• No results found

Welvaartstijging en welvaartsverdeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welvaartstijging en welvaartsverdeling"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

landTDO'u-wfc'u.nciig

tijdschrift

7 7 S T E J A A R G A N G N R . 6 — M A A R T 1 9 6 5

Welvaartsstijging en

welvaarts-verdeling

( <^ Sinds 1947 zijn de uurlonen van de landarbeiders regelmatig elke

negen a tien jaar verdubbeld, terwijl de indexcijfers van de kosten van het levensonderhoud slechts met 30 tot 50 % per tien jaar stegen. Deze wel-vaartsstijging, die we in onze gehele maatschappij zien, is niet alleen te danken aan de toegenomen kapitaalsinvesteringen, maar vooral ook aan de betere techniek en bedrijfsorganisatie. Tegelijkertijd is zij een van de belangrijkste drijvende krachten in de verandering van de structuur van de Nederlandse landbouw. Tot dusverre heeft deze stijging van de lonen, die gepaard ging met een slechts geringe stijging van de prijzen van de landbouwprodukten (=t 20 % in de laatste tien jaar), niet geleid tot een sterke vermindering van het aantal landbouwbedrijven of tot een catastrofale daling van de inkomens van de boeren. De boeren hebben kans gezien deze veranderingen op te vangen door:

1. hogere opbrengsten per ha en per dier;

2. vermindering van het aantal arbeiders en meewerkende zoons per bedrijf; 3. uitbreiding van de veredelingslandbouw (varkens, pluimvee, kalveren e.d.); 4. uitbreiding van de tuinbouw.

M.i. valt het te betwijfelen of zij hier in de toekomst ook in zullen slagen. De ontwikkeling van de lonen verloopt de laatste tientallen jaren volgens een meetkundige reeks. Als deze reeks zich voort zou zetten, (welke reden is er om aan te nemen dat dit niet het geval zal zijn?) mogen we voor 1975 land-arbeidersionen verwachten van zes a zeven gulden per uur. In veel streken zal dit niet opgevangen kunnen worden door een verdere vermindering van het aantal landarbeiders om de eenvoudige reden, dat zij er vrijwel niet meer zijn. Landbouwkundig Tijdschrift 77—6 249

(2)

A. W. VAN DEN BAN

Evenmin mogen we veel soelaas verwachten van een verdere uitbreiding van de veredelingslandbouw op onze gemengde bedrijven. In tegendeel de tendens tot concentratie in grotere eenheden zal waarschijnlijk veel kleinere boeren dwingen deze bedrij f stakken op te geven. De kans dat hierdoor in de komende jaren de structuurveranderingen in de landbouw veel ingrijpender zullen zijn dan in de achter ons liggende jaren lijkt groot.

Deze structuurveranderingen zullen veel boeren voor moeilijke beslissingen stellen, waarbij ze graag de hulp inroepen van goede voorlichters. Voor een eenmans melkveehouderijbedrijf van 12 ha met 16 koeien is de investering op het moment al gauw ƒ 150.000,—. Onder welke omstandigheden en op welke wijze is het voor een jonge boer verantwoord om hiermee te beginnen? Als hij in arbeidsinkomen gelijk wil blijven met een landarbeider, moet hij er rekening mee houden dat hij over .tien jaar zijn veestapel tot minstens 24 koeien uitge-breid zal moeten hebben. Is het verantwoord hiervoor grond bij te kopen of te pachten en de bedrijfsgebouwen te vergroten? Beschikken wij over voldoen-de voorlichters, die goed in staat zijn onze boeren bij dit soort beslissingen te helpen de consequenties van hun besluit te doorzien ?

Lang niet al onze boeren zullen in staat zijn hun bedrijf zodanig aan te passen, dat zij kunnen delen in de stijgende welvaart van ons volk. Wat moeten zij dan ? Van beroep veranderen, leven van een veel lager inkomen dan een landarbeider of een nevenberoep aanvaarden? Ir. Corten schatte onlangs in

Landbouwvoorlichting, dat binnen afzienbare tijd een derde deel van onze

boeren hun bedrijf zullen beëindigen. Dan zullen veel boeren van beroep moeten veranderen, maar dit is niet gemakkelijk voor iemand, die al jaren zelfstandig is. Waarschijnlijk zal hij zich, opgesloten tussen de vier muren van een fabriek, niet op zijn plaats voelen, maar gelukkig neemt de werkgelegen-heid buiten de fabrieken snel toe. Helaas weten we er vrijwel niets van in welke beroepen de boeren, die al afgevloeid zijn, zich goed thuis voelen, zodat het niet mogelijk is deze mensen met een goede voorlichting te helpen. Wel lijkt het gevaarlijk hun aan te raden een beroep te kiezen, dat zij mogelijk over tien jaar door de automatisering weer zullen verliezen.

Veel boeren leven reeds nu van een laag inkomen. We weten niet hoeveel, omdat er geen gegevens zijn over de inkomens van een volgens toeval gekozen steekproef van de boeren. Enige indruk geeft echter de volgende schatting van het rijkslandbouwconsulentschap in Tiel van het arbeidsinkomen per vol-waardige arbeidskracht in 1964 op landbouwbedrijven (dus geen tuinbouw-bedrijven) in een tiental dorpen in zuidelijk Gelderland:

onder ƒ 4 000,— 7 % ƒ 4 0 0 0 — — ƒ 6 0 0 0 — 32 % ƒ 6 000 — — ƒ 8 000,— 29 % ƒ 8 0 0 0 — — ƒ 10000— 17 % boven ƒ 10 000,— 16 %

Volgens deze schatting was op ruim een derde deel van de bedrijven in dit gebied het arbeidsinkomen per man minder dan driekwart van het inkomen van een landarbeider (loon •+• sociale lasten). Als er geen ingrijpende

(3)

WELVAARTSSTIJGING EN WELVAARTSVERDEUNG

regelen worden genomen, zal dit aantal in de komende jaren aanzienlijk kun-nen toenemen. Dit kan tot gevolg hebben dat de kinderen op deze bedrijven onder zodanige omstandigheden opgroeien, dat zij nooit goed in staat zullen zijn hun capaciteiten te ontplooien.

Het aanvaarden van een nevenberoep wordt door de meeste Nederlandse des-kundigen ongewenst geacht, al zien we dit in verschillende westerse landen snel toenemen. Persoonlijk zou ik menige matige boer met een laag inkomen veel eerder durven aanraden om vier uur per dag bijvoorbeeld als broodbezorger te gaan werken dan om deze arbeid produktief in de veredelingslandbouw aan te wenden. Dit vraagt immers grote, riskante investeringen.

Met haar prijspolitiek doet onze regering heel wat om het inkomen van de boeren op een redelijk peil te handhaven. De prijzen van verschillende pro-dukten liggen hierdoor ver boven de wereldmarkt, maar de boeren met een werkelijk laag inkomen profiteren hier weinig van, omdat hun omzet vrij gering is en voor een groot deel bestaat uit produkten waarvan de prijs weinig of niet door de regeringspolitiek wordt beïnvloed. Wat doen wij om hen te helpen met de moeilijkheden die voor hen ontstaan door de structuurverande-ringen in de landbouw ten gevolge van onze welvaartsstijging? Als we hen eerst zover in het moeras laten zakken, dat zij geen enkele hoop meer hebben voor de toekomst en elke ambtenaar wantrouwen wordt het bijzonder moeilijk om hen werkelijk te helpen met een Toverty program', zoals dat van President Johnson.

A. W. van den Ban

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3 Afname van de efficiëntie doordat de relatief dure melkproductie in de Europese Unie door steun aan de boeren in stand wordt gehouden. Indien de onderdelen van het betoog

1 Een verbetering van de internationale concurrentiepositie doordat de loonkosten per product dalen doordat een daling van het ziekteverzuim tot een hogere productie bij

Te denken valt aan het afschaffen van de huursubsidie waardoor mensen minder snel afgeremd worden aan het werk te gaan doordat het verdiende inkomen niet meer leidt tot het

Te denken valt aan de noodzaak tot vergroting van de beroepsbevolking gezien de krapte op de arbeidsmarkt, gekoppeld aan de naar verhouding geringere stijging van de

Beide maatregelen passen bij het profiel uit tabel 3 waaruit blijkt dat het kansrijk extra arbeidsaanbod met name bestaat uit vrouwen met kind(eren) die op zoek zijn naar

Daarnaast moeten alle regio’s dezelfde instrumenten hebben voor subsidies, werkplekvoorzieningen, jobcoaching en re-integratiemogelijkheden.” Van Weelden gaat ervan uit dat het breed

Een andere nadelige consequentie van leefstijltoepassing is, dat je als corporatie niet kunt gaan bepalen waar iemand moet gaan wonen, maar het is van belang, dat mensen zich

eiland met zijn intelligente bevolking in hun verdedigingsplannen be- trokken. Zo ook de Pescadores, een eilandengroep, die als een grote boog een belangrijk