• No results found

Ammoniak-emissie bij bovengrondse mestaanwending op grasland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ammoniak-emissie bij bovengrondse mestaanwending op grasland"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ammoniak-emissie bij

bovengrondse mestaanwending op

grasland

N. Vertregt en H.E. Seks (CA BO)

Bovengrondse aanwending van dunne mest op grasland geeft zeer uiteenlopende resultaten met betrekking tot de stikstofbenutting door het gras en de omvang van de ammoniak-emissie. In vroeger onderzoek naar de ammoniak-emissie uit urine-plekken en mesturine-plekken tijdens beweiding vond men dat gemiddeld ruim 10 % van de ammoniumstikstof uit urine en 100 % van de ammoniumstikstof uit mest ver-vluchtigt als ammoniak. Het lijkt aannemelijk dat, afhankelijk van de samenstelling van de dunne mest, tussen de 10 en 100 % van de ammoniumstikstof na boven-grondse aanwending zal vervluchtigen. Voor meer inzicht in de relatie tussen de samenstelling van de dunne mest en de omvang van de ammoniak-emissie zijn in 1989 15 proeven uitgevoerd.

Hierbij is de ammoniak-emissie uit zes soorten dunne mest gemeten na bovengrondse aanwen-ding op grasland. De proeven zijn uitgevoerd met vier windtunnels. Met dezelfde dunne mestsoor-ten zijn op het CABO veldproeven uitgevoerd waarbij de stikstofbenutting na bovengrondse aanwending en injectie is bepaald.

Meet met hode

Ammoniakvrij gefilterde lucht wordt met een snel-heid van 1 meter per seconde over een proefveld-je geleid dat met een van doorzichtig kunststof gemaakte tunnel overdekt is. Door het filteren van de lucht worden storingen door wisselende am-moniakconcentraties in de atmosfeer vermeden. De temperatuur in de tunnel wijkt maar weinig af van de buitentemperatuur. De uit de tunnel stro-mende lucht wordt continu bemonsterd via een wasfles met fosforzuur. Uit de hoeveelheden ge-ventileerde lucht en de bemonsterde lucht en de opgevangen hoeveelheid ammoniak wordt de ammoniak-emissie berekend. Onder de tunnels is in alle proeven eenzelfde hoeveelheid dunne mest, overeenkomend met 30 ton per ha, uitge-bracht.

Samenstelling dunne mest

In het onderzoek zijn vier soorten dunne mest vergeleken: dunne mest afkomstig van rundvee op een rantsoen met maissilage (RM) en met grassilage (RG), dunne varkensmest (V), en dunne zeugenmest (Z). RM en V zijn met een mestscheider verdeeld in een relatief vaste en 32

dun vloeibare fractie. De dunne fracties, RME res-pectievelijk VE, zijn ook in het onderzoek betrok-ken. De samenstelling van de dunne mest is weergegeven in tabel 1. De na mestscheiding verkregen dunne fracties hebben een met de oor-spronkelijk dunne mest overeenkomende chemi-sche samenstelling.

Verloop ammoniak-emissie

De metingen zijn gedurende 11 dagen na het uitbrengen van de dunne mest uitgevoerd. De ammoniak-emissie is het hoogst gedurende het eerste etmaal na uitbrenging van de dunne mest. De ammoniak-emissie op de eerste dag vari-eerde over alle experimenten tussen 50 en 80 % van de totale emissie in 11 dagen.

Figuur 1 Gemiddelde ammoniakemissie met

stan-daard afwijking, als percentage van de toe-gediende ammonium-N, na bovengrondse aanwending van 30 ton drijfmest per ha grasland. r r Ammonlak- 7 0 6 0 emlssle 5 0

(2)

Ammoniak-emissie metingen met behulp van tunnel.

Vergelijking emissie soorten dunne mest

In figuur 1 zijn de gemiddelde emissies met stan-daardafwijkingen gegeven als percentage van de opgebrachte hoeveelheid ammoniumstikstof (fi-guur 1) Deze wijze van presentatie is gekozen omdat de organische stikstofverbindingen van de dunne mest niet op korte termijn bijdragen aan de ammoniak-emissie. Uit de grote spreiding van de emissie binnen eenzelfde dunne mestsoort blijkt dat wisselende omgevingsomstandigheden zoals

instraling, temperatuur en bodemvochtgehalte een grote invloed hadden op de omvang van de ammoniak-emissie. Ten opzichte van de invloed van de omgevingsomstandigheden is het effect van dunne mestscheiding op de ammoniak-emis-sie gering. De ammoniak-emisammoniak-emis-sie uit RME en VE is niet veel lager dan de emissie uit de overeen-komstige volledige dunne mest.

Een relatief groot aantal proeven is gedurende het seizoen uitgevoerd met dunne rundermest en Tabel 1 Samenstelling van de verschillende soorten dunne mest (g per kg).

Dunne mest Droge stof As N-totaal NH,-N

Rundermest (RM) maiskuil

96.4 21 .a 5.39 2.53

Rundermest (RME) dunne deel 80.9 22.3 5.44 2.72

maiskuil Rundermest (RG) graskuil 100.5 23.9 5.21 2.42 Varkensmest (V) Varkensmest (VE) dunne deel 121.5 34.7 9.77 5.44 115.4 38.5 9.89 5.69 Zeugenmest (Z) 41 .o 13.5 4.71 3.35 33

(3)

dunne varkensmest. Voor beide dunne mestsoor-ten geldt dat het emissieniveau in de verschil-lende experimenten sterk kan verschillen. Hierbij varieert de ammoniak-emissie van dunne runder-mest over een groter traject dan de emissie van dunne varkensmest. Gewijzigde omgevingsom-standigheden hebben als regel een vergelijkbaar effect op de ammoniak-emissie uit de twee dunne mestsoorten. Deze emissie is voor beide dunne mestsoorten tezelfdertijd hoog of laag.

Een belangrijke vermindering van de ammoniak-emissie uit bovengronds uitgebrachte dunne mest is te bereiken door het verdunnen van de dunne mest. Na verdunning van een dunne stan-daardmestgift van 30 ton per hectare met drie delen water vermindert voor beide dunne mest-soorten de ammoniak-emissie tot ongeveer

PRikbord

30 % van de oorspronkelijke waarde.

Het relatieve effect van de variatie in omgevings-factoren en het verdunnen van dunne mest op de omvang van de ammoniak-emissie is oriënterend onderzocht door onverdunde en met drie delen water verdunde RM en V uit te brengen op droge en met 50 mm water beregend grasland. Voor beide dunne mestsoorten geldt dat na het toevoe-gen van water de ammoniak-emissie afneemt. Tevens blijkt dat de ammoniak-emissie zowel voor verdunde als voor onverdunde RM en V hoger is na uitbrengen op natte grond dan op droge grond.

Het onderzoek naar de relatie tussen de structuur van de dunne mest, het bodemvochtgehalte en de ammoniak-emissie zal in 1990 worden voortge-zet.

Dit speciale themanummer ontvangt u op dit tijd- laten wachten voordat de informatie bij u is. stip, omdat het samenvalt met de dag over Mest- Het gevolg is dat de volgende periodiek

om-benutting op grasland. We willen u geen maand streeks 1 juli komt. 34

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de tabel zijn soorten met indicatorwaarden voor matig vochtige, vochtige en vochtige tot natte bossen geselecteerd en uitgesplitst naar hun indicatorwaarde voor zuurgraad

Presentatie van de gemiddelde waarde van de aanlandingen in de gebieden Markham’s Triangle (licht-blauw omkaderd) en windpark gebied Hornsea 3 (groen omkaderd) van alle

Er is een bijdrage geleverd aan het werkplan 2016 voor WOT programma Visserij. Er is geen bijdrage aan het Annual Work Plan 2016 geleverd. Het was niet noodzakelijk een

Licht met een lage PSS-waarde (relatief meer verrood licht) verlaagt het percentage meertakkers als de planten geen koelperiode hebben gehad.. Dat betekent dat hypothese 2

Rapport GTB 1358: Hoog isolerend schermen in amaryllis (Hippeastrum); Onderzoek naar energiebesparing met behulp van een tweede schermdoek en energiezuinige klimaatregeling in

Op korte termijn zijn voor deze soort maatregelen nodig omdat de trendmatige ontwikkeling sinds 2003/2005 afnemend was (van meer dan 900 (974) naar 653 broedpaar).. Om weer op

‘We hebben al wel 15 studenten die klaar- staan om buddy te worden, maar nog geen kinderen.’ Elisa probeert nu relaties aan te knopen met instanties die de buddy’s in con- tact

Wiering en Van de Bilt (2006) stellen dat landelijke beleids- makers alleen aandacht hebben voor de kansen van een combinatie van natuur en water en niet voor de bedreigin- gen..