• No results found

Stevens, E., Dockx, J., Custers, C., Fidlers, I., De Fraine, B. & Van Damme, J. (2015) LiSO-project: steekproef september 2013, SSL/2015.10/2.1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stevens, E., Dockx, J., Custers, C., Fidlers, I., De Fraine, B. & Van Damme, J. (2015) LiSO-project: steekproef september 2013, SSL/2015.10/2.1"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LISO-PROJECT: STEEKPROEF

SEPTEMBER 2013

E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers,

B. De Fraine & J. Van Damme

(2)
(3)

LISO-PROJECT:

STEEKPROEF SEPTEMBER 2013

E. Stevens, J. Dockx, C. Custers, I. Fidlers, B. De Fraine &

J. Van Damme

Promotoren coördinatieteam: B. De Fraine, K. Verschueren,

K. Petry, S. Gielen, J. Van Damme, A. Vandenbroecke,

M. Van Houtte & J.P. Verhaeghe

Research paper SSL/2015.10/2.1

Leuven, september 2015

(4)

Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen is een samenwerkingsverband van KU Leuven, UGent, VUB, Lessius Hogeschool en HUB.

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt:

Stevens E., Dockx J., Custers C., Fidlers I., De Fraine B. & Van Damme J. (2015), LiSO-project: steekproef september 2013, Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, Leuven.

Voor meer informatie over deze publicatie eef.stevens@ppw.kuleuven.be;

jonas.dockx@ppw.kuleuven.be; catharina.custers@ppw.kuleuven.be; ilka.fidlers@ppw.kuleuven.be; bieke.defraine@ppw.kuleuven.be; jan.vandamme@ppw.kuleuven.be

Deze publicatie kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap, Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek.

In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens.

D/2014/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer © 2015 STEUNPUNT STUDIE- EN SCHOOLLOOPBANEN

p.a. Secretariaat Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven

(5)

Voorwoord

Dit technisch rapport kadert binnen de derde generatie van het Steunpunt Studie‐ en Schoolloopbanen (2012‐2015). Dit steunpunt omvat verschillende onderzoeksdomeinen, waarvan één betrekking heeft op de schoolloopbanen van leerlingen (onderzoekslijn 2.1). Binnen dit onderzoeksdomein werd in het schooljaar 2013-2014 gestart met het onderzoek ‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs’, kortweg het LiSO-project. Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren.

Dit rapport beschrijft de steekproeftrekking van het LiSO-project. Er wordt uitgelegd welke scholen geselecteerd werden voor deelname aan het project.

Graag bedanken we de co-promotoren van het LiSO-project voor hun expertise: Prof. Dr. Jan Van Damme, Prof. Dr. Karine Verschueren, Prof. Dr. Katja Petry, Prof. Dr. Sarah Gielen, Dr. Loes Vandenbroecke, Prof. Dr. Mieke Van Houtte en Jean Pierre Verhaeghe. Ook danken we de medewerkers van het Centrum voor Schoolfeedback voor de fijne samenwerking en ondersteuning, met in het bijzonder Ilka Fidlers en Jorrit Behets.

Ook willen we voor dit rapport Dhr. Johan Vermeiren van het Departement Onderwijs en Vorming bedanken voor het aanleveren van de nodige administratieve data.

(6)
(7)

Inhoud

Voorwoord v

Inhoud vii

Inleiding 1

Hoofdstuk 1 Keuze van de regio 3

Hoofdstuk 2 Kenmerken van de steekproef 5

2.1 De LiSO-scholen 5

2.2 Graad, leerjaar en onderwijsvorm 7

2.3 Onderwijsnet 10

2.4 Studierichting 14

Hoofdstuk 3 Bescherming van de privacy 21

Hoofdstuk 4 LOSO en LiSO 23

Bijlagen 25

(8)

Inleiding

In het schooljaar 2013-2014 werd gestart met het onderzoek ‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs’, kortweg het LiSO-project (zie ook www.lisoproject.be). Dit onderzoek wil de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen en verklaren. Hierbij is het uitgangspunt dat niet alleen factoren op het niveau van de individuele leerling (leerlingkenmerken) en zijn thuisomgeving van belang zijn, maar ook factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau. Het LiSO-project wil hierover een bron van informatie zijn voor scholen en beleidsmakers. Ze wil daarbij specifiek inzicht bieden in school-, klas- en leerkrachtkenmerken die effectief zijn voor prestaties (van onder meer Nederlands, wiskunde en Frans) en voor non-cognitieve uitkomsten (zoals schoolwelbevinden, betrokkenheid en interesse).

De focus ligt vooral op factoren die door de school of het beleid kunnen worden beïnvloed om zo de individuele leerlingprestaties te maximaliseren en te komen tot meer gelijke onderwijskansen voor iedere leerling. Het LiSO-project wil op deze manier bijdragen tot beslissingen die de onderwijseffectiviteit in Vlaanderen zullen doen toenemen. Om deze doelstelling te bereiken, werd vanaf de start van het schooljaar 2013-2014 een cohorte van ongeveer 6.500 leerlingen gevolgd doorheen hun gehele secundaire schoolloopbaan. Deze leerlingen bevonden zich in september 2013 in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs.

In wat volgt, bespreken we de keuzes die w en de gevolgen hiervan voor de representativiteit van de steekproef. Eerst wordt de keuze voor de regio beschreven (hoofdstuk 1). Vervolgens worden de

kenmerken van de leerlingen uit de steekproef besproken (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 handelt over de bescherming van de privacy van alle betrokkenen bij het LiSO-project. Tot slot wordt de vergelijking

gemaakt tussen het LOSO-onderzoek van de jaren ’90 en het huidige LiSO-project (hoofdstuk 4).

Bijlage 1 bevat de brieven en infobundel die alle scholen binnen de geselecteerde regio ontvingen en

waarin ze uitgenodigd werden tot deelname aan het LiSO-project. Bijlage 2 geeft een tabel weer met een overzicht van leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens onderwijsvorm en (selectie van) studierichting. Bijlage 3 bevat de aangifte van het LiSO-project bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, zoals ingediend op 16/4/2013.

(9)
(10)

Hoofdstuk 1 Keuze van de regio

De doelstelling van het longitudinaal onderzoek “Loopbanen in het Secundair Onderwijs” (LiSO) bestaat erin:

- een beschrijving te geven van de (verschillen in) schoolloopbanen en ontwikkeling van leerlingen vanaf het eerste jaar tot het einde van het secundair onderwijs;

- een verklaring te bieden voor de individuele verschillen in schoolloopbanen;

- waarbij gekeken wordt naar de invloed van gezinskenmerken enerzijds en school-, leerkracht- en klaskenmerken anderzijds;

- resulterend in voorstellen voor een mogelijk toekomstig beleid.

Het LiSO-project wil dus de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen in kaart brengen. De data van het Departement Onderwijs zijn hier reeds een belangrijke bron: op basis van administratieve gegevens kunnen we nagaan welke studierichting gevolgd wordt, of men van school veranderde, of men bleef zitten, etc. Omdat er in Vlaanderen geen centrale examens worden georganiseerd, hebben we echter geen informatie over de prestaties van leerlingen en de evolutie daarvan doorheen het secundair onderwijs. Bovendien willen we de schoolloopbanen niet enkel beschrijven, maar ook verklaren. Ook hier hebben we meer nodig dan wat administratief beschikbaar is. We vertrekken hierbij van het uitgangspunt dat niet alleen factoren op het niveau van de individuele leerling en zijn thuisomgeving van belang zijn, maar ook factoren op school-, klas- en leerkrachtniveau. LiSO wil hier een bron van informatie zijn voor beleidsmakers en wil specifiek inzicht bieden in school-, klas- en leerkrachtkenmerken die effectief zijn voor prestatiesschool-, voor non-cognitieve uitkomsten en voor schoolloopbanen.

Voor een onderzoek naar de schoolloopbanen van leerlingen is een longitudinaal design noodzakelijk. Daarnaast opteren we voor een regionale steekproef.

Een van de voordelen van een regionale steekproef is dat we zo beter kunnen inspelen op de

schoolmobiliteit van leerlingen in het secundair onderwijs. Wanneer een leerling zijn huidige school

inwisselt voor een nieuwe is de kans immers groot dat hij wel binnen dezelfde regio blijft. Door alle scholen binnen een bepaalde regio op te nemen, verkleinen we het risico dat deze leerling uit de steekproef valt. Dit neemt niet weg dat we alsnog met dergelijke situatie zullen geconfronteerd worden bij de scholen aan de ‘rand’ van onze steekproef: wanneer een leerling uit een van deze scholen verandert van school, bestaat de kans dat hij naar een school gaat buiten het bereik van onze steekproef. Die leerling zijn we dan ‘kwijt’. Omgekeerd zal er in die scholen aan de ‘rand’ ook meer sprake zijn van instroom uit scholen die niet in de steekproef zijn opgenomen. Die leerlingen zullen dan instromen in de steekproef.

De keuze voor de regio werd ingegeven door praktische en inhoudelijke overwegingen. Zo werd de provincie West-Vlaanderen uitgesloten omwille van praktische overwegingen (afstand tot de onderzoeksgroep). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd niet opgenomen omwille van de

(11)

specificiteit van het Nederlandstalig onderwijs in dit gewest. De steden Leuven en Gent werden niet geselecteerd omdat deze regio’s reeds overbevraagd zijn voor onderwijskundig onderzoek. De regio Antwerpen werd tot slot niet weerhouden wegens de omvang van het onderwijs in Antwerpen waartoe de middelen van het LiSO-project niet strekken.

Gegeven deze parameters kozen we voor Mechelen als ‘centrum’ van onze regionale steekproef (figuur 1). Mechelen kent als centrumstad bepaalde grootstedelijke problemen die interessant zijn voor het onderzoek, zoals bijvoorbeeld een multicultureel schoolpubliek. Door de (zeer) ruime omgeving rond Mechelen eveneens te selecteren, krijgen we bovendien ook zicht op meer landelijke streken zoals Keerbergen en Kapelle-op-den-Bos. Door Vilvoorde mee op te nemen, raken we dan weer aan de Brusselse rand en zijn typische problematieken. De opgenomen gemeenten zijn Aarschot, Berlaar, Boom, Bornem, Duffel, Haacht, Heist-op-den-Berg, Kapelle-op-den-Bos, Keerbergen, Kontich, Lier, Mechelen, Niel, Onze-Lieve-Vrouw-Waver, Puurs, Rotselaar, Sint-Katelijne-Waver, Tildonk, Vilvoorde en Willebroek.

Figuur 1. Regionale steekproef LiSO: ruime omgeving rond Mechelen

Een van de nadelen van een regionale steekproef is dat we de scholen niet selecteren volgens hun representativiteit voor Vlaanderen. Een regionale steekproef impliceert immers automatisch dat we de regionale eigenheid meenemen in het onderzoek en dat de steekproef de Vlaamse schoolbevolking op bepaalde vlakken niet helemaal weerspiegelt. Het is zeer moeilijk om het gehele onderwijsveld in Vlaanderen te representeren in één regionale steekproef. We zijn ons bewust van de grenzen van veralgemening. Toch menen we een sterke steekproef te kunnen voorleggen, zoals we in volgend hoofdstuk aantonen.

(12)

Hoofdstuk 2 Kenmerken van de steekproef

2.1 De LiSO-scholen

De LiSO-steekproef is een tweetrapssteekproef. In de eerste plaats werd een steekproef van scholen getrokken. Vervolgens werd binnen elk van die scholen elke leerling die in het eerste jaar van de eerste graad zat in 2013-2014 beschouwd als een LiSO-leerling.

Enkel scholen uit het voltijds gewoon secundair onderwijs werden weerhouden voor het LiSO-project. Scholen die buitengewoon secundair onderwijs aanbieden, namen we niet op omdat hiervoor, bij de start van het LiSO-project, geen aangepast toetsmateriaal beschikbaar was en het aan voldoende middelen ontbrak om dit op korte termijn te ontwikkelen.

In het voorjaar van 2013 werd gestart met het uitnodigen van de scholen tot deelname aan het LiSO-project. In eerste instantie ging het LiSO-team praten met de betrokken onderwijskoepels en pedagogische begeleidingsdiensten. We konden hen alvast overtuigen van het belang van het LiSO-project in wetenschappelijk opzicht, maar ook van de meerwaarde voor de scholen zelf. Steeds vaker wordt aan scholen immers gevraagd om zichzelf te evalueren en hiertoe is betrouwbaar cijfermateriaal steeds vaker gewenst. Met de steun van de onderwijskoepels werden vervolgens alle scholen uit de geselecteerde regio aangeschreven en uitgenodigd om deel te nemen aan het LiSO-project. De concrete oproep vindt u terug in bijlage 1. Er werden eveneens twee informatiemomenten georganiseerd waar het LiSO-project in detail werd voorgesteld met ruimte voor vragen, opmerkingen en suggesties van scholen. Het is één van de streefdoelen van het LiSO-project om de communicatie met de deelnemende scholen zo open mogelijk te houden. De informatiemomenten waren hierin de eerste belangrijke stap. Op deze manier konden we nagenoeg alle scholen overtuigen om deel te nemen aan het LiSO-project.

Vlaanderen telt in het schooljaar 2013-2014 958 ‘administratieve scholen’ voor voltijds gewoon secundair onderwijs, gemeten aan de hand van het aantal instellingsnummers. Hiervan nemen 91 scholen deel aan het LiSO-project in september 2013. Dit is 9,5% van het totaal aantal administratieve scholen (tabel 1).

Tabel 1. Aantal administratieve scholen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project (schooljaar 2013-2014) Deelname LiSO-project

Ja Neen Totaal

(n) 91 867 958 (%) 9,5% 90,5% 100,0%

In de praktijk kan één fysieke school echter meerdere instellingsnummers hebben, bijvoorbeeld per gebouw of vestiging van de betreffende school of per onderwijsvorm. Om een realistisch beeld te krijgen van het aantal effectieve scholen in de gebruikelijke zin kunnen we ook kijken naar het aantal zogenaamde ‘pedagogische gehelen’. De onderwijsinspectie definieert een pedagogisch geheel als twee of meer scholen van hetzelfde onderwijsniveau, met een verschillend instellingsnummer. Deze

(13)

scholen werken vanuit een gemeenschappelijk bestuurlijk beleid, hebben een gemeenschappelijke pedagogisch-didactische organisatie en profileren zich naar de buitenwereld als één school. Het LiSO-project telt zo’n 57 pedagogische gehelen.

Figuur 2 splitst de pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef op naar schoolgrootte en onderwijsnet. De schoolgrootte wordt berekend als het totaal aantal leerlingen over alle graden en leerjaren heen. Hieruit blijkt dat 12,3% van de pedagogische gehelen in het LiSO-project een schoolbevolking heeft van 100 tot en met 249 leerlingen. 21,1% telt 250 tot en met 499 leerlingen. Een derde van de deelnemende pedagogische gehelen heeft 500 tot en met 999 leerlingen en nog eens een derde telt meer dan 1.000 leerlingen. De opsplitsing volgens onderwijsnet leert dat het vrij gesubsidieerd onderwijs – met in totaal 32 pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef – relatief veel grote scholen omvat: 34,4% van de pedagogische gehelen in het vrije net telt 500 tot en met 999 leerlingen en maar liefst 56,3% van de pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef heeft een schoolbevolking van meer dan 1.000 leerlingen. In het Gemeenschapsonderwijs zijn de pedagogische gehelen doorgaans kleiner. Eén op de vijf pedagogische gehelen van het GO! in de LiSO-steekproef heeft 100 tot en met 249 leerlingen, 45% telt 500 tot en met 999 leerlingen en 35% heeft meer dan 1.000 leerlingen. Het officieel gesubsidieerd onderwijs van gemeente en provincie telt slechts vijf pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef, min of meer gelijk verdeeld over de categorieën van schoolgrootte.

Figuur 2. Pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef volgens schoolgrootte* en onderwijsnet (schooljaar 2013-2014)

*De schoolgrootte wordt berekend als het totaal aantal leerlingen over alle graden en leerjaren heen in het betreffende pedagogisch geheel.

12,3% 6,3% 20,0% 20,0% 21,1% 3,1% 45,0% 40,0% 33,3% 34,4% 35,0% 20,0% 33,3% 56,3% 20,0% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Totaal (n=57) Vrij gesubsidieerd onderwijs (n=32) Gemeenschapsonderwijs (n=20) Officieel gesubsidieerd onderwijs van de gemeente/provincie (n=5) 100-249 leerlingen 250-499 leerlingen 500-999 leerlingen Meer dan 1000 leerlingen

(14)

In tabel 2 worden de 57 pedagogische gehelen die deelnemen aan het LiSO-project verdeeld volgens aanbod en onderwijsnet. Vier pedagogische gehelen kunnen beschouwd worden als middenscholen: zij bieden enkel een eerste graad aan en zijn niet verbonden met een bovenbouwschool.1 Zeven

scholen richten enkel een aanbod in vanaf de tweede graad. Het merendeel van de pedagogische gehelen die deelnemen aan het LiSO-project zijn scholen die zowel onder- als bovenbouw organiseren. Het zijn met andere woorden zesjarige scholen (of zevenjarig indien er ook een derde leerjaar van de derde graad wordt ingericht). De grootste groep betreft 17 pedagogische gehelen die ASO, BSO en TSO aanbieden. Hierbij gaat het vooral om scholen uit het vrij gesubsidieerd onderwijs. In totaal 13 pedagogische gehelen bieden BSO en TSO aan, gelijkmatig verdeeld over de drie onderwijsnetten. Zes pedagogische gehelen, allen te situeren in het vrije net, bieden ASO en TSO aan. Nog eens zes scholen tot slot kunnen getypeerd worden als ASO-scholen: zij bieden enkel ASO-studierichtingen aan. Tabel 2. Pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef volgens aanbod en onderwijsnet (schooljaar 2013-2014)

Aanbod Totaal Vrij gesubsidieerd onderwijs Gemeenschapsonderwijs Officieel gesubsidieerd onderwijs van de gemeente/provincie Totaal 57 32 20 5 Middenschool 4 0 3 1 A 1 0 1 0 A-B 3 0 2 1 Bovenbouw 7 2 5 0 ASO 1 0 1 0 ASO-BSO-TSO 2 0 2 0 ASO-TSO 1 0 1 0 BSO-TSO 3 2 1 0 Onder- en bovenbouw 46 30 12 4 ASO 6 4 2 0 ASO-BSO 1 1 0 0 ASO-BSO-KSO 1 0 1 0 ASO-BSO-TSO 17 14 3 0 ASO-TSO 6 6 0 0 BSO-TSO 13 4 5 4 BSO-TSO-KSO 1 1 0 0 TSO 1 0 1 0

Het voorgaande geeft een beeld van de scholen en pedagogische gehelen van de LISO-steekproef. We willen evenwel ook weten of deze steekproef representatief is voor Vlaanderen. Daarom kijken we in wat volgt naar de kenmerken van de scholen die deelnemen aan de hand van de leerlingenaantallen. Telkens wordt de vergelijking gemaakt tussen de LiSO-proefgroep en Vlaanderen.

2.2 Graad, leerjaar en onderwijsvorm

Tabel 3 geeft de verdeling weer van alle leerlingen die in het schooljaar 2013-2014 voltijds gewoon secundair onderwijs volgen in Vlaanderen. In totaal gaat het om 415.200 leerlingen.

(15)

Het LiSO-project zal de leerlingen die in 2013-2014 in het eerste leerjaar van de eerste graad zitten, opvolgen. Volgens de administratieve data (februaritelling) van het Departement Onderwijs en Vorming zou het dan gaan om een cohorte van 6.457 leerlingen, oftewel 9,8% van de totale Vlaamse schoolbevolking van het eerste leerjaar. Kijken we naar de verdeling volgens onderwijsvorm, dan blijkt dat 87,1% van de LiSO-leerlingen in de A-stroom zit tegenover 12,9% in de B-stroom. In Vlaanderen bevindt een iets grotere groep leerlingen zich in de B-stroom (13,7%). Met een chikwadraattoets gaan we na of de verdeling volgens stroom binnen het LiSO-project significant afwijkt van de verdeling in Vlaanderen. De nulhypothese luidt dat de verdelingen in beide populaties gelijk zijn aan mekaar en dat de vastgestelde verschillen berusten op toeval. De toets resulteert in een chi² van 3,672 bij 1 vrijheidsgraad en met een p-waarde van 0,055. Dit wijst op een niet-significant resultaat waardoor we de nulhypothese niet verwerpen en we bijgevolg concluderen dat de LiSO-steekproef voor het eerste jaar van de eerste graad representatief is voor Vlaanderen voor wat betreft het kenmerk ‘onderwijsvorm’.

We herhalen deze oefening voor de latere leerjaren. We veronderstellen hierbij dat de LiSO-leerlingen zich in de toekomst op dezelfde wijze zullen spreiden over de verschillende onderwijsvormen. Volgens de administratieve data van het Departement Onderwijs en Vorming bevindt 82,5% van de leerlingen zich in de A-stroom in het tweede leerjaar van de eerste graad tegenover 17,5% in het beroepsvoorbereidend leerjaar (BVL). In de LiSO-steekproef gaat het om vergelijkbare aandelen, respectievelijk 82,1% en 17,9%. Op basis van de chikwadraattoets concluderen we dat de LiSO-steekproef ook voor het tweede leerjaar van de tweede graad qua onderwijsvorm representatief is voor Vlaanderen (chi²=0,493, df=1, p=0,483).

Vanaf de tweede graad worden er vier onderwijsvormen onderscheiden: het algemeen vormend secundair onderwijs (ASO), het technisch secundair onderwijs (TSO), het kunstsecundair onderwijs (KSO) en het beroepssecundair onderwijs (BSO).

Tabel 3 laat zien dat hier de eigenheid van de geselecteerde regio zich toont en dat de LiSO-steekproef niet meer representatief is voor geheel Vlaanderen. Dit blijkt uit de verschillende chikwadraattoetsen per graad, leerjaar en onderwijsvorm. Telkens komt hier een significant resultaat naar voor en moet de nulhypothese worden verworpen. Of nog, op basis van de chikwadraattoetsen moeten we concluderen dat de verdeling van de LiSO-steekproef significant verschilt van de verdeling in Vlaanderen voor wat betreft de onderwijsvorm. Globaal genomen, telt de LiSO-steekproef een hoger aandeel leerlingen in ASO en TSO en een lager aandeel leerlingen in BSO dan gemiddeld in Vlaanderen. Het KSO is slechts beperkt aanwezig in de LiSO-steekproef. Dit omdat het KSO zich concentreert in andere regio’s dan de geselecteerde. Zo blijkt op basis van data van het Departement Onderwijs dat twee derden van de KSO-leerlingen te vinden zijn in Antwerpen, Gent, Hasselt, Brugge, Genk, Leuven en Turnhout. Ook in regio Mechelen zijn er scholen die KSO aanbieden, maar het gaat hierbij steeds om een klein aantal leerlingen. Bovendien omvat het KSO verschillende studierichtingen die inhoudelijk niet altijd even vergelijkbaar zijn, zoals bijvoorbeeld een balletopleiding en een opleiding architecturale vorming. Zelfs als zouden er meer KSO-leerlingen in het LiSO-project aanwezig zijn, dan is het bijgevolg nog niet verzekerd dat deze leerlingen representatief zouden zijn voor het KSO in geheel Vlaanderen. Om betrouwbare uitspraken te doen over het KSO en haar studierichtingen is het allicht zinvoller om een aparte KSO-studie uit te voeren.

(16)

Tabel 3. Leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens graad, leerjaar en onderwijsvorm (schooljaar 2013-2014)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per graad

Chi² In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen

(n) (n) (% per graad) (% per graad)

Totaal 42.558 415.200

Eerste graad

Eerste leerjaar 6.457 65.734 100,0% 100,0% Chi² 3,672 A 5.621 56.711 87,1% 86,3% Df 1 B 836 9.023 12,9% 13,7% p-waarde 0,055

Tweede leerjaar 6.614 66.614 100,0% 100,0% Chi² 0,493 A 5.433 54.927 82,1% 82,5% Df 1 BVL 1.181 11.687 17,9% 17,5% p-waarde 0,483

Tweede graad

Eerste leerjaar 7.100 68.994 100,0% 100,0% Chi² 84,862 ASO 3.541 32.651 49,9% 47,3% Df 3 BSO 1.407 14.668 19,8% 21,3% p-waarde 0,000 KSO 50 1.377 0,7% 2,0%

(17)

(Vervolg tabel 3)

Tweede leerjaar 6.999 67.600 100,0% 100,0% Chi² 96,877 ASO 3.083 29.402 44,0% 43,5% Df 3 BSO 1.524 15.396 21,8% 22,8% p-waarde 0,000 KSO 47 1.490 0,7% 2,2%

TSO 2.345 21.312 33,5% 31,5%

Derde graad

Eerste leerjaar 7.179 68.294 100,0% 100,0% Chi² 139,416 ASO 2.804 26.571 39,1% 38,9% Df 3 BSO 1.626 16.180 22,6% 23,7% p-waarde 0,000 KSO 45 1.750 0,6% 2,6%

TSO 2.704 23.793 37,7% 34,8%

Tweede leerjaar 6.355 61.548 100,0% 100,0% Chi² 100,165 ASO 2.584 25.196 40,7% 40,9% Df 3 BSO 1.420 14.267 22,3% 23,2% p-waarde 0,000 KSO 45 1.451 0,7% 2,4%

TSO 2.306 20.634 36,3% 33,5%

Derde leerjaar 1.487 15.070 100,0% 100,0% Chi² 37,370

ASO 0 65 0,0% 0,4% Df 3 BSO 1.235 11.870 83,1% 78,8% p-waarde 0,000 KSO 0 189 0,0% 1,3% TSO 252 2.946 16,9% 19,5% Modulair BSO 367 1.346 n.b. n.b. Chi² n.b.

2.3 Onderwijsnet

Een ander kenmerk dat van belang is, is de opdeling naar onderwijsnet. Vlaanderen telt drie grote onderwijsnetten: het gemeenschapsonderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs (met hierbinnen de opsplitsing tussen het gemeentelijk en het provinciaal onderwijs) en het vrij gesubsidieerd onderwijs. Dit laatste telt veruit het grootste aantal leerlingen. Op basis van de data van het Departement Onderwijs en Vorming gaat in het schooljaar 2013-2014 maar liefst driekwart (74,8%) of 310.513 leerlingen naar het vrij onderwijs. Het gaat hierbij voornamelijk om katholieke scholen, maar er zijn ook een aantal protestantse, joodse, orthodoxe, islamitische en niet-confessionele scholen die tot dit net behoren. Ook een aantal methodescholen situeren zich hier. Tabel 4 laat zien dat ook in de LiSO-steekproef het merendeel van de leerlingen naar het vrij onderwijs gaat. Het gemeenschapsonderwijs (GO!) neemt 17,9% of 74.183 leerlingen voor haar rekening. In de LiSO-steekproef ligt het aandeel leerlingen in het GO! iets hoger, namelijk op 20,2%. Dit is wederom het resultaat van de keuze voor een regionale steekproef. Ook bij het officieel gesubsidieerd onderwijs merken we dat het aandeel leerlingen in LiSO-steekproef telkens lager is dan in geheel Vlaanderen. De chikwadraattoets geeft dan ook een significant resultaat wat betekent dat de LiSO-steekproef voor het kenmerk onderwijsnet niet representatief is voor geheel Vlaanderen. Toch menen we, zeker voor het vrij gesubsidieerd onderwijs en voor het gemeenschapsonderwijs, over voldoende hoge absolute aantallen te beschikken in de LiSO-steekproef om te komen tot betrouwbare uitspraken.

(18)

Tabel 4. Leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens onderwijsnet (schooljaar 2013-2014)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling

In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen (n) (n) (%) (%) Totaal 42.558 415.200 100,0% 100,0%

Vrij gesubsidieerd onderwijs 31.627 310.513 74,3% 74,8% Gemeenschapsonderwijs 8.576 74.183 20,2% 17,9% Officieel gesubsidieerd onderwijs van de

gemeente 1.150 17.400 2,7% 4,2% Officieel gesubsidieerd onderwijs van de provincie 1.205 13.104 2,8% 3,2%

Chi² 406,473

Df 3

p-waarde 0,000

We kunnen ook binnen elk onderwijsnet kijken of de onderwijsvormen representatief aanwezig zijn in de LiSO-steekproef. We beperken ons hierbij tot de twee grootste onderwijsnetten. Immers, binnen het LiSO-project beperkt het aantal scholen binnen het officieel gesubsidieerd onderwijs zich tot twee of drie. Een verdere opsplitsing naar onderwijsvorm kan dan ook de privacy van deze scholen in het gedrang brengen.

In tabel 5 en 6 wordt het aantal leerlingen opgesplitst per onderwijsvorm in achtereenvolgens het vrij gesubsidieerd onderwijs en het gemeenschapsonderwijs. Telkens wordt de vergelijking gemaakt tussen de leerlingen uit LiSO-scholen en de leerlingen in geheel Vlaanderen.

Tabel 5. Leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens onderwijsvorm in het vrij gesubsidieerd onderwijs (schooljaar 2013-2014)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per graad

Chi² In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen

(n) (n) (% per graad) (% per graad)

Totaal 31.627 310.513

Eerste graad

Eerste leerjaar 4.967 50.328 100,0% 100,0% Chi² 1,934 A 4.435 44.639 89,3% 88,7% Df 1 B 532 5.689 10,7% 11,3% p-waarde 0,164

Tweede leerjaar 4.982 50.698 100,0% 100,0% Chi² 0,572 A 4.291 43.486 86,1% 85,8% Df 1 BVL 691 7.212 13,9% 14,2% p-waarde 0,449

Tweede graad

Eerste leerjaar 5.315 51.244 100,0% 100,0% Chi² 26,895 ASO 2.832 26.016 53,3% 50,8% Df 3 BSO 860 8.909 16,2% 17,4% p-waarde 0,000 KSO 38 638 0,7% 1,2%

(19)

(Vervolg tabel 5)

Tweede leerjaar 5.233 50.550 100,0% 100,0% Chi² 33,469 ASO 2.453 23.812 46,9% 47,1% Df 3 BSO 929 9.477 17,8% 18,7% p-waarde 0,000 KSO 38 757 0,7% 1,5%

TSO 1.813 16.504 34,6% 32,6%

Derde graad

Eerste leerjaar 5.370 50.771 100,0% 100,0% Chi² 64,803 ASO 2.195 21.326 40,9% 42,0% Df 3 BSO 1.027 10.206 19,1% 20,1% p-waarde 0,000 KSO 34 889 0,6% 1,8%

TSO 2.114 18.350 39,4% 36,1%

Tweede leerjaar 4.709 46.440 100,0% 100,0% Chi² 58,717 ASO 2.052 20.565 43,6% 44,3% Df 3 BSO 841 9.201 17,9% 19,8% p-waarde 0,000 KSO 29 710 0,6% 1,5%

TSO 1.787 15.964 37,9% 34,4%

Derde leerjaar 849 9.599 100,0% 100,0% Chi² 12,551

ASO 0 40 0,0% 0,4% Df 3 BSO 692 7.541 81,5% 78,6% p-waarde 0,006 KSO 0 62 0,0% 0,6% TSO 157 1.956 18,5% 20,4% Modulair BSO 202 883 n.b. n.b. Chi² n.b.

Tabel 6. Leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens onderwijsvorm in het gemeenschapsonderwijs (schooljaar 2013-2014)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per graad

Chi² In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen

(n) (n) (% per graad) (% per graad)

Totaal 8.576 74.183

Eerste graad

Eerste leerjaar 1.253 11.536 100,0% 100,0% Chi² 4,316 A 1.049 9.410 83,7% 81,6% Df 1 B 204 2.126 16,3% 18,4% p-waarde 0,038

Tweede leerjaar 1.325 11.606 100,0% 100,0% Chi² 0,043 A 1.003 8.812 75,7% 75,9% Df 1 BVL 322 2.794 24,3% 24,1% p-waarde 0,837

(20)

(Vervolg tabel 6)

Tweede graad

Eerste leerjaar 1.358 12.529 100,0% 100,0% Chi² 42,364 ASO 709 5.782 52,2% 46,1% Df 3 BSO 332 3.665 24,4% 29,3% p-waarde 0,000 KSO 12 333 0,9% 2,7%

TSO 305 2.749 22,5% 21,9%

Tweede leerjaar 1.378 11.958 100,0% 100,0% Chi² 38,607 ASO 630 4.846 45,7% 40,5% Df 3 BSO 401 3.796 29,1% 31,7% p-waarde 0,000 KSO 9 327 0,7% 2,7%

TSO 338 2.989 24,5% 25,0%

Derde graad

Eerste leerjaar 1.418 12.202 100,0% 100,0% Chi² 43,368 ASO 609 4.583 42,9% 37,6% Df 3 BSO 393 3.863 27,7% 31,7% p-waarde 0,000 KSO 11 337 0,8% 2,8%

TSO 405 3.419 28,6% 28,0%

Tweede leerjaar 1.254 10.526 100,0% 100,0% Chi² 18,769 ASO 532 4.053 42,4% 38,5% Df 3 BSO 350 3.241 27,9% 30,8% p-waarde 0,000 KSO 16 270 1,3% 2,6%

TSO 356 2.962 28,4% 28,1%

Derde leerjaar 425 3.592 100,0% 100,0% Chi² 14,966

ASO 0 25 0,0% 0,7% Df 3 BSO 342 2.813 80,5% 78,3% p-waarde 0,002 KSO 0 83 0,0% 2,3% TSO 83 671 19,5% 18,7% Modulair BSO 165 234 n.b. n.b. Chi² n.b.

Globaal genomen, wordt eenzelfde patroon vastgesteld per onderwijsnet als voor de gehele steekproef. In de eerste graad is de groep LiSO-scholen representatief voor Vlaanderen voor het kenmerk onderwijsvorm. Vanaf de tweede graad komt de regionale eigenheid van de steekproef naar voor en zien we dat de verdeling naar onderwijsvorm significant afwijkt van dezelfde verdeling in Vlaanderen.

In het vrij gesubsidieerd onderwijs worden in de LiSO-steekproef iets hogere aandelen opgetekend in de A-stroom van de eerste graad dan gemiddeld in Vlaanderen, maar de verschillen zijn niet significant. In de tweede graad zijn er in het eerste leerjaar meer ASO-leerlingen in de LiSO-steekproef dan gemiddeld, terwijl het aandeel leerlingen in het BSO, KSO en TSO lager is dan gemiddeld in Vlaanderen. In het tweede leerjaar van de tweede graad merken we dan weer een toename op van het aandeel leerlingen in het TSO in de LiSO-steekproef: er zijn relatief meer TSO-leerlingen in LiSO dan in geheel Vlaanderen. Dit is ook het geval in het eerste en tweede leerjaar van de derde graad. Het ASO en BSO zijn iets minder aanwezig in LiSO, maar de globale aandelen liggen wel in de lijn van het Vlaamse gemiddelde. Het KSO is, zoals reeds eerder vermeld, heel beperkt aanwezig in de LiSO-steekproef.

(21)

In de LiSO-scholen van het GO! ligt het aandeel leerlingen in de A-stroom in het eerste leerjaar van de eerste graad boven het Vlaamse gemiddelde. Of, omgekeerd, de B-stroom is licht ondervertegenwoordigd in de LiSO-steekproef. In het tweede leerjaar is dit verschil weggewerkt: de LiSO-steekproef volgt dan nagenoeg dezelfde verdeling naar onderwijsvorm dan gemiddeld in Vlaanderen. In de tweede graad zien we globaal genomen dat het ASO oververtegenwoordigd is in de LiSO-steekproef, terwijl het BSO ondervertegenwoordigd is. Het TSO is min of meer gelijk aanwezig in LiSO als in geheel Vlaanderen. Het KSO is ook binnen het gemeenschapsonderwijs erg beperkt aanwezig in LiSO. Ook in de derde graad zet dit patroon zich verder.

Samengevat, kunnen we stellen dat de LiSO-steekproef voor de eerste graad representatief is voor Vlaanderen. Vanaf de tweede graad wordt de regionale eigenheid belangrijker en blijkt dat de LiSO-steekproef niet voor alle onderwijsvormen de gemiddelde Vlaamse verdeling volgt. Latere analyses dienen hier zeker rekening mee te houden. We zijn er bovendien van overtuigd dat de absolute aantallen per onderwijsvorm hoog genoeg zijn om te komen tot betrouwbare uitspraken. Daarnaast kan de representativiteit van de LiSO-scholen in een latere fase nogmaals bestudeerd worden, bijvoorbeeld wanneer de LiSO-leerlingen in de tweede of derde graad zitten.

2.4 Studierichting

In tabel 7 worden de leerlingen die zich al dan niet in de LiSO-steekproef bevinden, verdeeld volgens onderwijsvorm en studierichting. De tabel beperkt zich tot de top-3 van studierichtingen per onderwijsvorm. Voor de tweede graad van het ASO voegden we wel een vierde studierichting toe, met name ‘Humane wetenschappen’ omdat deze inzet is van debat, onder meer in het kader van het masterplan voor de modernisering van het secundair onderwijs. Het modulair onderwijs, gevolgd door zo’n 1.300 leerlingen in Vlaanderen wordt niet in de tekst besproken, maar vindt u wel terug in de tabel B.1 in bijlage 2. Hierin vindt u een overzicht van alle studierichtingen.

Bij de vergelijking tussen de LiSO-steekproef en geheel Vlaanderen gaan we ervan uit dat de huidige cohorte leerlingen in het eerste leerjaar van de eerste graad zich in de toekomst min of meer op dezelfde wijze zal verdelen over de studierichtingen als in het schooljaar 2013-2014 het geval is.

Eerste graad

Vanaf het tweede leerjaar van de eerste graad kan een studiekeuze gemaakt worden. Tabel 7 laat zien dat bijna de helft van de Vlaamse leerlingen in het tweede leerjaar van de A-stroom kiest voor de richting ‘Moderne wetenschappen’. Bijna één op de vijf volgt ‘Latijn’ en één op de tien volgt ‘Sociale en technische vorming’. Met deze drie studierichtingen omvatten we met andere woorden bijna driekwart van de Vlaamse leerlingen in het tweede jaar van de eerste graad. In de LiSO-steekproef worden gelijkaardige aandelen genoteerd, zij het dat de richting ‘Latijn’ licht oververtegenwoordigd is, terwijl de richting ‘Sociale en technische vorming’ iets minder sterk aanwezig is in de LiSO-steekproef vergeleken met Vlaanderen.

In het beroepsvoorbereidend leerjaar (2BVL) kiest iets meer dan een kwart van de Vlaamse leerlingen voor ‘Kantoor en verkoop – Verzorging-voeding’. In de LiSO-steekproef ligt dit aandeel met 33,5% hoger dan gemiddeld in Vlaanderen, wat opnieuw te verklaren is door de regionale eigenheid van de steekproef. Voorts kiest 16,6% van de Vlaamse leerlingen in 2BVL voor ‘Nijverheid’. In de

(22)

LiSO-steekproef is dit iets meer (18,8%). De derde grootste studierichting in 2BVL is ‘Mode – Verzorging-voeding’: 8,5% van de Vlaamse leerlingen volgt deze studierichting. In de LiSO-steekproef gaat het hier om slechts 2,1%. Deze studierichting is ondervertegenwoordigd binnen LiSO.

Tweede graad

In de tweede graad wordt gestart met het onderscheid tussen de vier onderwijsvormen. In het eerste leerjaar van het ASO zijn ‘Wetenschappen’, ‘Economie’, ‘Latijn’ en ‘Humane wetenschappen’ de meest gekozen studierichtingen in Vlaanderen. Samen omvatten zij meer dan 90% van alle Vlaamse leerlingen in het eerste leerjaar van de tweede graad van het ASO. Dit is ook het geval in de LiSO-steekproef. De studierichting ‘Economie’ is iets minder aanwezig bij de LiSO-leerlingen, terwijl de andere drie studierichtingen iets sterker vertegenwoordigd zijn. Dit patroon zet zich door in het tweede leerjaar van de tweede graad. De studierichting ‘Economie’ is licht ondervertegenwoordigd terwijl de studierichting ‘Wetenschappen’ net sterker aanwezig is in de LiSO-steekproef dan gemiddeld in Vlaanderen. Voor ‘Latijn’ en ‘Humane wetenschappen’ worden gelijkaardige aandelen gevonden in de LiSO-steekproef en in Vlaanderen.

In het eerste leerjaar van het BSO is ‘Verzorging-voeding’ de populairste studierichting: 24,5% van de Vlaamse leerlingen in het eerste leerjaar van de tweede graad van het BSO. In de LiSO-steekproef ligt dit aandeel iets lager (23,5%), maar dit verschil verdwijnt in het tweede leerjaar. ‘Kantoor’ en ‘Basismechanica’ zijn ook twee belangrijke studierichtingen binnen het BSO. Ze trekken respectievelijk 14,6% en 15,9% van de Vlaamse leerlingen aan. In de LiSO-steekproef wordt voor ‘Basismechanica’ een vergelijkbaar aandeel opgetekend. Voor ‘Kantoor’ ligt het aandeel LiSO-leerlingen in het eerste leerjaar van de tweede graad nog lager dan het Vlaamse gemiddelde, maar in het tweede leerjaar gaat het om vergelijkbare aandelen.

In het KSO zijn de drie belangrijkste studierichtingen ‘Beeldende en architecturale kunsten’, ‘Beeldende en architecturale vorming’ en ‘Woordkunst-drama’. Driekwart van de Vlaamse leerlingen die in het eerste leerjaar van de tweede graad voor het KSO kiezen, zijn in deze studierichtingen terug te vinden. Ook in het tweede leerjaar van de tweede graad zijn dit de voornaamste studierichtingen. Tabel 7 laat zien dat de LiSO-steekproef voor de KSO-studierichtingen niet representatief is voor Vlaanderen, zoals eerder vermeld.

In het TSO tot slot vormt ‘Sociale en technische wetenschappen’ de belangrijkste studierichting met 28,7% van de Vlaamse leerlingen die kiezen voor TSO in het eerste leerjaar van de tweede graad. Ook in de LiSO-steekproef is dit de voornaamste studierichting in het TSO, maar het aandeel LiSO-leerlingen ligt iets lager dan gemiddeld in Vlaanderen, zeker in het tweede leerjaar van de tweede graad. ‘Handel’ is de tweede grootste studierichting in Vlaanderen in het schooljaar 2013-2014: 15,8% van de leerlingen kiest hiervoor in het eerste leerjaar van de tweede graad TSO. In de LiSO-steekproef wordt een vergelijkbaar aandeel teruggevonden (15,1%). Ook in het tweede leerjaar blijft ‘Handel’ de tweede grootste studierichting, met 17,6% van de Vlaamse leerlingen. In de LiSO-steekproef is dit aandeel iets hoger (18,3%). Op de derde plaats in het TSO staat de studierichting ‘Lichamelijke opvoeding en sport’, in de tweede graad gevolgd door zo’n 6% van de Vlaamse TSO-leerlingen. In de LiSO-steekproef gaat het om een lager aandeel van 4,5%.

(23)

Derde graad

In de derde graad worden de studierichtingen nog verder uitgesplitst. In het ASO zijn er in totaal 20 studierichtingen. De grootste studierichtingen ‘Wetenschappen-wiskunde’, ‘Economie-moderne talen’ en ‘Humane wetenschappen’. Zowel in het eerste als in het tweede leerjaar van de derde graad omvatten zij samen meer dan zes op de tien ASO-leerlingen in Vlaanderen. Dit is ook het geval in de LiSO-steekproef, zij het dat de richting ‘Humane wetenschappen’ iets sterker aanwezig is terwijl ‘Economie-moderne talen’ iets minder vertegenwoordigd is. Het ASO bereidt leerlingen voor het op het hoger onderwijs. Toch betreedt ieder jaar een groot aantal schoolverlaters de arbeidsmarkt met enkel een diploma ASO, vaak na een afgebroken studie in het hoger onderwijs. Uit cijfers van de VDAB blijkt dat zij doorgaans moeilijk hun weg vinden op de arbeidsmarkt en vaak een job onder hun niveau moeten aannemen. De VDAB stelt vast dat vooral de richting ‘Economie-moderne talen’ en ‘Humane wetenschappen’ in deze optiek problematisch zijn. Deze opleidingen worden nogal eens gekozen door jongeren en/of ouders die absoluut naar het ASO willen maar misschien wel beter af zouden geweest zijn met een meer arbeidsmarktgerichte opleiding in het TSO (VDAB, 2014).

Het BSO telt in de derde graad maar liefst 47 studierichtingen. De BSO-leerlingen zitten dus erg verspreid. ‘Verzorging’, ‘Kantoor’ en ‘Houtbewerking’ tellen het hoogst aandeel BSO-leerlingen in de derde graad in Vlaanderen. In de LiSO-steekproef is vooral de richting ‘Kantoor’ iets sterker vertegenwoordigd dan gemiddeld in Vlaanderen.

In het KSO, met 12 studierichtingen in de derde graad, zijn ‘Toegepaste beeldende kunst’, ‘Architecturale en binnenhuiskunst’ en ‘Vrije beeldende kunst’ de meest gekozen richtingen in Vlaanderen. De tabel toont opnieuw dat de LiSO-steekproef hier niet representatief is.

Het TSO tot slot telt maar liefst 51 studierichtingen. De top-3 wordt aangevoerd door ‘Sociale en technische wetenschappen’ dat wordt gevolgd door 20,1% van alle Vlaamse leerlingen in de derde graad TSO. In de LiSO-steekproef gaat het om een lager aandeel van 17,7%. Ook in het tweede leerjaar blijkt deze studierichting minder aanwezig in LiSO (18,8%) dan in geheel Vlaanderen (20,5%). Vanuit het beleid ging bij de opzet van het LiSO-project specifieke aandacht uit naar deze studierichting. Uit studies (onder meer VDAB, 2014) blijkt immers dat ‘Sociale en technische wetenschappen’ één van de TSO-richtingen in opmars is, terwijl dit niet leidt tot een specifiek beroep. Hierdoor vinden leerlingen die hierin afstuderen moeilijk hun weg naar de arbeidsmarkt. Bovendien scoort deze richting ook slecht op doorstroming naar het hoger onderwijs. De tweede grootste studierichting binnen het TSO is ‘Handel’ met zowel in het eerste als tweede leerjaar zo’n 12% van alle Vlaamse leerlingen. In de LiSO-steekproef worden vergelijkbare aandelen opgetekend. Op de derde plaats, met telkens zo’n 6% van de Vlaamse leerlingen, vinden we de studierichting ‘Lichamelijke opvoeding en sport’ terug. Deze studierichting is in de LiSO-steekproef iets minder sterk vertegenwoordigd.

(24)

Tabel 7. Leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens onderwijsvorm en (selectie van) studierichting (schooljaar 2013-2014)

*procenten berekend op het totaal aantal leerlingen in de betreffende onderwijsvorm (inclusief de studierichtingen die niet in deze tabel werden opgenomen)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per onderwijsvorm* In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen (n) (n) (%) (%) Totaal 42.558 415.200 Eerste graad Eerste leerjaar A 5.621 56.711 87,1% 86,3% B 836 9.023 12,9% 13,7% Tweede leerjaar 2A (alle studierichtingen) 5.433 54.927 100,0% 100,0% Belangrijkste studierichtingen: Moderne wetenschappen 2.579 25.889 47,5% 47,1% Latijn 1.159 9.977 21,3% 18,2% Sociale en technische vorming 471 5.572 8,7% 10,1%

2BVL (alle studierichtingen) 1.181 11.687 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Kantoor en verkoop - Verzorging-voeding 395 3.042 33,4% 26,0% Nijverheid 222 1.943 18,8% 16,6% Mode - Verzorging-voeding 25 997 2,1% 8,5%

Tweede graad

Eerste leerjaar

ASO (alle studierichtingen) 3.541 32.651 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Wetenschappen 1.108 10.070 31,3% 30,8% Economie 854 8.553 24,1% 26,2% Latijn 781 7.146 22,1% 21,9% Humane wetenschappen 530 4.708 15,0% 14,4%

BSO (alle studierichtingen) 1.407 14.668 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Verzorging-voeding 330 3.596 23,5% 24,5% Basismechanica 221 2.337 15,7% 15,9% Kantoor 253 2.138 18,0% 14,6%

KSO (alle studierichtingen) 50 1.377 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Beeldende en architecturale kunsten 30 592 60,0% 43,0% Woordkunst-drama 0 222 0,0% 16,1% Beeldende en architecturale vorming 20 208 40,0% 15,1%

(25)

(Vervolg tabel 7)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per onderwijsvorm* In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen (n) (n) (%) (%)

TSO (alle studierichtingen) 2.102 20.298 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Sociale en technische wetenschappen 576 5.817 27,4% 28,7% Handel 318 3.209 15,1% 15,8% Lichamelijke opvoeding en sport 95 1.254 4,5% 6,2%

Tweede leerjaar

ASO (alle studierichtingen) 3.083 29.402 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Wetenschappen 1.070 8.903 34,7% 30,3% Economie 700 7.633 22,7% 26,0% Latijn 648 6.742 21,0% 22,9% Humane wetenschappen 450 4.253 14,6% 14,5%

BSO (alle studierichtingen) 1.524 15.396 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Verzorging-voeding 371 3.824 24,3% 24,8% Kantoor 237 2.266 15,6% 14,7% Basismechanica 255 2.231 16,7% 14,5%

KSO (alle studierichtingen) 47 1.490 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Beeldende en architecturale kunsten 27 603 57,4% 40,5% Beeldende en architecturale vorming 20 229 42,6% 15,4% Woordkunst-drama 0 225 0,0% 15,1%

TSO (alle studierichtingen) 2.345 21.312 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Sociale en technische wetenschappen 608 6.238 25,9% 29,3% Handel 429 3.755 18,3% 17,6% Lichamelijke opvoeding en sport 108 1.344 4,6% 6,3%

Derde graad

Eerste leerjaar

ASO (alle studierichtingen) 2.804 26.571 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Wetenschappen-wiskunde 689 6.753 24,6% 25,4% Economie-moderne talen 516 5.107 18,4% 19,2% Humane wetenschappen 563 4.800 20,1% 18,1%

BSO (alle studierichtingen) 1.626 16.180 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Verzorging 393 3.823 24,2% 23,6% Kantoor 273 2.278 16,8% 14,1% Houtbewerking 74 1.201 4,6% 7,4%

(26)

(Vervolg tabel 7)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per onderwijsvorm* In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen (n) (n) (%) (%)

KSO (alle studierichtingen) 45 1.750 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Toegepaste beeldende kunst 8 317 17,8% 18,1% Architecturale en binnenhuiskunst 27 257 60,0% 14,7% Vrije beeldende kunst 0 240 0,0% 13,7%

TSO (alle studierichtingen) 2.704 23.793 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Sociale en technische wetenschappen 479 4.777 17,7% 20,1% Handel 331 2.825 12,2% 11,9% Lichamelijke opvoeding en sport 124 1.402 4,6% 5,9%

Tweede leerjaar

ASO (alle studierichtingen) 2.584 25.196 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Wetenschappen-wiskunde 674 6.145 26,1% 24,4% Economie-moderne talen 430 4.789 16,6% 19,0% Humane wetenschappen 529 4.504 20,5% 17,9%

BSO (alle studierichtingen) 1.420 14.267 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Verzorging 312 3.212 22,0% 22,5% Kantoor 254 2.072 17,9% 14,5% Houtbewerking 55 1.081 3,9% 7,6%

KSO (alle studierichtingen) 45 1.451 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Toegepaste beeldende kunst 7 249 15,6% 17,2% Vrije beeldende kunst 0 201 0,0% 13,9% Architecturale en binnenhuiskunst 27 187 60,0% 12,9%

TSO (alle studierichtingen) 2.306 20.634 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Sociale en technische wetenschappen 433 4.223 18,8% 20,5% Handel 275 2.470 11,9% 12,0% Lichamelijke opvoeding en sport 98 1.239 4,2% 6,0%

(27)

(Vervolg tabel 7)

Aantal leerlingen Procentuele verdeling per onderwijsvorm* In LiSO-scholen In Vlaanderen In LiSO-scholen In Vlaanderen (n) (n) (%) (%) Derde leerjaar

BSO (alle studierichtingen) 1.235 11.870 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Thuis- en bejaardenzorg/zorgkundige 174 1.576 14,1% 13,3% Kantooradministratie en gegevensbeheer 185 1.483 15,0% 12,5% Kinderzorg 144 1.142 11,7% 9,6%

TSO (alle studierichtingen) 252 2.946 100,0% 100,0%

Belangrijkste studierichtingen:

Integrale veiligheid 62 686 24,6% 23,3% Leefgroepenwerking 38 352 15,1% 11,9% Stuur- en beveiligingstechnieken 11 209 4,4% 7,1%

(28)

Hoofdstuk 3 Bescherming van de privacy

Eén van de voornaamste bekommernissen van de deelnemende scholen betrof terecht de bescherming van de privacy van alle leerlingen, leerkrachten, ouders en directieleden die zouden deelnemen aan het LiSO-project. Om alles correct te laten verlopen, werden we geadviseerd door de privacy-consulent van de KU Leuven, Dhr. Toon Boon.

Samengevat kunnen we stellen dat (1) voor leerlingen een melding in het schoolreglement werd gedaan, dat (2) voor volwassenen gewerkt wordt met het principe van ‘informed consent’ en (3) dat een aangifte bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (CBPL) werd gedaan.

Voor de bevraging van de leerlingen moet een melding in het schoolreglement worden opgenomen dat bij de start van elk schooljaar wordt ondertekend door de leerling en de ouders. Een brief meegeven met de ouders met dezelfde tekst is eveneens voldoende. De tekst moet minstens de volgende inhoud bevatten: de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens, de doeleinden van de verwerking, de (categorieën van) ontvangers van de gegevens, het al dan niet verplichte karakter van het antwoord en de eventuele gevolgen van niet-beantwoording, het bestaan van een recht op toegang en op verbetering van de persoonsgegevens die op hem betrekking hebben. Na deze kennisgeving kan men ‘geïnformeerd instemmen’ of ‘geïnformeerd weigeren’ tot deelname. Als men geïnformeerd weigert, moet dit gerespecteerd worden. Als men geïnformeerd instemt, legt de privacywet geen beperkingen op aan de soort gegevens die verzameld mogen worden (behalve strikt gerechtelijke gegevens), maar de gegevens moeten wel proportioneel zijn aan de doelstellingen van het onderzoek. Als men eerst instemt, maar men zich nadien toch bedenkt, heeft de respondent het recht om te stoppen met het geven van verdere informatie. Hij kan echter niet eisen dat de gegevens die tot dan toe werden verzameld, worden vernietigd. Omdat we binnen het LiSO-project niet peilen naar medische gegevens, is de aanwezigheid van een dokter in het onderzoeksteam niet vereist.

Met dit advies stelden we volgende mededeling op die scholen konden overnemen in hun schoolreglement of in briefvorm konden verdelen onder de ouders van de leerlingen van het eerste leerjaar:

Mededeling deelname aan LiSO-project

Met onze school engageerden wij ons voor deelname aan het onderzoek “Loopbanen in het Secundair Onderwijs”, kortweg LiSO-project (www.lisoproject.be). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen (www.steunpuntssl.be) van de KU Leuven (www.kuleuven.be) in opdracht van de Vlaamse overheid. Concreet betekent dit dat alle leerlingen die in het schooljaar 2013-2014 in het eerste leerjaar van de eerste graad in onze school instappen, gedurende hun gehele secundaire schoolloopbaan opgevolgd zullen worden. Ook leerlingen die in latere jaren instromen in deze proefgroep zullen mee opgenomen worden. De opvolging gebeurt via toetsen en vragenlijsten en beperkt zich grotendeels tot één moment

(29)

binnen elk schooljaar. De onderzoekers zullen de data ook koppelen aan administratieve gegevens.

Het verzamelen en verwerken van de gegevens gebeurt in overeenstemming met de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. De informatie die verzameld wordt, zal steeds vertrouwelijk worden behandeld en zal nooit vrijgegeven worden aan derden op een wijze waarbij u of uw zoon/dochter geïdentificeerd kan worden. Bovendien hebt u het recht om uw gegevens ter inzage op te vragen en zo nodig te corrigeren of te laten schrappen. Indien u wenst dat uw zoon/dochter niet deelneemt aan het LiSO-project, dient u dit schriftelijk mee te delen aan het onderzoeksteam via onderstaande contactgegevens.

Met het LiSO-project draagt onze school bij tot nieuwe inzichten in de schoolloopbanen van leerlingen in het secundair onderwijs en mogelijks ook daarna, via een eventueel vervolgonderzoek. Op basis van die inzichten kunnen we het Vlaamse onderwijsbeleid helpen evolueren naar meer gelijke onderwijskansen voor iedere jongere. Ook zal de informatie die door LiSO wordt verzameld onze school ondersteunen in de ontwikkeling van het kwaliteitszorgbeleid. Indien u vragen heeft over het LiSO-project, kan u steeds terecht bij het onderzoeksteam. Onze contactgegevens: Eef Stevens, Coördinator LiSO-project, Dekenstraat 2 BUS 3773, 3000 Leuven, tel: 016 32 57 96, mail: info@lisoproject.be of via www.lisoproject.be.

Voor de bevraging van volwassenen wordt gewerkt met het principe van ‘informed consent’. Dit betekent dat we dezelfde passage als hiervoor vermelden op elke vragenlijst. Als men vervolgens de vragenlijst ingevuld terug bezorgt, geeft men meteen aan dat men instemt met gebruik van de data. Tot slot werd een aangifte gedaan bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (CBPL of Privacycommissie genoemd). Een aangifte volstaat voor het LiSO-project, ook wanneer we koppelen met administratieve data, mits de unieke sleutel voor het koppelen van LiSO-gegevens en administratieve LiSO-gegevens bewaard wordt door een ‘derde’ partij i.c. het Departement Onderwijs en Vorming. De aangifte werd op 16/04/2013 ingediend door Dhr. Toon Boon. U vindt ze terug in bijlage 3.

(30)

Hoofdstuk 4 LOSO en LiSO

LiSO is niet het eerste project dat de schoolloopbanen van leerlingen in het secundair onderwijs longitudinaal in kaart wil brengen. Vanaf september 1990 werd in het kader van het onderzoek “Loopbanen Secundair Onderwijs”, afgekort LOSO, een generatie leerlingen (ca. 6.400 leerlingen) gedurende hun studieloopbaan gevolgd in 89 secundaire scholen (instellingsnummers) in twee regio’s: Dendermonde-Zele-Hamme en Diest-Hasselt-Genk-Houthalen-Leopoldsburg-Beringen. Gelijkaardig aan LiSO bestond de algemene doelstelling uit het beschrijven en verklaren van de studieloopbanen van een omvangrijke steekproef leerlingen uit het secundair onderwijs in Vlaanderen om aldus de impact van de beleidsmaatregelen die eind jaren ‘80 aan de basis lagen van de invoer van de eenheidsstructuur te kunnen evalueren. De data en analyses van LOSO vormen een bron van informatie over schoolloopbanen en schoolbeleid in de betreffende periode en de opzet van LOSO is voor het huidige LiSO-project een zeer goed voorbeeld. We bouwen dan ook graag verder op de ruime ervaring van het LOSO-onderzoek.

Men kan zich afvragen waarom we voor LiSO niet werken met dezelfde regio’s en het antwoord is gelegen in de kennisvraag die men met LiSO wil beantwoorden. LiSO wil in de eerste plaats de schoolloopbaan van leerlingen beschrijven en verklaren. De opzet is niet om de evolutie van scholen in kaart te brengen, hetgeen, gegeven de grote veranderingen in onderwijsbeleid sinds 1990, niet eenduidig te verklaren zou zijn. Gegeven de kennisvraag van LiSO zien we ons dan ook overtuigd door de argumenten ten voordele van de steekproef rond Mechelen.

Los van de selectie van scholen zouden we kunnen proberen om dezelfde toetsen vragenlijsten als in LOSO te gebruiken. Zo zouden er vergelijkingen kunnen worden gemaakt tussen het onderwijsniveau in de jaren ’90 en het huidige onderwijsniveau. Maar het bleek quasi onmogelijk om toetsen van ongeveer 23 jaar oud vandaag opnieuw af te nemen. Er zijn in die 23 jaren heel wat zaken gewijzigd in het onderwijs (leerlijnen, terminologie, …) én in de maatschappelijke context (vb. van Belgische franken naar euro’s) die maken dat alle geraadpleegde experten ons afraadden om de LOSO-toetsen opnieuw te gebruiken. Maar er zouden ook vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen de jaren ’90 en nu voor wat betreft proceskenmerken van scholen en verklarende factoren voor bijvoorbeeld leerwinst van toen en nu. Bij het ontwikkelen van de vragenlijsten voor LiSO zullen we dan ook streven naar een maximaal hergebruik van variabelen en schalen. Echter, we zien ons ook geconfronteerd met het feit dat vele items en schalen die werden gehanteerd in LOSO sterk verouderd zijn en bovendien niet (meer) internationaal worden gevalideerd. Als we met LiSO een zekere academische ambitie willen vervullen, dan moeten we gebruik maken van hedendaagse en internationaal erkende schalen en items. De keuzes die daarbij telkens gemaakt werden, worden toegelicht in de diverse technische rapporten die handelen over de verschillende vragenlijsten.

(31)
(32)
(33)

Bijlage 1

Bijlage 1 bevat de brieven en infobundel die alle scholen binnen de geselecteerde regio ontvingen en waarin ze uitgenodigd werden tot deelname aan het LiSO-project.

(34)

Vlaam

s

e overheid

:~~~

'

"

·1

:

_f1

t. ..~

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Departement Onderwijs en Vorming

Aan de directies van de secundaire scholen in de ruime om-geving van de Regio Mechelen

Strategische Beleidsondersteuning Koning Albert U-laan 15. 1210 Brussel Tel. : 02 553 95 64 - Fax: 02 553 95 65

uw kenmerk ons kenmerk bijlagen

vragen naar I e-mail

eva. vandegaer@ond.vlaanderen.be

telefoonnummer datum

Vraag om mee te werken aan het onderzoek 'Loopbanen in het Secundair Onderwijs' (LiSO)

Geachte directrice, directeur

Ons Vlaams secundair onderwijs heeft heel' wat troeven, maar staat tevens voor een aantal uitdagingen. Kennis is een belangrijke voorwaarde om een goed onderbouwd onderwijsbeleid te kunnen voeren. Daarbij is het belangrijk om te kunnen beschikken over actuele gegevens over de schoolloopbanen van leerlingen. Het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen kreeg de opdracht om met het onderzoek 'Loopbanen in het Secundair Onderwijs' (LiSO) hierover wetenschappelijk onderbouwde kennis aan te leveren. De loopbanen van leerlingen zijn het resultaat van een complexe realiteit. Zowel de individuele kenmerken van de leerling, als die van zijn familiale en sociale omgeving, alsook bepaalde schoolkenmerken beïnvloeden de beslissingen die leerlingen nemen in hun secundaire schoolloopbaan. Enkel een longitudinale studie, waarin eenzelfde groep leerlingen langdurig gevolgd wordt, kan deze complexiteit blootleggen. Op basis van het LiSO-project willen we meer te weten komen over de redenen waarom bepaalde leerlingen vroegtijdig uitstromen, blijven zitten, goed of net slecht preste-ren, zich beter of slechter voelen op school, etc. De inzichten die zo worden verworven, zullen het beleid mee aansturen, maar zullen ook de deelnemende scholen kunnen inspireren, want zij krijgen eveneens feedback over hun resultaten.

De onderzoekers die het LiSO-project uitvoeren, kozen voor een regionale steekproef in de ruime regio rond Mechelen. Uw school is opgenomen in deze steekproef. In totaal zullen

on-. geveer 7.000 leerlingen uit meer dan 90 secundaire scholen deelnemen aan het LiSO-project.

Naast dit schrijven ontvangt u eveneens een brief van de onderzoekers. Zij zullen u in detail meedelen wat uw deelname in de praktijk betekent.

Ik:wens het belang van het LiSO-project te onderstrepen en vraag aan alle scholen die in de steekproef zijn opgenomen om hun medewerking te verlenen. Ik:ben ervan overtuigd dat uw professionaliteit en uw inzet zullen bijdragen tot het welslagen van dit belangrijk onderzoek

(35)

voor ons onderwijs. Ik wil de school, en vooral de betrokken leerkrachten en leerlingen, alvast bedanken voor de medewerking en inspanningen die ze zullen leveren.

(36)

Brief gericht aan scholen

Leuven, 4 maart 2013

Betreft: Verzoek tot deelname onderzoek ‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs’ (LiSO)

Geachte Directie,

Tijdens de discussies over de toekomst van het Vlaams secundair onderwijs wordt soms duidelijk dat we op een aantal punten nog onvoldoende zicht hebben op de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen. Wat zijn de sterke en zwakke punten van het secundair onderwijs in Vlaanderen? Hoe gaan de secundaire scholen om met de groeiende diversiteit in leerlingenpubliek? Wat werkt voor welke leerling?

Met deze oproep willen wij u en uw school graag uitnodigen om deel te nemen aan het LiSO-project “Loopbanen in het Secundair Onderwijs”. Met het LiSO-project zullen we meer inzicht verwerven in de wijze waarop leerlingen het secundair onderwijs doorlopen. De leerlingen staan met andere woorden centraal in het onderzoek. We zullen op meerdere momenten hun ontwikkeling volgen op het vlak van onder meer wiskunde, Nederlands en Frans. Ook zullen we peilen naar het welbevinden van leerlingen, hun sociale relaties, hun engagement en hun interesses en zullen we de leerlingen bevragen over hoe zij zelf het klasgebeuren ervaren. Daarnaast onderzoeken we kenmerken van de klas, van de leerkracht, van de school en van het gezin, aan de hand waarvan verschillen in schoolloopbanen kunnen worden verklaard.

(37)

Het LiSO-onderzoek vindt plaats binnen het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen, een interuniversitair samenwerkingsverband tussen de Vrije Universiteit Brussel, Hogeschool-Universiteit Brussel, Thomas More Hogeschool (vroeger: Lessius Hogeschool), Universiteit Gent en KU Leuven. Het LiSO-project wordt gefinancierd door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming en wordt geleid door Prof. Dr. Bieke De Fraine.

Voor dit onderzoek selecteerde het LiSO-team alle scholen in de regio van Vilvoorde tot Lier en van Puurs tot Aarschot, met Mechelen als centrumstad. Dit resulteert in meer dan 90 scholen uit de verschillende netten en met een gevarieerd aanbod. Het gaat zowel om scholen die voltijds gewoon secundair onderwijs aanbieden als om scholen van het buitengewoon secundair onderwijs. Deze oproep wordt verspreid over alle scholen binnen de regio. Ook scholen die enkel een tweede en derde graad aanbieden, worden reeds aangeschreven, hoewel de LiSO-leerlingen pas in september 2015 in deze scholen zullen zitten. We doen dit om nu reeds alle scholen op de hoogte te brengen en uw engagement te vragen.

In totaal hopen we zo’n 7.000 leerlingen te volgen. Het is erg belangrijk dat alle scholen in deze regio deelnemen aan het LiSO-project omdat we dan de leerlingen kunnen volgen die van school veranderen. Wij hadden hierover reeds positief contact met uw onderwijskoepel en met de pedagogische begeleidingsdienst van uw school. We hopen nu dat u zich ook met uw school wil engageren voor het LiSO-project.

De eerste bevraging is voorzien voor september 2013, bij alle leerlingen die op dat moment in het eerste leerjaar van de eerste graad zitten. U vindt een gedetailleerde planning van de bevragingen van de eerste graad in de bijgevoegde infobundel.

We zijn ons terdege bewust van de grote inspanningen die wij van u, uw schoolteam en uw leerlingen vragen. Bij de dataverzameling zullen we dan ook maximaal gebruik maken van beschikbare gegevens, zoals data afkomstig van het Departement Onderwijs en Vorming, om de scholen zo minimaal mogelijk te belasten. Ook zullen we in de mate van het mogelijke werken met afnames via de computer. Tegelijk zullen we u, als meewerkende school, continu informeren over de schoolse ontwikkeling van uw leerlingen door middel van schoolfeedbackrapporten waarin de resultaten van uw school worden opgelijst en vergeleken met gelijkaardige scholen in Vlaanderen. Dergelijk rapport zet de ‘output’ van uw school (het prestatieniveau en de leerwinst van uw leerlingen) af tegen de ‘input’ (bepaalde instroomkenmerken) en biedt op die manier de mogelijkheid tot een faire appreciatie van de vooruitgang die geboekt wordt. Het schoolfeedbackrapport vormt zo een interessante invalshoek voor uw eigen interne kwaliteitszorg. Het LiSO-project werkt hiervoor nauw samen met het Centrum voor Schoolfeedback (www.schoolfeedback.be).

(38)

Ook worden er studiedagen ingericht waarop de resultaten van het LiSO-project uitgebreid zullen worden toegelicht en waarop u van harte uitgenodigd bent.

We benadrukken dat alle gegevens die voor het onderzoek verzameld worden strikt vertrouwelijk worden behandeld en dat er nooit wordt verwezen naar de namen van de leerlingen, leerkrachten, scholen of ouders. De schoolfeedbackrapporten die u in het kader van het LiSO-project zal ontvangen en waarin de resultaten van uw school worden weergegeven, mogen ook enkel binnen uw instelling gebruikt worden.

Wij hopen van harte dat u wilt meewerken aan dit onderzoek. In de infobundel die hierna volgt, alsook op onze website www.lisoproject.be vindt u meer informatie en kan u zich ook meteen inschrijven. Indien u toch graag eerst nog meer informatie wil, nodigen wij u graag uit op één van onze info-momenten:

Infomoment Mechelen:

Donderdag 21 maart 2013

10u-12u: voorstelling LiSO-project 12u-13u broodjeslunch

Lokaal C2.29

Adres: Thomas More Hogeschool, Campus De Vest, Zandpoortvest 60, Mechelen Deelname gratis, maar inschrijven vóór 13 maart (online via www.lisoproject.be)

Infomoment Aarschot:

Dinsdag 26 maart 2013

10u-12u: voorstelling LiSO-project 12u-13u broodjeslunch

Auditorium

Adres: Stedelijke Muziekacademie, Nieuwland 3, Aarschot

Deelname gratis, maar inschrijven vóór 13 maart (online via www.lisoproject.be)

We hopen dat het LiSO-project nieuwe inzichten verschaft in de schoolloopbanen van leerlingen in het secundair onderwijs. Op basis van die inzichten kunnen we de scholen en het beleid adviseren zodat het Vlaams secundair onderwijs verder kan evolueren naar meer gelijke onderwijskansen voor iedere jongere en kunnen we de onderwijskwaliteit mee verbeteren. Door uw deelname aan het LiSO-project draagt uw school bij aan de realisatie van deze ambities.

Indien u nog vragen heeft, aarzel dan niet om ons te contacteren. Met vriendelijke groeten,

Prof. Dr. Bieke De Fraine Prof. Dr. Jan Van Damme Eef Stevens

(39)

Infobundel scholen

Informatiebundel voor scholen over het onderzoek

‘Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO)’

Afbeelding

Figuur 1. Regionale steekproef LiSO: ruime omgeving rond Mechelen
Figuur 2 splitst de pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef op naar schoolgrootte en onderwijsnet
Tabel 2. Pedagogische gehelen in de LiSO-steekproef volgens aanbod en onderwijsnet (schooljaar 2013-2014)
Tabel 3. Leerlingen die al dan niet deelnemen aan het LiSO-project volgens graad, leerjaar en onderwijsvorm  (schooljaar 2013-2014)
+5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Huidig bevolkingsonderzoek Voorgesteld bevolkingsonderzoek Test bevolkingsonderzoek cytologische beoordeling op afwijkende cellen hrHPV-test eventueel gevolgd door

In zonnebrandcrèmes worden anatase, anatase/rutiele en rutiele deeltjes gebruikt; de rutiele deeltjes lijken immunologisch minder actief en hebben om deze reden de voorkeur.. Voor

Members of the Committee of Experts CD-P-PH/CMED and collaborators were asked to approach their national single points of contact (SPOCs) within their health, police and

Vergeleken met derogatiebedrijven blijken de RM-bedrijven in de kleiregio circa 10 ha kleiner te zijn in termen van oppervlakte cultuurgrond en minder intensief, zowel wat

Bij deze combinatie doen zich verschillende problemen voor, het belangrijkste is de manier waarop alle concentraties binnen een enkele buffer worden omgezet naar een

Hiertoe werd onderzocht wat de aard en omvang van de problematiek is, hoe het farmaceutisch zorgproces eruit ziet, welke beheersmaatregelen al door het veld genomen zijn en welke

betekende concreet dat in deze studies de relatie tussen blootstelling aan trillingen van railverkeer en gezondheid en/of hinder, slaapverstoring of verstoring van activiteiten in

Bij de evaluatie van de mate waarin de huidige keuring de verkeersveiligheid bevordert, is overwogen dat er naast het beoogde directe effect van de keuring ‒ het opsporen en