 2015).

Naast deze directe gevolgen van het urban heat island effect kunnen er ook indirecte problemen door ontstaan voor een stad. Door de hogere temperatuur van een stad kan er convectie ontstaan in de atmosfeer, wat zorgt voor stijgende lucht, waardoor het meer gaat regenen in en om een stad, vooral aan de lijzijde (Dixon & Mote, 2003). Deze toename in regenval, bovenop de extremere regenval als gevolg van klimaatverandering kan extra problematisch worden voor een stedelijke regio.

2.3 Klimaatadaptatie

Adaptatie en mitigatie zijn twee manieren voor het beperken van de schadelijke gevolgen van klimaatverandering. Het zijn twee verschillende strategieën die samen ingezet kunnen worden om hetzelfde probleem te bestrijden. Mitigatie is het aanpakken van klimaatverandering bij de

(8)

8 bron, zoals het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Adaptatie is het aanpassen van ecologische-sociale-economische systemen aan de gevolgen of verwachte gevolgen van

klimaatverandering (Smit et al., 2000). In het vijfde report van het IPCC wordt adaptatie beschreven als aanpassingen in natuurlijke of menselijke systemen als reactie op het

veranderend of de verwachte veranderingen in het klimaat, die de schadelijke gevolgen kunnen dempen of voorkomen (Revi et al., 2014).

2.4 Groene infrastructuur

Zoals eerder beschreven is groene infrastructuur een wijze van klimaatadaptatie. Het kan gezien worden als een holistische strategie, die gebruik maakt van ecologische facetten in de stad. Deze dient de leefomgeving voor mensen in de stad te verbeteren en hen te beschermen tijdens extreme weersomstandigheden zoals hevige regenval of hittegolven (Hansen & Pauleit, 2014). Het kan gezien worden als een netwerk van natuurlijke en semi-natuurlijke gebieden met ecologische facetten dat een groot aantal ecosystem services verzorgt (Europese commissie, 2013).

Deze ecosystem services zijn alle voordelen die mensen hebben aan natuurlijke systemen. Ze zijn onder te verdelen in vier categorieën (Hastings & Gross, 2012). De eerste zijn de

provisioning services (productiediensten). Deze verzorgen eten, water, hout en andere materialen. De tweede zijn de regulating services (regulerende diensten). Deze controleren klimaat, lucht en waterkwaliteit, erosie, ziekten, afval en natuurlijke gevaren. Als derde zijn er de cultural services (culturele diensten). Dit zijn de recreatieve en spirituele functies. Tenslotte zijn er de supporting services (ondersteunende diensten). Deze reguleren voedingsstoffen en water cycli, bodemformatie en primary production. Dit laatste is het aanmaken van massa vanuit energie, door organismen (Hastings & Gross, 2012). Het gebruik maken van natuur en

biodiversiteit is, onder andere vanuit deze gedachte van ecosystem services, een slimme manier om de negatieve effecten van klimaatverandering te elimineren. Hiernaast brengt het ook een aantal andere voordelen met zich mee zoals ruimte voor recreatie en de bescherming van planten en dieren (Zardo et al., 2017).

2.4.1 Adaptatiefuncties van groene infrastructuur

Groene infrastructuur heeft veel positieve effecten op zijn omgeving. Zo zuivert het lucht en water, is het klimaat regulerend en kan het gebruikt worden voor recreatie (Europese commissie, 2013). Hiernaast biedt het bescherming tegen de belangrijkste gevolgen van

klimaatverandering in Nederland, de toenemende neerslag, periodes van droogte en het stijgen van de temperatuur (Minnen & Ligtvoet, 2012). Deze klimaatadaptatiefuncties van groene infrastructuur zullen in dit deel uiteengezet worden aan de hand van de literatuur.

Beginnend met het reguleren van de temperatuur. Groen in de stad kan de temperatuur met maar liefst 6 graden Celsius laten dalen (Zardo et al., 2017). Dit gebeurt op drie manieren; het tegenhouden van inkomende straling (schaduw), evapotranspiratie en windregulatie, waarvan de eerste twee de meeste invloed uitoefenen (Oke, 1988). Met het toenemen van het totale oppervlak van groen wordt de evapotranspiratie belangrijker (Zardo et al., 2017). Maar hier geldt ook dat hoe groter het bladerdek in een stad hoe meer koeling er zal zijn door

schaduwen. De grootte van het bladerdek is op zich ook van invloed op de evapotranspiratie. Dit is de totale hoeveelheid evaporatie en transpiratie van water vanuit planten. Het proces hiervan zorgt voor verkoeling van de atmosfeer (Rohli & Vega, 2015). Veel bomen met een groot

bladerdek zijn dus belangrijk om de temperatuur in een stad te reguleren. Ook andere

(9)

9 al., 2017). Hoe meer natuurlijke elementen in een stad, hoe groter het verkoelende effect zal zijn.

De tweede belangrijke functie van groene infrastructuur is het tegengaan van

wateroverlast. Conventionele systemen zijn onderdeel van grijze infrastructuur en gemaakt van niet-waterdoorlatende materialen. Deze systemen kunnen de meer frequente en hevigere buien vaak niet meer aan en zorgen voor wateroverlast (Liu et al., 2014). Wanneer er meer groen in de stad geplaatst wordt zal veel van dit water opgevangen worden en kan het geleidelijk in het grondwater terecht komen en afgevoerd worden (Liu et al., 2014). Voor de optimale benutting van groene infrastructuur toepassingen is het volgens een aantal onderzoeken van belang om een groter systeem te creëren van groene en grijze infrastructuur, om zo bestendig te worden tegen de grootste stormen (Lui et al., 2014; Mentens et al., 2006; Dong et al., 2017).

De grootte en de vorm van groene infrastructuur is dus ook van belang. Volgens het model van Zellner et al. (2016) zal voor kleine stormen 10% van het landoppervlak moeten bestaan uit groene infrastructuur om de druk op grijze infrastructuur te verlichten, en voor grote stormen met extreem veel neerslag wel 20- tot 30%. Hierbij zijn ook de vorm van de bodem en de plaatsing van groene infrastructuur belangrijk. Een natuurlijk oppervlak dat hol is zal meer water kunnen opvangen en infiltreren dan een oppervlak dat bol is. Net als de

plaatsing van groen, het opvangen van water is het effectiefst direct naast de harde

oppervlakten als wegen en gebouwen waar het vanaf stroomt, met willekeurig geplaatst groen in de rest van de ruimte (Zellner et al., 2016 ; Liu et al., 2014).

2.4.2 Groen op gebouwen

De adaptieve functies van groen op gebouwen komen veel overeen met de functies van groen in de openbare ruimte. Zo helpt het bij het managen van hemelwater, dempen van

buitentemperatuur en binnentemperatuur, duurzaamheid van materialen, geluidsdemping en het behoud van biodiversiteit (Semaan & Pearce, 2016).

Het vasthouden en gereguleerd laten wegstromen van hemelwater van gebouwen is een nuttige wijze voor het beperken van piekafvoer in een stad die al volgebouwd is (Gregoire & Clausen, 2011; Lee et al., 2015). Tegelijkertijd zorgen schaduw en evapotranspiratie voor de regulering van binnen- en buitentemperatuur, wat zorgt voor het drukken van het urban heat island effect en het verlagen van energieverbruik (Castleton et al., 2010; Coma et al., 2015). 2.4.3 Multifunctionaliteit

Groene infrastructuur is multifunctioneel. Het heeft invloed op ecologische, sociale en

economische functies in de stad (Hansen & Pauleit, 2014). Zo is het mogelijk de biodiversiteit in een (stedelijke) regio te beschermen of te laten heropleven door het implementeren van groene infrastructuur (Europese commissie, 2013; Herzog, 2013). Ook halen deze verschillende planten afvalstoffen uit de lucht, waardoor de lucht zuiverder wordt (Jayasooriya et al., 2017). Hiernaast kunnen de groene gebieden voor mensen als ontspannings- of recreatiegebied dienen. Tenslotte heeft groene infrastructuur ook economische voordelen. De betere afvoer van regenwater en de regulering van temperatuur kunnen bijvoorbeeld voor individuen, bedrijven of andere

instanties al grote economische voordelen hebben (EPA, 2014). 2.4.4 Groene versus grijze infrastructuur

Naast de ecologische voordelen zoals verkoelende eigenschappen (Zardo et al., 2017) en het beter afvoeren van stormwater (Liu et al., 2014) heeft groene infrastructuur ook andere voordelen ten opzichte van grijze infrastructuur, zoals een economische meerwaarde en een hogere duurzaamheid. De genoemde economische voordelen worden vaak afgewogen tegen de

(10)

10 kosten van grijze infrastructuur. Zo vergeleken Cohen et al. (2012) in Kansas City een systeem van gecombineerde grijze en groene infrastructuur met een systeem van enkel grijze

infrastructuur. Hier kwam uit naar voren dat over een periode van 50 jaar het gecombineerde systeem $35.000.000 zou besparen ten opzichte van het grijze systeem. Dit is een grote

hoeveelheid geld die bespaard kan worden door het implementeren van groene infrastructuur in rioleringssystemen. Hiernaast bestaan nog meer economische voordelen, zoals het besparen van energiekosten. Door de temperatuur regulerende eigenschappen van groene infrastructuur kunnen de gaskosten van bedrijven of huishoudens verminderd worden (EPA, 2014).

Een deel van de kostenbesparing zoals bij het implementeren van groene infrastructuur in de openbare ruimte komt door de hogere duurzaamheid van groene infrastructuur (Dong et al., 2017). Grijze infrastructuur, die gemaakt is van metaal, beton en dergelijke materialen, zal op den duur vervangen moeten worden. Zeker wanneer weersomstandigheden extremer worden. Natuurlijke facetten hebben een hogere weerbaarheid tegen deze verzwaarde

omstandigheden. Dit houdt in dat zij gemakkelijker zware buien opvangen om vervolgens weer in “normale” staat terug te keren en de volgende bui kunnen opvangen zonder kapot te gaan (Dong et al., 2017).

2.4.5 Verschillende schaalniveaus van de implementatie van groene infrastructuur Het implementeren van groene infrastructuur gebeurt op allerlei schaalniveaus. Van

continentaal niveau tot lokaal niveau. Zo heeft de Europese Commissie een rapport opgesteld over hun visie op groene infrastructuur. Het doel hiervan is het behouden van natuur en biodiversiteit in Europa, het stimuleren van beleid over GI in lidstaten en het creëren van een kader waarbinnen lagere instituties aangemoedigd worden om groene infrastructuur te implementeren (Europese commissie, 2013). Dit Europese beleid wordt vervolgens ook besproken op lagere schaalniveaus, zoals het landelijk niveau (Timmermans, 2013) en het stedelijk niveau.

Voor dit onderzoek ligt de focus op stedelijk en buurtniveau. Volgens Davies et al.

(2006) zijn er in de stad drie schaalniveaus van groene infrastructuur. De losstaande elementen, zoals parken en waterlichamen en hierbinnen weer kleinere facetten zoals bomen en

grasvelden. Het tweede schaalniveau zijn de connecties tussen deze elementen binnen buurten of steden, en het hoogste stedelijke schaalniveau zijn de regionale netwerken die met elkaar samenhangen (Davies et al. 2006).

2.4.6 Barrières voor implementatie

De hierboven genoemde voordelen van groene infrastructuur lijken genoeg reden voor implementatie. Er zijn echter nog barrières, vaak van bestuurlijke aard, die de directe implementatie ervan kunnen weerhouden. Een onderzoek in Amerikaanse en Australische steden naar het implementeren van natuurlijke stormwatersystemen wees uit dat er zeven vergelijkbare obstakels zijn die de directe implementatie van GI tegenhouden (Roy et al., 2008). Deze bestaan uit:

- Onzekerheden van kosten, er zou nog niet genoeg onderzoek gedaan zijn naar precieze kosten van GI.

- Een gebrek aan duidelijke standaarden van hoe het eruit moet te komen zien, er is niet bekend wat de meest effectieve manier van implementeren is.

- Gefragmenteerde verantwoordelijkheden, meerdere partijen zijn ergens anders verantwoordelijk voor binnen een gebied.

- Personeel binnen instituties is niet voldoende opgeleid voor de problematiek. - Er is geen landelijke regelgeving voor stormwaterbehandeling.

(11)

11 - Er wordt niet genoeg geïnvesteerd in nieuwe GI strategieën.

- Als laatste is er het verzet tegen verandering, vanwege de kans op falen

Dhakal en Chevalier (2017) bouwen hierop verder met een case study in tien steden in de Verenigde Staten. Zij geven vier verschillende typen barrières.

- Vanuit de staat, er is geen eenduidige regelgeving over de kwestie.

- Vanuit het stedelijk bestuur, er zijn vaste regels over de indeling van straten en gebieden die eerst aangepast zouden moeten worden.

- Vanuit governance, er zijn meerdere stakeholders die meebeslissen.

- En vanuit het gebrek aan financiële middelen die beschikbaar zijn, omdat publiek geld meer aan grijze infrastructuur gespendeerd wordt.

Deze case studies zijn niet direct met de Nederlandse en Amsterdamse case te

vergelijken, omdat de gouvernementele instituties anders zijn dan in Australië en de Verenigde Staten. Echter, de achterliggende barrières zijn volgens Dhakal en Chevalier (2017) cognitief. Zo zijn mensen pro-grijze infrastructuur, omdat men niet anders weet, zijn mensen niet bewust van de vele voordelen van groene infrastructuur, is men niet goed geïnformeerd over de kosten en baten van GI, en durft men geen risico te nemen met het implementeren van nieuwe technieken. Deze cognitieve obstakels zouden wel gegeneraliseerd kunnen worden, en relevant kunnen zijn voor andere delen van de wereld, zoals Amsterdam.

Het hierboven genoemde gebrek aan kennis kan vanuit de maatschappij een barrière zijn voor de implementatie van de juiste klimaatadaptatie methoden. Dit gegeven wordt ondersteund door een onderzoek van Adger et al. (2009). Wanneer de risico’s (van

klimaatverandering) niet juist begrepen worden, of de voordelen van GI niet goed begrepen worden (Thorne et al., 2015) door de maatschappij, zal er minder snel actie ondernomen worden. Ook omdat de bevolking uiteindelijk de politieke besluitmakers verkiezen die de juiste beslissingen moeten nemen (Adger et al., 2009).

(12)

12

3. Onderzoeksvragen, methoden en locaties

In dit deel van het onderzoek wordt alle praktische informatie uiteengezet. Er zal begonnen worden met het vaststellen van de onderzoeksvraag en deelvragen, hier zullen

onduidelijkheden in de vraagstelling direct opgehelderd worden. Vervolgens zullen het conceptueel model en de operationalisering getoond worden. Hierna worden de gebruikte onderzoeksmethoden uitgelegd en tenslotte zullen kort de onderzoeksgebieden beschreven worden.

3.1 Overzicht

In de inleiding is de onderzoeksvraag voor deze scriptie vastgesteld. Deze is als volgt: In

hoeverre integreert de gemeente Amsterdam groene infrastructuur als adaptatiestrategie in hedendaagse gebiedsontwikkeling?

Om deze vraag te beantwoorden zullen onderstaande deelvragen eerst onderzocht en beantwoord worden:

- Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen? - Hoe komen plannen voor groene infrastructuur terug in beleid voor

gebiedsontwikkeling?

Vervolgens zijn deze nogmaals onderverdeeld in respectievelijk drie en vijf sub-deelvragen: - Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen?

o Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen in oudere stadswijken, die niet meer grootschalig zijn vernieuwd na het jaar 2000? o Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen in

het herontwikkelde Overhoeks gebied?

o Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen bij de herontwikkeling van het Amstelkwartier?

- Hoe komen plannen voor groene infrastructuur terug in beleid voor gebiedsontwikkeling?

o Wat is de visie voor groen in de stad, en hoe is deze veranderd door de jaren? o Welke effecten worden gekoppeld aan groen in de stad, en op welke wijzen

worden deze effecten benut?

o Wat voor regelgeving en/of richtlijnen zijn er voor groen in de stad? o Wat voor samenwerking is er tussen gemeente en andere partijen? o Zijn er barrières voor groen in de stad?

(13)

13 Wat wordt bedoeld met gebiedsontwikkeling?

Voor dit onderzoek wordt de term gebiedsontwikkeling gebruikt voor grootschalige fysieke aanpassingen van een afgebakend gebied, zoals een complete vernieuwing van een gebied door sloop en nieuwbouw, maar ook de herinrichting van de openbare ruimte en aanpassingen aan gebouwen.

Waarom het jaar 2000 als grens van “hedendaagse”?

In 1996 publiceerde de gemeente Amsterdam het beleidsstuk ‘de open stad’, waarin voor het eerst stedelijk groen als grootschalig stedelijk project werd gezien. Hiernaast komt in deze periode ook het internationale besef van klimaatverandering en de gevolgen hiervan op. In 1992 is er bijvoorbeeld de klimaattop in Rio de Janeiro en in 1997 en werd het Kyoto-protocol aangenomen. Om deze redenen neem ik een jaartal dat hier niet ver vanaf ligt (2000) als grens aan. Wat na dit jaartal ontwikkeld wordt geldt voor deze scriptie als “hedendaagse

(14)

14

3.2 Conceptueel schema

Dit is het conceptueel schema dat het onderzoek omschrijft. Met dit onderzoek wil ik er achter komen in hoeverre de gemeente groene infrastructuur inzet als adaptatiestrategie om de stad tegen klimaatverandering te beschermen. Het stedelijk beleid bepaalt hoeveel groen er voorkomt in de stad. De fysieke aanwezigheid van groen, in de openbare ruimte en op

gebouwen, moet vervolgens terug te zien zijn om te kunnen bepalen in hoeverre de gemeente groene infrastructuur daadwerkelijk inzet in de stad. Hiernaast moet dit groen, zoals is

omschreven in de literatuur, voldoen aan bepaalde eisen als plaatsing, vorm en hoeveelheid, om effectief te zijn als klimaatadaptatiestrategie.

Het gebruik van groene infrastructuur als adaptatiestrategie Aanwezigheid van groen op gebouwen Stedelijk beleid Aanwezigheid van groen in openbare ruimten

(15)

15

3.3 Operationalisering

Groene infrastructuur Bomen Observaties Struikgewas Gras Andere vegetatie Waterlichamen Parken Tuinen Perkjes Stedelijk beleid

Documenten Structuurvisies Analyses

Nota's

Bestuurlijke agenda's

Bestemmingsplannen

Visies beleidsmakers Interviews Diepteinterviews

Groen in openbare ruimte

Park Gras Observaties

Bomen

Heggen

Perken

Struiken

Losstaand groen Gras Observaties

Bomen Heggen Perken Struiken Groen op gebouwen

Bedrijven Groene daken Observaties/Analyse plannen

Groene muren

Gemeente Groene daken Observaties/Analyse plannen

Groene muren

Particulieren Groene daken

Observaties/Analyse plannen

(16)

16

3.4 Onderzoeksmethoden

Het onderzoek dat gedaan is voor deze scriptie is een kwalitatief, explorerend onderzoek. Bij dit type onderzoek is er al een basiskennis over het onderwerp. Zo zijn er in de openbare ruimte steeds vaker voorbeelden van klimaatadaptatie zichtbaar, en beschik ik ook over enige voorkennis, omdat ik vakken heb gevolgd over de betreffende onderwerpen. De opgestelde onderzoeksvraag laat aan het eind van deze scriptie ruimte om een hypothese over het gebruik van groene infrastructuur door de gemeente te vormen.

Voor het onderzoek richt ik mij specifiek op de gemeente, omdat mijn verwachting is dat zij een belangrijke speler is in het klimaatbestendig maken van de stad. Hierom wil ik weten hoe zij zich aanpast aan klimaatverandering. Ik besef me ook dat er meerdere actoren kunnen zijn die een aandeel kunnen hebben in de ontwikkeling van gebieden, dit zou naar voren kunnen komen uit de verzamelde data.

De onderzoeksmethoden die voor het onderzoek gebruikt worden, zijn van kwalitatieve aard. In totaal worden er drie methoden gebruikt. Deze kunnen gebruikt worden om elkaar te controleren op juistheid, en om de andere methoden aan te vullen. De drie gekozen methoden zijn de volgende: analyse van beleidsdocumenten, diepte-interviews en observaties. Deze zullen in het komende deel besproken worden.

3.4.1 Observaties

Als eerste zijn, nog voor het uitvoeren van de documentanalyse en het afnemen van de interviews, observaties uitgevoerd. Dit is bewust gedaan, zodat de observaties zo objectief mogelijk werden uitgevoerd en niet beïnvloed waren door vergaarde kennis vanuit de

documentanalyse en interviews. De uitgevoerde observaties zijn semigestructureerd. Hiervoor zijn observatieschema’s opgesteld die met enige vrijheid konden worden ingevuld. Er is

bijvoorbeeld geturfd, om het aantal bomen te tellen, maar er is ook gewerkt met aantekeningen, zodat ook duidelijk zou worden hoe het groen is aangelegd. Deze observatieschema’s zijn toegevoegd als bijlage.

De aspecten die onderdeel zijn van groene infrastructuur in de openbare ruimte zijn in categorieën opgedeeld. De operationalisering vormde hiervoor een goed begin. De totale hoeveelheid groen kon zo bepaald worden en er is gekeken of de verschillende facetten met elkaar in verbinding staan. Ook is er gekeken waar en hoe het groen geplaatst is. Op deze wijze is in de analyse bepaald in hoeverre de infrastructuur effectief is. Uit de bestaande literatuur komt namelijk naar voren dat al deze aspecten van groene infrastructuur van belang zijn om het doeltreffend te maken voor klimaatadaptatie (Zardo et al., 2017; Zellner et al., 2016 ; Liu et al., 2014; Mentens et al., 2006).

Het groen op gebouwen is apart bekeken, omdat deze categorie ook apart is opgenomen in het conceptueel schema en de operationalisering. Dit deel van de groene infrastructuur zal op een andere manier beïnvloed kunnen zijn door de gemeente, vanwege de particuliere

eigendomssituatie van gebouwen. Dit is verder onderzocht en beter onderbouwd aan de hand van de thema’s en kernbegrippen in de interviews en documentanalyses.

3.4.2 Documentanalyse

Omdat ik wil weten in hoeverre de gemeente groene infrastructuur gebruikt als

adaptatiestrategie, is het belangrijk om het kijken hoe het in documenten van de gemeente terugkomt. Hiervoor is een documentanalyse uitgevoerd met Atlas.ti. Deze software is geschikt om kwalitatieve analyses uit te voeren op grote stukken tekst, zoals documenten of uitgewerkte interviews. Documenten als structuurvisies, die een globaal plan schetsen, nota’s waarin al meer

(17)

17 specifiek beschreven staat wat de plannen zijn voor het bepaalde onderwerp, en

bestemmingsplannen, waarin de inrichting van de ruimte concreet wordt gemaakt, zijn te gebruiken om te achterhalen in hoeverre groene infrastructuur terugkomt in gemeentelijke planning. Aan de hand van kernwoorden kan in deze documenten gezocht worden naar belangrijke stukken die de uiteindelijke hypothese kunnen helpen vormen.

Voor de documentanalyse zijn stedelijke documenten gebruikt van na het jaar 2000. Zoals eerder beschreven leek er rond dit jaartal een verschuiving te zijn in de visie op

klimaatverandering en de gevolgen hiervan. Om deze reden is op dit punt de scheiding gemaakt tussen “oude” en “nieuwe” ontwikkeling van gebieden. Verder worden documenten gebruikt die gaan over de gekozen onderzoeksgebieden. Deze geven een betere inkijk in hoe de gemeente deze gebieden voor ogen heeft.

Voor de analyse is een lijst met kernbegrippen gebruikt. Deze begrippen zijn als codes toegevoegd aan Atlas.ti. Vervolgens zijn de documenten bestudeerd en zijn de relevante codes toegevoegd aan stukken tekst die over het onderwerp gaan. Zo kan er een overzicht gemaakt worden van hoe vaak er over een kernbegrip gesproken wordt en hoe de begrippen samen gebruikt worden. Er kan in tekst bijvoorbeeld veel over groen geschreven zijn, maar dit hoeft per se gerelateerd te zijn aan klimaatadaptatie.

Vervolgens is aan de hand van deze kernbegrippen een lijst vragen opgesteld die beantwoord zullen worden in de analyse. De laatste twee vragen vormen de basis voor de deelconclusie. Dit zijn de punten die beantwoord worden in de analyse:

- Hoe vaak wordt groen genoemd?

- Hoe vaak komt groen op gebouwen terug?

- Hoe vaak wordt klimaatverandering/bestendigheid/adaptatie genoemd? - Hoe vaak worden groen en klimaatkwesties samen genoemd?

- Hoe komt de samenwerking tussen gemeente en andere partijen terug? - Wat zijn genoemde barrières?

- Wat zijn de overeenkomsten /verschillen tussen de documenten op schaalniveaus/tussen jaartallen?

- Worden plannen van gemeentelijke documenten weerspiegeld in documenten van deelgebieden?

Verder is niet in alle documenten exact hetzelfde gekeken naar de inhoud. De context van de documenten is hierbij belangrijk. In de agenda groen is bijvoorbeeld niet alles dat met natuur en groen in de stad te maken heeft gecodeerd, omdat dit niet relevant zou zijn. Hier is alleen gekeken naar groen in verhouding tot klimaatverandering en klimaatadaptatie. Eerst zullen de gebruikte kernbegrippen hier kort toegelicht worden. Vervolgens zullen de bestudeerde documenten toegelicht worden. Daarna zal verder ingegaan worden op waar specifiek naar gekeken is in de documenten.

3.4.2.1 Codering

Er zijn in totaal 31 codes gebruikt, de meeste zijn onderverdeeld in 5 verschillende code groepen. Er zijn echter een aantal begrippen die niet onder een van deze groepen te verdelen waren. Deze begrippen zullen als eerst toegelicht worden. Onder de losstaande begrippen vallen: klimaatbestendigheid, klimaatverandering, wateroverlast en bestrijding,

multifunctionaliteit en adaptatie. Sommige van deze begrippen kunnen vaak vrij gemakkelijk uit de tekst gehaald worden, omdat ze letterlijk genoemd worden in een tekst. Soms is dit echter niet het geval en is het een kwestie van aanvoelen of het stuk tekst over het onderwerp gaat.

(18)

18 De eerste codegroep gaat over één van de gevolgen van klimaatverandering, namelijk warmte. Onder deze groep vallen slechts twee codes; temperatuur en het urban heat island effect.

De tweede code groep is groen (en water) in de openbare ruimte. Hierbinnen vallen; bomen, gras, heggen, perken, struiken en waterlichamen. Aan de hand van deze begrippen wordt gekeken hoe vaak er gesproken wordt over groen in de openbare ruimte. Het zal voorkomen dat er alleen over groen gesproken wordt. In dat geval wordt alleen de hoofdcode van de groep gekoppeld aan de quote.

Onder de derde groep vallen de barrières voor implementatie. De barrières waar naar gekeken wordt komen voort uit de literatuur en de documenten zelf. Deze zijn als volgt; prioriteiten bij het inrichten van de openbare ruimte, regelgeving, bestaande vorm van de openbare ruimte, bewoners, kosten en voorkeur voor ”grijze infrastructuur”. Ook hier zullen de begrippen vaak niet letterlijk in de tekst staan, maar moet het uit de context gehaald worden. De vierde code groep gaat over samenwerking tussen de gemeente en andere partijen. Hier onder vallen; andere overheidsinstanties, aannemers, andere bedrijven en commerciële instellingen en particulieren (bewoners). Wanneer er een samenwerking genoemd wordt die niet gaat over een van de hiervoor genoemde dan zal de quote alleen gekoppeld worden aan de hoofdcode van de groep.

De vijfde en laatste codegroep gaat over groen op gebouwen. Hier zijn aparte codes toegekend aan groene muren (gevels) en groene daken.

3.4.2.2 Gebruikte documenten

In het komende deel zullen de bestudeerde documenten toegelicht worden, hier zullen de documenten beschreven worden en zal uitgelegd worden waar specifiek naar gekeken is in de documenten. In totaal zijn er 14 documenten gebruikt voor de analyse. Vijf van deze

documenten gaan over Amsterdam als geheel, twee documenten gaan over het Amstelkwartier, drie documenten hebben betrekking tot de Frederik Hendrikbuurt, drie documenten gaan over Overhoeks en er is één bruikbaar document dat gaat over de Eerste Oosterparkstraat.

Amsterdam

Het oudste document is de nota Hoofdgroenstructuur geordend uit 2002 (Dienst Ruimtelijke ordening (DRO), 2002). Dit is een aanvulling op het structuurplan open stad uit 1996. In dit document wordt gekeken of de hoofdgroenstructuur die destijds is vastgesteld ook wordt gebruikt als middel tegen klimaatverandering. Hiernaast wordt ook gezocht naar de andere kernbegrippen. Alleen zal de code groen (en water) in de openbare ruimte niet overal gekoppeld worden, omdat dit kan zorgen voor overbodige informatie.

Het tweede document komt uit 2011, dit is de Structuurvisie Amsterdam 2040,

economisch sterk en duurzaam (Gemeente Amsterdam, 2011). Dit document vormt de basis van de ontwikkeling van Amsterdam die de gemeente voor ogen heeft, zoals in de inleiding van het document beschreven wordt. Het is een zeer uitgebreid beleidsdocument dat veel informatie bevat. Het is hierom belangrijk om de juiste informatie eruit te halen. Een van de hoofdstukken gaat over groen en water in de stad. Specifiek is hier veel aandacht naar uit gegaan.

Het derde document is de agenda duurzaamheid “Duurzaam Amsterdam, agenda voor duurzame energie, schone lucht, een circulaire economie en een klimaatbestendige stad.” uit 2015 (Gemeente Amsterdam et al., 2015). In de titel van dit document wordt dus al gesproken over de klimaatbestendige stad. Voor het onderzoek is het van belang om te kijken op welke manier de gemeente de stad tracht klimaatbestendig te maken.

(19)

19 Ook uit 2015 komt de Agenda groen. Dit document gaat over het bestaande en nieuw groen in de stad. Het is “een uitwerking van de afspraak in het coalitieakkoord om met groen de stad aantrekkelijker te maken om in te wonen, te werken en te verblijven” aldus wethouder Choho in het voorwoord (Gemeente Amsterdam & ruimte en duurzaamheid, 2015. P.3). Het is

overbodig om in dit document alles wat met groen in de openbare ruimte te maken heeft te coderen. Dit zorgt voor een hoop overbodige informatie. Het is van belang om gericht te kijken of het groen wordt ingezet tegen de gevolgen van klimaatverandering. En om te kijken of er specifiek aandacht is voor groen op gebouwen in deze kwestie.

Het laatste document dat betrekking heeft op de hele stad is de Visie openbare ruimte, De huiskamer van alle Amsterdammers, gepubliceerd op 8 juni 2017 (Ruimte en duurzaamheid, 2017). In deze visie wordt door de gemeente omschreven wat de ambities zijn voor de openbare ruimte in 2025. Hierin zal gekeken worden hoe groen in de toekomst wordt toegepast in de openbare ruimte en of dit groen gebruikt wordt als klimaatadaptatie. Dit document is te recentelijk gepubliceerd om nu al de effecten van te zien.

Amstelkwartier

Voor het Amstelkwartier zijn twee documenten bekeken. Het eerste is de Visie Overamstel uit 2005, dat gaat over het overkoepelende gebied Overamstel (projectbureau Zuidoostlob, 2005). Dit document beschrijft de grootstedelijke plannen voor het gebied en de uitgangspunten van de visie. Hierin wordt onderzocht in hoeverre men al spreekt over de plaatsing en het gebruik van groen in het gebied.

Het tweede document is het Stedenbouwkundig plan Amstelkwartier (Overamstel fase 1) uit 2007 (DRO, 2007). In dit document zijn de plannen over de inrichting van het onderzochte woon- werkgebied vastgesteld. Hierin staat het plan over het stedenbouwkundig concept, de bouwblokken en de openbare ruimte beschreven. Het is voor het onderzoek van belang om te kijken op welke wijze groen hierin wordt toegepast.

Frederik Hendrikbuurt

Voor de Frederik Hendrikbuurt zijn drie documenten gebruikt. Het eerste document is het Plan openbare ruimte, Frederik Hendrikbuurt (Gemeente Amsterdam, Stadsdeel West, 2015). Dit document gaat, zoals de titel al beschrijft, over de herontwikkeling van de openbare ruimte in de buurt. Onderwerpen als de aanleiding voor het onderhoud, de structuurvisie, de

ontwerpprincipes en kaarten en schetsen komen terug in dit document. Hieruit kunnen duidelijk de kernbegrippen gehaald worden en kan gekeken worden of groen terugkomt in de plannen voor de wijk.

De overige twee documenten zijn korte documenten over de definitieve ontwerpen voor de maaiveldinrichting. Beide zijn gepubliceerd op 9 december 2015 (NN, 2015). Hierin staat nog kort beschreven hoe het ontwerp van de openbare ruimte van de verschillende fasen eruit moet komen te zien. Hieruit kan gehaald worden hoe de beschreven onderwerpen uit het plan

openbare ruimte terugkomen in het definitieve ontwerp. Overhoeks

Ook voor het Overhoeks gebied zijn er drie documenten gebruikt. Het eerste komt uit 2004. Dit is het Stedenbouwkundig plan Shellterrein (Gemeente Amsterdam & Projectbureau

Noordwaarts, 2004). De grenzen van dit gebied zijn het IJ, in het zuidoosten het

Buiksloterkanaal tot de Grasweg, in het noorden de Grasweg tot aan het IJ. Het onderzochte deel van de campus tussen de Bundlaan, Overhoeksparklaan en Ceramiquelaan valt hier ook binnen. Hierin worden onder andere de plannen voor het stedenbouwkundig concept en de openbare

(20)

20 ruimte beschreven. Hiernaast wordt de campus als deelplan beschreven en is er een hoofdstuk toegewijd aan ecologie en natuur. In dit hoofdstuk wordt gekeken welk doel deze natuur wordt toegekend in het project.

Het tweede document is het bestemmingsplan van het gebied (Gemeente Amsterdam, 2006). Hierin wordt gekeken hoe de kernbegrippen terugkomen in deze plannen. Specifiek is er gezocht naar groen en hoe dit terugkomt in het plan. Dit is echter nog een vrij lastige opgave, omdat het een document is van 173 pagina’s, dat over zeer verscheidene onderdelen van het plan gaat.

Het derde en laatste onderzochte document dat gaat over Overhoeks is het Definitief ontwerp campus uit 2006, waarin wordt omschreven hoe de campus er uiteindelijk uit moet komen te zien (DRO & Projectbureau Noordwaarts, 2006). Hier kan uit opgemaakt worden of groen terugkomt in de plannen en om welke redenen het wel of niet geplaatst wordt.

Eerste Oosterparkstraat

Voor de Eerste Oosterparkstraat is slechts één bruikbaar document gevonden. De Nota van uitgangspunten, Herinrichting Eerste Oosterparkstraat van november 2016 (NN, 2016). In dit document staat de aanleiding van de herinrichting en er staat in beschreven wat er ontbreekt aan de straat. Verder worden de uitgangspunten van het ontwerp uitgelegd en er wordt verteld hoe de straat er uiteindelijk uit moet komen te zien. Hierin kan gekeken worden welke van de kernbegrippen terugkomen en kan gekeken worden hoe groen terugkomt in de plannen voor de straat.

3.4.3 Interviews

Naast de observaties en de documentanalyse zijn diepte-interviews gehouden met een aantal personen die werkzaam zijn bij de gemeente. In totaal zijn er 13 personen direct benaderd via e-mail. Via deze personen is mijn mail ook nog terecht gekomen bij andere collega’s van hen. Het doel was om van de gemeente één contactpersoon, en ook van ieder deelgebied minstens één respondent te werven, omdat zij aanvullende informatie kunnen verschaffen voor elk

deelgebied. De respons was helaas niet heel erg hoog. Uiteindelijk zijn er drie directe interviews afgenomen en heeft een persoon een aantal vragen via de mail beantwoord. De voornaamste reden dat personen niet wilden meewerken is omdat zij zichzelf niet de juiste persoon vonden om dit te doen, vanwege een gebrek aan kennis over het onderwerp.

De afgenomen interviews zijn aanvullend voor de documentanalyse, maar kunnen ook extra informatie opleveren. Niet alle ideeën staan namelijk al zwart op wit, dit is een manier om deze extra informatie te verzamelen. De interviews zijn afgenomen bij personen die direct betrokken zijn bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden in Amsterdam. Aan de hand van een opgestelde themalijst is het mogelijk alle relevante thema’s aan te snijden. Deze lijst zal later behandeld worden. Hierna zal kort toegelicht worden hoe de interviews zijn geanalyseerd, maar eerst zal toegelicht worden wie er hebben meegewerkt aan het onderzoek.

3.4.3.1 Contactpersonen

De contactpersoon vanuit de gemeente is Geertje Wijten. Zij is werkzaam bij de afdeling ruimte en duurzaamheid van de gemeente Amsterdam. In haar functie is zij nauw betrokken bij beleid en uitvoering van groen en klimaatbestendigheid in de stad. Ze is coördinator van de uitvoering van de Agenda Groen en hiernaast lid van het kernteam van Amsterdam Rainproof.

Mijn tweede contactpersoon is Marieke Takken, technisch projectleider voor de indeling van het maaiveld in het Amstelkwartier. Hier is zij verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de maaiveldinrichting.

(21)

21 De derde contactpersoon voor het onderzoek is Remko van Diepen, hydroloog aan het ingenieursbedrijf van de gemeente. Hij is betrokken geweest bij het Overhoeksgebied en het Amstelkwartier, en sinds kort is hij adviseur voor de Eerste Oosterparkstraat.

De laatste respondent is John Verheusen, als landschapsarchitect verantwoordelijk voor de inrichting van de openbare ruimte in de Frederik Hendrikbuurt.

Deze contactpersonen hebben kennis over alle relevante aspecten en deelgebieden van het onderzoek. Mevrouw Wijten is thuis in beleid en uitvoering van plannen op gemeentelijk niveau, met gespecialiseerde kennis over groen en klimaatbestendigheid. Daar tegenover kunnen mevrouw Takken, meneer van Diepen en meneer Verheusen verder vertellen over de inrichting van de openbare ruimte, klimaatbestendigheid en groen op het niveau van de verschillende projecten.

3.4.3.2 Themalijst

Er zijn in totaal drie interviews face-to-face afgenomen. Dit is gedaan aan de hand van een themalijst. Deze is niet elk interview punt voor punt afgenomen, maar het was wel van belang om alle thema’s te behandelen. De lijst zal hier kort toegelicht worden, het complete document is toegevoegd in de bijlagen.

Als eerste wordt het thema klimaatverandering en de gevolgen hiervan voor de stad besproken. Hier gaat het over de focuspunten voor de stad en zaken zoals kosten en menselijk leed. Hierna kwam adaptatie aan de orde. Op welke wijze doet de gemeente aan

klimaatadaptatie in beleid en in de openbare ruimte en is de visie op adaptatie veranderd door de jaren heen?

Vervolgens ging het specifiek over groen in de stad en de onderzoeksgebieden. Wat de effecten ervan zijn, maar ook wat barrières voor groen kunnen zijn. Denk aan regelgeving, kosten, de bestaande vorm van de openbare ruimte en klachten van bewoners.

Ook werd gevraagd hoe de gemeente samenwerkt met andere partijen, zoals andere overheidsinstanties, aannemers, andere bedrijven en commerciële instellingen en bewoners. En tenslotte was het voor de onderzoeksgebieden belangrijk om te weten met welke gedachte de groenstructuur is ontworpen.

De vragen die John Verheusen zijn gesteld via de mail zijn anders dan deze themalijst. Deze zijn opgesteld nadat de andere interviews waren afgenomen. Dit zijn meer directe vragen die bedoeld zijn om wellicht nog ontbrekende informatie te winnen.

3.4.3.3 Analyse

In eerste instantie was het de bedoeling om de interviews, net als de documenten, te analyseren met behulp van atlas.ti. Het had echter meer nut om dit in Microsoft Word te doen, vanwege het kleine aantal interviews. In Word konden namelijk alle relevante delen van de interviews gemakkelijk bij elkaar geplakt en vergeleken worden. Zo is de analyse versimpeld en overzichtelijker geworden.

Er zijn voor de analyses zijn een aantal analysepunten opgesteld, waaronder de relevante antwoorden van de respondenten zijn bijgevoegd. Zo ontstaat er een duidelijk overzicht van wat er over de bepaalde onderwerpen is gezegd. De gebruikte analysepunten zijn opgesteld aan de hand van de themalijst en met de kernbegrippen van de documentanalyse in gedachte. Deze zijn als volgt:

(22)

22 - Wat zijn volgens geïnterviewden gevolgen van klimaatverandering voor de stad?

- Wat zijn volgens geïnterviewden focuspunten voor de stad? o Geografisch

o Qua gevolgen van klimaatverandering

- Wordt er volgens de geïnterviewden iets tegen deze gevolgen gedaan? o Wat wordt er gedaan?

- Is de visie op de gevolgen van klimaatverandering veranderd de laatste jaren? o Hebben er veranderingen plaatsgevonden in beleid?

o Hebben er veranderingen plaatsgevonden in de inrichting van de openbare ruimte?

- Wat is het effect van groen in de stad volgens geïnterviewden? - Zijn er barrières voor groen in de stad?

- Werkt de gemeente samen met andere partijen?

- Is er vanuit de gemeente regelgeving voor groen in de stad?

(23)

23

3.5 Onderzoekslocaties

Voor het onderzoek zijn vier locaties genomen in Amsterdam die in ontwikkeling zijn of nog ontwikkeld moeten worden. Twee van deze locaties zijn compleet nieuwe gebieden en twee van deze locaties zijn oudere stadswijken, waarvan de openbare ruimte opnieuw wordt ingericht. De twee nieuw ontwikkelde gebieden liggen in het Overhoeks gebied in Amsterdam Noord en in het Amstelkwartier in Amsterdam Zuid.

3.5.1 Nieuw ontwikkelde gebieden

Het bekeken deel in Overhoeks is het eerste afgeronde deel van de campus (Afbeelding 1.). Binnen het Amstelkwartier is gekeken naar het grotendeels afgeronde deel van de eerste fase. (Afbeelding 2.). Uiteindelijk bleken slechts het park aan de zijde van de Amstel (langs de Korte Ouderkerkerdijk), de Amstelvlietstraat en de Markonstraat in een genoeg gevorderd stadium om te onderzoeken.

Afbeelding 1: Onderzoeksgebied overhoeks Afbeelding 2: Onderzoeksgebied Amstelkwartier Bron: Google maps Bron: Google maps

Deze twee gebieden zijn gekozen omdat ze vergelijkbaar zijn met elkaar. Het zijn beide oude industriegebieden die nu herontwikkeld worden tot woon- werkgebieden. Ook zijn de eerste fasen van allebei de terreinen in een ver genoeg stadium dat deze te onderzoeken zijn. De gebouwen staan er en ook de openbare ruimte is ontwikkeld zoals in de plannen staat. 3.5.2 Oude gebieden

Verder wordt er gekeken naar twee gebieden in oudere stadswijken die na het jaar 2000 niet meer grootschalig op de schop zijn genomen. Dit om te kijken hoe groene infrastructuur hier terugkomt in de openbare ruimte en op gebouwen. Dit zijn de Eerste Oosterparkstraat en de Frederik Hendrikbuurt. In deze gebieden gaan gebouwen en de openbare ruimte vernieuwd worden. De openbare ruimte wordt hierbij ook opnieuw ingedeeld. Dit geeft aan dat deze gebieden niet meer van deze tijd zijn en daarom lijken ze geschikt om te onderzoeken als oudere gebieden.

De Eerste Oosterparkstraat is een ander gebied dan de andere drie. Het is namelijk een enkele weg, die gescheiden wordt door de Wibautstraat. Het oostelijke deel ligt in de 19e

-eeuwse Oosterparkbuurt en het westelijke deel ligt in de Weesperzijde (Afbeelding 3.). De straat staat op de planning om in 2018 op de schop te gaan

(24)

24 Afbeelding 3: De Eerste Oosterparkstraat Afbeelding 4: De Frederik Hendrikbuurt

Bron: Google maps Bron: Google maps

Het laatste onderzoeksgebied is de Frederik Hendrikbuurt. Deze 19e-eeuwse wijk ligt in Amsterdam West. Aan de oostzijde grenst de buurt aan de Jordaan. Ook deze wijk is bijzonder voor het onderzoek, omdat een gedeelte van de openbare ruimte al op de schop is genomen. Op de onderstaande afbeelding (Afbeelding 5.), die afkomstig is van de gemeentewebsite, staan de verschillende fases aangegeven met kleuren. Voor de observaties ben ik door fase 2 (geel), 3 (rood), 5 (beige), 7 (blauw) en 6 (bruin) gelopen. De openbare ruimte in de tweede fase was toen al bijna geheel vernieuwd, alleen het meest noordelijke deel nog niet. Binnen dit onderzoeksgebied kunnen hierdoor “oude” en “nieuwe” openbare ruimten met elkaar vergeleken worden.

Afbeelding 5: Fasering vernieuwing van de Frederik Hendrikbuurt Bron: https://www.amsterdam.nl/projecten/frederik/

(25)

25

4 Observaties

In dit deel van de scriptie zal getracht worden de deelvraag “Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen?” te beantwoorden. De uitgevoerde observaties zullen in dit hoofdstuk voor de verschillende deelgebieden uiteengezet worden met gemaakte foto’s als ondersteuning. Meteen wordt aan de hand van de bestudeerde literatuur gekeken of dit groen effectief zal zijn als klimaatadaptatie.

4.1 Oudere stadswijken

Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen in oudere stadswijken, die niet meer grootschalig zijn vernieuwd na het jaar 2000?

Wat betreft gras is er in de oude stadswijken niet veel te zien. In beide gebieden ligt het enige gras wat er te vinden is aan de voet van de bomen die er staan. In deze boomspiegels groeit zo nu en dan wat gras. Er moet wel bij gezegd worden dat aan het eind van de Eerste

Oosterparkstraat en het eind van de Frederik Hendrikstraat het Oosterpark en het Frederik Hendrikplantsoen liggen, waar grote grasvelden aanwezig zijn.

In de gebieden zijn wel veel bomen aanwezig, in de Eerste Oosterparkstraat staan in totaal vierendertig bomen. Dit is een aantal dat kan zorgen voor wat verkoeling in de straat. Het bladerdek van deze bomen in het westelijk deel is echter niet zeer groot wanneer het

vergeleken wordt met het oppervlak van de straat (afbeelding 6). In het Oostelijk deel van de straat zijn de bomen voller. Volgens Zardo et al. (2017) en Oke (1988) is het formaat van de bomen en het bladerdek van groot belang bij de regulering van de temperatuur, het is nog maar de vraag in hoeverre deze bomenrij een verkoelend effect zal hebben op een zeer warme dag.

Afbeelding 6: Eerste Oosterparkstraat Bron: Auteur

In de Frederik Hendrikbuurt staat ook, net als in de Eerste Oosterparkstraat, een rij bomen in elke straat. Deze bomen zijn echter groter en hebben een uitgestrekter bladerdek dan de bomen in de Eerste Oosterparkstraat. Zeker in relatie met de breedte van de straten zijn deze bomen relatief groter en zorgen ze voor meer schaduw. Dit is ook te zien op de bijgevoegde afbeelding

(26)

26 (afbeelding 7). Deze foto is van Google Maps gehaald, omdat hier tijdens de observaties geen duidelijke foto van is genomen. Aan de grotere Frederik Hendrikstraat staan aan twee kanten van de weg ook rijen bomen. Relatief zijn deze voor de straat wat kleiner en zullen deze hier ook een minder verkoelend effect hebben.

Afbeelding 7: Van Houweningenstraat Bron: Google Maps

Wat betreft perken en geveltuinen is er in de Eerste Oosterparkstraat ook niet veel groen aanwezig. In de straat kon ik twee geveltuintjes vinden en daar bleef het bij. Verder zijn alleen aan de voet van bomen de boomspiegels gevuld met aarde en gras. Bij de sommige bomen is slechts een klein vlak om de voet gevuld met aarde en soms gras, terwijl bij andere bomen de betegeling om de voet is weggehaald en er zo één a twee vierkante meter aarde bloot ligt.

In de Frederik Hendrik buurt zijn in vergelijking met de Eerste Oosterparkstraat meer perken en geveltuinen aanwezig. Alle bomen hebben om de voet een spiegel met aarde of begroeiing, al is dit per straat zeer verschillend. Zo hebben de bomen in de van

Houweningenstraat een vlak van een paar vierkante meter om de voet. Deze vlakken zijn op diverse manieren gevuld met verschillende bodemtypen en beplanting. In de van

Reigersbergenstraat hebben de bomen daarentegen amper ruimte om de voet, daar ligt de verharding bijna tegen de stam aan. In de andere straten is deze ruimte om de bomen verschillend van zeer klein tot een vierkante meter of twee.

Verder zijn er in de Frederik Hendrikbuurt een groot aantal geveltuintjes (afbeelding 8 & 9). Om de paar meter, een aantal gebouwen uitgezonderd, is er een geveltuin aangelegd. De beplanting is hierin zeer divers. Ze zijn vaak ook geplaatst op de plek waar water van het gebouw wordt afgevoerd, waardoor ze effectief kunnen zijn tegen wateroverlast tijdens een regenbui (Zellner et al., 2016). Tenslotte ligt er op de rotonde op het Hugo de Grootplein een stuk groen dat gesplitst wordt door de trambaan die er doorheen loopt. Tijdens een regenbui zou dit, gezien het oppervlak, best wat regenwater kunnen opvangen.

(27)

27 Verder is er in de buurten geen oppervlaktewater te vinden. Echter eindigt de Eerste Oosterparkstraat aan de westzijde aan de Amstel, en is de Frederik Hendrikbuurt omringd door grachten en kanalen, waardoor de buurt een soort eiland is. Hier kan overtollig hemelwater heen stromen na een bui.

Afbeelding 8: Geveltuintjes en plantenbakken Afbeelding 9: Geveltuin

Bron: Auteur Bron: Auteur

Wat betreft groen op gebouwen is er in de Eerste Oosterparkstraat niet veel te vinden. Er is een muur, die van het OLVG, waar een grote klimop op groeit. Alleen deze muur zal niet een groot effect hebben op de regulering van de temperatuur of het opvangen van regenwater.

In de Frederik Hendrikbuurt is meer groen op gebouwen terug te vinden. In elke straat is er begroeiing op de gebouwen te vinden. Meestal is dit klimop dat groeit vanuit geveltuintjes, maar soms hangt er ook groen aan een gebouw vanaf een balkon (afbeelding 10). Verder was er niet te zien of er ook daktuinen of ander groen op daken aanwezig is in de buurt.

Afbeelding 10: Groene gevels Bron: Auteur

(28)

28 Dit alles tezamen bekeken is er in de Eerste Oosterparkstraat niet veel groen aanwezig. De minimale 10% groen oppervlak die Zellner et al. (2016) nodig achtten om de druk op de onderliggende grijze infrastructuur te verlichten, om zo toekomstige wateroverlast te voorkomen, wordt hier niet gehaald. Het zal moeten blijken of de gunstige ligging tussen het Oosterpark en de Amstel in de toekomst, tijdens extremer weer, voldoende zal zijn om

wateroverlast tegen te gaan. Hiernaast is het de vraag of de bomen in de straat de temperatuur genoeg kunnen drukken tijdens warme zomerdagen. De gemeente lijkt, aan de hand van deze observaties, in dit deel van de stad groen nog niet gericht en/of effectief in te zetten als

klimaatadaptatiestrategie. Uit de beleidsanalyse zal moeten blijken of dit in de toekomst gedaan zal worden.

In het onderzochte deel van de Frederik Hendrikbuurt is meer groen aanwezig dan in de Eerste Oosterparkstraat. Of de benodigde 10% behaald wordt is de vraag. Wel is duidelijk dat er, bewust of onbewust, meer en effectiever geplaatst groen in de wijk aanwezig is. Ook al is dit een deelgebied dat niet meer grootschalig is opgeknapt na 2000. Hier moet wel bij vermeld worden dat kleine aanpassingen, zoals geveltuinen, die invloed kunnen hebben bij het opvangen en bergen van regenwater, ook zonder een dergelijke herinrichting gemaakt kunnen worden.

Regenwater van gebouwen kan opgevangen worden door deze geveltuinen, waarna het langzaam kan worden opgenomen in het grondwater. En ook verder in de wijk zijn er meer plaatsen, zoals het Hugo de Grootplein, waar water geborgen kan worden in groen. In sommige straten kan ook veel water opgevangen worden door de bomen en boomspiegels, die in

verhouding tot de grootte van de straten relatief veel oppervlak beslaan.

Qua temperatuur lijken de bomen in de straten, behalve de Frederik Hendrikstraat, in staat te zijn de temperatuur iets te kunnen drukken op warme dagen. Zij hebben een dergelijk groot bladerdek dat ze een groot deel van de straat en gebouwen kunnen bedekken met schaduw en voor veel transpiratie kunnen zorgen (Oke, 1988). Hiernaast is er redelijk wat groen op de gevels aanwezig die de temperatuur misschien iets zou kunnen drukken.

Gezien de leeftijd van de wijk zullen deze bomen waarschijnlijk geplaatst zijn in een tijd waar men nog geen rekening hield met klimaatadaptatie, evenals de begroeiing op de gevels. Het onderhoud hiervan kan wel gebeuren met het oog op klimaatadaptatie. Verder zullen de kleine aanpassingen, zoals de ruimte voor groen aan de boomvoet en geveltuinen, wel gedaan kunnen zijn vanuit een adaptatiestrategie. Dit zal moeten blijken uit de beleidsanalyse. 4.1.1 Vernieuwde deel Frederik Hendrikbuurt

Om te onderzoeken of de gemeente groene infrastructuur meer inzet voor klimaatadaptatie na het opknappen en opnieuw indelen van een wijk als de Frederik Hendrikbuurt, is ook gekeken naar het reeds aangepakte deel van het gebied. De Rombout Hogerbeetstraat is namelijk, zoals aangegeven, eerder dit jaar al vernieuwd. En ook een pleintje aan de Gillis van Ledenberchstraat is recentelijk vernieuwd. Hier was schriftelijk niks over te vinden, maar wanneer de

satellietfoto’s van Google Maps bekeken worden is te zien dat deze ruimte recentelijk nog diende als bouwplaats of verbouwd werd. Hiervan zit een screenshot met datum in de bijlagen.

Het eerste wat opvalt in de vernieuwde straat is dat er minder bomen staan. Een aantal van de grote bomen in de straat is gekapt. Wat de reden hiervan is zal moeten blijken uit de beleidsanalyse. Qua geveltuinen en begroeiing op gevels is er niet veel anders dan in de niet hernieuwde straten. Om de paar meter is er een geveltuin te vinden en ook groeit op sommige gebouwen klimop. Het grootste verschil met de niet hernieuwde straten zijn de grote stroken aarde, waar later waarschijnlijk groen in komt te staan, die toegevoegd zijn in de straat

(29)

29 (afbeelding 11). Door deze stroken zal het waterbergende vermogen van de straat zeker stijgen. Dit zal een positief effect hebben op het adaptatievermogen van de wijk.

Afbeelding 11: Groenstroken in het vernieuwde deel van de Frederik Hendrikbuurt Bron: Auteur

Het vernieuwde plein lijkt ook waterbestendig ingericht (afbeelding 12 & 13). Aan een kant van het plein staat een heg tegen het gebouw. Er staan negen bomen op het plein met een grote boomspiegel. Er staan twee voor het plein relatief grote bakken met planten erin. En tenslotte zijn er twee grasvlakken geplaatst aan de rand van het plein met aan twee kanten een heg. Wat betreft regenbestendigheid voldoet dit pleintje aan de eisen van minstens 10% groen oppervlak. Hiernaast zal de heg tegen het gebouw het water wat hier van af stroomt opvangen en lijkt water richting de putten en boomspiegels te zullen stromen. Zo wordt groene en grijze infrastructuur slim gecombineerd om ook grotere stormen aan te kunnen (Lui et al., 2014; Mentens et al., 2006; Dong et al., 2017). Of het hitte kan dempen valt nog te bezien.

Afbeelding 12 (links) & 13 (rechts): Veel groen oppervlak op nieuw plein Bron: Auteur

(30)

30

4.2 Nieuw ontwikkelde gebieden

Hoe komt groene infrastructuur terug in de openbare ruimte en op gebouwen bij de herontwikkeling van het Amstelkwartier?

Wat betreft gras zorgt vooral het nieuwe park aan de Amstel voor een groot oppervlak. Dit bestaat uit een brede strook gras met een fiets- wandelpad dat het doorkruist. Het is zo’n 20 (smalst) tot 50 (wijdst) meter breed en beslaat de gehele noordwest zijde vanaf de Spaklerweg tot aan horecagelegenheid tHUIS aan de AMSTEL. Ook net naast de grens van dit park liggen tegen de gebouwen aan een paar vlakken waar gras gemixt is met andere vegetatie. Verder ligt er middenin de Amstelvlietstraat een speeltuin waar de bodem gedeeltelijk van gras is en gedeeltelijk van ander materiaal. Hiernaast ligt nog een veldje dat is bedekt met gras en andere vegetatie. Beide zijn (gedeeltelijk) omringd door een heg (afbeelding 14 & 15). Ook in de

Markonstraat staat een heg van een aantal meter lang en één a twee meter breed. Voor de rest is er geen klein groen in de straat aanwezig.

Afbeelding 14 (links) & 15 (rechts): Speelveld met groen in het midden van de Amstelvlietstraat Bron: Auteur

Verder staan er wel een aantal bomen in het park en de straat. In het park staan zo’n zestig bomen, geclusterd in groepen van drie a vier. Zij zijn van klein formaat. Het is maar de vraag in hoeverre zij een effect zullen hebben op de temperatuur en of dit überhaupt nodig is aan het water.

In de Amstelvlietstraat zelf staan nog eens 46 bomen. Deze staan bij de parkeervakken in het midden van de straat. Deze bomen zijn van formaat ook niet zo groot, en ook het

bladerdek is beperkt. De boomspiegels waarin ze staan zijn ook klein van formaat, waardoor het lijkt of deze bomen niet veel groter dienen te worden. Ook hier is het de vraag of deze bomen een groot effect op de temperatuur en het bestrijden van wateroverlast zullen hebben.

Wat betreft perken zijn in het gebied enkel geveltuinen en boomspiegels die zorgen voor benut oppervlak, maar ook dit is beperkt. Langs een paar gerealiseerde gebouwen liggen

geveltuintjes, maar niet langs allemaal. Verder zijn de boomspiegels in het midden van de straat ook relatief klein (afbeelding 16 & 17).

Dit gebied bekeken lijkt er niet veel gedaan te zijn met groene infrastructuur als klimaatadaptatie. Het park is helemaal groen en wellicht dekt dit groen, gezamenlijk met het groen in het midden van de Amstelvlietstraat, wel 10% van het oppervlak. Een groot cluster is echter niet altijd van nut voor de rest van het gebied (Zellner et al., 2016). Verder zijn de bomen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet alleen in de woonwijk Lage Heide, maar ook in het gelijknamige natuurgebied worden in 2012 de eerste activiteiten zichtbaar.. Weliswaar is het begin 2011

As a result of the foregone, pastoral caregivers must, therefore, take cognisance of the totalitarian effect of infertility (in the lives of couple) into account and

standaardbeleid voor de openbare ruimte of gebiedsontwikkeling waarin groen belangrijk wordt gemaakt en zijn waarde kan laten zien op alle hiervoor genoemde

Hoe gaat het met het groen in jouw leefomgeving?’ Ook hier zal het antwoord bijna automatisch zijn: ‘Het gaat hartstikke groen.’ Maar objectief gesproken gaat het

Omschrijving Het college wordt verzocht met de sportstichting en sportverenigingen tot een beleidskader te komen om efficiënter en effectiever met geld en middelen om te

Waste Management, in Climate Change 2007: Mitigation, Contribution of Working Group III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on

We obtain independent constraints on the viewing geometries of these pulsars by using a geometric pulsar emission code to model the Fermi LAT and radio light curves.. Our results

Onderwysers moet oor deeglike kennis van die verskillende metodes beskik, sodat 'n geskikte kombinasie van metodes gevolg kan word om 'n bepaalde leerder te leer lees