• No results found

Overdenken en de invloed ervan op het presteren onder druk : een onderzoek naar strafschoppen bij voetbal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overdenken en de invloed ervan op het presteren onder druk : een onderzoek naar strafschoppen bij voetbal"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptie

Supervisor: Rob van Hemert

Opleiding: Economie en Bedrijfskunde

Onderwijsinstelling: Universiteit van Amsterdam Datum: 25-06-2018

2017/2018

Overdenken en de invloed

ervan op het presteren onder

druk.

EEN ONDERZOEK NAAR STRAFSCHOPPEN BIJ VOETBAL.

SJOERD VAN DER VAART, 11043636

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Sjoerd van der Vaart, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

In dit onderzoek wordt de relatie tussen overdenken en het presteren onder druk getest, dit gebeurt aan de hand van strafschoppen bij voetbal. Er zijn verschillende hypothesen opgesteld, om deze te testen zijn er meerdere regressies uitgevoerd. De resultaten hiervan tonen een aantal uitkomsten die aansluiten bij de hypothesen, maar ook enkele opvallende uitkomsten. In lijn met de verwachting, neemt het scoringspercentage af wanneer een speler langer moet wachten met het nemen van een strafschop. Aan de andere kant werd er aangenomen dat de bedenktijd een mediërende rol zou vervullen in de relatie tussen het toekennen van een rode kaart en de daaropvolgende prestatie, dit is echter niet aangetoond in de resultaten.

(4)

1. Inleiding

In zijn biografie beschrijft Steven Gerrard, ex-speler van Liverpool en het Engelse nationale team, in detail het moment voorafgaand aan zijn strafschop tegen Portugal in de strafschoppenserie in de kwartfinale van het WK 2006; “Why do I have to wait for the bloody whistle? Those extra couple of seconds seemed like an eternity, and they definitely put me off” (2006). Van de vijf strafschoppen voor hem in de rij waren er al drie gemist, nu was het zijn beurt om Engeland voor het eerst in de wedstrijd op voorsprong te schieten. Die extra seconden wachttijd legden echter een dusdanige druk op zijn schouders waardoor hij de strafschop mistte en daardoor mede verantwoordelijk was voor de uitschakeling van Engeland.

Niet alleen in de sportwereld, maar zeker ook in het bedrijfsleven, komt er een vorm van druk kijken bij bepaalde beslissingen. Managers lopen dagelijks tegen problemen aan die in eerste instantie niet te voorzien zijn. Op zulke momenten is het van groot belang dat deze managers goed presteren en de juiste beslissingen maken, om deze problemen zo efficiënt mogelijk te doen verhelpen.

In dit paper wordt de relatie tussen druk en prestatie verder onderzocht. Hierbij zal er specifiek gefocust worden op de psychologische druk die aanwezig is bij strafschoppen in voetbal. Een

strafschop is een 1 op 1 duel tussen de strafschop nemer en de keeper van de tegenstander, waarbij de bal op 11 meter van het doel ligt (Chiappori, Levitt & Groseclose, 2002). Aan de hand van

verschillende literatuur wordt er geprobeerd om de resultaten van dit onderzoek naar het presteren onder druk bij strafschoppen, te generaliseren naar de kwaliteit van de besluitvorming in het bedrijfsleven. Hierbij wordt druk gemeten aan de hand van de bedenktijd voorafgaand aan een strafschop, naar verwachting zal de druk stijgen naarmate de bedenktijd toeneemt. Dit uit zich in de volgende onderzoeksvraag; Heeft de omvang van de bedenktijd voorafgaand aan een strafschop een dusdanig effect op de mate van druk, waardoor dit van invloed is op de prestatie?

In het vervolg van dit paper wordt in eerste instantie alle relevante literatuur samengevat, dit gebeurt in het theoretisch kader. Hierop volgt de methodologie, in dit gedeelte wordt duidelijk hoe de data zijn verzameld en hoe dit verder is verwerkt. De uiteindelijke resultaten worden gepresenteerd in het 4e hoofdstuk. Het onderzoek wordt afgesloten met een discussie, in dit gedeelte worden de

(5)

resultaten geïnterpreteerd en wordt er aan de hand daarvan een antwoord geformuleerd op de

onderzoeksvraag. Bovendien worden de beperkingen van het onderzoek benoemd en volgen er enkele suggesties voor vervolgonderzoek.

2. Theoretisch kader

Dit onderzoek zal voortborduren op bestaande literatuur in vakgebieden als stress, presteren onder druk en de invloed van bedenktijd op de kwaliteit van beslissingen. Starcke en Brand (2012) hebben alle bestaande literatuur op het gebied van besluitvorming in verschillende stressvolle

omstandigheden, geschreven in de periode van 1985 tot 2011, op een rij gezet. De relevante stukken voor dit onderzoek zullen in het vervolg aan bod komen.

2.1. Strafschop

Een strafschop is een rechtstreeks duel tussen een keeper en de strafschopnemer, waarbij de bal op 11 meter van het doel ligt (Chiappori et al, 2002). De overige spelers moeten plaatsnemen buiten het 16 meter gebied, waar zij zo min mogelijk invloed hebben op de uitkomst. Bij een goed genomen strafschop is de keeper vrijwel altijd te laat wanneer deze reageert nadat de bal is getrapt. Hierdoor kiezen veel keepers ervoor om een hoek in te duiken voordat zij weten waar de bal terecht zal komen.

De trap bij een strafschop is goed te trainen, veel spelers hebben dan ook een favoriete hoek. Toch maken veel spelers op beslissende momenten andere keuzes en wijken ze af van de gebruikelijke routine, dit heeft alles te maken met de psychologische aspecten die bij strafschoppen komen kijken. Chiappori et al. (2002) hebben ontdekt dat het scoringspercentage van strafschoppen op trainingen ongeveer 10% hoger ligt dan in wedstrijden. In het vervolg van dit paper zal de nadruk dan ook komen te liggen op de psychologische aspecten die ten grondslag liggen aan dit verschil.

(6)

2.2. Stress, druk & invloed op prestatie

Stress wordt gedefinieerd als een vorm van spanning die optreedt bij het ervaren van externe prikkels, die gevolgd worden door bepaalde, vaak negatieve reacties (Lazarus, 1966). De resultaten van de verschillende studies ondersteunen de assumptie dat stress een zekere invloed heeft op de kwaliteit van de besluitvorming van individuen (Starcke & Brand, 2012). Echter wordt stress in de bestudeerde papers telkens op andere wijze gemeten.

Baumeister (1984) richt zich in zijn onderzoek op het verstikken onder druk en als gevolg daarvan een afname in prestatie. Zijn verwachting is dat door verschillende vormen van druk, er meer focus komt te liggen op het uitvoeringsproces van een bepaalde handeling. De aanname is dat de prestaties op het gebied van coördinatie en vaardigheid hierdoor zullen afnemen. Deze hypothese wordt getest aan de hand van zes verschillende experimenten. De eerste drie experimenten tonen aan dat een verhoogde aandacht op het eigen handelen, resulteren in mindere prestaties. Ook de overige drie experimenten tonen een afname in prestaties, hier wordt er echter getest voor verschillende vormen van druk. Zo is er onderzocht of competitie, de aanwezigheid van publiek en een geldprikkel de druk doen toenemen. Deze vormen van druk resulteren in een groter zelfbewustzijn wat uiteindelijk leidt tot een mindere prestatie.

Jordet, Hartman, Visscher en Lemmink (2007) richten zich in hun onderzoek specifiek op de invloed die druk, vaardigheid en vermoeidheid hebben op het presteren in penaltyseries bij voetbal. In dit artikel wordt de mate van stress bepaald door te kijken naar het belang van de strafschop. Het belang van een strafschop hangt af van hoe prestigieus een toernooi is en de hoeveelste strafschop dit in de serie is. De data in het onderzoek van Jordet et al. (2007) bestaat uit de 41 penaltyseries op het WK, EK en de Copa America tussen 1976 en 2004. Hierbij worden de strafschoppen op de WK’s als meest prestigieus gezien, gevolgd door het EK en ten slotte de Copa America. Dit is gebaseerd op de publieke interesse voor het toernooi en het aantal kijkcijfers per wedstrijd. Aansluitend op de

uitkomsten van bovengenoemde literatuur, tonen ook de resultaten van Jordet et al. (2007) aan dat het belang van de strafschop, en de daarbij behorende stress, negatief gecorreleerd is met de uitkomst van de strafschop.

(7)

2.3. Bedenktijd & invloed op prestatie

Vaak wordt een gebeurtenis als stressvol ervaren wanneer er binnen een zeer korte periode een keuze gemaakt dient te worden en de mogelijkheden beperkt zijn. Ariely en Norton (2011) belichten in hun artikel niet alleen deze belemmering voor het maken van de juiste keuze, maar ook juist het

tegenovergestelde, namelijk het overdenken van een beslissing en welke invloed dit uiteindelijk heeft op de keuze. Zij stellen dat zowel te veel als te weinig bedenktijd voorafgaand aan een keuze, een negatieve invloed kan hebben op de kwaliteit van de beslissing (Ariely & Norton, 2011).

Robinson en Brennan (2013) hebben in hun onderzoek de invloed van overdenken op het presteren bij golf onderzocht. Dit onderzoek toont aan dat overdenken de intensiteit van ‘yips’ bij professionele spelers verhoogt (Robinson & Brennan, 2013). Een ‘yip’ bij golf wordt gezien als een extreme nervositeit voorafgaande aan een makkelijk put, waardoor deze vaak gemist wordt.

Psycholoog Debbie Crews heeft ontdekt dat golfers die slecht presteren onder druk, over het algemeen meer hersenactiviteit vertonen in hun linkerhersenhelft die geassocieerd wordt met analytisch

nadenken (overdenken) en minder in hun rechterhersenhelft, die geassocieerd wordt met coördinatie en vaardigheid (Robinson & Brennan, 2013). Bovendien benadrukken de auteurs dat deze ‘yips’ niet alleen voorkomen bij golfers, maar ook atleten in andere takken van sport kunnen overkomen. Een strafschop bij voetbal is wat dit betreft te vergelijken met een makkelijke put bij golf. Er bestaat echter nog geen onderzoek naar het overdenken in diens invloed op het presteren bij strafschoppen in

voetbal. Dit zal in het vervolg van dit onderzoek verder worden onderzocht, dit gebeurt aan de hand van meerdere hypothesen.

2.4. Hypothesen

Tussen het toekennen (fluiten voor de overtreding) van een strafschop en het moment waarop deze strafschop daadwerkelijk genomen mag worden, zit vaak een aanzienlijke periode. Deze periode is naar verwachting langer wanneer de overtreding voorafgaand aan de strafschop bestraft wordt met een rode kaart. In hypothese 2 wordt deze relatie tussen de onafhankelijke en de mediator variabele

(8)

alleen protest komen op de beslissing van de scheidsrechter om een strafschop te geven, maar ook op het wegsturen van een speler. Bovendien zal er in sommige gevallen een keeper vervangen moeten worden wat leidt tot een langere wachttijd.

Het hierboven beschreven verband is een potentiële verklaring voor de eerste hypothese, deze toont de directe relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen, waarbij de verwachting is dat een rode kaart een negatieve invloed heeft op de uitkomst van een strafschop.

Hypothese 1: Een rode kaart voorafgaande aan de strafschop, zal de prestatie doen afnemen (goal / geen goal).

Hypothese 2: Een rode kaart voorafgaande aan de strafschop, zal de bedenktijd doen toenemen.

Naarmate de bedenktijd toeneemt, zal een speler meerdere opties en scenario’s in overweging nemen (Ariely & Norton, 2011). De verwachting is dat een langere bedenktijd de druk op een speler doet toenemen, dit kan leiden tot een grotere focus op het eigen handelen en als gevolg hiervan een afname in prestatie (Baumeister, 1984). Er zal meer hersenactiviteit plaatsvinden in de linkerhersenhelft van de strafschopnemer wat ten koste kan gaan van de coördinatie (Robinson & Brennan, 2013). Dit leidt tot de volgende hypothese;

Hypothese 3: Hoe langer het moment tussen het fluiten voor de overtreding voorafgaand aan de strafschop en het fluiten op het moment dat de strafschop genomen mag worden, hoe minder de prestatie (goal/ geen goal).

Een combinatie van de voorgaande hypothesen uit zich in hypothese 4;

Hypothese 4: Er is een negatieve relatie tussen een rode kaart voorafgaand aan een strafschop en de prestatie; deze relatie wordt gemedieerd door de bedenktijd.

(9)

Onderzoek van Dohmen (2005) toont aan dat een scheidsrechter een ‘homebias’ heeft wanneer het gaat om het toekennen van strafschoppen. Het blijkt dat een thuisspelende ploeg vaker een strafschop toegekend krijgt dan een uitspelende partij. Doordat het uitzonderlijker is dat een thuisploeg een rode kaart toegekend krijgt, is de verwachting dat de bedenktijd bij deze strafschoppen hoger zal zijn. Hierbij wordt aangenomen dat een beslissing die negatief uitpakt voor een thuisspelend team zal stuiten op meer protest dan een beslissing die negatieve consequenties heeft voor de uitspelende ploeg. Dit heeft alles te maken met de aanwezigheid van publiek. Daarnaast zal een verhoging van de

bedenktijd, als gevolg van een rode kaart voor een thuisspelende ploeg, leiden tot meer druk bij de strafschopnemer en naar verwachting een afname in prestatie. Dit leidt tot de laatste twee hypothesen;

Hypothese 5a: Een rode kaart toegewezen aan het thuisspelende team, zal een grotere negatieve invloed hebben op de uitkomst van de strafschop, dan een rode kaart toegewezen aan de uitspelende partij.

Hypothese 5b: Een rode kaart toegewezen aan het thuisspelende team, zal een grotere positieve invloed hebben op de bedenktijd voorafgaand aan de strafschop, dan een rode kaart toegewezen aan de uitspelende partij.

Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat niet alleen te weinig bedenktijd, maar juist ook te veel bedenktijd kan leiden tot symptomen van stress en uiteindelijk een negatieve invloed kan hebben op de prestatie, in dit geval de uitkomst bij strafschoppen in voetbal. Deze bedenktijd is naar verwachting langer wanneer er een rode kaart voorafgaat aan de strafschop. Ook de partij die deze rode kaart ontvangt is naar verwachting van invloed op de bedenktijd. In het vervolg van dit onderzoek zullen deze hypothesen worden getest, waarbij er gekeken zal worden naar strafschoppen binnen de 90 minuten speeltijd bij voetbal. Dit leidt tot het volgende conceptuele model; waarbij ‘rode kaart (thuis/uit)’ de onafhankelijke variabele is, ‘prestatie’ de afhankelijke variabele en ‘bedenktijd’ de mediatorvariabele.

(10)

Figuur 1: Conceptueel model.

3. Methodologie

De hypothesen worden getest aan de hand van kwantitatieve data, afkomstig uit twee verschillende datasets. De eerste dataset is een algemene dataset met alle strafschoppen uit de hoogste competities van Spanje, Italië en Nederland, vanaf het seizoen 08-09 tot en met het huidige seizoen 17-18. Dit geeft een sample van N = 3145.

Bovendien is er een kleinere dataset met strafschoppen waarbij ook de bedenktijd is gemeten. Ook deze data zijn afkomstig uit de Spaanse La Liga, de Italiaanse Serie A en de Nederlandse

eredivisie. De experimentele groep bestaat uit N=65 strafschoppen, allen waarbij de overtreding voorafgaande aan de strafschop bestraft is met een rode kaart. De 30 strafschoppen uit de Spaanse competitie komen uit de seizoenen 15/16 – 17/18, met als limitatie dat niet van alle strafschoppen uit het seizoen 15/16 het geschikte beeldmateriaal beschikbaar is. De 27 strafschoppen uit de Italiaanse competitie zijn afkomstig uit de seizoenen 14/15 – 17/18, ook met hierbij dezelfde beperking. Ten slotte zijn er 8 strafschoppen uit het seizoen 17-18 van de Nederlandse competitie toegevoegd. De genoemde beperkingen hebben te maken met de rechten die hangen aan het beeldmateriaal. De

controlegroep bestaat uit N=60 strafschoppen, gelijk verdeeld over de Spaanse en Italiaanse competitie maar in dit geval zonder rode kaart voorafgaande aan de strafschop. Uiteindelijk levert dit een sample van 125 strafschoppen op.

De onafhankelijk variabele ‘rode kaart (thuis/uit)’ is tot stand gekomen door te kijken naar

Rode kaart (Thuis/uit) Prestatie

Bedenktijd

(11)

rode kaarten in de tien meest recente seizoenen van de genoemde competities, om vervolgens te kijken of deze direct werden gevolgd door een strafschop. Dit is vervolgens gecontroleerd door de bijhorende wedstrijdbeelden op YouTube op te zoeken. De mediator variabele ‘bedenktijd’ is geklokt vanaf het moment dat de strafschop wordt toegekend (eerste fluit) tot het moment dat de scheidsrechter toestemming geeft om de strafschop te nemen (tweede fluit), deze periode is vervolgens in seconden genoteerd. Voor de afhankelijke variabele is de uitkomst van de strafschop van belang, wordt de strafschop omgezet in een doelpunt of wordt deze gemist.

Al deze data zijn vervolgens geanalyseerd met behulp van SPSS. Om de relaties tussen de variabelen te testen zijn er meerdere regressies uitgevoerd. Hierbij is er gebruik gemaakt van zowel logistische als lineaire regressies. In alle regressies is er gecontroleerd voor de variabelen stand en minuut in de wedstrijd. Bovendien is in meerdere regressies de variabele ‘locatie’ toegevoegd als controlevariabele. Deze controlevariabelen worden meegenomen in de regressies omdat ze een invloed hebben op de afhankelijke variabele en daarnaast samenhangen met de onafhankelijke variabele. Het weglaten van deze controlevariabelen zal het onderzoek minder accuraat maken.

In de eerste enkelvoudige regressie wordt het simpele effect tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele getest. Daarnaast volgt er een regressie om de relatie tussen de onafhankelijke variabele en de mediator te testen. Ten slotte wordt de directe relatie tussen de mediator en de afhankelijke variabele getest. Het totale effect, dus kijken of de onafhankelijke variabele samen met de mediator meer variantie verklaart in de afhankelijke variabele, is getest aan de hand van een meervoudige regressie.

Er is daadwerkelijk sprake van mediatie wanneer deze voldoet aan drie verschillende condities (Baron & Kenny, 1986). Een eerste vereiste is dat de onafhankelijke variabele X een significante relatie heeft met de mediator variabele Z, deze relatie wordt getest in hypothese 2. Een volgende conditie is dat de onafhankelijke variabele X een significante relatie heeft met de afhankelijke variabele Y, hypothese 1 test dit verband. Ten slotte zal deze relatie tussen X en Y zwakker moeten worden of verdwijnen, indien er wordt gecontroleerd voor mediator M, wil er sprake zijn van volledige mediatie, dit verband wordt getest in hypothese 4 (Baron & Kenny, 1986).

(12)

Ten slotte is er in beide datasets onderscheid gemaakt tussen strafschoppen voor het thuisspelende team en strafschoppen voor het uitspelende team. Hierbij wordt er in hypothese 5a getest of een rode kaart in combinatie met een strafschop voor een uitspelend team, leidt tot een lager scoringspercentage. Om hypothese 5b te testen, is ook de kleine dataset (N =125) opgesplitst in strafschoppen voor de uit/thuisploeg. Hierbij wordt getest of strafschoppen toegekend aan de uitspelende ploeg een langere bedenktijd hebben.

4. Resultaten

4.1. Beschrijvende statistieken en correlaties

In tabel 1 worden de gemiddelden en standaarddeviaties van de bestudeerde variabelen gegeven, afkomstig uit de algemene dataset. Ook tabel 2 toont de gemiddelden en standaarddeviaties, echter dan van de dataset inclusief bedenktijd. Beide tabellen beginnen met de afhankelijke variabele en laten vervolgens de waarden van onafhankelijke variabelen zien. In tabel 1 volgen daarop de drie

controlevariabelen stand, minuut en locatie. Tabel 2 bevat bovendien de mediatorvariabele bedenktijd. Buiten de gemiddelden en standaarddeviaties laten de tabellen ook de correlaties tussen de

verschillende variabelen zien.

Hypothese 1 stelt dat een rode kaart voorafgaand aan een strafschop, een negatieve invloed heeft op de uiteindelijke prestatie. Tabel 1 bevestigt dat deze negatieve relatie aanwezig is, er is echter geen significant bewijs voor (r = -.014, p = .422). Ook tabel 2 laat geen significante relatie tussen deze twee variabelen zien, tegen de verwachting is hier zelfs sprake van een positieve correlatie (r = .153, p = .089).

In tabel 2 is te zien dat de variabelen ‘Bedenktijd’ en ‘Rode kaart’ positief gecorreleerd zijn met elkaar, dit ondersteunt hypothese 2 waarbij er verwacht wordt dat een rode kaart zal leiden tot een langere bedenktijd (r =.272, p <.01).

De derde hypothese stelt dat een langere bedenktijd leidt tot een lager scoringspercentage bij strafschoppen. Tabel 2 toont dit negatieve verband aan, er is echter geen sprake van significant bewijs

(13)

(r = -.156, p = .083).

Ook de controlevariabelen tonen enkele significante en opvallende correlaties met zowel de afhankelijke als de onafhankelijke variabelen. Zo is te zien dat de variabele stand in beide datasets positief gecorreleerd is met prestatie ( r = .038, p < .05, zie tabel 1) ( r = .114, p = .206, zie tabel 2). Het blijkt dat strafschoppen beter worden genomen door spelers die op voorsprong staan in de

wedstrijd, het missen van een strafschop heeft voor deze spelers dan ook minder ingrijpende gevolgen. Ook valt af te lezen dat in beide datasets de variabelen rode kaart en stand positief gecorreleerd zijn met elkaar ( r = .055, p < .01, zie tabel 1) ( r = .207, p < .05, zie tabel 2). Dit laat zien dat rode kaarten vaker worden toegekend aan teams die op achterstand staan in de wedstrijd.

Bovendien valt af te lezen dat de minuut in de wedstrijd en een rode kaart positief gecorreleerd zijn ( r = .071, p < .01, zie tabel 1) ( r = .079, p = .383, zie tabel 2). Rode kaarten worden vaker op een later moment in de wedstrijd gegeven. Daarnaast toont tabel 2 dat er een negatief verband is tussen de minuut in de wedstrijd en de bedenktijd voorafgaand aan een strafschop ( r = -.217, p < .05). Hoe eerder de strafschop wordt toegekend in de wedstrijd, hoe meer protest en hoe langer de bedenktijd.

Tabel 1. Gemiddelden, standaarddeviaties & correlaties tussen de verschillende variabelen.

** Correlatie is significant op het 0.01 niveau (tweezijdig) * Correlatie is significant op het 0.05 niveau (tweezijdig)

N= 3145, ᵅ 0 = geen goal, 1 = goal. ; ᵇ 0 = geen rode kaart, 1 = rode kaart ; c 0 = strafschop uit, 1 = strafschop thuis. Gem. SD 1 2 3 4 5 1. Prestatiea .76 .425 2. Rode Kaartb .14 .346 -.014 3. Stand -.05 1.312 .038* .055** 4. Minuut 53.18 25.617 -.011 .071** -.013 5. Locatiec .62 .486 .016 -.003 .197** -.031

(14)

Tabel 2. Gemiddelden, standaarddeviaties & correlaties tussen de verschillende variabelen.

** Correlatie is significant op het 0.01 niveau (tweezijdig) * Correlatie is significant op het 0.05 niveau (tweezijdig)

N= 125, ᵅ 0 = geen goal, 1 = goal. ; ᵇ 0 = geen rode kaart, 1 = rode kaart ; c 0 = strafschop uit, 1 = strafschop thuis.

4.2. Rode kaart, bedenktijd en prestatie.

De hypothesen worden getest aan de hand van meerdere regressieanalyses, zowel lineaire als logistische regressies. In elke regressie wordt een relatie tussen twee of meerdere variabelen getest, waarbij elke analyse wordt gecontroleerd voor de variabelen stand, minuut in de wedstrijd en locatie (strafschop uit/thuisploeg).

De eerste hypothese voorspelt een negatieve relatie tussen het toekennen van een rode kaart voorafgaande aan een strafschop en de daaropvolgende prestatie. Deze relatie is zowel getest voor de algemene dataset (N = 3145) als de kleine dataset (N = 125). Eerstgenoemde bestaat uit alle

beschikbare data over strafschoppen van de hoogste competities uit Spanje (La liga), Italië (Serie A) en Nederland (Eredivisie). Hierbij is er in 437 gevallen sprake van een rode kaart voorafgaand aan de strafschop, het gemiddelde scoringspercentage onder deze omstandigheden is .7483%. Van de overige 2708 strafschoppen wordt .7659% omgezet in een goal. Aan de hand van een regressieanalyse wordt getest of de strafschoppen waar een rode kaart aan vooraf gaat, significant slechtere uitkomsten tonen. Aangezien de afhankelijke variabele ‘Prestatie’ een dummyvariabele is, is er een logistische regressie uitgevoerd. Deze logistische regressie toont dan ook niet de gestandaardiseerde bèta zoals bij een lineaire regressie, maar de odds ratio (OR). Deze waarde geeft een ratio van de kans op succes over de

Gem. SD 1 2 3 4 5 1. Prestatiea .75 .434 2. Rode Kaartb .52 .502 .153 3. Bedenktijd 85.02 38.96 -.156 .272** 4. Stand .06 1.427 .114 .207* -.047 5. Minuut 55.22 26.162 .012 .079 -.217* .026 6. Locatiec .54 .50 -.005 .117 .034 .172 -.217*

(15)

kans op mislukking weer, in dit geval de kans op een rake strafschop ten opzichte van de kans op een misser. Ondanks het lagere scoringspercentage bij een rode kaart, tonen de uitkomsten geen

significante negatieve relatie tussen de beide variabelen (OR = .900, p > 0.10, zie appendix pag. 27).

Model 1 van tabel 3 toont de resultaten van dezelfde regressie, echter dan van de sample van 125 strafschoppen. Tegen de verwachting in toont deze sample dat strafschoppen waar een rode kaart aan vooraf is gegaan vaker worden omgezet in een goal ( .8154%) dan de strafschoppen zonder (.6833%). Model 1 toont dan ook een positief verband tussen het toekennen van een rode kaart en de daaropvolgende prestatie, deze relatie is echter niet significant (OR = 1.929, p > 0.10).

Hypothese 2 voorspelt een positieve relatie tussen het toekennen van een rode kaart en de bedenktijd voorafgaande aan het nemen van een strafschop. In tegenstelling tot hypothese 1 is de afhankelijke variabele, hier ‘Bedenktijd’, geen dummy. In dit geval is er een lineaire regressie uitgevoerd. Dit is gedaan aan de hand van de kleine dataset. Hierbij is per strafschop de bedenktijd gemeten in seconden. De strafschoppen inclusief rode kaart hebben een aanzienlijk langere bedenktijd dan de strafschoppen zonder, met een gemiddelde van 95 tegenover 74 seconden. Bovendien

bevestigen de uitkomsten van de regressieanalyse deze hypothese, er is sprake van een significante positieve relatie tussen een rode kaart en de bedenktijd (β = .317, p <.01, zie model 2 tabel 3). Er wordt voldaan aan de eerste conditie van Baron en Kenny (1986).

Model 3 in tabel 3 toont de resultaten uit een logistische regressieanalyse tussen de variabelen ‘Bedenktijd’ en ‘Prestatie’. Net als bij de voorgaande hypothesen is deze regressie uitgevoerd aan de hand van de sample van 125 strafschoppen. Volgens hypothese 3 zal een langere bedenktijd vaker leiden tot het missen van een strafschop, een rode kaart verhoogd deze bedenktijd (H2). Echter tegen de verwachting in, ligt het scoringspercentage bij strafschoppen inclusief een rode kaart (.8154%) aanzienlijk hoger dan bij strafschoppen zonder (.6833%). Toch toont de regressieanalyse tussen ‘Bedenktijd’ en ‘Prestatie’ een licht negatief verband (OR = .991, p < 0.10). Een langere bedenktijd heeft een negatieve invloed op het uiteindelijke presteren bij een strafschop.

Ten slotte toont model 4 van tabel 3 de resultaten van de regressie tussen ‘Rode kaart’ en ‘Prestatie’ waarbij er gecontroleerd wordt voor de mediator ‘Bedenktijd’. De relatie tussen de

(16)

mediatie (Baron & Kenny, 1986). Hier is echter geen sprake van, model 4 toont aan dat deze relatie juist significant wordt indien er gecontroleerd wordt voor de mediator (OR = 2.781, p <.05). Er wordt slechts voldaan aan één van de drie vereisten voor mediatie, er is in dit geval geen support voor hypothese 4.

(17)

Tabel 3 . Resu ltat en re g re ss ieana lys es van M ode l 1 t/m 4. Mode l 1 Mode l 2 Mode l 3 Mode l 4 A fhan kel ijke var ia bel e Pres tat ie B edenk tij d Pres tat ie Pres tat ie B SE OR B SE B èt a B SE OR B SE O naf hank el ijke var ia bel en C onst ant .946 .616 94.502 9.6 46 2.082 .837 2.195 .851 R ode k aa rt .657 .436 1.929 24.605 6.763 .317*** 1.023 .484 B ede nk tij d -.009 .005 .991* -.013 .006 C ontr o le var ia bel en Sta nd .163 .160 1. 177 -2.698 2.387 -.099 .204 .162 1.226 .146 .168 Mi nu ut -.001 .00 8 .999 -.370 .130 -.248*** -.002 .009 .998 -.005 .009 Locat ie -.198 .44 8 .820 -3.117 6.895 -.040 -.143 .445 .867 -.268 .459 N 125 125 125 125 R ² .0 48 .143 .053 .106 N ot e: *p < 0. 10, **p < 0.05 , ***p < 0 .01.

(18)

4.3. Rode kaart, bedenktijd en prestatie (uit/thuis).

Hypothese 5a toont de verwachting dat een rode kaart toegekend aan de thuisspelende ploeg zal leiden tot een mindere prestatie. Hypothese 5b geeft hiervoor de verklaring dat een rode kaart voor een thuisspelend team zal stuiten op meer protest en oponthoud wat uiteindelijk resulteert in een langere bedenktijd. Hypothese 5a wordt getest door alle strafschoppen uit de algemene dataset van Spanje, Italië en Nederland mee te nemen in de analyse. Hierbij is de dataset opgesplitst in strafschoppen voor zowel het thuis- als uitspelende team (N = 1947 & N = 1198). De onafhankelijke variabele in deze analyse is ‘Rode kaart’, in tabel 1 is te zien dat bij 14% van de strafschoppen de overtreding is bestraft met een rode kaart, van deze strafschoppen wordt .7483% omgezet in een goal. Als er sprake is van een rode kaart geldt het dat deze voor het uitspelende team is wanneer de thuisploeg een strafschop krijgt en andersom.

Voor beide sets is er een afzonderlijke regressie uitgevoerd, de uitkomsten hiervan zijn te vinden in tabel 4. Zoals verwacht is de odds ratio bij strafschoppen toegekend aan de thuisspelende ploeg (rode kaart voor uitspelend team) hoger (OR = .920) dan bij strafschoppen voor het uitspelende team (OR = .873). Dit betekent dat de kans op succes, in dit geval het raken van een strafschop, kleiner is voor strafschoppen toegekend aan de uitspelende partij. Alhoewel dit in lijn is met hypothese 5a, levert de regressie geen significante resultaten op.

(19)

Tabel 4: Resultaten regressieanalyse met onderscheid Strafschop uit/thuisploeg, algemene dataset.

Note:*p < 0.10, **p < 0.05, ***p < 0.01; ᵅ 0 = geen rode kaart, 1= rode kaart.

Hypothese 5b is getest aan de hand van de sample van N=125 strafschoppen. Ook in deze sample is er een onderscheid gemaakt tussen strafschoppen voor de thuis- en uitploeg (N = 68 & N = 57).

Bovendien is per strafschop de bedenktijd gemeten in seconden. De verwachting is dat een strafschop voor een uitspelend team (rode kaart thuisploeg) leidt tot een langere bedenktijd dan een strafschop voor een thuisspelend team. Deze verwachting komt echter niet terug in de data, waarbij

thuisstrafschoppen gemiddeld een langere bedenktijd hebben (86 sec.), dan uitstrafschoppen (83 sec.). Tabel 5 toont de resultaten van de twee regressies. De uitkomsten van de regressies tonen beide een significante bèta (β = .328 & β = .312). De bèta bij een strafschop voor de uitploeg, dus een rode kaart voor de thuisploeg, is kleiner dan de bèta bij een strafschop voor het thuisspelende team. Ondanks dat dit resultaat minder significant is, is dit wel in lijn met hypothese 5b.

Afhankelijke variabele Prestatie

(strafschop thuisploeg) Prestatie (strafschop uitploeg) B SE OR B SE OR Onafhankelijke variabele Constant 1.207 .124 3.342 1.287 .161 3.622 Rode kaart ᵅ -.083 .155 .920 -.136 .190 .873 Controle variabelen Stand .066 .043 1.069 .059 .052 1.061 Minuut .000 .002 1.000 -.002 .003 .998 N 1947 1198 R² .002 .004

(20)

Tabel 5: Resultaten regressieanalyse met onderscheid Strafschop uit/thuis, eigen dataset.

Note: *p < 0.10, **p < 0.05, ***p < 0.01 ᵅ 0 = geen rode kaart, 1= rode kaart.

5. Discussie

Het doel van dit onderzoek is om te kijken of een langere bedenktijd voorafgaand aan een beslissing, hier specifiek bij een strafschop in een voetbalwedstrijd, een dusdanig effect heeft op de mate van druk waardoor de prestatie afneemt. De resultaten laten zien dat er rede is om aan te nemen dat hier sprake van is, een langere bedenktijd leidt tot een lager scoringspercentage bij strafschoppen.

Voor dit onderzoek zijn twee verschillende datasets gebruikt. Een algemene dataset bestaande uit alle strafschoppen van de laatste 10 seizoenen, afkomstig uit de hoogste competities van Spanje, Italië en Nederland. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een kleinere dataset waarbij er naast variabelen als stand in de wedstrijd, locatie en score, ook de variabele bedenktijd in seconden is opgenomen. Deze tweede dataset bestaat uit 125 strafschoppen en is dus aanzienlijk kleiner, de voornaamste reden hiervoor is het ontbreken van geschikt beeldmateriaal. Dit gaat ten koste van de betrouwbaarheid van de resultaten. Bovendien is deze dataset niet bepaald representatief wat betreft het percentage strafschoppen waar een rode kaart aan vooraf gaat. Dit heeft een negatieve invloed op de interne validiteit van het onderzoek. In de algemene dataset gaat in ongeveer 14% van de gevallen

Afhankelijke variabele Bedenktijd

(strafschop thuisploeg) Bedenktijd (strafschop uitploeg) B SE Bèta B SE Bèta Onafhankelijke variabele Constant 87.136 9.010 106.418 16.752 Rode kaart ᵅ 22.836 8.199 .328*** 27.201 11.342 .312** Controle variabelen Stand -2.047 3.168 -.077 -4.059 3.727 -.142 Minuut -.268 .146 -.219* -.588 .252 -.296** N 68 57 R² .142 .162

(21)

een rode kaart vooraf aan een strafschop, in de kleine dataset is dit percentage bijna 52%. Uit de resultaten van de eerste regressieanalyse die toegepast is op de algemene dataset (N=3145) blijkt dat een rode kaart voorafgaand aan een strafschop leidt tot een lager

scoringspercentage. Dit is geheel in lijn met de verwachting dat er een negatief verband bestaat tussen de variabelen rode kaart en prestatie. Wanneer dezelfde regressie echter wordt toegepast op de tweede dataset, tonen de uitkomsten een positief verband tussen de beide variabelen. De meest aannemelijke verklaring voor dit tegenstrijdige resultaat is de beperkte omvang van de dataset.

De verwachting dat een rode kaart leidt tot een mindere prestatie, wordt in dit onderzoek verklaard door een toename in de bedenktijd. In eerste instantie wordt aangenomen dat strafschoppen waarbij er een rode kaart wordt getrokken, op meer protest stuiten en een langere bedenktijd als gevolg hebben. De resultaten bevestigen deze aanname, er is sprake van een significant positieve relatie tussen het toekennen van een rode kaart en de bedenktijd.

Vervolgens is er veronderstelt dat de lengte van de bedenktijd en de prestatie op negatieve wijze gerelateerd zijn. Dit is tevens de meest belangrijke relatie in dit onderzoek. In lijn met de verwachting tonen de resultaten een licht negatief verband tussen bedenktijd en prestatie, hieruit kan gesteld worden dat een langere bedenktijd leidt tot een lager scoringspercentage bij strafschoppen. Er liggen meerdere verklaringen aan dit resultaat ten grondslag. Het onderzoek van Ariely en Norton (2011) toont al dat niet alleen te weinig bedenktijd, maar juist ook te veel bedenktijd kan leiden tot een lagere kwaliteit van beslissingen. Robinson en Brennan (2013) onderzoeken dit verband door zich te richten op overdenken en diens invloed op het presteren bij golf. Zij vinden bewijs dat overdenken de intensiteit van ‘yips’ verhoogt, dit is een staat waarin de psychologische druk op een persoon dusdanig toeneemt wat zich uit in extreme nervositeit. Bovendien laat Baumeister (1984) zien dat

psychologische druk leidt tot een verhoogde focus op het uitvoeringsproces van bepaalde handelingen, dit zorgt voor relatief meer activiteit in de linkerhersenhelft, iets wat ten koste kan gaan van het presteren op gebieden als coördinatie en vaardigheid.

In hypothese 4 is het interactie effect van de mediator bedenktijd op de relatie tussen een rode kaart en het presteren bij strafschoppen getest. De relatie tussen de variabelen rode kaart en prestatie

(22)

van Baron en Kenny (1986) kan er hierdoor geconcludeerd worden dat er geen sprake is van volledige mediatie.

Ten slotte stellen de laatste twee hypothesen dat het scoringspercentage bij strafschoppen afneemt wanneer een thuisspelend team een rode kaart krijgt (strafschop uitploeg). De verwachting is dat deze strafschoppen door invloed van het publiek, op meer protest stuiten wat zich uit in een langere bedenktijd. De resultaten tonen uitkomsten die in lijn zijn met de hypothesen, significant bewijs ontbreekt echter.

Het feit dat de resultaten niet altijd in lijn zijn met de hypothesen, kan tot bepaalde hoogte worden verklaard door meerdere tekortkomingen van dit onderzoek. Zoals eerder al benoemt is de tweede dataset geen representatieve greep uit de totale populatie strafschoppen. Het percentage strafschoppen inclusief rode kaart in deze dataset licht aanzienlijk hoger dan in de algemene dataset. Mogelijk is dit de verklaring voor het positieve verband dat is gevonden tussen het toekennen van een rode kaart en het scoringspercentage (H1). Dezelfde regressie toegepast op de algemene dataset toont namelijk wel uitkomsten die in lijn zijn met de hypothese.

Daarnaast stelt dit onderzoek dat de geanalyseerde variabelen uitsluitend van invloed zijn op de strafschopnemer. Ondanks dat wordt aangenomen dat een goed genomen strafschop onhoudbaar is voor een keeper, heeft een keeper in de meeste gevallen wel degelijk invloed op de uitkomst.

Zoals in de inleiding staat aangegeven bestond er de hoop dat de resultaten van dit onderzoek naar presteren onder druk bij strafschoppen, te generaliseren zijn naar de kwaliteit van beslissingen in het bedrijfsleven. Immers, zowel bij de beslissing waar een strafschop te schieten, als bij belangrijke besluiten in het bedrijfsleven spelen stress en psychologische druk een zekere rol. De variabelen die deze druk veroorzaken verschillen in beide gevallen echter dusdanig, dat het niet reëel is om deze resultaten te generaliseren naar andere vakgebieden.

Voor vervolgonderzoek is het van belang dat de dataset inclusief bedenktijd aanzienlijk wordt vergroot. Bovendien zal de dataset een representatiever beeld moeten tonen van de gehele populatie strafschoppen inclusief rode kaart. Dit zal een positieve invloed hebben op de betrouwbaarheid van het onderzoek en naar verwachting zullen er meer significante uitkomsten gevonden worden. Het advies is om meerdere voetbalcompetities of eventuele toernooien mee te nemen in de analyse, hierbij is het

(23)

echter wel van belang dat het juiste beeldmateriaal aanwezig is.

Een tweede advies voor vervolgonderzoek is om variabelen mee te nemen in de analyse waarbij de rol van de keeper meer tot uiting komt. In dit onderzoek wordt er alleen gekeken naar de strafschopnemer, vervolgonderzoek zou de andere kant van het duel kunnen belichten. Ook zou er in de data een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen het missen van een strafschop door de bal over/naast te schieten en het missen van een strafschop doordat de keeper de bal keert. Hierbij is het interessant om te onderzoeken of strafschopnemers die langer moeten wachten vaker over dan wel naast schieten en dus daadwerkelijk bezwijken onder de druk.

(24)

Bibliografie.

Ariely, D., & Norton, M. I. (2011). From thinking too little to thinking too much: a continuum of decision making. Wiley Interdisciplinary Reviews: Cognitive Science, 2(1), 39-46.

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator–mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of personality and social psychology, 51(6), 1173.

Baumeister, R. F. (1984). Choking under pressure: self-consciousness and paradoxical effects of incentives on skillful performance. Journal of personality and social psychology, 46(3), 610.

Chiappori, P. A., Levitt, S., & Groseclose, T. (2002). Testing mixed-strategy equilibria when players are heterogeneous: The case of penalty kicks in soccer. American Economic Review, 92(4), 1138-1151.

Dohmen, T. J. (2005). Social pressure influences decisions of individuals: Evidence from the behavior of football referees.

Gerrard, S. (2006). Gerrard: My autobiography. London: Transworld Publishers

Jordet, G., Hartman, E., Visscher, C., & Lemmink, K. A. (2007). Kicks from the penalty mark in soccer: The roles of stress, skill, and fatigue for kick outcomes. Journal of Sports Sciences, 25(2), 121-129.

Robison, M., & Brennan, C. (2013). Ask the Brains. Scientific American Mind, 24(2), 76-77. Retrieved from http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/stable/24942398

(25)

Starcke, K., & Brand, M. (2012). Decision making under stress: a selective review. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 36(4), 1228-1248.

(26)

Appendix

TABEL 1

N=3145

Correlations Goal (0=nee; 1=ja) Rode kaart

(0= nee; 1=ja Stand Minuut

Locatie (uit=0 thuis=1) Goal (0=nee; 1=ja) Pearson

Correlation

1 -,014 ,038* -,011 ,016

Sig. (2-tailed) ,422 ,035 ,519 ,360

N 3145 3145 3145 3145 3145

Rode kaart (0= nee; 1=ja Pearson Correlation -,014 1 ,055** ,071** -,003 Sig. (2-tailed) ,422 ,002 ,000 ,870 N 3145 3145 3145 3145 3145 Stand Pearson Correlation ,038* ,055** 1 -,013 ,197** Sig. (2-tailed) ,035 ,002 ,469 ,000 N 3145 3145 3145 3145 3145 Minuut Pearson Correlation -,011 ,071** -,013 1 -,031 Sig. (2-tailed) ,519 ,000 ,469 ,083 N 3145 3145 3145 3145 3145

Locatie (uit=0 thuis=1) Pearson Correlation

,016 -,003 ,197** -,031 1

Sig. (2-tailed) ,360 ,870 ,000 ,083

N 3145 3145 3145 3145 3145

*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed). **. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

Statistics

Goal (0=nee; 1=ja)

Rode kaart (0=

nee; 1=ja Stand Minuut

Locatie (uit=0 thuis=1) N Valid 3145 3145 3145 3145 3145 Missing 0 0 0 0 0 Mean ,76 ,14 -,05 53,18 ,62 Std. Deviation ,425 ,346 1,312 25,617 ,486

(27)

TABEL 2

N=125

Correlations Goal (0=nee; 1=ja) RodeKaart (0= nee; 1=ja) Bedenktij d Stand Minuut Locatie (uit=0;thuis= 1) Goal (0=nee; 1=ja) Pearson

Correlation 1 ,153 -,156 ,114 ,012 -,005 Sig. (2-tailed) ,089 ,083 ,206 ,895 ,955 N 125 125 125 125 125 125 RodeKaart (0= nee; 1=ja) Pearson Correlation ,153 1 ,272** ,207* ,079 ,117 Sig. (2-tailed) ,089 ,002 ,021 ,383 ,194 N 125 125 125 125 125 125 Bedenktijd Pearson Correlation -,156 ,272** 1 -,047 -,217* ,034 Sig. (2-tailed) ,083 ,002 ,605 ,015 ,706 N 125 125 125 125 125 125 Stand Pearson Correlation ,114 ,207* -,047 1 ,026 ,172 Sig. (2-tailed) ,206 ,021 ,605 ,771 ,056 N 125 125 125 125 125 125 Minuut Pearson Correlation ,012 ,079 -,217* ,026 1 -,217* Sig. (2-tailed) ,895 ,383 ,015 ,771 ,015 N 125 125 125 125 125 125 Locatie (uit=0;thuis=1) Pearson Correlation -,005 ,117 ,034 ,172 -,217* 1 Sig. (2-tailed) ,955 ,194 ,706 ,056 ,015 N 125 125 125 125 125 125

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). *. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).

Statistics

Goal (0=nee; 1=ja)

Rode kaart (0=

nee; 1=ja) Bedenktijd Stand Minuut uit=0;thuis=1

N Valid 125 125 125 125 125 125

Missing 0 0 0 0 0 0

Mean ,75 ,52 85,02 ,06 55,22 ,54

(28)

N= 3145. Rode kaart → Prestatie.

Model Summary

Step -2 Log likelihood

Cox & Snell R Square

Nagelkerke R Square

1 3435,399a ,002 ,003

a. Estimation terminated at iteration number 4 because parameter estimates changed by less than ,001.

Classification Tablea

Observed

Predicted

Goal (0=nee; 1=ja) Percentage Correct

0 1

Step 1 Goal (0=nee; 1=ja) 0 0 744 ,0

1 0 2401 100,0

Overall Percentage 76,3

a. The cut value is ,500

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a Rode kaart (0= nee; 1=ja(1) -,105 ,120 ,767 1 ,381 ,900

Minuut -,001 ,002 ,263 1 ,608 ,999

Stand ,066 ,033 3,985 1 ,046 1,068

Locatie (uit=0 thuis=1)(1) ,042 ,088 ,229 1 ,632 1,043

Constant 1,211 ,113 114,178 1 ,000 3,358

(29)

TABEL 3 MODEL 1

N=125.

Model Summary

Step -2 Log likelihood

Cox & Snell R Square

Nagelkerke R Square

1 135,964a ,032 ,048

a. Estimation terminated at iteration number 4 because parameter estimates changed by less than ,001.

Classification Tablea

Observed

Predicted

Goal (0=nee; 1=ja) Percentage Correct

0 1

Step 1 Goal (0=nee; 1=ja) 0 0 31 ,0

1 0 94 100,0

Overall Percentage 75,2

a. The cut value is ,500

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a Rode kaart (0= nee; 1=ja) (1) ,657 ,436 2,266 1 ,132 1,929

Stand ,163 ,160 1,034 1 ,309 1,177

Minuut -,001 ,008 ,005 1 ,943 ,999

uit=0;thuis=1(1) -,198 ,448 ,196 1 ,658 ,820

Constant ,946 ,616 2,357 1 ,125 2,576

(30)

TABEL 3 MODEL 2

N=125

Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,379a ,143 ,115 36,653

a. Predictors: (Constant), Locatie (uit=0;thuis=1), RodeKaart (0= nee; 1=ja), Minuut, Stand

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig. 1 Regression 27000,889 4 6750,222 5,025 ,001b

Residual 161214,039 120 1343,450

Total 188214,928 124 a. Dependent Variable: Bedenktijd

b. Predictors: (Constant), Locatie (uit=0;thuis=1), RodeKaart (0= nee; 1=ja), Minuut, Stand

Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 94,502 9,646 9,797 ,000

RodeKaart (0= nee; 1=ja) 24,605 6,763 ,317 3,638 ,000

Stand -2,698 2,387 -,099 -1,130 ,261

Minuut -,370 ,130 -,248 -2,850 ,005

Locatie (uit=0;thuis=1) -3,117 6,895 -,040 -,452 ,652 a. Dependent Variable: Bedenktijd

(31)

TABEL 3 MODEL 3

N=125

Model Summary

Step -2 Log likelihood

Cox & Snell R Square

Nagelkerke R Square

1 135,492a ,036 ,053

a. Estimation terminated at iteration number 4 because parameter estimates changed by less than ,001.

Classification Tablea

Observed

Predicted

Goal (0=nee; 1=ja) Percentage Correct

0 1

Step 1 Goal (0=nee; 1=ja) 0 2 29 6,5

1 0 94 100,0

Overall Percentage 76,8

a. The cut value is ,500

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a Bedenktijd -,009 ,005 2,814 1 ,093 ,991

Stand ,204 ,162 1,582 1 ,208 1,226

Minuut -,002 ,009 ,069 1 ,793 ,998

Locatie (uit=0;thuis=1)(1) -,143 ,445 ,103 1 ,749 ,867

Constant 2,082 ,837 6,192 1 ,013 8,023

(32)

TABEL 3 MODEL 4

N=125

Model Summary

Step -2 Log likelihood

Cox & Snell R Square

Nagelkerke R Square

1 130,751a ,072 ,106

a. Estimation terminated at iteration number 4 because parameter estimates changed by less than ,001.

Classification Tablea

Observed

Predicted

Goal (0=nee; 1=ja) Percentage Correct

0 1

Step 1 Goal (0=nee; 1=ja) 0 3 28 9,7

1 2 92 97,9

Overall Percentage 76,0

a. The cut value is ,500

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a RodeKaart (0= nee; 1=ja)(1) 1,023 ,484 4,465 1 ,035 2,781

Bedenktijd -,013 ,006 4,922 1 ,027 ,987

Stand ,146 ,168 ,755 1 ,385 1,158

Minuut -,005 ,009 ,351 1 ,554 ,995

Locatie (uit=0;thuis=1)(1) -,268 ,459 ,342 1 ,559 ,765

Constant 2,195 ,851 6,650 1 ,010 8,979

(33)

TABEL 4 ST UITPLOEG

N=1198

Model Summary

Step -2 Log likelihood

Cox & Snell R Square

Nagelkerke R Square

1 1332,299a ,002 ,004

a. Estimation terminated at iteration number 4 because parameter estimates changed by less than ,001.

Classification Tablea

Observed

Predicted

Score (0=nee; 1=ja) Percentage Correct

0 1

Step 1 Score (0=nee; 1=ja) 0 0 294 ,0

1 0 904 100,0

Overall Percentage 75,5

a. The cut value is ,500

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a RodeKaart(1) -,136 ,190 ,515 1 ,473 ,873

Stand ,059 ,052 1,312 1 ,252 1,061

Minuut -,002 ,003 ,672 1 ,412 ,998

Constant 1,287 ,161 63,882 1 ,000 3,622 a. Variable(s) entered on step 1: RodeKaart, Stand, Minuut.

(34)

TABEL 4: ST THUISPLOEG

N=1947

Model Summary

Step -2 Log likelihood

Cox & Snell R Square

Nagelkerke R Square

1 2102,617a ,001 ,002

a. Estimation terminated at iteration number 4 because parameter estimates changed by less than ,001.

Classification Tablea

Observed

Predicted Score (0=nee; 1=ja)

Percentage Correct

0 1

Step 1 Score (0=nee; 1=ja)

0 0 450 ,0

1 0 1497 100,0

Overall Percentage 76,9

a. The cut value is ,500

Variables in the Equation

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a Rood (0=nee; 1=ja)(1) -,083 ,155 ,291 1 ,590 ,920

Stand ,066 ,043 2,390 1 ,122 1,069

Minuut ,000 ,002 ,000 1 ,993 1,000

Constant 1,207 ,124 95,302 1 ,000 3,342

(35)

TABEL 5 N=57

ST Uit → Bedenktijd

Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,403a ,162 ,115 41,168

a. Predictors: (Constant), Minuut, Rode kaart (0= nee; 1=ja) , Stand

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig. 1 Regression 17391,728 3 5797,243 3,421 ,024b

Residual 89826,167 53 1694,833

Total 107217,895 56 a. Dependent Variable: Bedenktijd

b. Predictors: (Constant), Minuut, Rode kaart (0= nee; 1=ja) , Stand

Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 106,418 16,752 6,352 ,000

Rode kaart (0= nee; 1=ja) 27,201 11,342 ,312 2,398 ,020

Stand -4,059 3,727 -,142 -1,089 ,281

Minuut -,588 ,252 -,296 -2,329 ,024

(36)

TABEL 5 N=68

ST Thuis → Bedenktijd

Model Summary Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate 1 ,376a ,142 ,101 32,914

a. Predictors: (Constant), Minuut, Rode kaart (0= nee; 1=ja) , Stand

ANOVAa

Model Sum of Squares df Mean Square F Sig. 1 Regression 11443,780 3 3814,593 3,521 ,020b

Residual 69334,456 64 1083,351

Total 80778,235 67

a. Dependent Variable: Bedenktijd

b. Predictors: (Constant), Minuut, Rode kaart (0= nee; 1=ja) , Stand

Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 87,136 9,010 9,671 ,000

Rode kaart (0= nee; 1=ja) 22,836 8,199 ,328 2,785 ,007

Stand -2,047 3,168 -,077 -,646 ,521

Minuut -,268 ,146 -,219 -1,844 ,070

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

rubi geschat en uitgedrukt in waarderingscijfers van 1-10 (1 = geen luis) (zie tabel 1), Geen of zo goed als geen luizen werden daarbij gevonden op Golden Queen, Indian

Scheme 1. a) A full 36088 rotary cycle of molecular motors 1 and 2 (note that the isomer generated after 18088 rotation is identical to the starting isomer, but has a

Dit komt onder meer omdat er weliswaar veel gegevens zijn, maar dat deze gegevens bij verschillende registratiehouders aanwezig zijn (ziekenhuizen, zorgverzekeraars, CBS) en

“We voelen het als onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om mee te werken, en door de continuïteit van het project kunnen we er beleid op inzetten.” José Sweerts,

Telen met toekomst gelooft in een aanpak waarbij waterschap­ pen samen met telers en andere partijen zoeken naar nieuwe oplossingen voor waterkwaliteits­ knelpunten. Momenteel

28$ van de zoons heeft geen enkele vorm van voortgezet dagonderwijs genoten (bijlage 30). De buiten de landbouw werkende zoons. De belangstelling van de afgevloeide zoons is

In vervolg op het Bestuursakkoord natuur werken Rijk en provincies momenteel samen met maatschappelijke organisaties aan een hoofdlij- nennotitie met kaders en ambities voor

De ondervraagde publieken zijn over het algemeen tegen het gebruik van PGD en/of andere reproductieve technologieën voor de verbetering van toekomstige kinderen en het kiezen van