• No results found

Behandeling van ijzerhoudend bronwater met natrium - hexametafosfaat voor de beregening in de fruitteelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Behandeling van ijzerhoudend bronwater met natrium - hexametafosfaat voor de beregening in de fruitteelt"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION YOOE BE FRUITTEELT IN DE YOLLE GROND - WILHELMINADORP

I

BEHANDELING YAN IJZERHOUDEND BRONWATER MET NATRIUM-HEXAMETAFOSFAAT YOOR BEREGENING

IN DE FRUITTEELT.

t

P.DELYER Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Groningen

en Proefstation voor de fruitteelt, Wilhelminadorp ^ H.R.TEN CATE Rijkstuinbouwconsulentschap voor

bedrijfsuit-rusting en arbeidsmethoden, Wageningen H.W.DAHLMANS Rijkstuinbouwconsulentschap, Roermond

J.S.C.DRIESSEN Rijkstuinbouwconsulentschap, 's-Hertogenbosch

(2)

Het doel s gladde vruchten na beregening met behandeld ijzerhoudend bronwater, werd niet bereikt.

(3)

INLEIDING

,0p veel fruitb e drijven in Limburg en Oost-Noordbrabant wordt ter "bestrijding van nachtvorst gebruik gemaakt van bronwater dat door middel van hooggeplaatste sproeiers over het gewas wordt versproeid. Taak liggen deze bedrijven tevens op droogtegevoelige grond, zodat verwacht mag worden dat de produktie voordeel zal ondervinden van beregening in droge perioden. Het ligt dan voor de hand de installatie van de nachtvorstbestrijding tevens voor beregening te gebruiken. Het economisch rendement van deze investering zou dan veel hoger liggen en de aanschaffing van regeninstallaties zou sterk toenemen.

Een omstandigheid die deze ontwikkeling tot nu toe heeft tegen gehouden is het vaak hoge ijzergehalte van het bronwater, als gevolg waarvan bij beregening over het gewas heen vruchtver-ruwing optreedt. Deze kan vooral bij rassen als Golden Delicious, James Grieve en Jonathan grote financiële schade veroorzaken.

De grens van het ijzergehalte waarboven vruchtverruwing gaat optreden wordt wel op 2 mg Fe per liter gesteld (VAN DER WEERT,

1965). FOOTER (1965) is van mening dat gehalten boven 0,5 mg Fe per liter al riskant zijn bij ruime toepassing van beregening gedurende het groeiseizoen.

Ook in de groenteteelt onder glas kent men het probleem van ijzerhoudend gietwater. R00RDÂ TAN EYSINGA (196T) deelt mede dat bij bicarbonaathoudend water (pH boven 4 s 5) vanaf 4 mg Fe/l een bruin neerslag van ijzeroxyde op sla kwaliteitsverlies geeft, terwijl bij lagere pH dan 4? 5 en gehalten aan sulfaat en chloor hoger dan 50 mg/l verbranding bij tomaat en sla optreedt 'bij hogere ijzergehalten dan 10 mg Fe/l. Uit deze gegevens krijgt men de indruk dat ter voorkoming van schade, in de fruitteelt nog lagere ijzergehalten vereist zijn dan in de groenteteelt.

Uit een studie van VAN REES YELLINGA (1965) is gebleken dat in Hoordlimburg en Oost-Noordbrabant in bronwater in èofo van 264 gevallen gehalten boven 6 mg Fe/l werden aangetroffen. Gehalten * tussen 15 en 30 mg/l zijn niet zeldzaam. Het hoogste gehalte

bedroeg ruim 40 mg/l. Van het merendeel van de bronnen in dit gebied is het water dus onbruikbaar voor beregening.

• Aan de oplossing van het probleem is reeds veel gedokterd.

Het onder de .bomen door beregenen met laag geplaatste vlaksproeiers, die de bomen zo weinig mogelijk raken, vraagt een aanzienlijke

extra investering naast die voor de nachtvorstwering en is dus niet aantrekkelijk. Bevloeien met de noodzaak van begreppelen, is onpraktisch mede in verband met de topografie, de doorlatendheid . van de grond en het gebruik van werktuigen.

(4)

m

2

-Het meest aantrekkelijke tot nu toe lijkt het ontijzeren door middel van beluchting en filtratie. Over het gebruik van daartoe dienende installaties, waarbij het water over cokes en golfplaten wordt gevoerd, werden door TAH DER WEERD ( '1963) en POUWER (1965) mededelingen gedaan. De capaciteit van dergelijke installaties is

echter meestal niet groot zodat voorraadvorming in een sloot of "basin noodzakelijk is. De kosten van het ontijzeren komen dan op 4-6 et per m ( 1963 ) • De proeven hadden "betrekking op water met een ijzergehalte van 5-12 mg Fe/l. Het neerslaan van ijzeroxyde hangt grotendeels af van de samenstelling van het bronwater. Uit

zacht water met een lage pH slaat ijzer moeilijk neer. Toevoegen van kalk is dan nodig, maar deze complicatie maakt het ontijzeren meestal te duur.

In de reeds genoemde publikatie van ROORDA VAN EYSINGA (1961 ) wordt vernield dat verbranding van sla door ijzersulfaat of

-chloride houdend water in sommige gevallen kan worden voorkomen door toevoeging van kalk of polyfosfaat. Kalk en polyfosfaat hebben een min of meer tegengesteld effect. Kalk bevordert het neerslaan van ijzer, polyfosfaat gaat deze uitvlokking tegen door ijzer in vermoedelijk complexe verbindingen in oplossing te houden. Daar gemeend werd dat dit effect van polyfosfaat mogelijk ook de

vruchtverruwing bij fruit zou kunnen tegengaan of verminderen, werden in 1966 op een zestal Brabantse en Limburgse fruitbedrijven beregeningsproeven uitgevoerd met bronwater waaraan polyfosfaat was toegevoegd.

UITVOERING VAIT HET ONDERZOEK

Op de volgende bedrijven werden in volwassen spillenaanplan-tingen van Golden Delicious op verschillende onderstammen op kleine schaal proefberegeningen uitgevoerd.

1. HELVOIRT (N.Br.)

Eigenaar V.Verhoeven, Helvoirtsestraat 32 2. MAARHEZE (N.Br.)

Eigenaar J.Koller, Chijnsgoed 7 3. STEVENSBEEK (N.Br.)

Eigenaar Th.van der Hagen, Lactariaweg 7 4. HELENAVEEN (L.)

Eigenaar A.Erkelens, Fruitweg 4 5. OIRLO (L.)

Eigenaar M.Classens 6. CASTENRAY (L.)

Eigenaar J.Philipse, Venrayseweg 147

De proefberegeningen die op deze bedrijven steeds één keer in de periode 20-31 mei werden uitgevoerd hadden betrekking op

1. Ter plaatse beschikbaar onbehandeld ijzerhoudend bronwater 2. Hetzelfde maar met polyfosfaat vooraf gemengd water.

(5)

5

-Deze behandelingen werden per bedrijf in enkelvoud uitgevoerd met behulp van een op 2.5 - 3,5 0 hoogte geplaatste ronddraaiende

sproeier. Bij een reikwijdte van 10-12 nieter werden met één sproeier 25-55 bomen geraakt. Het gebruikte polyfosfaat was

natriun-hexametafosfaat van Imp. Chemical Industries dat onder de naam "Metagon T" in de handel is (Na„ (Naj(PCl)/). Een ander fabri-kaat (U.S.A.) staat bekend onder de naam "Calgon".

Waar het hier beregening op kleine schaal betrof, waarbij een deel van het water vooraf goed gemengd moest worden met een regelbare hoeveelheid polyfosfaat, was de benodigde technische uitrusting niet eenvoudig. Door het R.B.A. werd de volgende

installatie ontworpen.

1. Een BERNARD motorpomp op wagen, type W 19-BC 54> zelfaanzuigend. Deze werd geleend van VAN ROSSUM's MOTOREN N.T., Papendrecht. 2. Een doseerpompje merk SERA, type R 409 voor dosering van

polyfosfaat.

Dit door een electromotor aangedreven pompje werd gehuurd van de N.V.VAN KÄLTEREN te Arnhem.

3. Een voorraadvat voor het maken van een polossing van 600 gram "Metagon T" in 30 liter water. Geleend van het I.T.T.

4. Een mengbus voor het mengen van door het doseerpompje

geleverde Metagonoplossing met beregeningswater. Geleend van het I.T.T.

5. Een EISEMANN stroomaggregaat voor de voeding van het doseer-pompje (220 Volt). Eveneens geleend van het I.T.T.

6. Twee sproeiers, merk PERROT type LKA 6, diameter sproeiermond 4,2 mm. Geleend van het I.T.T.

De opstelling van deze apparatuur is in schema hieronder aangegeven.

w vat Metagon stroom-aggregaat d o s e e r -pomp L_ bron ijzerh. water motorpomp !

(stopt als het stroom-agregaat uitvalt; mengbus

JL

v T

naar sproeier "behandeld" water naar sproeier "onbehandeld" water

(6)

De werking hiervan is als volgt;

De zelfaanzuigende motorpomp pompt het water uit de "bron door middel van een ca, 10 meter lange zuigslang, en brengt het onder

een druk van ca. 3 ato. Achter de pomp wordt dit water verdeeld over twee 3/4 "slangen die het direct of via een raengbus respec-tievelijk naar de sproeiers "onbehandeld" en "behandeld water" voeren.

In het voorraadvat zit een oplossing van 600 gram "Metagon T" in 30 liter water (20.000 mg per liter). Deze wordt regelbaar maar onder de proefomstandigheden in een hoeveelheid van 2,5 liter per uur door het doseerpompje naar de mengbus gevoerd. Aangezien een sproeier bij een druk van 3 ato. ongeveer 1000 liter water per

uur versproeit, bedraagt de Metagon-concentratie in het "behandelde" water y '^ x 20.000 = + 50 mg per liter. Bij de vaststelling van

deze concentratie is een ruime zekerheid gekozen. Volgens verkregen

inlichtingen zou de Metagon-concentratie ongeveer gelijk moeten | zijn aan 2x het (ijzer + mangaan) gehalte van het water + 5 mg per -1

liter. Bij een hoog ijzergehalte van 10 en een mangaangehalte van 1 mg/l zou dit dus 2 x (10 + 1) + 5 = 27 mg Metagon moeten zijn.

Van het gebruikte bronwater waren de ijzerconcentraties bij het uitvoeren van de beregening niet nauwkeurig bekend. Wel bleek uit oriënterende proeven uitgevoerd door de proeftuin "Noord-Limburg" te Venlo, waarbij bronwatermonsters van vijf proefbedrijven met verschillende concentraties Metagon werden gemengd, dat bij een concentratie van + 50 mg per liter het water helder bleef.

Op de installatie werd tenslotte nog een beveiliging aange-bracht. Mocht, bv. door benzinegebrek, het stroomaggregaat en dus de doseerpomp uitvallen, dan zou de sproeier voor "behandeld" water, "onbehandeld" water toegevoerd krijgen. Om dit te voorkomen werd de primaire kring van de motor van het pompaggregaat door

middel van een relais kortgesloten als de stroom van het electro-aggregaat zou uitvallen. De pomp zou dus stoppen als de doseerpomp geen voldoende spanning meer kreeg. Storingen hebben zich tijdens de uitvoering van de proeven echter niet voorgedaan.

SAMENSTELLING VAN HET GEBRUIKTE BRONWATER

In tabel 1 zijn recente analyses van water, onttrokken aan de

gebruikte bronnen, vermeld. Deze zijn verricht door het Waterleiding-laboratorium Zuid te Breda. Het blijkt dat het water in vier gevallen een ijzergehalte vér boven de veronderstelde schadelijkheidsgrens bezit. In twee gevallen (Helenaveen en Castenray) is het ijzerge-halte opvallend laag en niet in overeenstemming met de

proefresul-taten (zie later). Het is wel zeker dat deze twee monsters welke op 13 december 1966 onder zeer natte omstandigheden en hoge grond-waterstanden werden genomen^ niet representatief zijn geweest voor

de samenstelling van het dieptewater. De afwijkende kleur en het hoge organische stofgehalte (kaliumpermanganaatverbruik) van het monster te Helenaveen wijzen reeds in deze richting.

(7)

i 0 1> •ra •H M 0) , Q 0 © Pi > U 0 -p Î 3 Pi O U r Q P> (D ^1 Pi i> to Pi 0 P> CO O a 0 cô En u e . S u i 3 A q . u o • o e p Ç j. 996 r o e p ci i ï ' B j u e q . s ' B O e s d f i T q ^ T u e S u e A q - U O ' o e p Cl 996r°9P gi. 0 1 , 1 - f o s u e s s ' B i o0! u e S i r e A q . u o • o e p ^ L 996roep ci U3SAVU&XaE s x i s x e s ^ s ' Y U 9 2 t f B A q . U 0 T9IŒ 0 2 ^ 9 6 1 . T S U I 8 1 3 TLe e q s u 9 A 9 q . g u a S ' 8 H * P ° A ° X ',Y " C [ i u33u.-eAq.uo °Swe QÇ 9 9 6 r S r i ' B 6 2 e z e e q c c ' B ' B H « T T ° 2 T u a S u B A q . u o " S n i 3 O £ 9 9 6 1 , ' S r v e o è q - i T O A i e n U 9 A 9 0 t [ j : e _ i ' / i \ 1 1 i 0 K A D— »,—! K"\ ^t" T ~ U 0 - p • H H H 0 P) CÖ £ • H - P CÔ r H PU Cffl a ^ Pi P" CD r H M ! 1 Pi •H pi M P N A H O •S3

Jg

g 0 1 1 T J •H Û) ,3 14 CD t * H 0 ) tH O O N O i C-— 0 o \ CM •^ O K A O tr— ON ^ vo ^ V£> CO L O DS U A ,_ "\-M D CM -i_ 'ï— vo -=3-K A CQ Pi CD ö CD • H CQ O Pi ü • H a « s 0 0 OD ^— Pi CD bjD O a M CD > m to ti • H T d • H CD M CD Cl3 <3-K A MO O B\ t— N A O O w fi 0) CM 0 0 -p •H pi <V3 pj 0 ^ i CD P i CD ^ M P 4 O U'A c ^ e s c— v o 1 K A CM O CO CM - r - 1 K A MO O MO Os CS CM t - 1 N A v -N A i n v -W ( O O CM ^ f • ^ - t — MO CM 1 1 - CM U A ^ f -C \ P \ CM CM 1 m ^ j -U 0 P1 CÖ - p r - l • H C H 0 to r H &D a ^ •H pi H r Q H 0 > P1 CÔ CÔ P! CÔ < — - « — N îîDI 1 Pi rH CM CÖ O O a — fe H N _ - > CD CD p i r ö 4 3 a -H 0 pi Pi -H • H 0 Pi r H r H P1 CÔ Ä - H M O 12! O Pi os 0 1 L T \ O - v t - P i - r - CQ T - CM ! O N O U A CM CO CM ON ON 1 O CM CO T -UA m O O CO CM , , L T \ K A V O T -1 CTN T -v - K A O A ON 1 t — CM K A LTN ' T " S~~*. 1 r<-\ O -O W ^-~*. <—w - P ! 1 CÔ K A - v t- CÔ 0 0 pi PH co 0 ^ - ^ • v • ^ u P1 P > CÔ CÔ CÔ 0 CÔ CÔ O f l < H ÎH - P r H T 3 • H p i î > j S ca îxj L T \ CN co V 3 K A •Nt-o v M 3 t— v _ CM MO O K " \ ^ h a s K A N A 0 a CÔ Pi - N P I CM 0 O - P O CQ — • P ! 0 Pi a p' pi cô N Pi r H O Pi O $ M Pi • r a CO •H *-f U > O C N 0 0 0 r T -C N O O O 1 CM C— •^— «v. O O O I O c— c - 0 C \ e s O O O O O O A C - - CM 1 1 I O MO CM LT\ ir— CN CN 1 1 1 0 i n i n CM , - N M 1 ^d-I ^ — s C H ^ ^ K M 0 + O M P> "3-O "3-O m tH w ^ ^ Pi S P1 0 P> 0 CÔ Ti CÔ 0 pq CÔ h , ^ Pi -—' Pi M rH -H 0 0 0 pi Pi r Q H t > O 0 r i T ) CÔ g N CÔ i>5 > a ha O PC) t N l -=lj H CM •s— Os O • r -m 0 c— • Î — e-s O " N t CM O CM ^ O .TV O ^ — N Pi CÔ CÔ bD Pi cô m 0 0 0 0 1 1 S—N m 0 0 M S -p Pi 0 r Q P) CÔ O • H r Q a pi •H Pi P > | S i m v-ers trs V O O K A G A •N? O m >sO CS CS c - 0 t— i n - S + ^ •r- ^ f CM v -T - O • s ' CN 0 t -v— >d Pi 0 ru 0 P) 0 r Q r C i H n CÖO cô PH P! 0 - H r Q TJ n -H 0 0 r C i PI -o •H Pi CÖ - Ö rCl • H - P 0 cô ,pi cô r Ö P! Pi 0 CÔ r Q r d Pi CÔ 0 O r H O cô Pi - P T) O |>3 EH W M • 0 Pi Pi CM 0 fciO i • P t f i O CQ CÔ v -• CM U CM tlO MO CÔ T -M • -=sl-Pl Pi -r-0 fjû 1 P> E«) O CQ CÔ t -r M . Pi PI 0 ho m cô r ^ • 1 -Pi -Pi m 0 to 1 4^ fcJDOA CQ CÔ 1 -ù <r bû 1 & 0 ' H -CÔ K \ -p Pi 0 r Q Pi PI cô 0 0 - P a 0 pi a • H o pi H - H CÔ O bSl Pi • -ri !> M • M 0 0 Pi p> p> p= - P Pi • H O 0 Pi - P 0 • H - P !> cô • H > CQ m 0 0 -p Pi PH ttf> 0 ctf) -H < P I

(8)

#

Tabel 4. Beregeningsdata en mate van ruwschilligheid op 21 september 1966. Plaats Helvoirt Maarheeze Stevensbeek Heienaveen Oirlo Castenray datum bespui-ting 20/5 24/5 25/5 31/5 27/5 26/5 Gem,sc niet ber. 0,23 0,22 0,09 0,14 0,12 0,04 haalcij fer A) beregend onb. 0,53 0,94 0,80 2,35 2 , 2 9 0,74 beh. 0,43 0,72 0,78 1,93 1,77 1,04 /o vruchtsch. niet ber. • 6 5 2 3 3 1 bere onb. 13 23 20 59 53 18 ruw ) gend beh. 12 18 19 49 44 26 Opmerking uitgegroeide ruwsch. zware nagel-schade uitgegroeide ruwsch. X ) toelichting in de tekst

Dat in alle beregende objecten min of meer ernstige vruchtver-ruwing optrad werd reeds vroeg in het seizoen, tijdens een gezamen-lijk bezoek op 24 juni, vastgesteld. Bij de beoordeling op 21

september zijn schattingen uitgevoerd door twee personen. Per proefboom zijn daarbij 10 vruchten grotendeels uit de buitenkant van en rondom de kroon tussen 1 en 2 meter hoogte beoordeeld. Per object werden 10 bomen aan verschillende zijden en op 1-10 meter afstand van de sproeier beoordeeld, zodat de in tabel 4 vermelde

schattingscijfers steeds uit 100 vruchtbeoordelingen zijn gemiddeld. Daarbij werd per vrucht de volgende schaal gebruikt s

0 = volkomen glad

1 = van de totale vruchtoppervlakte 25/£ ruw 2 = " " " " 50?$ " % " II II II II II II

75$

3 = " 4 = " " " " 100%

De gemiddelde schaalcijfers zijn in tabel 4 tevens omgerekend in 't gemiddelde percentage van de vruchtschil welke ruw was. Uiteraard wordt hiermee niet precies hetzelfde aangegeven als het "percentage ruwschillige vruchten".. Om een indruk te krijgen van de veilbaarheid van. dergelijke partijen, is uit de tellingen per object het verband nagegaan tussen het gemiddelde percentage van de vruchtschil die ruw was (zoals weergegeven in tabel 4) en het percentage "ruwe" vruchten. Hieronder worden verstaan die vruchten die bij de schaalbeoordeling meer dan een 0 of een + (0,25) kregen toebedeeld. Dit zijn tevens

ruwweg die vruchten die als kroet moeten worden geveild. Plet bedoelde verband is in het onderstaande staatje weergegeven.

(9)

4t

ff/o v r u c h t s c h i l ruw 0 2 5 10 15 20 30 40 50

6o

a a n t a l r u w s c h i l l i g e vruchten i n ^ 0 8 20 45 60 75 88 96 9 9 100

Uit dit verband en uit tabel 4 blijkt dat de door de beregening veroorzaakte ruwschilligheid in het minste geval ongeveer 505^

(ïïelvoirt) en in twee andere gevallen bijna 100^ ruwschillige vruchten heeft veroorzaakt. Hierbij moet worden opgemerkt dat overwegend vruchten aan de buitenkant van de kroon werden beoordeeld. Vruchten binnen de kroon vertoonden minder verruwing door hun door het blader-dek beschutte ligging.

Uit tabel 4 blijkt, dat de in de proeven toegepaste wijze van behandeling van het beregeningswater met polyfosfaat geen perspectieven voor het tegengaan van ruw-schilligheid biedt. De geringe achteruitgang in graad van ruwheid bij enkele bedrijven, o.a. te ïïelenaveen en Oirlo, is van geen praktische betekenis en gaat niet samen met een duidelijk hoger percentage gladde vruchten.

In de door de beregening veroorzaakte mate van ruwschillig-heid blijken nog vrij grote verschillen tussen de zes bedrijven te bestaan. Het ligt voor de hand hierbij een verband te zoeken met het ijzergehalte van het water. Voor een dergelijke verge-lijking zijn echter slechts vier analyses beschikbaar. Deze geven geen bevestiging van de bedoelde samenhang. Wel lijkt er verband te bestaan met de data waarop de beregening werd uitgevoerd. Ook in de praktijk bestaat de ervaring dat de ruwschilligheid toe-neemt naarmate men later na de bloei nog beregent. Toen de eerste beregening werd uitgevoerd (ïïelvoirt, 20 mei) hadden de grootste vruchtjes een diameter van ongeveer 1 cm. In de 10 dagen waarin

de beregeningen werden uitgevoerd kan de vruchtgrootte gemakkelijk tot 1,5 à 2 cm zijn toegenomen. Dit gaat gepaard met een

ver-groting van het vruchtoppervlak tot het 2-4 voudige en een vrijwel evenredige vergroting van de intensiviteit van de verruwing. Bij zeer vroege bespuiting bestaat de kans dat de beschadigde opper-huidcellen door het uitgroeien van de vruchtschil niet meer op-vallen als de vruchten groot zijn.

Het zonder effect blijven van de behandeling van het bron-water vraagt tenslotte om een verklaring. Dat de techniek van de toevoeging van polyfosfaat tot een onvoldoend snelle menging en reactie met het ijzer in het bronwater zou hebben geleid, moet uitgesloten worden geacht. De reactie tussen ijzer en polyfosfaat is zeer snel en de menging tot aan 't moment van raken van de

(10)

fi

de vorming van een complexe verbinding met polyfosfaat het ijzer niet fysiologisch inactief maakt en dus geen enkel perspectief biedt voor het onschadelijk maken van het bronwater. Het lijkt dan ook geen zin te hebben op deze wijze het onderzoek voort te zetten. De oplossing van het probleem van ijzerhoudend water zal wellicht toch moeten worden gezocht in het feitelijk ontijzeren van het water.

SAMENVATTING

In de periode 20-31 mei ^^66 werden op zes fruitbedrijven in

Oost-Noordbrabant en Limburg op Golden Delicious-app.els beregeningen uitgevoerd met sterk ijzerhoudend bronwater waaraan een ruime hoe-veelheid Na-hexametafosfaat was toegevoegd. Er werd hierdoor geen duidelijke afname van de door het water in ernstige mate

veroor-zaakte vruchtverruwing geconstateerd. De hier gevolgde behandelings-methode lijkt geen perspectieven voor verder onderzoek te bieden.

VERANTWOORDING

De spontane medewerking van de eigenaren der betreffende bedrijven werd op hoge prijs gesteld. Enkele van hen zullen door de toegestane vergoeding voor opbrengstderving nauwelijks zijn schadeloos gesteld.

De beschikbaarstelling van apparatuur door enkele instanties wordt hier eveneens met erkentelijkheid gememoreerd.

LITERATUUR

POUWER, A. (1965) s Enkele problemen van het gebruik van grondwater in de tuinbouw. Meded.Dir.Tuinb. 2 8, 1 ; 33-39

REES VELLINGA, E.van (1965)2 Het gehalte aan ijzer in het diepe grondwater van het Peelgebied en de naaste omgeving. Meded.Dir.Tuinb. 2j35 11, 543-551

R00RDA VAN EYSINGA, J.P.N.L. (1961 ) s Problemen met ijzerhoudend sproeiwater in de groenteteelt onder glas.

Meded.Dir.Tuinb. 2±, 11 s 641-644

VAN DER WEERD, B. (1963) s De ontijzering van grondwater ten behoeve van kunstmatige beregening. Meded.I.C.W. No.55 s 1-11.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar de concentratie blijft gelijk, omdat de definitie van concentratie luidt: de hoeveelheid opgeloste stof per literc. Vind je

Die prakties-teologiese model van Zerfass (1 974:164-177), wat bepalend is vir die metode van hierdie navorsing (vgl. 1, 1 3 , hou onder andere in dat in die Praktiese

Hierop volgde aanvankelijk herstel maar, toen de conditie van patiënt enkele weken later sterk achteruitging, werd in overleg met twee schoonzonen besloten het beleid verder

Communication, management skills (especially planning and organising), creativity, working as a group and people skills were identified in the postnominal group

In deze nota werden de resultaten van het voortgezette onderzoek naar de water- en mineralenhuishouding op een glastuinbouwbedrijf be- sproken. De resultaten van het onderzoek en

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

- Vrouwelijke burgemeesters tenderen meer naar de sociale kant van het ambt, mannen meer naar de kant van planning/control en ordening. - Meer dan mannelijke burgemeesters