• No results found

De invloed van beperking van de drinktijd op het waterverbruik en technische resultaten bij vleesvarkens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van beperking van de drinktijd op het waterverbruik en technische resultaten bij vleesvarkens"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ing. J.G. Plagge

Drosteweg 8

8101 NB Raalte

tel. 05720

-

52174

ed van beperking

e drinktijd op het

waterverbruik en

he

resultaten bij

rkens

the in fluence of res tric ting

of the drinking time on

-waterconsumption and

technical resülts with

fa tteners

rkensproefbedrijf

“Noord- en Oost-Nederland”

Proefverslag nummer P 1.64

januari 1991

(2)

0

c cn

Co m Tl

B

c>

z!

2

í-íu A . l

(3)

SAMENVATTING

Inleiding

Op de gespecialiseerde varkensbedrijven wordt meestal meer mest geproduceerd dan op het eigen bedrijf kan worden aange-wend. Het overschot moet naar derden wor-den afgezet. Niet alle mest zal in de directe omgeving een bestemming kunnen vinden, zodat een deel over grotere afstand moet worden getransporteerd naar andere afzet-gebieden In de nabije toekomst kan wel-licht ook gebruik worden gemaakt van afzet naar mestverwerkende industrieën. Zowel de producent als de consument hebben belang bij kwalitatief goede mest met een hoog gehalte aan droge stof. Hierdoor wor-den de opslag-, transport-, aanwendings- of verwerkingskosten verlaagd.

In dit onderzoek is nagegaan of het water-verbruik bij vleesvarkens, onbeperkt ge-voerd via een droogvoerbak, kan worden verlaagd door de watervoorziening gedu-rende een aantal uren per dag af te sluiten. Onderzoek

Het onderzoek werd uitgevoerd in de perio-de van perio-december 1988 tot januari 1990. Er werden 2 behandelingsgroepen vanaf opleg met elkaar vergeleken, namelijk onbe

perkte en beperkte waterverstrekking. - Controlegroep:

Voer : Onbeperkt via een droogvoerbak Water : Onbeperkt via een aparte bijtnippel - Proefgroep:

Voer : Onbeperkt via een droogvoerbak Water : Beperkt: 1 uur beschikbaar via

een aparte bijtnippel 3 uur afgesloten.

In totaal zijn 280 dieren per behandelings-groep opgelegd in de onbeperkt startkorrel (EW 1, Vlys) en daarna onbeperkt vleesvar-kenskorrel (EW 1,7 V.lys 0,75%) via een droogvoerbak met 4 vreetplaatsen. De varkens in de controlegroep konden onbeperkt water opnemen. Voor de varkens in de proefgroep was het water vanaf opleg beperkt beschikbaar, doordat de toevoer 6 keer per etmaal, gedurende 3 uur per keer werd afgesloten.

Gegevens ten aanzien van groeisnelheid, voederconversie, voeropname, waterver-bruik, slachtkwaliteit en gezondheid zijn geregistreerd en statistisch verwerkt. Resultaten

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt, dat het beperkt beschikbaar stellen van Tabel 1: Mesterijresultaten, slachtkwaliteit en waterverbruik

Behandeling Controle groep Proef groep Significantie Aantal dieren 280 280 Uitval (%) 12 (4,3) 6 (291) Opleggewicht (kg) 24,4 24,4 Geslacht gewicht (kg) 82,8 83,8

Berekend eindgewicht (kg) 107,7 109,o

Groeisnelheid (g/dag) 764 767

Voederconversie (kg voer/kg groei) 2,86 2,86

Voeropname (kg/dier/dag) 2,18 2,19 Vleespercentage Percentage Type AA A B + C Spekdikte (mm) Waterverbruik (l/dier/dag) Waterverbruik per kg voer

52,9 52,7 12,7 10,9 72,- 74,i 15,3 15,O -í6,9 17,6 6 49 2 9I 6 2 218 ns ns ns ns ns ns ns ns ns ns ns ns = niet significant 4

(4)

drinkwater niet heeft geleid tot een lager waterverbruik of tot verschil in technische resultaten en slachtkwaliteit. De resultaten van het onderzoek staan vermeld in tabel 1.

Discussie en conclusies

In dit onderzoek zijn geen duidelijke ver-schillen gevonden in waterverbruik en tech-nische resultaten tussen vleesvarkens die beperkt of onbeperkt water beschikbaar hadden. In dit onderzoek is slechts met één tijdschema gewerkt. Het is mogelijk dat met andere schema’s het waterverbruik wel is te beïnvloeden.

Alle in het onderzoek gebruikte dieren kon-den in de opfokperiode onbeperkt over drinkwater beschikken. Wanneer varkens

reeds op zeer jonge leeftijd aan vaste drinktijden zijn gewend, kan dit mogelijk invloed hebben op het drinkgedrag en het waterverbruik in de meststal.

Om met zekerheid aan te kunnen geven of het waterverbruik niet is te beïnvloeden door het tijdelijk afsluiten van het drinkwater zullen meer tijdschema’s moeten worden onderzocht.

Ook zal moeten worden nagegaan welk effect een bepaalde gewenning aan drinktij-den in de opfokperiode heeft op het water-verbruik in de meststal wanneer in de mest-stal hetzelfde schema wordt gehanteerd als tijdens de opfokperiode. Mogelijk kan dit een lager waterverbruik tot gevolg hebben.

(5)

SUMMARY

To reduce the manure production and to improve the manure quality, wastage of water has to be prevented.

In the Netherlands a large part of the fatte-ning pigs are kept on fully or partly slatted floors, with ad libitum feed and water. The feed is usually given by dry feed hoppers and the water by separate bite-drinking nip-ples. This system results in good technical performance. A problem however is the wastage of water, Therefore, an experiment at the Experimental Pig Husbandry Farm at Raalte, was initiated to reduce the wastage of drinking-water by closing nipples for several hours.

Two systems were compared: - Control group:

The pigs in this group could take in food and water ad libitum;

- Experimental group:

The pigs could take in food ad libitum but the water was restricted. The nipple was opened for 1 hour and then closed for the next 3 hours.

above.

The results of the experiment are presented in table 1.

NO significant differences were found

between both groups with respect to cul-ling, growth, feed conversion, feed intake and water intake.

Conclusions

The intervals used in this research concer-ning the daily water intake, do not give enough information to be sure that the waterconsumption can be influenced by temporary closing the drinking nipple. The-refore more intervals have to be investiga-ted.

Moreover, futher research is needed on the effects of using the same drinking times during the rearing period from weaning until replacement as during the fattening time.

The pigs were kept in pens with partly slat-ted floors in groups of 8 animals. The pigs were fed ad libitum by a dry feed hopper. Water was available by a bite-drinking nip-ple. The pigs in the control group could take in water ad Iibitum, the pigs in the experi-mential group could take water 6 times a day according to the protocol described

Table 1:

Resuits

of the

experiment.

Number of piglets Percentage of culling Start weight (kg) Finish weight (kg) Daily gain (g) Feed conversion Daily feed intake (g)

Waterconsumption (Iiters/pig/day) * ns = not significant (p > 0,05)

Treatment

Control Experimental Significancy”

group group 280 280 4.3 21 ns 24.4 24’4 109’0 ns 107.7 762 767’ ns ns 2.86 2.86 ns 2.18 2.19 ns 6 4. 6 2* ns

(6)

1. INLEIDING

INTRODUCTION

Op de gespecialiseerde varkensbedrijven wordt meestal meer mest geproduceerd dan op het eigen bedrijf kan worden aange-wend. Het overschot moet bij derden wor-den afgezet. In een door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uitge-geven vlugschrift (nr 460) wordt aangege-ven, dat in 1991 ongeveer 15 miljoen ton mest buiten het eigen bedrijf zal moeten worden afgezet. Hiervan kan 10 miljoen ton in de eigen regio worden aangewend. De rest moet over grotere afstand worden getransporteerd naar andere bedrijven, rtz 35 miljoen ton, of naar mestverwerkende industrieën, & 15 miljoen ton. De verwach-ting is, dat in 1995 ongeveer 7 miljoen ton mest over grotere afstand moet worden getransporteerd naar andere gebieden of naar fabrieken die de mest gaan verwerken. Zowel voor de producent als voor de consu-ment is het van economisch belang dat de mest een hoog percentage aan droge stof bevat. Hierdoor dalen de kosten die

gemaakt moeten worden voor opslag, trans-port, aanwending of verwerking.

De meeste mest, die niet in de eigen regio kan worden afgezet, vindt zijn weg naar de akkerbouwgebieden via bemiddeling van de Stichting Landelijke Mestbank. Om de varkenshouders te stimuleren mest te leve-ren met een hoog droge stofgehalte is een kwaliteitpremieregeling ingesteld. De hoog-te van deze premie is afhankelijk van het percentage droge stof dat de mest bevat. In tabel 1 is weergegeven hoe de premie is verdeeld naar het gehalte aan droge stof. Op de regionale Varkensproefbedrijven te Raalte en te Sterksel, zijn de afgelopen jaren, met name bij gespeende biggen en

bij vleesvarkens, meerdere proeven gedaan om het waterverbruik te verlagen. Uit deze proeven blijkt, dat er een duidelijk verband bestaat tussen de wijze waarop het water wordt verstrekt of beschikbaar wordt gesteld en het waterverbruik.

Wanneer gespeende biggen of vleesvar-kens onbeperkt over water kunnen beschik-ken via drinknippels wordt een aanzienlijke besparing verkregen als voorzieningen wor-den aangebracht waarmee morswater wordt opgevangen (Peerlings 1985). Dit principe wordt in feite ook toegepast bij gebruik van drinkbakjes en brijbakken. (Peerlings 1985; Bokma, Duyf i987; Plagge, Van Leuteren 1989; Plagge 1990). Brijbakken zijn aange-paste droogvoerbakken waarbij de water-nippel in de trog is geplaatst Door de goede technische resultaten en het lage waterver-bruik is het gewaterver-bruik van brijbakken bij vlees-varkens de laatste jaren sterk toegenomen, terwijl bij gespeende biggen de bijtnippel steeds meer wordt vervangen door drink-bakjes.

Wanneer men in de praktijk gebruik wil maken van brijbakken, dan moet het bestaande systeem volledig worden vervan-gen Dit geldt ook wanneer men beschikt over droogvoerbakken met een aparte bijt-nippel. Wanneer de bakken of nippels nog niet zijn versleten, vraagt dit een extra investering.

In de praktijk zijn er bedrijven die, bij gebruikmaking van droogvoerbakken met een aparte bijtnippel, het drinkwater een aantal keren per dag afsluiten met als doel het waterverbruik op deze wijze te verlagen. In dit onderzoek is nagegaan of door het tij-delijk afsluiten van het drinkwater inderdaad een verlaging van het waterverbuik kan wor-den gerealiseerd in vergelijking met het onbeperkt ter beschikking stellen van drink-water via een bijtnippel.

Tabel 1: Kwaliteitspremieëring per ton voor te distribueren varkensdrijfmest. (maart 1990)

Kwaliteit in ds. % Kwaliteitspremie < 8/ 0 0

f QO0

8- 9/ 0

f 400

9 - 10~

f

550 10 - 11%

f 700

>

11 %

f

8950

Bron: Kwantitatieve informatie veehouderij 1990 - 1991 Publikatie nr 6.

(7)

2 .

21.

MATERIAAL EN METHODEN

MATERIAL AND METHODS

Proefdieren

Het onderzoek is uitgevoerd met vleesvar-kens van het kruisingstype Y(YN) en met een beperkt aantal (I-1 5%) dieren van het kruisingstype YN. De biggen zijn op een gewicht van ongeveer 24 kg opgelegd in de meststal, waarna ze zijn afgemest tot een levend eindgewicht van $z 108 kg. Borgen en zeugen werden gemengd gehuisvest. 2.2 Duur en omvang van de proef

Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van december 1988 tot januari 1990 en omvatte 7 ronden. In totaal zijn 560 dieren opgelegd. Er waren twee proefbehandelin-gen; elke proefgroep bestond uit 280 die-ren

2.3 Proefbehandelingen

In dit onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen onbeperkt voeren via een droog-voerbak met onbeperkte waterverstrekking en met beperkte waterverstrekking.

- controlegroep:

Voer : Onbeperkt via droogvoerbak Water : Onbeperkt via aparte bijtnippel - proefgroep:

Voer : Onbeperkt via droogvoerbak Water : Beperkt: 1 uur beschikbaar via

een aparte bijtnippel 3 uur afgesloten. 2.4 Huisvesting

Het onderzoek is uitgevoerd in twee mestaf-delingen op het Varkensproefbedrijf te Raal-te. Deze afdelingen waren wat betreft inrich-ting en afmeinrich-tingen gelijk. Elke afdeling bestond uit een centrale voergang met aan weerszijden 5 hokken. Deze hokken waren 2,20 m breed en 3,20 diep. De vloer in de hokken bestond voor een derde deel uit een dichte, ge’isoleerde vloer en voor twee der-de uit betonnen roosters. De droogvoerbak was voor in het hok in de hoek tegen de tus-senwand geplaatst. Beide afdelingen zijn mechanisch geventileerd, rechtstreeks van buiten af, via kleppen in de buitenmuur. Bei-de afBei-delingen waren voorzien van een

cen-8

traal verwarmingssysteem. Bij opleg werd een temperatuur van 21°C ingesteld, gelei-delijk dalend tot * 16OC bij een gewicht van ir 60 kg van de dieren.

In elk hok zijn steeds 4 borgen en 4 zeugen opgelegd.

2.5 Voeding en drinkwatervoorziening De dieren zijn onbeperkt gevoerd via droog-voerbakken. Tot een gewicht van & 40 kg is startkorrel verstrekt (EW 1,07 vert. lys 0,86). daarna is geleidelijk overgeschakeld op vleesvarkenskorrel (EW 1,03 vert. lys 0,75%).

Bij de varkens in de controlegroep stond het water onbeperkt ter beschikking via bijtnip-pels. Bij de biggen in de proefgroep stond het water gedurende één uur ter beschik-king. Hierna werd het gedurende 3 uur afgesloten. Op deze wijze hadden de die-ren in de proefgroep 6 uur per dag de beschikking over water.

De nippels gaven een wateropbrengst van ongeveer 0,6 I per minuut. In bijlage 1 staan de gemiddelde resultaten van de metingen vermeld.

2.6 Proefindeling

In dit onderzoek is een blokken indeling toe-gepast. Een blok bestond uit één hok uit de controlegroep en uit één hok uit de proef-groep. Elk hok bevatte 4 borgen en 4 zeu-gen. Binnen blokken, tussen hokken is getracht zo weinig mogelijk verschil te heb-ben in erfelijke aanleg, voorgeschiedenis, ras en begingewicht. Elke afdeling is in één keer volgelegd en bevatte 5 blokken. 2.7 Verzameling en verwerking van de

gegevens

Aan de hand van het opleggewicht, het berekende eindgewicht, de voeropname en het aantal mestdagen zijn de produktieken-merken groeisnel heid, voederconversie en voeropname per dag berekend. Het hokge-middelde is hierbij aangehouden als de kleinste proefeenheid.

Een hokgemiddelde is de kleinste proefeen-heid voor zover het de mesterijkenmerken

(8)
(9)

3 .

31.

RESULTATEN

RESULTS

Uitval en gezondheid

Van de in totaal 560 opgelegde dieren zijn er 18 voortijdig uit de proef genomen of gestorven. Het aantal uitgevallen dieren staat, per proefgroep, weergegeven in tabel 1. Tevens is in de tabel het aantal veterinai-re behandelingen en de veterinai-reden van de behandelingen weergegeven. De verschil-len zijn niet significant.

Uit tabel 1 blijkt, dat het percentage

uitge-vallen dieren hoog is geweest. In de contro-legroep is 4,3% van de dieren uitgevallen en in de proefgroep 2,1%. Ondanks dat in de controlegroep twee keer zoveel dieren zijn uitgevallen is dit verschil niet significant. Ook blijkt uit de tabel, dat de uitval door meerdere oorzaken tot stand is gekomen en dat in beide groepen niet van een bepaalde hoofdoorzaak sprake is.

Ook het aantal veterinaire behandelingen is in beide groepen hoog geweest. In de con-trolegroep is dit met name een gevolg van

Behandeling

controle- proef- significantie

groep groep 280 280 12 (493) 6 (211) ns 1 2 2 0 4 2 2 2 3 0 93 72 ns 72 28 7 13 18 8 19 1

Tabel 1:

Uitval en gezondheidsstoornissen gedurende de mestperiode

Aantal opgelegde dieren Aantal uitgevallen dieren (%) Oorzaak uitval - longaandoening - achterblijvers - staartbijten - kreupel - dood

Aantal veterinaire behandelingen Reden behandeling - kreupel - diarree - staartbijten - longaandoening - diversen Tabel 2:

Mesterijresultaten

Aantal dieren Opleggewicht (kg) Geslachtgewicht (kg)

Berekend levend eindgewicht (kg) Aantal mestdagen

Groeisnelheid (g/dag)

Voederconversie (kg voer/kg groei) Voeropname (kg/dier/dag) Behandeling Controle- Proef-groep groep 268 274 24,4 24,4 82,8 83,8 107,7 109,-109,6 110,7 764 767 2,86 2,86 2,18 2,19 Significantie ns ns ns 10

(10)

kreupelheid bij de dieren. In de proefgroep zijn de behandelingen meer verdeeld over verschillende oorzaken.

3.2

Mesterijresultaten

In tabel 2 staan de mesterijresultaten ver-meld. Tussen de 2 behandelingen zijn geen duidelijke verschillen vastgesteld in groei-snelheid, voederconversie en voeropname. 3.3

Slachtkwaliteit

In tabel 3 staan de resultaten van de slacht-kwaliteit van de karkassen weergegeven. Tussen de twee behandelingen zijn geen duidelijke verschillen in vleespercentage, spekdikte en type vastgesteld.

3.4

Waterverbruik

Wekelijks is het totale waterverbruik per behandeling (totaal van 5 hokken) geregis-Tabel 3:

Slachtkwaliteit

treerd. In tabel 4 is het gemiddelde verbruik per dier per dag voor elke ronde afzonder-lijk en als totaal gemiddelde van de hele proef weergegeven. Een duidelijk verschil in het waterverbruik kon niet worden aange-toond.

In grafiek 1 is weergegeven hoe het verloop van het waterverbruik is geweest geduren-de geduren-de mesterijperiogeduren-de. In bijlage 2 zijn geduren-de voor de grafiek gebruikte werkelijke waar-den weergegeven tot en met week 14. Het gemiddelde verbruik is in de eerste helft van de mestperiode lager wanneer de die-ren onbeperkt over water kunnen beschik-ken In de tweede helft van de mestperiode zien we een lager verbruik wanneer het water tijdelijk wordt afgesloten. Uit tabel 4 blijkt dat het gemiddelde waterverbruik over de hele mestperiode per kilogram opgeno-men voer tussen beide behandelingen nagenoeg gelijk is.

Behandeling Controle-groep Proef-groep Significantie Aantal karkassen 268 274 Mager vleespercentage (HGP) 52,9 52,7 ns Percentage Type AA 12,7 10,9 ns A 72 - 74,l ns B + C 153 150 ns Spekdikte (mm) l6,9 17,6 ns

Tabel 4:

Het gemiddelde waterverbruik in liters per dier per dag en de water/voer verhouding

Ronde Behandeling Controle-groep proef-groep 1 6 3I 5 5T 2 5 39 5 99 3 619 5 39 4 6 3f 6 89 5 5 9 6 2 6 713 713 7 7,3 619

Gemiddeld verbruik in Iiters/dier/dag Waterverbruik per kg voer

6 4f 6 2

2 91 218

ns

(11)
(12)

4. PRAKTISCHE ERVARINGEN

PRACTICAL EXPERIENCES

Wanneer varkens onbeperkt over voer en water kunnen beschikken is de rust in de stal optimaal en de kans op storingen in de voer- of watervoorziening minimaal.

Het beperkt beschikbaar stellen van drink-water veroorzaakt met name in de eerste weken na opleg enige onrust op het moment dat de varkens weer water kunnen opnemen. Is eenmaal de rangorde binnen een hok vastgesteld dan treedt tijdens het drinken nog nauwelijks onrust op ten gevol-ge van verdringevol-gen of vechten. Uit het onder-zoek is ook gebleken, dat een uur ruim vol-doende is om alle dieren te laten drinken. Een half uur nadat het water beschikbaar was gesteld, werd meestal niet meer con-stant gebruik gemaakt van de nippel, maar ontstonden er al tussentijden waarop de nippel niet bezet was.

In het onderzoek werd het water aange-voerd via een voorraadvat. Naar dit voor-raadvat kon de toevoer worden afgesloten door middel van een magneetklep, die werd bediend door een tijdklok. Een paar keer is het voorgekomen, dat de klep niet goed afsloot omdat vuil zich in de afsluiter had vastgezet. Om dit soort problemen te voor-komen verdient het aanbeveling in de lei-ding vanaf het voorraadvat een gemakkelijk te reinigen filter aan te brengen Afgezien van de genoemde storingen, die zijn te voorkomen door het aanbrengen van een filter, hebben beide methoden van water-voorziening goed gewerkt.

5. DISCUSSIE

DISCUSSION

Het beperkt beschikbaar stellen van drink-water heeft in dit onderzoek niet geleid tot een duidelijke verlaging van het waterver-bruik in vergelijking met varkens die onbe-perkt via drinknippels over water konden beschikken.

Uit grafiek 1 en uit de cijfers in bijlage 2 blijkt, dat de dieren die slechts beperkte tijd water op konden nemen in de eerste 6 à 7 weken na opleg meer verbruikten dan de groep dieren die continu water tot hun beschikking hadden. Na deze periode zien we het omgekeerde beeld. Het is mogelijk

dat deze verschillen puur op toeval berus-ten. Een verklaring zou kunnen zijn, dat de dieren bij opleg in de meststal al gewend zijn op willekeurige tijden naar behoefte water op te nemen, omdat ze in de opfokpe-riode ook onbeperkt over water konden beschikken. Door het drinkwater gedurende 3 uur af te sluiten ontstaat wellicht een ver-hoogd dorstgevoel. Hierdoor wordt mogelijk in de periode waarin water kan worden opgenomen extra veel gedronken en moge-lijk ook vermorst. In de loop van de mestpe-riode treedt waarschijnlijk een bepaalde gewenning op waardoor de behoefte aan extra water afneemt met als gevolg een daling van het verbruik. Of bovengenoemde theorie juist is, kan in een onderzoek wor-den getoetst door de biggen reeds in de kraam- en opfokperiode te wennen aan vas-te drinktijden. Door deze tijden in de mest-stal te handhaven kan het waterverbruik worden vergeleken met het verbruik van dieren die gewend zijn onbeperkt water op te nemen.

Verder moet worden opgemerkt, dat in dit onderzoek slechts met één tijdschema is gewerkt, namelijk 1 uur water beschikbaar en daarna 3 uur niet.

Om aan te kunnen geven of het waterver-bruik is te beïnvloeden, met behoud van de technische resultaten uiteraard, zullen meer varianten in een onderzoek moeten worden opgenomen. Te denken valt met name aan-kortere intervallen.

6. CONCLUSIES

CONCLUSION

- Het in dit onderzoek gebruikte tijdschema ten aanzien van de drinkwatervoorziening heeft niet geleid tot een lager waterver-bruik of wijziging in de technische resulta-ten.

- Vervolgonderzoek, met andere intervallen, is nodig om met zekerheid aan te kunnen geven of het waterverbruik is te beïnvloe-den door het water tijdelijk af te sluiten. - Verder verdient het aanbeveling na te

gaan wat het effect is wanneer dieren reeds in de opfokperiode gewend worden aan vaste drinktijden.

(13)

BIJLAGE 1

APPENDIX 1

Resultaten van metingen van de wateropbrengst van de nippe

(ml.\min.)

Datum Afdeling Controlegroep Proefgroep

24-11-88 M 1-200 646 610 03-02-89 M 1-200 615 550 17-0 1-89 Ml-400 470 520 26-04-89 Ml-200 704 560 26-05-89 Ml-400 518 516 01-08-89 Ml-200 593 666 01-09-89 Ml-400 568 572 Totaal gemiddelde 588 570

BIJLAGE 2”

APPENDIX 2

Het gemiddelde waterverbruik gedurende de mestperiode in liters

per dier per dag

Week na

opleg Controlegroep Proefgroep

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 35? 30 412 4,O 497 534 53I 69 718 796 82! 84f 86! 851 3 03 3 2 413 415 592 5 83 6 7 710 7,2 7,3 7,5 7,4 8 59 8 29

* In verband met aflevering van varkens is het verbruik na week 14 hier niet weergegeven.

(14)

7. LITERATUURLIJST

REFERENCES

Proefverslag nummer 42

Drinkwaterverstrekking aan vleesvarkens I I I

Het gebruik van een anti-morsbak bij onbeperkte drinkwaterverstrekking. Proefverslag P 1.25

Drinkwatervoorziening voor gespeende biggen. Proefverslag P 1.32

Waterverbruik bij onbeperkt gevoerde vleesvarkens. Proefverslag P 1.56

Vergelijking van droogvoerbak en brijbak bij gespeende biggen. Kwantitatieve informatie 1990 - 1991.

Publicatie nummer 6

(15)

REEDS EERDER VERSCHENEN PROEFVERSLAGEN

PUBLISHED RESEARCH REPORTS

Proefverslag P 1.41

“Kwaliteitsverschillen bij biggen en vlees-varkens”

Proefverslag P 1.42

“Opfok van gespeende biggen” Proefverslag P 1.43

“Klimaatsnormen voor varkens” Proefverslag P 1.44

“Kwaliteitsverschillen bij biggen en moge-lijkheden tot meten en uitbetalen”

Proefverslag P 1.45

“Brijvoedering gespeende biggen” Proefverslag P 1.46

“Ruwe celstofrijke voeders voor dragende zeugen”

Proefverslag P 1.47

“Toepassing van biobedden in de varkens-houderij”

Proefverslag P 1.48

“Toevoeging van Calprona-P aan biggen-voeders”

Proefverslag P 1.49

“Ontsloten gerst en Borcilac in biggenvoe-ders”

Proefverslag P 1.50

“De invloed van het aantal zaadcellen per inseminatie op de reproduktie-resultaten bij varkens”

Proefverslag P 1.51

“Mestscheiden onder de roosters” Proefverslag P 1.52

“Invloed van granen in het voer op de pro-duktiviteit van zeugen”

Proefverslag P 1.53

“Lysine- en eiwitgehalte in vleesvarkensvoer bij driefasenvoedering”

Proefverslag P 1.54

“Praktijkonderzoek naar groepshuisvesting van drachtige zeugen anno 1990”

Proefverslag P 1.55

“Buitenopslag van varkensmest” Proefverslag P 1.56

“Vergelijking brijbak/droogvoerbak bij gespeende biggen”

Proefverslag P 1.57

“Hokvorm en hokuitvoering voor groeiende varkens; een synthese”

Proefverslag P 1.58

“Praktijkervaringen met de KAf2 stal” Proefverslag P 1.60

“Bedrijfscontrôle ten aanzien van het voor-komen van de ziekte van Aujeszky” Proefverslag P 1.61

“Voerligboxsysteem, aanbindboxsysteem en groepshuisvestingssysteem vergeleken” Proefverslag P 1.62

“Mestscheiden door bezinken” Proefverslag P 1.63

“Huisvestingstrajecten voor biggen en vleesvarkens”

Exemplaren van proefverslagen kunnen worden verkregen door

f

750 per verslag over te maken op postgirorekeningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Lunerkampweg 7, 5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van het gewenste verslagnummer.

U kunt zich ook abonneren op het periodiek PRAKTIJKONDERZOEK VARKENSHOUDE-RIJ. U ontvangt dan 6 keer per jaar een periodiek met daarin de resultaten van het onderzoek. U heeft dan de mogelijkheid om onderzoeksverslagen gratis te bestellen. Bovendien ontvangt u de jaarverslagen van de regionale proefbedrijven en het Proefsta-tion gratis. U kunt zich hierop abonneren door

f

45,- over te maken op postgiroreke-ningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Luner-kampweg 7’5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van POV, Nieuw abonnement

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 10 Levering van ecosysteemdiensten op Schouwen-Duiveland in de huidige situatie en in de toekomstbeelden van de Toekomstvisie Zeeland 2040 0 1 2 3 4 5 voedsel

Uitgangspunt voor de kostenschatting van het beheer is dat waar kerngebieden met agrarisch natuur- beheer gerealiseerd worden het percentage zwaar beheer tenminste 25% moet zijn en

De aantallen kleine staken van alle soorten tezamen zijn nauwelijks verminderd door de vrijstellingen, en ofschoon het gemeten grondvlak (Tabel 7) op nog aanwezige groeiruimte

potentiele risicolocaties zijn meerdere kaarten gemaakt Figuur 4.1, deze kaarten kunnen worden gebruikt bij de beoordeling van het risico op belasting van het

• Helaas waren de resultaten van de diverse behandelingen (Bacillus subtilis, Compete Plus en steriel Compete plus) dusdanig wisselend dat er geen harde uitspraken over gedaan

Controleer de zuurgraad van uw accu (loodaccu's) of de spanning bij alkalische accu's. De po- len moeten worden voorzien van zuurvrije vaseline. Controleer tijdens het ge-

verhouding sterker toe dan op die van 50 jaar en ouder zonder op- volger. In het aandeel van de onderscheiden categorieën bedrij fs- hoofden in de totale produktieomvang kwam

voorkomen van (weide-)vogels mede in de beoordeling te betrekken. In paragraaf 3.3 en 3.5 wordt hierop nader ingegaan. De waardering van de vegetatie en de beoordeling van de