NN31545.1243 .
januari ,981: voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding Wageningen
BIBLIOTHEEK
STARINGGEBOUW
EFFECT OP DE TOEDELING VAN ALTERNATIEVE
BOERDERIJVERPLAATSINGSPLANNEN IN DE B I B L I Q T H E E K ^ JJ è > RUILVERKAVELING BODEGRAVEN-NOORD Dro.evendaalsesteeg "•>..•
Postbus 241 6700 A E Wageningeü i n g . R. Kik
Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie-middelen, dus geen officiële publikaties.
Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.
Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking
1 3
FEB. 1998
CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS
I N H O U D B i z . INLEIDING 1 BESCHRIJVING GEBIED 3 PLANALTERNATIEVEN 5 WERKWIJZE TOEDELINGSONDERZOEK 7 BEREKENEN TOEDELING 11 RESULTATEN TOEDELINGSBEREKENING 14 CONCLUSIES 20 SAMENVATTING 22 LITERATUUR 24
INLEIDING
De ruilverkaveling Bodegraven-Noord, ter grootte van 2600 ha, is een graslandgebied met opstrekkende verkaveling. Het gebied wordt ontsloten door rondom het blok gelegen wegen. De bedrijfsgebouwen zijn langs deze wegen gesitueerd, voornamelijk aan de zuidzijde langs de Oude Rijn en aan de noord-westzijde langs de Meije (fig. 1).
Aangezien de meeste bedrijven bestaan uit één langgerekte huis-bedrijfskavel kan zonder het toepassen van boerderijverplaatsing aan de verkavelingssituatie weinig worden verbeterd. De meest voor de hand liggende vestigingsplaats voor verplaatste bedrijven is bij een kade welke het gebied in oost-westrichting doorsnijdt, wat echter op be-zwaren stuit uit het oogpunt van landschap en natuur. Een tweede
mogelijke vestigingsplaats is bij weteringen die gemiddeld op ongeveer ] km landinwaarts min of meer evenwijdig aan de wegen lopen.
Door de afdeling Onderzoek van de provinciale directie van de Landinrichtingsdienst in Den Haag zijn een zestal alternatieve boer-derijverplaatsingsplannen opgesteld, waarbij met beide mogelijke vestigingsplaatsen is rekening gehouden. Bij drie plannen is een steeds groter aantal verplaatsingen gepland bij de weteringen, ter-wijl bij de drie volgende plannen eveneens een steeds toenemend
aan-tal bedrijven wordt gesitueerd bij de kade. De ontsluiting van de nieuwe bedrijven wordt bij vestiging langs de weteringen verzorgd door insteekwegen en bij vestiging langs de kade door een centrale weg.
Ten einde inzicht te krijgen in het effect van de boerderijver-plaatsingen op de toedelingsmogelijkheden is op verzoek van de afdeling Onderzoek van de LD te Den Haag een toedelingsonderzoek
ver-richt met de daarvoor ontwikkelde methode (KIK, 1978). Normaal wordt bij toepassing van deze methode het gebied in vakken verdeeld die elk door een weg worden ontsloten. Een dergelijke vakindeling zou
echter in dit gebied, met zijn opstrekkende verkaveling zonder ontsluitings-wegen binnen het gebied, een zeer geflatteerd beeld van de toedelingsmoge-lij kheden geven. Bovendien zou geen enkel effect op de toedeling van de
boer-derijverplaatsingen worden geconstateerd. Om toch inzicht te krijgen in de
verschillen tussen de diverse plannen is gekozen voor een vakindeling met een relatief groot aantal vakken waarvan ongeveer de helft over
land wordt ontsloten. De nieuw aan te leggen insteekwegen of centrale weg hebben daarbij alleen een ontsluitingsfunctie voor de verplaatste bedrijven.
Deze nota is hoofdzakelijk bedoeld om aan te geven op welke wijze in een dergelijk wegenarm gebied van de toedelingsmethode gebruik kan worden gemaakt, zonder ingrijpende wijzigingen in de
computer-programma's aan te brengen. Daarnaast zal aandacht worden geschonken aan de resultaten die het onderzoek heeft opgeleverd.
Opgemerkt kan worden dat een verkavelingssituatie zoals in dit gebied voorkomt in veenweidegebieden regelmatig zal worden aangetrof-fen. Indien het vaker voorkomt dat de methode in dergelijke gebieden moet worden toegepast, verdient het aanbeveling te onderzoeken in hoeverre de methode kan worden aangepast zodat ook in deze gebieden eenvoudiger met de methode kan worden gewerkt.
BESCHRIJVING GEBIED
In tig- I wordt een beeld gegeven van het gebied. Hierop is dui-delijk te onderscheiden dat het gebied een opstrekkende verkaveling heeft, waarbij de grond ontsloten wordt door wegen die hoofdzakelijk langs de randen van het blok lopen. Enigszins afwijkend is een klein gedeelte aan de westzijde in de omgeving van Zwammerdam, waar de
opstrekkende verkavelingsvorm zich niet zo duidelijk voordoet en dat op zich door een weg wordt ontsloten. De bedrijfsgebouwen zijn voor-namelijk gesitueerd aan de wegen langs de Oude Rijn en de Meije.
Het gebied wordt doorsneden door de Meijekade. Het ten zuiden van deze kade gelegen gedeelte wordt ontsloten door de weg langs de Oude Rijn, terwijl de noordelijk van de kade gelegen grond ontsluiting heeft op de weg langs de Meije. In de praktijk blijkt echter dat
meerdere bedrijven die gelegen zijn aan de zuidzijde grond ten noorden van de kade in gebruik hebben, waardoor deze grond wordt ontsloten door de weg langs de Oude Rijn. Gebruik van grond aan de zuidzijde van de kade door aan de weg langs de Meije gelegen bedrijven komt
niet voor. Alleen twee bedrijven in de buurt van Zegveld, waarvan er een binnen het blok en een buiten het blok is gelegen, hebben elk een kleine kavel aan de zuidkant van de kade in gebruik.
De meeste bedrijven hebben ëën opstrekkende kavel in gebruik die doorsneden wordt door een wetering waardoor, volgens de definitie die gehanteerd wordt bij de Cultuurtechnische Inventarisatie, deze bedrij-ven de beschikking hebben over één huisbedrijfskavel. De weteringen liggen tussen de wegen en de kade op een gemiddelde afstand van
ongeveer 1 km van de weg.
De grond in het gebied is in gebruik bij 144 bedrijven, waarvan 10 bedrijven buiten het blok zijn gelegen en 20 binnen het blok gele-gen bedrijven de landbouw als nevenberoep uitoefenen. Gedetailleerde verkavelingskenmerken van het gebied zijn gegeven in de bijlagen 7 tot en met 10.
O CC
o
o
z
z
ui
oc
O
ui
O
O
m
V
z
Zi
ui
OC UI > .PLANALTERNATIEVEN
Doordat de meeste bedrijven bestaan uit één opstrekkende huis-bedrijfskavel zal door het uitruilen van grond slechts een zeer be-perkte verbetering van de verkavelingssituatie mogelijk zijn. Werke-lijke verbetering van de verkaveling zal alleen kunnen worden gerea-liseerd door het toepassen van boerderijverplaatsing.
Het verplaatsen van boerderijen sorteert het meeste effect wan-neer de nieuwe bedrijven worden gesitueerd op de grond die het verst verwijderd is van de bestaande bebouwing. In dit gebied is dat de grond in de omgeving van de kade. Het vestigen van bedrijven in deze omgeving stuit echter op bezwaren uit het oogpunt van natuur en land-schap, zodat ook andere vestigingsplaatsen in beschouwing moeten worden genomen. Het meest voor de hand liggend is dan vestiging langs de weteringen.
Om de effecten op de toedeling na te gaan bij verschillende ves-tigingsplaatsen en verschillende aantallen te verplaatsen bedrijven zijn door de afdeling Onderzoek van de LD te Den Haag zes alternatieve boerderijverplaatsingsplannen opgesteld. Bij drie van deze plannen worden de nieuwe boerderijen langs de weteringen gesitueerd, terwijl bij de andere drie plannen de nieuwe boerderijen langs de kade worden gevestigd. De diverse plannen zijn weergegeven in dé bijlagen 1 tot en met 6.
De ontsluiting van de verplaatste bedrijven wordt bij de plannen met vestiging langs de weteringen verzorgd door insteekwegen. De plan-nen met vestiging van de verplaatste bedrijven langs de kade geven ontsluiting aan de bedrijven door een langs de kade geprojecteerde centrale weg.
Ten einde het effect op de toedeling van de diverse alternatieve plannen te bepalen is een toedelingsonderzoek uitgevoerd, waarbij voor alle plannen de toedeling is berekend en bovendien als
referen-tieniveau een toedeling indien geen boerderijverplaatsing wordt toe-gepast. In het volgende zullen de diverse plannen worden aangeduid als de plannen 1 tot en met 7. Plan 1 is het plan zonder
boerderij-verplaatsing, terwijl de plannen met boerderijverplaatsing de nummers 2 tot en met 7 hebben gekregen.
Bij alle plannen zijn de bedrijven B257 en B337 van de zuidkant van het gebied naar de noordzijde van de kade verplaatst. Deze bedrij-ven zijn samen _+ 50 ha groot en kunnen daardoor de grond innemen die door de bedrijven aan de zuidkant ten noorden van de kade wordt ge-bruikt .
WERKWIJZE TOEDELINGSONDERZOEK
Voor het uitvoeren van het toedelingsonderzoek is gebruik gemaakt van de daarvoor beschikbare methode. Voor het toepassen van deze
methode is het noodzakelijk het gebied in vakken te verdelen. Normaal wordt getracht de vakindeling zo te kiezen dat een vak bestaat uit de grond die door één weg of weggedeelte wordt ontsloten. Voor het bere-kenen van de afstanden van de boerderijen naar de vakken wordt dan als ontsluitingspunt van een vak een punt op de weg in het midden van het vak gekozen. Indien deze werkwijze ook in dit gebied zou worden ge-volgd, dan zouden over het algemeen vakken ontstaan die zich uitstrek-ken van de weg tot de kade met een ontsluitingspunt op de weg. Daar-door zou de binnen het vak af te leggen afstand praktisch geheel ver-vallen, terwijl ook het effect van boerderijverplaatsingen niet meer
te constateren zou zijn. Wanneer namelijk een aan de weg gelegen bedrijf zou worden verplaatst naar de wetering of,verder weg, naar de kade dan zou het bedrijf toch steeds binnen hetzelfde vak blijven liggen. Met of zonder verplaatsing zou de toedelingsberekening dan altijd dezelfde resultaten te zien geven. Bovendien zou er nog een vreemd effect ontstaan tengevolge van het gebruik van grond aan de andere kant van de kade door aan de zuidkant gelegen bedrijven. De aan de zuidkant van de kade voorkomende vakken zouden te weinig grond bevatten om de daar gelegen bedrijven geheel te kunnen toedelen. Het gevolg zou bij de toedelingsberekening een soort stuwend effect zijn.
In het midden van het gebied gelegen bedrijven zouden hun grond nog wel zoveel mogelijk krijgen toegedeeld in het vak waar het bedrijfs-gebouw ligt, maar meer de naar de oost- en westkant van het gebied
gelegen bedrijven zouden grond krijgen toegedeeld in verderaf gelegen vakken en dicht bij de oost- en westkant gelegen bedrijven zouden
toedelingen op grote afstand krijgen aan de noordzijde van de kade.
Om nu enerzijds het effect van boerderijverplaatsing bij ver-schillende situering van de verplaatste bedrijven zichtbaar te maken en anderzijds de ongewenste neveneffecten te vermijden is een vak-indeling gemaakt zoals in fig. 2 is weergegeven. Uit de figuur blijkt dat over het algemeen vakken zijn gevormd tussen de weg en de wete-ring, terwijl tussen de wetering en de kade, afhankelijk van de
o UI UI O CC <. X e UI > CO
z
UI CE O * O j a COz
UI OCo
* < :> oc UIS
3 Z * < > 1-3 O K (A Z5
- jS*
>; Zo
CD Z ai Q < > Mdiepte, éên of twee vakken zijn gevormd. De ontsluiting van de niet aan de weg gelegen vakken wordt geacht te geschieden via de in de
figuur aangegeven streeplijnen. Deze streeplijnen worden bij de toe-delingsberekening beschouwd als onverharde wegen. In de figuur valt het op dat de vakken 37 en 41 worden ontsloten door de weg langs de
Oude Rijn. Deze beide vakken bevatten de oppervlakte grond die de aan de zuidzijde van het gebied gelegen bedrijven ten noorden van de kade in gebruik hebben. Het gevolg van deze wat vreemde ontsluiting is dat het eerder genoemde ongewenste stuwingseffect bij de toede-ling sberekening wordt voorkomen. De door de weg langs de Oude Rijn ontsloten vakken bevatten nu voldoende grond om de langs deze weg gelegen bedrijven te kunnen toedelen.
Het vormen van twee vakken na elkaar tussen de wetering en de kade biedt de mogelijkheid het verschil tussen situering van ver-plaatste bedrijven langs de wetering of langs de kade gedeeltelijk zichtbaar te maken. Dit wordt bereikt door voor een bedrijf dat naar de wetering wordt verplaatst de grond in beide vakken te reserveren evenredig met de diepte van de vakken ter plaatse van het bedrijf. Bij verplaatsing naar de kade echter zal de grond voor het verplaatste bedrijf zoveel mogelijk worden vastgelegd in het aan de kade grenzen-de vak. Dit betekent dat in het laatste geval er mingrenzen-der grond in het aan de kade grenzende vak overblijft voor toedeling aan andere bedrij-ven dan bij situering langs de wetering. Omdat het hier grond betreft die vet van de bestaande bedrijven is gelegen zal situering langs de kade vermindering van de gemiddelde kavelafstand te zien geven.
Een ander verschil tussen de beide mogelijke vestigingsplaatsen van verplaatste bedrijven is niet terug te vinden in de verkavelings-kenmerken die na de toedelingsberekening worden bepaald. Dit verschil is slechts zichtbaar te maken door het tekenen van het toedelingsplan. Het betreft de grotere moeilijkheden die zich zullen voordoen bij het creëren van een aanvaardbare toedeling voor de achterblijvende bedrijven indien de verplaatste bedrijven worden gesitueerd langs de wetering in plaats van langs de kade. Ter verduidelijking is in
fig. 3 enigszins schematisch weergegeven welk probleem zich voor-doet. In het eerste gedeelte van de figuur is de opstrekkende verka-veling van 5 bedrijven aangegeven. Het tweede gedeelte van de figuur
best, toest. verpl. naar wetering verpl. naar kade
4*
c,4
• *t D BX a a ** *i4
a aFiguur 3 Verschil in toedeling bij verplaatsing naar wetering of kade
geeft de toedeling weer bij verplaatsing van bedrijf C naar de wete-ring. Voor de duidelijkheid is hier ook de insteekweg aangegeven waarmee bedrijf C en een ander verplaatst bedrijf worden ontsloten. Bij deze toedeling is de situatie voor de achterblijvende bedrijven A en B ongewijzigd gebleven, bedrijf D heeft een geringe vergroting van de huiskavel gekregen maar voor bedrijf E is een veel slechtere
situatie ontstaan. Het derde gedeelte van de figuur geeft tenslotte de toedeling weer bij verplaatsing van bedrijf C naar de kade. Nu is bedrijf A opnieuw ongewijzigd gebleven, bedrijf B ondergaat een kleine onbelangrijke verandering maar van de bedrijven D en E is de kaveldiepte aanzienlijk verminderd, terwijl voor het verplaatste bedrijf C een gunstiger kavelvorm kan worden gerealiseerd.
In werkelijkheid zal een 'gladde' toedeling zoals in de figuur is aangegeven niet mogelijk zijn omdat rekening moet worden gehouden met de aanwezige sloten, maar de aangegeven effecten zullen zich wel
op dezelfde manier voordoen.
BEREKENEN TOEDELING
Het berekenen van de toedeling gebeurt volledig automatisch met behulp van een serie computerprogramma's. Welke programma's dit zijn en hoe ze verwerkt moeten worden is reeds eerder in een nota beschre-ven (KIK, 1979) zodat hier niet verder op wordt ingegaan.
De toedeling is voor elk der 7 plannen afzonderlijk berekend. Aangezien voor alle plannen dezelfde invoergegevens zijn gebruikt, afgezien van de verschillen in boerderijverplaatsingen» zijn alleen bij plan 1 de bedrijfsgegevens en verkavelingskenmerken berekend
zoals deze in de bestaande toestand voorkomen. Bij de berekening van de andere plannen is het gedeelte van het programma, waarmee de be-rekening van die kenmerken wordt uitgevoerd, afgekoppeld.
Normaal wordt bij het uitvoeren van de toedelingsberekening ge-bruik gemaakt van de gemiddelde kavelafstand per bedrijf die over de weg wordt afgelegd. De over de kavel af te leggen afstand wordt niet meegerekend omdat bij de vakafstanden de afstand over de kavel niet
bekend is. Als ontsluitingspunt voor een vak, dat wordt gebruikt om de afstand tot het vak te berekenen, wordt immers een punt op de weg in het midden van het vak genomen. In dit gebied met zijn opstrekkende verkaveling zonder wegen binnen het gebied is het echter wel nodig de over de kavel af te leggen afstand bij de berekening van de gemid-delde kavelafstand per bedrijf te betrekken. Ook bij de vakafstanden is getracht de over land af te leggen afstand toe te voegen door de niet aan de wegen gelegen vakken te ontsluiten met gefingeerde onver-harde wegen.
Het opnemen van de afstand over de kavel bij het berekenen van
de gemiddelde kavelafstand betekende dat het betreffende computerpro-gramma moest worden aangepast. In dit procomputerpro-gramma moest bovendien nog een aanpassing worden aangebracht om het mogelijk te maken voor een verplaatst bedrijf grond in twee vakken te reserveren.
Het invoeren van boerderijverplaatsingen bij de toedelingsbereke-ning houdt in dat in het vak waar het bedrijf naar toe wordt
ver-plaatst, de aan het bedrijf toe te delen grond niet uitruilbaar wordt gemaakt. In het vak wordt dus grond voor het bedrijf gereserveerd. De oorspronkelijke huiskavel van het bedrijf, die als niet uitruilbaar
was aangemerkt, wordt nu wel uitruilbaar gemaakt; de reservering wordt opgeheven. Zoals reeds eerder is aangegeven is het in dit gebied nodig de aan een verplaatst bedrijf bij het bedrijfsgebouw toe te delen grond over twee vakken te verdelen. Hoewel het computerprogramma voorziet in meer mogelijkheden die zich bij boerderijverplaatsing kunnen voordoen onder andere door het voorkomen van meerdere
ruilklas-sen en het niet toedelen van de gehele bedrijfsoppervlakte bij het bedrijfsgebouw, was het reserveren van grond in twee vakken niet voorzien.
Bij de plannen 2, 3 en 4 worden de verplaatste bedrijven zoveel mogelijk bij de weteringen gesitueerd (bijlagen 1, 2 en 3). De
invoer-gegevens voor de boerderijverplaatsing van de naar de wetering aan de zuidkant verplaatste bedrijven zijn zodanig opgesteld dat voor deze bedrijven grond wordt gereserveerd in de achter elkaar gelegen vakken
tussen de wetering en de kade. De verdeling van de grond over het voorste en achterste vak is gedaan naar evenredigheid met de diepte van de vakken. Daardoor blijft in beide vakken grond over voor toe-deling aan niet verplaatste bedrijven. Dit in tegenstelling tot de plannen 5, 6 en 7 (bijlagen 4, 5 en 6) waar eerst is getracht de bij de kade gelegen vakken geheel op te vullen met grond voor verplaatste bedrijven.
De aan de niet verplaatste bedrijven toe te delen grond is dan nog alleen beschikbaar in de aan de wetering grenzende vakken.
In plan 4 worden een drietal aan de noordzijde van het gebied gelegen bedrijven naar de in die omgeving aanwezige wetering ver-plaatst. Door de geringe afstand tussen deze wetering en de kade maakt het voor de toedeling geen verschil of deze bedrijven bij de wetering of bij de kade, zoals in de plannen 6 en 7, gesitueerd wor-den, omdat in beide gevallen de grond tussen de wetering en de kade geheel door de verplaatste bedrijven zal worden ingenomen.
Voor het vervaardigen van tabellen met bedrijfsgegevens en
ver-kavel ing skenmerken, zowel voor de bestaande toestand als voor de
toedeling, zijn in dit gebied vier bedrijfstypen onderscheiden. Dit zijn:
veeteeltbedrijven, met minstens 80% van het totale aantal SBE's in de rundveehouderij
gemengde veebedrijven, met 60-80% van het totale aantal SBE's in de rundveehouderij
veredelingsbedrijven, met minstens 40% van het totale aantal SBE's in de niet grondgebonden sector
nevenberoepsbedrijven, de bedrijven die in de cultuurtechnische inventarisatie worden aangeduid met hoofdberoep 4
RESULTATEN TOEDELINGSBEREKENING
Nadat de toedelingsberekening is uitgevoerd heeft men de beschik-king over een aantal tabellen, waarvan een tabel met de opgave per
vak aan welke bedrijven in dat vak een bepaalde hoeveelheid grond is toegedeeld en een tabel waarin per bedrijf staat aangegeven in welke vakken een bedrijf niet uitruilbare kavels heeft liggen en in welke
vakken grond is toegedeeld, hoofdzakelijk gebruikt zullen worden voor het eventueel tekenen van het toedelingsplan. Daarnaast worden een tabel met bedrijfsgegevens en een aantal tabellen met verkave-ling skenmer ken geleverd waarmee inzicht wordt gegeven in de na toede-ling te verwachten situatie, zonder dat het toedetoede-lingsplan wordt getekend. Voor het samenstellen van deze overzichtstabellen wordt aangenomen dat elke niet uitruilbare kavel een kavel blijft en dat indien aan een bedrijf in een vak grond wordt toegedeeld, deze toe-deling een kavel wordt, tenzij de toegedeelde oppervlakte kleiner is dan 0,5 ha. In dat geval wordt de kleine toegedeelde oppervlakte ge-voegd bij een andere toedeling van hetzelfde bedrijf. Vanzelfspre-kend blijft een kleine toedeling gehandhaafd indien het de enige toe-deling van een bedrijf is. Een andere uitzondering op de regel dat een toedeling wordt beschouwd als een kavel, komt voor indien een bedrijf grond krijgt toegedeeld in een vak waar dat bedrijf ook een niet uitruilbare kavel heeft. In deze situatie wordt aangenomen dat de niet uitruilbare kavel met de toedeling samen ëên kavel kan vormen. Voor de kavelafstand van een toedeling wordt aangenomen dat deze
over-eenkomt met de afstand tot het vak waarin de toedeling plaats vindt. Het zal duidelijk zijn dat door de verschillende veronderstel-lingen over wat een kavel zal worden en welke afstand zo'n kavel
heeft, het niet zeker is dat, indien een toedelingsplan zou worden getekend, de veronderstelde kavels inderdaad worden gevormd. Ener-zijds is het mogelijk dat door terreinhindernissen een toedeling meer dan één kavel wordt, maar anderzijds kan het voorkomen dat twee
toedelingen in bijvoorbeeld aangrenzende vakken samen één kavel kunnen vormen. Het gebruik van de vakafstand voor de kavelafstand leidt er-toe dat in het ene geval de kavelafstand te klein wordt genomen, maar in het andere geval te groot.
Het gevolg van deze onzekerheden is dat vooral de tabel m e t g e g e
vens per bedrijf m e t enige terughoudendheid moet w o r d e n bezien. B e
-trouwbaarder zijn d e tabellen m e t verkavelingskenmerken omdat hier
een middeling v a n d e gegevens van een groot aantal bedrijven plaats
v i n d t , waardoor fouten elkaar opheffen.
Uit de grote hoeveelheid tabellen m e t verkavelingskenmerken die
voor de bestaande toestand in d e 7 plannen zijn berekend, zijn een
viertal tabellen samengesteld die de meest relevante cijfers bevatten
voor een vergelijking v a n d e diverse plannen. Deze tabellen zijn
weergegeven in de bijlagen 7 tot en m e t 10. Bijlage 7 geeft de k e n
-m e r k e n voor alle bedrijven, bijlage 8 geeft de ken-merken voor de
binnen het blok gelegen hoofdberoepsbedrijven, terwijl in de bijlagen
9 en 10 de kenmerken w o r d e n vermeld voor respectievelijk de binnen
het blok gelegen veeteeltbedrijven en d e veeteeltbedrijven m e t d e
gemengde veebedrijven gezamenlijk. In elke tabel zijn de kenmerken
per plan gegeven voor alle bedrijven en voor de bedrijven m e t een
oppervlakte groter dan 15 h a .
Het opnemen v a n d e tabellen voor veeteeltbedrijven en gemengde
veebedrijven is gedaan omdat juist deze bedrijven betrokken zijn bij
d e boerderijverplaatsingen e n dat bovendien d e veeteeltbedrijven
verreweg d e grootste groep bedrijven v o r m e n zoals blijkt uit fig. 4.
b u i t e n blok bedr.
Illiliil nevenber. b e d r .
| — -::| veredelingsbedr.
ky;;>:-| 8
e m' v e e b e d r .
Y///Ä
veeteelt bedr.
bedrijfsgrooteklasse in h a
Figuur 4 Frequentieverdeling v a n de bedrijven naar bedrijfsgrootte,
onderverdeeld naar bedrij fstype
In deze figuur is de frequentieverdeling gegeven van de bedrijven
over de diverse bedrijf sgrootteklasseri, waarbij per klasse onderscheid is gemaakt tussen de verschillende bedrijfstypen. Van de binnen het blok gelegen bedrijven nemen de veeteeltbedrijven 72% in en samen met de gemengde veebedrijven 80%. Alleen bezien voor de bedrijven groter dan 15 ha zijn deze percentages respectievelijk 84 en 93.
Bij de plannen met boerderijverplaatsing is voor verschillende verplaatsingen grond gereserveerd in twee vakken. Dit heeft in de door de computer geleverde tabellen tot gevolg dat voor deze bedrij-ven 2 kavels zijn gerekend, terwijl ze er maar éën hebben. De cijfers van de tabellen in de bijlagen zijn, wat betreft de aantallen bedrij-ven met een bepaald percentage grond bij huis, voor dit ongewenste
effect gecorrigeerd. Hoewel dit effect ook van invloed is op cijfers in de tabellen die betrekking hebben op kavelaantallen en huiskavel-oppervlakken is het niet zinvol, gezien de onnauwkeurigheid van de berekende cijfers en het geringe effect, ook deze cijfers te corri-geren.
In de tabellen wordt de indruk gewekt dat alleen door uitruil de gemiddelde schijnbare kavelafstand ongeveer gehalveerd wordt. Op dit punt is vergelijking tussen bestaande toestand en toedeling ech-ter niet mogelijk. In de bestaande toestand wordt de kavelafstand grotendeels over land afgelegd, waarvoor bij de berekening van de schijnbare afstand de wegkwaliteitscoëfficiënt 3 is gebruikt. Bij de toedeling worden de niet aan de weg gelegen vakken ontsloten door gefingeerde onverharde wegen. Dit heeft tot gevolg dat bij de bere-kening van de schijnbare kavelafstand, waarvoor immers gebruik is gemaakt van de vakafstanden, voor de over land af te leggen afstand als wegkwaliteitscoëfficiënt 2,2 is gehanteerd. Bovendien is de bin-nen het vak af te leggen afstand niet bekend, zodat de kaveldiepte
slechts gedeeltelijk voorkomt in de gemiddelde schijnbare kavelaf-stand bij de toedeling. Tussen de toedelingsplannen onderling zijn de gemiddelde schijnbare kavelafstanden wel vergelijkbaar.
Uit de tabellen blijkt dat door het verplaatsen van bedrijven ook voor de achterblijvende bedrijven gunstiger toedelingsmogelijkheden worden geschapen. Dit effect is in alle daarop betrekking hebbende kenmerken terug te vinden, maar het blijkt het duidelijkst uit de
aantallen bedrijven met alle grond bij huis. De toename van het aan-tal bedrijven met alle grond bij huis is steeds groter dan de toename van het aantal verplaatsingen.
Zoals te verwachten viel komt het effect tussen situering van de ver-plaatste bedrijven bij de weteringen of bij de kade alleen tot uiting in een vermindering van de gemiddelde kavelafstand. Het beste valt dit te constateren bij vergelijking van de plannen 3 en 5. In deze
plannen worden dezelfde 15 bedrijven verplaatst. De diverse verkave-ling skenmerken zijn bij beide plannen praktisch gelijk, behalve de gemiddelde schijnbare kavelafstand die in plan 5 met 60 m is afgeno-men ten opzichte van plan 3. Deze vermindering is niet spectaculair, maar er dient rekening mee te worden gehouden dat slechts 9 van de
15 verplaatsingen op de vermindering invloed hebben gehad. Van de andere zes verplaatsingen zijn er 2 in beide plannen op dezelfde plaats gesitueerd, terwijl er bij de resterende 4 verplaatsingen alleen sprake is van een andere plaats van het bedrijfsgebouw op dezelfde kavel. Zowel voor plan 3 als voor plan 5 is het nodig onge-veer 3200 m weg aan te leggen, bij plan 3 in de vorm van insteekwegen en bij plan 5 als een centrale weg langs de kade. Indien meer boerde-rijverplaatsingen worden gepland zal de aan te leggen weglengte bij ontsluiting door insteekwegen steeds toenemen, wat bij ontsluiting door een centrale weg niet het geval is.
In fig. 5 is de gemiddelde schijnbare kavelafstand voor de diver-se toedelingsplannen grafisch weergegeven. De afstanden op de X-as tussen de plannen zijn in verhouding met het verschil in aantal boer-derijverplaatsingen. De figuur bestaat uit twee delen om het schil zichtbaar te maken tussen de plannen met situering van ver-plaatste bedrijven langs de wetering en de plannen met verplaatsing naar de kade. In beide gevallen neemt de invloed op de gemiddelde
kavelafstand per verplaatsing af naarmate meer verplaatsingen worden opgenomen, maar dit effect treedt bij situering langs de kade pas
bij een veel groter aantal verplaatsingen op dan bij situering van de verplaatste bedrijven langs de weteringen. Het blijkt dat de 10 extra verplaatsingen van plan 4 (20 verplaatsingen) ten opzichte van plan 2 (10 verplaatsingen), per verplaatsing de gemiddelde schijn-bare kavelafstand met 26 m verkorten. De 10 extra verplaatsingen van
hm 16 15
M
I
13 12 11 10.
9 .
8
7
I
6
5
4
3
0 5
10 15 20 — all« bsdr i j vsn — vsstsslt bsdr. > 15 ha 0 S 10 15 20 25 30Aantal v»rpI oatsingsn 1 2 3 4 1 5 6 7
TosdsI i ngspIanntn F i guur 5 Gsm idd«Id« sch i j nbar« kav«I afstand b ij tosnsmsnd
aantal vsrpIaatsingsn, zow«l voor ds plannsn mst
vsrpIaatsingsn naar ds wstsringsn C2,3 sn 45 als voor
ds pIannon mst vsrpIaatsingsn naar ds kads C5,6 sn 7 )
plan 6 (25 verplaatsingen) ten opzichte van plan 5 (15 verplaatsingen) geven echter per verplaatsing een verkorting van 32 m te zien. Dit is het gevolg van het steeds meer opvullen van de grond bij de kade met verplaatste bedrijven in plan 6, wat in plan 4 niet mogelijk is.
Er is nagegaan in hoeverre de voor de diverse plannen berekende toedelingen reëel zijn. Een aan een bedrijf toegedeelde oppervlakte is in dit gebied reëel indien deze plaats vindt in een door een weg
ontsloten vak of in een vak dat achter het vak ligt waarin de huis-kavel voorkomt. Toedeling in een niet aan een weg gelegen vak dat niet achter de huiskavel ligt is irreëel omdat een in een dergelijk
vak toegedeelde kavel niet over een openbare weg bereikbaar is. In de bijlagen 11 tot en met 17 zijn voor de 7 plannen de niet reële
toe-delingen aangegeven. Bovendien is in de figuren aangegeven welke vak-ken volledig door huiskavels worden ingenomen. In de vakvak-ken waar de ongewenste toedeling voorkomt is de oppervlakte van deze toedeling vermeld, terwijl met een pijl is aangegeven vanuit welk vak deze oppervlakte zou moeten worden bereikt.
De 'verschuivingen' die optreden in plan 1 ontstaan praktisch geheel doordat de grond die aan de noordzijde van de kade in gebruik is bij aan de zuidkant gelegen bedrijven, geconcentreerd is in twee vakken (nrs 37 en 41). In werkelijkheid ligt deze grond meer ver-spreid langs de kade. De rest van het effect ontstaat door bedrijven die meer dan één opstrekkende kavel hebben, waardoor er in de vakken die achter het vak met de huiskavel liggen te weinig grond aanwezig
is.
In de plannen met boerderijverplaatsing neemt het aantal ver-schuivingen af met het toenemen van het aantal verplaatsingen, tot-dat tenslotte in plan 7 het effect geheel verdwenen is. Bij de plan-nen 2 tot en met 6 treedt echter een verschuiving op die niet voor-komt bij plan 1. Het in de verschuiving van vak 43 naar vak 12 die
veroorzaakt wordt door het verplaatsen van bedrijven naar de vakken 27 en 37. Voor de in vak 43 gelegen bedrijven blijft daardoor te
weinig grond over achter de huiskavel. Blijkbaar moet in vak 27 min-der grond worden toegedeeld aan verplaatste bedrijven, maar moet deze toedeling meer in westelijke richting plaatsvinden.
Uit de figuren blijkt ook duidelijk dat bij het toenemen van het aantal verplaatsingen, vooral indien deze gesitueerd worden langs de kade, steeds meer vakken in de omgeving van de kade geheel door ver-plaatste bedrijven worden ingenomen.
CONCLUSIES
Het uitgevoerde onderzoek heeft zich beperkt tot het berekenen van de toedeling van zes alternatieve boerderijverplaatsingsplannen
en één plan zonder boerderijverplaatsing. Tekenen van deze toedelings-plannen heeft niet plaatsgevonden. Wel zijn voor elk plan met de
computer verkavelingskenmerken berekend waarvan in het voorgaande reeds de beperkingen zijn aangegeven. Ondanks deze beperkingen is het toch mogelijk aan de hand van de berekende verkavelingskenmerken enkele conclusies te trekken, waarmee bij het opstellen van een
definitief boerderijverplaatsingsplan rekening kan worden gehouden. - Door de aan de zuidzijde van het blok gelegen bedrijven wordt
+_ 50 ha grond gebruikt ten noorden van de Meijekade. Indien boerde-rijverplaatsing wordt toegepast zal het daardoor nodig zijn twee bedrijven, die samen deze oppervlakte omvatten, van de zuidkant van het gebied naar de noordzijde van de kade te verplaatsen. - Situering van verplaatste bedrijven aan de noordzijde van de kade
dient niet geconcentreerd aan de oostzijde van het gebied plaats te vinden omdat het dan niet mogelijk is langs de Meije gesitueerde bedrijven hun grond in één huisbedrijfskavel toe te delen, wat in de bestaande situatie wel het geval is.
- Het vestigen van verplaatste bedrijven langs de kade geeft een
kortere gemiddelde kavelafstand dan wanneer de verplaatste bedrij-ven langs de weteringen worden gesitueerd. Dit wordt veroorzaakt door het innemen van meer veraf gelegen grond door verplaatste bedrijven indien deze langs de kade worden gevestigd. Een belang-rijker verschil tussen de beide mogelijke vestigingsplaatsen zal naar voren komen indien de toedelingsplannen zouden worden getekend. Dan zal blijken dat bedrijven die naar de wetering aan de zuidkant van het gebied worden verplaatst smalle en diepe kavels krijgen toe-gedeeld. Bovendien zal het moeilijk zijn voor de achterliggende bedrijven een aanvaardbare toedeling te creëren. Indien verplaat-sing naar de kade plaats vindt zullen deze problemen zich niet of in veel mindere mate voordoen.
- Het verdient aanbeveling eerst die bedrijven voor verplaatsing in aanmerking te laten komen die in de bestaande situatie meer dan
één bedrij fskavel in gebruik hebben. Verplaatsing van dergelijke bedrijven biedt betere mogelijkheden voor de toedeling van achter-blijvende bedrijven.
Realisering van een uit landbouwkundig oogpunt goede toedeling zal in dit gebied alleen mogelijk zijn indien de aan weerszijden van de kade gelegen grond door verplaatste bedrijven wordt ingenomen. Dit betreft een oppervlakte van ongeveer 700 ha wat, bij een gemid-delde bedrij fsoppervlakte van de verplaatste bedrijven van 25 ha, het verplaatsen van 28 bedrijven zou betekenen. Voor de toedeling maakt het daarbij geen verschil of de bedrijfsgebouwen worden
ge-situeerd langs de kade of aan lange insteekwegen.
Indien de verplaatste bedrijven worden ontsloten door insteekwegen, dan zal de aan te leggen weglengte toenemen met de toename van het
aantal verplaatste bedrijven. Wordt voor de ontsluiting echter ge-bruik gemaakt van een centrale weg, dan is de benodigde weglengte onafhankelijk van het aantal verplaatsingen. Reeds bij 15 verplaat-singen blijkt in beide gevallen dezelfde weglengte nodig te zijn. Opgemerkt kan worden dat in dit gebied de lengte aan leidingen voor utiliteitswerken ongeveer gelijk zal zijn aan de lengte van de aan
te leggen wegen. Bij een groter aantal verplaatsingen zullen daar-door de aansluitkosten voor utiliteitswerken per verplaatst bedrijf hoger zijn indien de ontsluiting door insteekwegen plaats vindt.
SAMENVATTING
Door de afdeling onderzoek van de Landinrichtingsdienst te Den Haag zijn voor de ruilverkaveling Bodegraven Noord zes alternatieve boerderijverplaatsingsplannen opgesteld. Bij drie van deze plannen worden de verplaatste bedrijven gevestigd langs weteringen die op ongeveer 1 km landinwaarts min of meer evenwijdig aan de wegen lopen. De ontsluiting van de verplaatste bedrijven wordt bij deze plannen verzorgd door insteekwegen. In de andere drie plannen worden de ver-plaatste bedrijven gesitueerd langs een kade die ongeveer door het midden van het gebied loopt. De verplaatste bedrijven worden bij deze plannen ontsloten door een, langs de kade geprojecteerde, centrale weg.
Voor de zes boerderijverplaatsingsplannen is de toedeling berekend met de daarvoor beschikbare methode. Als referentieniveau is bovendien
de toedeling berekend indien geen boerderijverplaatsing wordt toege-past.
Ten einde het verschil in effect op de toedeling te kunnen bepa-len Van situering van de verplaatste bedrijven langs de weteringen of langs de kade is voor een afwijkende vorm voor de vakindeling ge-kozen (fig. 2). Over het algemeen zijn vakken gevormd tussen de weg en de wetering, terwijl tussen de wetering en de kade, afhankelijk van de diepte, één of twee vakken zijn gevormd. De ontsluiting van de niet aan de weg gelegen vakken wordt verondersteld te geschieden door gefingeerde onverharde insteekwegen.
Bij de invoer van de boerderijverplaatsingen is er rekening mee gehouden dat bij situering van de verplaatste bedrijven langs de wetering, deze bedrijven hun grond krijgen toegedeeld in de tussen de wetering en de kade achter elkaar gelegen vakken. Daarbij is de in
elk vak toe te delen oppervlakte bepaald in evenredigheid met de diepte vatl de vakken. In tegenstelling hiermee is bij de plannen waar de verplaatste bedrijven langs de kade worden gevestigd, de grond voor deze bedrijven zoveel mogelijk toegedeeld in de aan de kade grenzende vakken.
Uit de resultaten van de toedelingsberekening blijkt dat bij de plannen met situering van de verplaatste bedrijven langs de kade een
kortere gemiddelde kavelafstand wordt gerealiseerd dan bij de plannen waar de bedrijven langs de wetering worden geplaatst. Een ander
ver-schil tussen de beide gekozen vestigingsplaatsen blijkt niét uit de berekening maar zal zich pas bij het tekenen van de toedelingsplannen voordoen. Waar namelijk de afstand tussen wetering en kade groot is,
zullen aan de verplaatste bedrijven bij vestiging langs de wetering smalle diepe kavels moeten worden toegedeeld, terwijl het moeilijk zal zijn voor de achterblijvende bedrijven een aanvaardbare toedeling te creëren. Deze problemen zullen zich niet of in mindere mate voor-doen indien de bedrijven naar de kade worden verplaatst.
LITERATUUR
KIK, R., 1978. Toedelingsonderzoek in de voorbereidingsfase van een ruilverkaveling. Cultuurt. Tijdschr. 18.4, 1978.
, 1979. Beschrijving van de werkwijze en de computerprogram-ma's voor het uitvoeren van een toedelingsonderzoek.
ICW nota 1139.
o l u O OC <
z
tu oco
o
ui£
z
UI O O UI UI h-OCn
UI ca CA < < -1 ft. UI2
» •*« o 5 3 9
ui _i < = 3 > OS < Z OI I
I I
UI O Z CO < O . CC UI >cc
S *
OCZ UI < O - J COQ. • 4 25CM UJ
O
< CO Ûoc
o
O
z
z
ui
cc
m
O
O
m
o
cc
UI3
cc
(9 UJ$
UI Q r <z
s
UI > 2 UI oc O O _ i1
1
O Ui£
z
UIs
UI UI H Z < <1
! i te n UJ m (0 < < _ i o. UI UI Z • » «* •v UI O 3 O 4I I
z
ui
O
z
55
< _ J 0 -OC UI >cc
ocz
UI < O - J 00Q. 26Ui < -j ~-i
m
û
er
O
O
z
cc
CD
uiO
UJcc
UIä
3 OCo
UJ Ui O OC < X cc UI > 03z
UI CCo
o
coo
UI5
z
UIo
o
UI UI1-z
< < ccn
UI co < < _J a UI UJ Z » • * UJ Û 3 OI I
I I
z
Uiz
<o.
OC Ui > QCcc z
Ui <O-i
ca o.
• « 27UJ <
m
û
cc
O
O
z
ui CCo
UJ QO
00CD
Ui CC UiD
CC UJ UI a cc cc (9 UI $ z UJ (9 Z UI CC O UI 00 CA 1-<r < CL o i- 5- ° 1 3 §
ui _i < — 3 > 00 < Z OI !
uiO
Z
CO < CLcc
UI > CCZ
UI < O-Jcao.
• « 28If) UI < Q CC
o
O
Z ui CCo
UIO
O
GOO
UI CC UI D CCo
UJ UJ LI CC < X cc Ui >z
UJ cco
-J ca (9 UJ§
z
UJ (9 UJ _i UJ Z < < CCo
UJ co >-< < UI UJ Z UJ O 3 OI !
ui CD Z < - 4 0 . CC UI >E
g»
ccz
UI <O-i
0 3 CL • « 29<0 Ol < ->
m
o
cc
O
O
uio
UIo
CD
Z
Zj
UI OC UI3
5
cc
30By/a^e J
*u
ç
5
*ß
1
0 v1
s
*?
1
1
1
*3
NO J
<0 |* 1
« 1
* % ^ $s
!N
I
!4
s i
^ *II
ï\
! * \t
1
* A1
* !i
i
%i
$i
*i
$i
* *s
S:
^ | * 1 -s1 ^
1 *
1 *
£
S
1
* \4
î
'SS
Ci N * * N *35
N.S
t
* \1
Vt
• y Vt
>8 31
5555
Vf
«s
1
Vt
i
• M !4
$ Sô ^ sr ^ «h ^ V «M S >î
<*1
^ « VV
v
^ ^ tf V * S* V ^ V ^ »V ^3
^ *4
!4
i
• 0 "0 < * * ^ 01
1
5:1
s^
t
5
t
1
<2
^ ^ ^ *S
* ^ *i
« *S
N8 *» * ^ N ) «»£
sg
^ « so ^ *»"Sf
{
i
<*> ^\}
«s «b «« s Os •v» ** ^ fe ^ «sî
Î
«* V * >4
1
<^ * *s,
* * ^ ^ « ^ * » \ «Si *< ^4*
so
fr *X
s
* * * * «s
* N * ^ ^ *>>s
«X
^v3
5q
CN
^ ^*s
k
i !
lin
•5 » ^
313i//a<fe 8
. * < >> 0)£
1
ft§
1
5
*i.
1
! \NO
<0 <>«0
W
\t !
«8 *
1
*->1
|s
3
1
ï
I
• * *I
*1
§
* !I
11
1
5? \f
t
A1
A1
i
t
K1
fc, *k.
S
* > fe. * fc. * te.1
1 *•
| $1 *
| S
1
1
%) ^1
*§
S
*S
1
1
3
1
S
NQ * * ** <? « ^1
1
t
r
t
ir
i
r
i
> ^1-* s^
1
r
S
1
^ « * ^ V <* V V Û •$ V • ^1
« •t
^ * fr ^?
* *S
VS
*t
1
•5
f
1
•N *1
S *5 **> NI «% * ^s.
! • *i
5?1
I
* *1
55!i
f
X
1
t
1
!f
%X
^ * V ^è
N !4
^s
«Mt,
5-i
t
^ V * NO Vf N ~1?
4
5
N»s"
^ * *<s
$ ftS?
$ *CN
'S!S
«y >$i
1*
l>
4
No H> ^ «1 *
\ 9 NS5 ^
* -?
Si ^ ^ ^ ^ ^i 5
* N «S, ^ s ^ ^t !
32S
>$ .Ç <Y
£
I
k
0s
S
* (1
\ ! \H)
<o
^ i «> ^ \II
4 4
!S!
1
ï
I
*S;
«Çï
* * !I
A 1
II
A !5?
\t
1
A1
A1
S
t
'ï
1
* fc3
fc * fc3
1 *
1 ^
1 *
1 ^
1
fc
Ni1 ^
1 < *1 ^
1 ^
1 ^
1
1
*s
* * * *5
* .S
* 55£
•N N *£
* « \ * * * * *1
*1
1
S
* *1
S
*s
1
s
£
^ 01
3ji/&s&
N> V ^ « S V <*> 0 V * » * ?5"
4
* • s* <*> * N N*S
5
3
«s5f
?
<* * * * <* !4
9
N * V» S»ï
%S
Vu V * N 5? > * K N. !i
Nir
i
^s
l
\ï
\ « *i
i
>0t
•è
1
1
! % «N Nil
•s. s N V«è
f
5?
fr »* «• •^1
ft1*
1
4
^ « * fc5^
^ ^ N NO ^ « * * 5?4
I
i
V ^5?
5?
* •0 ^i
fr ^ï
W ^ N >vi
1«
^ ^ * *i t
* fe ^ ^ ^ ^ * $ « *ç ^
i t
N S
S V* N ^ ^ $ ! * \Mu
si*-*
333t//a<}& /O s*
l
i
1
\NO
i
I
î
!I
! N * N><r>
^ \t >
-K ï If
^ f
-5?
t
n
A1
i
%k
ï
K
*N
$ • ' S *£
i s . fe> » N . * * * *S
53
* *£
^ NJ IN. «O * *4
n
i
I
5S
! ^I I
1
!1
I
V) * x> x> fb V «N <K V N>s-f
I
«f
*«f
N ^ N S* V * N* •«f ^4
I
! N. N* XS^
?
<S
* 5» y * > X * Î !I
i1 *1
I
x<1
C»N X»i
Q NO > ik*I
I
i
*N?
N 9 NOg
^ Ä \ N5
N*5
^ O fc 'M fc * «h
U
*i
«5
i
^} N *5> §
^ ^ v8
(N. 0 \ «y ^ N *> ^ $5
fe * NO • y N ^K NO N-5
Nu N?!
N NS5
5
S
N»S
e
v
* ȕ
% ^» 34Ol <
m
Q CCO
O
z
3
cc
UJû
O
CDO
CC LU > ly UI 5 tu O ec < X oc UJ > (A Z Ul OCo
*o
_l m COz
Ul ce o * < > nr Ul jz
x
«r
> i-3 O CC tf) (9 Z5
-i (A H Z O CM 35M LU e?
m
o
oc
o
O
2
LU CCo
LU OO
00(3
Z
LU CC LU3
D CC Ui I-3 (9 § w ui Zg 5 S I E
; e ui « D < (J ï 3 J I * O Z «O cc o * * t ui j < < 2 > CO > > O N 36CO r» Ui
ö
<co
o
oc
o
O
uioc
uiO
S
o
z
_l uioc
UI3
D
OCo
UJ£
UI oc < X cc UI > (0z
UI K O Xo
-J m coz
UI cc O * < > cc UI?
S
3 Z ¥ « > UI 1-3 O c coo
z
h-5
- j (0•-z
o
UJ CD UIO
ui(02
oc<
Ui j>0-K
!
37< CÛ
a
oc
O
o
z
z
UJ OC UJa
o
CÛo
z
_ i CC UJ3
D OCu
tu i Ul Q Ot < Z CC Ul > (A Z UJ teo
*o
ZJ CD (0 Z Ul CC » * < > K UlS
3z
* < > 3 O ce (/> (9 £.5
_i 01 H Z O Ul UlO
Ulz
Ul >O
X
Ü (No c <
W - J > D -3810 <
O
oc
o
O
z
z
LUcc
o
LUQ
O
CQO
z
5
cc
LU3
3 CCo
UI5
UI Q CC < X cc UI > (0z
UI eo
*o
_J m coz
UI CCo
2 < > cc UI 2 3 Z * < > 3 O CC <A O Z5
-1 Cff K Z O r - I 39<0 UJ