• No results found

De milieu-impact en economische haalbaarheid van kweekvlees vergeleken met rundvlees

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De milieu-impact en economische haalbaarheid van kweekvlees vergeleken met rundvlees"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

21-01-2018

Thema III Onderzoeksverslag

De milieu-impact en economische

haalbaarheid van kweekvlees vergeleken met

rundvlees

Op zoek naar een duurzamer alternatief voor vleesproductie

Thomas Bennis

(11041366)

Francine Brinkhuis

(11035412)

Diederik van Hasselt (10802347)

Egbert Jansen

(10437541)

6494 woorden

Abstract

De vleessector is verantwoordelijk voor circa 18% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Om de impact

van de vleessector te verminderen zijn er vleesalternatieven nodig. Een veelbelovend alternatief is kweekvlees, omdat dit dezelfde eigenschappen heeft als vlees maar wellicht duurzamer geproduceerd kan worden. Kweekvlees wordt geproduceerd door het kweken van stamcellen in het lab. In dit literatuuronderzoek wordt gekeken naar de milieu-impact van de productieprocessen van zowel kweek- als rundvlees en wordt de economische haalbaarheid van kweekvlees onderzocht. Kweekvlees lijkt in ieder opzicht een lagere impact te hebben dan regulier vlees. De milieu-impact van de productie van een kilogram rundvlees (107.92 kg CO2-eq.) is ruim 13 keer zo groot als

de productie van eenzelfde hoeveelheid kweekvlees (8.14 kg CO2-eq.). Deze milieu-impact is

opgebouwd uit het land- en watergebruik, uitstoot en energiegebruik. De economische haalbaarheid van kweekvlees is op dit moment echter laag. Dit komt omdat kweekvlees op dit moment relatief duur is en de welwillendheid tot het kopen ervan laag is. De verwachting is dat er nog 5 jaar is om kweekvlees op grote schaal te implementeren en qua prijs te laten concurreren met regulier rundvlees.

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3 1.1 Hypothese 4 2. Theoretisch kader 5 2.1 Milieu-impact 5 2.2 Economische haalbaarheid 5 2.3 Rundvlees 5 2.3.1 Productieproces en veehouderijsystemen 5 2.3.2 Gekozen veehouderijsysteem 6

2.4 Uitstoot en energiegebruik productieproces rundvlees 7

2.4.1 Opbouw productieproces 7

2.4.2 Uitstoot 8

2.4.3 Energiegebruik 8

2.5 Land- en watergebruik rundvlees 9

2.5.1 Landgebruik 9 2.5.2 Watergebruik 9 2.6 Kweekvlees 10 2.6.1 Productieproces 10 3. Methoden 12 3.1 Motivatie 12 3.2 Meetmethodes 12 3.2.1 Milieu-impact: uitstoot 12

3.2.2 Milieu-impact: energie, land- en watergebruik 13

3.2.3 Prijs van CO2 13

3.2.4 Productiekosten kweekvlees en rundvlees 14

3.2.5 Marktontwikkeling 14 4. Resultaten 15 4.1 Milieu-impact rundvlees 15 4.1.1 Uitstoot 15 4.1.2 Energie 16 4.1.3 Landgebruik 16 4.1.4 Watergebruik 17 4.2 Milieu-impact kweekvlees 17 4.2.1 Uitstoot 17 4.2.2 Energie 17 4.2.3 Landgebruik 18 4.2.4 Watergebruik 18

4.3 Samenvatting milieu-impact kweek- en rundvlees 18

4.4 Economische haalbaarheid 19

4.4.1 Kosten 19

4.4.2 Consumptie van (kweek)vlees 19

(3)

1. Inleiding

"We shall escape the absurdity of growing a whole chicken in order to eat the breast or wing, by growing these parts separately under a suitable medium." - Winston Churchill, 1931.

De vleessector is voor een groot deel verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen. Onderzoek van de United Nations Food and Agriculture Organisation heeft aangetoond dat de vleessector 18% van de wereldwijde CO2-uitstoot veroorzaakt (Matthews, 2006). Deze uitstoot wordt

onder meer veroorzaakt door veevoerproductie en het vrijkomen van verteringsgassen (Milieu Centraal, z.d.). Deze uitstoot is bijna net zo hoog als het aandeel van de gehele transportsector, welke 20% van de wereldwijde CO2-uitstoot veroorzaakt (World Bank, 2014). De gevolgen van

broeikasgassen zijn ingrijpend; zeespiegelstijging, onstuimig weer en luchtvervuiling zijn slechts enkele gevolgen van een veranderend klimaat (Rijksoverheid, 2016). Naast het vrijkomen van broeikasgassen vereist het produceren van rundvlees ook energie, water en land (Milieu Centraal, z.d.).

Alternatieven voor vleesconsumptie en -productie zijn nodig om de impact op het klimaat te verminderen en dierenwelzijn te verbeteren. Er zijn reeds verschillende mogelijke alternatieven voor het eten van vlees. Hieronder vallen vleesvervangers als tofu en insecten (Sadler, 2004). In Nederland eten inwoners gemiddeld 38.4 kg vlees per persoon per jaar. Dit is gelijk aan ongeveer 100 gram vlees per dag. Sinds 2005 is deze waarde vrijwel gelijk gebleven (Terluin, et al., 2017). ‘Echt’, dierlijk vlees blijft voor de meeste mensen dus een onderdeel van het dagelijkse dieet en is blijkbaar moeilijk te vervangen.

Kweekvlees zou als een alternatief kunnen dienen. In een laboratorium kunnen stamcellen uit dierlijk spierweefsel samengevoegd en gestimuleerd worden om te groeien (Post, 2017). Dit alternatief zou een gelijkwaardig stuk vlees moeten produceren met het voordeel dat er geen dieren voor geslacht hoeven te worden. Bovendien kunnen de afgenomen stamcellen zich vaak vermenigvuldigen, waardoor er minder runderen nodig zijn in vergelijking tot de reguliere productie van rundvlees.

Het bedrijf MosaMeat is er vier jaar geleden in geslaagd om als eerste een kweekvleesburger te produceren. Het maken van kweekvlees kan in principe van elk soort dier, maar wordt nu vooral gedaan met runderen. De productie van rundvlees is in vergelijking tot varkens- en kippenvlees een stuk milieubelastender omdat het meer land en water vereist (Eshel, Shepon, Makov & Milo, 2017). Het is dus interessant om juist voor rundvlees een alternatief te vinden. Volgens Peter Verstrate, de

(4)

medeoprichter van MosaMeat, zou het met kweekvlees mogelijk zijn de gehele wereldbevolking van vlees te voorzien met maar 3000 koeien (pers. comm., 10 november 2017). Deze zullen nodig blijven voor de biopsie van stamcellen.

In dit literatuuronderzoek wordt getracht de volgende vraag te beantwoorden: “Wat is het verschil in

milieu-impact tussen het productieproces van een kilogram rundvlees en een kilogram kweekvlees, en wat is de economische haalbaarheid van kweekvlees?”

Duurzaamheid wordt in dit onderzoek getoetst aan de hand van twee factoren: milieu-impact en economische haalbaarheid. Hieruit volgen de volgende deelvragen:

1. Wat is de milieu-impact van het productieproces van een kilogram kweekvlees? 2. Wat is de milieu-impact van het productieproces van een kilogram rundvlees?

3. Wat is de economische haalbaarheid van kweekvlees?

De milieu-impact van het productieproces wordt gemeten in kg CO2-equivalent, wat opgebouwd is

uit de uitstoot van broeikasgassen, het energiegebruik en het land- en watergebruik. Economische haalbaarheid betekent dat het financieel en qua perceptie kan concurreren met huidige en toekomstige vleesvervangers en vlees zelf.

1.1 Hypothese

De verwachting is dat kweekvlees een duurzaam alternatief is voor rundvlees, omdat het productieproces van kweekvlees een minder grote milieu-impact heeft. Op dit moment is kweekvlees nog te duur in vergelijking met rundvlees. Een kilo kweekvlees kost op dit moment €60,-terwijl een kilo rundvlees €6,- kost (MosaMeat, 2017). Het is op dit moment dan niet realistisch dat consumenten kweekvlees in plaats van rundvlees kopen in de winkel. Als het productieproces opgeschaald wordt en het aanbod groeit, zal door schaalvoordelen de prijs afnemen. De verwachting is dat de prijs van kweekvlees binnen 5 jaar kan concurreren met de prijs van rundvlees. De acceptatie van kweekvlees is op dit moment laag. Als de acceptatie toeneemt kan kweekvlees een volwaardig en duurzamer alternatief worden voor regulier rundvlees.

(5)

2. Theoretisch Kader

2.1 Milieu-impact

Om te bepalen of het kweken van één kilogram kweekvlees een duurzaam alternatief is voor het verkrijgen van één kilogram rundvlees, is het nodig te verduidelijken wat ‘duurzamer’ precies inhoudt. Als uitgangspunt voor de definitie van duurzaamheid wordt uitgegaan van de definitie van de World Commission on Environment and Development:

“Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties, om in hun eigen behoeftes te voorzien, in gevaar te brengen” (World Commission in Environment and Development, 1987).

Dit houdt in dat de huidige generatie de aarde zo moet benutten dat de aarde op lange termijn ook leefbaar blijft. Dit is een brede definitie die op veel manieren kan worden geïnterpreteerd. In dit onderzoek zal duurzaamheid geoperationaliseerd worden aan de hand van milieu-impact en aan de economische haalbaarheid van kweekvlees. Milieu-impact zal worden gemeten in uitstoot, energiegebruik en water- en landgebruik. Deze resultaten kunnen vervolgens omgerekend worden naar kg CO2-equivalent, zodat de milieu-impact van rundvlees en kweekvlees volledig met elkaar

vergeleken kan worden. Hoe dit gedaan wordt, is in de methode nader toegelicht.

2.2 Economische haalbaarheid

De economische haalbaarheid van kweekvlees zal worden bepaald aan de hand van de voorspelde prijsontwikkeling van een kilogram kweekvlees. De economische haalbaarheid wordt ook bepaald aan de hand van de acceptatie van kweekvlees. Dit betekent dat er wordt onderzocht of mensen bereid zijn om kweekvlees te kopen in plaats van regulier rundvlees. De haalbaarheid omvat dus zowel de financiële haalbaarheid (kan kweekvlees qua prijs concurreren met regulier rundvlees) evenals de acceptatie (zijn mensen bereid kweekvlees te kopen of niet).

2.3 Rundvlees

2.3.1 Productieproces en veehouderijsystemen

Rund en mens leven al vanaf de domesticatie van het rund zij aan zij. Waar de primaire functie van het rund eerst een last- en trekdier was, verschoof dit langzaam naar een belangrijke bron voor de levensmiddelen van de mens. Het accent lag eerst vooral op de melkproductie, waarbij de vleessector slechts een neventak was. Naderhand werd de vleessector groter en uiteindelijk groeide dit uit tot een aparte sector (Bos, 2015).

(6)

Het productieproces van kweekvlees zal in dit onderzoek uitsluitend vergeleken worden met het productieproces van rundvlees. De reden hiervoor is dat de productie van rundvlees een veel grotere milieu-impact heeft dan kippen- en varkensvlees. Dit wordt veroorzaakt door meerdere factoren. In vergelijking tot de categorieën kippen- en varkensvlees zorgt de productie van rundvlees namelijk voor 28 keer zo veel landgebruik, 11 keer zo veel irrigatiewater, 5 keer zo veel uitstoot van broeikasgassen en 6 keer zo veel kunstmest (Eshel, Shepon, Makov & Milo, 2017).

Er zijn verschillende soorten veehouderijsystemen die gebruikt kunnen worden bij het productieproces van rundvlees. Om de milieu-impact van het productieproces te bepalen, is het van belang een specifiek systeem te kiezen. De volgende punten zijn de belangrijkste factoren waarin onderscheid gemaakt kan worden (Bos, 2015; Ponsioen, 2010):

· Gebruiksdoel runderen (vleesproductie en/of zuivel) · Herkomst kalveren

· Soort voeding · Huisvesting

2.3.2 Gekozen veehouderijsysteem

Het productieproces waar in dit onderzoek naar wordt gekeken is een vleesvee-systeem, wat inhoudt dat de runderen enkel gebruikt worden voor vleesproductie. Dit in tegenstelling tot een melkveehouderij-systeem, waarbij zogenoemde ‘dubbeldoelkoeien’ gebruikt worden: deze runderen worden zowel voor zuivelproductie als voor vleesproductie gebruikt (Bos, 2015). In een typisch vleesvee-systeem worden de kalveren in het gekozen systeem ingekocht vanuit een houderij van zoogkoeien (Ponsioen et al., 2010). De kalveren worden de eerste 6 maanden gehouden op weidegang samen met de moederkoe, die de kalveren zoogt. Deze periode wordt ook wel de

zoogkoefase genoemd (Bos, 2015). Na de zoogkoefase worden de kalveren gescheiden van de

moeder koeien en naar de vleesveehouderij getransporteerd. Van 6-18 maanden worden de dieren in stallen gehouden en krijgen ze krachtvoer bijgevoerd (Ponsioen et al., 2010). Door de verminderde mogelijkheid tot beweging en het bijvoeren van krachtvoer wordt de groei van de runderen bevordert. Deze periode heet ook wel de afmestfase (Bos, 2015). Wanneer de dieren ±18 maanden zijn, worden ze geslacht. Aan de hand van dit veehouderijsysteem zal de milieu-impact van rundvlees berekend worden. Dit specifieke systeem is gekozen omdat deze op het gebied van vleesproductie

(7)

schematisch weergegeven.

Figuur 1. vleesvee-systeem, bestaande uit opeenvolgend de zoogkoefase, afmestfase en slacht

2.4 Uitstoot en energiegebruik productieproces rundvlees 2.4.1 Opbouw productieproces

Het gehele productieproces bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen (Blonk, 2008). In figuur 2 zijn deze fases weergegeven, inclusief een korte beschrijving. Iedere fase draagt in zekere mate bij aan de totale uitstoot en het energiegebruik van het productieproces.

(8)
(9)

2.4.2 Uitstoot

Bij het berekenen van de uitstoot van de productie van rundvlees worden de volgende onderdelen per categorie meegenomen (Ponsioen et al., 2010; Blonk, 2008):

Veehouderij

○ Emissies door pensfermentatie (CH4): het voedsel ondergaat een voorvertering in

een van de eerste magen van een rund, waardoor het gefermenteerd wordt. Hierbij komt methaangas vrij (Johnson & Johnson, 1995)

○ Emissies door mestopslag (N2O en CH4)

○ Emissies door beweiding vee (N2O en CH4)

Landbouw

○ Emissies door productie van kunstmest (CO2)

○ Emissies door het aanwenden van kunstmest (N2O): door het gebruik van

(kunst)mest bij de productie van voedergewassen ontstaat lachgas (Blonk, 2008)

○ Emissies door stikstoffixatie en gewasresten (N2O): door (kunst)mest wordt

stikstofgas gefixeerd in de bodem, wat later vrijkomt als lachgas (Shah, 2014) Algemeen

○ Emissies door productie en gebruik van fossiele brandstoffen (CO2): voor o.a. de teelt

en verwerking van veevoer producten, transport, slacht etc.

○ Emissies door productie elektriciteit (CO2)

2.4.3 Energiegebruik

De volgende factoren per categorie zijn meegenomen bij de berekening van het energiegebruik tijdens de productie van rundvlees (Blonk, 2008):

Veehouderij

○ Energiegebruik door productie kunstmest

○ Energiegebruik door aanwenden kunstmest

Algemeen

Energiegebruik door productie en gebruik fossiele brandstoffen (voor o.a. de teelt en

(10)

2.5 Land- en watergebruik rundvlees 2.5.1 Landgebruik

Bij het berekenen van het landgebruik dat nodig is voor een kilogram rundvlees, wordt er onderscheid gemaakt tussen twee typen landgebruik: veevoedsel-productieland en grasland. Veevoedsel-productieland is land dat wordt gebruikt voor akkerbouw om voedsel voor de runderen te verbouwen. Grasland zijn de weides die worden gebruikt om de runderen in te laten grazen (Nguyen, T.L.T., Hermansen, J.E. & Mogensen, L., 2010).

Voor het berekenen van het benodigde landgebruik zijn er twee factoren waar rekening mee moet worden gehouden. Ten eerste is er de land opportunity cost. Deze factor neemt mee wat de grond mogelijk aan CO2 had kunnen opvangen wanneer er bebost land was in plaats van

veevoedselproductie- of grasland. Bomen zouden namelijk CO2 omzetten in zuurstof, dus door land

te gebruiken als akker of weide wordt er minder CO2 uit de atmosfeer opgevangen. Daarnaast is er de

potential land use change. Deze factor komt voort uit de groeiende vraag naar (voedsel)producten,

zoals vlees, waar grote stukken land voor nodig zijn. Hiervoor is veel akkerbouw nodig om voedsel voor de runderen te produceren (Nguyen et al., 2010). Deze groeiende vraag geeft wereldwijd druk op het landgebruik en zorgt potentieel voor de verandering van landgebruik (bijv. het omzetten van bossen naar akkers).

2.5.2 Watergebruik

Watergebruik wordt gemeten aan de hand van de watervoetafdruk. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten: de groene, blauwe en grijze watervoetafdruk. Groen is de watervoetafdruk voortgekomen uit regenwater. Blauw is de watervoetafdruk voortgekomen uit grond- en oppervlaktewater (irrigatie). De grijze watervoetafdruk is de hoeveelheid water die nodig is om vervuild water te verdunnen totdat de waterkwaliteit zich weer boven de afgesproken kwaliteitsnorm bevindt (SAB Miller & WWF, 2009). De watervoetafdruk van het productieproces van rundvlees bestaat uit drie componenten: water voor veevoedsel-productie, drinkwater voor de runderen en service-water. Service-water is al het overige water dat wordt gebruikt voor het onderhouden van de runderen, zoals bijvoorbeeld het wassen van de stallen (Mekonnen & Hoekstra, 2010).

(11)

2.6 Kweekvlees 2.6.1 Productieproces

De productie van kweekvlees begint bij een ongevaarlijke en pijnloze biopsie van een koe. Hierbij wordt onder lokale verdoving een klein stuk spier uit de koe gehaald. Uit weefselcellen van dit stuk spier kunnen verschillende soorten cellen geïsoleerd worden (Kadim et al., 2015). De gebruikte soort is de myosatellietcel, volwassen stamcellen die zich kunnen differentiëren als ze worden geactiveerd (Kadi et al. 2004). Voor het isoleren van de myosatellietcellen wordt meestal gebruik gemaakt van eiwitafbrekende (proteolytische) enzymen om de stamcellen van andere weefselstructuren te scheiden (Danoviz & Yablonka-Reuveni 2012). Een voordeel van deze cellen is dat ze ook kunnen differentiëren tot adipogene (vet), osteogene (bot) en chondrogene (kraakbeen) cellen, wat belangrijk is bij het natuurlijk namaken van vlees (Datar & Betti, 2010; Langelaan et al., 2010).

Als de cellen beginnen met delen vormen ze myoblasten die als spierweefsel aan elkaar gaan vastzitten. De myoblasten moeten aan een bepaald ankerpunt vastzitten om zich vast te trekken en te strekken (Vandenburgh et al., 1999). Door deze inspanning vormen de myoblasten tot myotube-vezels in een ring om het ankerpunt.

Figuur 3. Schematisch overzicht van het productieproces van kweekvlees.

De replicatie van de geïsoleerde cellen is het meest materiaal-intensieve deel van de productie. Hierbij moeten de cellen groeien in voedingsrijke vloeistof, het medium. Het maken van een geschikt medium is een van de moeilijkste stappen van het productieproces van kweekvlees (Datar & Betti, 2010). Het medium moet betaalbaar zijn, zo min mogelijk dierlijke producten bevatten en beschikken over alle nutriënten die nodig zijn om de cel te laten groeien. Fetal bovine serum (FBS) wordt op dit

(12)

moment het meest gebruikt als medium. Dit serum wordt gewonnen uit ongeboren kalfjes van geslachte koeien. Het bloed wordt uit de foetus gehaald door een punctie in het hart zonder enige vorm van verdoving. Hier wordt vervolgens het serum van gemaakt (Jochems et al., 2002). Het gebruik van dit serum is niet diervriendelijk, aangezien de foetus op het moment van de bloed extractie mogelijk pijn ervaart (Jochems et al., 2002). Daarnaast gaat deze methode in tegen het idee dat er geen dieren geslacht hoeven te worden voor het produceren van vlees. Er zijn alternatieven voor FBS, maar die zijn op dit moment te duur en vergen nog verder onderzoek (Benjaminson et al., 2002). Een van de meest veelbelovende alternatieven is eiwitproductie uit cyanobacteriën (Tuomisto & Teixeira de Mattos, 2011). Deze bacteriën gebruiken licht en CO2 om te groeien.

Het delen van de myoblasten kan niet oneindig herhaald worden. Bij mensen is een maximum van 45 verdubbelingen gemeten (Hughes et al., 2015). Dit kan waarschijnlijk vermeerderd worden na meer onderzoek naar celveroudering (Magalhaes, 2014). Met 45 delingen zouden theoretisch gezien al honderden kilo’s aan rundvlees geproduceerd kunnen worden vanuit een enkele stamcel (Post, 2017). Dit zou betekenen dat er af en toe nog nieuwe biopsies gedaan moeten worden. Per biopsie kunnen er 500.000 cellen worden verzameld (Rajer & Kmet, 2005). Per cel kan 500 kg aan rundvlees geproduceerd worden. Met 1250 biopsies per jaar kan de complete wereld vleesproductie van 315 miljoen ton dus vervangen worden (FAO, 2013). Deze schatting komt in orde van grootte overeen met de eerdergenoemde 3000 koeien (pers. communicatie, 10 November 2017).

Na een aantal delingen moeten de nieuwe spiervezels nog handmatig verwijderd. Dit kweken en verwijderen van een spiervezel moet 10.000 keer gedaan worden om een hamburger van circa 100 gram te produceren. Het enzymatisch of mechanistisch verwijderen van de vezels zorgt nog voor te veel beschadiging om efficiënt toe te passen. Da Silva et al. (2007) en Lam et al. (2009) suggereerden verschillende manieren om het verwijderen van de vezels van het ankerpunt efficiënter te laten verlopen. Deze methoden zijn helaas nog te duur en arbeidsintensief, maar vormen na verdere ontwikkeling mogelijk in de toekomst een alternatief op grotere schaal.

(13)

3. Methoden

3.1 Motivatie

Dit onderzoek is voornamelijk tot stand gekomen door een gezamenlijke interesse in duurzaamheid. Vleesconsumptie (en alternatieven hiervoor) is een onderwerp dat zich goed leent voor een interdisciplinair onderzoek. Exacte wetenschappen zijn nodig om bijvoorbeeld de productieprocessen van (kweek)vlees en de achterliggende theorie van klimaatverandering door broeikasgassen uit te leggen, terwijl sociale wetenschappen en economie meer licht kunnen schijnen op de markt van (kweek)vlees en hoe consumenten hier tegenover staan.

Kweekvlees is een onderwerp waar de laatste jaren steeds meer in geïnvesteerd wordt. De eerste kweekvleesburger werd nog geen vier jaar geleden gepresenteerd door het Nederlandse bedrijf MosaMeat. Het onderzoek is voornamelijk gebaseerd op literatuur. Ook is Peter Verstrate (medeoprichter van MosaMeat) benaderd voor een interview. Hij heeft ons actuele informatie gegeven over de huidige situatie van het onderzoek naar kweekvlees. Daarnaast heeft hij de toekomstplannen van MosaMeat en de vooruitzichten van de ontwikkeling van kweekvlees met ons gedeeld.

3.2 Meetmethodes

3.2.1 Milieu-impact: uitstoot

In dit paper wordt kg CO2-equivalent (CO2-eq) gebruikt als maatstaf voor milieu-impact.

Broeikasgassen dragen in verschillende mate bij aan het broeikaseffect. Om verschillende gassen met elkaar te kunnen vergelijken worden ze omgerekend naar de mate dat CO2 bijdraagt aan het

broeikaseffect over een periode van 100 jaar. Deze waardes worden het Global Warming Potential (GWP) genoemd. Voor het omrekenen van verschillende broeikasgassen zijn de volgende gegevens gebruikt: (Blonk, 2008)

● 1 kg CH4 = 25 kg CO2-equivalent

● 1 kg N2O = 296 kg CO2-equivalent

Naast CO2 zelf zijn andere broeikasgassen buiten beschouwing gelaten. Van zowel het

(14)

3.2.2 Milieu-impact: energie, land- en watergebruik

Het gebruik van energie, water en land speelt een rol in de milieu-impact van kweek- en rundvlees. Deze factoren kunnen omgerekend worden naar kg CO2-equivalent, waardoor de milieu-impact van

kweekvlees en rundvlees goed met elkaar vergeleken kan worden.

Energiegebruik zal in dit onderzoek worden uitgedrukt in joule. Het energiegebruik kan worden

omgerekend naar kWh (1 kwh = 3600 KJ = 3,6 MJ) en van kWh naar kg CO2-equivalent (1 kWH =

0.744 kg CO2-equivalent) (EPA, 2017).

Landgebruik kan ook worden uitgedrukt in kg CO2-equivalent. Nguyen et al. (2010) hebben een

schatting gemaakt van de hoeveelheid CO2 dat bosland zou kunnen opvangen in tegenstelling tot

veevoedsel-productieland en grasland. Voor veevoedsel-productieland is dit 2.2 kg CO2-equivalent

per m2 land per jaar, voor grasland 2.8 kg CO

2-equivalent per m2 land per jaar. Om uit te rekenen

hoeveel kilogram CO2 per kilogram vlees er door landgebruik wordt verbruikt, worden ratio’s

meegenomen van hoe de potential land use change en land opportunity cost zich verhouden tot de grond van verschillend landgebruik. Voor veevoedsel-productieland is de ratio 1:1. Dit is gebaseerd op het feit dat land dat wordt gebruikt voor akkerbouw, volledig is omgezet voor dit doeleinde. Voor grasland is de ratio voor de zoogkoefase 0.38:1. Nguyen et al. (2010) beredeneren namelijk dat grasland naast het voeder doeleinde ook als doel heeft de natuur diversiteit in stand te houden. Wanneer deze ratio’s mee worden genomen geldt voor veevoedsel-productieland 2.2 kg CO2

-equivalent per m2 land per jaar. Voor de productie van vlees met betrekking tot het gebruikte

grasland geldt dan 1.064 kg CO2-equivalent per m2 land per jaar (Nguyen et al., 2010).

Watergebruik kan ook worden uitgedrukt in CO2 equivalent. Het gebruik van een liter water heeft

een CO2-equivalent van staat aan 3 x 10-5 kg (Veolia Water, 2011).

3.2.3 Prijs van CO2

De CO2-uitstoot kan aan de hand van CO2 certificaten (emissierechten) vergeleken worden met het

productieproces van (kweek)vlees. Door de prijs van CO2 certificaten in Europa te gebruiken kan

worden berekend of de extra investeringen in kweekvlees rendabel zijn. Kost kweekvlees meer dan de besparingen uitgedrukt in CO certificaten, dan kan kweekvlees niet worden gezien als een

(15)

omdat bedrijven dan minder rechten kunnen kopen om CO2 uit te stoten. De prijs voor het uitstoten

van 1 ton CO2 is in dit onderzoek €8,- (Nederlandse Emissieautoriteit, 2017).

3.2.4 Productiekosten kweekvlees en rundvlees

In dit onderzoek wordt ervan uit gegaan dat de markt voor rundvlees en kweekvlees een perfecte competitieve markt is. Dit houdt in dat er (in de toekomst) veel producenten zijn, zij de prijs niet kunnen beïnvloeden en dat de consument alle informatie tot zijn of haar beschikking heeft om een afgewogen keuze te maken waar hij of zij vlees koopt. Het aanbod is groot en de geproduceerde producten zijn homogeen. Dankzij deze assumptie wordt het eenvoudiger om prijsgegevens over de prijs te verzamelen. In een perfecte competitieve markt zijn de productiekosten van één extra eenheid (kweek)vlees namelijk gelijk aan de prijs van (kweek)vlees. Aan de hand van de gemiddelde prijzen van een (kweek)vlees kan zo de productiekosten worden bepaald.

3.2.5 Marktontwikkeling

Aan de hand van beschikbaar marktonderzoek wordt onderzocht hoe welwillend mensen zijn tegenover het eten van vlees alternatieven en kweekvlees. Deze analyse kan bijdragen aan het voorspellen of er een markt is voor kweekvlees. Daarnaast wordt onderzocht hoe de vleesconsumptie zich in de toekomst zal ontwikkelen.

(16)

4. Resultaten

4.1 Milieu-impact rundvlees 4.1.1 Uitstoot

Onderzoek van Blonk (2008) heeft de milieu-impact van diverse rundvlees productiesystemen berekend en met elkaar vergeleken. De resultaten van de berekende uitstoot waardes zijn weergegeven in figuur 4. Voor de hoofdvraag uit dit onderzoek is alleen het Rundvlees van Nederlandse vleesvee van belang (derde kolom). Dat is namelijk geproduceerd volgens het vleesvee-systeem (beschreven in theoretisch kader). Het is echter alsnog nuttig om dit resultaat met die van andere landen te vergelijken. Zo kan namelijk de opbouw van de emissiewaarde verklaard worden aan de hand van verschillen in de veehouderij systemen.

Figuur 4. Opbouw uitstoot broeikasgassen van productieproces rundvlees voor verschillende soorten veehouderijsystemen (Blonk, 2008)

De uitstoot van het Nederlandse vleesvee productieproces bedraagt 15.9 kg CO2-equivalent per kg

vlees. Deze uitstoot wordt voornamelijk veroorzaakt door pensfermentatie van de runderen; dit is verantwoordelijk voor iets minder dan de helft van de totale uitstoot. In vergelijking tot het Braziliaanse systeem is de totale uitstoot van het Nederlands vleesvee redelijk laag. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de runderen in het Braziliaanse systeem geen krachtvoer bijgevoerd krijgen. De dieren groeien daardoor relatief langzaam en worden op latere leeftijd geslacht: een langere levensduur zorgt ook voor een hogere uitstoot van de runderen zelf (Blonk, 2008).

(17)

aan de uitstoot. Met name het bestaan en onderhoud van de runderen dragen dus bij aan de uitstoot van broeikasgassen.

4.1.2 Energie

Tijdens het productieproces van rundvlees wordt 61.8 MJ/kg vlees gebruikt (Blonk, 2008). Deze waarde is omgerekend 12.8 kg CO2-equivalent per kg vlees (EPA, 2017). In figuur 5 is weergegeven

waaruit het energiegebruik van het productieproces is opgebouwd. Meer dan de helft van de totale energie wordt gebruikt voor de teelt en verwerking van voedergewassen. Dit wordt veroorzaakt door de productie en aanwending van kunstmest (Blonk, 2008). Wat opvalt aan de grafieken is dat het Nederlandse vleesvee nu een stuk hoger scoort dan het Braziliaanse systeem. De verklaring hiervoor ligt weer bij het feit dat de runderen in het Braziliaanse systeem niet bijgevoerd worden. Hierdoor zijn de teelt en verwerking van voedergewassen niet van toepassing. Bij Nederlandse vleesvee zorgt het onderhoud van de runderen voor ongeveer ⅘ van het energiegebruik. Net zoals bij de uitstoot van broeikasgassen dragen de productie en verwerking van het vlees zelf weinig bij aan het energiegebruik.

Figuur 5. Opbouw energiegebruik van productieproces rundvlees voor verschillende soorten veehouderijsystemen (Blonk, 2008)

4.1.3 Landgebruik

Om een koe uit de zoogkoefase te laten leven en te voeden is in totaal 42.9 m2 land per jaar per kg

vlees nodig (Nguyen et al., 2010). Van deze 42.9 m2 grond is 36.9 m2 nodig voor grasland en 6.0 m2

voor veevoedsel-productieland. Het landgebruik per kilogram rundvlees is dan omgerekend 52.5 kg CO2-equivalent per jaar (Nguyen et al, 2010). In het vleesvee-systeem worden de runderen op een

leeftijd van ±18 maanden geslacht. Dit betekent dat het totale landgebruik voor één kilogram rundvlees gelijk is aan 78.75 kg CO2-equivalent.

(18)

4.1.4 Watergebruik

Voor de productie van één kilogram rundvlees in het vleesvee-systeem is 15712 liter water nodig. Hiervan is 14803 liter Groen, 508 liter Blauw en 401 liter Grijs (Mekonnen & Hoekstra, 2010). Slechts 1% het het watergebruik komt voort uit het drink- en servicewater, terwijl 99% afkomstig is van de veevoedsel-productie. Omgerekend is dit 0.471 kg CO2-equivalent per kilogram gehakt.

4.2 Milieu-impact kweekvlees

Uit onderzoek van Tuomisto and de Mattos (2011) blijkt dat productie van kweekvlees in alle opzichten minder resources vergt dan de productie van rundvlees. Omdat grootschalige productie van kweekvlees op dit moment nog niet bestaat, wordt in de studie gebruikt gemaakt van een hypothetische opgeschaalde productiesysteem. In het onderzoek worden cyanobacteriën gebruikt als medium. Deze bacteriën gebruiken licht en CO2 om te groeien en hebben dus een negatieve CO 2-uitstoot. Deze bacteriën, die groeien in water, moeten geoogst en gehydrolyseerd worden tot een

eiwitproduct om ze te kunnen gebruiken als voedingsbodem. Hiervoor is energie, water en land nodig. Daarnaast komt bij de hydrolisatie CO2 vrij omdat de cellen fermenteren en respireren. Het

kweken van de spiercellen vergt dezelfde resources. Energie is nodig om de spiercellen te laten bewegen en te laten doorluchten zodat de cellen zich beter kunnen delen. Om de cellen te laten groeien is er ook water nodig. Er is land nodig om voedingsstoffen te produceren die nodig zijn voor het kweekproces. De ruimte waarin kweekvlees wordt gemaakt, bijvoorbeeld een bioreactor, wordt ook toegerekend aan het landgebruikt. Bij het kweekproces komt opnieuw CO2 vrij vanwege

fermentatie en respiratie (Tuomisto & Mattos, 2011).

4.2.1 Uitstoot

Bij het produceren van een kilo kweekvlees komt 2 kg CO2-equivalent vrij. De uitstoot wordt voor

28% veroorzaakt door de productie van de cyanobacteriën. Het kweekproces zorgt voor 71% van de totale uitstoot (Tuomisto & Mattos, 2011).

4.2.2 Energie

(19)

4.2.3 Landgebruik

Voor de productie van een kilo kweekvlees is 0.25 m2 land nodig (Tuomisto & Mattos, 2011). Dit staat

gelijk aan 0.7 kg CO2-equivalent per jaar. Het produceren van een kilogram kweekvlees duurt zo’n 10

weken (MosaMeat, 2017). Dit komt neer op 0.14 kg CO2-equivalent per kg kweekvlees. Het

landgebruik is omgerekend met behulp van de grasland CO2-equivalent (2.8 CO2-equivalent per m2

per jaar). Hiervoor is gekozen omdat het land voor de productie van kweekvlees voornamelijk gebruikt wordt voor laboratoria (Tuomisto & Mattos, 2011). Het land wat gebruikt wordt voor het vee en de veevoerproductie is verwaarloosbaar klein: volgens de eerdergenoemde schatting zouden slechts 3000 koeien nodig zijn om de gehele wereldbevolking van vlees te voorzien (pers. comm., 10 november 2017).

4.2.4 Watergebruik

Voor de productie van een kilo kweekvlees is 400 liter water nodig. De productie van de cyanobacteriën vergt 17% van het totale waterverbruik. Voor het kweekprocess is 82% van het totale waterverbruik nodig. Het watergebruik staat gelijk aan 0.012 kg CO2-equivalent (Tuomisto & Mattos,

2011).

4.3 Samenvatting milieu-impact kweek- en rundvlees

In tabel 1 is een samenvatting weergegeven van de milieu-impact van het productieproces van rundvlees en kweekvlees.

Tabel 1. De milieu-impact van het productieproces van kweek- en rundvlees

Rundvlees Kweekvlees

Per kg rundvlees kg CO2-equivalent Per kg kweekvlees Kg CO2-equivalent Uitstoot 15.9 kg CO2 eq 15.9 2 kg CO2 eq 2

Energiegebruik 61.8 MJ 12.8 29 MJ 5.99

Land 42.9 m2 78.75 0.25 m2 0.14

Water 15712 liter 0.471 400 liter 0.012

Totaal Nvt 107.92 Nvt 8.14

De milieu-impact van de productie van rundvlees is ruim 13 keer zo groot als de milieu-impact van kweekvlees. Het productieproces van kweekvlees vergt veel minder land en water. Daarnaast is ook de uitstoot kleiner. Dit komt omdat er bij de productie van kweekvlees minder runderen nodig zijn

(20)

om dezelfde hoeveelheid vlees te produceren. Er valt op dat het energiegebruik bij kweekvlees relatief hoog is: het maakt 74% uit van de totale milieu-impact van kweekvlees. De milieu-impact van rundvlees wordt ‘slechts’ voor 12% veroorzaakt door het energiegebruik. Energie blijft nodig om de cellen te laten groeien. Op dit moment bevindt de wereld zich in een energietransitie (Ros & Schure, 2016). Door gebruikt te maken van meer duurzaam opgewekte stroom zou kweekvlees in de toekomst een nog lagere milieu-impact kunnen hebben.

4.4 Economische haalbaarheid 4.4.1 Kosten

Op dit moment kost een kilo rundergehakt in de winkel €6,- (Albert Heijn, 2017). De kosten van een kilo kweekvlees worden op dit moment door MosaMeat geschat op €60,-. Dit komt onder andere omdat de productie van kweekvlees op dit moment arbeidsintensief is. Omdat de productie nog niet is opgeschaald is het moeilijk om de precieze productiekosten te bepalen. MosaMeat zegt 3 tot 5 jaar nodig te hebben om de productie op te schalen zodat kweekvlees ook te koop is in de supermarkt. Ze voorzien een prijs van 10-20 euro per kilo. Door technologische vooruitgang kunnen de kosten verder afnemen zodat kweekvlees qua prijs kan concurreren met, of zelfs lager zijn dan regulier rundvlees (pers. comm., 10 november 2017).

4.4.2 Consumptie van (kweek)vlees

De vraag naar vlees zal tot 2050 naar verwachting met 50% - 70% toenemen (McLeod, 2011). Dit komt onder andere door bevolkings- en inkomensgroei. Volgens de meest recente schatting van de Verenigde Naties (VN) omvat de wereldbevolking in 2010 6.8 miljard mensen en zal dit toenemen tot ongeveer 9 miljard in 2050 (United Nations, 2017). De vraag naar vlees neemt ook toe vanwege inkomensgroei, met name in minder ontwikkelde landen. In deze landen wordt op dit moment minder voedsel geconsumeerd in vergelijking met ontwikkelde landen (McLeod, 2011). Door het stijgende inkomensniveau neemt de vraag naar voedsel, en dus vlees, toe (McLeod, 2011). Deze stijging zal ook de impact op het milieu vergroten. Daarnaast is door het gebrek aan land onmogelijk om aan deze stijging van vraag van vlees te voldoen; alternatieven zijn noodzakelijk (Tuomisto & Mattos, 2011).

(21)

Uit deze onderzoeken kan worden afgeleid dat consumenten zich bewust zijn van de nadelen van regulier vlees en op zoek zijn naar alternatieven.

De vraag naar kweekvlees is nog niet onderzocht, simpelweg omdat kweekvlees op dit moment nog niet makkelijk te verkrijgen is. Er is wel onderzoek gedaan naar de acceptatie van kweekvlees door consumenten. Onderzoeker en mede-oprichter van MosaMeat Mark Post heeft onderzoek gedaan naar de acceptatie van kweekvlees in Nederland. Uit het onderzoek bleek dat 52% van de ondervraagden kweekvlees zouden willen eten (Post, 2017). In België is een soortgelijk onderzoek uitgevoerd. De acceptatiegraad lag daar een stuk lager: 25%. Tweederde van de ondervraagden twijfelde (Verbeke, Sans, & Loo, 2015)

Uit een review van Hartmann en Siegrist blijkt de bereidheid tot het eten van vleesalternatieven en kweekvlees laag te zijn. De onderzoekers onderzochten 38 recente marktonderzoeken met als doel de volgende vragen te beantwoorden: 1) Zijn consumenten bereid om minder vlees te gaan of dit te vervangen door vleesalternatieven? 2) Zijn consumenten bereid tot het eten van kweekvlees? Het antwoord op beide vragen is overwegend negatief. Uit het onderzoek komt naar voren dat ongeveer 10% van de consumenten bereid is tot het eten van vleesalternatieven en 9%-19% bereid is tot het kopen van kweekvlees (Hartmann & Siegrist, 2017)

De oorzaak van de lage acceptatie komt onder andere door onwetendheid over kweekvlees. Aan de deelnemers van de onderzoeken werd achteraf meer informatie gegeven over de milieuvoordelen, prijs en smaak. Nadat de ondervraagden beter waren geïnformeerd steeg de acceptatie. Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat vegetariers kweekvlees minder snel zullen accepteren dan niet-vegetariërs. De oorzaak hiervan is dat zij twijfels hebben over de gezondheidseffecten van kweekvlees (Verbeke, Sans, & Loo, 2015). Mark Post verwacht dat de acceptatie van kweekvlees in de toekomst flink zal toenemen. Een aantal redenen hiervoor zijn: afnemende prijs, betere bekendheid en de bewustwording van een noodzakelijk alternatief voor regulier rundvlees (Post, 2017).

(22)

5. Discussie

Dit onderzoek geeft een overzicht van de milieu-impact en economische haalbaarheid van kweekvlees met als doel om de volgende vraag te beantwoorden: “Wat is het verschil in

milieu-impact tussen het productieproces van een kilogram rundvlees en een kilogram kweekvlees, en wat is de economische haalbaarheid van kweekvlees?” In dit onderzoek zijn verschillende assumpties en

aannames gedaan waardoor het resultaat zou kunnen afwijken van ander onderzoek. In de discussie worden de belangrijkste punten besproken.

De berekening van de uitstoot en het energiegebruik van het productieproces van rundvlees is gebaseerd op een erg specifiek productieproces van rundvlees. Ook al is dit expliciete systeem een van de meest gebruikelijke, zal het in de praktijk toch vaak afwijken op bepaalde vlakken. Denk hierbij aan andere samenstelling van voer of een langere afmestperiode.

Daarnaast zijn er in het theoretisch kader een aantal factoren genoemd waar de waardes van het energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen op gebaseerd zijn. Er zijn echter ook factoren die buiten beschouwing zijn gelaten. Hieronder vallen emissies en energiegebruik van de de bouw van gebouwen en kapitaalgoederen (o.a. machines en vrachtwagens) en het transport van medewerkers (Blonk, 2008). Deze getallen zijn moeilijk te verkrijgen en maken het bepalen van het energiegebruik en de uitstoot erg complex.

Het landgebruik voor de productie van kweekvlees is omgerekend naar CO2-equivalent door gebruik

te maken van de grasland CO2-equivalent. Bosland wordt namelijk omgezet in een ruimte waar

kweekvlees gemaakt wordt. Hierdoor wordt er geen CO2 meer opgevangen door bomen. Deze

equivalent gaat er eigenlijk van uit dat er in plaats van bomen wel weides zijn die nog een beetje CO2

kunnen opvangen. In plaats van weides wordt de grond echter gebruikt voor bebouwing in de vorm van fabrieken en laboratoria om kweekvlees te produceren. Hier is geen goede CO2-equivalent voor

te vinden. Er is gekozen de CO2-equivalent te kiezen met de grootste milieu-impact omdat

bebouwing geen CO2 kan opvangen en de impact minstens zo groot is wanneer er bebost land wordt

(23)

kweekvlees is. Er wordt geschat dat er nog ongeveer €180 miljoen euro nodig is voor onderzoek voordat de productie opgeschaald kan worden. Daarnaast zijn de prijzen lastig te implementeren omdat prijzen snel veranderen door technologische innovatie en vraag en aanbod. De toekomst is dus onduidelijk.

De introductie van nieuwe technologieën kan meestal rekenen op wantrouwen van een breed publiek. De discussie over voedsel is daar geen uitzondering op. Emotie speelt bij voedsel een belangrijke rol, waardoor de discussie over kweekvlees niet altijd rationeel verloopt. Alhoewel de nadelen van vleesconsumptie bij een breed publiek bekend zijn, is de acceptatie van kweekvlees op dit moment laag. Daarnaast blijkt dat ondanks meer informatie over de schadelijke gevolgen van het eten van vlees, de vleesconsumptie in de afgelopen 10 jaar niet is afgenomen. De Nederlandse overheid is op dit moment bezig met een onderzoek naar de acceptatie van kweekvlees. Omdat kweekvlees voor consumenten nog niet te koop is, is het lastig om te voorspellen wat de acceptatie van kweekvlees daadwerkelijk is. Als in de toekomst kweekvlees qua smaak en structuur gelijk is aan rundvlees, de prijs lager is dan rundvlees en minder dierenleed veroorzaakt, is het aannemelijk dat de meerderheid van de consumenten zal kiezen voor kweekvlees. Daarnaast hangt de acceptatie van kweekvlees voor een groot deel af van de regelgeving en toezicht omtrent kweekvlees. De regelgeving hiervan zou strikter moeten zijn dan de regelgeving van regulier rundvlees om zo de twijfels over veiligheid bij consumenten weg te nemen (Griffiths, n.d.).

(24)

6. Conclusie

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat kweekvlees een lagere milieu-impact heeft dan regulier rundvlees. Er is minder energie, water en land nodig en er worden minder broeikasgassen uitgestoten. Bij het produceren van een kilo rundvlees komt 107.92 kg CO2-equivalent vrij, terwijl bij

het produceren van kweekvlees 8.14 kg CO2-equivalent vrijkomt; de milieu-impact van rundvlees is

daarbij ruim 13 keer zo groot als die van kweekvlees. De grootste oorzaak hiervoor is dat er bij het produceren van kweekvlees minder runderen nodig zijn omdat de afgenomen stamcellen zich vaak kunnen delen. Een biopsie van 500.000 cellen kan meerdere malen gebruikt worden om 500 kg rundvlees per cel te produceren. Dit komt overeen met 250 miljoen kg rundvlees per biopsie. Zo zouden er slechts 3000 koeien nodig zijn om de gehele wereldbevolking te voorzien van vlees.

Het productieproces van kweekvlees kost relatief veel energie (29 MJ), wat 74% van de totale milieu-impact uitmaakt. Bij het productieproces van rundvlees is energiegebruik voor 12% verantwoordelijk voor de milieu-impact. Dit grote verschil wordt veroorzaakt door het feit dat het produceren van kweekvlees amper water en land vergt en bovendien een kleine uitstoot meedraagt. Er is echter wel energie nodig om de afgenomen cellen te laten groeien en deze te verwerken tot kweekvleesburgers. Daarnaast zal de milieu-impact van kweekvlees (die voornamelijk wordt veroorzaakt door energie) in de toekomst dalen als er meer duurzame stroom wordt opgewekt. De verwachting is dan ook dat de milieu-impact van kweekvlees nog kleiner zal worden bij opschaling en optimalisatie van het productieproces.

Er is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag of kweekvlees economisch haalbaar is. Een kilo kweekvlees kost op dit moment €54,- meer dan een kilo rundvlees. Voor deze prijs kunnen 6.75 emissierechten worden gekocht waarmee 6.75 ton CO2-equivalent uitgestoten mag worden. Het

verschil in milieu impact tussen een kilo rundvlees en een kilo kweekvlees is 99.78 CO2-equivalent.

Op dit moment zou het opkopen van emissierechten (voor het prijsverschil tussen rundvlees en kweekvlees) meer milieuwinst opleveren dan het produceren van kweekvlees. Dit kan in de toekomst veranderen als de prijs van CO2 stijgt of de prijs van kweekvlees daalt.

(25)

De economische haalbaarheid in zijn totaal is laag. Een kanttekening daarbij is dat het nog onzeker is hoe het productieproces van kweekvlees zich gaat ontwikkelen. Kweekvlees is veelbelovend, maar onzeker door de hoge prijs en het feit dat het nog nooit op grote schaal is geïmplementeerd. MosaMeat schat nog 5 jaar nodig te hebben om kweekvlees op grote schaal te implementeren en qua prijs te laten concurreren met regulier rundvlees. Deze conclusie is in overeenstemming met de hypothese.

(26)

7. Literatuurlijst

Albert Heijn. (2017, December 19). Prijs rundergehakt. Retrieved from https://www.ah.nl/producten/product/wi4011/ah-rundergehakt

Benjaminson, M. A., Gilchriest, J. A., & Lorenz, M. (2002). In vitro edible muscle protein production system, stage 1, fish. Acta Astronautica, 51(12), 879-889.

Blonk, H., Kool, A. & Luske, B. (2008). Milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten. Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008. Blonk Milieu Advies, Gouda.

Bos, A.P. (2015). De relatieve duurzaamheid van de Nederlandse roodvleessector: een kwalitatieve vergelijking: A comparative study on the sustainability of the Dutch beef cattle production sector. Wageningen: Wageningen UR Livestock Research, (Livestock Research rapport 841)

Danoviz, M. E., & Yablonka-Reuveni, Z. (2012). Skeletal muscle satellite cells: background and methods for isolation and analysis in a primary culture system. Myogenesis: Methods and Protocols, 21-52.

Datar, I., & Betti, M. (2010). Possibilities for an in vitro meat production system. Innovative Food Science &

Emerging Technologies, 11(1), 13-22.

Datar, I. (2015). Mark Post’s cultured beef. Geraadpleegd op 8 oktober 2017, van http://www.new-harvest.org/mark_post_cultured_beef

Da Silva, R. M. P., Mano, J. F., & Reis, R. L. (2007). Smart thermoresponsive coatings and surfaces for tissue engineering: Swithing cellmaterial boundaries. Trends in Biotechnology, 25, 577-583.

EPA. (2017). Greenhouse Gas Equivalencies Calculator. Geraadpleegd op 17 januari 2018, van https://www.epa.gov/energy/greenhouse-gas-equivalencies-calculator

Eshel, G., Shepon, A., Makov, T. & Milo, R. (2014). Land, irrigation water, greenhouse gas, and reactive nitrogen burdens of meat, eggs, and dairy production in the United States. PNAS, 111(33), 11996-12001

(27)

Hartmann, C., & Siegrist, M. (2017). Consumer perception and behaviour regarding sustainable protein consumption: A systematic review. Trends in Food Science & Technology, 61, 11-25.

Hughes, D. C., Stewart, C. E., Sculthorpe, N., Dugdale, H. F., Yousefian, F., Lewis, M. P., & Sharples, A. P. (2016). Testosterone enables growth and hypertrophy in fusion impaired myoblasts that display myotube atrophy: deciphering the role of androgen and IGF-I receptors. Biogerontology, 17(3), 619-639.

ING, (2017). Menu van de toekomst: minder dierlijk, meer plantaardig? Retrieved December 23, 2017, from https://www.ing.nl/zakelijk/kennis-over-de-economie/uw-sector/detailhandel/ the-protein-shift.html

Jochems, C. E. A., van der Valk, J. B. F., Stafleu, F. R. & Baumans, V. (2002). The use of fetal bovine serum: ethical or scientific problem? Alternatives to Laboratory Animals, 30, 219-227.

Johnson, K. A. & Johnson, D. E. (1995). Methane emissions from cattle. Journal of animal science, 73, 2483-2492.

Kadi, F., Schjerling, P., Andersen, L. L., Charifi, N., Madsen, J. L., Christensen, L. R. and Andersen, J. L. (2004), The effects of heavy resistance training and detraining on satellite cells in human skeletal muscles. The Journal of

Physiology, 558: 1005–1012. doi:10.1113/jphysiol.2004.065904

Kadim, I. T., Mahgoub, O., Baqir, S., Faye, B., & Purchas, R. (2015). Cultured meat from muscle stem cells: A review of challenges and prospects. Journal of Integrative Agriculture, 14(2), 222-233.

Langelaan, M. L. P., Boonen, K. J. M., Polak, R. B., Baaijens, F. P. T., Post, M. J., & van der Schaft, D. W. J. (2010). Meet the new meat: tissue engineered skeletal muscle. Trends in Food Science & Technology, 21(2), 59-66.

Lam, M. T., Huang, Y. C., Birla, R. K., & Takayama, S. (2009). Microfeature guided skeletal muscle tissue engineering for highly organized three-dimensional free-standing constructs. Biomaterials, 30, 1150-1155.

Magalhaes, J. P. d. 2014. Cellular Senescence.

http://www.senescence.info/cell_aging.html opgevraagd op 21-12-2017

Matthews, C. (2006). Livestock a major threat to environment. Geraadpleegd op 16 oktober 2017, van http://www.fao.org/Newsroom/en/news/2006/1000448/index.html

McLeod, A. (2011). World livestock 2011: livestock in food security. Rome: Food and Agriculture Organization of the United Nations.

(28)

Mekonnen, M.M. and Hoekstra, A.Y. (2010). The green, blue and grey water footprint of farm animals and animal products, Value of Water Research Report Series No. 48, UNESCO-IHE, Delft, the Netherlands.

Milieu Centraal. (z.d.). Vlees. Geraadpleegd op 18 januari 2018, van https://www.milieucentraal.nl/milieubewust-eten/vlees-vis-of-vega/vlees/

Moen, L. (2015). Wat is de impact van minder vlees eten? Geraadpleegd op 16 oktober 2017, van https://www.nudge.nl/blog/2015/04/15/wat-de-impact-van-minder-vlees-eten/

MosaMeat, (2017). Frequently asked questions. Retrieved Januari, 03, 2018, from http://mosameat.eu/faq.html

Nederlandse Emissieautoriteit, (2015). Hoe heeft de prijs van emissierechten zich ontwikkeld sinds de start van het EU ETS? Retrieved December 18, 2017, from https://www.emissieautoriteit.nl/onderwerpen/wat-is- emissiehandel/vraag-en-antwoord/hoe-heeft-de-prijs-van-emissierechten-zich-ontwikkeld-sinds-de-start-van-het-eu-ets

Nguyen, T.L.T., Hermansen, J.E. & Mogensen, L. (2010). Environmental consequences of different beef production systems in the EU. Journal of Cleaner Production, 18. 759-765.

Post, M. J. (2017). Lab-Based Meat Production: Science Fiction or Reality.

Ponsioen, T., Broekema, R. & Blonk, H. (2010). Koeien op gras. Milieueffecten van Nederlandse en buitenlandse rundvleesproductiesystemen. Gouda: Blonk Milieu Advies BV.

Rajer, M., & Kmet, M. (2005). Quantitative analysis of fine needle aspiration biopsy samples. Radiology and

Oncology, 39(4).

Rijksoverheid. (2016). Emissiehandel CO2 - Klimaatverandering. Geraadpleegd op 10 oktober 2017, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/emissiehandel-co2

Ros, J., & Schure, K. (2016). Vormgeving van de energietransitie: beleidsstudie. Den Haag: PBL Planbureau voor de Leefomgeving.

(29)

SAB Miller, & WWF. (2009). Water footprinting: Identifying & addressing Water risks in the value chain. Geraadpleegd van

http://waterfootprint.org/media/downloads/SABMiller-WWF-2009-waterfootprintingreport.pdf

Sadler, M. J. (2004). Meat alternatives—market developments and health benefits. Trends in Food Science &

Technology, 15(5), 250-260.

Shah, A. (2014). Determination of Biological Nitrogen Fixation Induced N2O Emission from Arable Soil by Using

a Closed Chamber Technique. Applied and Environmental Soil Science, 2014

Terluin, I., Verhoog, D., Dagevos, H., Horne, P. V., & Hoste, R. (2017). Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2016. doi:10.18174/424550

Tuomisto, H. L., & Mattos, M. J. (2011). Environmental Impacts of Cultured Meat Production. Environmental Science & Technology, 45(14), 6117-6123.

United Nations. (2015). Sustainable Development Goals. Geraadpleegd op 15 december 2017, van http://www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-development-goals/

United Nations, Department of Economic and Social Affairs, Population Division (2017). World Population Prospects: The 2017 Revision, Key Findings and Advance Tables.

Vandenburggh, H., Shansky, J., Del Tatto, M., & Chromiak, J. (1999). Organogenesis of skeletal muscle in tissue culture. Methods in Molecular Medicine, 18, 217-225.

Veolia Water. (2011). Winnipeg sewage treatment program: South end plant. Geraadpleegd van

http://www.winnipeg.ca/finance/findata/matmgt/documents//2012/682-2012//682-2012_Appendix_H-WSTP_South_End_Plant_Process_Selection_Report/PSR_rev%20final.pdf

Verbeke, W., Sans, P., & Loo, E. J. (2015). Challenges and prospects for consumer acceptance of cultured meat. Journal of Integrative Agriculture, 14(2), 285-294.

Wakker Dier. (2017). 10 redenen om wat vaker vegetarisch te eten. Geraadpleegd op 10 novermber 2017, van https://www.wakkerdier.nl/wat-kun-jij-doen/diervriendelijk-eten/geen-vlees-eten

World Bank, 2014. CO2 emissions from transport (% of total fuel combustion). Opgevraagd op 23 November

(30)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een econoom meent dat voor de overheid het bepalen van de juiste hoogte van de heffing voor de gewenste reductie van de emissie wordt bemoeilijkt, doordat zij

De overheid (heeft slechts beperkt zicht op de kosten en opbrengsten van bedrijven en) weet niet precies of bedrijven bij een bepaalde hoogte van de heffing zullen investeren

Voor de uitvoering werkt MMM samen met aanbieders. Deze bedrijven zijn gespecialiseerd in energiebesparing in woningen en nemen consumenten van begin tot eind bij de hand bij het

De minister gaat in op de stelling van de Algemene Rekenkamer dat het inzicht in de resultaten van beleidsinspanningen kan verbeteren als de reductie (ten gevolge van maatregelen

Zo stelde een Brits bedrijf drie jaar geleden al zijn Carbon Buster voor, een bak- steen die tijdens de productie meer CO2 in zich opneemt dan er tijdens die

de volgende zones gedurende het gehele jaar aan te wijzen als plaats waar het verbod om een vaartuig op het strand te hebben of te brengen, dan wel een vaartuig vanaf

4 † Uit de uitleg moet blijken dat als gevolg van de overgang van een communistisch naar een kapitalistisch systeem veel (verouderde) industriële vestigingen zijn

emission. However, around the brightest part of the TeV emis- sion, there is some unidentified nebular X-ray emission that par- tially matches the morphology of the HESS source, and