• No results found

Orienterend onderzoek lichtverwarmbedrijf (tussentijdse rapportage)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Orienterend onderzoek lichtverwarmbedrijf (tussentijdse rapportage)"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

a

3

Bibliotheek Proefstation Naaldwijk

A

ßi/Sib t

ORIËNTEREND ONDERZOEK LICHTVERWARMDE BEDRIJVEN

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS

Intern verslag nr. 28

(2)

?

H

le

ORIËNTEREND ONDERZOEK LICHTVERWARMDBEDRIJF ( tussentijdse rapportage )

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS NAALDWIJK, SEPTEMBER 1987

(3)

VOORWOORD

Voor u ligt een tussentijdse rapportage van het oriënterend onderzoek lichtverwarmd bedrijf.

Het lag in de bedoeling om in de maand september 1987 met het onderzoek klaar te zijn. Maar door een aantal oorzaken is het onderzoek nog niet afgerond. Om toch de reeds uitgewerkte resultaten naar buiten te brengen is gekozen voor het uitbrengen van dit tussentijds verslag.

Dit verslag is gemaakt op basis van het stage verslag van A. Ammerlaan. Het onderzoek zal in de komende maanden voortgezet worden, zodat in de loop van 1988 de eindrapportage zal geschieden.

Naaldwijk

(4)

Slz.

INLEIDING 1

1. RENTABILITEITSVERWACHTINGEN BIJ HUIDIGE AANBODSVERHOUDINGEN 4 1.1 Rentabiliteitsverwachtingen voor het hetelucht- en

zware stook bedrijf 4

1.2 Rentabiliteitsverwachtingen voor het lichtverwarmde bedrijf 5

1.3 Conclusies 8

1.4 Bespreking van de verschillen 8

2. PRIJSVERGELIJKINGEN EN PRIJSFLEXIBILITEITEN 11

2.1 Algemeen 11

2.2 Discussie 11

2.3 Rekenvoorbeeld 13

3. MOGELIJKHEDEN VOOR DE COMBINATIE VAN SLA MET TOMAAT 16

3.1 Hetelucht bedrijven 16

3.2 Lichtverwarmde bedrijven 17

4. MOGELIJKHEDEN VOOR JAARROND SLATEELTEN 21

5. AANBEVELINGEN VOOR HET ONDERZOEK 24

6. SAMENVATTING 25

LITERATUURLIJST 26

BIJLAGEN

1. Beschrijving van de verschillende bedrijfstypen 2. Uitgebreide beschrijving van de begrotingen 3. Prijsvergelijkingen en prijsflexibiliteiten 4. Begrotingen voor jaarrond slateelten

5. Begrotingen gebaseerd op Kwantitatieve Informatie 1986-1987 6. Projectbeschrijving: Oriënterend onderzoek bedrijfssystemen

(5)

1

-INLEIDING

De rentabiliteit van bedrijven in de glastuinbouw loopt sterk uiteen. Het verschil in 'capaciteit' tussen de ondernemers is hiervoor de belangrijkste oorzaak. Bij ondernemers met een bepaalde capaciteit en bedrijfsuitrusting zal de keuze van de teelt of het teeltplan het verschil in rentabiliteit bepalen.

Om aan te geven wat hieronder wordt verstaan de volgende toelichting: Wanneer een ondernemer twee verschillende teelten heeft en de bedrijfs-uitrusting voor die teelten is identiek dan zal de keuze van de teelt of of het teeltplan het verschil in rentabiliteit bepalen.

Iedere teelt stelt naast de algemeen geldende eisen specifieke eisen aan de bedrijfsuitrusting. Hierdoor past een bepaald teeltplan niet zonder meer op ieder bedrijf.

Zo kan de verwarmingscapaciteit van een bedrijf de beperkende factor zijn, waardoor een bepaald teeltplan niet mogelijk is. Op basis van o.a. de verwarmingscapaciteit, zijn de glastuinbouwbedrijven in de

volgende vier categorieën onder te verdelen:

1) Het zware stookbedrijf : De kassen worden verwarmd met meestal 4 of 5 o51 buizen per 3,20m en met grond- en/of matverwarming. De capaciteit van de verwarming is voldoende om het gehele jaar of een vroege teelt van een warmtebehoeftig gewas te laten plaatsvinden. Warmtecapaciteit : ca. 250 kcal/h/m2.

2) Het lichtverwarmde bedrijf : Hieronder verstaan we bedrijven die naast de verwarmingscapaciteit in de vorm van 2 buizen per 3,20 m (bijv. 51 mm buizen of Forcas-verwarmingsbuisjes), de primaire ver­

warming, ook nog een aantal hangende (en eventueel staande) hete-luchtkachels gebruiken.

Warmtecapaciteit : ca. 190 kcal/h/m2. Er kan in februari gestart worden met een vruchtgewas, in de meeste gevallen is dat tomaat. 3) Het hetelucht bedrijf : Bedrijven met hangende en/of staande

hetelucht kachels. Door de geringere warmtecapaciteit (ca. 125 kcal/h/m2) in vergelijking met een lichtverwarmd bedrijf kan een hoofdteelt tomaat niet starten voor begin maart.

4) Het niet gestookte bedrijf : Bedrijven zonder enige vorm van ver­ warming. Omdat dit bedrijfstype praktisch niet meer in Nederland voorkomt, is het in dit oriënterend onderzoek buiten beschouwing gelaten.

Op het zwaar gestookte groenteteelt bedrijf treft men meestal een teelt in substraat van een van de hoofdgewassen tomaat, komkommer, paprika of aubergine aan. Er wordt gestart in de periode november t/m januari en de teeltduur is maximaal 1 jaar. Aangezien zo'n "jaarrondteelt" van deze groentegewassen niet mogelijk is op het lichtverwarmde- en het hetelucht bedrijf, komen daar combinaties van teelten voor. In de winterperiode worden een of meerdere gewassen geteeld met een geringe warmtebehoefte. Vervolgens wordt in het voorjaar (febr-mei, afhankelijk van de

warmtecapaciteit en het teeltplan van het bedrijf) een hoofdteelt

gestart. Deze hoofdteelt vindt in 1987 voornamelijk in de grond plaats. Zo wordt bij tomaat van de 605 ha, die in februari t/m mei (86/87) aangeplant zijn, 475 ha in de grond geteeld (79%). De 130 ha substraat zien we vooral bij de februari planters.

(6)

Bij de vroege stookteelt van tomaat (planting in dec« en jan.) wordt maar ongeveer 10% van de ca. 1100 ha. in de grond geteeld.

Een veel voorkomende combinatie van teelten op het bedrijfstype lichtver-warmd en hetelucht is die waarbij in de winter 1 tot 3 slateelten

plaatsvinden, gevolgd door een tomatenteelt in de grond.

De rentabiliteit van het hetelucht bedrijf blijkt de laatste paar jaar achter te blijven bij die van zwaar gestookte bedrijf.

Dit is het gevolg van

a.de veel lagere opbrengsten die bij het hetelucht bedrijfstype worden gehaald.

De produktie van de hoofdteelt komt pas laat in het seizoen op gang, zodat niet van de hogere prijzen in het begin van het seizoen gepro­ fiteerd kan worden.

b.de relatief niet zo veel lagere kosten van het hetelucht bedrijf. De relatief hoge arbeidskosten en algemene kosten in verhouding met het zwaar gestookte bedrijfstype.

Om de opbrengsten te verhogen schakelden in 1986 en 1987 enkele ondernemers over van het hetelucht bedrijf over naar het lichtverwarmde bedrijfstype. Er werd geinvesteerd in verwarmingscapaciteit en de hoofdteelt kon worden vervroegd.

Ook waren er bedrijven die overschakelden van de teelt in de grond naar de teelt in substraat. Dit gebeurde dan vaak gelijk met de overschakeling naar het lichtverwarmde bedrijfstype. Deze overschakelingen hadden een verandering van het teeltplan tot gevolg. Vaak vervielen er een of

meerdere slateelten in het veel voorkomende teeltplan met sla en tomaat. Dit alles leidde tot aanbodsveranderingen in de winter en

voorjaarsmaanden; het areaal en het aanbod van sla nam af en de tomatenproduktie nam in de voorjaarsmaanden toe.

De afname van het Nederlands aanbod sla zou in theorie tot een verho­ ging van prijs leiden. In de praktijk is echter gebleken dat dit niet altijd het geval is. Dit komt omdat de afname van het Nederlands aanbod ruimschoots gecompenseerd werd door de toename van het aanbod uit

andere landen, vooral uit Zuid-Frankrijk en Spanje. Zo is bijv. de West-duitse botersla import in de periode oktober t/m mei vanuit Nederland in 4 jaar (81/82 -85/86) teruggelopen van ca. 62 naar 52 miljoen kg, terwijl de Westduitse import vanuit andere landen dan Nederland in diezelfde pe­ riode steeg van ca. 34 naar 46 miljoen kg (bron C.B.T.).

Een verdergaande overgang van de grond- naar substraatteelt en de vervroeging van de hoofdteelt leiden tot een verarming van

het assortiment. Veel van de eenmalig oogstbare gewassen, die als tussenteelt worden gebruikt, zijn namelijk (nog) niet economisch

verantwoord in substraat te telen. Maar ook blijken de bedrijven, die in substraat telen, zich steeds meer te gaan specialiseren op een bepaald gewas.

De centrale vraag in dit oriënterend onderzoek is welke bedrijfs- en teelttechnische mogelijkheden ontwikkeld zouden moeten worden om de rentabiliteit te kunnen verbeteren van het heteluchtbedrijfstype.

(7)

3

-Opbouw van deze nota:

1. De rentabiliteitsverwachtingen bij huidige aanbodsverhoudingen. In dit hoofdstuk worden o.a. begrotingen van tomaat/sla combinaties weergegeven voor het hetelucht- en het lichtverwarmde bedrijfstype. 2. Prijsvergelijkingen en prijsflexibiliteiten. In verband met de

verwachte aanbodsveranderingen zijn prijsflexibiliteiten gewenst om een schatting te maken voor de rentabiliteitsontwikkeling van de verschillende bedrijfstypen. Er wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de mogelijkheden en het gebruik van prijsflexibiliteiten.

3. Mogelijkheden voor de combinatie van sla met tomaat. Deze mogelijk­ heden zijn vooral bekeken vanuit het lichtverwarmde bedrijfstype. 4. Mogelijkheden voor jaarrond slateelten. In dit hoofdstuk worden

alternatieve teeltwijzen voor jaarrond sla besproken.

5. Aanbevelingen voor het onderzoek komen in dit hoofdstuk aan de orde. 6. Samenvatting

(8)

1. RENTABILITEITSBEGROTINGEN BIJ HUIDIGE AANBODSVERHOUDINGEN

In dit hoofdstuk zal eerst worden aangegeven wat de positie is van de 'traditionele' bedrijfstypen hetelucht en zware stook met een combinatie van sla en tomaat (hetelucht) of alleen tomaat (zware stook). Dit zal worden gedaan door middel van begrotingen van een aantal teeltplannen die op deze bedrijven mogelijk zijn. De begrotingen geven verwachtingen weer over opbrengsten en kosten. Daarom zal in het vervolg het woordgebruik verwachting en begroting de zelfde betekenis hebben.

Vervolgens worden begrotingen van sla/tomaat combinaties bekeken, die in het teeltplan van een lichtverwarmd bedrijf kunnen worden opgenomen en zullen enige conclusies worden getrokken.

Aan het eind van dit hoofdstuk worden de verschillen tussen de diverse begrotingen aangegeven. Ook wordt nog even ingegaan op de

mogelijkheden van andere teeltcombinaties dan tomaat met sla. Als bron voor de opbrengsten, toegerekende kosten en de bepaling van de

arbeidskosten is het concept van de Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw 1987/1988 gebruikt. Voor de berekening van de duurzame produktie middelen (d.p.m.), grondkosten en algemene kosten is de Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw 1986/1987 als bron gebruikt. Een beschrijving van de verschillende bedrijfstypen is te vinden in bijlage 1. Een uitgebreider overzicht van de begrotingen staat vermeld in bijlage 2.

1.1 Rentabiliteitsbegrotingen voor het hetelucht- en zware stookbedrijf In tabel 1. worden drie combinaties van tomaat en sla weergegeven. De startdatum van de tomatenteelt is 14 maart voor begrotingen A en B, en 21 maart voor C.

Op het bedrijfstype zware stook start de teelt van ronde- en vleestomaat in steenwol omstreeks half december (tabel 2.).

Tabel 1. Begrotingen voor het hetelucht-bedrijf (zie ook bijlage 2.)

A B C

Tomaat rond Tomaat rond Tomaat rond

Bedragen grond grond grond

in gld/m2 Sla Ijsbergsla Sla

Opbrengst in kg. Sla Sla Ijsbergsla

Opbrengst tomaat 20 19 17 Geldopbrengsten 49 49 44 Toegerekende kosten 20 20 19 Saldo 29 29 25 D.p.m. + grond 13 13 13 Algemene kosten 3 3 3 Arbeidskosten 17 16 15 Ondernemersoverschot -4 -3 -6 D.p.m. = Duurzame produktiemiddelen

(9)

5

Tabel 2. Begrotingen voor het zwaar gestookte bedrijf (zie ook bijlage 2.)

Bedragen in gld/m2 Opbrengsten in kg. D Tomaat rond stookteelt substraat hoge draad stookteelt substraat hoge draad E Tomaat vlees Opbrengsten tomaat 40 40 Geldopbrengsten Toegerekende kosten 73

22

82 2 2 Saldo 51

60

D.p.m. + grond Algemene kosten Arbeidskosten 2 2 4 17 23 4 1 8 Ondernemersoverschot +8 +15 D.p.m.= Duurzame produktiemiddelen

Opmerkingen bij tabel 1 en 2. De cijfers spreken voor zich zelf.

De rentabiliteit van het zwaar verwarmde bedrijf ligt veel hoger dan die van het hetelucht bedrijf. De tijdstippen van het oogsten van de sla en ijsbergsla beinvloeden het ondernemersoverschot bij de heteluchtteelt toch aanzienlijk.

De betere rentabiliteit van de vleestomaat voor het zwaar verwarmde be­ drijf is vooral een kwestie van een betere prijsvorming.

1.2 Rentabiliteitsverwachtingen voor het lichtverwarmde bedrijf

Omdat de verwarmingscapacitéit van een lichtverwarmd bedrijf (190 kcal/ h/m2) groter is dan die van een hetelucht bedrijf (125 kcal/h/m2) kan al vroeg in het voorjaar gestart worden met een tomatenteelt. Een vereiste is dan wel dat gedurende de eerste vier weken van de teelt een vast scherm wordt gebruikt. Zo wordt in tabel 3 bij de begrotingen F, G, K, M, N, 0 en P de tomatenteelt 1 februari gestart onder een vast

scherm. De tomatenteelt wordt bij H, I, J en L gestart rond half maart, dus gelijk aan de begrotingen A, B en C uit tabel 1. In deze teelt­

plannen is ronde- of vleestomaat in de grond of in steenwol gecombineerd met botersla en/of ijsbergsla in de grond.

(10)

Tabel 3. Begrotingen voor het lichtverwarmde bedrijf (zie ook bijlage 2.)

F G H I

Tomaat rond Tomaat rond Tomaat rond Tomaat rond

Bedragen grond grond grond grond

in gld/m2 Sla Sla Sla Ijsbergsla

Opbrengsten Sla Sla Sla

in kg. Opbrengsten tomaat 26 21 22 21 Geldopbrengsten 57 58 52 52 Toegerekende kosten 18 19 20 20 Saldo 39 39 32 32 D.p.m. + grond 14 14 14 14 Algemene kosten 3 3 3 3 Arbeidskosten 18 17 17 16 Ondernemersoverschot +4 +5 -2 -1 D.p.m.= Duurzame produktiemiddelen Bedragen in gld/m2 Opbrengsten in kg. J Tomaat vlees grond Sla K Tomaat vlees grond Sla Sla L Tomaat vlees grond Sla Sla Opbrengsten tomaat 27 22 23 Geldopbrengsten 64 64 57 Toegerekende kosten 19 20 21 Saldo 45 44 36 D.p.m. + grond 15 15 15 Algemene kosten 3 3 3 Arbeidskosten 18 17 17 Ondernemersoverschot +9 +9 +1 D.p.m.= Duurzame produktiemiddelen

(11)

7 -Bedragen in gld/m2 Opbrengsten in kg. Tomaat rond substraat Sla N Tomaat rond substraat Ijsbergsla Tomaat vlees substraat Sla Tomaat vlees substraat Ijsbergsla Opbrengsten tomaat 31 30 31 30 Geldopbrengsten 68 Toegerekende kosten 19

68

19 75

20

75

20

Saldo 49 49 55 55 D.p.m. + grond 18 Algemene kosten 3 Arbeidskosten 19 Ondernemers overschot +9 18 19 19 3 3 3 18 18 17 +10 +15 +16 D.p.m.= Duurzame produktiemiddelen. Opmerkingen bij tabel 3.

Bij de teeltplannen M, N, 0 en P waar naast de tomatenteelt in substraat, de sla in de grond geteeld wordt, zal eens in een aantal jaren de grond ontsmet moeten worden. Hierdoor zullen deze teeltplannen in dat jaar niet gerealiseerd worden. Over een reeks van jaren bekeken, zullen deze teeltplannen dus iets minder positief zijn. Voorbeeld: Bij teeltplan M wordt een keer in de vier jaar de tomaten- teelt 3 weken eerder

beëindigd om de grond te kunnen ontsmetten. De tomatenproduktie zal dan ongeveer 3 kg lager zijn. Dit resulteert in 3 gld/m2 lagere opbrengsten. De toegerekende kosten worden inclusief de ontsmetting (stomen) 1 gulden hoger. Het ondernemersoverschot zal dat jaar, uitgaande van gelijkblijvende arbeidskosten, 4 gld/m2 dalen naar +5. De 'gemiddelde rentabiliteit' zou hierdoor uitkomen op +8, dus 1 gld/m2 lager dan in de tabel. Voor de teeltplannen N, 0 en P gaat ongeveer hetzelfde op en zal het ondernemers-gezien over een reeks van jaren ook 1 gld/m2 lager zijn.

Indien i.p.v. eens in de vier jaar eens in de twee jaar de grond ontsmet zou worden, zou dit leiden tot een daling van rentabiliteit van 2

(12)

1.3 Conclusies

Uit de tabellen 1. t/m 3. kunnen we onder andere de volgende conclusies trekken:

- De rentabiliteitsverwachtingen voor een heteluchtteelt met tomaat en 2 keer sla zijn negatief.

- De rentabiliteitsverwachting voor een hoge draad stookteelt is voor ronde tomaat redelijk positief en voor vleestomaat sterk positief. - De rentabiliteitsverwachting voor het lichtverwarmd bedrijf met een

tomatenteelt gestart op 1 februari is matig positief (ronde tomaat) tot redelijk positief (vleestomaat).

Bij een teeltplan met tomaat en sla bepaald de startdatum van de tomatenteelt of de rentabiliteit, positief dan wel negatief is. - Bij een identiek teeltplan op het lichtverwarmde bedrijf als op het

hetelucht bedrijf, komt de rentabiliteit van het lichtverwarmde bedrijf iets minder negatief uit.

- Een of twee keer sla op het lichtverwarmde bedrijf is niet van grote invloed op de rentabiliteit indien de tomatenteelt dezelfde start­ datum heeft.

- De rentabiliteit van een tomatenteelt in substraat (start 1 februari) met vervolgens een slateelt in de grond komt bij het

lichtverwarmde bedrijf ongeveer even positief uit als een hoge draad stookteelt van ronde tomaat.

- De keuze van botersla of ijsbergsla in het teeltplan heeft geen grote invloed op de rentabiliteit bij het lichtverwarmde bedrijfstype met een substraatteelt tomaat en die slateelt in de grond.

1.4 Bespreking van de verschillen

Een van de conclusies uit de vorige paragraaf was dat naarmate de tomatenteelt later start, de rentabiliteit van het teeltplan daalt. Indien de tomaten op 1 februari geplant worden, oogst men de eeste 6 kilo in de perioden dat de prijs nog boven 3 gld/kg ligt (periode 4 en 5). Bij een substraatteelt zal deze 'vroege produktie' hoger zijn en daarom komen deze teeltplannen positiever uit.

Een tomatenteelt, op een hetelucht- of lichtverwarmd bedrijf, gestart rond half maart begint tegen het eind van periode 5 te produceren. De produktie komt pas echt op gang in periode 6, de periode waarin de prijs van ronde tomaat tot onder 2 gld/kg is gedaald en de prijs van de vleestomaten nog maar net iets boven 2 gld/kg ligt.

(13)

9

Tabel 4. Prijzen van ronde tomaat en vleestomaat in gld. per kg. (Gemiddelde gewogen prijzen van 1984/1985/1986; bron: Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw 1987/1988) Periode Ronde tomaat Vleestomaat

2 3 4 5 6 7 8 9

10

1 1 12 6,39 4,17 3,54 3,14 1,91 1,53 1,14 0,76 1 , 2 2 1,22 1,19 5,30 4.58 3,87 3,28 2,25 1,84 1,32 0,87 1,02 1.59 2,09

Dat een stookteelt tomaat geen hogere rentabiliteitsverwachtingen heeft als een combinatie van tomaat in substraat en sla in de grond op een

lichtverwarmd bedrijf, wordt veroorzaakt doordat de hogere geldopbrengsten die bij deze teelt gehaald worden ongeveer gelijk zijn aan de hogere

toegerekende kosten (hoger gasverbruik) plus de hogere kosten voor duurzame produktie middelen.

Een lichtverwarmd bedrijf komt bij hetzelfde teeltplan iets minder negatief uit dan een hetelucht bedrijf. De produktieverhoging, vooral in de beginperiode, die door het betere klimaat gerealiseerd kan worden, is hiervan de oorzaak.

Enige hetelucht-tuinders, waarmee tijdens dit onderzoek contact is geweest, vonden de opbrengsten, die voor de verschillende slateelten werden begroot, erg hoog. De verklaring werd gevonden in de hoge

gemiddelde prijzen die voor de berekeningen gebruikt waren, namelijk de gewogen gemiddelde prijzen per vierwekelijkse perioden over de jaren 1984/1985/1986. Deze indeling in vierwekelijkse perioden werd te grof bevonden. Bij botersla maakt het in de winterperiode wel degelijk uit in welke week van een bepaalde periode de sla wordt geveild.

(14)

Tabel 5. Prijzen van botersla in cent per stuk

(Gemiddelde gewogen prijzen van 1984/1985/1986, per week en per periode. Bronnen: P.G.F. en Kwant. Info. 1987/1988)

week 45 36 week 46 36 week 47 42 week 48 38 periode 12 38 week 49 41 week 50 38 week 51 41 week 52 49 periode 13 43 week 1 50 week 2 61 week 3 68 week 4 74 periode 1 63 week 5 73 week 6 68 week 7 66 week 8 60 periode 2 66 week 9 59 week 10 51 week 11 39 week 12 39 periode 3 46

Uit de tabel kunnen we concluderen dat vooral in periode 1, 2 en 3 de verschillen in prijs per week groot zijn.

Indien in de begrotingen rekening wordt gehouden met deze weekprijzen, dan komen de begrotingen B, C, F, G, I, J, K, M en 0, 1 gld/m2 lager uit, terwijl de overige begrotingen onveranderd blijven. De oogstweek heeft dus wel degelijk invloed op de prijs van sla. Maar doorgerekend in de begrotingen is deze invloed te klein om de onderlinge verhou­ dingen tussen de verschillende teeltplannen al te veel te veranderen.

(15)

11

-2. PRIJSVERGELIJKINGEN EN PRIJSFLEXIBILITEITEN

2.1 Algemeen

De rentabiliteit van het hetelucht bedrijf staat nu al enkele jaren onder druk (hoofdstuk 1). In reactie hierop zal de ondernemer op dit bedrijfstype zijn mogelijkheden aftasten in alternatieven, qua

teeltplan maar ook qua investeringen. Een overschakeling naar het lichtverwarmde- of zelfs zwaar gestookte bedrijfstype ligt voor de hand in verband met de hogere rentabiliteit van deze bedrijfstypen. Dit zal, samen met de voortgaande omschakeling van de grond- naar substraatteelt, verschuivingen in het aanvoerpatroon teweeg brengen (vervroeging en vergroting van de produktie). Haar ook

aanbodsverande-ringen door omschakeling van de teelt van ronde naar vleestomaat liggen in de lijn der verwachtingen. Om de reakties op de prijs en dus

indirect op de rentabiliteit te kunnen bepalen, zijn prijsflexibili-teiten nodig. In samenwerking tussen het Proefstation te Naaldwijk en het L.E.I. hebben daarom enkele stagiaires meegewerkt om deze prijs-flexibiliteiten te bepalen. Zo zijn van de gewassen ronde tomaat, vleestomaat, sla, aubergine, chrysant, freesia, en anjer de

prijsflexibiliteiten berekend.

De prijsflexibiliteit geeft aan met hoeveel procent de prijs zal dalen als het aanbod met 1% toeneemt of met hoeveel procent de prijs zal toenemen als het aanbod met 1% daalt. Deze cijfers worden berekend aan de hand van prijsvergelijkingen: vergelijkingen die aangeven welke faktoren de prijs van een produkt bepalen en in welke mate zij dat doen.

Van de voor dit onderzoek belangrijke gewassen ronde tomaat,

vleestomaat en sla zijn de prijsvergelijkingen en prijsflexibiliteiten opgenomen in bijlage 3.

2.2 Discussie

Om ook iets over de rentabiliteitsverwachting van de onderzochte

bedrijfstypen te kunnen vertellen, waren er prijsflexibiliteitscijfers nodig. In samenwerking met het L.E.I. en met medewerking van enkele stagiaires zijn deze berekend worden zodat ze daarna voor dit

onderzoek gebruikt konden worden.

Waarom uiteindelijk toch geen verwachting kon worden gegeven op grond van de berekende prijsflexibiliteiten wordt in de volgende punten aangegeven.

(16)

1) Gegevens uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld over exportcijfers, zijn soms niet met elkaar in overeenstemming. Ook worden er niet

altijd dezelfde uitgangspunten aangehouden (of kunnen niet aangehouden worden) in verband met de wisseling van weeknummers over de ver­

schillende jaren (maandcijfers worden samengesteld uit weekcijfers). Een probleem, dat optreedt bij het gebruik van prijsvergelijkingen is het niet samenlopen van maanden, waar de vergelijkingen op gebaseerd zijn, met de vierwekelijkse perioden, die bij de

saldobegrotingen in de Kwantitatieve Informatie gehanteerd worden. 2) Faktoren die de vraag van de consument bepalen zijn onvoldoende

bekend. Kwantitatief markt- en consumentenonderzoek (naast het kwalitatieve markt- en consumentenonderzoek van het C.B.T.) zijn nodig om prijsvergelijkingen op te kunnen stellen; men krijgt dan meer zicht op de markt en de faktoren, die de vraag kunnen bepalen.

3) Er zijn maanden met meerdere statistisch betrouwbare prijsvergelijkingen. Welke prijsbeinvloedende faktoren in de vergelijkingen

worden opgenomen en welke vergelijking wordt gekozen is afhankelijk van de onderzoeker en dus zeer subjectief. Of te wel: verschillende onderzoekers kiezen verschillende vergelijkingen en dit zou kunnen leiden tot verschillende conclusies.

4) Het is mogelijk dat er een trendmatige groei in de prijs aanwezig

is, die toch niet tot uitdrukking komt in de prijsvergelijking. Wanneer er wel een trend wordt ingebracht wordt altijd van een

lineair verlopende trend uitgegaan. Een trendmatige ontwikkeling zou best wel eens anders dan lineair kunnen verlopen.

5) Prijsvergelijkingen en prijsflexibiliteitscijfers mogen alleen gebruikt worden wanneer er geen structurele veranderingen van het aanbod zijn te verwachten. Indien van een gewas (b.v. sla) de produktie, vanwege een verandering van het areaal in een

bepaalde periode, een aanbodsverandering van bijv. 25% wordt verwacht, dan mag de prijsvergelijking niet worden gebruikt om de verwachte prijs van sla te berekenen.

6) In het verleden zijn er soms factoren in de prijsvergelijkingen opgenomen, die de statistische betrouwbaarheid verhoogden maar die waarschijn­

(17)

13

-Een voorbeeld om de prijsflexibiliteit van vleestomaat in april te berekenen (zie bijlage 3.)

prijsvergelijking : P_vl = 688,3 - 0,02153*NAV - 0,00642*FDCA waarin P vl : de reele prijs van vleestomaat in ct/kg

(prijspeil 1980)

NAV : het Nederlandse aanbod van vleestomaten

FDCA : de Franse en Duitse eigen produktie + de Franse en Duitse concurrerende import

stel het aanbod (NAV) wordt 10% hoger : van 7400 naar 8140 (FDCA in 1985 : 33.000 ; FDCA in 1986 : 44.000) indien a) FDCA = 35.000 b) FDCA = 40.000 c) FDCA = 45.000 d) FDCA = 50.000 p_vl = 288 p_vl = 256 p_vl = 224 p vl - 192

Om een richtprijs te geven, die verantwoord is, zou men

een bandbreedte aan moeten geven, waarbinnen de prijs waarschijnlijk komt te liggen. Deze bandbreedte is echter zo groot, dat als men die zou doorberekenen in saldobegrotingen verschillen kunnen ontstaan van flO,- per m2 of zelfs hoger. De begrotingen gaan elkaar

overlappen, waardoor ze onderling moeilijk vergelijkbaar worden. Uitgegaan zou moeten worden van de structurele ontwikkelingen in het aanbod bij "normaal" weer.

Maar omdat die informatie niet voorhanden is, is het moeilijk inschattingen te maken.

Om aan te geven hoe prijsflexibiliteiten gebruikt zouden kunnen worden in berekeningen van effecten van aanbodsveranderingen op de rentabiliteit is voor een bepaald teeltplan in paragraaf 2.3 een voorbeeld uitgewerkt.

2.3 Rekenvoorbeeld

Stel dat als gevolg van de betere rentabiliteitsverwachtingen van het lichtverwarmde bedrijfstype t.o.v. het hetelucht bedrijfstype 100 ha met teeltplan A (ronde tomaat gestart half maart in de grond met 2 keer sla) omschakelt naar teeltplan M (ronde tomaat gestart op 1 febr. in steenwol met 1 keer sla in de grond).

Vraag: Wat zijn de effecten op de rentabiliteit van deze twee teeltplannen?

(18)

Tabel 6. Aanbodsveranderingen en de invloed daarvan op de prijs -100 ha +100 ha aan­

aanv. teelt­ teelt­ aanv. bods­

r.tom. plan plan r. tom. ver. prijs- prijs prijs

per. A. M.

(%)

f lex. 'oud' 'nieuw'

4 23971 2500 26471 +10 -1 3,54 3,19 5 60534 500 5300 65334 +8 -1 3,14 2,89 6 77716 4600 5900 79016 +2 -1 1,91 1,87 7 77364 4700 5600 78264 +1 -2 1,53 1,49 8 70791 5000 5400 71191 +1 -2 1,14 1,12 9 54185 4000 3900 54085 0 -2 0,76 0,76 10 32881 1300 1900 33481 +2 -2 1,22 1,17 Opmerkingen tabel: - hoeveelheden in 1.000 kg. - prijs in gld/kg.

- prijsflexibilteiten aan de hand van cijfers uit bijlage 3.

- de prijsflexibiliteiten zijn voor de zomerperiode geschat op -2. Door de prijsdalingen zal de geldelijke opbrengst van de tomatenteelt op het hetelucht bedrijf met 1 gld/m2 en op het lichtverwarmde bedrijf met 3 gld/m2 dalen. De daling is bij het lichtverwarmde bedrijf groter omdat hier veel tomaten geveild worden in de perioden met de grootste prijsdalingen (periode 4 en 5), terwijl in deze perioden het hetelucht bedrijf nog nauwelijks produceert.

Het ondernemersoverschot van teeltplan M zal hierdoor 3 gld/m2 zakken en uitkomen op +6. Om de rentabiliteit van het hetelucht bedrijf te

bepalen, moeten we eerst nog kijken naar de gevolgen van het verdwijnen van een slateelt op de bedrijven die omgeschakeld zijn. Er zal 100 ha minder sla geoogst worden in februari. Stellen we dit op 3,6 miljoen kg, dan is dit een daling van 45%. Aangezien de prijsflexibiliteit in de maand februari -1,3 bedraagt, zal de prijs stijgen met 58%, van 66 naar 104 cent per stuk in periode 2. De opbrengst van de tweede

slateelt komt dan uit op 21 gld/m2, een stijging van 8 gld/m2. De rentabiliteit van het hetelucht bedrijf zou dus door de tomatenteelt dalen van -4 naar -5 en door de tweede slateelt stijgen van -5 naar +3! De opbrengsten (en de rentabiliteit) van teeltplan D (stookteelt ronde tomaat, hoge draad, steenwol) zouden door de nieuwe prijzen, evenals bij teeltplan M, dalen met 3 gld/m2 (van +8 naar +5).

Uit deze berekening blijkt dat prijsflexibiliteiten niet zomaar gebruikt mogen worden. Al zijn de prijsveranderingen, die door het gebruik van deze cijfers bij tomaat optreden, nog aannemelijk, bij de slateelt is een dergelijke stijging van prijs niet reeel (i.v.m. concurrentie; zie inleiding). Hierbij moet wel vermeld worden dat het waarschijnlijk niet terecht is om de totale produktie van de tweede slateelt in de maand februari te laten plaatsvinden, aangezien bij lang niet alle heteluchttuinders met tomaat en twee keer sla de tweede slateelt in februari beëindigd wordt. Indien de mindere produktie van

(19)

15

-100 ha over de maanden februari en maart gelijk verdeeld zou zijn, zou de rentabiliteit van het hetelucht bedrijf op ongeveer 0 uitkomen, omdat dan niet met die hoge prijzen gerekend zou zijn.

Toch kunnen we misschien enige conclusies trekken:

1) De daling van de opbrengsten van de tomatenteelt zal bij een vervroeging van de tomatenteelt groter zijn bij degene die vervroegen als bij degene die dat niet doen (de latere telers). 2) Ondanks 1) zal de rentabiliteit van het lichtverwarmde bedrijf met

een tomatenteelt gestart op 1 februari beter zijn dan die van een heteluchtbedrijf met een tomatenteelt gestart rond half maart, zelfs al zou de prijs van sla in de periode, dat de omgeschakelde

bedrijven geen sla meer leveren, zeer sterk stijgen (wat overigens niet de verwachting is).

(20)

3. MOGELIJKHEDEN VOOR DE COMBINATIE VAN SLA MET TOMAAT

3.1 Hetelucht-bedrijven

De rentabiliteitsverwachting voor het heteluchtbedrijf met een grondteelt tomaat en sla in het teeltplan is negatief. Er zijn niet veel mogelijkheden voor dit bedrijfstype om de rentabiliteit te verbeteren zonder al te grote investeringen te doen. De fysieke opbrengst zou verhoogd kunnen worden door de aanschaf van een druppelinstallatie en de planten m.b.v. druppelaars water en

voedingsstoffen te geven. Verder kan ook het gebruik van reflectie­ folie in de paden opbrengstverhogend werken.

Als uitgangspunt is steeds de voorwaarde opgenomen dat de kastypen qua "prestatie mogelijkheden" voor de verschillende bedrijfstypen gelijk­ waardig zijn.

Bedrijven met financiële ruimte zouden daarnaast onder andere de volgende investeringen kunnen overwegen:

1) De aanschaf van een ketel voor het verwarmen met 2 buizen per 3,20m, en dus overschakelen naar het lichtverwarmde bedrijfstype. De tomatenteelt kan dan vervroegd worden, wat een positief effect heeft op de rentabiliteit (zie hoofdstuk 1.).

2) De aanschaf van een substraatinstallatie en omschakelen van de teelt in de grond naar de teelt in substraat (steenwol) wat de fysieke opbrengst verhoogd.

3) Zowel investeren in wat extra verwarmingscapaciteit als in de aanschaf van een substraatinstallatie.

4) De aanschaf van een zware stookinstallatie en een substraatinstal­ latie, met de bedoeling jaarrond tomaten te gaan telen op substraat met buis-rail en hoge draad.

Discussie

Voor de meeste bedrijven zal punt 4 een niet haalbare en misschien ook wel geen wenselijke investering zijn omdat de kwaliteit van de glasopstanden veelal te wensen overlaat.

De bedrijven die twijfelen tussen 1 en 2 kunnen waarschijnlijk, indien de kwaliteit van de glasopstanden niet de beperkende factor zijn beter voor vervroeging kiezen als voor omschakeling naar substraat. De vervroeging heeft namelijk een groter verbeterend effect op de rentabiliteit dan de overschakeling in substraat, omdat bij vervroeging enkele kilo's tegen hogere prijzen geveild kunnen worden, terwijl anders de extra produktie toch valt in de periode met lage prijzen.

Dat door die vervroeging de prijzen, vooral in de beginperiode (periode 4 en 5), onder druk komen te staan, staat vast. Dit zal, bij een

gelijkblijvende produktie, negatieve effecten hebben op de rentabili­ teit van zowel het zwaar gestookte-, lichtverwarmde- als hetelucht bedrijfstype. Hoe groot deze effecten zijn, is moeilijk in te schatten (hoofdstuk 2.).

(21)

17

-Van groot belang voor de ontwikkeling van de rentabiliteit in de toekomst, naast het effect van een prijsverlaging door een aanbods­ toename, is de invloed van de gasprijs- Een zwaar gestookt bedrijf zal meer gas verstoken dan een lichtverwarmd- of hetelucht bedrijf en dus meer nadeel ondervinden van een verhoging van de gasprijs.

De in dit verslag berekende begrotingen zijn gebaseerd op een gasprijs van 20,6 cent per m3.

Tabel 7. De invloed van de gasprijs op de rentabiliteit bij vier teeltplannen bij huidige aanbodsverhoudingen.

gasver­ bruik (m3/m2) rentabil. bij gas­ prijs = 20,6 ct/m3 rentabil. bij gas­ prijs = 30 ct/m3 rentabil. bij gas­ prijs = 40 ct/m3 A) hetelucht r.tom. grond, 2 * sla 29,5 - 4 - 7 - 10 D) stookteelt r.tom. substr. 45,0 + 8 + 4 - 1 F) lichtverw. r.tom. grond, 1 * sla 33,4 + 4 + 1 - 2 G) lichtverw. r.tom. substr., 1 * sla 32,1 + 9 + 6 + 3

Conclusie: bij gelijkblijvende aanbodsverhoudingen (d.w.z. dat de prijzen gelijk blijven en een verhoging van de gasprijs, zal het zwaar gestookte bedrijf het meeste in rentabiliteit dalen.

Het lichtverwarmde bedrijf met een tomatenteelt in substraat zal dan een hogere rentabiliteit krijgen dan een bedrijf waar het gehele jaar tomaten in substraat worden geteeld.

3.2 Lichtverwarmde bedrijven

De rentabiliteitsverwachtingen voor het lichtverwarmde bedrijfstype met een combinatie van sla en tomaat zijn redelijk tot goed.

(22)

De bedrijven, die de tomaat in de grond telen kunnen

omschakelen naar de teelt in substraat- Hierbij kunnen echter wel

enkele problemen ontstaan. De ontsmetting van de grond voor de slateelt zal het eerste jaar wel komen te vervallen, maar na enkele jaren zal de grond toch ontsmet dienen te worden. Dit in verband met de steeds groter wordende kans op ziektes als kringnecrose en bobbelblad. In het jaar van de grondontsmetting zal het teeltplan aangepast moeten worden, wat opbrengstderving zal veroorzaken (1.2). Ook zal er ieder jaar veel grondwerk verricht moeten worden, namelijk spitten voor de slateelt en profileren voor de tomatenteelt. De kosten hiervoor bedragen tussen de 50 en 70 ct/m2 per jaar. Met deze opbrengstderving en kosten heeft men niet te maken door zowel de tomaat als de sla in goten te gaan telen.

De teelt van tomaat en sla in goten

Voor de tomatenteelt liggen er 4 polypropyleen goten op de grondfolie. De goten zijn 25 cm breed en hebben opstaande randen van 5 cm.

In de goten komen steenwolmatten met daar over heen een strook plastic met plantgaten. Bij iedere plant, die op de matten geplaatst wordt, komt een druppelaar te staan. Na de tomatenteelt worden de matten uit de goten verwijderd en gestoomd, zodat ze het volgende jaar weer gebruikt kunnen worden.

Voor de slateelt op water komen er nog eens 3 goten bij. In de goten wordt tissuepapier gelegd om de waterverdeling te verbeteren. Een plantmachine rolt de deksels, voorzien van plantgaten, uit over de goten en de sla kan worden geplant. De deksels zijn 30 cm breed en overlappen de goten 2,5 cm aan beide kanten. Gedurende de teelt wordt er ca. 4 liter voedingsoplossing per m2 per uur rondgepompt. Voor de oogst van de slakroppen heeft het I.M.A.G. een machine ontwikkeld, die verder door de industrie is aangepast. De deksels worden door de

machine naar voren getrokken en opgerold. De kroppen worden automatisch afgesneden en kunnen worden verpakt. Vervolgens vindt er nog een

slateelt plaats of wordt alles gereed gemaakt voor de start van de tomatenteelt.

De goten moeten voor sla op een helling van 0,50 - 0,75% liggen om een goede doorstroming te verkrijgen. Voor de tomaat mag het hoogteverschil echter maximaal 15 cm bedragen, omdat anders de waterverdeling over de druppelaars slecht is. Dit heeft tot gevolg, dat bij wat langere kappen de afvoer in het midden zal moeten liggen.

Voordelen van de teelt in goten Tomaat:

- Er is een gelijkmatige watergift voor iedere plant. Geen enkele plant zal te weinig water of voedingstoffen krijgen.

- Het percentage drainwater kan gemakkelijk bepaald worden. - Het hergebruik van steenwol is vrij eenvoudig.

- De benodigde hoeveelheid steenwol zou door de teelt op blokken verminderd kunnen worden.

(23)

19

-- Mogelijkheden tot recirculatie van de voedingsoplossing, wat een besparing geeft aan water en voedingsstoffen. Vooral in de toekomst, wanneer hoogstwaarschijnlijk de milieu-eisen aan de afvoer van

voedingsstoffen verscherpt worden, kan een recirculerend systeem grote voordelen bieden. Er moet dan wel rekening gehouden worden met de kans op verspreiding van ziektes. Ontsmetting van drainwater, bijvoorbeeld door verhitting, staat daarom volop in de belang­ stelling. Op enkele bedrijven draaien al enige ontsmettingsinstal­ laties op proef.

Sla:

- Doordat de voedingsoplossing rondgepompt wordt, wordt er bespaard op water en voedingsstoffen. Ontsmetting van de voedingsoplossing is door de zeer grote hoeveelheden economisch gezien niet haalbaar. - De werkhouding bij het oogsten is goed (staand). De arbeidsbesparing,

die hierdoor optreedt, wordt echter teniet gedaan doordat

afstemmingsverliezen optreden en omdat het planten meer tijd vraagt dan de traditionele methode bij de teelt in de grond.

Algemeen:

- Omdat het grondwerk (spitten voor de slateelt, profileren voor de tomatenteelt) en de ontsmetting van de grond vervallen, zal een vrij snelle opeenvolging van teelten mogelijk zijn, waardoor de tomaten­ teelt eerder gestart kan worden of langer door kan gaan.

Nadelen van de teelt in goten Sla:

- Doordat ontsmetting van de voedingsoplossing bij sla niet mogelijk is, zal extra aandacht geschonken moeten worden aan het tegengaan van kringnecrose en bobbelbladvirus, die beide door de schimmel Olpidium Brassicae verspreid kunnen worden. Er mag daarom geen oppervlakte­ water gebruikt worden.

- De teelt van sla op water bevindt zich nog in een ontwikkelings­ stadium. Teelttechnisch zullen er nog kleine problemen moeten worden opgelost.

Algemeen:

- De investeringen om dit teeltsysteem aan te leggen zijn erg hoog (zie ook bijlage 2).

- Er zijn nogal wat technische problemen t.a.v. materiaal van goten (lek­ kage of breuk)

In tabel 8 staan 4 begrotingen voor teeltplannen met tomaat en sla in goten. De startdatum van de tomatenteelt is in alle gevallen 1

februari. Bij de slateelt op water is uitgegaan van een plantgetal van 22. Bij het in de grond telen wordt dan gerekend met 21 geoogste kroppen, maar in verband met uitval door 'het door de deksel zakken' is gerekend met een oogst van 20 kroppen per m2.

De uitgebreide beschrijvingen van de teeltplannen en van de systeemkosten staan vermeld in bijlage 2.

(24)

Tabel 8. Begrotingen voor combinaties met sla en tomaat in goten op het lichtverwarmde bedrijf (zie ook bijlage 2.)

Q R S T

Tomaat rond Tomaat rond Tomaat vlees Tomaat vlees

Bedragen goten goten goten goten

in gld/m2 Sla op water Sla op water Sla op water Sla op water

Opbrengsten Sla op water Sla op water

in kg/m2 Opbrengsten tomaat 32 27 32 27 Geldopbrengsten 72 73 79 80 Toegerekende kosten 21 22 21 22 Saldo 51 51 58 58 D.p.m. + grond 14 14 15 15 Systeemkosten 7 7 7 7 Algemene kosten 3 3 3 3 Arbeidskosten 19 18 18 18 Ondernemers overschot +8 +9 +15 +15 D.p.m. = Duurzame produktiemiddelen Conclusie

De rentabiliteit van een gotenteelt met tomaat en sla op een

lichtverwarmd bedrijf komt qua rentabiliteit ongeveer even positief uit als een jaarrondteelt ronde tomaat in substraat.

Ook ligt de rentabiliteit in de zelfde orde van grootte als bij een tomatenteelt in steenwol met sla in de grond: de hogere opbrengst van tomaat door de langere teeltduur wordt teniet gedaan door de hogere kosten voor duurzame produktiemiddelen, waartoe ook de systeemkosten behoren.

(25)

4. MOGELIJKHEDEN VOOR JAARROND SLATEELTEN

Door de tendens naar vervroeging van de hoofdteelt en de overgang van de grondteelt naar de teelt in substraat, ziet het er naar uit dat de slateelt in de winter steeds meer gaat verdwijnen in Nederland. Dit is een ontwikkeling die zorgen baart. Niet alleen omdat dit een

verschraling van het assortiment zou betekenen, maar ook omdat het verdwijnen van sla in de winterperiode een negatief effect kan hebben op de prijsvorming van andere produkten in die periode. Sla wordt

namelijk gezien als 'drager' van het assortiment in de winter; door het aanbod van sla zullen ook andere kleine gewassen, zoals bijv. radijs, eerder 'meegenomen' worden door de handelaren.

Omdat sla steeds meer verdwijnt uit het teeltplan met combinaties van teelten is in dit hoofdstuk gekeken naar de mogelijkheden voor een jaarrond slateelt.

Voor jaarrond botersla is gekeken naar verschillend mogelijke

teeltwijzen. Ook is een combinatie van botersla in de winterperiode met ijsbergsla in de zomerperiode bekeken. Omdat een jaarrondteelt van ijsbergsla, in verband met teelttechnische problemen in de winter niet mogelijk is, zijn hiervoor geen begrotingen opgesteld.

Korte beschrijving van de teeltsystemen:

- teelt in de grond: De traditionele teeltwijze. Ieder jaar vindt een grondontsmetting plaats, waardoor minder teelten kunnen plaatsvinden dan bij de overige teeltsystemen.

- teelt in goten: "Sla op water". Voor jaarrond botersla 7 polypropy-leen goten met een bodembreedte van 25 cm. Voor jaarrond botersla/ ijsbergsla 6 goten voor de ijsbergsla met een bodembreedte van 30 cm, waarbij 1 goot wordt toegevoegd voor de botersla. Voor beide gewassen 1 deksel met een vastgelegd plantverband.

- teelt op beton: Op een vlak afgewerkte betonvloer met een helling in de dwarsrichting van de kap staan de slaplanten (perspotten) op eind-afstand. Watergift d.m.v. wisselinfiltratie (eb en vloed systeem). - teelt in goten; flexibel systeem (nog niet toegepast systeem): "Sla

op water". Door enkele malen per teelt de goten wijder te zetten, en de planten in de goot ook enkele keren uit elkaar te zetten (technisch beslist niet eenvoudig) wordt de ruimtebenutting voor botersla tot 160% en voor ijsbergsla tot 150% verhoogd. 14 Goten voor botersla en 12 voor ijsbergsla. De breedte van de goot, waar een rij planten in komt te staan, moet minimaal zijn, juist genoeg om de plant vast te houden en de

voedingsoplossing te laten circuleren. De goten worden niet afgedekt. - teelt op beton; flexibel systeem (nog niet toegepast systeem) :Door

de perspotten/slaplantjes enkele malen per teelt wijder te zetten, wordt de ruimtebenutting verhoogd tot 160% (botersla) of tot 150% (ijsbergsla). Wisselinfiltratie.

- teelt in de grond; grote plant: De slaplanten worden pas na een lange opkweekfase in de grond uitgeplant (alleen in de periode sept.- mrt. omdat in de zomerperiode grote planten te veel kansen geven op

aanslag). De teeltduur wordt verkort en hierdoor is een teelt per jaar meer mogelijk.

- teelt in goten; grote plant: Idem teelt in goten, maar dan in de periode sept.- mrt. met groot opgekweekte planten als uitgangs­ materiaal.

(26)

- teelt op beton; grote plant: Idem teelt op beton, maar dan in de periode sept.- mrt. met groot opgekweekte planten als uitgangs­ materiaal.

De verschillende teeltsystemen zijn doorberekend tot het

ondernemersoverschot, te vinden in tabel 9. Een uitgebreider overzicht van de uitgangspunten staat in bijlage 4.

Tabel 9a. Ondernemersoverschot voor verschillende teeltsystemen van jaarrond botersla.

ondernemers overschot

1. teelt in de grond -5

2. teelt in goten -9

3. teelt op beton -8

4. teelt in goten; flexibel systeem +8 - X 5. teelt op beton; flexibel systeem +8 - X 6. teelt in de grond; grote plant -4 7. teelt in goten; grote plant -10 8. teelt op beton; grote plant -9

Tabel 9b. Ondernemersoverschot voor verschillende teeltsystemen van jaarrond botersla/ijsbergsla

ondernemers overschot

9. teelt in de grond +6

10. teelt in goten +2

11. teelt op beton +5

12. teelt in goten; flexibel systeem +28 - X 13. teelt op beton; flexibel systeem +28 - X 14. teelt in de grond; grote plant +10 15. teelt in goten; grote plant +5 16. teelt op beton; grote plant +8

Opmerking: X = systeemkosten

Conclusies

- Over het geheel bezien zijn er niet veel perspectieven voor de jaarrond botersla. Zeker niet als de ondernemers overschotten vergeleken worden met die van combinaties sla/tomaat op het licht-verwarmd bedrijf of met die van een jaarrond tomatenteelt.

- De rentabiliteitsverwachtingen van jaarrond botersla/ijsbergsla zijn over het geheel bezien redelijk tot goed.

(27)

23

-- Een teelt van jaarrond botersla of van jaarrond botersla/ijsbergsla in de grond komt zowel bij de traditionele teeltwijze als bij de teelt met groot opgekweekte planten positiever (of minder negatief) uit dan de teelt in goten of de teelt op beton (beiden zonder een flexibel systeem). De extra kosten van de gotenteelt of de teelt op beton zijn namelijk groter dan de extra opbrengsten die worden be­ haald door de extra mogelijke teelt.

- Bij jaarrond botersla zullen de jaarkosten van een flexibel systeem lager moeten zijn dan 8 gld/m2 om een positieve rentabiliteit te behalen. Deze 'ruimte' is 28 gld/m2 bij een jaarrond botersla/ijs­ bergsla teelt. Om echter een rentabiliteit te behalen die hoger is dan die van de grondteelt, met in de winter groot opgekweekt plant-materiaal, moeten de jaarkosten van zo'n systeem bij jaarrond boter­ sla/i jsbergsla beneden de 18 gld/m2 blijven. Met andere woorden: voor een flexibel teeltsysteem mag, wanneer de jaarkosten op 20% gesteld worden de investering 90 gld/m2 bedragen om een ondernemersoverschot te behalen van +10 gld/m2.

Discussie

- Er is bij iedere boter- of ijsbergslateelt, onafhankelijk van de teeltwijze, uitgegaan van een gelijke arbeidsbehoefte. Er is dus geen rekening gehouden met arbeidsbesparing die sommige teeltsystemen zouden kunnen opleveren.

- De kosten van groot opgekweekte planten zijn onbekend. Er is daarom een schatting gemaakt (zie bijlage 4.). Iedere cent die een botersla-plant in de winter meer (minder) zou kosten, heeft een negatief

(positief) effect op het ondernemers overschot van ca. 0,6-1 gld/m2 - De 'ruimte', die er voor investeringen voor een flexibel teeltsysteem

is, is bij de teelt op beton even groot als bij de teelt in goten omdat bij beide sytemen van gelijke opbrengsten en toegerekende

kosten is uitgegaan. De investeringen voor beton liggen hoger dan voor goten, maar de jaarkosten van goten liggen ruim 1 gld/m2 hoger dan die van beton.

- Bij proeven op het I.M.A.G. en in de praktijk is gebleken dat de teelt van sla op beton meer problemen geeft dan de teelt in goten (omvallen van planten, aanslag)

- In Engeland wordt al jaren op het bedrijf van Dingemans jaarrond sla geteeld in goten, die in de beton zijn gestort (geen flexibel systeem). De teelt wordt gestart met groot plantmateriaal, dat op het bedrijf is opgekweekt. Hierdoor zijn 10 a 11 teelten per jaar mogelijk. Dit systeem wordt niet in Nederland toegepast. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat Dingemans verzekerd is van de afzet van zijn sla tegen vastgestelde, prijzen. In Nederland is de prijs van sla, vooral in de zomer, laag. Daarom is het moeilijk dit teeltsysteem met de nederlandse situatie te vergelijken.

(28)

5. AANBEVELINGEN VOOR HET ONDERZOEK

- Om meer inzicht te krijgen in het gehele marktgebeuren zou vanuit de marktorganisaties meer informatie moeten komen. Marktanalyses en be­ trouwbare gegevens over arealen en hoeveelheden zijn een noodzakelijke voorwaarde om waarde toe te kennen aan prijsflexibiliteiten.

Bij het CBT wordt op consumentenniveau onderzoek gedaan. Overleg en af­ stemming tussen de betrokken organisaties is noodzakelijk.

- Het opstellen van prijsvergelijkingen is een zeer moeilijke zaak. Om meer duidelijkheid te krijgen in het wanneer en hoe te kunnen werken met prijs­ vergelijkingen en -flexibiliteiten zou dit, samen met het LEI beter onder­ zocht moeten worden.

- Het lichtverwarmde bedrijfstype heeft toekomstmogelijkheden. Nader onderzoek zou gedaan kunnen worden naar de optimale verwarming van de kas. Dit wanneer omgeschakeld is van hetelucht naar licht verwarmd en met twee verschillende systemen van verwarming (buizen en kachels) wordt gewerkt.

- Hieraan kan gekoppeld worden de afgifte van C02. Wat is voor dit

bedrijfstype, met verschillende verwarmingssystemen de beste oplossing voor de C02 voorziening.

- Gebruik van recirculerende systemen geven risico's. Vooral het ontsmetten van het drainagewater, wanneer gerecirculeerd wordt, is nog niet opgelost, maar er wordt aangewerkt.

- Het telen van jaarrond botersla is economisch niet interessant. Maar het telen van de combinatie botersla/ijsbergsla geeft een redelijke

rentabiliteitsverwachting. Aandacht zou geschonken moeten worden aan het verkrijgen van een goede kwaliteitssla in de moeilijk te telen winter periode.

In de zomer zijn er voor beide slasoorten geen problemen.

Geprobeerd zou moeten worden in de zomer de glassla te promoten. - Het telen in goten of op beton kan perspectieven bieden wanneer de

investeringen voor een flexibel systeem aanvaardbaar zijn. Onderzoek naar de technische mogelijkheden is gewenst wanneer men de sla toch in het pakket wil houden.

- De teelt van sla in de grond geeft problemen als de tomatenteelt in substraat plaatsvindt. Het ontsmetten van de grond komt op de achtergrond zodat ziekten als kringnecrose en bobbelblad een steeds grotere kans krijgen uit te breken. Resistentie tegen deze ziekten zou een uitkomst zijn.

Op bepaalde gronden geeft een dergelijk systeem van telen eveneens moeilijk­ heden i.v.m. "structuur" problemen van de grond.

(29)

25

-6. SAMENVATTING

In dit hoofdstuk, zullen de belangrijkste conclusies uit het verslag nog eens worden samengevat, herhaald en/of aangevuld.

De rentabiliteit van het hetelucht bedrijf met tomaat en sla blijft (ver) achter bij de rentabiliteit van een lichtverwarmd bedrijf met tomaat en sla en bij de rentabiliteit van een zwaar gestookt bedrijf met een jaarrondteelt van tomaat in steenwol.

De, daarom verwachte en reeds in gang zijnde,

overschakelingen van het hetelucht bedrijfstype naar de overige twee bedrijfstypen zal leiden tot een vervroeging en vergroting van de produktie met als gevolg een prijsdaling. De prijsdaling zal een grotere rentabiliteitsdaling hebben voor het lichtverwarmde- en zwaar gestookte bedrijf dan voor het hetelucht bedrijf. Toch zal de

rentabiliteit van het hetelucht bedrijfstype achter blijven bij die van de overige twee bedrijfstypen.

Om met prijsvergelijkingen en prijsflexibiliteiten te kunnen werken is nog verder onderzoek nodig.

Om de rentabiliteit te verbeteren, zou een hetelucht bedrijf de stap kunnen maken naar het lichtverwarmde bedrijfstype.

Hoe de rentabiliteit van een lichtverwarmd bedrijf t.o.v. een zwaar gestookt bedrijf zich in de toekomst zal gaan ontwikkelen is onzeker. Aan de ene kant zal de reeds geschetste prijsdaling grotere nadelen hebben voor het lichtverwarmde- dan voor het zwaar gestookte bedrijf omdat de laatstgenoemde altijd eerder met zijn produkt 'aan de markt' zal zijn. Aan de andere kant zal een gasprijsverhoging (wat in de toekomst zeker te verwachten is) weer juist in het voordeel zijn van een lichtverwarmd bedrijf, aangezien deze op jaarbasis minder gas verbruikt.

De teelt van tomaat en sla in goten is een goed alternatief voor een lichtverwarmd bedrijf met een tomatenteelt in substraat en een slateelt in de grond. De ontsmetting van de grond en het grondwerk voor de sla-en voor de tomatsla-enteelt komt dan te vervallsla-en zodat esla-en snellere teeltwisseling mogelijk is. Tevens wordt hiermee ingespeeld op toekomstige milieu-eisen omtrent de afvoer van water met opgeloste

meststoffen. Recirculatie van de voedingsoplossing is reeds mogelijk, maar zal pas goed op gang komen wanneer goede ontsmettingsinstallaties op de

markt komen.

De traditionele slateelt zal langzamerhand gaan verdwijnen in de winter op het hetelucht- en lichtverwarmde bedrijf met tomaat.

Het jaarrond telen van botersla is (helaas), bij de huidige bedrijfssystemen niet rendabel. Voor jaarrond boter-/ijsbergsla zijn er nog wel enige pers­ pectieven. Zeker als er een flexibel systeem waarmee de ruimtebenutting verhoogd wordt, ontwikkeld zou kunnen worden met jaarkosten rond de 20 gld/m2. De rentabiliteit zal dan namelijk uitkomen op het nivo van een jaar­ rondteelt van ronde tomaat.

(30)

LITERATUURLIJST

- Anonymus, Kwantitatieve informatie voor de glastuinbouw 1986/1987, Proefstation Aalsmeer, Proefstation Naaldwijk, C.A.D. Aalsmeer, C.A.D. Naaldwijk, september 1986

- Anonymus, concept Kwantitatieve informatie voor de glastuinbouw 1987/1988.

- Anonymus, Areaalenquete van het C.B.T., Weekblad Groenten en Fruit, 28 november 1986.

- Anonymus, Proefopzet sla najaar / sla winter 1986, Vereniging "Vleutens Proeftuin".

- Anonymus, "Met tomaten in substraatgoten klaar voor de toekomst!", Brinkman Voorop, mei 1987.

- Anonymus, Produktennota kropsla 1986 (oktober t/m mei), C.B.T., Den Haag, 9 september 1986.

- Ammerlaan, J.C.J., Teelt na juli heeft meeste kans op succes, Tuinderij, 13 maart 1986.

- Ammerlaan, J.C.J. en anderen, Bedrijfssynthese substraatteelt op groentebedrijven, intern verslag nr. 56, Proefstation voor Tuinbouw onder Glas, Naaldwijk, december 1985.

- Baijense, B., Jaarrondradijs een goed alternatief, Tuinderij 12 februari 1987.

- Berg, A. van den, Prijsvorming vleestomaat, mei 1987. - Breugem, F., Prijsvorming aubergine, mei 1987.

- Custers, H., Ijsbergsla uitbuiten in het teeltplan, Tuinderij, 9 oktober 1986.

- Custers, M., Praktijkervaringen sla telen in goten 1986-1987, mei 1987.

- CH, 'Anders' sla telen in Vleuten, Tuinderij, 7 mei 1987.

- CM, Met een ander klimaat moet het beter gaan, Tuinderij, 9 april 1987.

- Duyn, P. van, "Sla op water biedt volop mogelijkheden", Weekblad Groenten en Fruit, 20 maart 1987.

- Grootscholten, W., Bedrijfsstructuuronderzoek slabedrijven, maart 1987.

- Hendrix, A.T.M., Mechanisatie en arbeid bij nieuwe teeltsystemen, Tuinderij, 13 februari 1986.

(31)

27

-Hulshoff, H., Prijsvorming snijbloemen, Den Haag, mei 1987.

Krom, C. en Custers, M., Moeizaam verder met sla-op-water, Tuinderij, 12 februari 1987.

Krom, C., Verder experimenteren met teelt in goten, Tuinderij, 23 oktober 1986.

Nienhuis, J.K., Oriënterend onderzoek bedrijfssystemen voor de

tomatenteelt, intern verslag nr. 59, Proefstation voor Tuinbouw onder Glas, Naaldwijk, oktober 1986.

Nienhuis, J.K., Oriënterend onderzoek bedrijfssystemen lichtverwarmde bedrijven, Onderzoeksopzet, 1987.

Os, E. van, Bestaande en nieuwe substraatsystemen, Tuinderij, 30 januari 1986.

Os, E. van, Groentegewassen op beton, I.M.A.G. Wageningen

Os, E. van, Vergelijking investeringen, jaarkosten en opbrengsten bij sla en tomaten op substraat, I.M.A.G. Wageningen, februari 1986. Peerlings, M., Gieten op instraling bij grondteelt tomaat, Weekblad Groenten en Fruit, 8 mei 1987.

Rossum, L. van, Kropsla in de verdrukking, Tuinderij, 9 april 1987. Visser, A.J. de, en Ammerlaan, J.C.J., Kosten en opbrengsten van teeltcombinaties, Tuinderij, 27 februari 1986.

Welles, G.W.H. en Ammerlaan, J.C.J., Behoud van sortiment vraagt om nieuwe substraatsystemen, Tuinderij, 16 januari 1986.

(32)

BIJLAGE 1. BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE BEDRIJFSTYPEN

Er is voor alle bedrijfstypen uitgegaan van een bedrijf met een oppervlakte van 15.000 m2. De kas is een venlo-tralie 6,40m, met een vakmaat van 4m en een poothoogte van 3,5m. De onderbouw is verzinkt en heeft een verzinkt of aluminium dek met lm breed glas, een smalle goot en 2-ruits halve luchtramen met automatische schommelluchting. De gevels zijn uitgevoerd met 2 * enkel glas. Er is bij het hetelucht- en lichtverwarmde bedrijfstype geen scherminstallatie aanwezig en de lichtdoorlatendheid zonder scherm bedraagt 72%. Het bedrijf beschikt over een schuur, een vrachtauto, een sorteermachine en een klimaat­ computer.

Verwarming:

* zware stook bedrijf : 4 * o51 per 3,20m als buis-rail + matverwarming (warmtecapaciteit ca. 250 kcal/h/m2)

* lichtverwarmde bedrijf : 2 forcas-buisjes per 3,20m met een capaciteit van 65 kcal/h/m2 als primaire verwarming en hangende heteluchtkachels met een capaciteit van 125 kcal/h/m2; totale capaciteit : 190 kcal/h/m2 (Indien er uitge gaan wordt van 2 o51 buizen is de warmtecapaciteit

hoger. De investeringskosten zijn ongeveer gelijk)

* hetelucht bedrijf : hangende en staande heteluchtkachels met een capaciteit van ca. 125 kcal/h/m2

Uitgangssituaties voor de jaarkosten van de duurzame produktie middelen (d.p.m.) en grond van de verschillende bedrijven (in gld/m2).

Bron : Kwantitatieve Informatie 1986/1987 (KI86/87). A) Hetelucht bedrijf met tomatenteelt in de grond:

- bedrijfstype 3 (KI86/87, glasgroentebedrijf met

heteluchtverwarming, geen bassin) d.p.m. : 12,10

- jaarkosten grond; 17,50 * 7% : 1,23

Totaal d.p.m. + grond 13,33

B) Lichtverwarmd bedrijf met tomatenteelt in de grond: - bedrijfstype 3 (KI86/87, glasgroentebedrijf met

heteluchtverwarming, geen bassin) d.p.m. : 12,10 - exclusief staande heteluchtkachels (alleen hangende) : -0,93 - extra jaarkosten verwarmingsinstallatie (ketel 1

miljoen en 2 forcas-buisjes per 3,20m) : 1,88

- jaarkosten grond; 17,50 * 7% : 1,23

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In East Hararghe Administrative Zone, as observed in the survey, farms do not differ significantly from one another in terms of their land to labour ratios, soil types and farm

Due to budgets being literally 'cu t to the bone1 museums in South Africa and abroad in 1986 have to face formidable demands with regard to balancing their

( 2) teoriee wat psigologiese behoeftes as determinante by die keuse van 'n beroep beklemtoon (waar onder andere na Roe, Holland en Hoppock verwys word);.. (3)

It is evident that the main path to principalship in Gauteng province is deputy principalship (cf. paragraph 4.3.5); very few principals were prepared to

• Hypothesis 2: There will be a great need for recreational services for AIDS orphans; thus for at-risk youth, according to the youth themselves. It was evident from

In order to compare the recovery of KAu(CN)2 from activated carbon by TBP- HN03 entrained sc-C02 with that achieved by TBP-HN03 as primary extractant in the preceding

PhCOCH2COR' with R' = C6H4N02 and C4H3S), keto-enol equilibrium constants and the rate of conversion between keto and enol isomers. 4) A kinetic study of the

In addition, > 2.50 ≤ 3.25 MSs suggest that the respondents perceive that management are aware of current technological trends; ability to satisfy clients’