• No results found

Schade door inundatie van grasland tijdens de vegetatieperiode

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schade door inundatie van grasland tijdens de vegetatieperiode"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UJ

NN31545,0391 .

CULTUURTECHNIEK EN WATERHUISHOUDING

NOTA 39ï^"d.d. 4 april 1967

Schade door inundatie van grasland tijdens de vegetatieperiode

i r . J.W. Bakker

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, ius geen officiële publikaties.

Hun inhoud v a r i e e r t sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Aan de gebruikers buiten het Instituut wordt verzocht ze niet in pu-blikaties te vermelden.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

; LAN06OUWCATALOGUS j 0000 0711 8553

(2)

Inleiding

Het komt voor dat grasland in de Achterhoek tijdens de vegetatieperiode gedurende korte of langere tijd onder water staat. De schade die daardoor wordt veroorzaakt kan o . a . bestaan uit het tijdelijk onbegaanbaar zijn van het weiland, schade door vertrappen van de te natte zode, het v e r l o r e n gaan van op het veld staand hooi en verder door afname van de droge-stofproduktie van het grasland tijdens en na inundatie en de achteruitgang van de botanische kwa-liteit van het grasbestand (hoedanigheidsgraad).

Bij ons onderzoek hebben wij ons beperkt tot de schade in de v o r m van produk-tieafname en achteruitgang van de hoedanigheidsgraad.

In de jaren 1964 t / m 1966 zijn daartoe potproeven uitgevoerd waarbij de invloed van de faktoren inundatie duur, inundatiediepte en de temperatuur tijdens inun-datie op het gras zijn onderzocht.

Werkwijze

Mqnstername: uit een homogeen stuk weiland zijn graszoden gestoken van 28 x 28 cm en 20 cm dik en met de onder de zode aanwezige grond (15 x 20 cm) in proefpotten geplaatst van 28 x 28 c m en 40 c m hoog.

De m e e s t e proeven zijn uitgevoerd met zoden uit een redelijk goed verzorgd weiland op l e e m a r m zand, welke op de bodemkaart staat aangegeven als een lage humuspodzol (voor gegevens grond z i e tabel 1 en 3).

Van dit weiland i s bekend dat ook *s z o m e r s wel wateroverlast kan optreden. De botanische samenstelling van het grasbestand wijst op een wisselend nat en droog m i l i e u , er komen namelijk zowel droogte-indicatoren (gewoon s t r u i s g r a s : at) als vochtindicatoren (geknikte vossenstaart: ag, zegge: c a r . n en kruipende boterbloem: ran. r) in voor (tabel 6 en 7).

In 1964 zijn v e r d e r zoden gebruikt uit een laag gelegen weiland op zandige l e e m (een beekdalgrond, gegevens zie tabel 1 en 2). De botanische samenstelling i s dan ook die van nat grasland (tabel 8).

In 1966 zijn ook zoden gebruikt uit z e e r laag weiland op venige grond, waar door inundatie in 1965 praktisch alle gras was afgestorven. In 1966 bestond het gras voor het grootste deel uit geknikte v o s s e n s t a a r t .

Behandeling, monster s :

1964. De zoden zijn eind april gestoken en de potten zijn op de proeftuin in Renkum opgesteld. In perioden dat de regenval onvoldoende was i s deze door beregening aangevuld. Tijdens de inundatieperiode (5 - 22 juni) zijn de g r a s s e n

(3)
(4)

2

-in k l i m a a t s k a s s e n g e p l a a t s t bij 4 v e r s c h i l l e n d e t e m p e r a t u r e n : de d a g t e m p e r a t u - • r e n b e d r o e g e n 2 9 . 0 , 2 1 . 0 , 1 9 . 5 en 1 5 . 0 C, de n a c h t t e m p e r a t u r e n w a r e n r e s p . 2 5 . 0 , 1 7 . 5 , 1 6 . 0 en 1 0 . 0 C (voor o v e r z i c h t gegevens aie t a b e l 4). De m a x i m a -le inundatieduur b e d r o e g 14 d a g e n .

De inundatie i s in 1964 zowel a l s 1965 uitgevoerd door het v a n boven toedienen van w a t e r , totdat een laag van 2 c m of 8 c m boven het m a a i v e l d s t a a t , door d a

-gelijks toedienen van w a t e r i s deze inundatiediepte gehandhaafd. De inundatie w e r d beëindigd door het v e r w i j d e r e n van een stop onderin de proefpotten. De b e m e s t i n g : rekening houdend m e t wat door de b o e r r e e d s in het v o o r j a a r i s gegeven en m e t wat hij in de loop van de z o m e r nog gegeven zou hebben, zijn de g r a s m o n s t e r s b e m e s t m e t N. P . en K. (zie tabel 5).

Geoogst w e r d door het gewas op een hoogte van 2à 3 cm af te knippen. Na 14 a u g u s t u s 1964 i s de proef a l s beëindigd beschouwd.

1965:

De i n u n d a t i e p r o e v e n zijn uitsluitend buiten u i t g e v o e r d . De gemiddelde l u c h t t e m p e r a t u u r (Ti) tijdens inundatie b e d r o e g 1 5 , 4 C, de gemiddelde w a t e r t e m p e r a -t u u r (Tw) 1 8 , 0 C. De m a x i m a l e inundatieduur b e d r o e g 12 à 14 dagen.

De inundatiediepten b e d r o e g e n + 2 c m en 8 c m . Om een inundatiediepte van 8 c m mogelijk te m a k e n w a s het noodzakelijk de zode d i e p e r in de pot te p l a a t s e n (+15 c m o n d e r de r a n d ) .

De b e m e s t i n g i s h o g e r geweest dan in 1965, dit omdat, n a a r l a t e r b l e e k , de b o e r r e e d s k a l k a m m o n s a l p e t e r had g e s t r o o i d .

De v e r z o r g i n g van de g r a s m o n s t e r s i s v o o r t g e z e t tot de w i n t e r . 1966:

De i n u n d a t i e p r o e v e n zijn buiten u i t g e v o e r d . T i j d e n s de inundatie w a s T l 1 3 , 7 ° C en Tw 1 7 , 5 C. De m a x i m a l e inundatieduur b e d r o e g 18 d a g e n . De i n u n d a t i e d i e p

-ten b e d r o e g e n 3 c m en 17 c m . De inundatie i s h i e r v e r k r e g e n door de proefpot-t e n in m e proefpot-t p l a s proefpot-t i c beklede w a proefpot-t e r b a s s i n s proefpot-te p l a a proefpot-t s e n , waproefpot-t proefpot-t . o . v . de w e r k m e proefpot-t h o d e van 1964 en 1965 een aanzienlijke a r b e i d s b e s p a r i n g b e t e k e n d e .

W a a r n e m i n g e n

P-JPdu^kfie. drpjge.stof,: de d r o g e - s t o f p r o d u k t i e van het g r a s i s bepaald door het g r a s af te knippen, te d r o g e n en te wegen.

In 1964 i s geoogst 2 dagen na het beëindigen van de inundatie (O^) en na 49 dagen *

na Oj (O2). In 196 6 i s v e r d e r nog de oogst bepaald 14 dagen v o o r aanvang d e r inundatie (OQ) (voor t i j d s c h e m a zie t a b e l 4). Van de oogst d i r e c t na inundatie i s v e r d e r het d r o g e - s t o f p e r c e n t a g e b e p a a l d , dit a l s mogelijke aanwijsing v o o r het * In 1965 en 1966 w e r d nog een d e r d e oogst uitgevoerd ( O , ) .

(5)
(6)

3

-al of niet verdord zijn van het g r a s .

Hoedanigheidsgraad: Van de grasmonsters is het aandeel van iedere planten, soort bepaald als percentage van de totale droge-stofhoeveelheid plantenmate-riaal. De bepalingen zijn uitgevoerd als schatting (Ie schatting door de heer Moor IBS, later door mijzelf). De schattingen zijn in 1965 en 1966 gecontro-leerd en gedeeltelijk vervangen door het sorteren en wegen van de verschillen-de plantensoorten.

Een in een grasbestand voorkomende plantensoort kan een waarderingscijfer worden gegeven, wat een maat is voor de waarde van die plantensoort met be-trekking tot zijn bruikbaarheid en waarde als weilandplant (KRUYNE en DE VRIES, 1955) (zie tabel 1 1). Het naar gewichtspercentage gewogen gemiddelde van de waarderingscijfers van de in een grasbestand voorkomende plantensoort wordt de hoedanigheidsgraad genoemd.

Deze hoedanigheidsgraad is een maat voor de bruikbaarheid van dat bestand als weiland (DE BOER, 1956).

De hoedanigheidsgraad van de grasmonsters (H) is in 1964 bepaald voor inun-datie (Hj) en voor oogst O2 (H2), in 1965 en 1966 is H bepaald van de oogst voor inundatie; (H^) van oogst Oo (H2) en van oogst Oo (H3).

y ^ d a m p i n g : In 1964 is de verdamping bepaald voor inundatie (van 29/5 tot 5/6) en dagelijks tijdens inundatie.

In 1965 is tijdens inundatie de 2-daagse verdamping bepaald. In 1966 zijn geen verdampingsmetingen uitgevoerd.

Y^jdere_ waarnemingen : Voor inundatie is de gewashoogte bepaald, dit om te-zamen met verdampingscijfers een schatting te kunnen maken van de hoeveel-heid gras voor inundatie, dit om een mogelijkhoeveel-heid te hebben de spreiding in O^, als gevolg van variatie in beginhoeveelheid gras,te verkleinen door O* hierop te corrigeren.

Resultaten

1964. De zichtbare reactie van het gewas op een inundatie van 2 cm is bij temperaturen van gemiddeld 18 °C en lager gering. Alleen kruiden zoals xlaver, paardebloem en weegbree worden gedeeltelijk geel, doch sterven niet af. Door inundatie bij gemiddeld 19,5 en 27,3 C is wel beschadiging merkbaar; na 6 of meer dagen wordt vooral het jongere korte gras gelig, het lange wat oudere gras blijft meest groen, m a a r wordt slapper.

De reactie van het gras op leemgrond bleek iets sterker dan van het gras op zand.

(7)
(8)

De r e a c t i e van het gewas blijkt ook uit het v e r d a m p i n g s v e r l o o p (zie fig. 1). Bij 27, 3 en 1 9 , 5 °C daalt de v e r d a m p i n g na 3 dagen, tot na 12 dagen inundatie de v e r d a m p i n g bij 27, 3 °C nog s l e c h t s 30% i s van de b e g i n v e r d a m p i n g , bij 1 9 , 5 °C nog + 50%. Bij 4 8 , 0 en 1 2 , 9 °C i s geen r e a c t i e van de v e r d a m p i n g aan te tonen.

1965. Bij het z a n d g r a s l a n d t r e e d t in 1965 na 10 à 12 dagen een daling van de v e r -damping op (fig. 2).

Bij diepe inundaties w a a r het gewas g r o t e n d e e l s o n d e r w a t e r staat t r e e d t s n e l l e r beschadiging op, de d i r e c t e r e a c t i e i s e c h t e r m o e i l i j k te k w a n t i f i c e r e n .

V e r m e l d e n s w a a r d i s de r e a c t i e van geknikte v o s s e n s t a a r t (proef 1966) ; deze r e a g e e r t op inundatie m e t snelle l e n g t e g r o e i w a a r d o o r het gewas w e e r boven hst w a t e r u i t g r o e i t .

E r n s t i g e inundatie schade komt ook tot uiting in een h o g e r drogestofgehalte van het gewas d i r e c t na i n u n d a t i e . Van de niet beschadigde g r a s m o n s t e r s i s het d r o g e s t o f g e h e l t e + 22%,van de m i n of m e e r v e r l e p t e g r a s m o n s t e r s kan dit o p -l r p e n tot 45% (1964, 27, 3 C, 14 dagen i n u n d a t i e , zie ook t a b e -l -l e n 6 - 10).

?jpduktie_ djP£>.?.?tof: 1964. De O^ van z a n d g r a s l a n d w o r d t nog niet significant beinvloed door de inundatie (fig. 3a en 3b). E r b e s t a a t c o r r e l a t i e t u s s e n O^ en de s o m van de v e r d a m p i n g van 2 9 / 5 5 / 6 , hoogte op 11/6 en de hoe danigheid s

-1 . T T

g r a a d op 2 7 / 5 . O^ h i e r o p g e c o r r i g e e r d (O^ ) heeft e e n wat k l e i n e r e s p r e i -ding, de invloed van de inundatieduur op O^ blijft e c h t e r niet significant. De tendenz b e s t a a t dat bij 19, 5 en 27, 3 °C 14 dagen inundatie een daling van Of v e r o o r z a a k t van + 10%.

De h e r g r o e i , C>2, blijkt wel z e e r s t e r k op de inundatieduur te r e a g e r e n (fig. 5). Door 6 dagen inundatie bij T ^ ^ 8 o c i s de o p b r e n g s t tot 60% gedaald, bij inun-datie bij 15°C daalt de o p b r e n g s t tot 80% van de w a a r d e van het o - object. Slechts gedeeltelijk i s te v e r k l a r e n dat na 9 en 14 dagen inundatie bij 27, 3°C en na 14 dagen bij 1 8 , 0 ° C de o p b r e n g s t w e e r h o g e r i s . Bij het object 14 dagen inundatie bij 2 7 , 3 ° C b e s t a a t O , g r o t e n d e e l s uit k l a v e r s en kruipende b o t e r b l o e m , bij 14 dagen inundatie bij 1 8 , 0 ° C heeft zich een pol e n g e l s r a a i g r a s s t e r k ont-wikkeld.

De totale produktie (som van 0 ^ "v en O?) r e a g e e r t s t e r k e r op inundatie n a a r

-m a t e de t e -m p e r a t u u r tijdens de inundatie h o g e r i s (fig. 6).

Het g r a s l a n d op l e e m r e a g e e r t s t e r k e r op inundatie zowel bij Ol a l s O , (fig. 3 en 4). De v a r i a t i e in b e g i n m a s s a voor inundatie was g e r i n g , v a n d a a r w a a r s c h i j n -lijk dat de spreiding in de w a a r n e m i n g e n h i e r k l e i n e r i s dan bij g r a s l a n d op zand.

(9)
(10)

5

-4965: Het verloop van O^, 0% en O3 als functie van de inundatieduur (fig. 7, 8 en 9) vertoont een geheel ander beeld dan in 1964, alleen 12 dagen diepe inunda-tie en 44 dagen ondiepe inundainunda-tie veroorzaken een duidelijk lagere hergroei. Oj gecorrigeerd met de verdamping van 2 l / 6 - 25/6 heeft de tendens iets lager te zijn bij lagere inundatie. Verdampingsgegevens t e r c o r r e c t i e van O^ na die-pe inundatie ontbreken.

De invloed van de inundatie in 1965 op de opbrengst van het volgende j a a r blijkt niet aantoonbaar (fig. 10).

1966: Hoewel bij een voor de tijd van het jaar (zie tabel 12) lage temperatuur werd geîhundeerd (Tj 13,7, Tw 17,5) is de reactie op inundatie vrij sterk. Een

voorbeeld hiervan geeft fig. 14 en 42. Diepe inundatie gedurende 48 dagen doet het gewas hier volkomen afsterven. Verder dezelfde reactie als in 4964: reeds na enkele dagen inundatie een reductie van de hergroei van 25 à 30%.

Figuur 4 3 geeft een beeld van het opbrengstverloop van alle zandgraslandmonsters (uitgezonderd de grasmonsters uit 4965 met de zode 45 cm - potrand, waar het opbrengstniveau aanzienlijk lager ligt).

4 8 dagen ondiepe inundatie geeft totaal een opbrengstreductie van 45%, 48 dagen diepe inundatie + 80% .

0 | is niet gecorrigeerd op beginmassa, daar de oogst voor inundatie (OQ) niet voldoende met C4 was gecorreleerd om als correlatiefaktor te kunnen dienen. Inundatie van het zeer natte grasland op veen veroorzaakt geen afsterven van het gewas, buiten verwachting veroorzaakt de inundatie wel een sterke reductie van de hergroei (fig. 44, 45 en 46).

Hoedanigheidsgraad: Het blijkt dat door inundatie enkele inundatie-resistente soorten de plaats innemen van de beschadigde minder resistente soorten. Vooral het percentage geknikte vossenstaart (ag) en kruipende boterbloem (ran. r)

neemt na inundatie sterk toe (zie tabel 6, 7 en 8). Omdat deze soorten een waardering hebben van 3 r e s p . 4 (zie tabel 44) neemt de hoedanigheidsgraad daardoor af (zie tabellen 6-40). Deze verschuiving van de botanische samenstel-ling blijkt ook het volgende jaar nog merkbaar (zie H3 in 4 965 en H4 = H^ in 4966 tabel 9).

Raming totale_inundati e schade: Het is moeilijk om het gewicht van de daling der hoedanigheidsgraad ten opzichte van de produktiedaling te bepalen. Dit omdat in de hoedanigheidsgraad naast faktoren als smakelijkheid, verteerbaarheid, sterkte van de zode,ook het produktievermogen is verdisconteerd. Daardoor be-staat de mogelijkheid dat door koppeling van hoedanigheidsgraad en produktie een deel van de schade dubbel wordt berekend.

(11)
(12)

Omdat de v e r l a g i n g van de h o e d a n i g h e i d s g r a a d e c h t e r ook het volgend j a a r nog m e r k b a a r i s , lijkt ons het produkt van de t o t a l e drogestofproduktie (O.+O2+O,) en H v o o r inundatie gedeeld door H na inundatie a l s m a a t voor de totale

inundatie schade wel v e r a n t w o o r d .

Voor alle p r o e f j a r e n i s deze w a a r d e a l s functie van inundatieduur uitgezet (fig. 17-21) w a a r u i t blijkt dat de totale schade door inundatie aanzienlijk kan zijn. De t e m p e r a t u u r tijdens inundatie heeft op de totale schade grote invloed

(zie fig. 1 7 - 1 9 ) .

D i s c u s s i e

De gevolgen van inundatie zouden we a l s volgt kunnen v o o r s t e l l e n :

Door inundatie w o r d t de mogelijkheid van g a s t r a n s p o r t in de grond te v e r w a a r -lozen k l e i n . Bij een z u u r s t o f g e b r u i k van bodem en p l a n t e n w o r t e l s van 100 à 400 mg 0 ~ / m / u u r i s de bij het begin van de inundatie in de grond aanwezige zuurstof binnen 12 uur v e r b r u i k t . In het dan a n a e r o b e m i l i e u hebben*reductie-p r o c e s s e n hebben*reductie-p l a a t s w a a r b i j o . a . NO3 wordt g e r e d u c e e r d tot N£ (denitrificatie), F e r r i tot F e r r o en Mangani tot Mangano; v e r d e r kunnen ontstaan;H2S, alcoholen en o r g a n i s c h e z u r e n . Ook in de p l a n t e n w o r t e l s zelf kunnen door r e d u c t i e p r o c e s -sen v o o r de plant giftige stoffen ontstaan (GRABJLE, 1966).

G r a s s e n zijn e c h t e r z e e r t o l e r a n t v o o r lage zuurstofgehalten in hun w o r t e l m i -lieu (GRADWELL, 1965). Het i s d a a r o m w a a r s c h i j n l i j k dat door k o r t e r e d a t i e s het g r a s nauwelijks door z u u r s t o f t e k o r t wordt b e s c h a d i g d . L a n g e r e inun-d a t i e s , v o o r a l bij h o g e r e t e m p e r a t u r e n , b e s c h a inun-d i g e n het g r a s - afhankelijk van de s o o r t wel m e e r of m i n d e r e r n s t i g . Of deze beschadiging ontstaat door v e r -giftiging van de plant door in de a n a e r o b e grond g e v o r m d e stoffenyof door z u u r

-stoftekort van de g e w a s w o r t e l s zelf,,is uit d e z e p r o e v e n niet duidelijk geworden. Dat bij d i e p e r e inundatie de beschadiging van het gewas e r n s t i g e r i s , i s w a a r -schijnlijk h e t gevolg van lichtonttrekking en v e r s t i k k i n g v a n de b o v e n g r o n d s e d e l e n .

Wat de h e r g r o e i b e t r e f t b e s t a a t een v e r s c h i l in r e a c t i e t u s s e n de p r o e v e n uitgevoerd in 1965 en die uitgevoerd in 1964 en 1965.

Bij de l a a t s t g e n o e m d e n v e r o o r z a a k t inundatie r e e d s s n e l , na 1 à 2 dagen e e n b e hoorlijke daling van de h e r g r o e i . Wordt het gewas niet s t e r k b e s c h a d i g d , z o -a l s bij de ondiepe i n u n d -a t i e s , d-an i s het v e r l o o p v-an de o p b r e n g s t , O, -a l s f

(inundatieduür) bij l a n g e r e inundatieduur v e e l v l a k k e r (zie fig. 1964 en fig. 3 - 6 ) . In 1965 daalt de h e r g r o e i p a s in die objecten welke door inundatie z i c h t b a a r b e

(13)
(14)

Het verschil in behandeling tussen de proeven in 1965 en in 1964 en '66 is het verschil in stikstofbemesting geweest. Voor inundatie was in 1965 reeds 200 kg N/ha gegeven, terwijl dit in 1964 en '66 100 kg was (zie tabel 5).

Mogelijk is de reactie op korte inundaties m e e r een reactie via stikstof dan een directe beschadiging van het gewas door inundatie.

Hiermede zou ook de sterke reactie van het zeer inundatie-resistente gewas geknik-te vossenstaart op veen (1966) op de korgeknik-te inundaties geknik-te verklaren zijn.

Voor een m e e r via de bodem lopende reactie van de plant op inundatie pleit ook dat in tegelijkertijd uitgevoerde potproeven in 1965 en 1966 met ingezaaide g r a s

soorten op een kleigrond geen significante invloed van de inundatie op de g r a s -produktie werd gevonden.

Samenvattend kunnen we stellen dat de produktieafname van grasland door inundatie veroorzaakt wordt door het, vooral na langere inundatie, afsterven van grassen en dus het afnemen van het produktieapparaat; verder door reactie van het gewas op processen die tijdens inundatie in de bodem plaats hadden, waarbij hier vooral gedacht wordt aan denitrificatie.

De drogestofproduktie van de grasmonsters omgerekend per hectare be-draagt 110 - 40 kg d s / h a / d a g ; dit ligt in dezelfde grootte-orde als de produktie van normaal weiland.

Verschillen in produktieniveau zullen dus geen rol spelen bij de interpretatie van de in deze potproeven gevonden inundatie schade voor veldomstandigheden.

(15)
(16)

L i t e r a t u u r

BOER, T h . A. DE, 1956. E e n globale g r a s l a n d v e g e t a t i e k a r t e r i n g van N e d e r l a n d

V e r s l . l a n d b . k . o n d e r z . n r . 6 2 . 5 71 p p . GRABLE, A . R . , 1966. Soil a e r a t i o n and plant growth

Advances in A g r o n . 18 : 57 - 105

GRADWELL, M . W . , 1965. Soil p h y s i c a l conditions of w i n t e r and the growth of rye g r a s s p l a n t s

Nw. Zealand J . af S e i . 8 : 238 - 269

KRUIJNE, A . A . en D . M . DE VRIES, 1955. Vegetatieve herkenning van onze g r a s l a n d p l a n t e n

(17)
(18)

Tabel 12

Gemiddelde temperatuur te De Bilt 24 uurs gemiddelde in graden Celsius

j a n u a r i f e b r u a r i m a a r t a p r i l m e i juni 1,7 2 , 0 5 , 0 8 . 5 1 2 , 4 1 5 , 5 juli a u g u s t u s s e p t e m b e r oktober n o v e m b e r d e c e m b e r 1 7 , 0 1 6 , 8 1 4 , 3 1 0 , 0 5 , 9 3 , 0

(19)
(20)

T a b e l 10b G r a s i n u n d a t i e 1966 (vervolg) duur O0 O^ 02 O3 O i % d s ^ O H4 H2 H3 1 6 . 5 1 7 . 5 1 6 . 5 1 2 . 7 9 . 77 . 7 . 6 10.26<>7/y5.4 1 5 . 7 8.0

Inundatiediepte 17 c m , zode 7 c m - p o t r a n d , ook in 1965 gebruikt 0 zie ondiepe inundatie

8 8-K 18 18 1 8 - K 1 1 . 1 8 . 4 1 0 . 3 1 1 . 2 1 1 . 2 2 5 . 1 2 6 . 0 1 6 . 3 9.6 2 0 . 6 2 0 . 4 1 9 . 6 2 5 . 0 2 5 . 1 2 6 . 1 5 9 . 1 5 5 . 2 33.6 2 5 . 2 4 4 . 3 6*4 5.7

M

53 72 6.6 5,7 2.8 16 27 6.0 6,6 17 2.6 46 2 -15.5" 4 1 6 . 4 8 1 6 . 1 8 ? 18 1 6 . 4 18 ? 9 . 5 1 7 . 2 9 . 5 1 8 . 0 Inundatiediepte 2 7 . 4 2 7 . 6 4 5 . 6 4 5 . 6 8 1 0 . 3 8 1 1 . 0 18 1 5 . 1 18 7 . 5 1 0 . 6 1 8 . 9 1 1 . 8 1 5 . 6 , 2 0 . 0 1 2 . 6 1 6 . 4 . . 1 1 . 4

12.2HW t

7 . 5

t

1 5 . 0 ( £ 4 f j 5 . 2 1 2 . 2 ^ 1 4 2 3 . 3 17 c m , : 1 8 . 4 1 5 . 8 1 5 . 3 1 4 . 3 1 0 . 6 1 4 . 1 1 2 . 1 7 . 5 1 9 . 4 2 1 . 7 1 7 . 0 1 9 . 2

f

5 . 7 9 . 3 2 3 . 5 sode = p o t r a n d , ge 3 0 . 6 2 1 . 8 1 7 . 6 1 7 . 2 1 9 . 1 1 1 . 7 7 . 0 3 . 1 2 3 . 6 2 5 . 2 1 8 . 5 2 0 . 8 1 8 . 2 1 8 . 0 1 4 . 6 2 5 . 7 2 3 . 5 2 3 . 9 2 3 . 4 2 4 . 8 1 4 . 6 3 4 . 9 2 9 . 5 3 5 . 6 ; s t o k e n 1966 1 7 . 5 1 6 . 4 1 5 . 9 1 7 . 7 1 4 . 2 1 9 . 9 3 2 . 3 2 9 . 3 5 0 . 0 5 3 . 2 4 5 . 2 4 6 . 2 0 5 . 7 1 4 . 5 4 6 . 8 7 2 . 6 6 2 . 8 5 1 . 4 5 2 . 3 4 7 . 9 4 3 . 8 3 3 . 7 3 6 . 3 6.4

a4

5.9 5.8 6.4 55 3.9 5.8 6,5 5.1 60 71 63 5,6 63 5.8 7.2 7.7 6.8 6.5 -. 3.6 5.8 6.6 5.1 5.0 6.4 6.1 5.1 10 2.6 7.1 7.9 8.1 6.7 -5.6 3,8 6.1 6 9 4 5 4.6 64 3.9 2.8 21 53

V e e n g r a s l a n d , z e e r nat g r a s l a n d uit lage plek Inundatiediepte 3 c m 0 0 8 8 18 18 4 8 18 18 1 0 . 1 1 6 . 9 1 1 . 0 1 0 . 8 7 . 4 9 . 0 i i e p t e 1 0 . 2 1 1 . 0 7 . 8 1 0 . 0 2 3 . 5 3 7 . 2 3 9 . 9 2 6 . 6 2 8 . 0 3 0 . 7 17 c m 3 0 . 6 2 9 . 8 3 1 . 2 3 5 . 1 1 8 . 5 2 0 . 6 1 0 . 1 1 3 . 5 7 . 0 7 . 1 1 3 . 5 1 2 . 1 6 . 2 6 . 8 3 1 . 2 3 7 . 4 2 6 . 7 2 2 . 1 1 6 . 5 2 1 . 7 2 1 . 7 2 1 . 2 2 9 . 6 1 9 . 0 2 3 . 1 2 1 . 9 2 4 . 1 2 2 . 9 2 3 . 0 2 1 . 4 2 4 . 1 2 2 . 9 2 3 . 5 2 2 . 4 7 3 . 2 9 5 . 2 7 6 . 7 6 2 . 2 5 1 . 5 5 9 . 5 6 5 . 8 6 3 . 1 6 7 . 0 6 0 . 9 4.9 3.7 3.5 4,0 5.1 35 3.9 4 3 4 3 3.3 5.5 4 2 3.0 3.5 33 30 3.5 4 2 3.0 3.0 5,5 4.0 3.8 3.7 3.0 3.8 4,3 40 3,7

* W a a r m e e r dan 50% van het gewas dood i s , i s de droge-stof o p b r e n g s t niet g e r e k e n d v o o r de totale droge-stofproduktie

° 0 ' ° 1 * ° 2 ' ° 3 = ° ° gs t °P r e s p . 7 / 6 , 1 2 / 7 , 1 6 / 8 en 3 / 1 0 / 6 6

(21)
(22)

T a b e l 10a G r a s i n u n d a t i e 1966 Z a n d g r a s l a n d

Inundatiediepte 3 c m , zode 7 c m - p o t r a n d , ook in 1965 gebruikt duur 0 0 2 2 8 8 18 1 8

°o

1 5 . 6 1 5 . 4 1 2 . 9 1 9 . 0 1 0 . 3 1 4 . 3 1 6 . 7 ? Inundatiediepte 0 0 0 2 2 2 8 8 8 8 1 8 18 1 4 . 6 5 . 8 1 1 . 5 8 . 9 1 5 . 8 1 2 . 1 1 9 . 0 1 0 . 5 1 1 . 2 17.0 1 8 . 6 1 6 . 9 Inundatiediepte 0 0 0 0-K 2 2 2-K 8 5 . 6 1 2 . 6 9 . 3 1 3 . 1 9 . 3 1 3 . 0 1 3 . 9 4 . 7 O l 2 1 . 4 1 3 . 8 1 2 . 7 1 4 . 3 1 0 . 2 8 . 4 8 . 0

°2

1 9 . 0 2 2 . 6 1 5 . 0 2 1 . 6 1 3 . 0 1 3 . 2 , . 7 . 2 1 1 . 9 ( ^ 1 1 . 9 3 c m , z 1 0 . 2 1 8 . 5 1 1 . 2 1 5 . 7 1 3 . 4 1 0 . 4 1 6 . 4 9 . 4 8 . 0 1 6 . 5 , ;ode 15 cm 1 2 . 6 1 1 . 2 1 3 . 5 1 3 . 9 1 2 . 9 1 1 . 2 1 2 . 6 9 . 1 1 3 . 3 , * . . s 9 . 7 1 4 . 5 p / f J 6 . 4 1 7 . 7 3 c m , z 2 0 . 5 1 3 . 2 1 8 . 9 1 4 . 1 1 5 . 4 2 1 . 8 2 2 . 1 1 9 . 1 4 . 8 ode = p o t r 2 2 . 8 1 8 . 5 2 4 . 1 1 9 . 2 1 3 . 0 2 7 . 5 2 3 . 6 1 4 . 2

°3

2 2 . 3 2 0 . 9 1 2 . 5 2 1 . 4 1 4 . 0 1 6 . 2 1 0 . 2 1 4 . 3 0,%ds 2 1 . 8 2 2 . 6 2 1 . 2 2 0 . 7 2 4 . 2 2 1 . 1 2 3 . 6 3 5 . 6 L - p o t r a n d , ook in 2 3 . 7 2 0 . 2 1 9 . 8 1 2 . 9 1 5 . 9 2 0 . 2 2 1 . 0 1 4 . 4 1 0 . 1 1 9 . 8 1 5 . 9 1 6 . 1 and, ge 2 1 . 7 2 6 . 3 3 1 . 2 2 2 . 3 1 5 . 5 2 3 . 6 2 7 . 0 2 1 . 8 2 2 . 9 2 2 . 9 2 7 . 3 3 1 . 3 2 2 . 3 2 2 . 4 2 1 . 8 2 4 . 8 2 2 . 5 2 2 . 1 2 8 . 4 3 5 . 3

(o

6 2 . 7 5 6 . 4 4 0 . 5 5 7 . 3 3 7 . 2 3 7 . 8 2 5 . 4 3 7 . 1 H l 7.5 59 7.9 5.8 7.2 6 9 52 70 . 1965 gebruikt 4 6 . 5 4 9 . 9 4 4 . 5 4 2 . 5 4 2 . 2 4 1 . 8 5 0 . 0 3 2 . 9 3 1 . 4 4 6 . 0 3 6 . 8 3 8 . 6 stoken 1966 1 5 . 4 1 7 . 9 1 7 . 6 1 6 . 4 1 8 . 7 2 0 . 8 2 0 . 0 1 8 . 1 6 5 . 0 5 8 . 0 7 4 . 2 5 5 . 6 4 3 . 9 7 2 . 9 7 2 . 7 5 5 . 1 73 8.4 62 8.2 8.0 5.7 7,0 5.1 7.5 4 9 6,8 62 5.1 6.1 64 4.5 4.1 65 7 3 5.4 H2 7.6 6.8 8.1.2 5.5 75 7.5 2.3 67 - K 67 87 57 7.8 75 6.4 6.7 5.4 8.2 7.9 7.8 6.0 4.8 7.1 6.4 72 5-9 7.6 5.0 5.6 H3 7.1 65 8.1 5.1 7.8 7,8 52 7.6 5.8 8.7 6.0 8.4 7.7 6.4 5.8 66 7.7 7.5 5.6 65 4.9 7.1 5.7 6 5 65 8.0 7.9 6.4

Oo, 04, 02, O3 = oogst droge stof op 7 / 6 , 1 2 / 7 , 1 6 / 8 en 3 / l 0

H j , H2, H3 = h o e d a n i g h e i d s g r a a d op 3 / 6 , 1 3 / 8 en 3/10 -K = op I 4 / 7 / 6 6 geen K - b e m e s t i n g

(23)
(24)

Gegevens g r a s l a n d 1964

A l g e m e e n : de m o n s t e r s zijn genomen uit een l e m i g en een z a n d g r a s l a n d Z a n d g r a s l a n d : gelegen in de g e m e e n t e Groenlo

c o ö r d i n a t e n 24070 - 44699 ( k a a r t b l a d 41 oost)

Op de b o d e m k a a r t i s deze grond aangegeven a l s "lage h u m u s podz .1 op a r m z a n d " (no. 101)

L e m i g g r a s l a n d : gelegen in de g e m e e n t e B e l t r u m c o ö r d i n a t e n 23426 - 45500 (kaartblad 34 w e s t )

Op de b o d e m k a a r t i s deze grond aangegeven a l s "beekdal grond" (no. 131) Bodem: T a b e l 1 G r a n u l a i r e % 2 Z a n d g r a s l a n d 4 , 5 L e m i g g r a s l a n d 11 s a m e n s t e l l i n g , u 2 - 1 6 4 , 5 5 1 6 - 5 0 4 14 p H , 5 0 -e n .105 17 27 % h u m u s •> 1 0 5 - 1 5 0 22 21 va.n d e 150 50 21 l a a g p H : 4 , 5 , 0 -KCl 7 5 15 c m H u m u s 7 , 5 5 , 7 T a b e l 2 p F - c u r v e , dichtheid en luchtgehalte Zand Diepte c m 0-5 5-10 10-15 15-20 20-25 25-30 30-35 P o r . volume 5 8 , 4 4 7 , 2 V o l . % H2O b i j p F 0 , 6 5 7 , 4 4 7 , 9 4 5 , 9 4 3 , 7 4 3 , 6 3 3 , 2 3 1 , 9

Vol. % Lucht bij p F 0 , 6 1,0 - 0 , 6

V o l . % H2O b i j p F 2 , 0 4 8 , 5 3 6 , 9 3 8 , 9 3 3 , 0 3 5 , 4 2 2 , 3 2 1 , 6

4 , 2 1 2 , 7 1 4 , 0 1 8 , 7 1 8 , 9 1 3 , 1 5 , 3 3,7 Vol. % b e s c h i k b a a r

(25)
(26)

T a b e l 3 p F - c u r v e , dichtheid en luchtgehalte Zandige l e e m Diepte c m 0-5 5-10 10-15 15-20 20-25 25-30 30-35 P o r i ë n v o l u m e 5 9 , 4 4 5 , 1 V o l . % H2O b i j p F = 0 , 6 5 7 , 1 4 4 , 1 4 6 , 4 3 3 , 5 Vol. % l u c h t " " 2 , 3 1,0 Vol.% H20 bij p F = 2 , 0 5 0 , 0 4 0 , 7 4 1 , 6 2 6 , 7 " " = 4 , 2 1 7 , 9 1 8 , 1 1 5 , 7 7 , 3 Vol. % b e s c h i k b a a r 0_ . __ , __ ~, . n , vocht 3 2 , 1 2 2'6 2 5'9 1 9'4

In het z a n d g r a s l a n d i s het v e r s c h i l in luchtgehalte bij p F 0 , 6 en 2 , 0 in 3 1 , 6 2 2 , 9 6 , 2 1 2 , 7 3 1 , 9 2 4 , 1 4 , 2 1 9 , 9 3 3 , 2 2 2 , 8 4 , 7 1 8 , 1

de laag van 0 - 2 0 c m gemiddeld 9, 5 v o l . % en bij l e e m g r a s l a n d 5, 5 vol. het luchtgehalte bij p F 0 , 6 i s klein + 1 v o l . % .

1 o' /o,

(27)
(28)
(29)
(30)
(31)
(32)

*&.<

• M

f : 1 P. >

g*/

•Üri]

X

«Ma^pi L'v'<1 *

:M-

6

© 10 t f

1nundatf©duur(

1066

Taf?- •' - j

it' i • &m i-f-, > 'ïKs *•*&' . . . » i l ? . . *

iVtf

(33)
(34)

,-,-ï

(35)

y

9,

\j,.*vw>

? y #&

I A

ZANDGRASLAND ' 6 6

TliWWff jiWiPi»

products WI>|itOi'

totacrt 3 sn#dw> • ' "' "

A

*

i Ä

o inun<totiedt«pt» 17cm

(36)
(37)
(38)
(39)

t' j-,"J'i tf

'V -' i^hSf-^

Äs™! , » • * f e < & «SP ' — f ' s * ' •f'm *•*'£*, v ^ - -wy /5 /*-i? »>/*

(40)

* « *

(41)
(42)

***

'*•'£' Ml

'4

(43)
(44)
(45)
(46)
(47)
(48)
(49)
(50)

*•& $#-*m*:* • ,ß f

J !

-.4-• f i » » * f_ ^ i f f jçjr

U L T I M I f ^ h * . ; ^VJhiPWfi

(51)
(52)
(53)
(54)

r fak-**f ' H « ; • »&» •'

10

to

duur van «te

mundo««

HERGROEI (O?)

30r

* *

10-01

V X\ rt

- X

S 10

VMi

(55)
(56)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The research methodology discussed in this chapter will draw focus to the methods used when analysing data obtained during the course of the study involving activity-based

Under cold stress flour protein content was explained by SDS insoluble large monomeric proteins and SDS insoluble small monomeric proteins, followed by kernel

Het kennisdocument geeft voor een soort een overzicht van vaak in aanmerking komende maatregelen die genomen kunnen worden als deze beschermde soort aanwezig is in of nabij een

O p het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek is een methode ontwik- keld waarmee tulpen binnen 6 à 7 weken na het planten tot bloei kunnen worden gebracht; men spreekt dan

Daar hob onderzochte gebied niet het geheel uitmaakt van het door de dorpelingen voor de aanleg van kostgrondjes benutte areaal, is het niet mogelijk uit deze cijfers con- clusies

Substraten zijn een centraal element in de teelt van potplanten. Toch is het kennisniveau over substraten bij telers en daarmee de mogelijkheid om het in te zetten als

De waterbalans voor deelgebied Heerhugowaard is door HHNK opgesteld voor de periode 2000-2010, maar het jaar 2010 is niet opgenomen in tabel 10, omdat de belasting van

While the checker waits for the resource, the PLC runtime con- tinues its tasks (executing control logic) and the instrumentation instruction will write the control-flow data to