• No results found

Tevredenheid : een interdisciplinair onderzoek naar de relatie tussen individuele behoeften en de duur van het arbeidscontract in een flexibiliserende arbeidsmarkt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tevredenheid : een interdisciplinair onderzoek naar de relatie tussen individuele behoeften en de duur van het arbeidscontract in een flexibiliserende arbeidsmarkt"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tevredenheid

Een interdisciplinair onderzoek naar de relatie

tussen individuele behoeften en de duur van het

arbeidscontract in een flexibiliserende

arbeidsmarkt

Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

David van Boheemen

david_van_boheemen@hotmail.com student nr.10375678

Begeleider: Hylke de Vries

Tweede beoordelaar: Lianne Cremers Datum: 26-06-17

(2)
(3)

3 Inhoudsopgave

1. Inleiding 6

2. Theoretisch kader 8

2.1 De rol van economie 8

2.2 De psychologie van schaarste 10

2.3 Onzekerheid 11

2.4 Het sociale netwerk 13

2.5 Individuele behoeften 15

2.6 Een integrale benadering 17

3. Probleemstelling 20

3.1 Doelstelling & relevantie 20

3.2 Vraagstelling 21 4. Methode 23 4.1 Strategie 23 4.2 Design 24 4.3 Methoden 24 4.4 Doelgroep en setting 25 4.5 Operationalisering 26 4.6 Verwerking en analyse 27 4.7 Ethiek 28 5. Resultaten 29 5.1 Onderzoeksproces 29 5.2 Behoeften 31 5.3 Tekortkomingen 33 5.4 Relaties 35 5.5 Financiën 37 6. Conclusie 39 7. Discussie 43 8. Literatuurlijst 45 9. Bijlagen 47

(4)

4 Voorwoord

Met genoegen presenteer ik u mijn scriptie voor de studie Algemene Sociale Wetenschappen; een onderzoek naar de relatie tussen het nieuw aangedragen concept basisvoldoening en het, al dan nie,t aangaan van specifieke contractvormen door het individu.

Het onderwerp is voortgekomen uit de interesse voor het idee van een basisinkomen. Een idee dat mij in eerste instantie vooral heel positief aansprak, maar waar ik later toch mijn

bedenkingen over kreeg. De belangrijkste bedenking kwamen voor uit een drang om bij problematische situaties te denken vanuit het individu. De combinatie van het basisinkomen en de drang naar een individuele benadering, hebben dit onderzoek voortgebracht.

Allereerst wil ik graag mijn respondenten bedanken, welke ongeacht een drukke en intensieve baan, de moeite en tijd namen mij te helpen. Daarnaast wil ik graag mijn scriptiebegeleider, Hylke de Vries, bedanken voor zijn tips en motiverende woorden (en geduld). Uiteindelijk ben ik toch vooral mijn ouders en zusje dankbaar voor de onvoorwaardelijke steun en interesse.

Veel plezier bij het lezen van mijn scriptie.

David van Boheemen, juni 2016

(5)

5 Samenvatting

Dit onderzoek is gericht op het in contact brengen van trends op de huidige arbeidsmarkt, zoals een toenemende flexibiliteit in arbeidscontracten, en de verscheidenheid aan factoren die van invloed op het individuele gedrag op deze arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt die zich kenmerkt door flexibiliteit, kent weinig individuele zekerheden, wat grote negatieve gevolgen kan hebben voor het gedrag van actoren op de arbeidsmarkt.

Tijdens dit onderzoek zal getracht worden een nieuw concept aan te dragen, de basisvoldoening, waarmee de relatie tussen het individu en de keuze voor specifieke contractvormen zal worden onderzocht.

Wat is bijvoorbeeld de relatie tussen individuele behoeften, de individuele perceptie van schaarste en het sociale netwerk? En hoe vormen deze elementen een onderdeel van het uiteindelijke gedrag? Om de subjectieve beleving van de respondenten in kaart te kunnen brengen en zo verbanden te kunnen leggen, zijn veertien semi- gestructureerde interviews uitgevoerd op respondenten die actief zijn in de bouwsector.

Uit de resultaten is allereerst het belang van een individuele benadering gebleken, vanuit de grote verschillen tussen de antwoorden van de respondenten. Toch is gebleken dat elk van de bevraagde aspecten in afwisselende mate bijdraagt aan het uiteindelijke gedrag van het individu. Echter, waar economische aspecten, het sociale netwerk en individuele behoeften een grote rol spelen in het gedrag, blijken schaarste en onzekerheid slechts beperkt van invloed. Wel is aangetoond dat een benadering van de arbeidsmarkt vanuit het concept

basisvoldoening een toevoeging kan zijn voor het huidige discours omtrent de flexibiliserende arbeidsmarkt.

(6)

6 1. Inleiding

De Nederlandse arbeidsmarkt kenmerkt zich door een relatief hoge mate van flexibiliteit, ten opzichte van andere Europese landen. Zo behoort het aandeel ‘tijdelijk werkenden’, de

relatieve hoeveelheid ‘zelfstandigen’ en het aandeel ‘werknemers met een tijdelijk contract’ in Nederland tot het hoogste in Europa (CBS 2015). Daarnaast neemt deze mate van flexibiliteit, middels flexibele arbeidscontracten, steeds verder toe (CPB, 2016). Eén op de drie werkenden in Nederland heeft geen vast contract (Kremer, Went & Knottnerus, 2017). Naast enkele voordelen die deze trend op de arbeidsmarkt voortbrengt voor het individu en de

maatschappij, zijn er duidelijk ook negatieve gevolgen te belichten, welke voor zowel huidige- als toekomstige generaties van groot belang kunnen zijn.

Zowel op economisch, sociaal als psychologisch vlak heeft deze flexibilisering van de arbeidsmarkt dus onder andere negatieve gevolgen. Zo is een toenemende groep mensen in Nederland (langdurig) werkloos en neemt de inkomensongelijkheid toe. Dit heeft negatieve gevolgen voor individuele behoeften als houvast en zekerheid, elementen die voor velen verbonden zijn aan, onder andere, baanzekerheid en inkomenszekerheid, en welke voor deze toenemende groep onbevredigbaar worden (CBS, 2015). De individuen die deze nadelige gevolgen ondervinden van de flexibiliserende arbeidsmarkt, kunnen een afname van het individuele welzijn ondervinden middels een toename van (financiële) stress en een verslechtering van de gezondheid (Kremer et al., 2017).

Desondanks is de toename in het aantal flexibele arbeidsovereenkomsten niet enkel een macro- economisch ingegeven proces dat de arbeidsmarkt aan verandering onderhevig doet zijn. Zo volgt de toename in flexibiliteit ook uit de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Dit is het gevolg van een aantal kenmerken van flexibele arbeid die als gewenst kunnen worden ervaren. Zo stellen Beck en Beck-Gersheim (2002, aangehaald in Kremer et al., 2017) dat een toename in het willen uitvoeren van zorgtaken, naast het uitvoeren van betaalde arbeid, zorgt voor een groeiende vraag naar flexibele arbeid. Autonomie in het indelen van de eigen tijd speelt hiermee ‘bottom-up’ een rol in de flexibiliserende arbeidsmarkt. Dit wordt verder benadrukt in onderstaande beschrijving van contractvormen, welke elk een verschillende set aan behoeften kunnen bevredigen en waar het individu mogelijk specifiek naar zoekt en handelt.

(7)

7

Het flexibele contract kan omschreven worden als een tijdelijke baan, een baan als

uitzendkracht, oproepkracht of stagiaire, of een baan met een vast dienstverband, waarbij de duur van de baan maximaal twee maanden bedroeg (CBS, 2016). Vanuit inzichten van Ellingson et al (1998) kan deze contractvorm verschillende behoeften bevredigen voor het individu. Hierbij spelen het gevoel van vrijheid, de flexibele werktijden, de afwisseling van taakomschrijving en de ingekorte werkperioden een belangrijke rol in het bevredigen van individuele behoeften.

Het vaste contract kan omschreven worden als de relatie tussen een werkgever en een werknemer waarbij sprake is van een arbeidscontract voor onbepaalde tijd (CBS, 2016). De Wee (2004) stelt dat dit contract behoeften als werkzekerheid en inkomenszekerheid stimuleert. Daarnaast bevordert deze contractvorm eventuele status behoeften ten opzichte van een flexibele contractvorm, doordat de mogelijkheden tot promotie relatief groot zijn. Het is deze benadering van de rol van individuele behoeften in de flexibiliserende

arbeidsmarkt waar dit onderzoek zich op zal richten. Waar het huidige discours, zowel vanuit economische, sociologische- als politieke inzichten, omtrent de problematiek van

veranderingen op de arbeidsmarkt veelal top-down benaderingen omvat, zoals vakbond ingegeven invloed op salariëring (Kremer et al., 2017), zal in dit onderzoek de relatie tussen individuele behoeften en het aangaan van een flexibel of vast contract onderzocht worden. Om in te spelen op de huidige wetenschappelijke en maatschappelijke top- down

benaderingen, zal in dit onderzoek de arbeidsmarkt vooral vanuit het individu behandeld worden.

Indien de relatie tussen individuele behoeften en het aangaan van een flexibel of vast contract duidelijk is, ontstaat er een ‘bottom-up’ inzicht in de (gedeeltelijke) reden dat flexibele arbeidsovereenkomsten bestaan.

Om tot een conclusie te komen, zal de relatie tussen verschillende individuele behoeften onderzocht worden. Vervolgens zal de relatie tussen individuele behoeften en het aangaan van een flexibel of vast contract onderzocht worden. De data zal verkregen worden middels een kwalitatief onderzoek.

(8)

8 2. Theoretisch kader

De belangrijkste concepten in dit onderzoek zijn individuele behoeften, het vaste contract en het flexibele contract. In dit hoofdstuk zal een theoretische benadering van deze concepten worden gegeven, alsmede de relatie tussen deze concepten. Zo zal allereerst theoretisch worden onderbouwd dat individuele behoeften niet enkel voortkomen uit economische factoren, ook sociale- en psychologische behoeften spelen een rol in het gedrag van het individu.

Vervolgens zal getracht worden een theoretische link te leggen met het, al dan niet, aangaan van de verschillende contractvormen door het individu. Zoals eerder besproken, bevat elk van deze contractvormen kenmerken. Aan de hand hiervan spelen deze contractvormen op een verschillende manier in op de eerder genoemde individuele behoeften.

2.1 De rol van economie

In de sociaal- economische benadering van menselijk gedrag stelt Mises (1996) dat

individueel handelen voortkomt uit de drang om te voorzien in egoïstische behoeften. Binnen deze theorie is de markteconomie een systeem van sociale- en economische verdeling dat de verdeling van arbeid omvat, als gevolg van de beschikking over productiemiddelen of juist niet.

Binnen de theorie van Mises (1996) speelt individualiteit een belangrijke rol. Zo kan het individu haar gedrag aanpassen aan een verscheidenheid aan individuele doelen, zowel op basis van de omgeving waarbinnen doelverwezenlijking moet plaatsvinden als de individueel beschikbare middelen ter verwezenlijking. Indien het individu constateert dat de huidige methode of middelen niet tot het gewenste resultaat zullen leiden, zal het gedrag aangepast worden om dit doel wel te bereiken. Menselijk handelen komt hierbinnen voort uit de drang van het individu om individuele doelen te behalen. Het verhandelen van de eigen arbeid op de arbeidsmarkt, is hiermee een middel om te voorzien in de eigen behoeften. De manier waarop het individu op de arbeidsmarkt handelt, bijvoorbeeld het aangaan van verschillende

contractvormen, hangt hiermee af van de eigen doelstellingen.

De rol van economische factoren binnen dit handelen op de arbeidsmarkt, volgt uit een recent economisch onderzoek van Fransman (2016) naar de loonontwikkeling in Nederland. Hierin stelt hij dat arbeiders met een flexibel contract, een inkomen ontvangen dat niet in relatie staat tot de verschillende risico’s die verbonden zijn aan het flexibele contract. Zo stelt hij dat

(9)

9

mensen met een flexibel contract structureel minder verdienen dan mensen in vaste

loondienst, terwijl vanuit reguliere economische theorie volgt dat arbeiders met een flexibel contract juist meer zouden moeten verdienen als gevolg van het grotere risico op

inkomensverlies bij deze contractvorm. Deze vaststelling doet hij zowel voor arbeiders met een flexibel contract als ondernemers, welke betaald zouden moeten krijgen voor het risico op leegstand en onderbezetting. Dat dit niet gebeurt, de betaling van mensen met een flexibel contract naargelang het risico dat deze mensen lopen, heeft tot slot grote gevolgen voor de maatschappij, doordat deze groep vaker een beroep doet op een verscheidenheid aan toeslagen. Deze vaststelling van maatschappelijke problematiek komt verder voort uit een tekort aan opbouw van pensioen en verzekering van arbeidsongeschiktheid onder deze groep. Door de inzichten van Fransman (2016) te koppelen aan de eerder besproken inzichten van Mises (1996) ontstaat de mogelijkheid te stellen dat het niet enkel de economische factoren zijn die individuen, in dit geval specifiek de arbeiders met een flexibel contract, bewegen. We hebben immers vastgesteld, dat onzekerheid (CBS, 2016) en een toegenomen economisch risico (Fransman, 2016) verbonden zijn aan deze contractvorm. Dat mensen toch overgaan op een flexibel contract, kan erop duiden dat individuen doelstellingen nastreven op de

arbeidsmarkt die voor het individu van groter belang zijn (Mises, 1996).

Overeenkomstig met bovenstaande inzichten van Mises (1996), stelt ook Maslow (1954) dat het individu specifieke doelen nastreeft. Maslow (1954) spreekt echter over behoeften en het bevredigen hiervan, in plaats van persoonlijke doelen. Middels de ‘Piramide van Maslow’ wordt gesteld dat de behoeften van het individu hiërarchisch kunnen worden gerangschikt. Hierbij zal het individu enkel hoger geplaatste behoeften nastreven en overgaan tot actie om deze te verwezenlijken, nadat de lager geplaatste behoeften zijn bevredigd.

De verschillende fasen van behoeftebevrediging zijn van laag naar hoog; fysiologische behoeften (voedsel, drinken en seks), veiligheid en zekerheid (huisvesting, werk en sociale relaties), sociaal contact (liefde en vriendschap), waardering, erkenning en zelfrespect (status), zelfontplooiing (ontwikkelen persoonlijkheid en potentie).

Het individu zal, overeenkomstig met de theorie van Mises (1996) trachten haar behoeften te bevredigen. Echter, Maslow (1954) stelt dat de behoeften van de mens universeel zijn, waar Mises (1996) benadrukt dat deze per individu verschillend kunnen zijn. Daarnaast kan vanuit het tweede niveau in de ‘Piramide van Maslow’, veiligheid en zekerheid, opgemaakt worden dat economische factoren als werk en inkomen van groot belang zijn in de verdere

(10)

10

mogelijkheid tot behoeftebevrediging. Indien er immers geen werk en inkomen is, voldoet het individu niet aan de voorwaarden om aan de behoeften sociaal contact, waardering, erkenning en zelfrespect en uiteindelijk zelfontplooiing te kunnen voldoen. De belangrijkste toevoeging vanuit de theorie van Maslow (1954), ten opzichte van de besproken inzichten van Mises (1996), is hiermee dat economische factoren als het inkomen een belangrijke behoefte is van het individu om aan andere behoeften, of doelstellingen, te kunnen voldoen. Deze

constateringen, betreffende het bestaan van meerdere soorten (individuele) behoeften en individuele ontwikkelingsmogelijkheden, zullen middels een psychologische benadering van schaarste verder besproken worden.

De universaliteit van menselijke behoeften is overigens, mijns inziens, een onterechte aanname. Immers, vanuit een benadering vanuit het individu, op micro- niveau, lijkt het op voorhand duidelijk dat iedereen een eigen doel in het leven nastreeft en hiermee verschillende behoeften tracht na te streven. Niet elk individu is hiermee gelijk, waarmee behoeften uiteen lijken te lopen. Zoals eerder besproken, zal dit een belangrijk aspect zijn in het vervolg van dit onderzoek, evenals de besproken rol van economische factoren hierin.

2.2 De psychologie van schaarste

Volgens Mullainathan & Shafir (2013), omvat armoede een psychologisch aspect. Middels de ‘bandbreedte theorie’ stellen zij dat het individu dat in een langdurige situatie van ‘schaarste’ leeft, een psychologische verandering ondervindt.

Het individu kan zich enkel richten op de bestaande schaarste, dit neemt het overgrote deel van het individuele denkvermogen in beslag. Het gevolg hiervan is dat het individu het

vermogen tot lange termijn denken verliest en zich enkel kan richten op het aanpakken van de schaarste op korte termijn. Dit resulteert in een belemmering om op eigen vermogen aan de schaarste te ontkomen. (Mullainathan & Shafir, 2013)

Overeenkomstig met de theorie van Maslow (1954) volgt uit deze theorie dat het individu zich enkel kan richten op zelfontplooiing indien specifieke behoeften zijn bevredigd. Het individu stagneert immers in haar mogelijkheden om een hogere stap in de hiërarchische behoeftebevrediging te behalen (Maslow, 1954) en kan zich enkel richten op de schaarste, met negatieve gevolgen voor het vermogen tot lange termijn denken (Mullainathan & Shafir, 2013).

(11)

11

Het verschil in benadering is echter de omschrijving van ‘schaarste’. Waar Maslow (1954) benadrukt dat behoeften universeel zijn, kan schaarste allesomvattend zijn. Het gevoel van schaarste kan bijvoorbeeld evenwel voortkomen uit tijdsgebrek of een gebrek aan ruimte. Dit verschil in de benadering van onvoldoende behoeftebevrediging middels schaarste (dus zonder duidelijke afbakening van specifieke behoeften) laat meer ruimte voor een

persoonlijke- en individuele benadering van behoeften. Eenzelfde vaststelling die volgt uit de eerder besproken inzichten van Mises (1996) en de verscheidenheid en individualiteit van doelstellingen hierin.

Daarnaast volgt uit alle voorgaande inzichten dat arbeid en het arbeidscontract een belangrijk middel vormen om specifieke (economische) doelen, bijvoorbeeld de behoefte aan veiligheid en zekerheid (Maslow, 1954), te kunnen voldoen. Het belang hiervan is verder benadrukt door de gevolgen die schaarste, vanuit het niet kunnen voldoen aan specifieke doelen of behoeften, kunnen hebben voor de eigen ontwikkeling en de mogelijkheid tot lange termijn denken. Echter, het individu handelt niet alleen op de arbeidsmarkt, er zijn meer actoren. Hier volgt uit dat het individu binnen een sociale omgeving haar behoeften moet bevredigen. Immers, zoals eerder gesteld vormt de arbeidsmarkt het sociale stelsel van een maatschappij (Misses, 1996). Om dit te kunnen doen, kan het nodig zijn dat het persoonlijke netwerk een middel vormt om te acteren binnen de arbeidsmarkt. De rol van zowel kenmerken van de arbeidsmarkt zelf, als de manier waarop het individu haar netwerk kan gebruiken om te manoeuvreren binnen deze markt en te voorzien in de eigen behoeften, zal in het vervolg behandeld worden.

2.3 Onzekerheid

Waar eerder Mullainathan & Shafir (2013) inzichten gaven in de psychologische beperkingen die het individu ondervindt als gevolg van schaarste en hierdoor de flexibiliteit van denken aan de lange termijn verliest, schets Bauman (2005) vanuit sociologisch perspectief juist een hedendaagse samenleving die zich kenmerkt door flexibiliteit. Een flexibiliteit die zich strekt over alle facetten van het leven en voortkomt uit onzekerheid.

Om naar de toekomst te kunnen kijken en progressie te boeken in de gewenste richting, zo stelt Bauman (2013), dient de wereld in de huidige tijd begrepen te worden. Een stabiele en zekere basis is nodig om de onzekerheid van de toekomst te beperken. Een tekort aan begrip over het heden heeft onzekerheid voor het individu, op micro- niveau, tot gevolg. In andere

(12)

12

woorden, indien het huidige leven een te grote hoeveelheid aan onzekere factoren omvat, vergroot dit de onzekerheden bij het bepalen van toekomstbeelden en daarmee effectieve richtingen of methoden om de gewenste progressie te boeken.

Waar arbeid in het verleden een stevige basis vormde om de toenmalige wereld en omgeving te begrijpen, alsmede een toekomstbeeld te vormen, speelt twijfel in de huidige arbeidsmarkt een voorname rol. Werkloosheid en onzekerheid betreffende het inkomen resulteren in individuele twijfel. Dit resulteert in het nastreven van voldoening en behoeftebevrediging op korte termijn. De huidige onzekerheid omtrent de toekomst heeft een individualiserend effect, waarbij de aandacht van het individu voor lange termijn vooruitgang afneemt. (Bauman, 2005)

Deze nadruk op de korte termijn herkent Bauman (2005) ook in menselijke relaties. Door afgenomen baanzekerheid en structurele werkloosheid in haar omgeving, zoekt de werknemer naar behoeftebevrediging in het heden. Dit heeft tot gevolg dat arbeidsovereenkomsten, en daarmee arbeidsparticipatie, gericht zijn op de korte termijn. De arbeidsrelaties binnen een flexibiliserende arbeidsmarkt zijn vervangbaar, in toenemende mate handelen individuen hier ook naar, waardoor relaties steeds vaker op lange termijn zelfs onhoudbaar worden.

Zowel de psychologische theorie omtrent schaarste (Mullainathan & Shafir, 2013) als de sociologische theorie omtrent onzekerheid (Bauman, 2005) hebben hiermee tot gevolg dat het individu zich in toenemende mate op de eigen onzekerheid en bevrediging van de eigen behoeften op korte termijn richt. Deze werking van armoede en onzekerheid zal na een korte beschrijving van de huidige arbeidsmarkt verder ter sprake komen.

De omvang en de rol van flexibiliteit op de arbeidsmarkt, de mate waarin flexibele

arbeidscontracten voorkomen, volgt uit onderzoek van het Centaal Planbureau (2016), waarin is berekend dat momenteel veertig procent van de werkenden een flexibel contract heeft. De stelling dat hiermee de toenemende onzekerheid omtrent arbeidsparticipatie en de eigen toekomst voortkomen uit de eerder besproken kenmerken van de huidige arbeidsmarkt, volgt uit de conclusie dat de kans op werkloosheid drie keer hoger is voor werkers met een flexibel contract dan voor mensen in vaste loondienst. Vanuit bovenstaande conclusies is het verband tussen flexwerk, onzekerheid en individualisering des te duidelijker.

Bauman (2005) stelt immers dat het individu zich, als gevolg van een afnemende

(13)

13

individualiserende werking van onzekerheid gericht op het heden, stellen Mullainathan en Shafir (2013) dat een toenemende schaarste het vermogen aan lange termijn denken

belemmert. Onzekerheid gaat daarmee ook in tegen de mogelijkheden tot behoeftebevrediging binnen de hoger geplaatste delen van de piramide van Maslow (1954) en heeft invloed op de specifieke doelstellingen van het individu in de theorie van Mises (1996). In het volgende hoofdstuk zal verder worden ingegaan op de rol die het sociale netwerk kan spelen bij het ontkomen aan de individualiserende werking van onzekerheid.

2.4 Het sociale netwerk

De huidige individualisering, zoals beschreven door Bauman (2005), speelt tevens een rol in de benadering van ‘armoede’. Niet langer wordt enkel het inkomen afgezet tegen de

gedetermineerde armoedegrens, ook het, al dan niet, ontbreken van een sociaal netwerk speelt een rol. Om deze rol te benadrukken, zal ingegaan worden op de inzichten van Granovetter (1995).

Hierin stelt Granovetter (1995) dat sociale relaties het middel zijn tot sociale- en economische mobiliteit. Hiermee doelt hij op de mogelijkheden om van sociale- en economische situatie te veranderen, bijvoorbeeld het doormaken van een groei vanuit economische armoede naar economische voorspoed. Middels deze sociale netwerken is het voor het individu mogelijk om over specifieke en benodigde informatie te beschikken, het sociale netwerk kan ingezet worden om individuele doelen na te streven. Om dit nut van sociale netwerken te illustreren, deed Granovetter (1995) onderzoek naar het verkrijgen van banen. Hieruit volgt dat meer dan de helft van de banen wordt verkregen middels informele methoden, zoals persoonlijke relaties.

Hiermee kan een duidelijk verband worden gemaakt tussen de eerder besproken inzichten van uiteenlopende vormen van schaarste (Mullainathan & Shafir, 2013), individualisering

(Bauman, 2005) en de rol van het sociale netwerk in, bijvoorbeeld, het verkrijgen van een baan (Granovetter, 1995).

Immers, in een flexibiliserende arbeidsmarkt, welke zich kenmerkt door onzekerheid (CBS, 2016), neemt individualisering toe (Bauman, 2005). Dit, terwijl juist het sociale netwerk kan helpen bij het tegengaan van deze onzekerheid (Granovetter, 1995). Door dit verband om te draaien, kan dus gesteld worden dat middels sociale netwerken de individualisering afneemt. Het individu kan namelijk middels sociale netwerken gemakkelijker een baan verkrijgen. Dit

(14)

14

doet de individuele onzekerheid, die kenmerkend is voor een flexibiliserende arbeidsmarkt, afnemen. Het individuele gevoel van schaarste zal in deze situatie mogelijk eveneens afnemen, wat het individuele vermogen tot lange termijn denken niet zal beperken. Het individu heeft hiermee een sociaal netwerk nodig om te kunnen voorzien in de eigen belangen binnen de flexibiliserende arbeidsmarkt.

Ook Bourdieu (1986) benadrukt deze rol van het sociale netwerk in de mogelijkheid tot het genereren van individuele kansen. Dit doet hij door de maatschappij weer te geven als bestaande uit ‘velden’, theoretische afbakeningen van verschillende aspecten van het menselijk leven, waarbinnen individuen concurreren om de gewenste maatschappelijke posities.

Hierin stelt Bourdieu (1986) dat het individu haar gewenste positie kan verwerven middels sociaal- en cultureel kapitaal. Dit schept vooral individuele mogelijkheden, het individu kan verschillende soorten kapitaal verwerven en inzetten ter bevordering van de eigen positie. Hiermee vertoont deze theorie bovendien overeenkomsten de inzichten van Mises (1996), door ruimte te bieden aan de individualiteit en verscheidenheid van gedrag waarmee het individu haar doelen kan bereiken. Ook de opdeling van de maatschappij in ‘velden’

benadrukt deze overeenkomst, het individu kiest immers de velden waarin het actief is en een positie nastreeft. De keuze voor een veld komt voort uit de individuele doelen, zoals ook Mises (1996) benadrukt.

Uit de inzichten van Bourdieu (1986) en Baumann (2005) volgt dat het sociaal (en cultureel) kapitaal eventueel de individualiserende werking in de huidige flexibiliserende arbeidsmarkt (Bauman, 2005) kan tegenwerken. Immers, het sociale kapitaal kan het mogelijk maken om een baan te verkrijgen (Granovetter, 1995) en behoeften van maatschappelijke positionering te bevorderen (Bourdieu, 1986). Daarnaast kan het verkrijgen van een baan, waar het sociale kapitaal dus een rol in speelt, mogelijk een positieve invloed hebben op het voldoen aan de behoeften in elke hiërarchische stap binnen de Piramide van Maslow (1954), waarmee zelfontplooiing wordt gestimuleerd en mogelijk de mogelijkheid tot lange termijn denken (Mullainathan & Shafir, 2013) kan worden behouden.

In andere woorden, middels een baan kan het individu haar eigen belangen dienen. Hiermee is het mogelijk dat het individu zich beperkt op schaarste hoeft te richten en de mogelijkheid tot het oplossen van problemen op de lange termijn behouden blijft. Om aan een baan te geraken,

(15)

15

kan het sociale kapitaal een goed middel zijn. Immers, hoe breder het sociale netwerk, hoe meer het individu dit kan inzetten om een baan te verkrijgen.

Hierna zal dieper in worden gegaan op de verschillende individuele behoeften zelf. Waar tot nu toe vooral de verscheidenheid aan doelstellingen (Mises, 1996) en de verscheidenheid van aspecten waarop het individu schaarste kan ervaren (Mullainathan & Shafir, 2013) is

benadrukt, zal in het vervolg dieper worden ingegaan op specifieke individuele behoeften die mogelijk een belangrijke rol spelen op de arbeidsmarkt. Het is immers de huidige

arbeidsmarkt die zowel het negatieve aspect onzekerheid omvat, als het speelveld vormt waar individuen gericht handelen om aan bepaalde behoeften te voldoen

2.5 Individuele behoeften

Uit bovenstaande is nog niet duidelijk welke behoeften het individu nastreeft binnen een bepaalde arbeidspositie. Hierover verschaft Nauta (2011) inzichten. Uit haar onderzoek naar individuele behoeften, op micro- niveau, volgt dat het individu de behoefte heeft om de vaardigheden te beheersen waarmee een vak kan worden uitgevoerd, zelfstandigheid nastreeft in de uitvoering van taken en een levensdoel wil nastreven. Met dit laatste doel kan een terugkoppeling gemaakt worden naar de huidige ontbering van mogelijkheden om te denken aan de lange termijn (Mullainathan & Shafir, 2013). Waar Mullainathan en Shafir (2013) een onvermogen tot lange termijn denken zien als gevolg van schaarste, stelt Nauta (2011) dat het individu dus wel de behoefte heeft om een lange termijn doel na te streven.

Uit de inzichten van zowel Mises (1996) als Maslow (1954) is echter eerder al gebleken dat het individu ook kan handelen op basis van de behoefte aan werkzekerheid of een doelstelling kan hebben die gericht is op economische factoren. Ook het element inkomen moet, mijns inzien, daarom betrokken worden bij de mogelijke behoeften van et individu.

Bovenstaande koppeling van de inzichten van Nauta (2011) en Mullainathan en Shafir (2013) laten andermaal zien dat bij het tegengaan van de nadelige gevolgen van een flexibiliserende arbeidsmarkt (CBS, 2016), de verscheidenheid aan individuele behoeften van belang is. Immers blijkt dat elk individu andere behoeften kan hebben (Nauta, 2011) en een andere maatschappelijke positionering kan nastreven (Bourdieu, 1986). Zonder hier op in te spelen ontstaan onzekerheid en individualisering (Bauman, 2006), neemt schaarste toe met een onvermogen tot lange termijn denken tot gevolg (Mullainathan & Shafir, 2013) en neemt de

(16)

16

mogelijkheid tot het inzetten van het sociale netwerk om bijvoorbeeld een baan te verkrijgen af (Granovetter, 1995).

Als aanvulling op bovenstaand inzicht, stelt Covey (2013), vanuit onderzoeken naar

leiderschap en management methoden, dat ‘de complete mens’ ontstaat vanuit de benadering van het individu op basis van vier verschillende dimensies van behoeften. Om zich compleet te kunnen voelen, en zoals Covey (2013) stelt om een effectieve leider of manager te zijn, dient het individu aan op elk van deze vier dimensies het gevoel te hebben te (kunnen) voldoen aan de toebehorende behoeften. Vanuit de dimensie ‘hoofd’ heeft het individu behoefte aan leer- en ontwikkelingsmogelijkheden, elk individu heeft eigen dromen en plannen. De dimensie ‘hart’ staat voor passie en sociale relaties, welke zich uiten in de behoefte aan wederzijds respect. Daarnaast bestaat de dimensie ‘lichaam’ ofwel fysiek, de behoefte aan beloning en veiligheid. De vierde dimensie is de ‘ziel’, ofwel zingeving. Het individu wil een zinvolle bijdrage leveren waar het achter staat.

Belangrijk is ook hierbij dat de toepassing van bovenstaande elementen onder andere afhankelijk zijn van de individuele doelen die een werknemer heeft. Zo heeft niet elke werknemer behoefte aan dezelfde hoeveelheid verantwoordelijkheid. Hiermee kan er een kanttekening worden geplaatst bij de universaliteit van behoeften, zoals gesteld door Maslow (1954), elke werknemer kan immers verschillende behoeften nastreven. Wel is vanuit de inzichten van Covey (2013) duidelijk dat het individu behoefte heeft aan beloning voor de geleverde inzet. Hiermee speelt de factor financiële/ economische beloning wel degelijk een rol in de bevrediging van behoeften, zoals gesteld door Maslow (1954). Er spelen echter ook andere elementen een rol.

Daaropvolgend kan gesteld worden dat om arbeidscontracten op een duurzame manier te laten plaatsvinden (zowel langdurige flexibele contracten als vaste contracten) en zo de genoemde nadelige gevolgen van een flexibiliserende arbeidsmarkt tegen te gaan, niet enkel universele benadering op macro- niveau dient te worden aangehouden. Behoeften en doelstellingen zijn individueel en kunnen sterk uiteenlopen, zowel op sociaal, psychologisch- als economisch vlak en het belang hier aan te kunnen voldoen is erg groot. Het is dan ook vanuit deze

vaststelling, dat in het volgende hoofdstuk een omvattender, integrale benadering zal worden aangekaart, welke bovenstaande inzichten zal combineren.

(17)

17 2.6 Een integrale benadering

In dit onderdeel zal zowel de integrale benadering binnen dit onderzoek aan bod komen, alsmede de relevantie hiervan. Dit, omdat vanuit de integrale benadering de relevantie ontstaat, de onderdelen zijn sterk aan elkaar verbonden. Uit de benaderingen van de verschillende contractvormen, zoals in de inleiding besproken, volgt dat het individu in de praktijk verschillende behoeften kan nastreven middels het arbeidscontract. Immers, de contractvorm kenmerkt zich, onder andere, door de nadruk op het voorzien in verschillende behoeften. Zoals in bovenstaande theorieën benadrukt, heeft ook het individu haar eigen behoeften en doelstellingen, wat er in resulteert dat het individu mogelijk een bepaalde contractvorm nastreeft om aan deze behoeften en doelstellingen te voldoen. Hiermee gebruikt het individu het arbeidscontract als middel om de individuele doelstellingen te bereiken (Mises, 1996).

De onzekerheid binnen een flexibiliserende arbeidsmarkt (Bauman, 2006) lijkt middels het verkrijgen van een baan te kunnen worden tegengegaan, een baan die kan worden verkregen middels het sociale kapitaal (Granovetter, 1995). Daarnaast volgt uit het feit dat de

arbeidsmarkt en de arbeidsverhoudingen aan het veranderen zijn (CBS, 2016), tezamen met de constatering dat armoede en schaarste (Mullainathan & Shafir, 2013) niet enkel uit financiële beperkingen bestaat, de mogelijkheid om op een vernieuwde wijze naar het individu en haar professionele omgeving te kijken.

Uit bovenstaande theoretische uiteenzetting blijkt echter dat de problematiek op de arbeidsmarkt zowel economische, sociale- als psychologische aspecten omvat. Om de

problematiek te benaderen lijkt daarmee een allesomvattende benadering van de arbeidsmarkt en het individuele gedrag ten aanzien van contractvormen op zijn plaats. Het belang hiervan blijkt bijvoorbeeld vanuit de theorie van Maslow (1954), waarin het individu een

verscheidenheid aan behoeften heeft, welke hiërarchisch verdeeld zijn. Indien het individu lager geplaatste behoeften niet kan bevredigen, zal het niet over kunnen gaan tot

zelfontplooiing.

Daarnaast blijkt uit zowel de psychologische inzichten van Mullainathan en Shafir (2013) als de sociologische inzichten van Bauman (2005) dat het individu in een situatie van schaarste en onzekerheid het vermogen tot lange termijn denken verliest, wat een individualiserende werking heeft.

(18)

18

De vaststelling van een flexibiliserende arbeidsmarkt (CBS, 2016) en de negatieve aspecten hiervan, tezamen met de neerwaartse spiraal van individuele mogelijkheden die hier het gevolg van is, benadrukt de maatschappelijke relevantie van zowel het onderwerp als dit onderzoek.

De wetenschappelijke relevantie volgt uit de interdisciplinariteit die gebruikt is in

bovenstaande theoretische benadering van de situatie. Het zijn niet de losse theorieën zelf waar interdisciplinariteit uit volgt, maar het gecombineerde gebruik ervan aangaande de flexibiliserende arbeidsmarkt en het gedrag van het individu hierbinnen. Het beeld dat hiermee ontstaat van de situatie volgt uit zowel sociale, psychologische- als economische invloeden en inzichten en het gebruik van zowel inzichten op macro- niveau als micro- niveau. Om dit te benadrukken, zal in dit onderzoek een integraal concept aangedragen en onderzocht worden, ‘basisvoldoening’.

Met de term ‘integraal’ wordt bedoeld dat zowel de besproken economische, sociale- als psychologische behoeften een rol spelen in de benadering van de besproken problematiek die voortkomt uit een flexibiliserende arbeidsmarkt. Uit het theoretisch kader is voortgekomen dat vanuit deze disciplines wel inzichten voortkomen die van toepassing zijn op deze problematiek, er is echter nog geen overkoepelend concept dat het belang van, en de relatie tussen, deze factoren benoemt. Dit is wel van belang, zoals gebleken uit de benadrukte theoretische relatie tussen de arbeidsmarkt en het individu.

Om de individualiteit van behoeften in dit onderzoek te betrekken, iets dat vanuit de theorieën van belang lijkt, zal het concept basisvoldoening op micro- niveau onderzocht worden. Door gebruik te maken van dit analyseniveau, ontstaat de mogelijkheid om een bottom- up

gedachtegang aan te houden in de benadering van de huidige problematiek omtrent de flexibiliserende arbeidsmarkt.

De term basisvoldoening is voortgekomen uit een combinatie van de besproken theorieën omtrent individuele behoeften. Het idee hierbij is geweest dat het individu een individueel van belang gestelde set van behoeften moet kunnen bevredigen om een basis van voldoening te kunnen vormen. Van hieruit zal het individu zich verder kunnen ontwikkelen, in de zelf gestelde richting. Hiermee omvat het begrip de individualiteit van behoeften en doelstellingen die blijkt uit de theorie. Daarnaast benadrukt het concept op deze manier het gewenste micro- niveau. Verder is het concept integraal, omdat deze term een benaming is voor de eerder besproken relatie tussen de genoemde concepten individuele behoeften, onzekerheid en

(19)

19

schaarste, welke vanuit de theorie elk een onderdeel dienen te zijn van het discours omtrent een flexibiliserende arbeidsmarkt.

(20)

20 3. Probleemstelling

3.1 Doelstelling en relevantie

In dit onderzoek wordt de kwestie van een flexibiliserende Nederlandse arbeidsmarkt onderzocht (CPB, 2016). Deze arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door onder andere kortstondige arbeidsovereenkomsten, toenemende onzekerheid en individualisering. Zo is de kans op werkloosheid, armoede en een achterstand in bijscholing tijdens de

werkuitvoering groter onder mensen met een flexibel contract dan onder mensen met een vast contract. De kans op werkloosheid en armoede onder deze groep is drie keer zo groot en deze groep ontvangt vijftien procent minder bijscholing. (CBS, 2016)

Bovenstaande vaststellingen kunnen mogelijk resulteren in schaarste, met een verlies in vermogen tot lange termijn denken tot gevolg (Mullainathan & Shafir, 2013). Daarnaast kan het vermogen tot lange termijn denken aangetast worden door de toenemende onzekerheid, waarmee het sociale kapitaal kan worden aangetast (Bauman, 2005). Dit terwijl het sociale kapitaal het individu juist mogelijkheden kan bieden te ontsnappen aan een ongewenste situatie, bijvoorbeeld door te helpen in het verkrijgen van een baan (Granovetter, 95) of het verkrijgen van een gewenste maatschappelijke positie (Bourdieu, 1986). Daarmee is de kwestie van de flexibiliserende arbeidsmarkt maatschappelijk relevant.

Zowel de oorzaken als de gevolgen van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt omvatten verschillende disciplines, zoals economie, sociologie en psychologie. Vanuit elk van deze verschillende disciplines zijn dan ook theorieën te vinden die raakvlakken hebben met het onderwerp. Echter, dit gebeurt tot op heden voornamelijk vanuit een top-down benadering op macro- niveau (Kremer et al., 2017). De mogelijkheden om in te spelen op de veranderende Nederlandse arbeidsmarkt zijn vooral gericht op hetgeen overheden en vakbonden kunnen doen om verdere flexibilisering tegen te gaan.

Dit terwijl er wel degelijk inzichten zijn in de toenemende flexibiliteit, voortkomend uit de behoeften van de aanbodkant op de arbeidsmarkt, de arbeiders zelf. Zo neemt (bijvoorbeeld) de behoefte om zorg te kunnen uitoefenen, naast een betaalde baan, toe (Kremer et al., 2017). Hiermee is het mogelijk dat een bottom- up benadering van de besproken huidige

arbeidsmarkt beter inspeelt op de individuele behoeften. De verscheidenheid en individualiteit van behoeften dient hierin voorop te staan. Zo speelt de drang naar de mogelijkheid tot

(21)

21

streeft het individu binnen de arbeidsmarkt als geheel individuele doelstellingen na (Mises, 1996), iets dat ingaat tegen een universele aanpak op macro- niveau. Indien individuen niet de eigen, specifieke, behoeften kunnen bevredigen middels de arbeidsmarkt, kunnen schaarste en onzekerheid optreden.

De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek volgt dan ook uit de eerder besproken integrale benadering op micro- niveau, hierin middels het concept ‘basisvoldoening’. Deze benadering biedt mogelijk wel ruimte voor nadruk op de individualiteit en verscheidenheid aan behoeften, iets dat tot op heden ontbreekt.

3.2 Vraagstelling

De hoofdvraag die in dit onderzoek getracht zal worden te beantwoorden is; Wat is de relatie tussen basisvoldoening en het hebben van een flexibel of vast contract? Hierbij zal worden uitgegaan van het perspectief van de werknemer (of zelfstandige). Om tot een conclusie te komen zal stapsgewijs een aantal deelvragen worden beantwoord, welke elk een onderdeel van het concept ‘basisvoldoening’ bevatten. Zoals eerder besproken, blijkt vanuit de theorie dat zowel de ‘individuele behoeften’, ‘schaarste’, ‘economische druk’, ‘het sociale netwerk’ als ‘onzekerheid’ tot elkaar in relatie te staan, alsmede een rol spelen in het concept

‘basisvoldoening’.

Om deze relatie te onderzoeken, zal in dit onderzoek stapsgewijs elk van onderstaande vragen beantwoord worden. Middels de antwoorden op deze vragen, zal de relatie tussen het concept basisvoldoening en de verschillende contractvormen mogelijk worden. Daarnaast zal het belang van elk van de geïntegreerde factoren binnen de basisvoldoening duidelijk worden. Mogelijk ontstaat hierdoor de mogelijkheid om de problemen van een flexibiliserende arbeidsmarkt te bestrijden, op een wijze die er voor zorgt dat een zo groot mogelijke groep individuen voldoening vind in haar professionele carrière.

Om hiertoe te kunnen komen zullen de volgende deelvragen aan bod komen; -Wat is de rol van individuele behoeften binnen de basisvoldoening?

-Wat is de rol van schaarste binnen de basisvoldoening? -Wat is de rol van onzekerheid binnen de basisvoldoening?

(22)

22

-Wat is de rol van het sociale netwerk binnen basisvoldoening? -Wat is de rol van economische druk binnen basisvoldoening?

De reden dat middels de beantwoording van deze deelvragen mogelijk een antwoord ontstaat op de hoofdvraag, volgt uit de eerder besproken inzichten. Zo hebben elk van de concepten, individuele behoeften, schaarste, onzekerheid, het sociale netwerk en economische zekerheid vanuit de theorie invloed op elkaar. Het niet kunnen voldoen aan de eigen behoeften, kan een individueel gevoel van schaarste tot gevolg hebben (Mullainathan & Shafir, 2013).

Anderzijds kan een gevoel van schaarste invloed hebben op het vermogen om de eigen behoeften op lange termijn te bevredigen. Schaarste en een onvermogen om de eigen

behoeften te bevredigen, kunnen onzekerheid tot gevolg hebben. Daarnaast is er mogelijk een verband tussen de mate waarin het individu beschikt over een sociaal netwerk en de

mogelijkheden om te ontkomen aan een ongewenste situatie. Deze ongewenste situatie komt naast het, al dan niet, kunnen voldoen aan de eigen behoeften mogelijk voort uit een situatie van economische druk vanuit het economische stelsel dat het sociale stelsel voortbrengt (Mises, 1996).

Daarmee lijkt, vanuit de theorie, basisvoldoening voort te komen uit de genoemde elementen. Door binnen de vraagstelling deze elementen apart te belichten, kan een duidelijk beeld ontstaan van de opbouw van het concept basisvoldoening, alsmede de rol op het individuele gedrag op de arbeidsmarkt.

(23)

23 4. Methode

4.1 Strategie

Om inzicht te krijgen in de relatie tussen de basisvoldoening en het kiezen voor een flexibel of vast contract, zal een kwalitatieve strategie gebruikt worden. Doordat het concept

basisvoldoening bestaat uit individuele behoeften, schaarste, onzekerheid, het sociale netwerk en economische zekerheid, speelt de achterliggende gedachtegang en perceptie van de

respondent een belangrijke rol, welke mogelijk niet enkel middels kwantitatief onderzoek vast te stellen zou zijn. Elk individu kan immers mogelijk een specifieke manier hebben om deze gedachtegang merkbaar te maken.

Deze strategie biedt ruimte tot interpretatie van de sociale wereld van de respondenten, een aspect dat erg van belang is in dit onderzoek. Middels deze ruimte tot interpretatie ontstaat immers de mogelijkheid om de rol en betekenis van de verschillende aspecten van individuele behoeften te achterhalen. De resultaten zullen hierin volgen uit de (constructivistische)

interactie met respondenten.

In dit onderzoek wordt daarmee uitgegaan van een constructivistisch wereldbeeld en ontologie. De nadruk ligt aan de betekenis die de respondenten geven aan de bevraagde aspecten. Schaarste bijvoorbeeld, bestaat enkel door de perceptie van het individu, zonder een specifieke perceptie bestaat schaarste niet.

Om dit te kunnen achterhalen, moet dus worden uitgegaan van een interpretivistische epistemologie, opgedane kennis komt voort uit de interpretatie van de data. Dit biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld het belang van de specifiek bevraagde individuele behoeften te achterhalen. Van hieruit zal, middels het beantwoorden van de deelvragen, een beeld ontstaan van de opbouw van het concept basisvoldoening. Dit kan vervolgens gekoppeld worden aan de verschillende soorten arbeidscontracten, waarmee een link met de arbeidsmarkt ontstaat. Zonder perceptie en interpretatie is deze link niet duidelijk, alsmede het belang van elk van de onderdelen.

(24)

24 4.2 Design

Middels een case study design zal een specifieke groep onderzocht worden, namelijk individuen die actief zijn in de bouw. De generaliseerbaarheid van dit onderzoek neemt daarmee af, echter de waarde van de resultaten met betrekking tot het theoretisch kader niet. Zo gaat het er hierin om te achterhalen wat de relatie is tussen individuele behoeften en het aangaan van een flexibel of vast contract.

Indien er een specifieke relatie is, dan wordt het eventueel mogelijk een nieuwe theorie te doen ontstaan die de benadering middels het concept ‘basisvoldoening’ steunt. Dit zou, ongeacht de beperkte generaliseerbaarheid, een flinke stap kunnen betekenen in

vervolgonderzoeken naar behoeften vanuit het individu. 4.3 Methoden

In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van semi- gestructureerde interviews. Dit om zowel openheid van gesprek te houden als om enkele onderwerpen en dimensies van concepten te ondervragen die voortkomen uit de literatuur.

Op deze manier kunnen de literaire concepten worden bevraagd en hun belang ingeschat. Deze belangen komen echter volledig voort uit de antwoorden van de respondent, het is daarom belangrijk de respondent zoveel mogelijk ruimte te geven zich te uiten. Het is bij de analyse van de data van belang om te categoriseren aan de hand van indicatoren. De

combinatie van de openheid van de interviews en de onderliggende structuur, laat echter wel de ruimte om eventueel onderliggende processen te bemerken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan schaamte om werkloos te zijn of de, in het theoretisch kader besproken, verzachtende rol die sociaal kapitaal kan bieden in het tegengaan van individualisering en onzekerheid. Hiermee zijn de concepten in het onderzoek wel onderhevig aan een referentiekader, maar staan deze niet geheel vast. Ook dit geeft ruimte om interpretatie toe te laten van de respondenten.

(25)

25 4.4 Doelgroep en setting

De doelgroep is zojuist al gedeeltelijk aan bod gekomen, het zal gaan om zowel werknemers als zelfstandigen die actief zijn in de bouw. Dit, omdat deze sector een explosieve groei is aan het doormaken sinds het afnemen van de effecten van de economische crisis. De sterk

toegenomen vraag naar arbeiders, resulterend in een groot tekort aan arbeiders, lijkt de mogelijkheden en daarmee keuzevrijheid te vergroten van het individu om haar behoeften na te streven aan de hand van het gewenste soort werkvorm. Een hoge mate van werkdruk kan invloed hebben op de perceptie van schaarste, bijvoorbeeld een tekort aan tijd om het werk goed uit te voeren. Van hieruit kan dus gesteld worden dat in dit onderzoek wordt uitgegaan van ‘purposive sampling’ (Bryman 2008), de respondenten zijn gekozen op basis van het voldoen aan bepaalde kenmerken waarmee ze vanuit de onderzoeksvragen in aanmerking komen.

Zoals eerder besproken, is het mogelijk dat aan de hand van verzamelde data en inzichten ook tijdens het onderzoek specifieke respondenten gewenst zijn voor het vervolg van het

onderzoek. Indien bijvoorbeeld blijkt dat gevoelens van schaamte voor het niet hebben van een vaste baan onder de respondenten een belangrijke rol spelen, zal hier mogelijk op worden ingespeeld bij het verkrijgen van volgende respondenten. Dit duidt op ‘theoretical sampling’ (Bryman 2008).

Daarnaast zal ook ‘snowball sampling’ (Bryman 2008) worden toegepast. Het is zeer waarschijnlijk dat respondenten in contact staan met andere individuen in dezelfde

beroepscategorie. Mogelijk komen uit dit contact nieuwe respondenten naar voren. Zo is het goed mogelijk dat aannemers, uitvoerder en onder uitvoerders veel met elkaar in contact staan, veelal huren ze elkaar in voor projecten, bekenden aandragen om deel te nemen. Dat hierbij uit zal worden gegaan van individuen die actief zijn binnen de gehele sector, simpel gesteld van metselaars tot timmermannen, is het gevolg van de dagelijkse praktijk. Deze individuen zijn constant met elkaar bezig aan eenzelfde project, overleggen de arbeid gerelateerde mogelijkheden van contractvormen en behoren allen tot de sector die explosief aan het groeien is sinds de recente crisis.

De leeftijd van de respondent is hierbij op voorhand niet van belang, dit onderzoek probeert juist te achterhalen wat de relatie is tussen individuele behoeften en de keuze voor een flexibele baan als invalkracht, wat deze behoeften an sich zijn is onbelangrijk.

(26)

26

De setting zal ergens zijn waar de respondent zich op zijn of haar gemak voelt en hierdoor vrijuit kan antwoorden, zonder zich hierin beperkt te voelen door anderen in de omgeving. Dit is van belang om de daadwerkelijke persoonlijke behoeften te kunnen achterhalen.

4.5 Operationalisering

Zoals eerder besproken, de arbeidsmarkt is aan verandering onderhevig. De mate van

flexibiliteit van arbeidscontracten neemt toe en dit resulteert onder andere in onzekerheid en individualisering. Echter, zo blijkt uit de theoretische uiteenzetting van de situatie, omvat deze veranderende arbeidsmarkt een grote verscheidenheid aan raakvlakken met het individuele leven.

Waar huidig onderzoek zich vooral richt op eenzijdige top- down benaderingen, is in dit onderzoek een veelzijdig en individualistisch uitgangspunt aan de orde. Middels het integrale concept basisvoldoening zal getracht worden dat uitgangspunt te waarborgen.

De veelzijdigheid van dit concept blijkt (theoretisch) uit de verwevenheid van haar

verschillende dimensies. Zoals eerder besproken, vormen de individuele behoeften, schaarste, onzekerheid, het sociale netwerk en economische druk de dimensies. De relatie tussen deze dimensies volgt vanuit de gedachte dat de (negatieve) aanwezigheid van één deze concepten in het leven van het individu, ervoor kan zorgen dat ook de andere dimensies negatief

beïnvloed kunnen worden. Zo kan schaarste een tekort aan vermogen tot lange termijn denken tot gevolg hebben, wat een negatieve invloed kan hebben op de eigen behoeftebevrediging. Het, al dan niet, beschikken over een sociaal netwerk kan het individu helpen te ontkomen aan een ongewenste situatie en daarmee gedrag beïnvloeden. Daarnaast kunnen economische factoren en eventuele economische druk invloed hebben op dit gedrag. Daarmee kan

basisvoldoening enkel onderzocht worden middels onderzoek naar genoemde dimensies, zonder ze allemaal te onderzoeken ontbreekt de cruciale wisselwerking.

Om de verschillende dimensies te kunnen onderzoeken, welke veelal bestaan uit de perceptie van de respondent, zijn verschillende indicatoren gekoppeld aan elk van de dimensies. Dit maakt het mogelijk om de dimensies tijdens de data analyse te onderscheiden. Een overzicht van de dimensies en indicatoren is te zien in Bijlage 1.

De dimensie ‘individuele behoeften’ bestaat uit zorg bieden aan naasten (Kremer et. al. 2009), een gevoel van vrijheid, behoefte aan flexibele werktijden, afwisselende taakomschrijving,

(27)

27

ingekorte werktijden (Ellington, 1998), werkzekerheid, inkomenszekerheid, status (de Wee, 2004), fysiologisch, veiligheid, sociaal contract, mogelijkheid tot zelfontplooiing (Maslow, 1954), het beheersen van vaardigheden om een beroep uit te kunnen oefenen, zelfstandigheid in uitvoering taak, het nastreven van een levensdoel en voldoende verantwoordelijkheid (Nauta, 2011).

De dimensie ‘schaarste’ zal onderzocht worden middels de indicatoren ontevredenheid specifieke tekortkoming, onzekerheid over aanpakken tekortkoming, veranderd gedrag obv perceptie tekortkoming, aandacht gericht op tekortkoming, nalatigheid richting andere facetten leven, snel afgeleid door/richting tekortkoming (Mullainathan & Shafir, 2013). Vervolgens zal de dimensie ‘onzekerheid’ onderzocht worden middels de indicatoren: hebben van een toekomstbeeld, perceptie eigen progressie, lange/ korte termijndoelen nastreven, korte/ lange werkrelaties, vervangbaarheid werkrelaties, druk op voortbestaan relaties. De dimensie ‘sociaal netwerk’ zal onderzocht worden middels de indicatoren: rol sociale netwerk in verkrijgen baan, werk/opdrachten die voorkomen uit sociale netwerk, keuzes maken o.b.v. sociale netwerk en bereiken positie middels netwerk.

De dimensie ‘economische druk’ zal bestaan uit: handelen o.b.v. economische redenen, gevoel van uitbuiting omtrent beloning, gevoel van economische noodzaak en het nastreven van economische doelen.

Er zullen in totaal veertien interviews worden afgenomen, waarmee de mogelijkheid ontstaat tot het bereiken van datasaturatie.

4.6 Verwerking en analyse

De data uit de interviews zal verwerkt worden middels het opnemen van de gespreken, het transcriberen ervan en dit te categoriseren aan de hand van veel voorkomende onderwerpen in de interviews. Dit zal de analyse middels categorieën mogelijk maken, waarmee de rol van elke soort behoefte te bepalen is en een antwoord op de verschillende deelvragen kan volgen. Hierbij is het van belang dat de mate van importantie die de respondent geeft terugkomt in de resultaten. Vervolgens zal aan de hand van deze resultaten een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag, door middel van het koppelen van de data met de specifieke kenmerken van elk van de soort contracten.

(28)

28 4.7 Ethiek

De onderwerpen die naar voren zullen komen in de interviews kunnen gevoelig liggen bij de respondenten. Zo is het mogelijk onprettig voor een respondent om te spreken over de eigen perceptie van schaarste of eigen onzekerheid. Daarnaast is het mogelijk dat een respondent voorafgaand aan de het interview niet eens beseft dat het eigen gedrag voortkomt uit schaarste of specifieke individuele behoeften. Daarmee kan het onderzoek confronterend zijn voor de respondent.

Dit maakt het erg belangrijk om anonimiteit te waarborgen en begrip te tonen indien een respondenten bepaalde onderwerpen of vragen niet wil bespreken. Daarnaast is het goed mogelijk dat respondenten hun ontevredenheid uiten als het gaat om specifieke werkgevers, taken, mogelijkheden en andere betrokken personen. Ook dit zorgt ervoor dat de anonimiteit gewaarborgd moet blijven, wat de bereidheid van respondenten kan vergroten.

(29)

29 5. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoeksproces, aan de hand van de gevoerde interviews, worden uiteengezet. Allereerst zal het onderzoeksproces aan bod komen. Hierin zal een introductie van de respondentengroep worden gegeven, alsmede de

respondentenwerving zelf. Vervolgens zullen eerst de individuele behoeften van de

respondenten aan bod komen. Immers, hiermee ontstaat de mogelijkheid om aan te geven wat het individu eigenlijk wil bereiken in het leven. Deze behoeften zullen de basis vormen van waaruit het individu de eigen arbeidsomstandigheden ervaart en ontvouwt zich de perceptie van het individu betreffende het volgende onderwerp, de individuele ervaring van

tekortkomingen.

Vervolgens zullen financiële aspecten aan bod komen. De respondenten handelen binnen een economisch kader, binnen dit kader tracht het individu aan haar behoeften te voldoen en ontstaan mogelijk gevoelens betreffende tekortkomingen. Dit hoofdstuk zal opgevolgd worden door het onderwerp sociale relaties. Hiermee ontstaat een wisselwerking tussen enerzijds de financiële kaders waarbinnen het individu opereert en anderzijds de

mogelijkheden die de omgang met andere mensen binnen de professionele loopbaan kan bieden. Hier op volgend zal het onderwerp tijdsframe aan bod komen. Hierin zal de perceptie van de eigen kansen aan bod komen.

5.1 Onderzoeksproces

In totaal zijn tijdens dit onderzoek veertien mensen geïnterviewd, zie Bijlage 2, die actief zijn op de werkvloer in de bouw. Met de werkvloer wordt bedoeld, individuen die zich

bezighouden met hoofdzakelijk uitvoerende taken. Echter, door het interviewen van zowel zelfstandigen zonder personeel als mensen in loondienst, houden sommige respondenten zich ook bezig met administratieve taken, naast de hoofdzakelijke uitvoerende taken.

De werving van de respondenten heeft plaatsgevonden middels zowel de benadering van uitvoerders, evenals middels snowballing. Zoals verwacht staan aannemers, zzp’ers en uitvoerders sterk met elkaar in contact, als gevolg van de wederzijdse afhankelijkheid in de verwerking en uitvoering van bouwprojecten. Eenmaal in contact met een respondent, volgen contacten met nieuwe respondenten uit de sociale contacten.

(30)

30

De respondenten kregen zelf de keuze om een tijd en locatie te kiezen voor het interview. Dit zolang het om een stille locatie ging, waar de respondent vrijuit kon spreken. Dit heeft er in geresulteerd dat een aantal interviews bij respondenten thuis heeft plaatsgevonden en een aantal in een afgelegen ruimte op het werk van de respondent zelf. Eén interview heeft plaatsgevonden in de auto, om een rustige omgeving te hebben tijdens de pauze van de respondent.

De duur van de interviews is, mede inherent aan het gebruik van semi- gestructureerde interview methode, afhankelijk van de antwoorden van de respondent. Al werd er uiteraard middels open vraagstellingen en het doorvragen waar nodig, gehoopt op uitgebreide

antwoorden, werden deze in sommige gevallen niet gegeven. Dit is mede het gevolg geweest van een kort introducerend verhaal, voorafgaand aan de interviews. Hierin is duidelijk aangegeven dat, indien een respondent zich onprettig voelde bij bepaalde (vervolg) vragen, hier op geen enkele manier dieper op zou worden ingegaan. Dit is inherent aan de soms diepgaande vragen betreffende bijvoorbeeld de perceptie van tekortkomingen in het privé leven of ervaringen bij een werkgever en bleek in sommige gevallen een voorwaarde voor het interview. Dit heeft er in geresulteerd dat het kortste interview vijfentwintig minuten heeft geduurd en het langste interview veertig minuten. De respondenten blijven anoniem en zijn weergegeven middels cijfers (1 tot en met 14) om de lezer verbanden te kunnen laten leggen. Een overzicht van de respondenten is te vinden in Bijlage 5.

In totaal hebben er dus veertien interviews plaatsgevonden, onder de respondenten werken zeven mensen in loondienst, voor een werkgever en zijn zeven zzp’ers. Opvallend is hierbij dat alle zzp’ers in een eerdere fase van de loopbaan voor een werkgever hebben gewerkt en geen enkele respondent in loondienst in een eerdere fase een eigen bedrijf heeft gehad. Van de groep zzp’ers geeft niemand aan momenteel voor een werkgever te willen werken, terwijl de mensen in loondienst bijna uitsluitend aangeven niet een eigen bedrijf te willen beginnen. Tijdens het afnemen van de interviews zijn een aantal nieuwe aspecten gebleken die van invloed zijn op de keuzes die de respondenten hebben gemaakt tijdens de loopbaan. Zo spelen leeftijd, de wetgeving omtrent het aannemen en ontslaan van personeel en de hoge mate fysieke belasting van mensen die actief zijn in de bouw een rol in de (gewenste) professionele richting en daarmee keuzes die de respondent maakt. Om dit, net als de overige betrokken variabelen, overzichtelijk te houden, zullen de resultaten volgen in de volgorde van de

(31)

31

deelvragen. Hiermee ontstaat tevens de mogelijkheid om de wisselwerking tussen de verschillende concepten te duiden.

Uit deze wisselwerking is voortgekomen dat het kiezen voor een specifieke contractvorm, een vast contract of een flexibel contract, inderdaad voorkomt uit de samenhang van de gestelde dimensies (zie Bijlage 1) en dat deze losstaand geen goede weergave zijn van het handelen van respondenten. De dimensies individuele behoeften, economische druk en sociale relaties bleken echter de grootste rol te hebben binnen het concept basisvoldoening. In de bijlagen is zowel een gecodeerd interview weergegeven (Bijlage 3) als de verschillende codes (Bijlage 4).

5.2 Behoeften

In dit onderdeel zullen de individuele behoeften van de respondent aan bod komen. Belangrijk is hierbij dat het niet enkel gaat om loopbaan gerelateerde behoeften, maar ook om behoeften in de privé sfeer.

Wat als eerste opvalt bij de analyse van de resultaten, is dat qua behoeften het hebben van tijd om een hobby uit te voeren sterk terugkeert. Mogelijk opvallender is het dat bij het vragen wat dan die hobby’s zijn, elf keer het uitvoeren van de huidige werktaken, maar dan zonder de werkdruk, genoemd wordt.

‘Timmeren vind ik eigenlijk gewoon het mooiste vak wat er is. Ik heb het met alle plezier gedaan. En ik doe het nog met alle plezier. Want ik val ook overal in voor reparatie van houtwerk, dat de schilder rottigheid van het kozijn komt en dan word ik daar voor opgeroepen

en dan ga ik daar met alle plezier naartoe’ (Respondent 9, sinds kort gepensioneerd) De volgende individuele behoefte die zes respondenten noemden is de zorg voor naasten. Wel is dit aspect afhankelijk van de leeftijd van de respondent. Indien respondenten zelf al wat ouder waren, ongeveer vijftig jaar of ouder, dan blijkt deze behoefte wat af te nemen. Kinderen zijn dan vaak al wat ouder en kunnen in hun eigen onderhoud voorzien. Voor de wat jongere respondenten, welke aangaven de zorg voor naasten als behoefte te zien, gaat de strekking van het volgende citaat veelal op;

‘Ik ben niet zo een workaholic dat ik een bepaalde functie wil bereiken, het is ook in mijn schoenen geschoven. Ik ben onder aan de ladder begonnen al schilder. Ik schijn nogal

(32)

32

makkelijk te kunnen babbelen en nogal goed in mijn sociale contacten te zijn, en heeft men gevraagd om dit te gaan. Ik ben hier wel tevreden mee. Ik ben niet een jongen die hogere posities wil komen, mijn moto is eigenlijk ik houd van het leven, ik houd van mijn gezin. Als

die het goed hebben, dan vind ik het prima. Daar moet je ook tijd voor houden.’ (respondent 5, in loondienst als schilder.)

Dat het hierbij om een levensfase gaat met een jong gezin en dat dit invloed heeft op de situatie, volgt uit de eerstvolgende zin van dezelfde respondent;

‘Dat is hetgeen waar ik het voor doe. Als die het naar hun zin hebben, dan heb ik het ook naar mijn zin. Nogmaals als ze de deur uit zijn die twee kids, dan wordt het allemaal anders. Dan ben ik samen met mijn vrouw en dan kan ik misschien meer tijd in mezelf steken. Een bedrijfje

op mezelf. En dan ga ik misschien wel helemaal 100% voor mezelf.’ (Respondent 5, in loondienst als schilder)

Uit bovenstaande quote volgt duidelijk dat de gezinssituatie en de behoefte zorg te dragen aan het eigen gezin, de oorzaak is dat de respondent niet overgegaan is tot het opstarten van een eigen bedrijf.

Een volgende terugkerende behoefte, is de behoefte aan (zelf)respect, het waardering hebben voor de zelf volbrachte taken, alsmede die waardering te voelen van de omgeving.

‘Dus ik wil zelf de keuze hebben van ik werk 7 dagen in de week maar voor hetzelfde geld twee weken niet. Die twee weken niet, dat gebeurt niet. Dus ik ben uiteindelijk altijd wel in de

weer. Ik vind het wel heel prettig dat ik het kan waarmaken’. (Respondent 12, zzp’er) Onderliggende aspecten van arbeid gerelateerde behoeften die van invloed bleken tijdens de keuze om een van loondienst over te stappen naar het opstarten van een eigen bedrijf waren voornamelijk de perceptie van de eigen vaardigheden. Dit duidt op de behoefte aan

mogelijkheden tot zelfontplooiing en de behoefte aan leer- en ontwikkelingsmogelijkheden. Alle respondenten met een eigen bedrijf, zeven respondenten, gaven een vergelijkbaar beeld.

‘Daarvoor was ik gewoon bij een baas aan het werken. Maar dat was het ook niet echt, want ik kon veel meer dan voor een baas te gaan werken.’ (Respondent 1, zzp’er)

Uit bovenstaande volgen een aantal vaststellingen. Zo zijn de behoeften van de respondenten inderdaad divers. Niet elke respondent ziet de zorg voor een gezin of naasten als primaire behoefte, terwijl andere respondenten dit wel voorop stellen. Die diversiteit is een belangrijke

(33)

33

vaststelling, immers blijkt dat respondenten hier hun baan gerelateerde keuzes op kunnen baseren. Dit laatste is een volgende belangrijke vaststelling omtrent de individuele behoeften. Zo blijkt uit de data dat in totaal negen respondenten de keuze voor een specifieke

contractvorm hebben laten afhangen van de bevraagde individuele behoeften. Een zeer sterke relatie dus tussen individuele behoeften en de contractvorm. Het grootste deel hiervan, vijf respondenten, handelde op basis van de behoefte aan het kunnen inzetten en ontwikkelen van alle vaardigheden. Dit waren de respondenten die besloten een eigen bedrijf te beginnen 5.3 Tekortkomingen

In dit onderdeel zullen de aspecten aan bod komen waarover de respondent voelt dat er een tekortkoming is. Zoals eerder besproken is het moeilijk gebleken om sommige respondenten aan te sturen tot het benoemen van elementen waarover een tekortkoming wordt gevoeld in de privé sfeer.

Het meest opvallende dat respondenten bijna unaniem aangaven, twaalf respondenten in totaal, dat de persoonlijke ervaring met werken in de bouw tegenwoordig negatiever wordt. Al zijn dit geen gevoelens van individuele tekortkomingen, komen wel veel van deze gevoelens voort uit het volgende;

‘Zo een vetpot is het niet de bouw. En alle leuke dingen hebben ze ervan afgehaald. Leuke vakantiebonnen worden niet meer gegeven. Je staat in weer en wind. ’s Winters is het niet leuk als je handen zo staan van de koude. Maar nu is het ook niet leuk. Je bent helemaal

verknetterd. Dat zijn allemaal factoren die wel meespelen allemaal. Daardoor komt er niemand meer de bouw in.’ (Respondent 4)

Dit heeft volgens alle respondenten die een vergelijkbaar negatief gevoel hebben over de ontwikkelingen in de bouw tot gevolg dat er tegenwoordig een tekort aan vakmensen is, wat de samenwerking onprettig maakt. Daarnaast heeft deze negatieve ontwikkeling invloed op andere factoren, bijvoorbeeld de individuele behoeften.

‘Je hebt ups en downs in je werk. Niet altijd is je werk even leuk. Dat kan als je voor jezelf werkt zelf bepalen, maar ook dan kom je moeilijke tijden tegen. Bedrijfsmatig kan er ook een

sfeer ontstaan op een kantoor waar je met z’n allen zit, waar een paar dingen fout gaan, en waar er heel veel faalkosten naar voren komen, dan wordt de sfeer daar door wat beïnvloedt.

Dus iedereen moet er dan weer zijn schouders onderzetten en dat heeft dan wel invloed op mijn gezin. En op je humeur.’ (Respondent 5, loondienst)

(34)

34

Bovenstaande citaat toont verder een belangrijk onderdeel van dit onderzoek aan, namelijk de invloed die verschillende dimensies van het begrip basisvoldoening op elkaar hebben. Zo ervaart Respondent 5 negativiteit op het werk, wat invloed heeft op de thuissituatie. Het gaat hierbij om dezelfde respondent die eerder aangaf zijn keuze voor een specifieke contractvorm af te laten hangen van zijn behoefte te zorgen voor zijn gezin. Daarnaast stelt hij dat het hebben van een eigen bedrijf (voor jezelf werken) mogelijk (gedeeltelijk) uitkomst biedt. Een volgende samenhang van individuele behoeften en de perceptie van tekortkomingen, volgt andermaal uit de drang om voor een gezin te zorgen, resulterend in een tekort aan tijd om het werk uit te voeren. Wel blijkt hieruit welke keuze de respondent maakt, namelijk het voorop stellen van de behoefte aan het bieden van zorg voor het gezin. Daarmee zijn de individuele behoeften, hierin aan zorg, belangrijker voor de respondent dan een gevoel van schaarste.

‘Vrijetijd misschien. Kinderen, het besef dat ze nu wel in hun jonge jaren, ik hoor mijn ouders of sommige klanten ook wel eens zeggen van als ze eenmaal naar de middelbare school gaan

dan ben je ze kwijt. Nu zijn ze 6 en 8 en willen ze nog knuffelen, stoeien en een kus geven. Straks willen ze dat niet meer. Snap ik. Dan kan ik wel eens zeggen – maar dan spreek ik mezelf ook weer tegen – ze belemmeren me ook af en toe door mijn werk niet altijd te kunnen

doen zoals ik zou willen. Het is mooi weer. Ze zitten bij de oppas. Ik wil ze eigenlijk gelijk weghalen. Dat ga ik dan ook doen, ik ga ze daar weghalen omdat ik hen wel die aandacht wil

geven nu ze nog jong zijn. Maar dan moet ik echt wel een drempel over.’ (Respondent 8, zzp’er)

Gevoelens van schaarste spelen hiermee wel degelijk een rol in de werkuitvoering en de keuze voor een contractvorm. Daarnaast hebben deze gevoelens invloed op de behoeften van de respondenten. Echter, zo blijkt, spelen de individuele behoeften een belangrijkere rol in het uiteindelijke gedrag. Daarnaast worden tekortkomingen veelal als logisch gezien, een

onderdeel van het leven en mogelijk slechts tijdelijk. Daarentegen is het belang van de perceptie van schaarste in de uiteindelijke contractvorm niet te verwaarlozen. Indien Respondent 5 niet genoeg voor het gezin kan zorgen door een gebrek aan tijd, dan zal deze respondent hier zijn werkuitvoering op aanpassen. Individuele behoeften en gevoelens van schaarste staan simpelweg in zeer sterk verband met elkaar.

(35)

35 5.5 Relaties

In dit onderdeel zal het aspect van sociale relaties aan de orde komen. Hierbij is respondenten gevraagd naar het belang dat ze hechten aan sociale relaties tijdens de uitvoering van hun werk evenals het belang van deze relaties in het aan (durven) gaan van specifieke

contractvormen.

Uit de interviews is gebleken dat de respondenten veel waarde hechten aan de beschikking over een sociaal netwerk. Zo kwam op, één na, elke respondent voor het eerst te werken in de bouwsector middels sociale contacten.

‘Ja. Toen ik jong was, had ik van mijn vader zelf opdrachtjes gekregen en toen mocht ik niet op straat slenteren. Ik deed veel aan voetbal en vissen. Toen zei mijn vader ga jij even lekker vakantiewerk doen, ik heb een baantje voor je bij een schildersbedrijf en zo ben ik dat vak ingerold. Ik heb een hele administratieve opleiding gehad, en uiteindelijk heb ik gewoon voor het schildersvak gekozen want dat deed ik al vanaf mijn 13de in de vakanties’. (Respondent 5) Daarnaast is het sociale netwerk van groot belang in het verkrijgen van opdrachten voor de zzp’ers. Van de zeven respondenten met een eigen bedrijf, maakt niemand actief gebruik van reclame (behalve kleding en de bestickering van een auto) om zichzelf kenbaar te maken en verkrijgen al hun projecten middels dit sociale netwerk.

‘Sociale contacten zijn zeker belangrijk voor mijn werk. Ik kan daarmee klanten lokken op die manier. Hoe meer ik met mensen praat, hoe meer werk ik kan binnenhalen.’ (Respondent 1)

Een volgende respondent zegt hier iets vergelijkbaars over:

‘Het is wel belangrijk op dat gebied, een sociaal netwerk. Om gewoon aan klussen te komen. Mensen zien jouw werk bij iemand anders staan en die zien dat en die willen dat dan ook hebben. Of iets anders, maar in ieder geval, meestal is het mond op mond reclame. Ik denk

dat dat ook wel een grote rol speelt.’ (Respondent 10, loondienst)

Daarnaast is binnen de bouw het vertrouwen dat voortkomt uit de sociale relaties van groot belang is de uitvoering van het werk.

‘Ja, ik vind het belangrijk dat de mensen waar ik mee werk, dus de onderaannemers, vind ik heel belangrijk. Het is namelijk zo dat als ik al jaren met een onderaannemer werk dan heb ik

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De aanbevelingen die gemaakt zijn ten einde de effectiviteit van het organiseren van het cluster Buis te vergroten dragen er toe bij dat het cluster faciliterender wordt waardoor

Op deze wijze komt inzichtelijk naar voren hoe Ameland zich ruimtelijk heeft ontwikkeld aan de voorhand van de achttiende eeuw, het moment in tijd waar dit onderzoek feitelijk

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Nationaal Landschap Drentsche Aa verscheen in juli 2015 een landschapsbiografie. Deze scriptie is geschreven om bij te dragen

Hoeveel rneer bevrediging van daardi e intellektuele be- hoefte mag on s dan nie verwag nie as ons eers Afrikaanse beroeps pelers het, wat hulle ernstig ge efen

Met de oprichting van de SLO in 1975 dreigde een zekere terugval, doordat er in principe een scheiding werd aangebracht tussen vakdidactisch onderzoek, dat uiteraard aan de

Aantal niet-leden en leden per universiteit 13 Aantal mannelijke en vrouwelijke niet-leden en leden 14 Gemiddeld aantal behaalde studiepunten per universiteit 16 Verschil in

This was repeated several times in the Chinese opening-up strategy regarding trade, accompanied with the statement that its policy would solely be a ‘win-win’

Niet op de kweekschool werd hij gegrepen door het onderwijs, maar pas toen hij op Curaçao voor de klas stond, op een school in een krottenwijk.. De relatie met zijn vriendin was