• No results found

Minimale en optimale bedrijfsgrootte in de glastuinbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Minimale en optimale bedrijfsgrootte in de glastuinbouw"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK EN CONSULENTSCHAP VOOR DE TUINBOUW TE NAALDWIJK

MINIMALE EN OPTIMALE BEDRIJFSGROOTTE IN DE GLASTUINBOUW Ing« A.J. Schoppers '

No. 26

Informatiereeks

(2)

INLEIDING

Voor het bedrijfsontwikkelingsbeleid in de glastuinbouw zijn de minimale en optimale bedrijfsgrootte belangrijke gegevens« Het vaststellen van de minimale en optimale bedrijfsgrootte is niet eenvoudig. Toch moet hierover voor een goed financierings-beleid een duidelijke mening bestaan. Voor het vormen van deze mening is kennis van de faktoren, die de minimale en optimale

bedrijfsgrootte beïnvloeden, belangrijk. Deze faktoren worden in deze nota vermeld en toegelicht.

Hoewel ekonomische motieven de basis voor een gezonde bedrijfs-voering moeten vormen, laat de praktijk zich dikwijls ook leiden door andere, zoals uit het volgende overzicht blijkt*

MOTIEVEN VOOR BESTAANDE BEDRIJFSGROOTTE

- Het inkomensniveau waarmee men zich tevreden stelt*

- De beschikbare oppervlakte grond. * - Het beschikbare vermogen.

- De beschikbare (gezins)arbeid. - De beperkte ondernemingslust.

Ondanks het feit, dat sommige tuinders zich met zeer lage inkomens "tevreden stellen", zal men het beleid mceten richten op een inkomensniveau dat op z'n minst vergelijkbaar is'met het niveau in loondienst. De berekeningen in tabel 1 geven een in-druk over de hoogte van dit vergelijkbare inkomen. We gaan hier-voor uit van ƒ 15*000,= nettoloon, minus ƒ 2.500,= hier-voor huur van de woning, waarna ƒ 12.500,= resteert voor overige privê-uitgaven. Deze "overige privê-uitgaven" geven met de overige privê-verplichtingen het minimaal noodzakelijk inkomen voor de ondernemer.

Uit de tabel blijkt, dat, afhankelijk van de aangehouden

privé-omstandigheden het minimaal noodzakelijk inkomen varieert van ƒ 35«000,= tot ƒ M*.000, = . Dit houdt in, dat bij deze

in-komens een overeenkomstig bedrag aan "overige privê-uitgaven" besteed kan worden als in loondienst«

(3)

- p P! © © a u © -Ö -d ï ti 3 -H .d Ai © O r A a> ii bo ä -•H «s o « > o o Pi bO • o rt o « • H O Ö v -ö o ^ •H £ < H O

o

IA to II O

o

IA

o

o

IA 0 0 O O O o o o I A c\J o o IA <\J *» *•» * , S ii o o o © +> Ö bO Ö II © © *H CO •» © • d ' ö . • > ö 3 ' H © © > O o bOO Ö • « • H O Ö IA O O K \ ' r i £ S O o I A »A O O I A - * O O o I A o o I A Vu o o o * A o O I A <\J O O o CS t A S 'S S S u © • d ö o II « S o a © > o © bO O £ © © pi O S -Ö « H O ^ï pj ö Pi r -© -H -© O OM © > ' S O O o rA o o I A . * o o I A vo o o o I A o o o rvj o o I A

8

I A U © - d Pi O N - d Ö •H © U 1 O >

ää

• o P< II •• o 3 > O > © ^! l A 3 «d b0 • ,c! ö e} ö <\J © -H © -H O M « Ö S o o o r A o O I A •4" O O I A •4" O O I A OJ O o o co o o I A <\J o o o I A r A S 'S H © •8 EH I - p .M •H fi o 10 © bO Ö O CO -d •H ©

ä

© bO I Ö © -H •P h ^ S © .M •H © tq tq U ta © © > •H M a ^ © »H Pi © bO Ö • H © .id © tq U © > M .M H O > © +> fi U •H H ft © tO © •H a © fi .3 S Pi • H • P tQ cd H © © • p CQ a o X Ö H bO bO • H

ä

CQ © Pi •H Ö O î* Ö © • p CQ O « © r * £> H © ^ cd N • d o o S3 PI © % bO +> • H Pi I «© t> •H (H P i © bO • H (H © © a o M Ö •H H ©

•a

tq - d o o Pi

7J

a •H PI •H

(4)

MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERWERVEN VAN HET MINIMAAL NOODZAKELIJK INKOMEN

• •*

Een ondernemer kan inkomen verwerven uit verébeding van eigen arbeid, rente van het eigen vermogen en winst.

Voorbeeld

Arbeidsvergoeding ondernemer (bij 2200 uur) ƒ 27.000,= Rente eigen vermogen (10# van ƒ 60.000,=) ƒ 6.000,=

Netto-overBchotb(ökonomische winst) f 3.000<=

Ondernemersinkom«n f 36.000,=

Dit inkomen kan men verhogen door langer en harder te werken dan in loondienst. Hierdoor spaart men loon uit ten gunste van eigen inkomen. Het zijn vooral de jonge ondernemers die op deze wijze een acceptabel of een wat royaler inkomen trachten te be-halen. Bij het ouder worden neemt deze extra prestatie

langzaam-aan af. Ook neemt op een rendabel bedrijf, bij het ouder worden van de ondernemer het rente-inkomen, vanwege de besparingen, toe.

Men kan het inkomen ook verhogen door opvoering van de winst. Hiervoor zijn dikwijls extra investeringen noodzakelijk, die, bij voldoende groei in het eigen vermogen, geleidelijk kunnen worden gerealiseerd.

(5)

WAARDERING HANDENARBEID ONDERNEMER

De handenarbeid van de ondernemer kunnen we waarderen aan de hand van het loon voor werknemers op tuinbouwbedrijven. De totale loonsom bedraagt thans (medio 1974) voor een volwaar-dige kracht met ca 2200 werkuren ongeveer ƒ 27.000,=.

Het huidige C.A.O.-loon bedraagt ƒ 23-745,= bij 1950 werkuren. Het hogere loon wordt mogelijk door overwerk.

De arbeid van de ondernemer kunnen we verdelen in handenarbeid en arbeid voor leiding en toezicht. Controle tijdens het week-end, overleg met vertegenwoordigers en voorlichting, bezoeken van voorlichtings-bijeenkomsten e.d. rekenen we tot de werktijd voor leiding en toezicht.

Als we de totale arbeidsprestatie van een jonge ondernemer met bijv. 4.000 à 5.000 m staand glas op 145$ van die van een vol-waardige arbeidskracht stellen en 25% van deze tijd toerekenen aan leiding en toezicht, dan resteert nog 120$ voor handenar-beid.

De tijd voor leiding en toezicht neemt, bij het groter worden van het bedrijf, toe en de tijd voor handenarbeid van de ondernemer af. Tevens neemt bij het groter worden van het bedrijf de totale arbeidsprestatie van de ondernemer af. Hij wordt wat ouder en de noodzaak van lang en hard werken neemt bij d'e doorgaans ge-lijktijdig gunstige inkomensontwikkeling af.

Als we om deze reden de totale werktijd, voor de wat oudere ondernemer op het grotere bedrijf (10.000 tot 12.000 m ) , op 125$ en de tijd voor leiding en toezicht op 45$ stellen, dan resteert nog 80$ voor handenarbeid.

Dit betekent, dat de handenarbeid - die voor een jonge onder-nemer op 120$ is gesteld - bij het groter worden van het bedrijf en bij het ouder worden van de ondernemer gaat afnemen tot ca 80$ of nog minder.

Hierdoor gaat het inkomen uit handenarbeid dalen van (120$ van ƒ 27.000,=) ƒ 32.400,= naar (80# van ƒ 27*000,=) ƒ 21.600,=. Dit is ƒ 10.800,= per jaar.

We kunnen dus, op grond van deze benadering stellen, dat een jonge ondernemer op een bedrijf met 4.000 à 5*000 m staand glas

(6)

c

doorgaans ƒ 10.800,= meer met handenarbeid zal verdienen dan een oudere tuinder op een bedrijf met bijv. 10.000 à 12.000 m staand glas. Dit komt voor een jonge ondernemer met A-.000 m

2 ? staand glas, op een voordeel van ƒ 2,70 per m en met 5*000 m

2 staand glas op een voordeel van ca f 2,s per m :Jstaand glas*

(7)

AFNEMENDE KOSTEN/PER EENHEID VAN OPPERVLAKTE

Voor het behalen van een volledige rente- en

arbeidsver-goeding en voor het behalen van winst moet een bedrijf rendabel

zijn. Uit de praktijk blijkt, dat de rentabiliteit van de bedrij-ven tot een bepaalde grootte toeneemt en vanaf deze grootte weer gaat afnemen. De toename in rentabiliteit tot een bepaal-de bedrijfsgrootte is vooral het gevolg van afnemenbepaal-de kosten per eenheid van oppervlakte. De cijfers uit de tabellen 2 en 3 tonen aan hoe sterk de kosten bij bedrij f svergrot ing per eenheid van oppervlakte kunnen afnemen.

De berekende verschillen ten gunste van de grotere bedrijven kunnen we nog aanvullen met de voordelen van :

- goedkoper inkopen (meer kwantumkorting).

- minder brandstofkosten (minder warmteverlies) per eenheid van oppervlakte..

Uit L.E.I.-onderzoek blijkt, dat het brandstofverbruik bij •eenzelfde teeltschema lager is naarmate de bedrijven groter

zijn. Dit kan waarschijnlijk worden verklaard door minder

warmteverlies bij grotere eenheden door minder geveloppervlak.. - lagere arbeidskosten tot een bepaalde .bedrijfsgrootte.

Grafiek 1 geeft nogmaals de kosten die per eenheid van oppervlakte afnemen, zoals deze in de tabellen 2 en 3 zijn berekend*

2

Grafiek 1 Verloop van "vaste kosten i n . g l d per m bij toenemende bedrijfsgrootte.

2

* berekend kostenverloop bij rozenbedr. ** berekend kostenverloop bij

tomaten-bedrijf kosten per m' 1 6 , 1 5 , 1 4 , 1 3 , 1 2 , - 1.1,1 0 , 9 , 8 , 7 , 6 ,

-5 , - 1 ^

1 2 3 ^ 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 .13 16 17 18 19 8, x 1.000 m^ staand glas

(8)

Tabel 2 Kosten die op rozenbedrijven per eenheid van oppervlakte afnemen«

Glasareaal 3.000 m2 6.000 m2 . 7.500 m2 9.000 m2 Rente en af- Sin?; 1 ha 1 ha 1£ ha " 1$ ha

schrijving grond ƒ 3.500,= ƒ 3.500,= ƒ 4.400,= ƒ 5.250,= Onderbemaling ƒ 270,= ƒ 270,= ƒ 300,= ƒ 340,= Ketelhuis en stook-installatie met aangepaste capaci-teit ƒ12.100,= ƒ13.000,= ƒ14.700,= ƒ 15.500,= C02-installatie ƒ 780,= ƒ 1.040,= ƒ 1.180,= . ƒ 1.300,= Motorpomp met

toe-behoren ƒ 330,= ƒ 340,= ƒ 360,= ƒ 370,= Hogedrukpomp met vaste spuitleiding Begenautornaat Concentratiemeter Erfverharding Autokosten Koelcel Rozensorteermachine Totaal'per m2 ƒ 7,75 f 4,34 / 3,97 / 3,69 2 Verschil tussen 3 en 6.000 m ƒ 3,41 2 Verschil tussen 3 en 7.500,m ƒ 3,78 2 Verschil tussen 3 en 9.000 m ƒ 4,06 Verschil tussen 6 en 7.500 m ƒ 0,37 Verschil tussen 7 -J en 9.000 m ƒ 0,28 Brandstof en vast-recht,. ƒ22.600,= ƒ41.100,= ƒ50.545,= ƒ 60.200,= " " " /m2 ƒ 7,53 f 6,85 ƒ 6,74 / 6,69 Verschil tussen 3 en 6.000 m ƒ 0,68 Verschil tussen 3 en 7.500 m ƒ 0,79 Verschil tussen 3 en 9.000 m ƒ 0,84 Verschil tussen 6 en 7.500,m ƒ 0,11 Verschil tussen 7 £ en 9.000 m2 ƒ 0,05 ƒ 210,= ƒ 300,= ƒ 320,= ƒ 220,= ƒ 3 . 3 0 0 , = ƒ 1.000,= ƒ 900,= ƒ ƒ ƒ ƒ 230,= 350,= 3 2 0 , = 330,= ƒ 4 . 0 0 0 , = ƒ ƒ 1.400,= 1.450,= ƒ ƒ ƒ ƒ 270,= 370,= 350,= 390,= ƒ 4 . 5 0 0 , = ƒ 1 ƒ 1 . 5 7 0 , = . 7 0 0 , = ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 3 0 0 , = 400,= 380,= 440,= 4.90Q,= 2 . 0 0 0 , = 2 . 0 0 0 , =

(9)

Tabel 3» Kosten die op tomatenbedrijven per eenheid van opper-vlakte afnemen.

Glasareaal 4.000 m2 5.000 m2 10.000 m2 15.000m2 20.000 m2 Rente en afschrij- 0 £ ha gr.)(l£ ha gr.)(l£ ha gr0(2 ha g»)(2£ ha ga) ving grond ƒ 5-250,= ƒ 5-250,= ƒ 5.250,= ƒ 7.000,= ƒ 8.750,= Ketelhuis en

stook-installatie met

aan-gepaste capaciteit /12.800,= ƒ13.100,= ƒ15.700,= ƒ17.900,= ƒ20.400,= C02-installatie ƒ 910,= ƒ 1.000,= ƒ 1.430,= ƒ 1.950,= ƒ 2.340,= Motorpomp met

toe-behoren Hogedrukpomp met spuitleiding Regenautomaat Concentratiemeter Erfverharding Autokosten ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 340,= ƒ 230,= ƒ 300,= ƒ 320,= ƒ 330,= ƒ ƒ 3.800,= ƒ 4 Tomatensorteermachine ƒ Onderbemaling 2 Totaal per m Verschil tussen Verschil tussen Verschil tussen Verschil tussen Verschil tussen Verschil tussen Verschil tussen 4 4 4 4 5 10 15 ƒ ƒ en en en en en en en 480,= ƒ 270,= ƒ 6,26 ƒ 5.000 m2 10.000m2 15.000m2 ' 20.000m2 10.000m2 15.000m2 20.000m2 340,= ƒ 24o,= ƒ 300,= ƒ 320,= ƒ 330,= ƒ .000,= ƒ 5. 480,= ƒ 270,= ƒ 5,13 ƒ ƒ 1,13 ƒ 3,25 ƒ '3,91 ƒ 4,20 ƒ 2,12 ƒ 0,66 ƒ 0,29 370,= 310,= 370,= 380,= ;440,=; .000,a 530,=/

34o,=

3,01 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 5 ƒ ƒ ƒ 38o,= ƒ 350,= ƒ 370,= ƒ 38o,= ƒ 44o,= ƒ .600,= ƒ 6 56o,= ƒ 340,= ƒ 2,35 ƒ 420,= 390,= 400,=

4oo, =

550,= .500,= 680,= 370,= 2,06 Brandstof en vastrecht ƒ28.600,= ƒ34.700,= ƒ66.570,= ƒ98.500,= ƒ130.300,= " " " /m2/ 7,15 ƒ 6,94 ƒ 6,66 ƒ 6,57 f 6,51 Verschil Verschil Verschil Verschil Verschil Verschil Verschil tussen tussen tussen tussen tussen tussen tussen 4 4 4 4 5 10 15 en en en en en en en 5.000 m2 10.000 m2 15.000 m2 20.000 m2 10.000 m2 15.000 m2 20.000 m2 ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ 0,21 0,49 0,58 0,64 0,28 0,09 0,06 10.

(10)

RESULTATEN L.E.I.-ONDERZOEK

Het L.E.I, komt, zoals uit een onderzoek op groentebedrijvenf in de jaren 1970 - 1971 blijkt, aan de volgende voordelen voor

het grotere bedrijf.

2 Afnemende kosten tussen *f.000 en 10.000 m staand glas

f 1,= per m rente en afschrijvingen (bij. een gemiddelde

verwarmingscapaciteit van 150 Kcal/h/m ) f 0,80 per m arbeidskosten (bruto-loon 1970 f 1*f.500, = ,

1971 f 16.000,=) 2

ƒ 0,25 per m minder brandstofkosten, waarschijnlijk wegens minder warmteverlies door minder gevelopper-vlak op grotere bedrijven

2

ƒ 2,05 per m totaal verschil bij rente, afschrijvingen, arbeid en brandstof.

Het onderzoekverslag vermeldt nog meer kostenvoordelen voor het grotere bedrijf. Deze zijn echter niet afzonderlijk vast-gesteld. Sinds 1970 - 1971 is er veel veranderd. Het zijn voor-al de kosten van rente, afschrijvingen, arbeid en verwarming die sindsdien sterk zijn gestegen.

Indien we het verschil' in arbeid- en brandstofkosten, uit het L.E.I.-onderzoek aanpassen met de wijzigingen die sindsdien zijn opgetreden en hieraan de berekende verschillen uit tabel 3 toe-voegen, dan komen we aan de volgende verschillen tussen de

k en 10.000 m staand glas.

f 1,^5 per m verschil in arbeidskosten (bij een bruto-loon van ƒ 27.000,=)

2

f 0|35 per m verschil in brandstofkosten door verschil in. warmteverlies (1970 - 1971 ca ƒ 70,= per ton olie, nu voor gas omgerekend naar olie ƒ 100,= per ton)

p

ƒ 3 »25 per m verschil in rente en afschrijvingen bij een

verwarmingscapaciteit van 250 K.cal/h/m ƒ 0,50 per m door verschil in vastrecht en gasprys per

oppervlakte-eenheid

f 5*55 per m totaal verschil in kosten tussen h. en 10,000 m

staand glas met groenteteelt.

(11)

11,

Bij de berekende verschillen in kosten is nog geen rekening gehouden.met het verschil in kwantumkorting en het verschil in overige kosten, zoals : kosten van administratie, P.T.T., abonnementen e.d.

Als we in gedachten met deze aanvullingen rekening houden, dan mogen we wel konkluderen, dat de verschillen in kosten tussen zwaar verwarmde groentebedrijven van *f. en 10.000 m

p staand glas in de buurt van f 5,50 tot ƒ 6,= per m liggen,

2 Indien we deze hogere kosten voor het 4.000 m -bedrijf

ver-2 minderen met het voordeel van ca ƒ 2,70 per m hoger inkomen uit handenarbeid, dan resteert nog een nadeel van ƒ 2,80 à

2

f 3»30 per m staand glas. Bij een overeenkomstige vergelijking

2 2 tussen 5. en 10.000 m resteert voor het 5.000 m -bedrijf nog

een nadeel van ƒ 2,= à ƒ 2,50 per m .

Kostenverschillen op sierteeltbedrijven

Indien we mogen veronderstellen, dat tussen de

sierteelt-2

bedrijven van 3*000 en 7»500 m overeenkomstige v e r s c h i l l e n

in kosten voor arbeid en brandstof voorkomen als op groente-» bedrijven tussen 4.000 en 10.000 m , dan komen we voor deze bedrijven aan het volgende totaalverschil in kosten :

2

ƒ 1,45 per m verschil in arbeidskosten (bij een bruto-loon van ƒ 27.000,=.

2

f 0,35 Ver m verschil in brandstofkosten door verschil in

warmteverlies

m t e - en a f s c h r i j v i n g s k o s t e n bij

2 2

f 3i78 per m verschil in rente- en afschrijvingskosten bij

een verwarmingscapaciteit van 250 K.cal/h/m' 2

f 0,80 per m door verschil in vastrecht en gasprijs per een-heid van oppervlakte

2

ƒ 6,38 per m totaalverschil in kosten tussen 3*000 en 2

7.500 m staand glas met rozenteelt. Ook hier is nog geen rekening gehouden met een verschil in kwantumkorting en een verschil in overige kosten, zoals kosten van administratie, P.T.T., abonnementen e.d.

Als we in gedachten met deze aanvullingen en met een

(12)

onzekerheidsmarge ten aanzien van de verschillen in arbeids-kosten rekening houden, dan kunnen we wel konkluderen, dat de verschillen in kosten f 6,= à ƒ 6,50 per m zullen be-dragen.

2 Indien we deze hogere kosten voor het 3.000 m -bedrijf

vermin-2 deren met het voordeel van (/^10.800,= : 2.000) ƒ 3,60 per m

hoger inkomen uit handenarbeid, dan resteert nog een nadeel 2

van ƒ 2,*f0 tot ƒ 2,90 per m staand glas.

Overige resultaten uit het L.Ej>I.-onderzoek naar verschillen in bedrijfsgrootte, opbrengsten en kosten op glasgroentebe-drijven in 1970 - 1971 |

- Het opbrengstniveau vertoont tot 1 à 1£ ha geen relatie met de bedrijfsgrootte.

- Boven de grens van 1 ha begint, gemiddeld over meerdere bedrijven, de kans op stijging van de arbeidskosten reëel te worden.

- Iedere gulden opbrengstvermeerdering resulteert in een stijging van het netto-overschot met ƒ 0,50.

- Het opbrengstniveau vertoont een spreiding van ca ƒ 10,=. 2

per m •

(13)

13-OPTIMALE BEDRIJFSGROOTTE

Hoewel in theorie de daling van kosten per eenheid van oppervlakte, bij het groter worden van de bedrijven oneindig lang blijft doorgaan, is in de praktijk -. gemiddeld over meer-dere groentebedrijven - dit boven 1 ha (volgens het L.E.I.-onderzoek in 1970- - 1971) niet meer waarneembaar.

Waarschijn-2 lijk is dit bij sierteeltbedrijven boven ca 7*500 m niet meer waarneembaar. De oorzaak zullen we moeten zoeken bij het moeilijker worden van de organisatie en de planning bij het groter worden van het bedrijf. De arbeidskosten gaan hier-door weer vanaf een bepaalde bedrijfsgrootte stijgen. Deze stijging in arbeidskosten gaat vanaf een bepaalde bedrijfs-grootte zwaarder wegen dan de daling van de overige kosten. Ook wordt het op erg grote bedrijven moeilijk om het opbrengst-niveau op peil te houden.

De optimale bedrijfsgrootte ligt daar, vanwaar uitbreiding geen inkoraensverhoging meer oplevert. Hoewel de optimale grootte volgens L.E.I.-onderzoek in 1970 - 1971 gemiddeld op ca 1 ha lag, kan dit thans wel meer zijn. Verder is de

op-timale grootte sterk afhankelijk van de capaciteiten van de ondernemer. Aangezien deze sterk varieereh, zal ook de op-timale bedrijfsgrootte sterk varieeren. Ook kan de opop-timale grootte bij meerdere ondernemers op êén bedrijf (vennootschap onder firma) wel het twee- of drievoudige van de gemiddelde optimale grootte zijn.

Grafiek 2 geeft een schematisch beeld van het verloop in

netto-overechot van verschillende bedrijven (ondernemers) bij een toenemende oppervlakte. De optimale grootte ligt bij het hoogste punt in de curve.

(14)

Grafiek 2 netto overschot per bedrijf «J ' • • 2 -«V • £ 8 . 10 12 H 16.--48. 20 x 1.000 m^ staand glas.

De optimale grootte kan men, door zichzelf meer te be-kwamen en door het toepassen van nieuwe onderzoekresultaten en nieuwe hulpmiddelen steeds verder opvoeren. Doordat veel tuinders hieraan voldoen neemt ook de gemiddelde optimale grootte, steeds verder toe. Steeds ervaren echter ook tuinders dat hun capaciteiten (optimale niveau) ontoereikend is om nog langer mee te kunnen.

Anderen nemen soms, door zelfoverschatting, te grote stappen en ervaren dan, dat het resultaat van de laatste investeringen beneden de verwachting blijft. Zjj zijn hun optimale niveau dan voorbij geschoten.

Invloed, van de breedkapper op de .jaarkosten

In het voorgaande hebben we steeds het warenhuis als glas-opstand aangehouden. In de praktijk komt echter.óok de breed-kapper voor. We moeten ons er echter wel van bewust zijn, dat we bij beperktheid van vermogen met het warenhuis over meer vierkante meters glas kunnen beschikken. De breedkapper zal om deze reden, voor het behalen van hetzelfde resultaat een hogere opbrengst en hogere winst per m moeten geven. De volgende -berekeningen tonen aan, hoe groot de verschillen in opbrengst

p

en winst per m moeten zijn voor het behalen van hetzelfde inkomen als met het warenhuis.

(15)

15.

S

bo o

f,

eu CVJ II OJ S l£\ O S

° *

• 'CO (1) ft^ •p CU a CU « bO d •H > .d o IQ I CQ 60 d •rl •P O -P •H CO +> O W A i VO . d I

+

a a> +> co o M O Ö k ' H <1> CU +> +> > IQ 10 O O <D A i 4 ) " Ö 10 +> faC d d d CU cd « r i k > +> d il II il il il il il il il n il il il II il il II il II II il il II II II il O o o o o O O O o \ t>-tA IA IA O O tACVI t A M A O • • • 00 OJ co o o o o o o o o o o o o o o o o o o oj o-wo o A o t > - o o o i A t A i A O IA J - v OJ OJ OJ OJ O O N O O J C O O J • • • • • C N r - - 4 - tA r-o r-o r-o r-o r-o CO o O OOO ONOj r A o j I A • • • I N r- t>-OJ OJ OJ

sssssss sssssssssssssss sssss

II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II o o o o o o o o o o o o o o O O N O O O O • • • • • • • O f A r - I A I A I A O co OJ co O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O IA O OJ VO O OJ IA-3- O O IA O OJ ^ O r- O l A * - - d - OJ OJ OJ ^J-CO VO OJ l f \ r II II

88

CAO • • vo oj

t>-S 't>-S t>-S

'S 'S S

'S s s s s s s s s s s s s s s s

S S

II O tN O 0 0 O OJ t>- •4-S •4-S •H CU .d • P Ai k cu ft CU JJ •U> .U d CU +» co o Ai

ä

«s •I-» CU ft 0 u CU OJ e OJ \ a ii * o o O tA O • ' S IA 'cd +> CU CQ a -H d «H Si :R> d f i CD -a u eu ai m > V*. 1 O 1 ta vo .d ta o d d C f H <u •H eu +> +> > + > to co :F? o o u d « M ^ O O ' S w o +> +> bC cQ co d d d «H O (D d) >ri «ü x u s> +> 1 ta to d •H +> d .d eu o +> • H CO •p o W M ft cd Ai •a eu eu C| SI eu -a • d eu o

'S

M eu Il II II II M Il II II Il II il II II II II II II II Il II II II II O O O O O O O O O M N t A l A l A O O -tf" OJ fA £N IA IA O O O O O O O O O O O O O O O O O O V O O V Q O N O O O O O 1A3 o -O IA CA r- tA -OJ -OJ -OJ -O -O N -O C M -O -O J 00 oj vo t>- v- IA tA O O O O O OO O O O O C ^ O t A t A t N • • • tA Il II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II II O O O O O O O o O O O O o o o I N t > - o o o o o K \ * - f A i A i r \ o co oj IA O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O IA O IA I N O OJ lA-=t- O O IA O IA IA IA O • • # • • • • • • • • • • • • O * - O r - OJ OJ OJ r - -4" 0O VO <\J VO r - VO l A r - IA

R

s s s s s s s

SSSSSSSSSSSSSSS SS

O -d-as

SSSSSSS SSSSSSSSSSSSSSS sssss

II II » • O tA O O CM r-• IA - * O vo •» OJ

S S

II m OO S 'cd ö O u bO cd si T -bO ö •H U ca •H d .d H CU bO M - P d d eu •H «H Ai 'cd u d a cd eu CU X ! (D Si Cl U d •A Ci eu d eu > d cd • d < H . d u d u o O O w w CU CU - d

cl

(H ^> CQ cd bO d) § d <u •H d + H eu •P eu eu •H • p cd t ) A ! H

S

u -P O »Ö •H h FH CQ ft O CQ cd O H eu •p Ai •H d <H . Q H d eu

cl

n

d eu •p •H d o u •H b0 o d •H cd -d • p CQ •H O d H •H 1 d eu C\Jb0 eu o eu CQ bO d •H t» a

ä

> co d eu h o .d a> fi eu o •p •p eu a bO d •H d o •H N PH ^ o eu o +> • P > U eu co o o +> a -P ft+> cd eu «H co d cd »H <u d ed a - P - P ai ft o cd - H Jn eu g +> h o +> +> o d -P .H AJ H ft ft « R h Cl -H d o ^ +> eu CU 14 o •P O Ö 4) +> u d eu o eu o AJ eu h H bO d eu -P ,Q eu o H d eu eu o d eu bo d •H -o •H o eu d H •H .d +> o eu

g

8

^

1 M eu eu ,d +> o ft t>ï ^ d eu 1 CQ •H

ä

ft-p cd fi o CQ M ft cd >ö eu a «H O O (H • P ft eu o d cd CQ In a d 'd d eu eu p tq bo o o o +> Ü O Ü Ü K > W l s ; K ü W H O M C i J t i j W <u eu o d •» i o •H U +> eu cd bO u d •H eu

d

+> CQ •H d eu H eu •d d «d eu •p b û CQ eu o •H a co cd Xi Ü 4) h •P d to eu cd •P > eg d cd eu d H +> eu U CQ eu o d • d A i eu H eu +> O «H CQ ft-P o cd Ai d U «H eu -P o CO 4-> 1 - H CQ •d d >d d -H S o a 3 d «d d « Ai M O <î m OJ a Ci eu ft d eu • p OJ (0 a o o j Ai u a eu eu ft Ci xi eu d to bo ft eu d d Ai •ri -M d CU . Ci ci eu Ci eu eu +> eu +> -P CQ ,Q CQ CQ O eu eu A i d l> > »H d d eu •H »H »d H d - H "cd "cd Ai o cd cd eu co •P -P Ci Ci o o 0) eu ^ EH m > M

(16)

By deze berekeningen gaat het ons niet zozeer om de hoogte van

p

de investeringsbedragen, maar om het verschil van 1.000 m in glasareaal by dezelfde totaal-investering en om het verschil van ƒ 2,60 per m2 in de berekende jaarkosten. Als we dit

be-rekend verschil, met de verschillen in kosten by arbeidt abonne-menten, P.T.T. e.d. op ƒ 2,75 per E2 mogen afronden, dan komt

het totale voordeel voor het bedryf met het 5*000 m2 warenhuis op (f 2,75 x 5.000 =) ƒ 13.750, = . Dit houdt in, dat het bedryf met 4.000 m2 breedkapper, voor het behalen van hetzelfde in-komen ca ƒ 3»50 per m2 meer moet opbrengen.

By winst neemt de noodzakeiyke meeropbrengst voor de breedkap-per verder toe, zoals uit het volgende cyfervoorbeeld biykt.

2 2

Winst by warenhuis ƒ 4,= per m x 5000 (m ) « ƒ 20.000,=.

Noodzakeiyke winst by breedkapper ƒ 20.000,= : 4000 (m ) = f 5»=

2 ?

per m • Verschil ƒ 1,= per m . Dit brengt de noodzakeiyke meeropbrengst voor de breedkapper op (ƒ 3»50 * ƒ 1,= «) ƒ 4«50 per m2.

(17)

17.

CONCLUSIES

De invloed van het sterk' degressieve kostenverloop (bij toenemende bedrijfsgrootte) op het inkomen, wordt in de praktijk voor een deel gecompenseerd door het verloop in prestaties aan handenarbeid van de ondernemer.

Als we mogen veronderstellen, dat de handenarbeid van de

onder-2 onder-2 nemer in het trajekt van 1+.000 à 5.000 m tot 10.000 m staand

glas groenteteelt van 120 tot 80% afneemt en we bij 100$ van

f 27.000,= arbeidsvergoeding uitgaan, dan komt het verschil tussen 120 en 80% op ƒ 10.800,=. Dit betekent ƒ 2,70 per m2 staand glas voordeel voor het bedrijf met *f.000 m staand glas en ca ƒ 2,= per m2 voor het bedrijf met 5.000 m2 staand glas. Tevenover dit voordeel bij ^.000 m staat een nadeel van ƒ 5,50 tot ƒ 6,= per m2 hogere kosten. Dit houdt in dat, na aftrek van het berekend voordeel, nog een nadeel van ƒ 2,80 tot

f 3»30 per m overblijft. Het resterend nadeel van ƒ 2,80 tot

f 3 »30 per m houdt in, dat het voor het bedrijf met *f.000 m2 staand glas even moeilijk is om winst te maken, als voor het bedrijf met 10.000 m2 staand glas om ƒ 2,80 tot ƒ 3,30 per m2 winst te maken.

Uit rentabiliteitsonderzoek blijkt, dat men gemiddeld over alle bedrijven en gemiddeld over de laatste jaren met de verwarmde groenteteelt onder staand glas geen winst noch ver-lies van betekenis heeft gemaakt.

2 De gemiddelde bedrijf sgrootte bedraagt ca 8.000 m staand glas. Het voorgaande houdt nu in, dat bij deze gemiddelde oppervlakte de rentabiliteit, gemiddeld over meerdere jaren ongeveer nul is geweest. Omdat nu kleinere bedrijven tegen hogere kosten en grotere bedrijven tegen lagere kosten produceren - en het opbrengstniveau bij vergelijkbare teelten gelijk blijft - kunnen we concluderen, dat kleinere bedrijven gemiddeld verliesgevend en grotere bedrijven gemiddeld nog iets winstgevend zijn geweest« Met tabel 5 geven we U deze conclusie in cijfers.

(18)

Tabel 5 Spreiding in rentabiliteit als gevolg van de verschil* len in kosten tussen bedrijven van -verschillende grootte.

Oppervlakte staand glas Netto-over-schot per m2 4.000mÄ -/-/2,75 5.000m' -/-/2,= 6.000m* 7.000m 8.000m' ƒ 0,00 9£00m' 10000m +ƒ0,25

Het verschil tussen 4. en 10.000 m komt overeen met het berekend verschil van ƒ 2,80 tot ƒ 5,30 per m .

Uit onderzoek blijkt ook nog een spreiding in netto-overschot bij iedere bedrijfsgrootte. Deze spreiding ontstaat door verschillen in opbrengst en door verschillen in andere kosten als gevolg van

bijvoorbeeld verschillen in plantgrootte, temperatuur, verzorging e.d.

De spreiding in netto-overschot is bij iedere bedrijfsgrootte erg groot. Ongeveer 90$ van de bedrijven valt echter binnen een

spreiding van ƒ 5,= per m .

Tabel 6 geeft U de cijfers van tabel 5» aangevuld met een sprei-ding van ƒ 5,= in netto-overschot bij iedere bedrijfsgrootte. Tabel 6 Cijfers uit tabel 3% aangevuld met een spreiding van

ƒ 5»= in netto-overschot bij iedere bedrijfsgrootte.

Oppervlakte staand glas Netto-over-schot per m2 4.000m' van -/-ƒ0,25 tot 5.000m4 van +ƒ0,25 tot -/-f5,25 -/-ƒ4,50 6£00m27/.000m' 8.000m' van +/2,50 tot -/-ƒ2,50 ^OOOm' 10.000m van +ƒ2,75 tot -/-ƒ2,25

Op grond van deze cijfers en op grond van de minder gunstige rentabiliteitsverwachting voor de komende jaren moeten we concluderen, dat het erg moeilijk of zelfs onmogelijk zal worden om een bedrijf van 5*000 m nog rendabel te maken. Vooral ook door het feit dat maar weinigen zich tot de meest vakbekwame ondernemers kunnen rekenen.

(19)

19-19.

Voor tuinders op kleine bedrijven (4.000 tot 5.000 m ) met een aangepaste oppervlakte grond, is het kostennadeel geen ƒ 2,80 tot f 3 »30 in vergelijking met het 10.000 m2-bedrijf, maar ca f 0,50; per m2 lager. Deze tuinders worden echter in de toe-komst, bij het oplossen van hun probleem van het te kleine drijf met zodanige extra kosten geconfronteerd, dat het be-zwaarlijk is om in deze gevallen met een vermeend voordeel van ƒ 0,50 rekening te houden.

Indien we de arbeidsvergoeding voor een jonge ondernemer op (120# van ƒ '127.000,= = ) ƒ 32.400,= stellen en we hieraan nog

(10$ van f 65.000,= = ) ƒ 6.500,= rente eigen vermogen toevoegen, dan komen we aan een inkomen van ca ƒ 40.000,=. Voor het

ver-werven van dit inkomen moet het bedrijf op z'n minst rendabel zijn. Dit mag van een bedrijf met 5.000 m2 staand glas niet meer bij voorbaat worden verwacht.

Omdat echter in sommige gevallen het minimaal noodzakelijk in-komen nog iets beneden de ƒ 40.000,= ligt, kunnen we stellen, dan 5.OOO ssr staand glas wel de minimale grens in bedrijfs-grootte is en dat voor een minimaal noodzakelijk inkomen van ƒ 40.000,= toch wel 6.000 m2 en voor een minimaal noodzakelijk inkomen van ƒ 44.000,= toch wel 7.000 m2 staand glas noodzake-lijk is. Bij dit alles is steeds verondersteld, dat de onder-nemer langer en harder werkt dan in loondienst gangbaar is

(naast leiding en toezicht nog 120 % handenarbeid levert) en men over voldoende moderne glasopstanden beschikt.

Minimale bedrjnfsgrootte voor rozen

Voor rozenbedrjjven werd het verschil in kosten tussen 3.000 en 7.5OO m2 op f 6,= à ƒ 6,50 per m2 begroot. Als we het verschil in handenarbeid , tussen de 3*000 en 7*500 m2 ook op

f 10.800,= mogen stellen, dan komt dit voordeel voor het 3.000 m2-bedrijf op ƒ 3t60 per m2. Na vermindering van het nadeel van ƒ 6,= tot ƒ 6,50 per m2 met het voordeel van ƒ 3f60 per m2 resteert nog een nadeel van ƒ 2,40 tot f 2,90

voor het 3«000 m2-bedrijf.

(20)

De gemiddelde rentabiliteit is ook bij de rozenteelt ge-daald tot ca nul. Hoewel de spreiding wat groter is dan in

de groenteteelt, vallen toch ook hier de meeste bedrijven binnen een spreiding van ƒ 5t = per m2.

Omdat we, evenals by de groenteteelt, met een dalende renta-biliteit rekening moeten houden, zal het, bij het vastgestelde kostennadeel van ƒ 2,40 tot ƒ 2,90 per m2 erg moeilijk worden om een rozenbedrijf van 3«000 m2 nog rendabel te maken. Om deze reden zijn we dan ook van mening, dat, voor het behalen van het' minimaal noodzakelijk inkomen van f 35*000,= tot ƒ 4-0.000* = minstens 4.000 m2 en voor een minimaal noodzakelijk inkomen

van f kk.000,= minstens 5*000 m2 rozenteelt in voldoende'

moderne-glasopstanden noodzakelijk is. - • Verschil verkleinen door betere arbeidsefficiê'ncy

De hogere arbeidskosten voor kleinere bedrijven kunnen ver-schillende oorzaken hebben. We denken onder andere aan minder mogelijkheden voor een verantwoorde mechanisatie en automati-sering, maar ook aan meer onproduktieve uren voor kleine be-drijven. We hebben de indruk, dat men door verbetering van de arbeidsefficiê'ncy het verschil in arbeidskosten tussen grote en kleinere bedrijven wel wat kan verkleinen.

Meewerkende echtgenote

De arbeidsbehoefte is bij de noodzakelijk geachte minimale bedrijfsgrootte steeds zo groot, dat er ook voor de echtgenote volop werk is. Als zij meewerkt, dan komt haar arbeidsvergoeding het inkomen uit het bedrijf ten goede.

Het is niet juist om haar inkomensaandeel, in die situatie te stellen tegenover het inkomensverlies van de ondernemer en dit te gebruiken als motief voor verlaging van de aangegeven grens in de minimale bedrijfsgrootte.

(21)

21.

Optimale bedrijfsgrootte

De optimale bedrijfsgrootte is de oppervlakte waarbij de tuinder de hoogste winst en het hoogste inkomen behaalt. De optimale bedrijfsgrootte varieert met de capaciteiten van de ondernemers. De gemiddelde optimale grootte ligt voor de groentetelers op ruim 1 ha (11.000 tot 12.000 m staand glas) en voor de sierteeltbedrijven met de meest gangbare snijbloemen, naar verwachting op ca 7.500 m2 staand glas. De gemiddelde optimale bedrijfsgrootte neemt door de aard van de ontwikkelingen steeds verder toe.

Minimale bedrijfsgrootte niet stabiel

De minimale bedrijfsgrootte is niet stabiel, maar neemt eveneens door de aard van de ontwikkelingen steeds verder toe. Breedkapper in vergelijking met het warenhuis

Op de bedrijven waar het beschikbare vermogen de beperkende faktor voor de bedijfsgrootte is, zal de breedkapper in ver-gelijking met het warenhuis, voor het verwerven van een verge-lijkbaar inkomen minstens ƒ 3i50 per m^ hogere opbrengst moeten geven. Bij winst wordt de noodzakelijke meeropbrengst voor de breedkapper nog groter.

(22)

heden verschenen: •

1. Plantenfysiologie in de tuinbouw, ing. D. Klapwijk 2. De mogelijkheden van éénmalig oogsten van augurken,

ir. A.A.M. Sweep en P.H.G. Boonen

3. Literatuuronderzoek over rand bij sla,

Ma. H.H. v.d. Hoeven en ir. A.J. Vijverberg '

• 4« Problemen bij de teelt van meloenen, ir. A.J. Vijverberg 5. Paprikateelt onder glas, 3e druk

6« Het zoutgehalte van het oppervlaktewater in de Noordpias-polder, ing. C. Sonneveld en J..van Beusekom

7« Samenvattingen van meet- en beoordelingsrapporten van gasgestookte ketelinstallaties, J. Meijndert

8. Teelt van herfsttomaten, 2e druk

9. Teelt van herfstchrysanten (zie "Bloemeninformatie") 10. Teelt van herfstkomkommers, 2e druk

11. Opkweek van tomaten, 2e druk

12. De groenteteelt onder plastic op Sicilië 13« De opneming door planten van fluor uit de grond 14» Teelt van lichtverwarmde- en koude tomaten

15» Bedrijfseconomische facetten van verlenging van de opkweek-periode en de teelt in plastic potten van stooktomaten

16. Schaduwbepaling, ing. T. Dijkhuizen

17» Watervoorziening bij teelten onder glas, ing. J.J. v. Schie en R. de Graaf

18. Cultuurtechnische aspecten van de inrichting van glas-tuinbouwbedrijven

19» Druiventeelt, ing. P.A. Kruyk

20. Lichtafhankelijke klimaatregeling voor kassen, . ir. D. Bokhorst, A. van Drenth en G.P.A. van Holsteyn

21. Toediening van koolzuurgas aan komkommers, ing. J.A.M,

van Uffelen \

22. Toepassing van herbiciden in de glastuinbouw, ing. V. den Boer

23. Toepassing van aardgas voor verwarming en CO^-toediening (2

24. Straling en Watergift druk) 25. Beter overweg met de klimaatregeling

26. Minimale en optimale bedrijfsgrootte in de glastuinbouw, A.J. Schoppers

27. Teelt van koolrabi onder glas, J.G.J. Janssen en J.J.G. Boots

28. Meet- en stooktechniek voor de glastuinbouw, ing. J. Meijndert en J.B. Verveer, 2e druk 29» Teelt van Aubergine, verschijnt + "januari 1975

Uitverkocht

ƒ

1,-Uitverkocht Uitverkocht ƒ 3,50

ƒ

ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ f 2,50 2,50 5,50 3,50 3,50 3,50 3.50 3,50 3,50 25,-Uitverkocht

f

5,-2,50 Uitverkocht

ƒ

f f f f

f

f

f f '3,50 3Ï50" 3,50 3,50 2,50 2,50 3,50 3,50

(23)

4,-In de reeks BLOEMENINFORMATIE van het Proefstation voor de Bloemisterij te Aalsmeer, het Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas te Naaldwijk en de Consulentschappen voor de Tuinbouw te Aalsmeer en Naaldwijk zijn beschikbaar :

1. De teelt van snijgroen (Asparagus plumosa "Nanus"), C. Mol 2. Teelt van Anthurium (andreanum), J.v.d. Steen, 2e druk 3. Teelt van herfstchrysanten

k. Teelt van kasrozen, 2e druk verschijnt januari 1975 6. Invloed van temperatuur en licht op groei, bloei en

knol-vorming bij fresia

5. Teelt van fresia, verschijnt januari 1975

BESTELLINGEN door overschrijving van het te betalen bedrag met vermelding van j het gewenste op girorekening 29.21.10 ten name van het Proefstation, Zuidweg 38

te Naaldwijk.

Gehele of gedeeltelijke overname van het in deze uitgave gepubliceerde UITSLUITEND met toestemming van het Proefstation (afdeling Publiciteit).

f f f f f f 3,50 3,50 3,50 5,= 7,50 5,=

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gericht onderzoek naar aangepaste grondbewerkingssystemen die rekening houden met bodemecologie en -struc- tuurontwikkeling, stikstofmineralisatie, onkruidbeheersing, behoud

In de figuur is P zó gekozen dat de lengte van lijnstuk AP minimaal is.. Geef je eindantwoord in

daarbij de eindpunten van vector w  r bepaalt zonder gebruik te maken van een cirkel, hiervoor geen scorepunten in mindering brengen.. − Als slechts één situatie is getekend,

(Glauz &amp; Bauer, 1985) arx:l conflicts as different from accidents arx:l.. '!he umerlyirg strucbJre of the relevant variables, however, can be fonmllated lOOre

Hieruit kan worden geconcludeerd, dat de intensieve vollegrondsgroenteteelt zich verder concentreert op de gespecialiseerde vollegrondsgroentebe- drijven en de gemengde bedrijven

Shepherd en Heather (1999) vinden dat bij toename van het tijdsinterval tussen dosering en start van de beregening ook de cumulatieve afspoeling in 5 mm neerslag toeneemt. Alleen

Docenten Nederlands moeten goed voorbereid zijn voor de discussie over deze constructie Moet de docent ‘echter is het’. wel

In de literatuur over matroïden treft men gewoonlijk het Greedy algoritme aan, dat vrij- wel gelijk is aan Kruskal: kies, zolang moge- lijk, een kant x met minimaal gewicht zodanig