• No results found

Districtenstelsel vergroot parlementaire middelmaat : het hete hangijzer volgens Ronald van Raak : verkiezingsjaar 2002: de hete hangijzers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Districtenstelsel vergroot parlementaire middelmaat : het hete hangijzer volgens Ronald van Raak : verkiezingsjaar 2002: de hete hangijzers"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Die pronkkamer van Nederlandse middelmatig-heden, dat muzeum van misdadige nietigheid’, zo typeerde Multatuli in 1862 de Tweede Kamer. Dat de Nederlanders zo slecht vertegenwoordigd werden was volgens de schrijver grotendeels de schuld van Thorbecke, de vormgever van de grondwet van 1848: ‘Zielkunde, kennis van ’t Volk, was den uitgedroogden wettenfabrikant een gesloten boek’.1Kamerleden werden na 1848 rechtstreeks gekozen via districten, totdat met het algemeen kiesrecht in 1917 de evenredige vertegenwoordiging werd ingevoerd.

Na d66 en cda gaan nu ook binnen de PvdA steeds meer stemmen op voor invoering van kiesdistricten. Partijvoorzitter Ruud Koole sprak zich eind december uit voor een (gemengd) districtenstelsel. Een deel van de Kamer, zo wil hij, moet in de toekomst rechtstreeks, een deel per district worden gekozen. Op deze manier hoopt hij de politiek dichter bij de burgers te brengen. Doordat ook Leefbaar Nederland voor-stander is van een districtenstelsel is na de verkiezingen van 15 mei waarschijnlijk een Kamermeerderheid voor dit systeem. Met Multatuli moeten we vrezen dat districten de parlementaire middelmatigheid nog zullen vergroten.

een steeds weer oplaaiende discussie De discussie over districten steekt, als een dom-pelaar, steeds opnieuw de kop op in de Neder-landse parlementaire geschiedenis. De redenen waarom dit debat werd gevoerd waren zeer di-vers, zo toont een artikel van de historicus Jasper Loots dat eind 2000 verscheen in Openbaar Bestuur.2Na 1917 waren het in eerste instantie vooral de liberalen die pleitten voor herinvoe-ring van een districtenstelsel. Dit had vooral electorale redenen. De traditioneel wat minder strak georganiseerde liberalen (met name van de Vrijzinnig Democratische Bond) zagen hun par-lementaire positie bedreigt door de beter georga-niseerde massapartijen van antirevolutionairen (arp), katholieken (rksp) en socialisten (sdap). Sommigen van hen hoopten middels kieswet-herziening het verloren terrein te herwinnen. Tijdens de crisis van de jaren ’30 waren het weer andere stemmen die riepen om een districten-stelsel, nu als antwoord op het tanende vertrou-wen in de daadkracht van de parlementaire de-mocratie. Minister-president Colijn pleitte bij-voorbeeld in 1935 voor districten als een middel tot krachtige parlementaire kabinetten.

De idee van districten als middel tot politieke vernieuwing kwam voor het eerst duidelijk naar voren tegen het einde van de Tweede Wereld-oorlog, zo vertelt Loots. In 1944 ontbrandde in de illegale pers een discussie over de invoering van kiesdistricten, als onderdeel van een bredere

dis-s&d 4 | 20 0 2 4



Districtenstelsel vergroot

parlementaire middelmaat

Het hete hangijzer volgens Ronald van Raak

v e r k i e z i n g s j a a r 2 0 0 2 : d e h e t e h a n g i j z e r s

Over de auteur Ronald van Raak is historicus aan de

UvA en medewerker van het Wetenschappelijk Bureau van de sp

Noten Zie pagina 7

(2)

s&d 4 | 20 0 2

cussie over politieke hervorming. Met het uit-blijven van de politieke ‘doorbraak’ na 1945 en het herstel van de vooroorlogse situatie ver-stomde echter ook deze discussie.

In de jaren ’60 werd het districtenstelsel op-nieuw onderwerp van debat, nu als pijl op de democratiseringsboog van d66. Sindsdien heeft een keur aan onderzoekscommissies, onder lei-ding van onder meer Cals, Donner, Biesheuvel en Deetman, zich het hoofd gebogen over de invoe-ring van kiesdistricten. In aanloop naar de ver-kiezingen van 15 mei wordt dit negentiende-eeuwse middel nog maar eens uit de kast ge-haald: de huidige discussie over districten wordt vooral ingegeven door de wens de politiek ‘dich-ter bij de burgers’ te brengen. De invoering van kiesdistricten, zo hopen voorstanders, zal het parlementaire debat verlevendigen en de band tussen kiezers en gekozenen verstevigen. Helaas zal eerder het tegendeel het geval zijn: een districtenstelsel draagt het gevaar in zich van kleurloze volksvertegenwoordigers, die gebukt gaan onder de knellende band met het thuis-district.

kleurloos en knellend

De verkiezingen in de tweede helft van de negen-tiende eeuw¬ die plaatsvonden middels distric-ten¬ waren allesbehalve een levendige politieke aangelegenheid. Dit beeld komt in ieder geval naar voren in de roman Zóó wordt men lid van de Tweede Kamer (1870), waarin de gang van zaken rondom de verkiezingen aan de kaak wordt ge-steld.3Deze politieke satire gunt ons een fictieve kijk op de strijd tussen twee politieke verenigin-gen in twee kleine stadjes, de ‘eensgezinden’ en de ‘welgezinden’. De partijen beroepen zich op onderling uitwisselbare beginselen. Niet zozeer de inhoud, maar vooral de vorm van politiek is van belang, en deze is ook nog eens hetzelfde. De schrijver laat op spottende wijze zien hoe de jonge werkloze advocaat Frits Molmer kandidaat wordt voor de eensgezinden, in de hoop als lid van de Tweede Kamer de liefde te kunnen win-nen van de dochter van een schatrijke

bierbrou-wer. Een probleem is echter dat deze onderne-mer voorzitter is van de vereniging van de wel-gezinden. De politiek onervaren Frits twijfelt of het daarom wel een goed idee is voor de eensge-zinden mee te dingen. Als hij daarop te rade gaat bij een vriend, verzekert deze hem dat de welge-zinden hiertegen geen enkel bezwaar zullen heb-ben, zolang hij zich in zijn uitspraken maar be-perkt tot nietszeggende algemeenheden.

Juist de evenredige vertegenwoordiging biedt de mogelijkheid van een kleurrijk parlement, waarin veel mensen hun stem terughoren. Dit was ook een reden waarom het districtenstelsel in 1917¬ met nagenoeg algehele instemming¬ op de schop werd genomen. Zoals Zóó wordt men lid van de Tweede Kamer toont, lieten de partijen in de verschillende districten zich destijds moeilijk onderscheiden. Om een meerderheid in een district te verwerven stelden partijen vaak kleur-loze kandidaten (zoals onze jonge Frits), waaraan niemand aanstoot kon nemen. Of steunden zij al even kleurloze kandidaten van andere partijen, om de keuze van uitgesproken tegenstanders te voorkomen.

Bovendien is het maar zeer de vraag of in districten de band tussen kiezers en gekozenen steviger is. Een district kan slechts een beperkt aantal kandidaten afvaardigen, waardoor veel stemmen verloren gaan. Zeker bij een duidelijke meerderheid voor een bepaalde kandidaat zal de animo om te gaan stemmen afnemen en de op-komst nog verder dalen. Minder partijen zullen in de Kamer vertegenwoordigd zijn (of met veel minder leden), waardoor minder kiezers hun stem in het parlement terughoren. Een minder pluriform parlement leidt tot minder oppositie, of in ieder geval tot een minder kleurrijke oppo-sitie, waardoor het debat verder vervlakt en de betrokkenheid met de Haagse politiek verder zal afnemen.

Daarbij komt dat in een districtenstelsel, meer nog dan nu, de persoon van de politicus be-langrijker is dan zijn boodschap. Dit kan aanlei-ding zijn voor discussie, maar dan toch zelden politiek-inhoudelijk. Ten slotte worden politici in een districtenstelsel steeds meer

belangenbe-5

d e h e t e h a n g i j z e r s

Ronald van Raak

(3)

hartigers voor hun eigen regio. In beide gevallen zal de nauwe band met het district Kamerleden knellen. Voor lokale en regionale problemen hebben we de gemeenteraad en de Provinciale Staten. Kamerleden hebben een andere taak: zij moeten de belangen van verschillende groepen en regio’s afwegen. Voorkomen moet worden dat Kamerleden discussies in de regio nog eens over-doen, of op beschamende wijze hun herverkie-zing moeten veiligstellen door, zoals de ‘back-benchers’ in het Britse Lagerhuis, zo nu en dan plichtmatig iets te roepen in het belang van het thuisdistrict.

De keuze van cda en Leefbaar Nederland voor een districtenstelsel kan niet geheel los worden gezien van opportunistische overwegingen: beide partijen mogen in geval van regionale ver-tegenwoordiging waarschijnlijk rekenen op electoraal voordeel. Het meest oprecht in haar keuze is in dit verband d66, voor wie districten wel eens veel minder gunstig konden uitvallen. Opmerkelijk is wel dat deze partij in de loop der jaren veel water bij de wijn heeft gedaan.4In het eerste partijprogramma geloofde d66 democra-tisering van de Nederlandse politiek mogelijk te maken door invoering van vijftig of vijfenzeven-tig districten, met ieder twee of drie afgevaardig-den. In deze vorm zullen de districten de ge-noemde kleurloze kandidaten voortbrengen, die zich beklemd weten tussen de algemene taak van het Kamerlid en de specifieke belangen van het thuisdistrict. Mede om dit probleem te onder-vangen kiezen de democraten tegenwoordig voor een stelsel van tien tot vijftien districten, die ieder tien of vijftien parlementariërs moeten leveren. Onduidelijk is in dergelijke grote districten¬ die ongeveer een provincie zullen omvatten¬ hoeveel dichter Kamerleden bij hun kiezers komen te staan. Het gemengde stelsel dat Ruud Koole voorstelt, waarbij Kamerleden deels via districten en deels evenredig worden geko-zen, is nog een grotere stap weg van regionale vertegenwoordiging en zal de Kamerleden even-min meer herkenbaar maken.

andere politici

Het is weinig zinvol om het Kamerwerk te willen vernieuwen door verandering van het kies-systeem. Voor meer en beter politiek debat is toch vooral de durf en kwaliteit van politici van belang en minder de wijze waarop zij worden ge-kozen. Ook Ruud Koole weet dat gebrek aan dis-cussie de dood in de pot is voor de politiek, ge-tuige zijn onderzoek naar het ontstaan van de moderne ‘kaderpartijen’.5De PvdA zou in dit ver-band een voorbeeld moeten nemen aan Willem Drees, die zich als minister het recht voorbehield buiten regering en parlement¬ in de woorden van H. Daalder¬ ‘als socialistisch partijlid vrij-uit te spreken’.6Drees beklemtoonde in dit ver-band de gescheiden verantwoordelijkheid van regering en parlement: van coalitiedwang en To-rentjesoverleg zou hij niet willen weten.

Meer parlementair debat vraagt niet alleen Kamerleden die zich durven uitspreken, maar ook een andere omgang van politici met elkaar. Een dergelijke cultuurverandering komt niet tot stand onder de ‘dwingende kracht’ van een districtenstelsel, zoals Thom de Graaf onlangs beweerde.7Voor zover het politieke debat door formele veranderingen kan worden bevorderd zal dit niet gebeuren door een andere wijze van kiezen, maar door betere voorwaarden voor onderzoek en discussie. Zo zou de minderheids-interpellatie formeel kunnen worden vastgelegd. Naar Duits voorbeeld kan ook een minderheids-enquête worden ingevoerd, bijvoorbeeld door een kwart van de Kamerleden.8Naar Zweeds voorbeeld behoort ook het instellen van een onderzoekscommissie door een kamerminder-heid¬ waarin naast kamerleden ook externe deskundigen kunnen plaatsnemen¬ tot de mo-gelijkheden. Een verzekering voor succes zijn dergelijke formele maatregelen echter niet. Doordat een meerderheid van de kamerleden zich gebonden acht aan de regering zijn contro-lemiddelen van de Kamer in de praktijk vaak niet effectief. Debat is slechts mogelijk door met el-kaar te debatteren. Een individueel kamerlid kan de regering in principe slechts vragen stellen. Hij

s&d 4 | 20 0 2 6

d e h e t e h a n g i j z e r s

Ronald van Raak

(4)

s&d 4 | 20 0 2

kan ook het initiatief nemen tot een interpella-tie, maar moet hiertoe wel toestemming krijgen van de Kamer. Opmerkelijk genoeg hebben d66 en PvdA, die zich nu zo beklagen over het gebrek aan politieke discussie, de afgelopen regeerperi-ode toegezien hoe de voorwaarden voor debat in het parlement zijn uitgehold. Zo is het ‘gewoon-terecht’ om een verzoek tot interpellatie of spoeddebat in principe altijd te steunen verdwe-nen. Het parlementaire debat verliest ook aan ge-loofwaardigheid als de Tweede Kamer het toe-staat dat vragen onvoldoende worden beant-woord (de zogenaamde ‘kluitjes-in-het-riet’) en moties niet door de regering worden uitgevoerd.

Districten zullen niet voorkomen dat het par-lement ook in de toekomst een pronkkamer is van Nederlandse middelmatigheden. Zij zullen de verkiezing van kleurrijke Kamerleden moge-lijk nog moeimoge-lijker maken, zo ervoer in de negen-tiende eeuw ook Multatuli. Deze polemist stelde zich in jaren 1860 tot drie maal toe vergeefs

kan-didaat voor de Tweede Kamer: ‘Ik betwyfel zeer of ik in enig distrikt zal kunnen konkurreren met de ‘byzondere persoonlyke geachtheid’ van deze of gene onbekende grootheid, vooral ook omdat ik niet beloof de ‘belangen van het distrikt’ voortestaan, zoals velen dat beloven uit overmaat van naïveteit of van onbeschaamdheid, doch zekerlyk niet uit eergevoel of plichtbesef, evenmin als van welbegrepen belangstelling in de publieke zaak welke niet gebaat wordt door ’t behartigen van allerlei privaat-belangen die el-kaar kruisen, in de weg staan en vernietigen.’9 De door Multatuli geconstateerde parlementaire middelmatigheid is van alle tijden, evenals de roep om hervorming van het kiesstelsel. Distric-ten zullen niet leiden tot een kleurrijker parle-mentair debat. Daartoe helpen alleen andere po-litici.

7

d e h e t e h a n g i j z e r s

Ronald van Raak

Noten

1 In zijn Ideeën, resp. Idee 316 en 451. Voor de politieke ideeën en activiteiten van Multatuli, vgl. R. van Raak, In naam van het

vol-maakte. Conservatisme in Neder-land in de negentiende eeuw,

Am-sterdam 2001, pp 149-157. 2 Vgl. J. Loots, Naar een

gedecen-traliseerd stelsel van evenredige ver-tegenwoordiging, Openbaar

Be-stuur 10 (2000) XII, pp. 13-15. De historicus Loots bereidt een dis-sertatie voor over de discussies rondom de evenredige ver-tegenwoordiging in Nederland tussen 1865 en 1973.

3 H. van Meerbeeke, Zóó wordt

men lid van de Tweede Kamer. Een

Hollandsche verkiezingsroman,

Amsterdam 1870 (pseudoniem van M.W. van der Aa, redacteur en latere eigenaar van het dag-blad De Tijd).

4 Zie hiervoor het ook voor de ko-mende verkiezingen weer actu-ele boek van J.W. Duyvendak,

Waar blijft de politiek? Essays over paarse politiek, maatschappelijk middenveld en sociale cohesie,

Am-sterdam 1997, pp 33-34. 5 R. Koole, De opkomst van de

mo-derne kaderpartij. Veranderende partijorganisatie in Nederland, 1960-1990, Utrecht 1992. 6 H. Daalder, Het socialisme van

Willem Drees. Drees-lezing 2000,

Amsterdam 2000, p. 11. 7 Politiek moet af van rituelen als het

Torentjes-overleg, de Volkskrant

6-1-2002.

8 Bij de grondwetsherziening van 1983 werd nog een amende-ment-Faber over de minder-heidsenquête in tweede lezing door de Eerste Kamer verwor-pen.

9 Aan het volk van Nederland (1862), Idee 290. Multatuli nam deel aan de verkiezingen in 1860 (in het district Tiel), in 1862 (in alle districten) en in 1864. Dat jaar richtte hij zelfs een eigen ‘vlees-party’ op, die zich moest inzetten voor de ver-betering van de voeding en huisvesting van armen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

0.0 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 −0 0 0.00 0 0 0.10 U−score op aan vast af een is uit en met heel om omen meer door te andere nemen o er genoeg zoals nog laten dit paar omt achter al houden

Het verslag belicht daarbij overigens onvoldoende dat deze verwarring voor een belangrijk deel haar oorzaak vond in enerzijds de overtuiging van de gehele ministerraad dat

‘Om de veiligheid van ons bestaan’ – worden vele hele en halve onwaarheden naar voren gehaald zodat we ‘Ondermijnen van ons bestaan’ een veel toepasselijker titel vinden.” 169

Voor mijn moeder en in liefdevolle herinnering aan en met bewondering voor mijn

Daarna maakte Bert als secretaris deel uit van de Adviescommissie Opperbevelhebberschap die voorstellen heeft gedaan voor een andere organisatie van het ministerie van Defensie en

The supply of banking services through the commercial presence of foreign banks in the territory of any other member is the preeminent article dealing with establishment of

Bij de onder 2 en 3 genoemde trajecten is onze verwachting dat met het lopende onderzoek de pakketvraag beantwoord kan worden binnen de maximale periode van voorwaardelijke

• Uitkeringsinstanties zijn in zeven regio’s geen convenantpartner, in de andere regio’s soms voor de hele regio, maar meestal voor één of meer districten.. •